Zorgt de implementatie van IFRS 15 voor een afname van de
informatieasymmetrie?
Bachelor Thesis Mike Korver 11011386Inleverdatum Definitieve versie: maandag 25 juni 2018 BSc Accountancy & Control
Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Business School Begeleider: Erik van der Veer
Verklaring Eigen Werk
Hierbij verklaar ik, Mike Korver, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.
Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.
De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.
Abstract
Per 1 januari 2018 heeft International Financial Reporting Standard 15 de standaarden IAS 11 en IAS 18 vervangen. Deze standaard ziet toe op het verwerken van opbrengsten uit contracten met klanten. In deze scriptie wordt, door middel van het onderzoeken en analyseren van bestaande literatuur, gekeken of het implementeren van de nieuwe
standaard zorgt voor een afname van de informatieasymmetrie. Het doel van dit onderzoek is om na te gaan of het implementeren van de nieuwe standaard de betrouwbaarheid, volledigheid, tijdigheid en transparantie van de geleverde informatie vergroot. Uit het
onderzoek blijkt dat de nieuwe standaard zorgt voor meer betrouwbaarheid, volledigheid en transparantie. Er zijn echter wel aandachtspunten waarmee rekening gehouden moet worden bij de ingebruikname van de nieuwe standaard. Concluderend is te zeggen dat de implementatie van IFRS 15 zorgt voor een afname van de informatieasymmetrie.
Inhoudsopgave
1. Inleiding 5
2. Omzetten behaald uit contracten onder International Financial Reporting 7
Standard 15
3. Het toepassingsgebied van IFRS 15 12 4. Het verschil tussen IFRS 15 en IAS 11 en IAS 18 13 5. Informatieasymmetrie tussen de principaal en de agent 15
6. De implementatie van IFRS 15 17
7. Conclusie 27
1. Inleiding
Per 1 januari 2018 heeft International Financial Reporting Standard (IFRS) 15 de standaarden IAS 11 en IAS 18 vervangen. De nieuwe standaard geeft een universeel raamwerk voor het verwerken van de opbrengsten uit contracten met klanten. Alle goederen of diensten die door middel van een contract geleverd worden, vallen onder deze standaard. Met uitzondering van de contracten die vallen onder IFRS 4, IFRS 9, IFRS 10, IFRS 11, IAS 17, IAS 27 en IAS 28. De implementatie van de nieuwe standaard zou ervoor moeten zorgen dat de informatie die geleverd wordt aan externe gebruikers van het jaarrapport vollediger en betrouwbaarder wordt. Volgens Oncioiu (2016) is de implementatie van de nieuwe standaard noodzakelijk, omdat IAS 11 en IAS 18 te veel zwakke punten hebben. Apostolov (2015) stelt dat deze zwakheden voornamelijk liggen in de verwerking van complexe transacties, zoals overeenkomsten met meerdere prestatieverplichtingen. Doordat IFRS 15 een universeel raamwerk biedt dat gebruikt kan worden door bedrijven in alle industrieën, kunnen de
prestaties van de verschillende bedrijven goed met elkaar vergeleken worden. Ook biedt het raamwerk van IFRS 15 goede richtlijnen en geeft de nieuwe standaard extra toelichting bij complexe transacties. Deze richtlijnen vormen de voornaamste verbetering ten opzichte van IAS 11 en IAS 18. Een ander belangrijk punt onder IFRS 15 is dat een uitgebreide toelichting aan het einde van de jaarrekening verplicht is gesteld, waarin extra informatie over de
jaarrekening gegeven dient te worden. Volgens Peters (2018) zorgt deze extra informatie voor transparantie.
Het implementeren van IFRS 15 brengt echter ook moeilijkheden met zich mee. Zo stelt Youell (2016) dat de nieuwe standaard in grote mate afhankelijk is van het professionele oordeel en schattingen van de accountant bij het vaststellen of het alloceren van de
transactieprijs, en bij het inschatten hoe groot de kans is dat de vergoeding zal worden ontvangen. De afhankelijkheid van het oordeel van de accountant brengt onzekerheid met zich mee en zorgt er ook voor dat er nog steeds een kans is voor een bedrijf om opbrengsten versneld te verwerken, stellen Lim et al. (2017). Als de opbrengsten, ondanks de stappen in het raamwerk, te snel worden erkend, kan de jaarrekening er rooskleuriger uit komen te zien. Hierdoor dienen accountants de jaarrekening goed te controleren.
De centrale vraag die in deze scriptie wordt onderzocht is of het implementeren van IFRS 15 de informatieasymmetrie verkleint. De componenten die gebruikt zullen worden voor de toetsing van de informatieasymmetrie zijn betrouwbaarheid, volledigheid, transparantie en tijdigheid. Met de implementatie werd beoogd deze punten te verbeteren, zodat het voor zowel de interne- als de externe gebruikers makkelijker wordt om de informatie uit de jaarrekening te gebruiken en om de prestaties van verschillende bedrijven uit verschillende sectoren met elkaar te vergelijken. Deze scriptie onderzoekt of dat ook daadwerkelijk het
geval is. Dit is van belang om te kunnen concluderen in hoeverre het implementeren van de nieuwe standaard de informatieasymmetrie verkleint. De verwachting is dat het
implementeren van IFRS 15 inderdaad bijdraagt aan een afname van de
informatieasymmetrie, omdat IFRS 15 zorgt voor meer volledigheid en betrouwbaarheid in het jaarrapport dan IAS 11 en IAS 18. Daarnaast zorgen de richtlijnen in het raamwerk van IFRS 15 er ook voor dat de tijdigheid verbetert en dat de informatie transparanter wordt.
Concluderend kan worden gesteld dat er een grote overeenstemming is over het effect van de implementatie van de nieuwe standaard. Uit vrijwel alle onderzochte artikelen bleek dat de nieuwe standaard zorgt voor meer betrouwbaarheid en volledigheid, waardoor de informatieasymmetrie afneemt. Eén van de grote aandachtspunten is het feit dat IFRS 15 in detail gekend moet worden door accountants. Vooral accountants in ontwikkelingslanden, waar IFRS in geringe mate wordt toegepast, en de accountants van bedrijven die nog geen gebruik maken van IFRS zullen moeilijkheden ondervinden bij het implementeren van de nieuwe standaard. Hiervoor zullen de accountants extra trainingen en opleidingen moeten volgen.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door middel van het analyseren van bestaande literatuur. In het eerste deel van het onderzoek komt een uitgebreide beschrijving van de nieuwe standaard aan bod. Hierin wordt het raamwerk uitgebreid besproken en komen ook de punten aan bod waarvoor IFRS 15 extra richtlijnen geeft, zoals garanties en
terugkoopovereenkomsten. Vervolgens wordt het toepassingsgebied van de nieuwe standaard besproken, waarna de verschillen tussen IFRS 15 en IAS 11 en IAS 18 aan bod komen. Daarna zal de informatieasymmetrie verder worden toegelicht en zal ook besproken worden hoe deze getoetst wordt. In het tweede deel van de scriptie volgt een analyse van de bestaande literatuur, waarna vervolgens de conclusie getrokken zal worden en er een
antwoord komt op de hoofdvraag of de implementatie van IFRS 15 zorgt voor een afname van de informatieasymmetrie.
2. Omzetten behaald uit contracten onder International Financial Reporting Standard 15
De International Financial Reporting Standard geeft verschillende definities voor opbrengst en winst in Appendix A (IFRS, 2018). Opbrengst wordt gedefinieerd als winst die wordt gegenereerd uit de normale activiteiten van de entiteit. Winst wordt gedefinieerd als de toename van het economisch voordeel tijdens de accounting periode in de vorm van toename van de waarde van activa en vermindering van de waarde van schulden, die voor een stijging van het eigen vermogen zorgen. De winst bevat zowel de opbrengsten uit normale activiteiten van de entiteit als de winsten uit incidentele activiteiten. Wel is het belangrijk om deze onderdelen apart van elkaar te presenteren in de jaarrekening, om transparantie te waarborgen (Oncioiu, 2016).
De nieuwe standaard van IFRS 15 ziet toe op de verwerking van opbrengsten uit contracten met klanten. De standaard is van toepassing op alle contracten, maar er is een aantal uitzonderingen. Zo vallen de leasecontracten die binnen het gebied van IAS 17 behoren niet onder IFRS 15. Ook de verzekeringscontracten onder IFRS 4, de financiële instrumenten en andere contractuele rechten binnen IFRS 9, IFRS 10, IFRS 11, IAS 27 en IAS 28 en bepaalde niet-monetaire uitwisselingen vallen niet onder de nieuwe waardering van IFRS 15 volgens Oncioiu (2016).
De Financial Accounting Standards Board werkt samen met de International Accounting Standards Board bij het ontwikkelen van nieuwe accounting standaarden. De FASB en de IASB hebben besloten om IFRS 15 te implementeren ten koste van IAS 11 en IAS 18, omdat de laatstgenoemde standaarden, vooral onder US GAAP, zorgden voor een te grote diversiteit aan manieren van verslaggeving voor een economisch zelfde soort
transactie. Volgens Youell (2016) maakt IFRS 15 gebruik van een conceptueel raamwerk dat bij vrijwel elke transactie in elke markt op dezelfde manier gevolgd kan worden, zodat er geen grote verschillen ontstaan in hoe economisch gelijke transacties gewaardeerd worden. McKee (2015) beschrijft de stappen uitgebreid.
De eerste stap is het identificeren van het contract met de klant. Een contract is een overeenkomst tussen twee of meer partijen die afdwingbare rechten en plichten met zich mee brengt. Er moet worden vastgesteld of het contract een verkoop of overdracht van materiële activa bevat, of dat er een dienst geleverd moet worden. IFRS 15 stelt een aantal voorwaarden aan het contract, waaraan voldaan moet worden voor er een overeenkomst tot stand kan komen. Het contract moet door beide partijen zijn goedgekeurd, het contract dient een commerciële inhoud te hebben, de rechten en betalingsvoorwaarden met betrekking tot de over te dragen goederen moeten kunnen worden geïdentificeerd en tot slot moet het waarschijnlijk zijn dat de vergoeding zal worden ontvangen. Daarnaast moet ook de klant
geïdentificeerd worden. IFRS 15 definieert een klant als een partij, die een contract heeft afgesloten met een entiteit om goederen of diensten te verkrijgen, die een output zijn van normale activiteiten van de entiteit, in ruil voor een tegenprestatie. De standaard gaat ervan uit dat er geen contract bestaat zolang elke partij bij het contract een eenzijdig afdwingbaar recht heeft om een niet volledig uitgevoerd contract te beëindigen zonder de andere partij te vergoeden. Als er sprake is van meerdere partijen bij een transactie kunnen er complicaties optreden bij het identificeren van een partij.
De tweede stap is het identificeren van de prestatieverplichtingen in het contract. De standaard prestatieverplichtingen moeten zijn opgenomen in het contract. Beloften om afzonderlijke goederen en diensten over te dragen zijn prestatieverplichtingen die
afzonderlijk moeten worden verwerkt. Onder bepaalde omstandigheden kan het moeilijk zijn om de verschillende verplichtingen te identificeren, daarom is deze stap zeer belangrijk. De derde stap is het vaststellen van de transactieprijs. Deze prijs kan zowel vast als variabel zijn, afhankelijk van het idee van de prestatie leverende entiteit of zij de vergoeding zullen ontvangen of niet. De FASB definieert de waarschijnlijkheid dat de vergoeding zal worden ontvangen als: ‘’De toekomstige gebeurtenis zal waarschijnlijker wel dan niet plaatsvinden.’’ (FASB, 1975). Veel accountants zijn het er echter over eens dat de drempel voor waarschijnlijker wel dan niet al bij 51 procent of hoger ligt. Deze grens is binnen dit contract echter te laag. Een contractprijs kan als variabel worden beschouwd als de prestatie leverende entiteit een geldige reden heeft om te verwachten dat, op basis van gebruikelijke bedrijfspraktijken en gepubliceerde bedrijfsregels, de geaccepteerde vergoeding minder is dan de volledige prijs.
De vierde stap is het alloceren van de transactieprijs aan de prestatieverplichtingen uit het contract. Het alloceren gebeurt meestal op basis van de relatieve ‘stand-alone’ verkoopprijs van de prestatieverplichting.
De vijfde en tevens de laatste stap uit het raamwerk is het verwerken van de omzet als de entiteit de prestatieverplichting volbrengt. De prestatieverplichting is pas voldaan wanneer de klant zeggenschap krijgt over het geleverde goed of de dienst ontvangt. De klant heeft pas volledige zeggenschap over het geleverde goed of de ontvangen dienst, wanneer de beschikkingsmacht bij de klant komt te liggen. Het hebben van beschikkingsmacht houdt in dat de klant in staat is om het goed te vervreemden. Deze stap kan problematisch zijn wanneer er sprake is van een betaling in meerdere delen, zoals wanneer er na- of voorgefactureerd wordt.
Beide partijen dienen wel rekening te houden met eventuele contractwijzigingen. Indien er een wijziging optreedt in het contract met betrekking tot de rechten of verplichtingen die zijn opgenomen in een contract, dienen beide partijen hiermee akkoord te gaan alvorens de contractwijziging doorgevoerd wordt. Een contractwijziging moet worden verantwoord. Dit
kan gebeuren als een afzonderlijke, of een niet afzonderlijke overeenkomst. Het is onder de nieuwe standaard ook mogelijk contracten te combineren. IFRS 15 stelt dat contracten samengevoegd moeten worden wanneer er meerdere contracten op hetzelfde tijdstip, of in de nabije toekomst, worden afgesloten met dezelfde klant. De voorwaarde voor het
samenvoegen is wel dat er aan één van de volgende punten wordt voldaan: De contracten worden onderhandeld als een pakket met enkel een commercieel doel, de tegenprestatie voor elk van de contracten is afhankelijk van elkaar, of de totale goederen en diensten van de contracten vertegenwoordigen een enkele prestatieverplichting (Peters, 2018).
Volgens Oncioiu (2016) is er een aantal punten waar IFRS 15 specifiek op toeziet door middel van uitgebreide richtlijnen. Deze punten bevatten overeenkomsten of contracten van een ander karakter dan de standaard overeenkomsten met betrekking tot de levering van goederen of diensten. Het eerste punt waar IFRS 15 specifiek op toeziet zijn de licenties. Het vaststellen van een licentieovereenkomst legt de rechten van een entiteit vast met
betrekking tot het intellectuele eigendom van deze entiteit. De licentieovereenkomst legt ook de verplichtingen vast die horen bij het intellectuele eigendom. De entiteit moet zelf
vaststellen of de licentie onderdeel is van de leveringen of diensten die de entiteit verricht. Het tweede punt waar de nieuwe standaard extra op toeziet, zijn de verkopen met het recht te retourneren. Het begrijpen van de contractuele rechten en plichten van beide partijen in een regeling waarbij retourneren is toegestaan, is cruciaal voor het vaststellen van de boekhouding. Zo kan er in de boekhouding eventueel een voorziening opgenomen worden, als de kans bestaat dat er veel artikelen geretourneerd zullen worden.
IFRS 15 geeft eveneens specifieke richtlijnen als het aankomt op geleverde garanties van entiteiten. De aard van een garantie is over het algemeen breed en afhankelijk van het product of de industrie. Er kan sprake zijn van een standaardgarantie, een fabrieksgarantie of een verlengde garantie. Door de verscheidenheid aan garanties wordt het verwerken ervan moeilijk gemaakt. IFRS 15 geeft extra handvatten voor het op een juiste manier verwerken van de garanties in de jaarrekening.
De terugkoopovereenkomsten vallen ook onder de specifieke richtlijnen van de nieuwe standaard. Deze overeenkomsten representeren een verplichting of een recht om een goed terug te kopen nadat het aan een klant is verkocht. De rechten kunnen zijn opgenomen in het verkoopcontract. Het teruggekochte product kan eenzelfde activum zijn, een substantieel soortgelijk activum of een nieuw activum waarvan het oorspronkelijk gekochte activum een component is. Er zijn drie verschillende vormen van deze
overeenkomst. De eerste vorm is de forward optie. Hier heeft de verkoper de verplichting om het goed terug te kopen. De tweede optie is de call optie, waar de verkoper het recht heeft om het goed terug te kopen. De laatste vorm is de put optie. Deze houdt in dat de klant het recht heeft om de entiteit te verplichten om het goed terug te kopen.
Een volgende punt is de klantacceptatie. Het hoofdidee van dit concept wordt vertegenwoordigd door het bestaan van een bescherming voor een klant door toe te staan dat een contract wordt opgezegd of een verkoper wordt gedwongen corrigerende
maatregelen te nemen als goederen of services niet voldoen aan de vereisten in het contract.
Het voorlaatste punt waar IFRS 15 extra richtlijnen geeft, heeft betrekking op de niet uitgeoefende rechten van de klant. Klanten kunnen ervoor kiezen om niet alle rechten of opties uit een contract uit te oefenen. Het toepassen van de juiste boekhoudkundige behandeling van de richtlijnen moet zorgvuldig worden geanalyseerd. Een voorbeeld kan zijn: verkochte cadeaubonnen die niet ingewisseld worden.
Het laatste punt ligt op de bill and hold arrangements. Deze regeling ontstaat wanneer een klant wordt gefactureerd voor goederen die klaar zijn om geleverd te worden, maar die een entiteit niet levert tot op een later tijdstip.
Volgens Pascan (2015) is er enige discussie geweest over de waarderingsgrondslag die gebruikt zou worden in IFRS 15, maar uiteindelijk is er gekozen om de transacties te waarderen tegen de fair value. Het voordeel van de fair value methode is dat deze de verwerking van complexe transacties overzichtelijker maakt en zorgt voor een reëler beeld van de jaarrekening. Het alternatief voor de fair value methode was het gebruik van de historische kostprijs. Voor deze methode is echter niet gekozen, omdat de historische kostprijs geen duidelijk beeld geeft van de huidige waarde van de activa en passiva (Power, 2010).
Het doel van de implementatie van IFRS 15 is om te zorgen voor een gestructureerd en eenduidig raamwerk dat wordt toegepast bij de verwerking van winsten uit contracten, ongeacht de industrie of het land waar een entiteit gevestigd is. IFRS 15 vereenvoudigt de huidige standaarden. Onder IFRS 15 is het noodzakelijk voor de entiteiten om een
uitgebreide toelichting toe te voegen, om aanvullende informatie te kunnen geven over de oorzaak, hoeveelheid, tijdstip en de (on)zekerheid van de cashflows die het gevolg zijn van de contracten met klanten. De grootte van de verandering verschilt voor elk bedrijf. Dit hangt af van het beleid dat er voor de implementatie van IFRS 15 is, met betrekking tot de
verwerking van de winst uit contracten. (Yeaton, 2015) Volgens een onderzoek van EY (2017) is er een aantal factoren dat de implementatie van IFRS 15 voor een entiteit moeilijker of makkelijker kan maken. Bedrijven met een korte revenue cycle hebben minder moeite met het implementeren van IFRS 15. Ook bedrijven die zich in slechts één soort markt bevinden en bedrijven die alleen nationaal opereren hebben het makkelijker. Als een bedrijf gebruik maakt van een goed gecontroleerd proces om de winst te schatten, neemt de implementatie van IFRS 15 ook minder tijd in beslag. Is een bedrijf echter verdeeld over meerdere landen en meerdere industrieën, dan kost het meer moeite om de nieuwe standaard te
implementeren. Een grote hoeveelheid prestatieverplichtingen en lange termijncontracten vergroten de moeilijkheidsgraad van de implementatie (EY, 2017).
3. Het toepassingsgebied van IFRS 15
De nieuwe standaard stelt accounting vereisten voor alle omzet die wordt behaald uit contracten met klanten en heeft dus effect op de boekhouding van alle entiteiten die
goederen of diensten leveren door middel van contracten. De contracten die in lijn liggen met andere standaarden, zoals IFRS 4, IFRS 9, IFRS 10, IFRS 11, IAS 27 en IAS 28 zijn
uitgezonderd van het gebruik van IFRS 15 (EY, 2017).
De implementatie van IFRS 15 heeft dus effect op vrijwel alle entiteiten. De nieuwe standaard kon vanaf 15 december 2016 in gebruik genomen worden voor beursgenoteerde entiteiten, en vanaf 15 december 2017 voor niet beursgenoteerde entiteiten. (Yeaton, 2015)
4. Het verschil tussen IFRS 15 en IAS 11 en IAS 18
IFRS 15 biedt een uitgebreid raamwerk voor de verwerking van opbrengsten uit contracten met klanten. Dit raamwerk kan consistent en voor allerlei verschillende soorten transacties in verschillende markten worden toegepast. Door het toepassen van dit nieuwe raamwerk zullen economisch gelijke transacties ook op eenzelfde manier opgenomen worden in de jaarcijfers. De eerdere standaarden (IAS 11 – ‘Construction Contracts’ en IAS 18 – ‘Opbrengsten’) waren beide lastig te gebruiken bij complexe transacties volgens Brown (2016). Beide standaarden gaven weinig richtlijnen met betrekking tot de manier waarop opbrengsten vastgelegd moeten worden. Een van de grote tekortkomingen aan IAS 18 was gelegen in het feit dat deze standaard zeer beperkte richtlijnen gaf bij het verwerken van overeenkomsten die uit meerdere onderdelen bestonden (Apostolov, 2015). In die richtlijnen ligt één van de grote veranderingen met de implementatie van IFRS 15, omdat deze gebruik maakt van het stappenplan en dit stappenplan alle overeenkomsten kan behandelen
(Oncioiu, 2016).
Eén van de grootste problemen met het gebruik van IAS 18 en IAS 11 was het bepalen van het juiste tijdstip waarop de winsten verwerkt zouden worden. De moeilijkheid hierin lag in het bepalen wat het moment was waarop aannemelijk werd dat de toekomstige economische voordelen naar de entiteit zouden gaan en hoe de hoogte hiervan betrouwbaar gemeten konden worden. Grimm (2012) stelde dat de beslissing of een overeenkomst, of een onderdeel ervan, binnen het gebied van IAS 11 of IAS 18 zou vallen subjectief bleek te zijn en af hing van veel verschillende voorwaarden. Deze verschilde per situatie. Waar IAS 18 in bijna elke industrie gebruikt werd, spitste IAS 11 zich volgens Haller et al. (2009)
uitsluitend toe op ‘Construction Contracts’. De bouwsector was dan ook de enige sector waar IAS 11 een rol speelde. Het tijdstip waarop de winst verwerkt kan worden is onder IFRS 15 duidelijker vastgesteld. De prestatieverplichting is pas voldaan wanneer de klant
zeggenschap krijgt over het geleverde goed of de dienst ontvangt. Dit is dan ook het moment dat bedrijven de winst mogen verwerken, omdat de beschikkingsmacht op dat moment bij de klant ligt.
Ondanks dat de Internationale Accounting Standaarden beide minder voorwaarden hebben waaraan moet worden voldaan voor het toepassen ervan, waren de beide
standaarden moeilijk toe te passen en te begrijpen door de complexe regelgeving. Onder IAS 18 mochten opbrengsten pas worden verwerkt wanneer aan een aantal stappen voldaan werd. Zo moest het allereerst aannemelijk zijn dat de toekomstige opbrengsten betaald zouden worden door de afnemer en moesten deze opbrengsten op een betrouwbare manier gemeten kunnen worden. Daarnaast was het van belang dat de verkoper met de transactie zowel de risico’s en potentiële opbrengsten als het eigendom van het product overbracht aan
de koper. De verkoper mocht ook geen betrokkenheid meer hebben met het verkochte product. (Grimm, 2012)
In de eerste instantie lijken de voorwaarden waaraan voldaan moet worden bij IAS 18 overeen te komen met die van IFRS 15, maar door het stappenplan dat is opgesteld voor IFRS 15 laat deze minder ruimte om van het voorgeschreven concept af te wijken. Hierdoor zal de verwerking van de opbrengsten op een eenduidigere manier gebeuren. Eén van de voornaamste verschillen met IAS 11 ligt in het toepassingsgebied. De bouwsector is nu overgeleverd aan een universele boekhoudstandaard.
5. Informatieasymmetrie tussen de principaal en de agent
Informatieasymmetrie ontstaat wanneer de principaal meer informatie heeft in een bepaalde situatie dan een agent (Evans et al., 2017). Met de principaal wordt in deze scriptie de entiteit bedoeld die het jaarrapport levert. De externe gebruiker van het jaarrapport is de agent. In de meest ideale situatie is de informatieasymmetrie nihil. De externe gebruiker van het jaarrapport, de agent, heeft dan net zoveel informatie over het jaarrapport als de entiteit die het rapport levert, de principaal.
Informatieasymmetrie is volgens Johnson & So (2015) één van de belangrijkste en meest fundamentele concepten die bestudeerd wordt door moderne economen, omdat informatieasymmetrie de interactie en het gedrag tussen principalen en agenten zeer sterk beïnvloedt, zeker in het geval van averechtse selectie of moreel wangedrag.
De betrouwbaarheid van informatie is een belangrijk probleem, elk bedrijf heeft namelijk last van informatieasymmetrie (Flannery et al., 2004). Insiders hebben veel meer kennis over het bedrijf dan outsiders, wat ervoor zorgt dat sommige investeerders en beleggers ook meer informatie hebben dan anderen. De meest gebruikte manier in de financiële sector om informatieasymmetrie te meten is door middel van een bid-ask spread (Ball et al., 2012). De bid-ask spread toont de koop- en verkoopprijs van een financieel product. Volgens Muller et al. (2011) heeft de bid-ask spread een goede theoretische onderbouwing en kan de informatieasymmetrie component makkelijk geïsoleerd worden. Hoe groter de informatieasymmetrie bij de externe gebruikers van het jaarrapport, des te groter het verschil tussen de koop- en verkoopprijs (Gregoriou, 2013). Een klein verschil in de bid-ask spread is dus het meest ideaal in termen van informatieasymmetrie. Volgens Wittenberg (2008) zorgt een grotere hoeveelheid beschikbare informatie voor een kleinere bid-ask spread. In de tijden voor de financiële crisis van 2008 werd veel gebruik gemaakt van securitisatie. Bedrijven voegden moeilijk verhandelbare activa samen tot verhandelbare effecten om het jaarrapport gunstig te laten lijken en zo makkelijker leningen aan te kunnen gaan bij banken. Dit is een groot voorbeeld van informatieasymmetrie, met het bedrijf als principaal en de bank als agent (Liao et al., 2013). De toename van de informatieasymmetrie door de securitisatie was één van de vele aanleidingen tot de crisis.
Wittenberg (2008) stelt dat het tijdig verwerken van de verliezen die geleden werden in deze crisis zorgde voor een verlaging van de informatieasymmetrie. Hiervoor zijn twee redenen. Zo geeft het tijdig verwerken van verliezen een getrouwer beeld van de huidige situatie. Daarnaast zorgt het voor een gunstige voorstelling van de netto activa waarde, waardoor leningen makkelijker aangetrokken kunnen worden. Belangrijk is wel om te benadrukken dat een conservatieve verslaggeving ook een belangrijke rol speelt als het
aankomt op het leveren van informatie aan investeerders en beleggers, omdat managers belang hebben bij het achterhouden van potentiële verliezen.
De belangrijkste pijlers voor de kwaliteit van informatie zijn volgens Arens et al. (2017) betrouwbaarheid, volledigheid, transparantie en tijdigheid. Als de kwaliteit van informatie volgens deze pijlers toeneemt, neemt de informatieasymmetrie af. Dit zullen dan ook de punten zijn waarmee de informatieasymmetrie getoetst wordt in deze scriptie.
6. De implementatie van IFRS 15
Oncioiu (2016) begint zijn onderzoek met de vraag of het noodzakelijk is om een nieuwe standaard te implementeren op het gebied van het verwerken van opbrengsten uit contracten met klanten. In zijn onderzoek concludeert hij echter vrij snel dat deze noodzaak zeker aanwezig is, omdat de oude standaarden voor dit gebied onder zowel US GAAP als die onder IFRS tekortschieten. Oncioiu stelt dat onder US GAAP de huidige regelgeving zorgt voor te veel afwijking in de manier waarop dezelfde soort transacties verwerkt worden. De huidige regelgeving onder IFRS bood aan de andere kant te weinig richtlijnen en was moeilijk om te gebruiken bij complexe transacties. Dit zijn dezelfde tekortkoming voor de huidige regelgeving als die Khamis (2016) in zijn onderzoek aangeeft. In Khamis’ onderzoek wordt echter gebruik gemaakt van Egyptische regelgeving en niet van US GAAP of IFRS. Volgens Oncioiu brengt IFRS 15 veel meer duidelijkheid en eenduidigheid, waardoor er voor de externe gebruikers van het jaarrapport ook meer duidelijkheid ontstaat. Daarnaast
concludeert Oncioiu dat het niet juist is om te zeggen dat er winst of een verlies wordt geboekt, wanneer de huidige reële waarde van een goed of dienst afwijkt van de reële waarde van de veronderstelde vergoeding, als gevolg van het gebruik van de fair value methode. Alle activa en passiva op de balans worden namelijk alleen bij de initiële waardering tegen fair value gewaardeerd. Het gebruik van fair value bij volgende
jaarrekeningen is niet noodzakelijk. Wel stelt Oncioiu dat het in de praktijk kan zijn dat de fair value na de initiële waardering in de jaarrekening niet meer zal veranderen. Dat de fair value niet meer verandert komt volgens Oncioiu omdat het te veel werk zal zijn voor accountants om elke transactie op de jaarrekening elk jaar opnieuw te waarderen. Volgens Oncioiu draagt het gebruik van de fair value methode, al is het enkel bij de initiële waardering, bij aan een vergroting van de transparantie richting derde partijen. Dit duidt op een afname van de informatieasymmetrie. Ook Oncioiu ziet echter de negatieve kanten aan IFRS 15. Hij stelt dat de nieuwe standaard complex is om op een goede manier toe te passen en dat het cruciaal is om alle details goed te kennen. Volgens Oncioiu speelt de opleiding en het niveau van de accountants hierin een grote rol.
Khamis (2016) deed onderzoek naar de implementatie van IFRS 15 in Egypte. Het belang van het onderzoek naar de implementatie van IFRS 15 in Egypte is om te
onderzoeken of er een verschil is in de implementatie van de nieuwe standaard bij bedrijven in ontwikkelingslanden die nog geen IFRS gebruiken, zoals Egypte, en landen die reeds IFRS gebruiken. In het onderzoek van Khamis bleek dat accountants in Egypte heel onbekend zijn met het concept van IFRS 15 en dat zij van mening zijn dat de nieuwe standaard niet geheel duidelijk is en moeilijk is toe te passen in verschillende sectoren in Egypte. Volgens Khamis is een belangrijk punt uit zijn onderzoek dat de FASB en de IASB
rekening moeten houden met de cultuur en de kennis in een land bij het implementeren van een nieuwe boekhoudstandaard. Khamis stelt dat het vitaal is voor professionele
organisaties en bedrijven om de kennis van hun werknemers te blijven ontwikkelen door middel van trainingsprogramma’s, om zo beter begrip te krijgen van IFRS 15 en deze te kunnen toepassen. Hierin is Khamis het eens met Oncioiu (2016), omdat Khamis ook van mening is dat IFRS 15 complex is. Het begrijpen van het effect van het implementeren van IFRS 15 voor verschillende sectoren is volgens Khamis het begin. Khamis vindt dat er onderzocht moet worden of het relevant is om de nieuwe standaard voor het verwerken van opbrengsten überhaupt toe te passen in ontwikkelingslanden zoals Egypte. De reden hiervoor is dat de kennis in deze landen relatief een stuk minder is dan in de Westerse landen, en het implementeren van een nieuwe internationale standaard flexibiliteit en kennis vereist. Deze flexibiliteit en kennis zijn vereist omdat het management van de bedrijven moet kunnen steunen op het professionele oordeel van de accountant. Khamis is van mening dat de nieuwe standaard verschillende alternatieven biedt voor het verwerken van de opbrengst met IFRS 15 voor diverse sectoren en dat dit goed getrainde accountants behoeft, om de nieuwe standaard op een eenduidige manier toe te passen. IFRS 15 brengt namelijk voor ontwikkelingslanden een geheel nieuwe manier van verwerken van opbrengsten, en de kans op fouten is groot door de aanwezigheid van nieuwe terminologie in de nieuwe standaard. Khamis ziet echter wel het voordeel van het toepassen van de nieuwe standaard, omdat de oude standaarden – zowel IAS 11 en IAS 18 als de standaarden die worden toegepast in Egypte – te weinig houvast bieden bij complexe transacties en transacties met meerdere elementen. Ook de transacties met een service-component, zoals garanties, zijn voor accountants op dit moment moeilijk te verwerken door het tekort aan richtlijnen in de oude standaarden. Daaruit komt ook voort dat de bedrijven die IFRS gebruiken vaak specifieke US GAAP regels gebruiken om de gaten die er bij IAS 11 en IAS 18 waren op te vullen. De accountants in ontwikkelingslanden zoals Egypte, die vaak geen gebruik maken van IFRS, blijven hierdoor achter. Ten slotte stelt Khamis dat de toelichting die verplicht is onder IFRS 15 wel een grote vooruitgang is, omdat deze voor de externe gebruikers van het rapport meer informatie biedt. Concluderend stelt Khamis dat als IFRS 15 op een goede manier wordt toegepast, de nieuwe standaard wel een verrijking is. Omdat wanneer deze eenmaal wordt toegepast er meer duidelijkheid en structuur komt in de verwerking van opbrengsten uit contracten. Dit resulteert ook in een geheel nieuw proces voor verschillende bedrijven. Tevens neemt de betrouwbaarheid en de volledigheid van informatie toe. Het belangrijkste punt dat moet worden meegenomen bij dit artikel is dat het onderzoek van Khamis heeft plaatsgevonden in Egypte, een ontwikkelingsland. Naar verwachting zijn de accountants hier minder goed opgeleid en zullen de consequenties van IFRS 15 anders zijn dan voor
Wittenberg (2008) verwacht dat het tijdig verwerken van verliezen in de jaarrekening de informatieasymmetrie verlaagt. Hiervoor zijn twee redenen. Zo geeft het tijdig verwerken van verliezen een getrouwer beeld van de huidige situatie. Daarnaast zorgt het voor een gunstige voorstelling van de netto activa waarde, waardoor leningen makkelijker
aangetrokken kunnen worden. Het tijdig verwerken van winsten draagt volgens Wittenberg (2008) ook bij aan een vermindering van de informatieasymmetrie. Ook dit geeft een getrouwer beeld van de jaarrekening aan de externe gebruikers. Een conservatieve manier van verslaggeving zet de externe gebruikers op het verkeerde been volgens Wittenberg. Managers hebben er belang bij om potentiële verliezen achter te houden, terwijl de kennis hiervan voor externe gebruikers belangrijk is. Het tijdig verwerken van verliezen en winsten is een punt waar IFRS 15 streng op toeziet. Onder IFRS 15 is er minder mogelijkheid om ten gunste van de eigen jaarrekening de transacties iets anders te verwerken. Door het implementeren van IFRS 15 zou dus, naar aanleiding van de uitspraken van Wittenberg in 2008, de informatieasymmetrie moeten verkleinen, omdat de tijdigheid en de volledigheid van de informatie voor externe gebruikers van het jaarrapport toeneemt.
Tong (2015) sluit zich aan bij Oncioiu en Khamis. Ook hij concludeert dat onder de huidige regelgeving de verwerking van transacties anders dan simpele enkelvoudige
leveringen moeilijk zijn te verwerken. Tong concludeert echter wel dat de veranderingen door de implementatie van IFRS 15 slechts voor een klein aantal bedrijven veranderingen met zich meebrengt, waar Oncioiu meer van mening is dat er voor vrijwel alle bedrijven veranderingen plaats zullen vinden.
EY deed in 2017 onderzoek naar de effecten van IFRS en hoe bedrijven reageerden op de aankomende verandering. Volgens EY heeft de implementatie van IFRS 15 een significant effect op veel entiteiten, omdat de hoogte en de timing van de verwerking van de opbrengsten hoogstwaarschijnlijk zouden veranderen. In het onderzoek onderzocht EY de effecten van de implementatie bij 207 bedrijven die in de Fortune 500 stonden en IFRS toepasten. Bij slechts 6 van de bedrijven zou de implementatie van IFRS 15 een materieel effect hebben en slechts 2 bedrijven gaven een toelichting in hun jaarrekening met
betrekking tot de aanstaande veranderingen. De verandering in de gebruikte standaard bleek dus in 97% van de gevallen niet materieel en dat leidde ertoe dat EY zeer positief staat tegenover de implementatie van IFRS 15. Een ander punt dat voor EY meespeelde, was dat de toelichting op de jaarrekening die verplicht gesteld wordt onder IFRS 15 zorgt voor meer gedetailleerde en entiteit-specifieke informatie in een jaarrekening.
Pascan (2015) onderzocht wat het effect was van het implementeren van IFRS op de kwaliteit van een audit. Zij concludeerde dat de kwaliteit van een audit kon veranderen door veel verschillende factoren zoals de wetgeving en de ontwikkelingsgraad in een land. Het implementeren van IFRS alleen zorgde voor een positief effect, maar was nog lang niet alles.
Dit is in overeenstemming met het artikel dat Khamis (2016) schreef, waarin hij duidde op het niveau van de accountants in ontwikkelingslanden. Uit deze artikelen is dus op te maken dat het implementeren van IFRS in ontwikkelingslanden zeker aan te raden is, maar dat een goede ontwikkeling voor de lokale accountants ook vitaal is voor de juistheid waarmee de standaarden vervolgens worden toegepast. Pascan stelt ook dat hoe minder ontwikkeld een land is en hoe minder overheidsbemoeienis er is met de accounting standaarden, hoe meer er gefraudeerd werd met de jaarrekeningen. Hieruit blijkt dat het implementeren van IFRS 15 voor deze landen meer houvast geeft en daarmee minder ruimte voor fraude in de
jaarrekeningen, mits de accountants goed zijn getraind. Minder fraude zorgt op zijn beurt ook voor minder informatieasymmetrie omdat de betrouwbaarheid van informatie toeneemt.
Lim et al. (2017) deden onderzoek naar het effect van IFRS 15 op ‘aggressive reporting’. Aggressive reporting wordt gemeten door het gevoel van de manager met betrekking tot de controle en het oordeel dat hij kan vellen over de manier waarop de opbrengsten worden verwerkt. Dit is vooral terug te zien in het versneld verwerken van opbrengsten. Volgens Lim et al. werden de opbrengsten onder IAS 18 verwerkt wanneer het risico en de opbrengsten van de goederen of services overgedragen werden naar de klant. Door het raamwerk dat IFRS 15 geeft, kan de transactie alleen verwerkt worden wanneer de controle over een goed of service overgedragen wordt aan de klant. Door de eenduidige manier van verwerken onder IFRS 15 concludeert Lim et al. dat er minder ruimte is voor een snelle manier van verwerking. Naar aanleiding van een steekproef werd ondervonden dat minder ruimte voor een snelle manier van verwerking ook zorgt voor minder fluctuatie in het bedrag dat verwerkt wordt. Dit komt de informatieasymmetrie ten goede, omdat de externe gebruikers van het jaarrapport een getrouwer beeld krijgen van de stand van zaken van het bedrijf. Echter, omdat het onderzoek van Lin et al. plaatsvond in 2017 en IFRS 15 toen net pas geïntroduceerd was bij de onderzochte bedrijven waren nog niet alle managers volledig bekend met de nieuwe standaard. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat IFRS 15 nog niet overal op de exact juiste manier is toegepast.
Bauer (2017) onderzocht de veranderingen van de implementatie van IFRS 15 in de bancaire sector in Polen. Het belang van het onderzoek naar de implementatie van IFRS 15 in Polen is om te kunnen achterhalen of er een wezenlijk verschil is tussen de implementatie van IFRS 15 in Westerse landen die al gebruik maken van IFRS en Westerse landen die nog geen gebruik maken van IFRS, zoals Polen. Meer dan in alle andere sectoren is in de
bancaire sector de toelichting in de jaarrekening met betrekking tot de verwerking van de opbrengsten uit contracten met klanten belangrijk. Informatie van goede kwaliteit is
essentieel voor de externe gebruikers. Bauer benadrukt nogmaals dat het fundamentele punt bij het verwerken van opbrengsten ligt in het moment waarop de opbrengsten worden
opbrengsten binnenkrijgt. Dit komt overeen met het moment dat de FASB (1975) aangeeft. Bauer heeft het proces onderzocht dat de IASB en FASB hebben gevolgd om IFRS 15 tot stand te kunnen brengen. Dit begon in 2008 en eindigde in 2014, wanneer de standaard goedgekeurd werd. Deze lange procedure was nodig om alle fouten uit de nieuwe standaard te halen en te zorgen dat de standaard begrijpelijk gemaakt kon worden. Bauer
concludeerde dat het merendeel van de banken IFRS 15 eerder implementeerde dan 1 januari 2018, of dat de banken in ieder geval voorbereidingen troffen door middel van toelichtingen in de jaarrekeningen met de potentiële effecten. Echter stelt Bauer wel
hetzelfde probleem als Khamis (2016) aan de kaak. Het implementeren van IFRS is complex in Polen. De constructies van IFRS zijn anders dan die van de Poolse accounting
standaarden. De consequentie is dat de implementatie van de nieuwe standaard een uitdaging is voor de Poolse accountants en dat zij goed getraind moeten worden. Er is in Polen daarentegen totaal geen twijfel over de noodzaak van de nieuwe standaard. Ook in Polen is het duidelijk dat de oude standaarden te weinig houvast bieden bij complexe transacties.
Peters (2018) kwam in haar onderzoek tot de conclusie dat bedrijven minder materiële impact op de jaarrekening verwachtten door het implementeren van IFRS 15 naarmate er meer kennis over de nieuwe standaard kwam. Volgens Peters was er slechts een aantal bedrijven dat de nieuwe standaard al vanaf 2016 in gebruik nam, waaronder Microsoft. Bij deze bedrijven verliep de transitie vlekkeloos. De grootste factor in deze goede transitie was de kwaliteit van de accountants in deze bedrijven. De bedrijven waarbij de transitie goed verliep bleken ook allemaal grote beursgenoteerde bedrijven waarvan de accountants veel training krijgen. In tegenstelling tot de bedrijven uit het onderzoek van Khamis, die concludeerde dat de minder ontwikkelde Egyptische bedrijven veel moeite hadden met de overgang. Volgens het onderzoek van Peters kozen vrijwel alle bedrijven voor toepassing van IFRS 15 met terugwerkende kracht. Dit hield in dat bedrijven oudere jaarrekeningen aanpasten conform de nieuwe standaard, om zo voor zowel de interne- als de externe gebruiker van de jaarrekening een duidelijk beeld te geven van de aankomende veranderingen. Deze manier van toepassen verkleint de informatieasymmetrie, omdat het voor de agent duidelijk wordt wat er gaat veranderen en in welke vorm zich dat uit. Peters concludeerde dat de transparantie groter werd met de implementatie van IFRS 15 door de uitgebreide toelichting die gegeven moet worden bij de jaarrekening, waar de keuzes en schattingen van managers en accountants gedetailleerd beschreven staan. Wel stelt Peters dat de externe gebruikers zelf nog inzicht moesten vergaren om een oordeel te kunnen vellen over de kwaliteit van de opbrengsten, om zo over voldoende informatie te kunnen beschikken.
Gordon et al. (2017) onderzocht de reactie van de markt op de invloed van de nieuwe standaard IFRS 15. Zij concludeerden dat de nieuwe standaard gemiddeld een negatief effect heeft op alle organisaties die nog geen gebruik maakten van IFRS. Bij de bedrijven die wel met de International Financial Reporting Standards werkten, zagen Gordon et al. een positieve reactie. De aanleiding hiervoor is dat er voor de accountants van de bedrijven die reeds IFRS gebruikten minder grote veranderingen plaats vonden. Dit sluit aan bij de bevindingen van onder andere Khamis en Peters.
Curley en Giese (2017) zijn echter van mening dat het professionele oordeel van de accountant een heel grote rol speelt bij de nieuwe standaard. In elke stap van het raamwerk zien zij een groot stuk oordeel van de accountant zelf. Wel stellen zij dat de documentatie van de keuzes en het oordeel van de accountant vastgelegd moet worden om zo te kunnen streven naar consistentie in de manier waarop een accountant transacties beoordeelt. Het professionele oordeel laat echter ruimte voor eigen interpretatie binnen de nieuwe standaard, in tegenstelling tot de conclusies van Lim et al. (2017) en Oncioiu (2016), die stellen dat de houvast van het raamwerk zo eenduidig is, dat er weinig ruimte is voor eigen invulling van de accountant. Gelinkt aan Wittenberg (2008) zou de invalshoek van Curley en Giese leiden tot meer informatieasymmetrie omdat de betrouwbaarheid van de informatie afneemt.
Jonick en Benson (2018) onderzochten of de implementatie van IFRS 15 anders verliep voor Fortune 500 bedrijven dan voor de andere bedrijven. Zij vergeleken hun onderzoek met het onderzoek dat PwC deed in 2014 en het onderzoek dat de Financial Executive Research Foundation deed in 2015. PwC en de FERF onderzochten de potentiële impact van IFRS 15 op de gewone beursgenoteerde bedrijven. Het belangrijkste verschil lag in het feit dat de Fortune 500 bedrijven een iets agressievere aanpak gebruikten bij het implementeren van IFRS 15. De bedrijven uit het onderzoek van PwC en de FERF waren nog niet helemaal bekend met het concept en ook wisten zij niet hoe de verandering invloed zou hebben op hun bedrijf. Bij de Fortune 500 bedrijven waren het management en de accountant beter op de hoogte van de nieuwe standaard. Echter moet wel worden
meegenomen dat het onderzoek van Jonick en Benson pas in 2018 plaatsvond, terwijl de onderzoeken van PwC en de FERF al in respectievelijk 2014 en 2015 plaatsvonden. Jonick en Benson concludeerden eveneens dat de Fortune 500 bedrijven geen tot nauwelijks moeite hadden met de overgang naar IFRS 15. Wel moet worden meegenomen dat Jonick en Benson slechts een relatief klein aantal bedrijven gebruikten voor hun onderzoek.
Youell (2016) stelt dat de implementatie van de nieuwe boekhoudstandaard zorgt voor veel werk voor de bedrijven, om de standaard op een goede manier te gaan gebruiken. Volgens Youell is het belangrijkste doel van de nieuwe standaard dat externe gebruikers van het jaarrapport, zoals aandeelhouders en financiële analisten, de prestaties van
IFRS 15 kunnen bedrijven niet langer op verschillende manieren hun winst nemen bij de transacties waarbij een contract met de klant wordt gesloten. Vrijwel alle bedrijven moeten bij de nieuwe standaard goed nagaan of er geen verborgen prestatieverplichtingen in het
contract zitten, omdat deze gedefinieerd moeten worden in het raamwerk. Youell stelt dat met name door de verplichting tot het toevoegen van een uitgebreide toelichting bij de jaarrekening, de geleverde informatie transparanter wordt. De uitdaging bij het
implementeren van de standaard ligt volgens Youell in het feit dat er aanpassingen moeten worden gedaan binnen de bedrijven, met name in de IT-processen, de interne processen en de controle. Omdat de richtlijnen in IFRS 15 veel gebruik maken van het oordeel en
schattingen van de accountant, zullen deze extra gecontroleerd moeten worden. Youell geeft vier stappen die in zijn onderzoek bij veel bedrijven naar voren kwamen om de nieuwe standaard te implementeren. Zo beginnen de meeste bedrijven met het bepalen van de juiste strategie, waarna de vereisten voor de verslaggeving worden bepaald. Vervolgens worden de systeemveranderingen geïmplementeerd, waarna de nieuwe standaard in gebruik genomen wordt door het bedrijf. Youell concludeert dat de implementatie van IFRS 15 veel werk met zich meebrengt, maar dat het zeker de moeite waard is om de verslaggeving te verbeteren. Doordat externe gebruikers van het rapport de prestaties van verschillende bedrijven beter kunnen vergelijken en door de verplichting van een uitgebreide toelichting zou de informatieasymmetrie moeten afnemen, omdat de informatie betrouwbaarder en vollediger wordt.
Brown (2016) is het eens met Youell (2016). Ook volgens Brown is het
implementeren van de nieuwe standaard een grote uitdaging. Volgens Brown kunnen bedrijven die niet tijdig beginnen met het treffen van maatregelen ter voorbereiding de deadline van 1 januari 2018 missen. Dit kan resulteren in boetes en ongemak voor de externe gebruikers van het rapport, aldus Brown. De grootte van de impact op de
jaarrekening als gevolg van de veranderingen varieert voor verschillende bedrijven, stelt Brown. Wat echter wel vast staat, is dat er veel training nodig is om alle accountants, en zeker de jonge accountants, alle fijne kneepjes van de nieuwe standaard te leren. Khamis (2017) en Bauer (2016) stellen dat er veel training nodig is voor accountants in
ontwikkelingslanden om IFRS 15 te kunnen implementeren. Volgens Brown is dit dus ook het geval in Amerika. Brown stelt dat de nieuwe standaard niet alleen de manier van
verslaggeving verandert, maar ook de manier waarop de informatie wordt doorgespeeld aan externe gebruikers van het jaarrapport. Volgens Brown wordt deze informatie vollediger. Voor de manier waarop bedrijven de nieuwe standaard kunnen implementeren noemt Brown dezelfde methoden als Peters (2018). Brown stelt echter wel dat deze manier van
implementatie extra werk met zich meebrengt, omdat de contracten uit 2016 en 2017
jaren lopen worden volgens Brown opnieuw gewaardeerd en herberekend. Brown
concludeert dat wanneer bedrijven tijdig beginnen met de transitie naar IFRS 15, er geen grote problemen zullen ontstaan.
Het Corporate Board van Cengage Learning (2017) stelt naar aanleiding van een door EY uitgevoerd onderzoek dat in de aanloop naar de implementatie meer dan zeventig procent van de bedrijven nog niet klaar was voor de implementatie van de nieuwe standaard. De grootste aanleidingen hiervoor waren het ontbreken van de capaciteiten van het
management om de benodigde veranderingen door te voeren en de moeilijkheid van het interpreteren van alle details in de standaard. Slechts een klein deel van de onderzochte bedrijven lag op schema voor het op tijd kunnen implementeren van IFRS 15. Het onderzoek van EY is daarmee in overeenstemming met het onderzoek van Brown (2016), die stelt dat de implementatie van de nieuwe standaard grote uitdagingen met zich meebrengt. Wel is de Corporate Board van mening dat de nieuwe standaard noodzakelijk is, met name om de jaarrekeningen duidelijker en transparanter te maken voor de externe gebruikers van het rapport.
Khondkar et al. (2016) stelt dat er verschillende kanten zitten aan de implementatie van de nieuwe standaard. Aan de ene kant stellen zij dat de kwaliteit van het jaarrapport achteruit kan gaan, omdat het management meer kans heeft om de cijfers te manipuleren als gevolg van het grotere gebruik van het oordeel en de schattingen van de accountant.
Daarnaast beperkt IFRS 15 de vrijheid van accountants in specifieke situaties, door de uitbreide richtlijnen die het raamwerk van IFRS 15 geeft. Accountants hebben namelijk niet meer de vrijheid om de verwerking van opbrengsten in bepaalde situaties op een eigen manier uit te voeren. Anderzijds stellen zij dat de kwaliteit van het jaarrapport omhoog kan gaan omdat de consistentie van IFRS 15 zorgt voor een betere vergelijkbaarheid van
jaarrekeningen tussen verschillende bedrijven in verschillende industrieën. Over het concept van IFRS 15 zelf zijn Khondkar et al. positief. Zo stellen zij dat de nieuwe standaard de zwakke punten vermindert en de consistentie vergroot ten opzichte van de oude
standaarden. Daarnaast biedt IFRS 15 meer nuttige informatie door de verplichte toelichting, en versimpelt IFRS 15 het opstellen van een jaarrekening omdat er minder voorwaarden zijn waaraan voldaan moet worden. Als moeilijkheid aan de nieuwe standaard stellen Khondkar et al. dat er een mogelijke stimulans is voor het management van een bedrijf om door middel van de schattingen die gemaakt moeten worden bij het waarderen van het contract de winsten zo vroeg mogelijk te nemen. Het voordeel hiervan voor het management is dat zij meer geld zullen verdienen als er sprake is van een ‘earnings-based compensation’. De accountants van de bedrijven zullen daarom heel goed moeten opletten, aldus Khondkar et al. Concluderend wordt gesteld dat de kwaliteit van de jaarrekening zowel omhoog als naar beneden kan gaan. Door de hogere kwaliteit van de geleverde informatie zou de kwaliteit
van de jaarrekening omhoog kunnen gaan, maar door de vrijheidsbeperking van accountants in specifieke situaties en het oordeel en de schattingen van het management kan de kwaliteit dalen. Khondkar et al. zijn echter wel van mening dat de verplichte toelichting onder IFRS 15 de sleutel tot succes kan worden, omdat deze veel duidelijkheid biedt voor zowel de interne- als de externe gebruikers van het jaarrapport.
Starczewski (2015) staat ook positief tegenover de implementatie van de nieuwe standaard, maar is het wel eens met Khondkar et al. (2016). Het vormen van een standaard voor alle bedrijven in verschillende sectoren is een mooie uitkomst om de prestaties van de bedrijven te vergelijken, en daarmee de transparantie te vergroten, maar Starczewski stelt dat de nieuwe standaard een aantal aandachtspunten met zich meebrengt. Volgens Starczewski is de grootste uitdaging van de nieuwe standaard dat er vertrouwd moet worden op het professionele oordeel van de accountant, om de goede manier van verslaggeving te waarborgen. Daarnaast stelt Starczewski dat de toevoeging van een verplichte toelichting bij de jaarrekening positief is, maar dat er wel veel aandacht aan geschonken moet worden om te zorgen dat de gegeven informatie betrouwbaar is. Volgens Starczewski kan het volgen van het stappenplan van IFRS 15 voor veel bedrijven in het begin ook problemen opleveren, omdat het moeilijk kan zijn de prestatieverplichtingen te bepalen en de transactieprijs te alloceren. Starczewski concludeert dat wanneer bedrijven de fijne kneepjes van IFRS 15 onder de knie krijgen, de nieuwe standaard goed functioneert en dat zowel de betrouwbaarheid als de volledigheid van de informatie toeneemt. Het probleem ligt hem echter in de eerste jaren van het gebruik, wanneer de accountants van de bedrijven nog niet helemaal op de hoogte zijn van de details van IFRS 15. Deze periode kan voor de externe gebruikers van het jaarrapport vragen oproepen, omdat wellicht niet alle transacties goed worden verwerkt.
Xu & Doupnik (2016) onderzochten de impact van de grote hoeveelheid richtlijnen bij IFRS 15. Zij kwamen tot de conclusie dat het geven van richtlijnen bij de nieuwe standaard ervoor zorgden dat er minder uit eigen belang werd gehandeld door het management en de accountants. Door het geven van richtlijnen bij de nieuwe standaard zullen deze strakker gevolgd worden, wat leidt tot meer betrouwbaarheid van de informatie. De richtlijnen geven accountants ook het gevoel dat zij meer controle hebben over hun werk, omdat de
accountants weinig ruimte hebben voor eigen interpretatie van bepaalde punten uit de standaard. Dat IFRS 15 gebruik maakt van het eigen oordeel van de accountant is in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.
Brasser et al. (2018) onderzochten in hoeverre bedrijven al bezig waren met de nodige maatregelen voor IFRS 15 daadwerkelijk in gebruik genomen moest worden. Volgens Brasser et al. namen veel bedrijven de aanpassingen voor de nieuwe standaard mee in hun toelichtingen bij de jaarrekeningen in 2017. Echter verschilt de hoeveelheid informatie die de