• No results found

Artikelen over de VS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Artikelen over de VS"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Verenigde Staten en hun

federale overheid

De VS tussen 1855 en 1965

Dongemond college

VWO 6

(2)

Inhoudsopgave

De Imperialistische impuls

2

Theodore Roosevelt: Imperialisme en de aanpak van trusts

4

Wilson: WO I en de volkenbond

7

Redscare en McCarhyisme

10

Truman: Fair deal, GI bill en koude oorlog

12

Johnson: Great society en oorlog in Vietnam

14

Grant: Kapitalisme en de politiek

17

Cleveland: Sociale onrust en stakingen

20

De fotograaf die een gezicht gaf aan armoede

22

Hoover: de beurscrach

24

Roosevelt: Crisis en New deal

26

De lost cause: zelfbeeld van het verslagen Zuiden

28

Reconstructie, naweeën van de burgeroorlog

30

De grote migratie: Zwarten trekken noordwaarts

33

Racisme in het Zuiden in de eerste helft van de 20

ste

eeuw

37

Rassendiscriminatie volgens het supreme court

43

Martin Luther King en de burgerrechten

44

Voltooiing van de transcontinentale spoorlijn

46

De Frontier

48

(3)

Na de oorlog tegen Spanje van 1898 vielen Hawaii, de Filippijnen en een paar kleinere eilanden in de Pacific zomaar in de Amerikaanse schoot. Wat moest een land dat zelfbestemming van mensen als ideaal had daarmee aan? Kolonies waren uit den boze. Moesten ze onderdeel worden van de Verenigde Staten? De expansionisten vonden van wel en dat was niet simpelweg een

nationalistische eis maar een beschavingsopdracht, een eigen ‘ white man's burden '. Amerika moest zijn plaats innemen tussen de wereldmachten en zijn invloed uitbreiden, vooral in Azië waar enorme markten lagen te wachten. Dat betoogde senator Albert Beveridge, een

onversneden nationalist en expansionist, in 1900 in de Senaat.

“Mr. President, deze tijden vragen om frankheid. De Filippijnen zijn voor altijd van ons, ‘territorium behorend tot de Verenigde Staten' zoals de grondwet het uitdrukt. En achter de Filippijnen liggen de onmetelijke markten van China. We zullen ons uit geen van beide terugtrekken. We zullen niet onze plicht verzaken in deze archipel. We zullen niet onze kansen in de Oriënt laten liggen. We zullen niet ons aandeel ontlopen in de missie van ons ras, de trustee , onder God, van de beschaving van de wereld. We zullen voorwaarts gaan om ons werk te doen, niet ons

verontschuldigen als slaven die zuchten onder hun lasten, maar met dankbaarheid voor een taak die onze kracht waardig is, en met dank aan de Almachtige God dat Hij ons heeft bestempeld tot Zijn gekozen volk, dat vanaf nu de heropleving van de wereld zal leiden.

Dit eilandenrijk is het laatste land dat over is in alle oceanen. Het zou een grote fout zijn om het te verlaten, een blunder die, eens gemaakt, onherstelbaar zou zijn. Als het een fout blijkt om het te behouden dan kan dat worden hersteld wanneer we maar willen. Iedere andere progressieve natie staat klaar om ons af te lossen.

Maar het zal geen fout blijken om het te behouden. Onze grootste handelsstroom zal vanaf nu met Azië moeten zijn. De Stille Oceaan is ónze oceaan. Meer en meer zal Europa in haar behoeften zelf voorzien, uit haar kolonies het meeste halen dat ze consumeert. Waarheen moeten wij ons wenden voor consumenten? Geografie beantwoord deze vraag. China is onze natuurlijk afnemer. Het ligt dichter bij dan Engeland, Duitsland of Rusland, de commerciële machten van het heden en de toekomst. Zij komen al dichter bij China door permanente bases te vestigen aan haar grenzen. De Pacific is de oceaan van de handel van de toekomst. De meeste toekomstige oorlogen zullen gaan om handel. De macht die de Pacific beheerst is daarom de macht die de wereld domineert. En met de Filippijnen is die macht nu en voor altijd de Amerikaanse Republiek.

[...]

Senatoren van de oppositie kunnen niet volhouden dat we geen grondwettelijke macht hebben om de Filippijnen te regeren als de omstandigheden dat verlangen, want die macht wordt wel

aanwezig geacht bij Florida, Louisiana en Alaska. Hoe kan hij dan worden ontzegd aan de Filippijnen? Is er een geografische interpretatie voor de grondwet? Bepalen breedtegraden grondwettelijke beperkingen? Heeft duizend kilometer oceaan minder grondwettelijke macht dan duizend kilometer land?

De stichters van deze natie van geen provincialen. De geografie van de wereld was hun terrein. Ze waren soldaten net zo goed als boeren en ze wisten dat waar ons schepen zouden gaan onze vlag

(4)

zou volgen. Zij volgden de logica van de vooruitgang en ze wisten dat de Republiek die ze stichtten zich noodzakelijkerwijs zich ontwikkelen, in overeenstemming met de wetten van ons zich uitbreidende ras, in de grotere Republiek die de wereld uiteindelijk zal erkennen als de arbiter, onder God, van de lotsbestemming van de mensheid. En daarom schreven onze vaderen in de grondwet deze woorden van groei, expansie, van imperium als u wilt, zonder beperking door geografie of klimaat of door ook maar iets anders dan de vitaliteit en de mogelijkheden van het Amerikaanse volk.

[...]

Mr. President, deze vraag gaat dieper dan een vraag van partijpolitiek; dieper dan enige vraag over het geïsoleerde beleid van ons land, dieper zelfs dan welke vraag van staatsrecht. Het is elementair. Het is raciaal. God heeft de Engelsprekende en Teutoonse volkeren niet voor niets al duizend jaar voorbereid voor ijdele en nutteloze zelfreflectie en eigenwaan. Nee! Hij heeft ons de meester organisatoren van de wereld gemaakt.”

De Filippijnen waren een netelige kwestie voor president McKinley die naar eigen zeggen veel gebed nodig had om te besluiten dat Amerika zijn beschavingstaak daar op moest nemen. Spanje droeg de Filippijnen over aan Amerika, maar tegelijkertijd riep de Filippijnse regering de

onafhankelijkheid uit en verklaarde Amerika de oorlog. De strijdfase daarvan duurde tot 1902 maar guerilla activiteiten bleven plaats vinden tot 1913. Vanaf 1905 behandelde Amerika de Filippijnen als een kolonie. In het midden van de jaren dertig werden de Filippijnen op een traject gezet naar onafhankelijkheid, een plan dat werd verstoord door de oorlog en de Japanse

bezetting. Na de bevrijding kregen de Filippijnen in 1946 hun onafhankelijkheid. China als Amerikaans achterland was in de een of andere vorm altijd aanwezig in de Amerikaanse psyche van de twintigste eeuw, van hulp aan de nationalisten tot isolement, tot de doorbraak onder Nixon en het huidige handelsbeleid.

Bron

(5)

Theodore Roosevelt, Amerikaans Imperialisme en de aanpak van

de trusts

Roosevelt had naam gemaakt toen hij als ambitieuze onderminister van Marine onder president McKinley ontslag had genomen en zich enthousiast aanmeldde als vrijwilliger voor de oorlog om Cuba van Spanje te bevrijden, in 1898. Met zijn clubje van Rough Riders had hij op het eiland San Juan Hill veroverd en dat was niet aan de wereld voorbijgegaan. Dol op actie, dol op politiek, niet vies van zelfpromotie, dat was Roosevelt ten voeten uit. T.R., zoals hij alom werd genoemd, verheerlijkte oorlog en strijd. Toen hij op Juan Hill een gewonde Rough Rider tegenkwam, pakte hij de hand van de man en riep uit ‘Well, old chap, isn’t this splendid?’

Een geboren aanvoerder

Roosevelt was een democraat in de breedst mogelijke betekenis; zeven jaar lang kwam hij op voor de kleine man, tegen de grote financiële en industriële trusts. Tegelijkertijd hoedde hij zich ervoor om de Amerikaanse economische elite al te hard aan te pakken. Hij gebruikte zijn presidentschap als bully pulpit, als preekstoel om het land in beweging te krijgen en om zichzelf op te peppen. Roosevelt voerde veel wetgeving door, zij het aanzienlijk minder dan zijn woorden zouden doen geloven. Hij zette het land op het spoor van natuurbescherming en hij gebruikte het theater aspect van het presidentschap zoals niemand voor hem had gedaan en weinigen na hem zouden doen.

Ook wie honderd jaar later de foto’s ziet van een campagne voerende Roosevelt, ervaart onmiddellijk hoe opwindend verkiezingsbijeenkomsten in die dagen waren. Roosevelt was er dol op en begeesterde zijn toehoorders. Hier stond een natuurtalent, een geboren aanvoerder. Zijn uitgangspunt was typerend: ‘Ik heb geen idee wat de Amerikanen denken. Ik weet enkel wat ze zouden moeten denken.’

Hoewel Roosevelt opgroeide als lid van de upper class van de Verenigde Staten, maakte hij zich op aristocratische wijze wel degelijk druk om het volk. Vooral ergerde hij zich aan de inhaligheid van

(6)

de grote rijkaards en de manier waarop de financiers en industriëlen de overheid naar hun pijpen lieten dansen. Vijf maanden na zijn aantreden viel hij in een toespraak de financier J.P. Morgan aan, die een vinger in elke pot leek te hebben. Tot verrassing van het establishment liet Roosevelt in januari 1902 de Northern Securities Company vervolgen, een combinatie van

spoorwegbelangen die alle transport tussen de Grote Meren en de Stille Oceaan wilde monopoliseren.

Roosevelt gebruikte daarvoor de Sherman Anti-Trust Act van 1890. Deze wet was aangenomen in een tijd van grote onrust over de monopolies maar geen president had hem durven toepassen. J.P. Morgan, die grote belangen had in de combinatie, haastte zich naar Washington om een deal te maken, maar juist Morgans idee dat je overal een compromis over kon sluiten, streek Roosevelt tegen de haren in. Big business dacht echter toch wel aan vervolging te kunnen ontsnappen; had niet het Supreme Court in 1895 beslist dat de Sherman wet alleen gold voor ‘interstate trade or commerce’? Daar viel productie van goederen, ‘manufacture’, toch niet onder?

Maar ze miskenden Roosevelts kracht want de argumenten van de president wogen het zwaarst. In 1905 deed het Supreme Court haar uitspraak: ze liet ook de productie van allerhande goederen onder de wet vallen en dwong de Northern Securities Company op te breken. Overigens was Roosevelt niet per se tegen big business; eerder was het zo dat hij een rol voor de overheid zag weggelegd. En in elk geval wenste hij dat de federale overheid de hoogste autoriteit had en niet big business. Zo dacht hij kapitalisme te kunnen redden van zichzelf en een dreigende

socialistische revolutie. Eenvoudige brutaal

In zijn buitenlands beleid hield Roosevelt vast aan wat hij in 1900 had gezegd: “Ik ben dol op het West-Afrikaanse spreekwoord ‘Speak softly and carry a big stick and you will go far’.” Zo liet hij een dispuut met Engeland over de grenzen van Alaska beslissen door een tribunaal in Londen, maar maakte wel duidelijk dat als de beslissing in Amerika’s nadeel uitviel, hij troepen zou sturen. Ze luisterden. Hij hield het hoofd koel toen de Duitsers in de Amerikaanse achtertuin Venezuela bombardeerden wegens onbetaalde schulden. De publieke opinie was ziedend, Roosevelt

behandelde het als een inbreuk op de Monroe-Doctrine. Wel liet hij via privé-kanalen weten dat de keizer zich wat in moest houden in deze regio; heel toevallig oefende ook de hele Amerikaanse marine in het Caribisch gebied.

De president trok wel een les uit de ervaring. Roosevelt was zo ongelukkig met de kleine pestlandjes in Midden Amerika, hun onbetaalde rekeningen en de risico’s van Europese interventie, dat hij de Monroe-Doctrine uitbreidde. De doctrine was in 1823 neergelegd om de Europeanen buiten het westelijk halfrond te houden, maar in 1904 gebruikte Roosevelt hem om Amerikaanse interventie te rechtvaardigen in Midden- en Zuid-Amerika. In zijn State of the Union in 1904 somde hij op wat bekend werd als de Roosevelt Corollary: als chronisch mismanagement of onmacht om iets te doen tot chaos leidt, dan kan een geciviliseerde natie ingrijpen en de Monroe-Doctrine kan ertoe leiden dat de VS dat doet. In de praktijk gebruikte hij deze visie alleen voor Midden-Amerika.

Subtiel was Roosevelt niet. Toen het Congres in 1902 besloot een kanaal aan te leggen door de landengte tussen Noord- en Zuid-Amerika, ging de president ervan uit dat Columbia, de eigenaar van het land, dat voetstoots zou accepteren. Toen de Columbianen daar anders over dachten, werd Roosevelt kwaad. ‘Misschien moeten we een lesje leren aan die jack rabbits’, schreef hij aan zijn minister van Buitenlandse Zaken. Uiteindelijk was Roosevelts oplossing even eenvoudig als

(7)

brutaal: Amerika richtte gewoon de Republiek Panama op en begon het kanaal te graven. Nobelprijs

Roosevelts grootste diplomatieke triomf was het einde van de oorlog tussen Japan en Rusland in 1904. Hij vond Rusland ‘soddenly stupid’ en Japan ‘entirely selfish’ maar kreeg ze toch aan de onderhandelingstafel in Portsmouth, New Hampshire. In september 1905 kon hij een verdrag bewerkstelligen en het jaar daarop kreeg Roosevelt de Nobelprijs voor de vrede. In de zomer van 1907 verraste Roosevelt het hele land, inclusief zijn kabinet, met een plan om de hele

Amerikaanse vloot, zestien slagschepen, rond de wereld te laten varen (de wereld was in dit geval vooral de Stille Oceaan). De Senaat verklaarde hem voor gek en weigerde geld te geven.

Roosevelt had dat voorzien en meldde dat hij genoeg geld had om de vloot naar San Francisco te laten gaan. Hij zou haar daar voor anker laten liggen tot het congres met geld doorkwam. De politici bogen.

Roosevelt was de eerste Amerikaanse president die het wereldwijde machtsspel ging meespelen, overtuigd als hij was dat het lot van de beschaafde wereld afhing van Groot-Brittannië en Amerika. In zijn visie waren Japan en Duitsland ronduit bedreigend, was Rusland een strategische speler gewoon omdat het zo groot was en was China cruciaal. Roosevelt zag Japan als potentieel bolwerk tegen Rusland en vond het daarom geen probleem om in 1905 Korea aan Japan te geven.

Amerikaans nationaal belang stond voor Roosevelt voorop en met die gift dwong hij van Japan de belofte af dat ze de Amerikaanse soevereiniteit over de Filippijnen zouden erkennen.

Als op een debutantenbal waarop Amerika zijn entree in de wereldpolitiek maakte, vertrok Roosevelts ‘great white fleet’ (de rompen waren wit geverfd) op 16 december 1907. Dat was dan ook meteen de belangrijkste betekenis, want verder leverde het machtsvertoon niet veel op. Maar de foto van Roosevelt, aan boord van een van de schepen, zijn hoed oplichtend ten afscheid, is prachtig.

Theodore Rising en Theodore Rex door Edmund Morris, New York, 2010 (heruitgave), 2001. De

fenomenale twee eerste delen van de biografie van Roosevelt. Deel drie is minder interessant omdat Theodore dan minder interessant is.

(8)

Wilson; de eerste wereldoorlog en Volkenbond

Krachtig president

Wilson was geen radicaal, al onderkende hij de problemen die big business veroorzaakte en de noodzaak van een overheidsrol in het beschermen van de belangen van zwakkeren. Hij stond vakbonden meer toe dan tevoren maar niet alles wat ze wilden. Big business zou niet meer verdwijnen, dat accepteerde Wilson, maar hij wenste wel regulering als het ging om het publiek belang. Zo stelde hij in september 1914 de Federal Trade Commission in, die de bevoegdheid kreeg onfaire concurrentie te onderzoeken en zonodig te verhinderen.

De grootste vernieuwing was het opzetten van een centrale bank. Sinds president Jackson in 1836 de Amerikaanse Nationale Bank had getorpedeerd, was dit onderwerp fel omstreden maar het ontbreken ervan bleek steeds problematischer. Tussen 1900 en 1912 hadden honderden banken de deuren gesloten, terwijl goud en bankpanieken in 1893 en 1895 door J.P. Morgan moesten worden opgelost. Maar in 1907 had zelfs die sluwe en machtige bankier het niet op zijn eentje voor elkaar gekregen. De tijd was rijp voor een nieuw systeem.

Er kwam een centrale bank om de geldschepping te controleren en reserves te verschaffen aan banken. Wilson zette zes reserve banks op in verschillende regio’s die werden gerund door de banken, maar hij overkoepelde het geheel met een Federal Reserve Board waarvan de president de leden benoemde. Wall Street vond het maar niets, een vorm van radicaal populisme, maar Wilson hield de druk op de ketel en kon op 23 december 1913 de Federal Reserve Act tekenen. Hier was duidelijk een krachtig president aan het werk. Inderdaad realiseerde Wilson in zijn twee termijnen meer wetgeving dan welke president dan ook, hoogstens later geëvenaard door Franklin

(9)

Roosevelt en Lyndon Johnson. Krampachtig

Voor de meeste Amerikanen kwam het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog als een verrassing. Niemand verwachtte dat Amerika er bij betrokken zou raken, president Wilson al helemaal niet. Op 4 augustus 1914 gaf hij een neutraliteitsverklaring uit en hoewel de sympathieën in de VS sterk verdeeld waren (miljoenen immigranten voelden zich verbonden de ene of de andere partij), was dat precies wat het land wilde.

De president probeerde iedere niet-neutrale gedachte, laat staan niet-neutrale handeling, te voorkomen. Maar Amerika kon zich niet buiten de wereld plaatsen. Zo legden de Engelsen een blokkade rond Europa, wat zuiderlingen woedend maakte omdat het de katoenverkoop hinderde. Lastige vragen doken op: de Engelsen hadden geen chemische industrie en moesten hun

explosieven importeren uit Amerika. Maar was het leveren van munitie niet in strijd met de neutraliteit? Wilson verschool zich achter het argument dat niet leveren dat ook was. Maar was het lenen van geld om het spul te kopen dan nog neutraal? Wel, zei Wilson, niet lenen was ook niet neutraal.

Aanvankelijk leek Wilson hoop op een rol als bemiddelaar gerechtvaardigd. De Duitsers zouden toch niet zo stom zijn om ook nog eens de VS in het vijandige kamp te brengen? Zo stom waren ze wel. Om de blokkade die het land wurgde te breken, nam Duitsland zijn toevlucht tot onderzeeërs. Het was een kwestie van tijd voordat een schip met Amerikaanse belangen getorpedeerd zou worden. Op 7 mei 1915 gebeurde dat met de Lusitania, een passagiers- en vrachtschip met 128 Amerikanen aan boord. Hoewel Engelsen maar al te vaak oorlogsmateriaal in passagiersschepen vervoerden, was de publieke opinie verontwaardigd. De roep om oorlog werd luider, aangevoerd door Theodore Roosevelt.

De neutraliteit werd steeds moeilijker vast te houden. Toch werden de presidentsverkiezingen van 1916 onder die vlag gehouden. Tot Wilsons eigen verrassing werd ‘Hij heeft ons buiten de oorlog gehouden’ het thema, en werd de Republikein Charles Evan Hughes, rechter in het Supreme Court, afgeschilderd als de ‘kandidaat van de keizer’. Het werd een van de meest krappe

verkiezingen in de geschiedenis. Hughes ging naar bed met het idee dat hij president was, maar omdat Wilson in Californië won met 4.000 stemmen verschil, kreeg hij in het kiescollege een meerderheid van 23 stemmen. Het leverde een mooie anekdote op toen iemand het Hughes kamp daarover belde. ‘De president slaapt,’ vertelde men hem. De man reageerde: ‘Als hij wakker wordt, vertel de president dan maar dat hij geen president meer is.’

Oorlogsverklaring

Na Wilsons overwinning openden de Duitsers een onverwacht diplomatiek offensief. Ze kwamen met een verrassend voorstel naar Washington waarna Wilson de Engelsen onder zware druk zette. Maar de Duitse generaals ondermijnden uiteindelijk deze laatste poging door in januari 1917 weer te beginnen met hun duikbotenoorlog. De Duitsers hoopten de strijd aan het oostfront snel te kunnen beëindigen, Engeland te isoleren en de strijd op het slagveld te beëindigen voor de Amerikanen erbij betrokken raakten.

De herstart van de duikbootoorlog was een koude douche voor Wilson. ‘Vrede zonder

overwinnaars’ leek nu onmogelijk. Begin februari verbrak Wilson de diplomatieke banden met Duitsland, al verzette hij zich tegen de laatste stap. Toen de Duitsers schepen bleven torpederen en de Engelsen een telegram doorspeelden van onderminister Alfred Zimmerman, was het spel echter voorbij. In dat telegram liet Zimmerman de Mexicanen weten dat ze bij een Duitse

(10)

overwinning Texas, Arizona en New Mexico zouden krijgen. Het was een belachelijk voorstel, maar het deed de balans doorslaan.

Op 2 april 1917 vroeg en kreeg Wilson een oorlogsverklaring van het congres. In een toespraak stelde hij dat ‘gewapende neutraliteit nu blijkbaar niet praktisch was’. Amerika zou de vrijheid van varen op de hoge zeeën verdedigen. Maar Wilson ging verder. Het gedrag van Duitsland toonde dat het land niet veilig kon samenleven met democratische landen. Er moest worden gevochten voor de bevrijding van de wereld, inclusief Duitsland. ‘De wereld moet veilig gemaakt worden voor democratie.’

Het congres juichte, tot verbazing van Wilson die beter dan de politici zich realiseerde welke stap Amerika had genomen. Hij had de verwachtingen wel erg hoog gemaakt: als Amerika deel nam, dan ook voor niets minder dan democratie in de wereld. Het paste ook in Wilsons streven om de isolationistische traditie te verlaten in ruil voor een ‘concert van vrije landen’.

Binnenlands was het de aanleiding om inkomstenbelasting te verhogen. Helaas bleek ook meteen de ongelukkige Amerikaanse neiging om iedere vijand als de duivel af te schilderen en elke vorm van sympathie als on-Amerikaans. Duitse immigranten en hun families kregen het zwaar te verduren. De sfeer werd nog beklemmender toen in Rusland de revolutie plaatsvond. Iedereen die tegen de oorlog was, werd in de gevangenis gegooid, inclusief de Eugene Debs, de

presidentkandidaat van de socialistische partij, goed voor zes procent in 1912. Er werden draconische censuur- en antispionagewetten aangenomen.

Intussen was Wilson bezig met een alomvattende vredesregeling. Hij dacht na over de oorzaken van de oorlog, hoe die kon worden beëindigd en in het vervolg voorkomen, en leverde een reeks toespraken af, preken eigenlijk, in de eerste waarvan hij de Veertien Punten formuleerde. Hoewel zijn vertrouwen in internationaal recht ondermijnd was, nam hij zijn toevlucht tot een middel, een Volkerenbond, waarin hij afhankelijk was van de welwillendheid van de deelnemende naties. Hoe dwong je die af? Als goede wil bestond tussen naties was een dergelijke organisatie niet nodig en als die goede wil ontbrak, hielp de Bond ook niet veel. De Veertien Punten bevatten ook een duidelijke verklaring over de vrijheid van de zeevaart, gericht tegen Engeland. Verder werden geheime verdragen afgewezen, en zelfbestemming en democratie geprezen.

Ineenstorting

Na zijn triomftocht door Europa vielen de onderhandelingen in Parijs tegen. De oorlog was voorbij, de soldaten op weg naar huis en Amerika was niet meer nodig. Toch stond Wilson niet met lege handen: de Volkerenbond overleefde en op basis van zelfbestemmingrecht werden de grenzen in Europa opnieuw getrokken. Maar de concessies die de president moest maken, zaten veel Amerikanen niet lekker.

Wilson liep veel te ver voor zijn landgenoten uit en aangezien hij een tweederde meerderheid in de Senaat nodig had om het verdrag aangenomen te krijgen, had hij een serieus probleem. Er was weinig animo om betrokken te blijven bij Europa, dat werd gezien als een kluit van onvermoeibare oorlogsstokers. De Republikeinse senator Henry Cabot Lodge en de nationalisten vreesden dat de Volkerenbond Amerika’s vrijheid van handelen zou beperken.

Toen Wilson in juni 1919 was hij doodmoe, woedend over de minder dan enthousiaste aanvaarding van zijn handwerk, en gedreven door zijn profetische visie en zijn ijdelheid weigerde hij elk

compromis. ‘De senaat moet zijn medicijn nemen,’ verklaarde de president. Hij reisde het hele land door om de steun die wel degelijk bestond voor de Volkerenbond om te zetten in druk op de

(11)

senatoren. Maar Wilson was hardnekkig en eigenwijs, zoals paste bij zijn dominees aard. Als hij maar een beetje had toegegeven, dan was Amerika lid geworden van een organisatie die misschien weinig had te betekenen maar die in elk geval had voorkomen dat Amerika voor isolationisme kon kiezen.

Verder lezen

Woodrow Wilson: A Biography door John Milton Cooper Jr., New York, 2011. Meest recente biografie

van Wilson, gedegen werk.

Red scare en het McCarthyisme

‘We have nothing to fear but fear itself'. Zo verwoordde Franklin Delano Roosevelt bij zijn

inauguratie in 1933 een van de belangrijkste lessen voor een open samenleving: laat je nooit door angst regeren. Op het dieptepunt van de Grote Depressie zag de president hoe verleidelijk dat was, en hoe gevaarlijk.

Maar zelfs de grote Roosevelt liet steken vallen. In de paniek na de Japanse aanval op Pearl Harbor, op 7 december 1941, tekende hij in februari een executive order die het militaire gezag in de westelijke staten de macht gaf alle Japanse Amerikanen te interneren. Ze werden in kampen gestopt in de woestijnen van Californië en Nevada, een beleid dat in 1944 werd gesanctioneerd door het Supreme Court.

Angst ís een slechte raadgever. Een open en democratisch land kent geen groter gevaar dan het uit angst overboord gooien wat zo'n samenleving sterk maakt: precies die openheid en die democratische rechtsstaat. In de loop van de geschiedenis zijn de Verenigde Staten regelmatig in die valkuil gestapt (en er gelukkig weer heelhuids uitgekomen). De huidige aantasting van de burgerrechten in het kader van de ‘oorlog tegen het terrorisme' en de er nauw mee verbonden uitbreiding van de uitvoerende macht passen in deze onaangename traditie.

Al in 1798 nam het Congres wetgeving aan om ‘verraad' aan de Fransen of andere buitenlandse machten te voorkomen, de beruchte Alien and Sedition Acts. De persvrijheid werd aan banden gelegd, journalisten en columnisten

gearresteerd, en in het algemeen ontstond een sfeer van intimidatie. Ook toen al domineerden binnenlands politieke factoren. De regering van John Adams wilde Thomas Jefferson, die van Franse sympathieën werd verdacht, de pas afsnijden. Onverstandige en onpopulaire wetgeving die niet eens hielp: Jefferson werd in 1801 president en schafte de wetten af.

Tijdens de Burgeroorlog zette president Lincoln de habeas corpus op sterk water: de

grondregel dat niemand gearresteerd, gevangen gezet of anderszins door de autoriteiten onder handen genomen kan

(12)

worden zonder een oordeel van het gerecht. Hierop beroept door president Bush zich regelmatig bij zijn afschaffing van de habeas corpus voor iedereen die zijn regering omschrijft als ‘unlawful enemy combattant'.

Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog ging het mis, toen de Amerikaanse deelname leidde tot aantasting van de burgerrechten. Duitse Amerikanen waren de voor de hand liggende slachtoffers, maar ook pacifisten en als bedreigend ervaren elementen, zoals anarchisten, socialisten en communisten werden vervolgd met verstrekkende spionage wetten. De socialistische

presidentskandidaat Eugene Debbs werd wegens zijn pacifisme gevangen gezet en moest in 1920 vanuit het gevang campagne voeren (hij haalde bijna een miljoen stemmen).

Door de Russische Revolutie (1917) en de naoorlogse politieke onrust in Europa, liep het echt uit de hand. Onberedeneerde angst in Washington vertaalde zich in wat we nu de Red Scare noemen. De ambitieuze minister van Justitie Palmer leidde een heksenjacht op linkse elementen en was de instigator van wetgeving die de burgerrechten van Amerikanen danig beperkte, aanvankelijk met steun van de media en de bevolking. Uiteindelijk overschreeuwde Palmer zich toen hij in 1920 de Democratische nominatie probeerde te verwerven.

Het bekendst is de heksenjacht in de jaren vijftig, het McCarthyisme. Dit keer was de start van de Koude Oorlog de aanleiding. Amerikanen reageerden tamelijk hysterisch op gebeurtenissen die ze niet anders konden verklaren dan door ‘verraad' of ‘samenzwering'. Daarvoor moést iemand verantwoordelijk zijn. George Kennan, de grote diplomaat, realiseerde zich de risico's van deze ontwikkelingen toen hij eind jaren veertig studenten van het National War College deze les voorhield: ‘De werkelijkheid is dat er in ieder van ons, diep begraven, een beetje totalitarisme aanwezig is. Het is enkel het aangename licht van zelfvertrouwen en veiligheid dat dit kwade genius buiten de deur houdt .. Als vertrouwen en veiligheid zouden verdwijnen, denk dan niet dat dit genius niet klaar zou staan om hun plaats in te nemen'.

George Kennan was een roepende in de woestijn. Voor de meeste regeringsofficials was het eenvoudig: de Sovjet Unie gebruikte alles wat in zijn kraam te pas kwam, kende geen morele of wettelijke terughoudendheid. Dat rechtvaardigde, nee, verplichtte de vrije wereld om hetzelfde te doen en tijdelijk zijn waarden op te schorten. Zo schreef Paul Nitze het op in de

veiligheidsdoctrine, de NSC 68, die het denken meer dan een decennium bepaalde. Deze

redenering is terug te vinden in de overtuiging van presidenten als Richard Nixon, Ronald Reagan en George W. Bush dat Amerika zich op het wereldtoneel zich geen beperkingen op moet laten opleggen (curieus genoeg lijken vooral Republikeinen een sterke, zo weinig mogelijk

gecontroleerde staat voor te staan).

In de jaren vijftig maakte de obscure senator Joe McCarthy er dankbaar gebruik van. In 190 zwaaide hij tijdens een speech in Wheeling, West Virginia, met een stuk papier waarop volgens hem 200 spionnen en verraders in het State Department stonden. Niemand heeft het papier ooit in mogen kijken maar de aanklacht viel in vruchtbare bodem die al flink was geploegd door anti-communisten als de jonge Richard Nixon. Natuurlijk was zorg gerechtvaardigd: spionnen waren deel van de Koude Oorlog. Maar er was geen reden voor deze destructieve communistenjacht die opnieuw een schending opleverde van fundamentele grondrechten en de levens van talloze mensen kapot maakte. President Eisenhower brandde er zijn vingers niet aan, uiteindelijk zou Joe McCarthy zichzelf opknopen.

De oorlog in Vietnam en de paranoïde instelling van president Richard Nixon leidden tot de volgende golf van uitspattingen. Afluisteren, geheime bombardementen, het onderhouden van een criminele bende vanuit het Witte Huis, corrumpering van de campagnefinanciering, het inschakelen van de CIA voor binnenlandse activiteiten: dit keer was het vooral de uitvoerende macht onder een weinig scrupuleuze president die zich misdroeg. Watergate maakte daar een

(13)

einde aan en in de jaren zeventig legde het Congres de uitvoerende macht aan de ketting. Gezien deze geschiedenis was de nieuwe carrousel van overspannen reacties na 9/11 geen verrassing. De gevangenis in Guantanamo Bay, bewust niet op Amerikaanse grondgebied, werd ingericht om strijders uit Afghanistan van het slagveld te houden. De gevangenen vielen niet onder Amerikaanse rechtsregels, maar volgens de regering waren ze evenmin krijgsgevangenen. Daarmee raakten ze in een juridisch vacuüm.

De regering Bush stelde simpelweg dat dit soort maatregelen, eigenlijk wel alle maatregelen, in tijd van oorlog gerechtvaardigd zijn.

De vraag is of dat zo is en wie dat toetst, anders betekent het de facto dat de regering alles kan en mag doen. Daarnaast blijft het natuurlijk de vraag of er eigenlijk wel sprake is van een oorlog. En zo ja, wat voor oorlog. Niet tegen een land, blijkbaar, maar een oorlog tegen terreur, tegen een methode. Kan dat wel? En wanneer is die dan voorbij? Als de regering het zegt?

Truman en de koude oorlog (Marshallplan en Trumanleer)

De eerste prioriteit was de afwikkeling van de oorlog. Voor het eerst hoorde Truman over de atoombom en de kosten van de aanstaande invasie van Japan. Nog voor dat goed was bezonken reisde hij af naar Europa, waar in Potsdam de grote drie bijeenkwamen. Hoewel Truman onzeker was, had Stalin snel door dat deze president hem minder vriendelijk gezind was dan Roosevelt. In Potsdam stelden de geallieerden een ultimatum aan Japan en bepaalden de scheidslijn tussen Noord- en Zuid-Korea. Een maand later werd de naoorlogse orde ingeluid met de ondertekening van het charter voor de Verenigde Naties.

Tot zover voerde Truman voornamelijk bestaand beleid uit, maar nu moest hij zelf beslissen over de atoomboom. Of de bommen op Hiroshima en Nagasaki, op 6 en 9 augustus, nodig, nuttig of verstandig waren, zal wel altijd omstreden blijven. Truman stelde altijd dat hij verder

(14)

bloedvergieten wilde vermijden en er niet op uit was de Russen te intimideren. In elk geval betekende het een snel einde van de oorlog.

In het najaar van 1945 kwam Truman met binnenlandse politieke voorstellen, de Fair Deal. Hij legde de naoorlogse prioriteiten neer: en uitbreiding van de AOW, een

werkgelegenheidsprogramma, bescherming van minderheden, nieuwbouw in binnensteden en federale hulp voor gezondheidszorg, onderwijs en onderzoek. Het was een ambitieus programma met een duidelijk Truman-stempel.

De economie had echter moeite over te schakelen op een naoorlogs patroon. De inflatie liep op maar het bedrijfsleven verzette zich tegen loon- en prijsbeperkingen. Het Congres werkte niet mee, zeker niet nadat de Republikeinen in 1946 de meerderheid hadden veroverd. Truman kon weinig meer doen dan veto's uitspreken, overruled worden en daar heftig tegen protesteren. In het land heerste nogal wat arbeidsonrust.

Zonder het zich te realiseren ondergingen de Verenigde Staten een enorme verandering. Zwarte soldaten die terugkwamen uit de oorlog accepteerden de segregatie in het Zuiden niet meer. Een migratie naar het Noorden kwam op gang. In tien jaar zouden bijna acht miljoen veteranen een behoorlijke opleiding volgen dank zij de GI Bill, waarmee elke veteraan op kosten van de overheid kon studeren. Vrouwen die tijdens de oorlog volledig hadden meegedraaid in de economie, gingen niet meer terug naar het aanrecht.

Al snel moest Truman zich volledig concentreren op buitenlands beleid. Tussen 1946 en 1950 bouwden Truman en zijn team de structuur op waarbinnen de wereldpolitiek de daaropvolgende vijftig jaar zou functioneren. Het eerste jaar zocht Truman naar de juiste benadering van de Sovjet-Unie, maar gedurende 1946 verhardden de verhoudingen en verloren ook de meest optimistische analysten het geloof in diplomatie. Vanaf 1947 was ‘containment' het beleid, het inperken van de ideologische invloedssfeer van de Sovjet-Unie.

Toen Groot Brittannië liet weten dat het niet langer de politieke stabiliteit in Griekenland en Turkije kon garanderen, reageerde Truman direct. Om isolationistische Congresleden over te halen was een apocalyptische toonzetting nodig die helaas de toon zette voor de rest van de Koude Oorlog. Op 12 maart 1947 formuleerde Truman in een toespraak voor het Congres de Truman Doctrine: ‘Het moet het beleid zijn van de Verenigde Staten om vrije volkeren te steunen die zich verzetten tegen pogingen tot onderdrukking door gewapende minderheden of door krachten van buitenaf'. Bezorgd over het stagnerend herstel in West-Europa, lanceerde de regering in de zomer van 1947 het Marshall Plan. Formeel werd ook de Sovjet-Unie uitgenodigd, zij het op voorwaarden die dat land nauwelijks kon accepteren. Het wederzijdse wantrouwen was te groot geworden om nog samen iets te kunnen doen. De Russen namen de macht over in Tsjechoslowakije en

consolideerden hun grip op Oost-Europa. Het Westen kon niets doen. Toen in juni 1948 de Sovjet-Unie echter de toegang tot Berlijn blokkeerden, zetten de geallieerden een luchtbrug op naar de stad. Dat onder die omstandigheden in 1949 de NAVO tot stand kwam, lijkt vanzelfsprekend maar was het niet. Amerika had zich ook kunnen afkeren van Europa.

Binnenlands zat Truman twee vuren. Hoewel hij zich inzette om de afbraak van de New Deal te voorkomen, vertrouwden de progressieven in de Democratische Partij hem eigenlijk niet. Aan de andere kant moest hij werken met de racistische Democratische Congresleden uit het zuiden, die Trumans verfrissende standpunten over burgerrechten niet konden waarderen. In verkiezingsjaar 1948 waren er dan ook sterke ‘Stop Truman'-acties. Maar alternatieven waren er niet. Eisenhower

(15)

kreeg de nominatie aangeboden maar weigerde. Truman moest zo'n beetje op eigen houtje campagne voeren. Hij deed dat op een klassiek geworden manier. In de Truman library is nog zijn stem te horen: ‘Hi, I am Harry Truman. I'm a civil servant and I would like to keep my job for another four years'. In twee maanden legde Truman bijna 50.000 kilometer af, voornamelijk per trein op whistle stop tours. De opiniepeilers onderschatten het enthousiasme dat Truman

genereerde en voorspelden een gemakkelijke overwinning voor de Newyorkse gouverneur Thomas Dewey. Trumans ruime overwinning in november was een enorme verrassing.

De angst voor opdringend communisme werd nog sterker toen in 1949 China communistisch werd. Nog jaren zou er gelamenteerd worden over de vraag wie China had verloren: Koude Oorlogspolitici als Joe McCarthy en Richard Nixon bouwden er hun carrière op. In Washington regende het beschuldigingen. In juni 1950 opende Noord-Korea plotseling de aanval op Zuid-Korea. Truman reageerde onmiddellijk en maakte gebruik van een boycot van de Veiligheidsraad door de Sovjet-Unie om de militaire operatie onder de vlag van de Verenigde Naties uit te laten voeren. Met moeite hielden de troepen stand en drongen vervolgens onder leiding van de soms briljante maar altijd arrogante generaal MacArthur de aanvallers terug tot aan de Chinese grens. Daar werden ze door Chinese militairen teruggeslagen tot 38ste breedtegraad. Truman wilde tot elke prijs een oorlog met China vermijden. De oorlog raakte in een patstelling en na kritiek op zijn leiding, ontsloeg Truman MacArthur, daarmee de civiele zeggenschap over het leger

onderstrepend.

Johnson, great society en oorlog in Vietnam

Op 22 november 1963 in Dallas werd Kennedy vermoord en een paar uur later, nog voor het vliegtuig opsteeg, werd Johnson ingezworen als opvolger. LBJ ging direct in politieke overdrive . Hij verzekerde zich ervan dat Jacqueline Kennedy, shell shocked en met bloed op haar kleren, twee uur na de dood van haar man naast diens opvolger stond om de continuïteit te beklemtonen en hij nam direct het heft in handen, deels uit onzekerheid wat er achter de moord zat. De Kennedy-clan

(16)

zou hem dit 'onwaardig' gedrag nooit vergeven.

Maar de Verenigde Staten had het niet beter kunnen treffen in de naweeën van de traumatisch dood van hun president. Johnson was ervaren, energiek en deed die eerste paar maanden eigenlijk alles goed. Hij slaagde er zelfs in om te laveren tussen de behoefte aan rouw om de gestorven jonge god en het snel en energiek gebruik te maken van de goodwill die dat schiep. Op binnenlands terrein waren Johnsons expertise en inzicht ongeëvenaard en hij ging direct aan het werk. Op buitenlands terrein was hij veel minder zelfverzekerd, ook al omdat hij bang was te licht bevonden te worden door de Kennedy-adviseurs die hij onverstandig genoeg te lang aanhield. Daardoor konden de wonderjongens uit de regering Kennedy, de gebroeders Bundy, minister van Defensie McNamara (links) en andere de toon zetten. Vietnam was vanaf de eerste dag aanwezig, en al had Johnson blijkens de bandopnames uit die tijd wel degelijk de juiste gut feelings over dat conflict, hij liet zich toch het drijfzand inlokken.

Johnson ging meteen verder, kundig gebruik makend van het duidelijke mandaat dat de kiezers hem hadden gegeven. Hij lanceerde de belangrijkste wetgevende programma's sinds Franklin Roosevelt om de eeuwige problemen van Amerika aan te pakken: armoede, racisme en gebrekkige ziektekostenverzekering. En LBJ deed meer dan alleen lanceren, hij zorgde er

hoogstpersoonlijk voor dat de programma's door het Congres werden aangenomen. In die rol was Johnson briljant - weinig presidenten waren zo bedreven in het verzamelen van wetgevende meerderheden zonder de waardigheid van het ambt te ondermijnen. Het was niet gemakkelijk om de racistische Democraten uit het Zuiden over te halen Burgerrechtenwetgeving te steunen, maar Johnson deed het. Ook de Great Society, de ambitieuze naam die referenties moest oproepen aan de New Deal, en de War on Poverty mochten er zijn. Johnson wist dat het in de praktijk niet allemaal zou lukken, maar net als zijn grote voorbeeld Franklin Roosevelt, wilde hij in elk geval proberen wat tot stand te brengen.

Zelden in de Amerikaanse geschiedenis is er meer fundamentele wetgeving door het Congres geloodst als in dat fantastische jaar, 1965. Johnson liep op wolken. Toch werden de eerste barsten al zichtbaar. De rellen in Watts, een arme wijk in Los Angeles, zouden de opmaat blijken voor veel meer geweld later in de jaren zestig. Niet omdat de plannen van Johnson niet goed waren of de uitvoering niet deugde, maar omdat de weerzin tegen het repressief systeem van

rassendiscriminatie niet langer viel te onderdrukken. Johnson deed wat hij kon, en meer dan dat, maar zoals het vaak gaat: het leidde alleen maar tot de vraag om meer. De jaren zestig werden een roerig geheel van emancipatie van al die groepen die zich sinds de Tweede Wereldoorlog koest hadden gehouden. Johnson, een groot gelover in de maakbare samenleving, verloor de regie.

Meer dan een half miljoen soldaten

Misschien was het toch wel gebeurd, maar de desintegratie van de Amerikaanse samenleving werd versterkt door de oorlog in Vietnam. Johnson en zijn adviseurs lieten zich op een gigantische manier meezuigen in een conflict waar Amerika zich verre van had moeten houden. De combinatie van Koude Oorlogs-denken, dominofabeltjes en de illusie dat de Verenigde Staten alle varkentjes kon wassen, leidden tot een betrokkenheid die in 1967 was uitgegroeid tot meer dan een half miljoen Amerikanen in Vietnam. De betrokkenheid die president Kennedy was begonnen, kon de onzekere Johnson niet beëindigen. Hij was te bang dat zijn gebrek aan ervaring op buitenlands gebied zou worden uitgespeeld door politieke tegenstanders.

(17)

Johnson was nooit gelukkig met Vietnam, maar hij kon zich niet toe zetten om de eigen dynamiek te stoppen die het conflict had gekregen. Hij twijfelde altijd maar mocht dat als president niet laten zien en toen de kosten eenmaal waren opgelopen, kon Johnson niet meer toegeven dat het allemaal voor niets was geweest. Hij dwong zichzelf om erin te geloven. Hoewel een paar van zijn adviseurs hem waarschuwden, overstemden de optimistische 'eind van de tunnel'-verkondigers deze sceptici. De beste biografie die over Johnson is verschenen, die van Robert Dallek, schetst een ontluisterend beeld van iemand die heen en weer wordt geslingerd tussen doordrukken en terugtrekken, tussen het riscio van een conflict met China en Rusland en een afgang. Hij kon maar niet beslissen en koos voor de allerslechtste optie: doormodderen.

Ondermijning van de geloofwaardigheid

Johnsons binnenlandse programma's werden ondermijnd door de onmogelijkheid om zowel een oorlog als dure voorzieningen te financieren. Naarmate het slechter ging met de oorlog en

Congresleden hem in de steek lieten, verloor hij ook zijn greep op het Congres. Zelfs de befaamde Johnson-methode van politici onder druk zetten, sorteerde geen effect meer. Als het politieke momentum verloren gaat, heeft een president weinig meer in te brengen tegen eigenwijze en egocentrische Congresleden.

De protesten in de samenleving groeiden exponentieel toen de dienstplicht de campussen begon te bereiken, al peurde Johnson zijn moed uit de steun die de meeste Amerikanen voor zijn beleid uitspraken. Maar zoals Dallek aantoont, ondermijnde Johnsons weigering om opening van zaken te geven aan de bevolking zijn geloofwaardigheid. Toen er steeds iets anders gebeurde dan de leiders beloofden, geloofden de gewone Amerikanen uiteindelijk hun leider niet meer. Ze begonnen ook te twijfelen aan Johnsons psychische stabiliteit naarmate er meer verhalen gepubliceerd werden over de excentrieke uitingsvormen van de president. Zo schrok LBJ er niet voor terug om journalisten zijn penis te laten zien als hij te veel lastige vragen kreeg over Vietnam, trok hij zijn shirt op om het litteken van een galblaasoperatie te tonen (wat door een beroemde politieke tekenaar in een kaart van Vietnam werd getransformeerd). Deze geniale politicus was op zijn slechtste momenten een lompe, schaamteloze hufter.

In de loop van 1967 begon Johnson na te denken over de vraag of hij zich nog wel tot een tweede volle termijn moest laten kiezen. Twee vragen speelden door zijn hoofd: kon hij winnen als Robert Kennedy zich in de strijd zou werpen en was hij wel gezond genoeg voor nog eens vier jaar? Johnson aarzelde met zijn besluit, nam zich een paar keer voor om een afscheidstoespraak te houden en deed het niet, maar uiteindelijk besliste een beschamend kleine overwinning in de voorverkiezing in New Hampshire tegen vredeskandidaat Eugene McCarthy. In een televisierede over Vietnam voegde Johnson als uitsmijter de aankondiging toe dat hij niet beschikbaar was voor een nieuwe termijn. Tegelijk bleef de president op typische Johnson-manier beschikbaar, letterlijk tot de laatste dag van de Democratische conventie.

(18)

Kapitalisme en de politiek onder Grant (1869-1877)

Goeiige man

(19)

mislukking: hij faalde als boer, als zakenman en als militair in vredestijd. Grant had grote armoede gekend, hield van de fles en om te kunnen overleven had hij zelfs de twee slaven van zijn vrouw moeten verkopen. De oorlog kwam voor Grant als een geschenk uit de hemel, het gaf hem de gelegenheid zijn land te dienen en zijn problemen te vergeten.

Hoewel hij als generaal de bijnaam kreeg ‘Grant de Slager’ omdat hij schijnbaar zonder moeite tienduizenden soldaten de dood in kon sturen, was de kleine, slordig geklede man die uiteindelijk het krediet kreeg voor de noordelijke overwinning een emotionele, zachtaardige man. Hij had nauwelijks politieke opinies, de wereld van ideeën was deze praktisch ingestelde militair geheel vreemd. Hij gaf niets om militaire parades en officieel vertoon en hunkerde niet naar het mannen-onder-elkaar gedoe van militairen of politici.

Met het enthousiasme van iemand die arm is geweest, genoot Grant als president van de geneugten van het ambt. Hoewel hij zelf integer was, kon Grant geen cadeaus afslaan, of het nu ging om paarden, stierkalfjes, sigaren of jurken voor zijn vrouw. Grants had enorm veel respect voor rijke zakenlui en het maakte hem niet uit hoe ze aan hun geld waren gekomen. Deze goede, goeiige man kon niet geloven dat zijn vrienden oneerlijk konden zijn.

Slechte hand

Een dergelijke goedgelovig vertrouwen vraagt erom beschaamd te worden en de regering Grant zou de meest corrupte blijken van de negentiende eeuw. De generaal zag de overheid als een soort groot leger en runde het ook zo, met heel veel delegeren. Verder was hij in politiek niet erg geïnteresseerd, zodat de adviseurs aan wie hij beleid had uitbesteed de dienst uitmaakten. Helaas had de president een slechte hand van adviseurs kiezen. Grants kabinetten bestonden

voornamelijk uit non valeurs, als er iemand met talent opdook, werd die snel weer verwijderd. Liefst 25 man versleet hij in acht jaar.

Sommige lieden waren incompetent, sommige corrupt, de meeste allebei. Alleen Hamilton Fish, zijn minister van State, kon de toets der kritiek doorstaan. Vrijwel alle ministers waren betrokken bij financiële schandalen. Het congres deelde in de graaipartij. Zo was er het Credit Mobilier schandaal, genoemd naar het constructiebedrijf dat de Union Pacific Railroad had opgezet. Congresleden, Grants vice-president en andere machthebbers kregen aandelen in het bedrijf, dat vervolgens stevige federale subsidies kreeg. Het was rauwe corruptie. De minister van Marine nam smeergeld aan van leveranciers, de zoon van de minister van Binnenlandse Zaken verkocht contracten voor landmeting, de minister van Oorlog nam geld aan van Indiaanse handelsposten, de privé-secretaris van de president was betrokken bij een plan om whiskybelastingen te

ontduiken en Grants zwager bij een poging om de goudmarkt te veroveren.

In dit laatste geval kwam Grant er net op tijd achter dat twee speculanten probeerden de goudprijs kunstmatig te verhogen door al het vrije goud op te kopen. Grant gaf zijn minister van Financiën opdracht genoeg goud te verkopen om hun plannen te frustreren, maar omdat Gould door zijn vrienden bij het ministerie werd getipt kon hij zijn goud met winst verkopen. Ook elders in het land liep corruptie gigantisch uit de hand. In New York City stolen boss Tweed en zijn politieke maten tientallen miljoenen dollars van de stad. Tweed kocht de gouverneur om, de burgemeester en een hele reeks lagere ambtenaren. Zijn rijk kwam in 1871 ten val maar hij

(20)

ontsnapte naar Spanje. Een stroman

Op binnenlands terrein liet Grant het Congres de vrije hand in het Zuiden. De Republikeinen gingen door met hun radical reconstruction, zonodig gesteund door federale militairen. Grant stuurde het leger naar South Carolina om op te treden tegen de Ku Klux Klan die gefrustreerde zuiderlingen hadden opgezet. Voor het Republikeinse congres was Grant precies wat het wilde: een stroman die er niet toe deed. Ook op economisch deed Grant zijn werk. Een harde munt en hoge tarieven waren de regel.

Zoveel Republikeinse tevredenheid garandeerde Grants hernominatie in 1872, schandalen of niet. Weliswaar werd vice-president Colfax afgevoerd vanwege zijn rol in het Crédit Mobilier schandaal, maar Grant zelf werd dat niet aangerekend. Wist de president veel. Het Republikeins programma bood meer van hetzelfde.

Zijn tegenstander was Horace Greeley, een Newyorkse krantenuitgever en journalist, die uit afkeer van Grant de Liberal Republicans steunde, een noordelijke splinterpartij. Greeley werd

genomineerd op een programma dat de corruptie aan de kaak stelde, de overheidsdiensten wilde hervormen, amnestie verlangde voor rebellen, terugkeer eiste van de home rule in de zuidelijke staten en koos voor een één-termijn presidentschap. De crisis in de Democratische Partij was zo groot dat die op hun conventie besloten Greeley te steunen, ook al stond die in brede zin voor principes die ze verafschuwden.

De campagne veranderde weinig, al sloeg Greeley’s motto ‘Throw the rascals out!’ onverwacht goed aan. Maar de Republikeinse pers keerde zich tegen hun progressieve collega die nu ook door de Democraten werd gesteund en noemde Greeley een medeplichtige van Jefferson Davis, de Ku Klux Klan en Boss Tweed. Ondanks zijn levenslange afkeer van slavernij, steunden de zuiderlingen Greeley om Grant kwijt te raken en een eind te maken aan de reconstructie. De zakenwereld, de veteranen en ook de zwarten in het Zuiden steunden de partij van Lincoln. Grant haalde in 1872 56 procent van de stemmen en 286 kiesmannen. Horace Greeley stierf een paar weken na de verkiezingen.

Roofkapitalisme

De Republikeinen waren nu de partij van de gevestigde belangen. De noordelijke zakenlui waren rijk geworden in de Burgeroorlog en hielden de economie van het land stevig in hun greep. Dat het land zich daar niet erg over opwond, had te maken met een soort fatalistisch idee dat je aan dit soort roofkapitalisme toch niets kon doen. Mensen hadden sowieso er weinig behoefte aan zich op te winden. Wie dat wel deed, zoals de ongelukkige Greeley, werd besmeurd en beschimpt, en bekocht zijn inzet met een vroege dood.

In de naweeën van de Burgeroorlog was de Verenigde Staten een samenleving zonder idealen geworden. Het trauma van de honderdduizenden doden en het besef van verloren onschuld na dit grote conflict drukte zwaar. Zelfs een dichter als Walt Whitman, die toch hoopte Amerika’s idealen over de hele wereld verspreid te zien, legde zich neer bij de tijdsgeest.

Nog maar net aan het begin van Grants tweede termijn ging Jay Cooke & Company, de beroemdste bank van de Verenigde Staten, over de kop. Cooke had zich verkeken op de

(21)

spoorwegen maar zijn ondergang leidde tot faillissementen op Wall Street en een eind aan de gemakkelijke toegang tot krediet. De Panic of 1873 zou een drie jaar durende depressie inleiden die duizenden bedrijven de kop kostte. Geheel volgens de visie van de tijd deed de overheid niets om het leed te verzachten. Het leidde tot een toenemende scheiding tussen de plattelanders in het Westen en de industriesteden in het Oosten.

Geen wonder dat de Republikeinen bij de congresverkiezingen van 1874 flink verloren.

Democraten wonnen gouverneursposten in acht staten en voor het eerst sinds de Burgeroorlog kregen ze de meerderheid in het Huis. De nu volgende twintig jaar brachten verdeelde macht: het Congres had steeds een andere kleur dan het presidentschap. Omdat de presidenten tamelijk onopmerkelijk waren, kwam er uit Washington weinig krachtdadig beleid. De federale overheid deed niets op fiscaal of monetair gebied; de macht lag bij de industriëlen en financiers. Deze periode wordt de Gilded Age genoemd, naar een boek dat Grants vriend Mark Twain schreef over de jaren van ongebreideld graaien en omkopen.

(22)

In zijn eerste termijn was Cleveland een hervormende president geweest, bereid om de corruptie en de gevestigde belangen aan te pakken. In de tussenliggende jaren had hij gewerkt op speculerend Wall Street en misschien was dat de reden dat zijn tweede termijn veel conservatiever was. Tot genoegen van het bedrijfsleven was Cleveland vastbesloten de goudstandaard te handhaven, wat in de snelgroeiende economie voortdurend tot krappe geldmarkten leidde.

In 1893 klapte de economie in elkaar. Er was een run op het goud, de overheid zat zonder geld en het land dook in de ergste depressie die het ooit had meegemaakt. Rustig wachten tot het over ging, was het devies van alle tijden, en ook nu. Omdat de goudvoorraad snel slonk eiste Cleveland het terugtrekken van de absurde Sherman Silver Purchase Act, die de overheid verplichtte zilver te kopen. Het debat verdeelde Clevelands partij, de Democraten, in twee kampen: de goldbugs van het Oosten en de zilvervleugel in het Westen en Zuiden. In 1895 stond het er zo dramatisch voor dat Cleveland de hulp in moest roepen van J.P. Morgan en andere bankiers om de vraag naar goud aan banden te leggen. Voor de populisten riekte het naar verraad.

De staking bij de Pullman treinonderneming, in 1894, was een gevolg van de crisis. Na veel aarzelen stuurde Cleveland troepen naar Chicago, om ‘de postbestelling te garanderen'. De stakingsleiders, onder wie Eugene Debs, de leider van de Socialisten, waren zo naïef te hopen dat de troepen hen zouden beschermen tegen het tuig dat de spoorwegen op hen afstuurde. Natuurlijk gebeurde het omgekeerde, de staking werd gebroken en Debs werd in het gevang gegooid.

Het Supreme Court deed geregeld van zich spreken met vergaande en uiterst reactionaire uitspraken. De meest bizarre grondwettelijke argumenten werden opgeduikeld om de steeds racistischer wetgeving van de zuidelijke staten te rechtvaardigen. Slechts één rechter. John Harlan, stemde in 1896 tegen Plessy vs. Ferguson, waarbij werd gesteld dat de staten aan hun plicht hadden voldoen als zij ‘seperate but equal'-onderwijs aanboden. Maar iedereen wist dat de staten dit niet deden en niet zouden doen en dat de rechters het niet zouden controleren. Zo werd de ‘gelijke bescherming onder de wetten' van het Veertiende Amendement een holle frase en zou dat tot zeker 1954 blijven.

Pas in 1917 werd bekend dat Cleveland in 1893 een ingrijpende operatie had ondergaan wegens een kwaadaardige kanker in zijn mond. In twee operaties werd zijn linkerbovenkaak verwijderd en een deel van zijn gehemelte, waarna hij een prothese kreeg van gevulcaniseerd rubber. De hele operatie werd van binnenin de mond verricht om littekens te voorkomen. Geruchten dat de president ernstig ziek was, werden ontkend, maar iedereen kon wel zien was dat de zwaarlijvige president behoorlijk wat kilo's was kwijtgeraakt.

(23)

Cleveland en zijn beleid waren onpopulair en zijn partij wilde hem niet opnieuw nomineren. Zelf steunde hij de goudfractie van de partij, maar op de conventie in Chicago begeesterde William Jennings Bryan, de populist uit Nebraska, de menigte met zijn pro-zilver speech. Het leverde hem de nominatie op. Bryan slaagde er echter niet in om een coalitie te bouwen die zijn boodschap kon vertalen naar andere regio's en andere beroepsgroepen. Na een historisch campagne verloor hij van McKinley.

(24)

Jacob August Riis werd geboren in Denemarken, in 1849. Hij ging in 1870 naar Amerika, om als leerlinggezel van een timmerman zijn brood te verdienen. Riis kwam net op een moment dat de Amerikaanse economie in een depressie zat, de post-burgeroorlog terugslag, en onderging aan den lijve de problemen van de nieuwkomer. Meestal geen werk, hongerig en dakloos, geregeld de nacht doorbrengend in een politiekbureau. Hij deed van alles en nog wat, liep zelfs van New York naar Philadelphia om werk te krijgen bij een Deense familie die hij kende. Na drie barre jaren vond Riis werk bij een nieuwsorganisatie in New York.

In 1877 werd hij politieverslaggever voor de Tribune en het Associated Press Bureau. Het

hoofdkwartier van de politie was in Mulberry Street, midden in de sloppenwijken van de East Side. Jarenlange observaties van de ellende in deze wijk maakten van Riis een begripsvolle en bewogen reporter. Vooral ‘The Bend', het hart van Mulberry Street - ooit een koeienpad maar in de jaren zeventig centrum van de sloppenwijken - verafschuwde hij voor wat hij er dagelijks zag. Huisjesmelkers probeerden zoveel mogelijk te profiteren van de opeenvolgende stromen immigranten die hier opdoken. Eerst ieren, daarna Duitsers, Joden en Italianen, die ze onderbrachten in donkere, ongeventileerde en ongezonde appartementen (‘tenements'). De overbevolking was enorm. Erger nog waren de Street Arabs, de kinderen die op straat sliepen, overleefden door voedsel te jatten en als ze oud genoeg werden, lid werden van het leger van dieven en oplichters.

Riis schreef er iedere dag verhalen over en in 1884 leidde dat tot een benoeming in de Tenement House Commission. Als journalist had Riis gezien wat de kracht van foto's kon zijn - zeker nu Eastman de rolletjesfilm had ontdekt en een gemakkelijk draagbare camera ontwikkelde. De rijke helft van de samenleving kon gemakkelijk negeren wat er in de rest gebeurde, maar het was moeilijker om foto's van de werkelijkheid te ontkennen. Hij leerde zichzelf foto's maken, niet zonder problemen, want hij stak tot twee keer toe de appartementen die hij wilde fotograferen in brand.

Tussen 1888 en 1890 schreef hij How the Other Half Lives, geschreven met morele

verontwaardiging, voorzien van onontkoombare feiten en misschien nog wel indringender foto's. Helaas konden de foto's met de stand van de boekdrukkunst niet worden afgedrukt en moesten ze nagetekend worden. De impact van het boek is nu groter dan hij in 1890 was. Een van de lezers was de jonge Theodore Roosevelt, die politie commissaris zou worden en later gouverneur van New York.

Wie de foto's nu bekijkt, wordt getroffen door de verlepte uitstraling van deze moegebeukte mensen. De barre leefomstandigheden komen op de foto's sterker over dan het gevoel dat je krijgt als je het Tenement Museum bezoekt. De smerigheid van de straten, van de appartementen, de politielokalen: letterlijk onvoorstelbaar.

De volgende 25 jaar hield Riis lezingen met lichtbeelden, schreef artikelen en boeken. Iemand schreef over de voorstellingen dat ‘zijn toeschouwers kreunden, rilden, flauwvielen en zelfs tegen de foto's praatten wanneer ze op de muur verschenen, reagerend op de beelden niet als beelden maar als een virtuele werkelijkheid die de sloppen van New York direct binnenbracht in de zaal'. Riis publiceerde verder de Children of the Poor (1892), Out of Mulberry Street (1898), The Battle with the Slum (1902) en Children of the Tenement (1903).

(25)
(26)

De Republikein Hoover en de beurscrach en de daarop volgende

crisis

Toen Herbert Hoover op 4 maart 1929 werd geïnaugureerd, verkeerden de Verenigde Staten in een uitzonderlijk optimistische stemming. Het vertrouwen in Hoover, die bekend stond als een

intelligent man, weliswaar een Republikein maar een met de juiste sociale instincten, was groot. Hij leek de ideale man op de juiste plek. ‘The great engineer' werd hij genoemd en de verwachting was dat nu een moderne technisch ingestelde man het land leidde, de zaken alleen maar beter konden gaan.

De aandelenmarkt, waarvan Hoover al langere tijd had gezegd dat hij speculatief was, crashte in de herfst van 1929. Maar omdat slechts een klein deel van de Amerikanen aandelen bezat, wist Hoover dat het effect daarvan gering was. Probleem was wel dat bedrijven meestal reageerden niet door hun winstverwachtingen bij te stellen maar door de lonen te verlagen. Hoover was bang voor de spiraal die dat in werking kon zetten. De recessie van 1930 was nog niet ernstig en paste in een conjunctureel op en neergaan. Hoovers stelling was dat er niets was veranderd aan de productiecapaciteit van de bedrijven en dat hij vooral moest proberen om de effecten van Wall Street buiten de gewone economie van alledag te houden. Herstel van vertrouwen was dan ook zijn grote doelstelling en verklaart veel van zijn optimistische retoriek - die hem na het uitblijven van herstel lang werd nagedragen.

Hoover reageerde typerend met het bijeenroepen van een groep zakenleiders om de economie te stabiliseren. De overheid moest duwen en trekken maar de zakenlui moesten het werk doen. Hij kreeg de concessie los dat bedrijven de lonen niet zouden verlagen, wat op zich een klaterend succes was. Hoover heeft van de geschiedenisboeken (en de liberale geschiedschrijvers a la Arthur Schlesinger Jr.) onder uit de zak gekregen voor zijn gebrek aan actie, maar in de tijd gezien viel dat nogal mee. Hoover was actiever en creatiever dan je van een Republikein mocht

verwachten. Hij kon ook niet veel, want het federale budget om iets mee te doen was ongelooflijk klein, en de structuur van de overheid stond niet toe dat je veel ondernam. Hij moest vertrouwen op actie van staats- en lokale overheden.

(27)

Bij tussentijdse verkiezingen in 1930 verloor Hoover de meerderheden in Senaat en Huis, wat het leven een stuk moeilijker maakte. Voor revisionisten is het goed om nog eens te kijken waar Democraten toen stonden: ze waren protectionistisch en weigerden met een begrotingstekort te werken. Sterker, Franklin Roosevelt voerde in 1932 campagne tegen Hoover als voorstander van een evenwichtige begroting.

In de loop van 1931 en 1932 verdiepte de economische crisis zich. Het congres werkte alleen maar tegen, in de hoop dat de Democraten in 1932 het presidentschap konden verwerven, en als Hoover later bitter klonk over de manier waarop hij was gedwarsboomd, dan was dat wel te begrijpen.

Eind 1930 kon zelfs Hoover niet meer optimistisch zijn. Het Amerikaanse bankensysteem, dat sinds Andrew Jackson op bijzonder wankele basis opereerde, klapte in de laatste weken van dat jaar compleet in elkaar. Normaal gingen er in een jaar een kleine zeshonderd banken failliet in de VS, maar ineens waren het er 600 in de laatste twee maanden van 1930, waardoor het jaaraantal op 1350 kwam. Op 11 december 1930 ging de wijds genaamde New York City's Bank of United States dicht. De grote financiers weigerden te helpen.

Hoover probeerde via een systeem van bescherming van hypotheken te voorkomen dat duizenden mensen gedwongen hun huis moesten verkopen, maar de bankwereld moest er niets van hebben. Leek het in de eerste helft van 1931 wat beter te gaan, toen kwam er de internationale crisis overheen die van de depressie in Amerika een Grote Depressie maakte.

Nu bleek Hoover wel degelijk creatief - veel van zijn plannen werden later overgenomen en uitgewerkt in de New Deal, zoals de Reconstruction Finance Corporation - maar hij stuitte op tegenwerking van zowel Wall Street als het kortzichtige congres. Schuldopschorting was niet aanvaardbaar en dat leidde tot een dominoeffect in Europa waar hyperinflatie de kop opstak. De begger thy neighbour houding van andere landen, zoals Groot Brittannië dat zijn imperium afsloot voor import uit andere landen, schaadde Amerikaanse export.

De verkiezingen van 1932 leken steeds meer een formaliteit te worden en uiteindelijk won Democraat Franklin Roosevelt, de gouverneur van New York, met gemak. FDR had in New York al laten zien dat hij beter met de bevolking kon communiceren en een meer inclusieve benadering had van democratie, maar qua programma bracht hij weinig mee. Bereidheid te experimenteren en de mogelijkheid om met een schone lei vertrouwen te vragen waren zijn grootste kwaliteiten. De arme Hoover die behoorlijk had geëxperimenteerd maar op het cruciale moment niet de karaktertrekken had om politiek effectief te zijn, werd gedumpt op de vuilnisbelt van de historie. Weinig presidenten zijn zo afgekraakt als de Great Engineer. Hij sleet de rest van zijn leven in grote bitterheid over het aangedane onrecht en zag Roosevelt de hoogste toppen beklimmen met beleid dat een voortzetting was van het zijne en evenmin de crisis oploste - dat deed de Tweede Wereldoorlog.

Herbert Hoover is te hard veroordeeld door met name Democraten die graag de tegenstelling benadrukten tussen de hardvochtige Harding-Coolidge-Hoover jaren en de warme, open houding van Franklin Roosevelt. En het lijdt geen twijfel wie de betere politicus was. Hoover bewijst dat intelligentie en flexibiliteit van geest weinig opleveren als je op zich verstandig beleid niet kunt verkopen. De juiste man op het verkeerde moment. Prosperity is around the corner staat nu aan de ene kant van deze historische scheidslijn, We have nothing to fear but fear itself aan de andere.

(28)

Roosevelt en de crisis (New Deal)

Second rate intellect, first rate temperament, top president

Roosevelt zorgde meteen voor een omslag in de stemming. Hij bracht hoop en volgde direct met actie om dat beeld te bevestigen. De president sloot alle banken en opende ze vervolgens

geleidelijk aan, voorzover ze solvent waren, en hij garandeerde de bescherming van de deposito's. Met zijn eerste fire side chat ondersteunde Roosevelt zijn beleid en wekte vertrouwen.

Roosevelts regel in die eerste honderd dagen was ‘Probeer iets en kijk of het werkt, en als het niet werkt, probeer dan wat anders.' Het resultaat was adembenemend. Hij redde het banksysteem. Hij reguleerde de aandelenbeurs door een notoire speculant, Joseph Kennedy, als waakhond aan te stellen. Hij coördineerde het bankroete spoorwegsysteem, liet de goudstandaard los om de deflatie te stoppen, stuurde 500 miljoen dollar naar de staten voor directe hulp, behoedde hypotheekhouders voor faillissement en herfinancierde landbouwleningen. Landbouwers kregen een premie voor het niet produceren boven bepaald quota.

Een wirwar aan bureaus werd ingezet om mensen aan het werk te krijgen. Het Civilian Conservation Corps (CCC) bood tegen de zomer 250.000 werkloze jongeren werk en hielp

bovendien de bossen en parken te verfraaien. Roosevelt richtte de Tennessee Valley Authority op, daarmee de overheid de hoofdrol gevend bij het garanderen van goedkope elektriciteit. De Industrial Recovery Act voorzag een intense samenwerking van staten, werkgevers en

werknemers. De National Recovery Administration zou de prijzen en arbeidspraktijken in de privé-markt controleren en een onderafdeling, de Public Works Administration, schiep jaarlijks

(29)

tienduizenden banen.

Al experimenterend moest Roosevelt zichzelf geweld aan doen. Hij verafschuwde

begrotingstekorten, maar net als Theodore Roosevelt en Wilson vond hij dat overheid een belangrijke rol had te spelen. Toch viel het Keynesiaans denken hem moeilijk. Pas de oorlog zou Roosevelt bevrijden: tijdens de New Deal liepen de tekorten niet hoger op dan drie miljard dollar, terwijl die tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen wel full employment werd bereikt, liefst veertig miljard bedroegen. Roosevelt had beperkte mogelijkheden om te handelen: in de jaren dertig besloegen de activiteiten van de overheid maar drie procent van het bruto nationaal produkt. Er viel niet veel te beïnvloeden. Het sleutelwoord was vertrouwen en Roosevelt verschafte dat zonder beperkingen.

In 1935 was de Roosevelt-storm enigszins uitgeraasd. De New Deal was opgezet. Sommige dingen werkten, andere niet. Maar de crisis was nog niet voorbij. Er moest iets nieuws bedacht worden. Het bedrijfsleven en de financiële wereld hadden zich afgekeerd van Roosevelt, die ze te

interventionistisch vonden. De aanvallen namen toe. Dat bevrijdde Roosevelt om in juni 1935 een pakket nieuwe wetgeving op tafel te leggen: AOW, hogere inkomstenbelastingen, meer controle op banken en nutsbedrijven en nog meer werkverschaffing. Samenwerking met big business was futiel gebleken, nu was het tijd, vond Roosevelt, om de verhoudingen meer in evenwicht te brengen, met overheid als scheidsrechter.

Uiteraard werd Roosevelt door de Democraten herkiesbaar gesteld. In zijn conventiespeech had de president het over het ‘rendez vous with destiny' van zijn generatie. De Republikeinen klaagden volgens bekend stramien en nomineerden Alf Landon, de relatief progressieve gouverneur van Kansas. Ze kwamen erachter dat land de president breed steunde: met 61 procent van de stemmen haalde Roosevelt een van de grootste overwinningen in de geschiedenis. In de tweede helft van 1937 duikelde de economie weer: in vier maanden verloren 1,8 miljoen mensen hun baan. Het werd de Roosevelt-recessie genoemd. Op 19 oktober 1937 was er een spectaculaire beurscrash. De echte crisis kwam pas met de Tweede Wereldoorlog ten einde. Pas na de impuls van de enorme oorlogstekorten daalde in 1944 de werkloosheid tot onder het miljoen.

(30)

De lost cause : het zelfbeeld van het verslagen zuiden

Edwin Pollard was een journalist afkomstig uit een welgestelde plantagefamilie in Virginia. Als hoofdredacteur van de Daily Richmond Examiner was de 28-jarige Pollard in 1861 een groot voorstander van de afscheiding van de confederale staten, maar ook een criticus van president Jefferson Davis. In 1864 werd hij gevangen genomen door het noorden. Na zijn vrijlating schreef hij in 1866 The Lost Cause: A New Southern History of the War of the Confederates , waarin hij nog eens goed de visie neerzette dat de oorlog een onvermijdelijk conflict was tussen twee steeds verder uiteen groeiende beschavingen, die van de puriteinen en de cavaliers.

“In de periode voor de Amerikaanse revolutie waren de verschillen tussen de bevolking van de noordelijke en de zuidelijke kolonies al sterk ontwikkeld. De vroege kolonisten namen uit het moederland geen grotere eensgezindheid mee naar de Nieuwe Wereld dan thuis tussen hen bestond. Ze kwamen niet alleen uit verschillende lagen van de bevolking maar ook uit

verschillende groepen wat geloof en politieke overtuiging betreft. Er kon geen eensgezindheid zijn tussen de Puriteinse ballingen die zich vestigden op de koude, rauwe en vreugdeloze grond van New England en de galante heren die het aangenamere klimaat van het zuiden opzochten en in hun statige hallen in Virginia verwarring zaaiden bij Cromwells volgelingen en

koningsmoordenaars.

In de vroegste geschiedenis van de noordelijke kolonisten vinden we geen spoor van de moderne Yankee. Maar de intolerantie van de Puritein, de pijnlijke zuinigheid van de noordelijke kolonisten, hun opzichtige uitingen van piëteit, hun op afgunst gebaseerde wetgeving, hun opportunistische

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

beteren. Private bedrijven zijn erbij betrokken, omdat zij gebaat zijn bij de realisatie en eventuele exploitatie van het bruggebouw. Rijksinstanties zijn door wettelijke regel-

Daarom zijn de verworpenen wel niet altijd vervreemd van de zichtbare kerk, maar zij komen nooit tot de gemeente der heiligen (te behoren). Alle uitverkorenen zijn

Euthanasie is bedoeld als een genadevolle, goede dood, niet als manier om het aantal geïnterneerden dat ongepast en onbehandeld in Belgische gevangenissen wegkwijnt, te laten

In de Wet langdurige zorg (Wlz) is expliciet geregeld dat de partner van een echtpaar waarvan een van beiden een geldige indicatie heeft voor opname in een instelling, opgenomen kan

In het laatste deel verken ik tenslotte de mogelijke implicaties voor beleid van overheid, beroepsgroep en bestuurders en managers van lerarenopleidingen in Nederland en

Het nieuwsbericht Grote fouten ontdekt in wiskundige software (NRC Handelsblad, 14 novem- ber) meldt dat er softwarefou- ten in Mathematica zitten, een programma dat vooral

de betreffende casus en de bruikbaarheid ervan voor de Nederlandse situatie, over in te zetten maatregelen om de dreiging te begrenzen en over de mogelijke gevolgen ervan voor

En laat je door Rutte niet wijs maken dat het noodzakelijk is om gewone mensen de hele rekening van de crisis te laten betalen, want die kan wel degelijk eerlijk worden gedeeld..