• No results found

Afschrikking en criminaliteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Afschrikking en criminaliteit"

Copied!
87
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen afschrikking en criminaliteit

Een verkennende literatuurstudie

Aantal woorden: 29.598

Barbara De Rechter

Studentennummer: 00903985

Promotor: Prof. dr. Lieven Pauwels

Commissaris: Ann De Buck

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van master in de rechten

(2)

Vertrouwelijkheidsclausule

Ondergetekende Barbara De Rechter verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag worden geraadpleegd en/of gereproduceerd voor persoonlijk gebruik. Het gebruik van deze masterproef valt onder de bepalingen van het auteursrecht en bronvermelding is steeds noodzakelijk.

Barbara De Rechter Gent, 22 mei 2020

(3)

I

WOORD VOORAF

Voorliggende masterproef over het concept van de afschrikking in relatie tot criminaliteit kwam tot stand in het kader van het behalen van de graad van Master in de Rechten. Ik heb altijd graag de opleiding rechten willen volgen en ben dan ook zeer gelukkig dat ik na het succesvol afronden van mijn opleiding Journalistiek alsnog deze studie aan de Universiteit van Gent kon aanvatten.

Daarnaast is het strafrecht een rechtstak die mij van begin af aan kon boeien. De keuze om het thema afschrikking als onderwerp voor mijn thesis te kiezen, deed ik dan ook zonder veel getwijfel.

Graag bedank ik hier enkele personen die mij geholpen hebben bij het schrijven van deze masterproef. In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar professor dr. Lieven Pauwels, mijn promotor.

Hij reikte mij dit interessante onderwerp aan en hielp mij doorheen dit proces met zijn grondig advies. Met hem spreken was steeds leerrijk en hij gaf veel waardevolle inzichten waar ik mee aan de slag kon gaan. Daarnaast wil ik commissaris Ann De Buck bedanken voor het lezen en evalueren van mijn thesis.

In het bijzonder wil ik mijn mama bedanken. Omdat ze deze literatuurstudie nauwgezet nalas en tips gaf, maar vooral omdat zij mijn voorbeeld, motivatie en inspiratie is. Ze heeft een vast vertrouwen, dat onmisbaar is voor mij. Mijn vriend Hidde wil ik bedanken voor zijn engelengeduld, hulp bij mijn opmaakgepruts, zijn eerlijkheid en de onvoorwaardelijke liefde die hij al acht jaar met mij wil delen. Het geloof van mama en Hidde in mijn kunnen als mens heeft mij gebracht tot waar ik nu sta. Mijn lieve zussen Eefje en Catje en broer Raf, mijn papa en moeke wil ik bedanken voor hun aanmoediging en de leuke momenten die altijd een lach op mijn gezicht toveren.

Deze mensen hielpen mij allemaal met het bereiken van een masterproef waar ik trots op ben. Ik sluit hiermee een groot deel van mijn leven af. Na een lang studeertraject zal dat even wennen zijn en aan de toekomst denken is zeer spannend. Nu begin ik aan een fris nieuw hoofdstuk met hopelijk veel nieuwe uitdagingen die mijn pad kruisen.

Barbara De Rechter Gent, 22 mei 2020

(4)
(5)

III

INHOUDSOPGAVE

WOORD VOORAF ... I

INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING ... 5

DEEL I. THEORETISCH LUIK ... 10

HOOFDSTUK 1.BEGRIPSDEFINIËRING ... 11

Afdeling 1. Afschrikking ... 12

Afdeling 2. Criminaliteit ... 17

HOOFDSTUK 2.METHODOLOGIE EN LITERATUUROVERZICHT ... 24

Afdeling 1. Methodologie ... 25

Afdeling 2. De klassieke afschrikkingstheorie ... 26

2.1. Utilitarisme ... 26

2.2. Jeremy Bentham ... 27

2.3. Cesare Beccaria ... 28

2.4. Afschrikkingstheorie ... 33

Afdeling 3. Hedendaagse uitgangspunten over de relatie afschrikking en criminaliteit ... 35

3.1. Neoklassieke economische theorie ... 35

A. 1968: Vernieuwde interesse afschrikkingstheorie dankzij Becker en Gibbs ... 37

B. Rationele keuzetheorie van Cornish en Clarke ... 40

3.2. Situationele actietheorie en hedendaagse traditie ... 41

A. Per-Olof Helge Wikström ... 42

B. Raymond Paternoster ... 46

DEEL II. RESULTATEN ... 48

HOOFDSTUK 1.MACRONIVEAU ... 51

HOOFDSTUK 2.MICRONIVEAU ... 52

Afdeling 1. De gepercipieerde pakkans ... 55

Afdeling 2. Zekerheid van de straf ... 59

Afdeling 3. Strengheid van de straf ... 62

Afdeling 4. Snelheid van de straf ... 65

DEEL III. CONCLUSIE EN DISCUSSIE ... 67

HOOFDSTUK 1.CONCLUSIE ... 68 HOOFDSTUK 2.DISCUSSIE ... 70 SAMENVATTING ... 77 LITERATUURLIJST ... 78 BELGISCHE LITERATUUR ... 78 Wetgeving ... 78 Rechtspraak ... 79 Rechtsleer ... 79 Boeken ... 79 Bijdragen in verzamelwerken ... 80 Tijdschriften ... 80 Websites ... 81 Andere ... 81

EUROPESE EN BUITENLANDSE LITERATUUR ... 82

Wetgeving ... 82 Rechtspraak ... 82 Rechtsleer ... 82 Boeken ... 82 Bijdragen in verzamelwerken ... 83 Tijdschriften ... 84 Andere ... 85

(6)
(7)

5

INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING

Wanneer ik deze masterproef schrijf, ligt de wereld al een tijd stil door de pandemie als gevolg van het coronavirus Covid-19. Ik ondervind momenteel aan de lijve hoe sommige maatregelen een

afschrikwekkend effect uitoefenen en mensen ervan weerhouden om opgelegde regels te overtreden. Iedereen wordt geacht de wet te kennen, wat weliswaar een wettelijke fictie is want niemand kent allicht de gehele wetgeving uit het hoofd.1 Ergo wanneer ons wordt gevraagd om thuis te blijven en

uitsluitend essentiële verplaatsingen te maken, moeten we ook wel weten dat het overtreden van die opgelegde regels tot een straf kan leiden. In dit geval is dat een strenge geldboete, een werkstraf of zelfs een gevangenisstraf. Mensen wordt ontraden om strafbare gedragingen te stellen door het afschrikkende effect dat uitgaat van de straffen. Ik moest mijn inkopen doen maar had schrik dat de politie mij zou tegenhouden en beboeten voor mijn misschien niet-essentiële verplaatsing. Ik was er niet zeker van of het al dan niet noodzakelijk was om nu boodschappen te gaan doen. Blauw op straat is alomtegenwoordig in deze chaotische tijd en ik wou geen straf riskeren voor het overtreden van de opgelegde regels. Zodoende bleef ik thuis.

Maar dat is niet bij iedereen het geval. Ik zie meer dan ooit mensen die zich net niet aan de bevolen regels houden. Sommige individuen of groepen willen of kunnen dat voorgekauwd wettelijk pad blijkbaar niet bewandelen en kiezen toch om de wereld van criminaliteit in te duiken. Hebben zij dan geen schrik voor de mogelijke negatieve gevolgen van hun daden? Ik wou mij hierin verdiepen en koos voor het onderwerp afschrikking, tevens vanuit mijn interesse voor het strafrecht.

Het concept afschrikking of deterrence behelst de idee dat de dreiging met straffen een persoon ervan kan weerhouden om regelovertredend gedrag te stellen.2 Men zoekt sinds mensenheugenis naar

manieren om de samenleving gehoorzaam de regels te laten volgen met het oog op orde, vrede, rust… Er is echter een tijd geweest dat de door onze hedendaagse bril onmenselijke en wrede straffen door het volk werden gevreesd en hen in voege moesten houden. In het Ancien Régime bijvoorbeeld woekerde willekeur en een ongebreidelde disproportionaliteit tussen misdrijf en straf. Onder impuls van het verlichtingsdenken kwam er eindelijk aandacht voor proportionaliteit, legaliteit en

subsidiariteit hetgeen een belangrijke vooruitgang betekende voor de mensheid.

1 L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus

Rechten UGent, 2019, 188.

2 T. LOUGHRAN, R. PATERNOSTER, D. B. WEISS, “Deterrence” in A. R. PIQUERO (ed.), The Handbook of Criminological Theory, West Sussex, John Wiley & Sons, 2016, 50; R. PATERNOSTER, “How much do we

(8)

6

Vandaag probeert de wetgever met een amalgaam aan humane (maar misschien nu te soepele) wetgeving te bekomen dat mensen in vrede met elkaar samenleven en werden inhumane straffen verlaten in het kader van humanisering en mensenrechten. Wetten worden gemaakt door politieke organen en willen handelingen van individuen beïnvloeden door een klemtoon te leggen op wat wel of niet mag. De wet krijgt ondersteuning van het strafrechtelijk apparaat dat ernaar streeft wetsgetrouw gedrag af te dwingen en wat daar tegen ingaat te penaliseren. Immers zonder een afdoend

handhavingsapparaat dat de naleving van de wet garandeert, is de wet niet meer dan een dode letter.3

Criminaliteit is echter een fenomeen van alle tijden, hoe goed beleidsmakers, wetgevers, politie, preventiemedewerkers en anderen hun werk ook trachten te doen. Onder andere via wetgeving probeert men daders, maar evenzeer potentiële daders, af te schrikken om de wereld van de criminaliteit (opnieuw) in te duiken. Is wetgeving wel een effectief afschrikwekkend middel? Er is zo veel wetgeving en toch is criminele activiteit nog steeds talrijk. Velen houden zich braaf aan de regeltjes, maar anderen kiezen om een andere weg in te slaan. Toch is het strafrechtelijk apparaat grotendeels gebaseerd op het geloof in de wetgeving als het belangrijkste instrument om menselijk gedrag in goede banen te leiden. Het is dan ook billijk om te argumenteren dat een geloof of de verwachting dat de dreiging met sancties een afschrikwekkend effect kan hebben op criminaliteit, de kern raakt van dat strafrechtelijk apparaat. Naast de onbetwiste filosofische grondslagen zoals retributie, incapacitatie4 en rehabilitatie is volgens verschillende auteurs tevens afschrikking een

belangrijk, zo niet het voornaamste doel van het strafrechtsysteem. Zichtbaar meer politie in het straatbeeld is bijvoorbeeld een techniek die gebaseerd is op de klassieke afschrikkingstheorie.5

De Verlichte filosofen Cesare Beccaria en Jeremy Bentham ontwierpen in de 18e eeuw de conceptuele

basis voor de latere afschrikkingstheorie of Deterrence Theory en de rationele keuzetheorie met hun klassieke ideeën over afschrikking.6 Hun werk werd wereldwijd vertaald en heeft nog steeds een

actuele en gewichtige invloed op het rechtssysteem.

3 L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus

Rechten UGent, 2019, 176 en 188.

4 Disablement: het fysiek uitschakelen of iemand in de onmogelijkheid plaatsen te handelen; L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus Rechten UGent,

2019, 183.

5 R. PATERNOSTER, “How much do we really know about criminal deterrence?”, Journal of Criminal Law and Criminology 2010, 766; N. TILLEY, Handbook of Crime Prevention and Community Safety, Devon, Willan

Publishing, 2005, 387; T. LOUGHRAN, R. PATERNOSTER, D. B. WEISS, “Deterrence” in A. R. PIQUERO (ed.), The Handbook of Criminological Theory, West Sussex, John Wiley & Sons, 2016, 50; J. ANDENAES, “The Morality of Deterrence”, The University of Chicago Law Review 1970, 651-652; S. E. BROWN, F.-A. ESBENSEN, G. GEIS, Criminology. Explaining Crime and Its Context, NJ, Lexis Nexis, 2010, 50.

6 R. PATERNOSTER, “How much do we really know about criminal deterrence?”, Journal of Criminal Law and Criminology 2010, 765; L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus Rechten UGent, 2019, 175-176.

(9)

7

Bentham en Beccaria hebben in grote mate een bijdrage geleverd aan de humanisering van het strafrecht door het ontdoen van willekeur, machtsmisbruik en religieuze dogma’s.7

Hun visies verdienen bijgevolg een diepgaande uiteenzetting in deze scriptie.

Een meer hedendaagse kijk op de afschrikkingstheorie toont overeenkomsten met de klassieke rechtsfilosofen, maar bestaat eveneens uit andere invalshoeken en denkwijzen.

Het mensbeeld verandert doorheen de geschiedenis en is in onze moderne maatschappij een mengelmoes verworden van een reeks voorgaanden.

In mijn masterproef leg ik de focus op wetgeving als afschrikwekkend instrument door middel van strafdreiging en dat in de relatie tot criminaliteit. Er zijn daarnaast nog andere factoren die een rol spelen bij en een wisselwerking hebben met criminaliteit. Ik denk hierbij aan niet-legale sancties zoals sociale afkeuring. De notie dat je vriendenkring of familie je hun rug zouden toekeren wanneer je aan het twijfelen bent om toch maar eens dat lucratief drugshandeltje op te starten, kan daarbij een invloed uitoefenen op de beslissing om het al dan niet te doen en de wet zodoende al dan niet te overtreden. In deze literatuurstudie wordt echter enkel de legale sanctie als afschrikking in de relatie tot

criminaliteit onderzocht, met name de straffen die door de wetgever worden opgelegd.

Een persoon die de overweging maakt om een mooie nieuwe Iphone uit iemands handtas te graaien en vervolgens snel de benen te nemen, maar dan toch beslist om dat niet te doen uit schrik om gevat en gestraft te worden voor diefstal. Dat is waar dit onderzoek over gaat, dat is effectieve afschrikking door de wet. Een morele discussie omtrent het goede of kwade van de cultuur van het straffen valt tevens buiten het bestek van dit onderzoek aangezien die materie ongetwijfeld een volledige thesis kan beslaan.

Wat is de relatie tussen afschrikking en criminaliteit?

Wat is de relatie tussen gepercipieerde afschrikking en het al dan niet plegen van criminaliteit? Welke invloed kunnen de gepercipieerde pakkans, de zekerheid van de straf, de strafzwaarte en de snelheid van een straf uitoefenen op criminaliteit?

Ik zal de relatie tussen beiden zowel op het macroniveau als op het microniveau bestuderen. Het macroniveau is algemener en betreft de samenleving als het grotere geheel.

Wat is bijvoorbeeld de relatie tussen het afschrikkingsconcept en bepaalde criminaliteitsniveaus?

7 D. VERHOFSTADT, Cesare Beccaria: 250 jaar over misdaden en straffen, Antwerpen, Houtekiet, 2014, 304

p.; D. VERHOFSTADT, De negen principes van Cesare Beccaria, https://biblio.ugent.be/publication/5721566/file/5723444, 2014, 1.

(10)

8

Op het microniveau kijk ik van dichtbij naar het voorliggende onderwerp en is het individuele eerder aan de orde. Dit zal ook interessanter blijken voor deze literatuurstudie dan het macroniveau.

Ik onderzoek tal van wetenschappelijke studies en theorieën en leg uit hoe het concept van de

afschrikking juist werkt en hoe het concept van bij de klassieke filosofen verder evolueerde doorheen de tijd.

Mijn doel is om inzicht te verwerven in die relaties en het verband tussen afschrikking en criminaliteit helder in kaart te brengen. De samenleving moet zich blijven ontwikkelen richting dalende

criminaliteitscijfers en een breder inzicht in deze relatie kan daar zeker aan bijdragen.

Het recent ingediend wetsvoorstel van een nieuw Belgisch Strafwetboek kan in dit verhaal voor positieve verandering zorgen.

Gezien het arsenaal aan literatuur was het geen probleem om veel over het onderwerp afschrikking en criminaliteit te vinden. De bomen door het bos zien, was dan ook een onverwachte uitdaging.

Er werd veel empirisch onderzoek verricht maar er blijven nog veel onduidelijkheden over dit thema die verder grondig onderzoek behoeven. Logischerwijs zorgt het effect van gepercipieerde

afschrikking op regelovertreding daarom tot op vandaag voor omvangrijke discussies in de literatuur. Na deze inleiding en korte omschrijving van de probleemstelling, gaat deel 1 van start met een theoretisch luik. Het is daarbij interessant om te beginnen met een schets van de specifieke achtergronden. Hoofdstuk 1 geeft de definities van de centrale concepten afschrikking in de eerste afdeling en criminaliteit in de tweede afdeling. Daarna volgt een tweede hoofdstuk, dat in de eerste afdeling een woordje uitleg geeft over de gebruikte onderzoeksmethode van deze masterproef. In de afdeling daarna geeft de klassieke afschrikkingstheorie de aftrap tot het uitgebreide

literatuuroverzicht. Het utilitarisme, de grondleggers Jeremy Bentham en Cesare Beccaria, en ten slotte de klassieke afschrikkingstheorie die daaruit voortkwam, worden hier logisch uitgeschreven. Aansluitend daarop worden in afdeling 3 van datzelfde hoofdstuk de hedendaagse uitgangspunten over de relatie tussen afschrikking en criminaliteit meer belicht. Hier volgt noodzakelijkerwijs vooraf een bespreking van de neoklassieke economische theorie, met een behandeling van twee betekenisvolle wetenschappelijke artikels uit 1968 die zorgden voor een hernieuwde interesse in de

afschrikkingstheorie en een essentiële duiding daarbij van de rationele keuzetheorie.

Verder in de derde afdeling van hoofdstuk 2 leg ik de gewichtige situationele actietheorie uit van de Zweedse professor Wikström en becommentarieer daarnaast de hedendaagse 21e eeuwse traditie aan

(11)

9

Het daarop aansluitend deel 2 van de thesis schenkt aandacht aan de resultaten van de literatuurstudie. Alhier kennen de pertinente onderzoeken en hun uitkomsten een uiteenzetting en wordt er getracht in te gaan op de kern van de zaak en een antwoord aan te reiken op de onderzoeksvragen.

Zowel op macroniveau (hoofdstuk 1) als op microniveau (hoofdstuk 2) werd veel onderzoek gedaan naar de effecten van afschrikking op criminaliteit. De invloed van de onderzoeken op microniveau zal echter beduidend interessanter blijken voor het oplossen van de onderzoeksvragen van deze

masterproef. De meest invloedrijke factoren in deze worden puntsgewijs besproken, zijnde in de eerste afdeling de gepercipieerde pakkans en in de navolgende afdelingen 2, 3 en 4 de drie sleutelaspecten van de strafdreiging, met name de zekerheid, de strengheid en de snelheid.

Doorheen de thesis wordt er af en toe een link gelegd met het recente wetsvoorstel tot een nieuwe versie van het Belgisch Strafwetboek omwille van de toekomstige relevantie ervan voor de afschrikwekkende functie van strafwetgeving en het beteugelen van criminaliteit.

In het laatste deel van de verkennende literatuurstudie sluiten een algemene conclusie, daaropvolgende discussie en enkele persoonlijke bedenkingen en aanbevelingen deze scriptie af. Onder andere de strafwetgeving, de straftoemeting, de strafuitvoering en het wankelende vertrouwen in de strafrechter worden hier kort bekritiseerd met het oog op een bredere kijk en inzicht omtrent het thesisonderwerp.

(12)

10

DEEL I. THEORETISCH LUIK

Het theoretisch luik van voorliggende masterproef gaat van start met een korte definiëring van de essentiële begrippen in hoofdstuk 1. In de onderscheiden afdelingen krijgen de concepten afschrikking en criminaliteit meer duiding met het oog op een goed begrip ervan in de verdere literatuurstudie. Daarna volgt een bespreking van de gebruikte methodologie en een grondig overzicht van de relevante literatuur in de zoektocht naar de relatie tussen afschrikking en criminaliteit in hoofdstuk 2.

In een eerste afdeling wordt de onderzoeksmethodologie van de masterproef toegelicht en in een tweede afdeling de klassieke afschrikkingstheorie. De filosofische stroming van het utilitarisme en de effectieve afschrikkingstheorie komen hier ten tonele en het gedachtengoed van Jeremy Bentham en Cesare Beccaria worden uitgebreid besproken.

Vervolgens is het de beurt aan de hedendaagse standpunten in de derde afdeling van hoofdstuk 2 met een duiding van enkele belangrijke theoretische achtergronden zoals de neoklassieke economische theorie en de situationele actietheorie. Namen als Becker en Gibbs, Cornish en Clarke, Wikström en Paternoster zijn na deze afdeling geen onbekenden meer voor de lezer.

(13)

11

Hoofdstuk 1. Begripsdefiniëring

Om zo meteen te kunnen starten met een diepgaand literatuuroverzicht omtrent de relatie tussen afschrikking en criminaliteit dienen eerst de concepten van de afschrikking en criminaliteit zelf helder en uitgebreid gedefinieerd te worden in navolgende afdelingen 1 en 2.

(14)

12

Afdeling 1. Afschrikking

Gebruik maken van een afschrikkend effect is een belangrijke preventietechniek en motief om te bestraffen.8 Het concept afschrikking of deterrence kadert binnen de preventie van criminaliteit en kan

worden beschreven als de strafdreiging die een persoon ervan weerhoudt strafbare gedragingen te stellen uit schrik voor de negatieve gevolgen.9 Het doel van deterrence is dus om de wet te doen

naleven door in te spelen op die angst voor een nadelige uitkomst van regelovertreding.10

Strafdreiging als afschrikking is echter slechts één manier om menselijk handelen op bepaalde gewenste manieren te beïnvloeden.11

Er zijn ontelbaar veel definities voor het concept. Criminoloog en professor dr. Lieven Pauwels omschrijft afschrikking bijvoorbeeld als volgt:

“Afschrikking is een situationeel mechanisme (het creëren van gevoelens van bezorgdheid of angst) waarlangs de dreiging met een straf (oorzaak) leidt tot individuele gehoorzaamheid aan de wet (gevolg, effect). Het kan slechts werken als de dreiging met straf ervoor zorgt dat de potentiële dader bang is voor de mogelijke gevolgen van de regelovertreding. Die mogelijke gevolgen hebben te maken met de kans om gestraft te worden en de kans om andere negatieve gevolgen te moeten ondergaan.”

Voor mensen die delinquent gedrag niet als handelingsalternatief zien, zal afschrikking bijgevolg een irrelevante leidraad zijn bij de afweging om een misdrijf te plegen.12

Per-Olof Helge Wikström, een toonaangevende figuur in dit onderzoek, geeft onderstaande definitie:

“Afschrikking is een proces dat individuen ertoe aanzet normovertreding te vermijden omdat de gevolgen ervan worden gevreesd. Die gevolgen hangen onder meer af van het waargenomen risico op interventie (de zekerheid van een interventie) en het waargenomen risico op de straf

(de ernstperceptie) wanneer in een bepaalde omgeving normoverschrijdend gedrag wordt gepleegd.

8 K. BEYENS, Straffen als sociale praktijk: een penologisch onderzoek naar straftoemeting, Brussel, VUBPress,

2000, 227-243.

9 T. LOUGHRAN, R. PATERNOSTER, D. B. WEISS, “Deterrence” in A. R. PIQUERO (ed.), The Handbook of Criminological Theory, West Sussex, John Wiley & Sons, 2016, 50; R. PATERNOSTER, “How much do we

really know about criminal deterrence?”, Journal of Criminal Law and Criminology 2010, 766.

10 L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus

Rechten UGent, 2019, 177.

11 L. PAUWELS, “Angst voor de negatieve gevolgen van criminaliteit, criminele geneigdheid en

jeugddelinquentie. Wie laat zich bij het plegen van een delict leiden door percepties van de pakkans?”,

Handboek Politiediensten 2015, 227-251.

12 L. PAUWELS, Oorzakelijke mechanismen en verklaringsmodellen voor regelovertredend gedrag, Gent,

Academia Press, 2015, 496; L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde

benadering, onuitg. cursus Rechten UGent, 2019, 187; P.-O. WIKSTRÖM, A. TSELONI, D. KARLIS, “Do

(15)

13

Straf is het doelbewust toebrengen van negatieve gevolgen ingegeven door de transgressie van een

morele regel.”13

Een persoon zal dus uit schrik om gevat en gestraft te worden, beslissen om geen misdrijf te plegen. In de literatuur wordt het onderscheid vaak gemaakt tussen specifieke of individuele afschrikking en algemene afschrikking, al staat niet iedereen achter die indeling (zie infra).

Wetten die sancties voorzien voor misdrijven moeten een geloofwaardige dreiging zijn en trachten te voorkomen dat reeds gestrafte daders nog meer misdrijven zullen plegen.

Wanneer iemand in de toekomst zal afzien van het plegen van een criminele activiteit als gevolg van diens ervaring met eerdere straffen, spreekt men van specifieke afschrikking. Het zijn de effecten van een vorm van bestraffing op de gestrafte persoon. Men hoopt dat de regelovertreder door de opgelegde straf persoonlijk de onaangename gevolgen van zijn of haar daden ondervindt en het gedrag in de toekomst zal aanpassen uit schrik om opnieuw die negatieve gevolgen te moeten ondergaan.

Algemene afschrikking heeft tot doel om de gehele populatie af te schrikken voor het stellen van

strafbare gedragingen door middel van de dreiging van de aanhouding en de bestraffing van effectieve delictplegers. Dit betreft mensen die nog geen misdrijf pleegden.14

Zo koesteren verplichte minimumstraffen de verwachting criminaliteitscijfers succesvol te doen dalen door het afschrikken van (potentiële) daders.

Wanneer iemand een vrijheidsberovende straf opgelegd krijgt door een rechter, is dat een krachtig en duidelijk signaal naar de samenleving dat de acties van de dader een onaangenaam antwoord

genereren vanwege het strafrechtelijk systeem. Veel mensen zullen bijvoorbeeld niet ambiëren van hun vrijheid te worden beroofd of een serieuze som geld te moeten afgeven. Ze zijn daardoor afgeschrikt om regelovertredend gedrag te stellen want zij wensen die gevolgen niet voor zichzelf. Het afschrikkingsconcept gaat eeuwen terug in de tijd en vindt een grondslag in het wereldbekende werk ‘Dei delitti e delle pene’ (Over misdaden en straffen) uit 1764 van de Verlichte Italiaanse rechtsfilosoof Cesare Beccaria. Samen met Jeremy Bentham wordt hij beschouwd als grondlegger van de klassieke afschrikkingstheorie, waarop vele filosofen verder bouwden.15

13 L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus

Rechten UGent, 2019, 177.

14 J. ANDENAES, Punishment and Deterrence, Michigan, University of Michigan Press, 1974, 189 p.; N.

TILLEY, Handbook of Crime Prevention and Community Safety, Devon, Willan Publishing, 2005, 760-761; R. PATERNOSTER, “How much do we really know about criminal deterrence?”, Journal of Criminal Law and

Criminology 2010, 766; L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus Rechten UGent, 2019, 183; N. TILLEY, Handbook of Crime Prevention and Community Safety, Devon, Willan Publishing, 2005, 760.

15 E. D. INGRAHAM, An essay on crimes and punishments, Philadelphia, published by Philip H. Nicklin, 1819,

65 p.; J. BENTHAM, An introduction to the Principles of Morals and Legislation, Oxford, Clarendon Press, 1907, 249 p.

(16)

14

Bentham zette het basisidee voor specifieke en algemene deterrence uiteen door een onderscheid te maken tussen de effecten van straf bij de controle over handelingen ‘by reformation’ (specifiek) en bij wijze van algemene voorbeeldstelling (algemeen).16

Omdat de afschrikkende functie vooral toekomstgericht is, met name het voorkomen en verminderen van criminaliteit (criminaliteitspreventie), kan ze ondergebracht worden onder het utilitaristisch gedachtengoed van Jeremy Bentham.17

Het is lange tijd stil geweest rond het thema afschrikking. Enkele criminologen grijpen echter in de jaren ‘70 van vorige eeuw terug naar de Verlichtingsidealen en ontwikkelen de gelegenheidstheorieën. Deze zetten het belang van de rol van afschrikking, maar ook van de kosten-batenanalyse, terug op de agenda van het criminologisch onderzoek.18 Afschrikking speelt een belangrijke rol in rationele

keuzetheorieën, al ligt bij de afschrikkingstheorie de klemtoon op de afschrikkingselementen die de beslissing om wel of niet een misdrijf te plegen beïnvloeden. Dat is anders bij de rationele

keuzetheorie die het besluitvormingsproces als hoofdoorzaak geeft voor de beslissing om al dan niet over te gaan tot het stellen van regelovertredend gedrag. Vanuit een rationele keuzebenadering wordt waargenomen afschrikking bekeken als een kost waarmee de potentiële regelovertreder rekening moet houden. In de afschrikkingstheorie zijn er ook andere variabelen die een invloed hebben op

regelovertreding.19

Als afschrikking effectief is en menselijke acties beïnvloedt, moet de persoon die overweegt een misdrijf te plegen weten wat er in de wet staat en een inschatting kunnen maken van de zekerheid, ernst en snelheid van de straf die volgt op het plegen van het misdrijf. Dit zijn de drie sleutelaspecten van strafdreiging die doorheen heel dit literatuuronderzoek zullen terugkomen.20

16 L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus

Rechten UGent, 2019, 183.

17 K. BEYENS, Straffen als sociale praktijk: een penologisch onderzoek naar straftoemeting, Brussel,

VUBPress, 2000, 211.

18 L. PAUWELS, Op kennis gebaseerde criminaliteitspreventie. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus

Rechten UGent, 2018; N. TILLEY, Handbook of Crime Prevention and Community Safety, Devon, Willan Publishing, 2005, 39.

19 L. PAUWELS, “Angst voor de negatieve gevolgen van criminaliteit, criminele geneigdheid en

jeugddelinquentie. Wie laat zich bij het plegen van een delict leiden door percepties van de pakkans?”,

Handboek Politiediensten 2015, 227-251; L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus Rechten UGent, 2019, 187.

20 L. PAUWELS, “Angst voor de negatieve gevolgen van criminaliteit, criminele geneigdheid en

jeugddelinquentie. Wie laat zich bij het plegen van een delict leiden door percepties van de pakkans?”,

(17)

15

Volgens de afschrikkingstheorie zijn er aldus verschillende aspecten van afschrikking door middel van strafdreiging die nauw in verbinding staan met elkaar. Bij de individuele inschatting van de zekerheid van strafdreiging maakt men een evaluatie van de waargenomen zekerheid gestraft te worden wanneer de persoon het in overweging genomen misdrijf daadwerkelijk zou plegen. Ook het aspect

strafzwaarte kan een effect hebben op de afschrikking en het gedrag van de (potentiële) dader. Daarbij kan als derde factor de snelheid van de strafuitvoering invloed uitoefenen op de afschrikking. De wisselwerking tussen voornoemde drie is interessant want wanneer een straf bijvoorbeeld te mild is, zullen ook de zekerheid en de snelheid van de straf weinig afschrikwekkend effect sorteren.

De waarschijnlijkheid, zekerheid van de aanhouding en bestraffing verhogen kan dus een afschrikkend effect hebben op mensen en we zien ook verderop in deze scriptie dat meerdere onderzoeken dat stellig bevestigen. Naargelang de perceptie van een individu kan afschrikking een ander effect sorteren.21

In de situationele actietheorie, die in afdeling 2 van hoofdstuk 2 uitgebreid ter analyse staat, wordt gepercipieerde of waargenomen afschrikking gedefinieerd als volgt: “De gepercipieerde pakkans en

bezorgdheid of angst voor de gevolgen van het plegen van criminaliteit”. De pakkans is een machtige

factor en kan mensen beïnvloeden wanneer ze moeten kiezen tussen actiemogelijkheden, echter alleen maar wanneer de persoon een overweging maakt om de wet te overtreden.22

Ervaringen met afschrikking worden ook mee in rekening gebracht in de situationele actietheorie omdat ze een impact hebben op de huidige inschatting van de pakkans en kunnen inwerken op het perceptie-keuzeproces, doch worden in deze masterproef niet verder besproken.

Belangrijk is dat een persoon regelgeving met een afschrikwekkend effect eveneens als

afschrikwekkend percipieert. Afschrikwekkende maatregelen hebben namelijk als doel het perceptie-keuzeproces te beïnvloeden. Voor mensen die criminaliteit niet als een handelingsalternatief zien, zal afschrikking doorgaans ook geen zoden aan de dijk brengen als leidraad. Immers enkel wanneer een individu gemotiveerd is om een bepaalde regel te breken en de overweging maakt om dat al dan niet te doen, kan het misdrijf worden verhinderd door de afschrikking.23

21 L. PAUWELS, “Angst voor de negatieve gevolgen van criminaliteit, criminele geneigdheid en

jeugddelinquentie. Wie laat zich bij het plegen van een delict leiden door percepties van de pakkans?”,

Handboek Politiediensten 2015, 227-251.

22 L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus

Rechten UGent, 2019, 187.

23 L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus

Rechten UGent, 2019, 177, 181 en 188; P.-O. WIKSTRÖM, A. TSELONI, D. KARLIS, “Do people comply with the law because they fear getting caught?”, European Journal of Criminology 2011, 417.

(18)

16

Maakt iemand geen overweging om regelovertredend gedrag te stellen, dan kan deterrence geen uitwerking vinden omdat het gepercipieerde risico op bestraffing dan geen relevante leidraad kan zijn voor het individuele handelen. Bovendien is het mogelijk dat iemand de wetgeving met de voeten treedt uit gewoonte, er dan geen keuzeproces plaatsvindt en de dreiging met straf zodoende een onbetekenende wegwijzer is voor de handeling. Klaarblijkend brengt afschrikking door strafdreiging heil voor een deel van de bevolking maar zeker niet voor iedereen.24

Om het afschrikkingsconcept te kunnen bestuderen in relatie tot criminaliteit is nu een fundamentele afbakening van het begrip criminaliteit aan de orde.

24 L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus

Rechten UGent, 2019, 177, 181 en 188; P.-O. WIKSTRÖM, A. TSELONI, D. KARLIS, “Do people comply with the law because they fear getting caught?”, European Journal of Criminology 2011, 417.

(19)

17

Afdeling 2. Criminaliteit

Het containerbegrip criminaliteit heeft verschillende betekenissen en nuances naargelang de maatschappij of context waarin van het begrip gebruik wordt gemaakt.

In deze masterproef hanteer ik het begrip criminaliteit als een algemeen concept, met name alles wat door de wetgeving als misdrijf strafbaar wordt gesteld.

Veel veranderde doorheen de geschiedenis en hoewel in het prille België geen bijval meer kon worden gevonden voor de afschrikwekkende functie van brute barbaarse straffen, die bijvoorbeeld in het Ancien Régime legio waren, is het tot 1996 wachten op de definitieve afschaffing van de doodstraf in België25 en de wijziging van enkele criminele straffen. Dwangarbeid26 bijvoorbeeld werd toen

omgezet naar het humaner alternatief van de opsluiting. Het is wel raar dat die wet zo lang op zich liet wachten. Niemand mag worden terechtgesteld volgens de Belgische Grondwet27, het EVRM28, het

Handvest van de grondrechten van de Europese Unie29 en het IVBPR30. Een land kan bijvoorbeeld

geen lid zijn van de Europese Unie als het de doodstraf kent of die terug invoert. Er is onder andere noodzakelijk eerbied voor de menselijke waardigheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de

mensenrechten.31

In het flink verouderde Belgisch Strafwetboek van 8 juni 186732 staan alle strafbare gedragingen

opgesomd. Momenteel bestaan er drie soorten misdrijven in het Belgische strafrecht en zijn de technieken van contraventionalisering33 en correctionalisering34 nog mogelijk.

Boek 1 geeft een opsomming van de misdrijven en de bestraffing in het algemeen.

De misdrijven worden ingedeeld naargelang de straf die ze als gevolg voorgeschreven krijgen.

25 Art. 2 Wet 10 juli 1996 tot afschaffing van de doodstraf en tot wijziging van de criminele straffen, BS 1

augustus 1996, 20.598.

26 Art. 3 Wet 10 juli 1996 tot afschaffing van de doodstraf en tot wijziging van de criminele straffen, BS 1

augustus 1996, 20.598.

27 De gecoördineerde Grondwet 17 februari 1994, BS 17 februari 1994, 4.054 (hierna: Gw.); Art. 14bis Gw.;

Art. 2 Wet 10 juli 1996 tot afschaffing van de doodstraf en tot wijziging van de criminele straffen, BS 1 augustus 1996, 20.598.

28 Verdrag 4 november 1950 tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden

(hierna: EVRM); Art. 2 EVRM.

29 Art. 2 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie 18 december 2000.

30 Internationaal Verdrag 19 december 1966 inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (hierna: IVBPR);

Art. 6 IVBPR.

31 Verdrag 7 februari 1992 betreffende de Europese Unie (hierna: VEU); Art. 2 juncto 7 VEU. 32 Strafwetboek 8 juni 1867, BS 9 juni 1867, 3.133.

33 Wanbedrijf wordt overtreding.

(20)

18

Een misdrijf strafbaar met een politiestraf is een overtreding, strafbaar met een correctionele straf is een wanbedrijf en ten slotte strafbaar met een criminele straf is een misdaad.35

Hoofdstuk 2 van Boek 1 somt de soorten straffen op. Zowel natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen strafrechtelijk verantwoordelijk worden gesteld voor begane misdrijven.36

Voor natuurlijke personen zijn de huidige straffen in criminele zaken de opsluiting en de hechtenis. In correctionele zaken en politiezaken kan men een gevangenisstraf, straf onder elektronisch toezicht, werkstraf of autonome probatiestraf riskeren. Daarnaast zijn de ontzetting van bepaalde politieke en burgerlijke rechten en een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank straffen die enkel voorbehouden werden voor misdaden en wanbedrijven. Ten slotte kan er voor alle soorten misdrijven een geldboete en/of bijzondere verbeurdverklaring uitgesproken worden door de rechter.37

Voor rechtspersonen gelden tevens voor alle misdrijven de geldboete en de bijzondere

verbeurdverklaring. In criminele en correctionele zaken is er een verschil met natuurlijke personen en is ook de ontbinding mogelijk van een niet-publiekrechtelijke rechtspersoon, het verbod om een werkzaamheid te verrichten die deel uitmaakt van het maatschappelijk doel, de sluiting van inrichtingen en de bekendmaking of verspreiding van de beslissing. Sinds juli 2018 is voor de

Federale Staat, de gewesten, gemeenschappen, provincies, gemeenten en enkele andere zones38 alleen

nog de eenvoudige schuldverklaring mogelijk, met uitsluiting van elke andere straf.39

De criminele straf van de opsluiting is voor het leven of tijdelijk.40 Indien ze tijdelijk wordt

uitgesproken, kan ze bestaan uit een termijn gaande van vijf tot veertig jaar.41

De hechtenis is ook levenslang of tijdelijk.42 Met de Potpourri II-wet43 werd de maximale termijn voor

de tijdelijke hechtenis in 2016 verzwaard van dertig naar veertig jaar.44

35 Art. 1 Sw. 36 Art. 5 Sw. 37 Art. 7 Sw.

38 Zijnde de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse

agglomeratie, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

39 Art. 7bis Sw. 40 Art. 8 Sw. 41 Art. 9 Sw. 42 Art. 10 Sw.

43 Art. 3 Wet 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse

bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016, 13.130.

(21)

19

Zo werden de termijnen van tijdelijke opsluiting en tijdelijke hechtenis gelijk getrokken want de minimumtermijn voor hechtenis is ook vijf jaar. Deze criminele straffen kunnen niet levenslang worden opgelegd aan personen die minderjarig waren op het tijdstip van de misdaad.45

De duur van een correctionele gevangenisstraf is, behoudens de in de wet bepaalde gevallen, minimum acht dagen en maximum vijf jaar.46

Een politiegevangenisstraf mag niet minder zijn dan een dag en niet meer dan zeven dagen, onder voorbehoud van enkele wettelijke uitzonderingen.47

Boek 2 geeft in de verschillende titels en hoofdstukken de misdrijven en hun bestraffing in het bijzonder weer. De verschillende misdrijven in het Belgisch Strafwetboek zijn momenteel: Misdaden en wanbedrijven…

- tegen de veiligheid van de staat;

- die door de Grondwet gewaarborgde rechten schenden; - tegen de openbare trouw;

- tegen de openbare orde, gepleegd door personen die een openbaar ambt uitoefenen of door bedienaren der erediensten in de uitoefening van hun bediening;

- tegen de openbare orde door bijzondere personen gepleegd; - tegen de openbare veiligheid;

- tegen de orde der familie en tegen de openbare zedelijkheid; - tegen personen; - tegen eigendommen; en overtredingen. 45 Art. 12 Sw. 46 Art. 25 Sw. 47 Art. 28 Sw.

(22)

20

Het Belgische Strafwetboek is na meer dan 150 jaar volslagen gedateerd en werd dan ook reeds meer dan 120 keer fragmentarisch opgelapt, zelfs nog begin dit jaar48. Het erfstuk van Napoleon dateert van

1867 en onderging doorheen de tijd voortdurend aanpassingen waardoor het verworden is tot een onleesbaar en complex werkinstrument met een gebrek aan coherentie, overzichtelijkheid en toegankelijkheid. Vanzelfsprekend komt dat de fundamentele rechtszekerheid in onze rechtsstaat absoluut niet ten goede.49 Om effectieve afschrikking te kunnen bekomen, is het onontbeerlijk dat

mensen de wetten waardoor zij in de pas worden gehouden afdoende kennen, alsook ze kunnen interpreteren en begrijpen. Rechtsfilosofen Jeremy Bentham en Cesare Beccaria opperden reeds voor duidelijkere wetgeving onder andere als reactie tegen de overheidswillekeur. Het blijkt echter nog steeds een actuele zorg te zijn.

Het recht om te straffen is gebonden aan de beginselen van legaliteit, subsidiariteit (de staat treedt slechts op waar nodig) en proportionaliteit (de straffen staan in verhouding tot de ernst van het

misdrijf). Het legaliteitsbeginsel of wettigheidsbeginsel is één van de meest fundamentele regels in het strafrecht en staat dan ook in de Belgische Grondwet verankerd.50

Dat de regels helder en duidelijk zijn is essentieel voor onze democratie en rechtsstaat.51

Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft en geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet. Artikel 2 Sw. zegt dat geen misdrijf kan worden bestraft met straffen die niet bij de wet waren vastgesteld voordat het misdrijf werd gepleegd. Men spreekt ook wel van het adagium ‘Nulla poena sine lege’, wat wil zeggen geen straf zonder wet. De retroactieve kracht werd tevens aan banden gelegd, weliswaar enkel voor strengere straffen en met de nodige uitzonderingen op het principe. Een straf kan namelijk niet rechtvaardig zijn als iemand niet kon weten dat wat hij of zij deed fout was in hoofde van de wet.52

48 Art. 15 Wet 4 februari 2020 houdende boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek, BS 17 maart 2020,

15.794.

49 Strafwetboek 8 juni 1867, BS 9 juni 1867, 3.133; J. ROZIE, D. VANDERMEERSCH, J. DE HERDT, M.

DEBAUCHE, M. TAEYMANS, Naar een nieuw Strafwetboek? Het voorstel van de Commissie tot Hervorming

van het Strafrecht, Brugge, Die Keure, 2019, 610 p.; Wetsvoorstel (Ö. ÖZEN) tot instelling van een nieuw

Strafwetboek (boek 1 en 2), Parl.St. Kamer 2019-20, nr. 55-1011/001, 7; T. VANDER BEKEN, Naar een nieuw

strafwetboek, onuitg. cursus Rechten UGent (grondige studie strafrecht les 2 diavoorstelling), 2019, dia 29. 50 Art. 12 en 14 Gw.

51 L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus

Rechten UGent, 2019, 173.

52 F. VERBRUGGEN, R. VERSTRAETEN, Strafrecht en Strafprocesrecht voor bachelors, deel I, editie 2017-2018, Antwerpen, Maklu, 2017, 20; F. VERBRUGGEN, R. VERSTRAETEN, Strafrecht en Strafprocesrecht voor bachelors, deel II, editie 2017-2018, Antwerpen, Maklu, 2017, 490; Art. 7.1 EVRM; Art. 15.1 IVBPR; J.

G. H. ALTENA, “Nullum crimen sine lege certa. Onduidelijkheid in het strafrecht op het niveau van primaire en secundaire rechtsregels”, Strafblad 2019, 12-19.

(23)

21

Daarnaast vloeit uit dit wettigheidsbeginsel ook het lex certa-beginsel voort. Misdrijven in de strafwet moeten op een zo helder en voorspelbaar mogelijke manier worden omschreven door de wetgever. Nauwkeurige en duidelijke wetgeving is een voorwaarde voor de gedragsleidende functie van het recht, want als het onzeker is wat het recht inhoudt kan de burger zijn gedrag er niet op afstemmen. Het individu moet dus kunnen weten welke handelingen strafrechtelijke aansprakelijkheid met zich meebrengen, want als mensen de wetten niet (voldoende) begrijpen en rechtsonzekerheid triomfeert kan men er logischerwijs ook niet door worden afgeschrikt.53

De warrige wetgeving in het huidige onsamenhangende Belgisch Strafwetboek is een prangend en uitgesproken probleem dat de rechtszekerheid sterk aantast en een kwalijke invloed uitoefent op afschrikking door middel van de wet. Een aanpassing aan de moderne tijdsgeest dringt zich op. Het is onmiskenbaar (meer dan) hoog tijd voor een nieuw exemplaar.

Na vier jaar hervormingen kwam er een wetsvoorstel voor een nieuw Strafwetboek van de hand van de Belgische Minister van Justitie Koen Geens die justitie wil hervormen door middel van een

hinkstapsprong. In het Justitieplan dat hij aan ons voorstelde op 18 maart 2015 stelt hij daartoe drie fasen (hink, stap, sprong) voorop.54 Fase één (de hink) en fase twee (de stap) zijn vandaag zo goed als

volbracht met een hertekening van het gerechtelijk landschap en een efficiëntere en daardoor rechtvaardigere justitie als gevolg, al zijn er uiteenlopende meningen over het slagen van die tweede fase. De derde en laatste fase beoogt de fundamentele hervormingen van de basiswetgevingen met nieuwe wetboeken van het strafrecht en de strafvordering.55

53 F. VERBRUGGEN, R. VERSTRAETEN, Strafrecht en Strafprocesrecht voor bachelors, deel I, editie 2017-2018, Antwerpen, Maklu, 2017, 20; F. VERBRUGGEN, R. VERSTRAETEN, Strafrecht en Strafprocesrecht voor bachelors, deel II, editie 2017-2018, Antwerpen, Maklu, 2017, 490; Art. 7.1 EVRM; Art. 15.1 IVBPR; J.

G. H. ALTENA, “Nullum crimen sine lege certa. Onduidelijkheid in het strafrecht op het niveau van primaire en secundaire rechtsregels”, Strafblad 2019, 12-19.

54 K. GEENS, Beleidsverklaring. Justitieplan. Een efficiënte justitie voor meer rechtvaardigheid,

www.koengeens.be/policy/beleidsverklaringen/justitieplan en

https://cdn.nimbu.io/s/1jn2gqe/assets/20150318_NL_presentatie_justitieplan_ontwerp__3__bd.pdf, 2015.

55 K. GEENS, Beleidsverklaring. Justitieplan. Een efficiënte justitie voor meer rechtvaardigheid,

www.koengeens.be/policy/beleidsverklaringen/justitieplan en

(24)

22

Het wetsvoorstel bestaat uit twee boeken die beiden werden goedgekeurd door de Ministerraad in 2017 en 2018. Door de val van de regering-Michel I eind 2018 werd de hervorming van het Belgisch Strafwetboek niet meer als een prioriteit bestempeld56 maar in maart 2019 werd toch een wetsvoorstel

ingediend in het Parlement57. Uiteindelijk werd een laatste wetsvoorstel ingediend 12 februari 2020.58

Het eerste boek bevat een opdeling van de strafrechtelijke principes en strafniveaus en het tweede boek geeft een omschrijving van de misdrijven en bepaalt de concrete strafniveaus.

Opvallend is de herziening van de straffenschaal. Men stelt voor om alle inbreuken voortaan in te delen in acht strafniveaus en enkele inbreuken op te heffen wegens verouderd en niet langer

strafwaardig.Sommige inbreuken worden intens verzwaard gelet op de maatschappelijke impact die ze hebben. Zware seksuele misdrijven zoals een verkrachting zullen strenger worden aangepakt in de toekomst. Minister Geens noemt het wetsvoorstel een sprong naar een modern, vereenvoudigd en accurater strafrecht voor ons land. De doelstelling is om een eigentijds, toekomstbestendig penitentiair beleid te bekomen met een oordeelkundig gebruik van het strafrecht als sanctie-apparaat, een optimale combinatie tussen vergelding en reclassering, waarbij opsluiting als de laatst te overwegen straf naar voor wordt geschoven alsook een strafuitvoering op maat van de gedetineerde of geïnterneerde conform de standaarden van het EVRM.59

Het wetsvoorstel voert een definitie in van het misdrijf, hetgeen momenteel nog een hiaat is in de Belgische strafwetgeving:

“Er is slechts een misdrijf indien een materieel bestanddeel en een schuldbestanddeel aanwezig zijn. De gedraging wordt geacht wederrechtelijk te zijn wanneer het materieel en het schuldbestanddeel

vervuld zijn. De wet kan eveneens voorzien in verzwarende bestanddelen.”60

56 J. ROZIE, D. VANDERMEERSCH, “De aanpak van seksuele delinquentie in het licht van de publieke opinie

en de voorstellen van de Commissie tot hervorming van het strafrecht”, RW 2019-2020, 484.

57 Wetsvoorstel (R. TERWINGEN, S. BECQ) tot invoering van een nieuw Strafwetboek – Boek 1 en Boek 2, Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 54-3651/001.

58 Wetsvoorstel (Ö. ÖZEN) tot instelling van een nieuw Strafwetboek (boek 1 en 2), Parl.St. Kamer 2019-20, nr.

55-1011/001.

59 Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 4 november 1950;

K. GEENS, Persbericht. Een Strafwetboek dat voldoet aan het rechtvaardigheidsgevoel,

www.koengeens.be/news/2019/03/18/een-strafwetboek-dat-voldoet-aan-het-rechtvaardigheidsgevoel, 2019; K. GEENS, Beleidsverklaring. Justitieplan. Een efficiënte justitie voor meer rechtvaardigheid,

www.koengeens.be/policy/beleidsverklaringen/justitieplan en

https://cdn.nimbu.io/s/1jn2gqe/assets/20150318_NL_presentatie_justitieplan_ontwerp__3__bd.pdf, 2015; T. VANDER BEKEN, Naar een nieuw strafwetboek, onuitg. cursus Rechten UGent (grondige studie strafrecht les 2 diavoorstelling), 2019, dia 29.

60 Art. 5 Wetsvoorstel (Ö. ÖZEN) tot instelling van een nieuw Strafwetboek (boek 1 en 2), Parl.St. Kamer

2019-20, nr. 55-1011/001, 24; T. VANDER BEKEN, Naar een nieuw strafwetboek, onuitg. cursus Rechten UGent (grondige studie strafrecht les 2 diavoorstelling), 2019, dia 12.

(25)

23

Het concept verzwarende bestanddelen werd eveneens ontwikkeld in het wetsvoorstel:

“De wet kan voorzien in bestanddelen, verzwarende bestanddelen genoemd, die tot gevolg hebben dat

het misdrijf met een straf van één of meer niveaus hoger wordt bestraft.”61

Er worden tevens nieuwe autonome straffen voorgesteld zoals de opgelegde behandeling of de geldstraf vastgesteld naargelang van het voordeel dat werd verwacht of behaald uit het misdrijf.62

Verder worden nieuwe misdrijven zoals bijvoorbeeld lijkschennis en het aanzetten tot zelfdoding aangedragen.63 Daarnaast wordt een einde gemaakt aan de klassieke driedeling van misdrijven met het

verdwijnen van de categorie van de overtredingen (en bijgevolg ook de politiestraffen) en wordt de kwalificatie onomkeerbaar ingevolge de afschaffing van het correctionaliseringsmechanisme.64

De doelstellingen van de straf worden nu wel opgenomen in het wetsvoorstel (zie infra), maar het is opvallend dat de algemene en individuele preventie hierbij uitdrukkelijk wordt weggelaten.

De reden die hiervoor wordt gegeven is dat het ontradend karakter van de straf ten aanzien van potentiële strafwetovertreders niet zou worden ondersteund door criminologische studies.

De zwaarte van de straf heeft geen ontradend effect op daders, aangezien veel misdrijven impulsief worden gepleegd en daders zelden de gevolgen van hun acties kunnen inschatten.65

Aangaande de strafuitvoering en het strafproces staat ook heel wat verandering voor de deur, maar een diepgaande bespreking valt buiten het bestek van deze analyse. In het laatste deel wordt hier bij wege van conclusie en discussie wel nog wel even bij stilgestaan.

Daar de belangrijkste begrippen werden verduidelijkt in hoofdstuk 1 kan nu een verheldering van de gebruikte methodologie en het literatuuroverzicht aanvangen in hoofdstuk 2 van deze masterproef.

61 Art. 8 Wetsvoorstel (Ö. ÖZEN) tot instelling van een nieuw Strafwetboek (boek 1 en 2), Parl.St. Kamer

2019-20, nr. 55-1011/001, 35; T. VANDER BEKEN, Naar een nieuw strafwetboek, onuitg. cursus Rechten UGent (grondige studie strafrecht les 2 diavoorstelling), 2019, dia 13.

62 Wetsvoorstel (Ö. ÖZEN) tot instelling van een nieuw Strafwetboek (boek 1 en 2), Parl.St. Kamer 2019-20, nr.

55-1011/001, 92.

63 K. GEENS, Nieuw Strafwetboek goedgekeurd door Ministerraad,

www.jubel.be/nieuw-strafwetboek-goedgekeurd-door-ministerraad/, 2018; T. VANDER BEKEN, Naar een nieuw strafwetboek, onuitg. cursus Rechten UGent (grondige studie strafrecht les 2 diavoorstelling), 2019, dia 32.

64 T. VANDER BEKEN, Naar een nieuw strafwetboek, onuitg. cursus Rechten UGent (grondige studie strafrecht

les 2 diavoorstelling), 2019, dia 6 en 14; Bouwsteen accuraatheid - Afstemming van de regel vs. uitwerking in de praktijk: afschaffing systeem correctionalisering; Wetsvoorstel (Ö. ÖZEN) tot instelling van een nieuw

Strafwetboek (boek 1 en 2), Parl.St. Kamer 2019-20, nr. 55-1011/001, 91.

(26)

24

Hoofdstuk 2. Methodologie en literatuuroverzicht

Hoe dien ik een antwoord te vinden op de gestelde onderzoeksvragen van deze thesis?

In de eerste afdeling van dit nieuw hoofdstuk zal de gehanteerde onderzoeksmethodologie nader worden omschreven. Het is handig om een idee te krijgen van hoe de literatuurstudie vorm kreeg. In de tweede afdeling gaat het literatuuroverzicht van start met een analyse van de klassieke

afschrikkingstheorie, vorm gegeven vanuit het utilitarisme en door rechtsfilosofen Jeremy Bentham en Cesare Beccaria. Hoewel een prominente intellectuele stroming tegen het einde van de 18e eeuw, werd

de interesse in afschrikking en op rationele keuze gebaseerde theorieën van regelovertredend gedrag later overschaduwd door meer biologisch en psychologisch gebaseerde verklaringen. De interesse voor de afschrikkingstheorie en het afschrikwekkend effect van legale sancties werd pas opnieuw

aangewakkerd midden de jaren 1960.66

De hedendaagse standpunten over de relatie tussen afschrikking en criminaliteit worden dan ook besproken in afdeling 3 en starten bij de neoklassieke economische theorie en de rationele keuzetheorie. Twee wetenschappelijke artikels van Becker en Gibbs beiden uit 1968, krijgen hier speciale aandacht evenals de rationele keuzetheorie van de wetenschappers Cornish en Clarke. Ten slotte mag hoofdstuk 2 afsluiten met een beschrijving van de situationele actietheorie en een bespreking van de hedendaagse traditie. Per-Olof Helge Wikström en Raymond Paternoster zijn gewichtige namen in dit kader en krijgen daarom een royaal betoog.

66 R. PATERNOSTER, “How much do we really know about criminal deterrence?”, Journal of Criminal Law and Criminology 2010, 765.

(27)

25

Afdeling 1. Methodologie

Het opzet is een antwoord formuleren op de onderzoeksvragen van de masterproef.

Elk wetenschappelijk onderzoek start met een omvangrijke literatuurstudie om zo diepgang te krijgen in het onderwerp van de thesis en de vraagstelling scherper te stellen.67 Om antwoorden te vinden op

mijn onderzoeksvragen gebruik ik echter als onderzoeksmethode een verkennende literatuurstudie. Een literatuurstudie of literatuuronderzoek behelst het zoeken naar wetenschappelijke en theoretische literatuur en onderzoeksconclusies van wetenschappers om de wetenschappelijke onderzoeksvragen vervolgens te kunnen beantwoorden. Het doel is om een helder en gestructureerd overzicht te krijgen van de beschikbare relevante literatuur en inzicht te verwerven in wat er reeds bestaat over dit onderwerp (en ook wat nog niet) om zo uiteindelijk de positie van mijn eigen onderzoek nader te bepalen. Er bestaan systematische, maar ook verkennende literatuuronderzoeken.

In het kader van het onderzoek naar de relatie tussen afschrikking en criminaliteit is het beter om verkennend te werk te gaan. Ik doe dat door het volgende stappenplan te volgen.

Een eerste stap is het uitgebreid schetsen van de probleemstelling en op basis hiervan de

basisbegrippen waar ik opzoekingen naar kan doen, te selecteren. Daarna start een zoektocht naar onderzoekartikels via relevante zoektermen en het gebruik van handboeken rechten en criminologie, biblio.ugent.be, Google Scholar, Web of Science, Science Direct, Hein Online, Jurisquare, Strada Lex en Jura. Vervolgens moet een selectie gebeuren van de relevante onderzoeksartikels en worden de belangrijkste bevindingen en resultaten van de gevonden lectuur in kaart gebracht. Ik tracht elk artikel met een analytische bril te lezen en ga op zoek naar bruikbare invalshoeken, kenmerken of resultaten die mij helpen bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Ten slotte volgt een poging om een samenvatting te maken van relevante bevindingen uit de onderzoeksartikels en literatuur.68

Anders dan bij een systematische literatuurstudie, zal dit verkennend literatuuronderzoek niet per se dezelfde resultaten weergeven wanneer het door een andere persoon opnieuw wordt uitgevoerd. Andere eventuele beperkingen zijn de taal en de beschikbaarheid van de literatuur.

Studies die in een andere taal dan het Engels, Nederlands of Frans zijn geschreven en tevens niet werden vertaald naar één van voornoemde talen, worden niet opgenomen in deze literatuurstudie. Daarnaast dient een volledige tekst beschikbaar te zijn, publiek of via het UGent-netwerk. Hierna start het literatuuroverzicht, met de klassieke afschrikkingstheorie als vertrekpunt.

67 SCRIPTIE VZW, De literatuurstudie, www.scriptieprijs.be/de-literatuurstudie, 2020.

68 H. ARKSEY, L. O’MALLEY, “Scoping studies: Towards a methodological framework.”, Research Methodology 2005, 19-32; UNIVERSITEIT GENT, Literatuurstudie,

(28)

26

Afdeling 2. De klassieke afschrikkingstheorie

De ethische stroming van het utilitarisme is één van de bronnen waaruit de grondleggers van de klassieke afschrikkingstheorie inspiratie putten. Met het oog op omkadering en contextualisering volgt eerst een bespreking van de utilitaristische ethiek, weliswaar in een notendop. Vervolgens wordt het voor dit onderwerp cruciale gedachtengoed van de grondleggers Jeremy Bentham en Cesare Beccaria omvattend uit de doeken gedaan, alsook de klassieke afschrikkingstheorie.

2.1. Utilitarisme

Het woord utilitarisme is afkomstig van het Latijnse utilitas, hetgeen nut of bruikbaarheid betekent.69

De utilitaristische traditie wortelt in denken van de Griekse filosoof Epicurus (341 BC – 270 BC) en de Schotse filosoof David Hume70 (1711-1776) en werd later tot een volwaardige ethische stroming

uitgewerkt door de Engelsen, jurist en filosoof Jeremy Bentham71(1748-1832) en econoom John

Stuart Mill72 (1806-1873).73 Deze mensen inspireerden talrijke filosofen na hun met de klassieke

utilitaristische nuttigheidstheorie.

Het uitgangspunt is dat de morele waarde van een handeling wordt gemeten aan de bijdrage die de handeling levert aan het algemeen nut, lees het welzijn en geluk van alle mensen. Elk mens streeft zijn eigen geluk na.74 Het bekende adagium the greatest happiness for the greatest number komt weliswaar

van de Ierse filosoof Francis Hutcheson, maar bevat alle elementen van Jeremy Bentham’s nuttigheidsethiek. Het grootste geluk voor het grootste aantal mensen. Handelingen zijn goed en wenselijk als ze het geluk van alle individuele burgers bevorderen. Het is een consequentialistisch beginsel, waarbij alleen naar de gevolgen en niet de achterliggende bedoeling van de actie moet worden gekeken. Het resultaat telt. Utilitarisme is ook nominalistisch aldaar er slechts individuele nutsbalansen zijn. Of een handeling goed of slecht is, zal afhankelijk zijn van een rekenkundige totaalsom van alle balansen samengeteld. Is de som positief, dan heb je een goede handeling.75

69 Woordenboek Latijn-Nederlands.

70 L. A. SELBY-BIGGE, Enquiries Concerning the Human Understanding and Concerning the Principles of Morals by David Hume, Oxford, Clarendon Press, 1902, 128-137.

71 J. BENTHAM, An introduction to the Principles of Morals and Legislation, Oxford, Clarendon Press, 1907,

249 p.

72 J. S. MILL, Utilitarianism, London, Savill and Edwards, 1863, 95 p. 73 D. VERHOFSTADT, De negen principes van Cesare Beccaria,

https://biblio.ugent.be/publication/5721566/file/5723444, 2014, 1.

74 J. VERPLAETSE, C. DELMOTTE, Beginselen van samenleven: Handboek ethiek en rechtsfilosofie,

Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2017, 20.

75 J. BENTHAM, An introduction to the Principles of Morals and Legislation, Oxford, Clarendon Press, 1907,

176 en 196; J. VERPLAETSE, C. DELMOTTE, Beginselen van samenleven: Handboek ethiek en

(29)

27

2.2. Jeremy Bentham

De Engelse rechtsfilosoof Jeremy Bentham is bekend van zijn nuttigheidstheorie en voorzag in de fundamenten van de Deterrence Theory, net als Beccaria. An Introduction to the Principles of Morals

and Legislation werd één van zijn meest succesvolle levenswerken waarin hij onder meer zijn

nuttigheidstheorie uiteenzet en ook hoe het strafrechtsysteem daarop gebaseerd kan worden. Het werk dateert uit 1780, werd voor het eerst uitgegeven in 1789 en wordt beschouwd als een fundamentele tekst voor de verdere uitbouw van de 19e eeuwse utilitaristische school.76

In het eerste hoofdstuk zet hij de fundering van zijn werk, het nuttigheidsbeginsel, uiteen met metaforen en verzen om zijn theorie kracht bij te zetten. Een voorbeeld van dergelijke metafoor is de natuur die alle mensen onder de macht van twee soevereine meesters plaatste, namelijk pijn en genot. Alleen zij mogen de mens wijzen op wat ze zouden moeten doen, zo ook vaststellen wat ze zullen doen. De morele standaard van wat goed en slecht is enerzijds en anderzijds de ketting van oorzaken en effecten, zijn allebei verbonden met die soevereine macht. Pijn en genot leiden mensen als het ware bij alles wat ze doen, zeggen en denken. Elke inspanning om die afhankelijkheid van zich af te

werpen, zal voorgaande alleen maar bevestigen volgens Bentham. Het nuttigheidsbeginsel erkent de onderwerping aan pijn en genot. Geluk wordt pas bekomen door de rede en de wet.

Systemen die dit alles in vraag proberen te stellen daarentegen zijn bevliegingen en veroorzaken duisternis in plaats van licht. Het komt er dus eigenlijk op neer dat er een principe is dat een daad goedkeurt of afkeurt, naargelang iemand wiens belang het betreft het vermogen heeft om zijn of haar eigen geluk te verhogen dan wel te verminderen. Geluk is in die context het vergroten van genot en het verminderen van pijn.77

Daarnaast ontwikkelde de Engelsman in datzelfde werk een systeem om de waarde van genot of pijn kwantitatief te meten. Dat bleek interessant te zijn voor de verdere ontwikkeling van het

afschrikkingsconcept in de relatie met criminaliteit. Aangezien wenselijk genot en het vermijden van pijn de instrumenten zijn waarmee de wetgever aan de slag moet, is het cruciaal dat hij de waarde en kracht ervan kan begrijpen. Als parameters kiest Bentham de intensiteit, duur, (on)zekerheid en de nabijheid of net afstand. Voor een persoon die zelf de overweging maakt, zal de waarde van genot of pijn op zich meer of minder aangeven naargelang die vier omstandigheden. Alle vier afzonderlijk moeten zij in overweging worden genomen om een inschatting te kunnen maken van genot of pijn.78

76 J. BENTHAM, An introduction to the Principles of Morals and Legislation, Oxford, Clarendon Press, 1907, 2

en 5.

77 J. BENTHAM, An introduction to the Principles of Morals and Legislation, Oxford, Clarendon Press, 1907,

12-13.

78 J. BENTHAM, An introduction to the Principles of Morals and Legislation, Oxford, Clarendon Press, 1907,

(30)

28

Verlichtingsfilosoof Jeremy Bentham benoemt in zijn werk reeds de drie sleutelaspecten van de strafdreiging, namelijk de zekerheid, strengheid en snelheid, die volgens hem aan de basis van de gepercipieerde pakkans liggen (zie infra).79 Mensen gehoorzamen de wet omdat de baten die de

regelovertreding met zich meebrengen (gewin en genoegdoening) minder doorwegen dan de sterk gevreesde consequenties. Elke overtreding van de wet moet worden gestraft (certainty, zekerheid) en wel op een manier dat de kosten de baten overstijgen (severity, strengheid).

Bentham was ervan overtuigd dat als de straf zeker en ernstig genoeg was, mensen zouden afzien van crimineel gedrag. De overheid moet dan wel snel optreden (swiftness, snelheid).

Of deze strikte invulling van de kosten-batenanalyse overeenstemt met de realiteit is nog maar de vraag. Het gegeven dat mensen beslissingen kunnen nemen en voor- en nadelen tegenover elkaar kunnen afwegen, wil daarom nog niet behelzen dat het gehoorzamen van de wet het directe gevolg is van een nauwgezette overweging. De uitgangspunten van de afschrikkingstheorie zijn bijgevolg enigszins betwistbaar.80

2.3. Cesare Beccaria

Zoals reeds vermeld gaat het afschrikkingsconcept terug tot ongeveer 1764, het jaar dat de Italiaanse filosoof en politicus Cesare Beccaria (1738- 1794) een boek neerpent dat als historische onderbouw zou dienen voor de Deterrence Theory, getiteld ‘Dei delitti e delle pene’ of ‘Over misdaden en straffen’. Zijn gedachtengoed blijft samen met dat van Jeremy Bentham van onschatbare waarde voor het strafrecht dat wij nu kennen. Beiden zagen de garantie van de toepassing van de wet in een goede wisselwerking tussen de politiek en het recht. Ook voor Beccaria was het realiseren van een maximaal geluk voor een maximaal aantal mensen een grote (zoniet zijn voornaamste) drijfveer, wat hem tot een pleitbezorger van de utilitaristische traditie maakt. Misdrijven zorgen voor minder geluk en meer leed, waardoor de maatschappij moet straffen op een manier die tot een daling van criminaliteit leidt. Het doel van een straf is niet repressief of vergeldend, maar wel het voorkomen dat de gestrafte opnieuw kwaad berokkent alsook anderen afschrikken om crimineel gedrag te stellen.81

79 J. BENTHAM, An introduction to the Principles of Morals and Legislation, Oxford, Clarendon Press, 1907,

25; L. PAUWELS, “Angst voor de negatieve gevolgen van criminaliteit, criminele geneigdheid en jeugddelinquentie. Wie laat zich bij het plegen van een delict leiden door percepties van de pakkans?”,

Handboek Politiediensten 2015, 227-251.

80 L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus

Rechten UGent, 2019, 179-180.

81 D. VERHOFSTADT, De negen principes van Cesare Beccaria,

https://biblio.ugent.be/publication/5721566/file/5723444, 2014, 1-2; C. BECCARIA, Over misdaden en straffen, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1982, 37; L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community

(31)

29

“Het doel van de bestraffing is niet anders dan de delinquent te beletten, zijn medeburgers door nieuwe strafbare feiten nog eens te benadelen

en de andere mensen ervan af te schrikken om het zelfde te doen.”82

Zonder twijfel was Cesare Beccaria één van de meest invloedrijke vertegenwoordigers van de Verlichting. Samen met Bentham pleit hij voor de humanisering en een beter functioneren van het 18e

eeuwse strafrecht. Beccaria zag een grote bron van inspiratie in het verlichte denkgoed van Fransman Charles Montesquieu.83 Ideeën van verlichte geesten hielden grotendeels een verwerping in van de

legitimatie van de macht uit het Ancien Régime.84

Aangezien Beccaria tevens veel van zijn hersenspinsels ging halen bij andere filosofen en rechtsgeleerden, zoals John Locke, Jean-Jacques Rousseau, Christian Thomasius en Francis

Hutcheson, zijn veel van zijn standpunten niet echt nieuw. Allemaal waren zij voorvechters van een nieuwe maatschappelijke ordening en humanere wetgeving.85

Cesare Beccaria was echter wel de eerste die een strafrechtelijk systeem omschreef dat samenhangend, logisch en rationeel was. Dat vernieuwende systeem maakte dan ook komaf met de grondvesten van het Ancien Régime86, het tijdsvak waarin Beccaria en Bentham leefden, een context waarin de

doodstraf, lijfstraffen en slavernij stevig ingeburgerd waren. Rechters konden in die tijd grenzeloos en arbitrair beschikken over de wetten om de macht van hun vorst te rechtvaardigen. De gangbare straffen in de 17e en 18e eeuw waren dermate gruwelijk, onmenselijk en inefficiënt dat ze magen

deden keren en er waren geen duidelijke regels voor de aanpak van regelovertredend gedrag. Er werd zeer hard opgetreden tegen misdrijven die de bestaande Goddelijke en wereldlijke orde aantastten en zelfs niet-bestaande misdrijven zoals hekserij konden leiden tot een waterproef of de brandstapel. Een hervorming van de criminele wetgeving was absoluut aan de orde.87

82 D. VERHOFSTADT, De negen principes van Cesare Beccaria,

https://biblio.ugent.be/publication/5721566/file/5723444, 2014, 2; C. BECCARIA, Over misdaden en straffen, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1982, 101.

83 D. VERHOFSTADT, De negen principes van Cesare Beccaria,

https://biblio.ugent.be/publication/5721566/file/5723444, 2014, 1.

84 L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus

Rechten UGent, 2019, 173.

85 D. VERHOFSTADT, De negen principes van Cesare Beccaria,

https://biblio.ugent.be/publication/5721566/file/5723444, 2014, 1.

86 D. VERHOFSTADT, De negen principes van Cesare Beccaria,

https://biblio.ugent.be/publication/5721566/file/5723444, 2014, 1.

87 L. PAUWELS, Criminaliteitspreventie en community safety. Een geïntegreerde benadering, onuitg. cursus

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien de bouw door zou gaan zou dit aanzienlijke gevolgen hebben voor het aanzien en klimaat van de wijk. Tevens zal dit negatieve gevolgen hebben voor de waarde van onze

De jaren 20 van deze eeuw zijn cruciaal voor de transitie naar een duurzamere samenleving, en wanneer het niet lukt in dit decennium betekenisvolle stappen in die transitie te

Voor zowel planten als dieren kunnen land- schapselementen venschillende functies hebben:. - het is hun permanente

Gescheiden ouders die hun kin- deren ondersteunen tijdens de opvoeding (leuke dingen doen samen, luisteren naar de problemen van het kind,…) en weinig tot geen ruzie maken over

Uit de SiV-gegevens blijkt dat kinderen een hogere levens- tevredenheid hebben wanneer ouders samen spreken over de kinderen en weinig of geen ruzie maken. Uit de SiV-gegevens van

Maar nu wij weer kunnen kiezen moeten we ook durven kiezen voor structurele gezondmaking, voor groei, voor investeringen en voor produktieve werkgelegenheid en niet voor

Veel belangrijker echter voor de vraag naar de manier waarop door de museumcommissie over kunst werd gedacht, is het feit dat veel schilderijen niet meer in de aparte

Group 2 (scenario D to H), DK vent shaft was kept as the main up cast shaft while only operating one of the 2.1 MW ventilation fans.. This opera- tional difference is indicated