• No results found

Egem excursie van 12 juni j.l. en bespreking van enkele visresten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Egem excursie van 12 juni j.l. en bespreking van enkele visresten"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Egem

excursie

van

12

juni j.l.

en

bespreking

van

enkele

visresten

W. vander

Brugghen

*

Inleiding

en

impressie

De

kleiput

vande

Ampe steenbakkerij

is inderdaadeen

unieke

plek

om fossielentezoeken. Er bevindt zicheen

zeer

rijke

faunaenhet is de

enige plek

in

West-Europa

waardit deelvan

Ypresiaan goed

is ontsloten.

De bekendste

laag

voor haaientandenverzamelaars is de

siltlaag

met

ditrupa’s

die onderaan de kleiwand

ligt.

Iets

hoger ligt

nogeen

siltlaag

waarvele tanden

gevonden

kun-nenworden. Deze

lensvormige lagen

kunnen in dikte

va-riërenvanenkele centimeterstotenmetongeveereenhalve

meter.Soms

bijzonder rijk

aan

visresten,

maar somsook

betrekkelijk

arm,zoalswehebben

gemerkt.

Hoger

in het

profiel zijn

nog tenminste vier

lagen aanwezig

waartandenenandere

spullen gevonden

kunnen worden.

Van de andere deelnemers kende ikermaar

weinig.

Dat

komt wellicht omdat

mijn eigenlijke

actieve

zoektijd

naar

haaientanden zo’n

twintig jaar geleden ligt.

Ik

ging

toen

meteenaantal anderen

regelmatig

in de buurtvan

Antwer-pen op

pad.

Enkele

vindplaatsen

vantoen:De havendok-werken

bij Kallo,

BorcherhoutenBerchem.

Mijn

vondsten liet ikaanMaartenvanden Bosch zien die

toen in het RGMteLeiden

zijn werkplek

had.

Op

twee

middagen gaf

hi

j mij

in 1984

privé-colleges

in de

haaien-tandologie

met nadruk op het MioceenenPlioceen. Dat

werd als stimulerendervaren endaarom

ging

ik nog

gedre-venerzoeken. De

storthopen

werdenmetgrote

nauwkeu-righeid afgezocht,

vooral als het daarvoor flink had

gere-gend.

Deinteressein haaientandennamechter

geleidelijk

afna eenbezoekaanVan den Bosch in 1985.

Hij

had hettoen

over eengroep vissen uit het Siluur die thelodonten worden

genoemd

envertelde

mij

datersterke

aanwijzingen

bestaan dat deze dieren

primitieve

haaien waren vanwege hun

overeenkomende

huidbedekking

die uit minuscule tand-schubbcn bestondenhun lichaamsvorm die ookaanhaaien doet denken.

Deze vissen kunnen inZuid-Schotlandworden

gevonden

endaar

ging

iknu

juist

ieder

jaar

opvakantie.Thelodonten

zijn

echterkaaklozevissen

(agnathen)

enhaaien hebben wel

degelijk

kaken!

Tochheeft,denkik,Van den Bosch het wel voor eendeel

bij

het rechte eind

gehad. Bepaalde

onderzoekers

geloven

namelijk

ineen

verwantschap

tussenthelodontenenhaaien

enéénvanhennoemt deze vissen zelfs kaakloze haaien. Hierdoorheel

geboeid ging

ikmetzwaar

gereedschap

op

jacht

envond talloze

prachtige exemplaren

enook intacte

vissenvanandere groepen.

Een aantal vondsten maakt nudeel uit vande

tentoon-gestelde

Paleozoïsche vissen in degrotezaalvanNaturalis. De haaientandenkwamen daardooropeen

zijspoor terecht,

maarverleden

jaar,

nadie succesvolle

juni excursie,

werd de interesse tochweerwat

aangezwengeld.

Wij

groevenenzeefden-methet

gezicht richting

kleiwand

-aande

linkerzijde

vandie wand. De onderaan het

profiel

gelegen

siltlensenmet

ditrupa’s

waren hier

duidelijk

aanwezig.

Zoals eerder vermeld bleek nahet uitzoeken

vanhet

gezeefde spul

de inhoudaan tanden nietzo

goed

vergeleken

metde buitvanverleden

jaar.

Eenmeterof

twintig

van onsvandaan werkteneen meneer

uit

Groningen

en eenuit

Zuid-Limburg

samen.

De

Limburgse

meneervertelde

mij

dat

hij

maarliefst

15000 tanden uit de ENCI in

zijn

collectie heeft. Dat is

eenboel! Over hun

Egem

vondsten wisten

zij mij

helaas

weinig

tevertellen.

Hetovergrote deel vande

excursiegangers

hadden hun

graafplek

aande

rechterzijde

van de kleiwand

(zie

foto

pagina 45).

Daar ben ik tweekeernaartoe

gestrompeld

om er een

kijkje

tenemen.IkontmoetteLexKattenwinkel

die ik kendevande

Egem

excursie in 2003.

Later mailde

hij mij

over

zijn

vondstenen stuurde ook

watfoto’smee.Lex melddeo.a.ongeveer 50haaientanden tehebben

gevonden,

een

kaakje

van

Triodon,

een stuk

Cylindracanthus

rectus en eenwervelvan een

reptiel

die aanéén kant bol isen aande andere kant hol. Datzou een

wervel van de

zeeslang Paleophis typhaeus

kunnen

zijn

die in

Egem (zo

nu en

dan) aangetroffen

kan worden. Het

meegenomen

gezeefd

materiaal had

hij

nog niet

uitgezocht.

Eenvande

meegestuurde

foto toondeeenmooie vondst

van eenpaar deelnemende

Engelsen:

een Carcharocles auriculatus ofeenOtodussubserratus.

Dan kwam ik Hans

Wijnstekers

tegendie ikvoorheteerst

op de vissenen

haaientandendag

vandeNGV hebontmoet.

Hij

vertelde dat

hij

53 soorten haaien-en

roggentanden

uit

Egem

heeft kunnen determineren.

Jan Boes mailde dat

hij

ongeveer 1900

tandjes

enandere visresten

rijker

is

geworden.

Anderen dieeenminder

rijke

laag

te

pakken hadden,

moestenzichna urenhard werken

helaas tevreden stellenmetenkele tientallen

tandjes.

Verleden

jaar

hebben

mijn jongste

zoon enikeen

goede

oogstaanvisresten uit

Egem

mee naarhuis genomen. Ik

hoopte

dit

jaar natuurlijk

op een

herhaling.

We vonden

afgelopen

keerenkele tientallen haaien-en

roggemanden.

Verleden

jaar

waren hetervele honderden omdat

mijn

zoon,dievanwege

zijn

lichtere bouw het verkennerswerk

(2)

Vlakvoor

mijn

vertrek toondeeenverzamelaar uit

En-schede eenhelemooie,ongeveer 10cm

lange,

rostrale stekelvan

Cylindracanthus

rectus, eensoort

speervis.

Tenslotte,watbetreft deze

impressie,

nogevenhetweer.

Hetwasaangenaammet

wdt

regentussendrieenhalf vier.

Enige

restenvan vissen

Ik denk dat hetgrootstedeelvandeEgemverzamelaars vooral op haaientandenen

schelpen

uit is.

Er

zijn

echtervandebeenvissenin

Egem

ook

juweeltjes

tevinden. In het

gezeefd

materiaal vond ik

bijvoorbeeld

perfect

bewaard

gebleven kaakjes,

kieuwdekselsenandere

skeletonderdelen.

Aan de handvanmateriaal in

mijn

nog bescheiden

verza-meling Egem

fossielen zal ik hierondereenaantal stukken

bespreken.

Maareerstkomen wat kraakbeenvissenaan

bod. In tabel 1 op

pagina

47staandemeestebekende

soor-ten.

Afbeeldingen

kanmenin de onderaan vermelde

literatuur-gegevensenop de internetsite vinden.

Kraakbeenvissen

De tandmeteen

eigenaardige asymetrische

wortel op

af-beelding

la is van

Xiphodolamia

eocenica. Deze tanden

bevonden zich in de buurtvande

symphyse.

Demeer naar

de mondhoek

gelegen

tandenvandezesoorthebbeneen

ander

uiterlijk (afb. 1b).

De

systematische positie schijnt

niet helemaal

duidelijk

te

zijn,

maar Nolf

(1986)

denkt

dat

Xiphodolamia

totde Lamniformes

gerekend

kan

wor-den.

Cappetta

(1987)is nog

specifieker

want

hij

vermoedt dat

Xiphodolamia

verwant is aanIsurus (een

Lamniror-mes)

omdat de tanden

bij

een zeer

jonge

Isuruseen

nogal

vergelijkbare morfologie

laten zien

vergeken

metde

voor-tandenvan

Xiphodolamia. Xiphodolamia

is in

Egem

een

tamelijk

zeldzame

verschijning.

Zeldzamer

zijn

de tandenvan Hexanchus

agazissi (afb.

2)

en

Notorhynchus (afb.

3aen

3b).

Er komt zelfs ookeen

IVe/toma-achtige

tandvoor. Deze toonde

mij

een

jonge-dame

tijdens

éénvan de haaientandenruil- en

verkoop-dagen georganiseerd

doorMuseum HoflandteLaren.

Ken-merkend

bij

dezesoortis de

lange voorspits (t.o.v.

de

bij-spitsen)

die

lichtelijk s-vormig gekromd

is.

Deze haaien behorentotde Hexanchidaeende

Egem

soor-ten

zijn

wareverzamelaarsdromen.

Wie heefterooiteenIsistius

(afb. 4) gevonden?

Deze

tan-den

schijnen

niet in de

Ditrupa laag

voortekomen,maar

misschien in

hoger gelegen lagen?

In het

fijne

zeefmateriaal vond ikeenpaar uiterst kleine

(0,3

mm) haaien-of

roggentandjes.

Ik kan ze nog niet helemaal

plaatsen,

maar ze zien er

enigszins

Scyllium-achtig

uit.

Ia Xiphodolamiaeocenica, voortand, hoogte15mm.

1b Xiphodolamiaeocenica,meernaarde mondhoekgesitueerdetand,

hoogteIImm.

2 Hexanchusagazissitandbovenkaak, breedtellmm.

Foto:Guy Vanden Eeckhaut.

tandonderkaak,breedte14mm.

3a Notorhynchusserratissimus, Foto:

Guy

Vanden Eeckhaut.

3b

Notorhynchus

serratissimus, tandbovenkaak, breedte12mm.

Foto:Guy VandenEeckhaut.

4 Isistius trituratus, tand onderkaak uitMeldert, hoogte4,5mm.

(3)

Afbeelding

5toonteen

goed geconserveerde tandplaat

van

Myliobatis

sp.

Zo’n fossiel

schijnt

voor

Egem

een enormezeldzaamheid

te

zijn

endaarmee door velenten zeerste

begeerd.

Zelfs de

zijtandjes zijn

hierendaar nog

aanwezig!

Dit

roggen-geslacht,

datnu

nog

leeft,

heeft in de buurtvande

staart-basis

één,

soms

meerdere,

van

weerhaakjes voorziene,

ste-kels. Deze

zijn,

vaak uiterst

gedetailleerd

bewaard,ook in

Egem

tevinden

(afb. 6).

Afbeelding

7 is ookeen

overblijfsel

van eenrog,

namelijk

eenrostrale tandvande

zaagvis Anoxypristis

sp. Veelgroterkunnen de rostrale tandenvanPristislathami

worden

(afb.

8).

Beenvissen

Men heefteen

microscoop nodig

omde veelaluitstekend

geconserveerde

skeletdelenvankleine vissen

goed

te

kun-nenzien.

Dit mini

spul

is heel

moeilijk

tedetermineren.Deca. 10

mmbrede

snavelvormige kaakjes

vanDiodonenTriodon

zijn

methetblote

oogechter

goed

teherkennen.

Zoals de naam

aangeeft

heeft Diodoneen

gebit

dat uit

tweedelen bestaatenTriodon uit drie(tweein de boven-kaakenéén in de

onderkaak).

Maar welk

kaakje

heeftaaneen Diodon toebehoorden

welke aaneen Triodon!Aande handvan

literatuurge-gevens heb ik

getracht

verschillentevinden.

De bovenkaak vanDiodon is

driehoekig

van vorm met

onderaantweeuitsteeksels. De

oppervlakte

is bedektmet

hard

materiaal,

waarin zich minuscule

putjes

bevinden.

Aan de

voorzijde

iseen lichte

inkeping

te

zien,

waardoor

er een licht

opstaande

rand onstaat. Onder die rand

zijn

kleine ovale

knobbeltjes

zichtbaar. Vehtraal bestaat het

been uit

fijne langwerpige

structuren,metdaartussen tal-loze

balkjes.

Aan de

achterzijde

staan links enrechts

opstaande

concave structuren

(afb. 9a, 9b, 9c).

5a Myliobatisssp.,oraalaangezicht, lengte46mm.

5b

Myliobatis

sp.,ventraal

aangezicht.

6 StaartstekelMyliobatis, lengte19mm.

7 Anoxypristissp.,lengte22 mm.

8 Pristis lathami,lengte64mm.

9a Diodon ?

pulchellus,

bovenkaak, oraalaangezicht,

breedte8mm.

9b Zelfdeals9a,ventraalaangezicht. 9c Zelfdeals9a,lateraalaangezicht.

10a Triodonantiquus,onderkaak, oraal

aangezicht,

breedte8mm.

10b Zelfdeals 10a, ventraalaangezicht.

10c

Zelfde

als 10a, lateraalaangezicht. 11a Diodonsp.oraalaangezicht,breedte IImm.

11b Zelfdeals11a, ventraalaangezicht. 11c Zelfdeals11a,lateraalaangezicht. 12 Diodon

hystrix, afbeelding

uit

Gregory.

(4)

De

oppervlakte

vande orale

zijde

van de onderkaak

bij

Triodon bestaat ook uit eenharde

glazuurlaag.

Er iseen

lichte

welving

te

zien,

maar naardepuntvande kaak iser eenflinke

inkeping

waarneembaar,waardoor depuntvan

de kaak zich

haakvormig

naarboven richt

(Net

als de

snavelpunt bij bepaalde

roofvogels).

Rond het

gehele

bovendeelvan de kaak is een op schubben

gelijkende

tekening aanwezig.

Ventraaltoonthet

kaakje

eenzelfde

soortbotstructuur als

bij

Diodon

(afb.

10a, 10b, 1

Oc).

De

twee onderdelenvan de bovenkaak ben ik nog niet

tegengekomen.

Het

kaakje

op

afbeelding

11 is misschieneenonderkaak

vanDiodon. De orale

zijde,

die ookeenharde

glazuurlaag

heeft,is licht concaafmeteen

opstaande

randaande

voor-zijde.

De randvanhet bovenste verharde deelvande kaak

toontdezelfdeovalestructurenals

bij kaakjes

van

afbeelding

9en 10. Ventraal iser een

verdik-king

zichtbaar die het

overblijfsel

vande

kam kan

zijn

die op de

tekening

van een

Diodon schedel in

Gregory (1959)

te

zien is.

Afbeelding

12toonteen nu

leven-de Diodon

hystrix.

(5)

De

volgende

beenvis heeft ook een

gebit

dat bestemd is

omhard

voedsel,

zoalsweek-en

schaaldieren,

aante

kun-nen.Hetgaatomde

Pycnodontidae,

een aanhet eindvan

het Eoccen

uitgestorven

groep vissen.

Tandplaten

vandeze vis

zijn

in

Egem

zeldzaamheden.

De

tandplaat

op

afbeelding

13 iseen vomerof

ploegschaar-been. Het

object

zatvlak achter de bovenkaakenbestaat

uiteen

middenrij

enéén of meerdere

rijen zijtanden. Bij

het

Egem exemplaar lijken

de

zijtanden

door

slijtage

te

zijn gehalveerd.

De

tandjes

maken echtereenbochtvan

90

graden

naaronderen. Het andere

Pycnodus

fossiel is

een

dentalc-spleniale plaat (afb.

14).

Deze

tandplaat

be-vond zich achter de linkerenrechter onderkaak. Het

zijn

eigenlijk

de dekbeenderenvande onderkaken.

Beide

tandplaten

meten 14 mm. Het gaatom eenkleine

soortofeen

juveniel

dier. Ter

vergelijking

een vomervan

Pycnodus pachyrinus (afb. 15),

die 32x26 mmmeet, uit

Oosterzele.Naar

schatting

van mw.

Longbottom (NHM

in

Londen),

die deze vissen

bestudeerde,

heeft deze

tand-plaat

aan een visvanongeveer 80cm toebehoord.

De voortandenvan de

Belgische

pycnodussen

zijn

niet

bekend,

maarCasier

(1946)

denkt dat de

beitelvormige

tanden die

Trigonodon

sp. worden

genoemd

weleens de

onbekende

grijptanden

vande

Belgische Pycnodus

zouden

kunnen

zijn (afb. 16).

Deze

tandjes

ben ik in

Egem (nog)

niet

tegengekomen.

Een andere vis metbolle tanden heeft denaamAlbula

oweni

gekregen

(afb. 17).

Tenslotte ben ik nog de

volgende

beenvisresten

tegenge-komen die zonder

microscoop

herkend kunnen worden

(aan

de talloze

aangetroffen gehoorsteentjes

waag ik

mij

niet):

Eotrigonodon

sp.,keeltand?

(afb. 18);

Ostracionmeretrix,

fragment huidplaat

van een koffervis

(afb.

19);

rostrale

stekelvan

Cylindracanthus

rectus

(afb. 20); fragment

dorsale vinstekel vanAnus

egertoni (afb. 21).

Heeft de

vinstekel aantwee kanten

puntige uitstekels,

dan is het

een

borstvinstekel;

achterste

(hypurale)

staartwervelvan

eenonbekende vis

(afb. 22); Cybium proosti,

tandvan een

tonijn-achtige (afb. 23);

Eutrichiurideswinkeleri, detop

13 Vomer

Pycnodontidae,

lengte14mm. Dentale-spleniale

plaat, lengte 14mm.

14

Pycnodus pachyrinusuitOosterzele,

15 Vomervan

lengte

32mm.

16

Trigonodon

sp.,hoogte5mm.(Oosterzele)

17 Albula oweni,hoogte5mm.

18

Eotrigonodon

sp., hoogte12 mm. (uit Oosterzele omdat

mijntwee

exemplaren

uitEgeminongerede zijn geraakt.)

19 Fragment huidplaatvanOstracionmeretrix, breedte 5mm.

20 FragmentrostrumCylindracanthusrectus, lengte50mm.

21 Fragmentdorsale vinstekel Ariusegertoni, lengte16mm.

22 Achterstestaartwervelvan eenonbekende vis,

breedte19mm.

Cybium proosti,

hoogte8mm.

23

Eutrichiurideswinkleri,

hoogte

IImm.

24

Trichiuridessagittidens, hoogte9mm.

(6)

vande tand

eindigt

ineen

‘pijlpuntje’ (afb. 24);

Trichiuri-des

sagittidens,

detand heefteen

weerkhaakje (afb. 25).

Haaien

Abdounia

beaugei (Arambourg,

1935)

Abdounia minutissima

(Winkler,

1873)

Abdounia recticonus

(Winkler, 1873)

Anomotodonnovus

(Winkler, 1874)

Carcharias acutissima

(Agassiz,

1844)

Carcharias

hopei (Agassiz,

1843)

Carcharias teretidens

(White, 1931)

Carcharocles auriculatus

(de

Blainville,

1818)

Galeorhinus

ypresiensis

(Casier,

1946)

Heterodontus vincenti

(Leriche,

1905)

Hexanchus

agassizi Cappetta,

1976

Hypotodus

robustus

(Leriche, 1921)

Isurolamna

affinis (Casier, 1946)

Isurus praecursor

(Leriche,

1905)

Lamna lericheiCasier, 1946)

Mustulus

vanderhoefti

Herman,

1982)

Nebrius thielensi

(Winkler, 1874)

Notorhynchus

serratissimus

(Agassiz,

1844)

Odontaspis

winkleri Leriche, 1905 Otodus

obliquus Agassiz,

1843

Otodus subserratus

(Agassiz,

1843)

Pachygaleus lefevrei (Dalmeries,

1891)

Paleorhincodon wardi Herman 1975

Pararhincodon

ypresiensis Cappetta,

1976

Paratodus sp.

Cappetta

1976

Physogaleus

secundus

(Winkler, 1974)

Premontreia

degremonti Cappetta,

1992

Scyliorhinus gilberti

Casier 1946

Scyliorhinus pattersoni Cappetta

1976

Scyliorhinus

woodwardi

Cappetta

1976

Squalus

smithi Herman 1982

Squatina prima (Winkler, 1874)

Striatolamiamacrota

(Agassiz,

1843)

Triakis wardi

Cappetta,

1976

Xiphodolamia

eocenica

(Woodward,

1889)

Roggen

Aetobatis

irregularis Agassiz,

1843

Archeomanta melenhorsti Herman, 1979

Burnhamia daviesi

(Woodward,

1889)

Coupatezia

woutersi

Cappetta,

1982

Dasyatis jaekeli

(Leriche, 1905)

Dasyatis thierryi

Smith 1999 Eomobula stehmanni Herman 1989

Eotorpedo nolfi

Herman 1975

Gymnura grootaerti

Herman, 1984

Jacquhermania duponti (Winkler, 1874)

Leidybatis jugosus (Leidy, 1877)

Lophobatis

sp.

Myliobatis

dixoni

Agassiz,

1843

Myliobatis

striatusBuckland, 1836 Rhinobatos bruxelliensis

(Jeakel,

1894)

Rhynchobatus

vincentiJaekel, 1894

Smithraja forestensis

Herman, 1986

Uiteraardisernog veelmeertevinden. Daarom ga

ik,

hopelijk, volgend jaar

weer mee.

Dankaande heer

Guy

vanden Eeckhautvoor

zijn

mede-werking

aandit artikelen

zijn toestemming

ommateriaal

uit

zijn

collectie

(afb. 2,3a

en

3b)

voordit artikeltemogen

gebruiken.

Derestvande foto’s

zijn

vandeauteur.Met

uitzondering

vande Hexanchidae tanden bevinden de fossielen op de

afbeeldingen

zich in de

verzameling

vandeauteur.

Geraadpleegde

literatuur

Cappetta,

H.,

Chondrichthyes

II,Gustav Fischer

Verlag,

Stuttgart-New York,

1987.

Casier,

E.,1946.La faune

Ichthyologique

de

L’Yprésien

de la

Belgique, Verhandelingen

van het

Koninklijk

Natuurhistorisch Museumvan

België

no. 104.

Gregory,W.K.,

1959. Fish

Skulls,

Eric

Lundberg,

Florida

1959.

Leriche, M., 1905. Les Poissons Eocènes de la

Belgique,

Verhandelingen

van het

Koninklijk

Natuurhistorisch

Museumvan

België

no.3

Nolf, D., 1986. Haaie-en

roggetanden

uit het Tertiairvan

België, Vermogen

vanhet

Koninklijk Belgisch

Instituut

voor

Natuurwetenschappen,

Brussel.

Internet:

http://home.tiscali.be/belgiansharkteeth/

*W. vander

Brugghen,

Jol29-04,8243 GX

Lelystad.

Tabel1.

Lijst

met haaien-en

roggentanden

uit

Egem

Tabel 1.

Lijst

methaaien-en

roggentanden

uit

Egem

Haaien

Abdounia

beaugei (Arambourg,

1935)

Scyliorhinus gilberti

Casier 1946

Abdounia minutissima

(Winkler,

1873)

Scyliorhinus pattersoni Cappetta

1976

Abdounia recticonus

(Winkler,

1873)

Scyliorhinus

woodwardi

Cappetta

1976

Anomotodonnovus

(Winkler, 1874)

Squalus

smithi Herman 1982

Carcharias acutissima

(Agassiz,

1844)

Squatina prima (Winkler, 1874)

Carcharias

hopei (Agassiz,

1843)

Striatolamiamacrota

(Agassiz,

1843)

Carchariasteretidens

(White, 1931)

Triakis wardi

Cappetta,

1976

Carcharocles auriculatus

(de

Blainville,

1818)

Xiphodolamia

eocenica

(Woodward,

1889)

Galeorhinus

ypresiensis (Casier,

1946)

Heterodontus vincenti

(Leriche,

1905)

Roggen

Hexanchus

agassizi Cappetta,

1976 Aetobatis

irregularis Agassiz,

1843

Hypotodus

robustus

(Leriche,

1921)

Archeomanta melenhorsti Herman, 1979 Isurolamna

affinis (Casier,

1946)

Burnhamiadaviesi

(Woodward,

1889)

Isurus praecursor

(Leriche,

1905)

Coupatezia

woutersi

Cappetta,

1982 Lamna lericheiCasier,

1946)

Dasyatis jaekeli (Leriche,

1905)

Mustulus

vanderhoefti

Herman,

1982)

Dasyatis thierryi

Smith 1999 Nebrius thielensi

(Winkler,

1874)

Eomohula stehmanni Herman 1989

Notorhynchus

serratissimus

(Agassiz,

1844)

Eotorpedo nolfi

Herman1975

Odontaspis

winkleri

Leriche,

1905

Gymnura grootaerti

Herman, 1984

Otodus

obliquus Agassiz,

1843

Jacquhermania duponti (Winkler, 1874)

Otodus subserratus

(Agassiz,

1843)

Leidybatis jugosus (Leidy, 1877)

Pachygaleus lefevrei (Dalmeries, 1891)

Lophobatis

sp.

Paleorhincodon wardi Herman 1975

Myliobatis

dixoni

Agassiz,

1843

Pararhincodon

ypresiensis Cappetta,

1976

Myliobatis

striatusBuckland, 1836 Paratodus sp.

Cappetta

1976 Rhinobatos bruxelliensis

(Jeakel,

1894)

Physogaleus

secundus

(Winkler, 1974)

Rhynchobatus

vincentiJaekel, 1894

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik ben de volgende soorten tegengekomen: Theodoxus fluviatilis (Linné, 1758) Valvata piscinalis (Müller, 1774) Valvata cristata (Müller, 1774).. Bythinia tentaculata (Linné,

Langs 't nieuwe spoor kwam toch geen paardje draven; - Maar pas was 't grint door 't ijzer platgereden.. Of niemand bleef den ouden weg

Ook zijn er die plompen de slooten in Door 't kroos naar den bodem geschoten, Die toonen geen puntje van wangen noch kin,.. De kleinen zoo min als

meerderwaardig is. By kan wressief word. meerderwaardis;heid te bewys, werklik wondere verrig. Hy kan skeppende kuns lewer of prestasies in die handels- en

Contextual theology would therefore include many theologies in Africa such as theology of liberation from colonialism, from neo- colonialism as embodied in the

3 Wolfgang Franke (collected, annotated, and edited), Chinese Epigraphic Materials in Indonesia, in collaboration with Claudine Salmon and Anthony K.K. Opmerkelijk

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden. Downloaded