• No results found

OTC training op afstand

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "OTC training op afstand"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

2016

OTC training op afstand

Auteur:

Patrick van Mourik

Eline Lucas

Begeleider: Miranda van Niel

Sylvia Dubbeldam

Vincent van Does

Datum:

2 juni 2016

(2)

3

Voorwoord

Voor u ligt ons onderzoeksverslag, waar we tijdens onze afstudeerperiode van de opleiding ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam aan hebben gewerkt. Tijdens deze periode hebben wij voor

Koninklijke Visio onderzoek gedaan, een expertise centrum in Nederland voor revalidatie en training van mensen met een visuele beperking.

Eerder hebben wij samengewerkt tijdens de minor Zorgtechnologie, waar tevens onze interesses zijn gewekt voor de combinatie ergotherapie en ICT. Beide wilden wij op deze combinatie afstuderen en deze mogelijkheid bood zich aan in de vorm van Ondersteunende Technologie Communicatie training bij Visio.

Tijdens de laatste fase van de opleiding ergotherapie hebben wij de mogelijkheid gehad om ergotherapie van een compleet andere kant te kunnen bekijken. Een kant die steeds meer in opkomst is en een kant die een groot aandeel in de toekomst van de ergotherapie kan hebben.

Wij willen graag Miranda van Niel bedanken voor haar coachende rol vanuit de Hogeschool van

Amsterdam in het gehele proces, evenals Sylvia Dubbeldam en Vincent van der Does die deze rol vanuit Visio hebben bekleed.

Verder bedanken wij ook iedereen die dit project vanuit Visio mogelijk heeft gemaakt; De OTC trainers en alle participanten. Verder willen wij Timon van Hasselt bedanken voor het meedenken tijdens de opstartfase van het project.

Ook gaat onze dank uit naar familie, partners en vrienden voor hun ondersteuning tijdens dit project.

Eline Lucas en Patrick van Mourik

(3)

4

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 3 1 Samenvatting ... 6 2 Inleiding ... 7 2.1 Aanleiding ... 7 2.2 Doelstelling ... 8 2.3 Hoofdvraag ... 9

2.4 Relatie met ergotherapie ... 9

2.5 Onderbouwing alternatieve route ... 10

2.6 Leeswijzer ... 10 3 Inventarisatieonderzoek ... 10 3.1 Methode ... 10 3.2 Resultaten ... 12 3.3 Vervolg ... 15 4 Literatuuronderzoek ... 16 4.1 Methode ... 16

4.2.1 Sociale isolatie en computergebruik (van Mourik, 2016) ... 16

4.2.2 Blended learning (Lucas, 2016) ... 17

4.3 Aanbevelingen ... 19 5 Praktijkonderzoek ... 20 5.1 Aanleiding ... 20 5.2 Methode ... 21 5.2.1 Evaluatie ... 21 5.3 Resultaten ... 22 5.3.1 Trainers ... 22 5.3.2 Cliënten ... 25 6 Discussie ... 27 7 Conclusie ... 30 8 Aanbevelingen ... 31

(4)

5

Bibliografie ... 33

Bijlage 1: Begrippenlijst ... 38

Bijlage 2: Vragenlijst inventarisatieonderzoek ... 41

Bijlage 3: Vragenlijsten praktijkonderzoek ... 43

Bijlage 4: Stappenplan praktijkonderzoek ... 45

Bijlage 5: Toestemmingsformulier cliënten ... 49

(5)

6

1 Samenvatting

Namens opdrachtgever Visio is door de projectgroep de volgende hoofdvraag onderzocht:

“Aan welke eisen moet een communicatiemiddel voldoen om tegemoet te komen aan de eisen en wensen van 60-plussers met een visuele beperking om Ondersteunende Technologie Communicatie training op

afstand mogelijk te maken?”

Om de hoofdvraag te beantwoorden is een drieledig onderzoek uitgevoerd, bestaande uit een inventarisatie-, een literatuur- en een praktijkonderzoek. Het inventarisatieonderzoek was kwalitatief van aard, in de vorm van een cliëntgericht, semigestructureerd interview. Zestien cliënten zijn

geïnterviewd naar hun wensen en eisen met betrekking tot OTC training op afstand. De voorkeuren van cliënten liepen erg uiteen, maar bij cliënten is een consensus over de noodzaak van een auditieve verbinding en de toegevoegde waarde van een overneem en/of meekijk functie. Verder blijkt dat tijdens de OTC training het sociale aspect een grote rol speelt bij veel cliënten, op basis daarvan zijn twee deelvragen opgesteld. Deze zijn beantwoord middels literatuuronderzoek ter voorbereiding op het praktijkonderzoek.

Het literatuuronderzoek en de resultaten uit het inventarisatieonderzoek hebben geleid tot twee

communicatiemiddelen, namelijk Skype en Teamviewer. Deze communicatiemiddelen zijn uitgeprobeerd in een proeftuin. Acht trainers hebben in totaal tien cliënten kennis laten maken met training op afstand en de bijbehorende communicatiemiddelen. Na afloop van de proeftuin zijn telefonisch interviews afgenomen met trainers en cliënten. Trainers en cliënten gaven aan positief te zijn over de methode. Cliënten gaven aan dat training op afstand hen veel reistijd scheelde en kostenbesparend was. Veel trainers hebben naar aanleiding van het praktijkonderzoek de methode en bijbehorende

communicatiemiddelen meteen geïmplementeerd.

Op basis van de resultaten kan worden geconcludeerd dat de communicatiemiddelen Teamviewer en Skype het beste aansluiten bij de eisen en wensen van 60-plussers met een visuele beperking. Beiden

programma’s bevatten minimaal één van de eisen die zowel uit de literatuur als in de interviews naar

voren is komen, namelijk een goede audio verbinding en een overnamefunctie. Naast Teamviewer en Skype is ook training op afstand met een vaste- of mobiele telefoon mogelijk welke positief is bevonden door cliënten en trainers.

Tot slot gaven cliënten tijdens de interviews aan gebruik te willen maken van een helpdesk. Hiermee zouden de cliënten sneller geholpen kunnen worden met hun ICT vragen en problemen. Verder gaven cliënten aan geïnteresseerd te zijn in een e-learning omgeving waar zij zelf hun lesmateriaal konden kiezen en oefenen. In het advies rapport naar Visio is hierop verder ingegaan.

(6)

7

2 Inleiding

2.1 Aanleiding

De afgelopen jaren is het aantal 65-plussers met een computer of tablet relatief sterk gestegen ten opzichte van andere leeftijdsgroepen binnen Nederland. Binnen de groep 65-plussers is een stijgende lijn ten aanzien van het aantal computergebruikers (SCP, 2011; 50pluspartij, N.D.). In 2013 was 43% van de 65-plussers in het bezit van een tablet en in 2014 groeide dit aantal naar 56% (van Scheijndel, 2015). Ouderen gebruiken de computer en tablet veelal voor het spelen van spelletjes, het bekijken van foto’s, het lezen van kranten en boeken, het beluisteren van muziek, het opzoeken van vertrektijden van openbaar vervoer en het contact te leggen met familie en vrienden via e-mail of social media (Snoei, 2010).

In Nederland zijn op dit moment 350.000 mensen blind of slechtziend. Van deze groep is 68% 60 jaar of ouder (Bartiméus Sonneheerdt, 2016). Ouderen hebben ten opzichte van jongeren en volwassenen, bijvoorbeeld door veroudering en verslechtering van de cognitieve functies, meer moeite met het aanleren van nieuwe vaardigheden (van Hoek, 2013). Dit kan het proces van het aanleren van de computer en/of tablet vaardigheden vertragen, zeker als

daarbij een visuele beperking komt kijken.

Koninklijke Visio is een expertise centrum voor blinden en slechtzienden en biedt onder andere computer en tablet training aan mensen met een visuele beperking. De training wordt Ondersteunende Technologie en Communicatie (OTC)

training genoemd en wordt gegeven door OTC trainers

(Visio, 2015). De training wordt op diverse revalidatie locaties van Visio gegeven. In 2015 hebben in totaal 1893

cliënten OTC training bij Visio gevolgd (van der Does, 2015).

Uit de gegevens van Visio blijkt dat meer dan de helft van de cursisten boven de 60 jaar is. Zie grafiek 1.

Grafiek 1 (Tijdschrijfregels KVS, 2015)

Binnen de zorg wordt steeds meer overgegaan op het digitaliseren van de dienstverlening (Ederveen, 2015; van Hoek, 2016). Door de mogelijkheid voor training op afstand te bieden wil Visio meegaan in deze ontwikkeling. Vanaf 2012 zijn verschillende medewerkers van Visio gestart met het geven van OTC

0 200 400 600 800 1000 < 60 jaar > 60 jaar

Cliëntenleeftijd

OTC training

Man Vrouw

(7)

8

training op afstand door gebruik te maken van twee digitale communicatiemiddelen: Skype en

Teamviewer. Cliënten gaven aan deze trainingsvorm als positief te ervaren. Door de training op afstand aan te bieden kunnen cliënten gebruik maken van hun eigen devices en hoeven zij minder te reizen, waardoor zij minder vermoeid zijn tijdens en na de training. Mobiliteit is voor mensen met een visuele beperking vaak een probleem (Diepeveen, Teurlings en Verstraten, 2000).

2.2 Doelstelling

Op dit moment wordt door een beperkt aantal trainers OTC training op afstand aangeboden. Sommige trainers passen training op afstand helemaal niet toe, terwijl de trainers die dit wel aanbieden zelf de methode bepalen. De keuze hangt af van de voorkeur van de trainer en van hetgeen op dat moment beschikbaar is. Vanaf september 2016 wil Visio een eenduidige methode aanbieden voor alle trainers binnen Nederland om de training op afstand te kunnen aanbieden, passend bij de cliënt en diens visuele beperking. Het gebruiken van één communicatiemiddel door heeft twee grote voordelen:

1. De licentie voor professioneel gebruik van een communicatiemiddel kost een bepaald bedrag per maand. Vaak is een gratis versie te gebruiken, maar voor volledige functionaliteit en

professioneel gebruik moet een licentie aangeschaft worden. Door één communicatiemiddel te gebruiken, blijven de kosten beperkt (Ronacher, 2013). Echter geldt dit alleen voor Visio. De cliënt blijft de particuliere versie gebruiken, die vaak gratis aangeboden wordt.

2. Door één communicatiemiddel te gebruiken kan een protocol of richtlijn geschreven worden en kunnen trainers specifiek voorgelicht en getraind worden in het gebruik hiervan. Dit zorgt ervoor dat trainers weten hoe een communicatiemiddel werkt en hoe het ingezet kan worden, zodat dit niet ten koste gaat van de tijd en kwaliteit van de training voor de cliënt.

Om één communicatiemiddel te vinden dat door Visio gebruikt kan worden voor training op afstand is een cliëntgericht inventarisatieonderzoek opgezet. In dit inventarisatieonderzoek wordt gekeken wat de wensen, eisen en benodigdheden van de cliënt zijn om training op afstand mogelijk te maken. Gekozen is om de focus bij de cliënten te leggen en niet bij de trainers. Doordat zij les geven op verschillende

devices, waarin ook communicatiemiddelen aan bod komen, wordt van hen een bepaald niveau verwacht waarin zij met ieder communicatiemiddel om zouden moeten kunnen gaan.

(8)

9 Het opgestelde doel daarbij is:

“Voor 30 mei 2016 zijn de eisen, wensen en benodigdheden van cliënten van Visio ten opzichte van Ondersteunende Communicatie Training op afstand geïnventariseerd. Op basis van deze uitkomst wordt

de wijze van aanbieden onderbouwd en een communicatiemiddel geadviseerd om Ondersteunende Communicatie Training op afstand mogelijk te maken.”

2.3 Hoofdvraag

Voor het inventarisatieonderzoek naar OTC training op afstand is gekozen om te richten op de doelgroep ouderen met een visuele beperking. Vanwege het verslechteren van lichamelijke en cognitieve functies wordt het aanleren van nieuwe vaardigheden bemoeilijkt (van Hoek, 2013). Vanuit Visio wordt verwacht dat deze groep de meeste aandacht behoeft met het introduceren van training op afstand. Daarom wordt gekeken wat nodig is voor deze doelgroep om training op afstand mogelijk te maken en wat de wensen van de cliënten hierin zijn. Op basis daarvan zal een communicatiemiddel aangeraden worden wat het beste aansluit.

Op basis daarvan is de volgende hoofdvraag opgesteld:

“Aan welke eisen moet een communicatiemiddel voldoen om tegemoet te komen aan de eisen en wensen van 60-plussers met een visuele beperking om Ondersteunende Technologie Communicatie training op

afstand mogelijk te maken?”

2.4 Relatie met ergotherapie

Een ergotherapeut begeleidt mensen van alle leeftijdsfasen, zo ook ouderen met een visuele beperking. Een ergotherapeut geeft advies over het verbeteren en/of in stand houden van het functioneren van cliënten zodat zij kunnen participeren in de samenleving (Geenen, 2015). De focus van een

ergotherapeut ligt op het betekenisvol handelen, de zorg die wordt geleverd is op maat en afgestemd op de cliënt (Ergotherapie Nederland, 2016). De ergotherapeut inventariseert de problemen, ervaringen, wensen en eisen van cliënten en neemt daarin ook de omgeving mee, in dit geval de OTC trainers. Vervolgens wordt een concrete beschrijving gegeven van de huidige situatie en de vraag van de cliënt. Dit ergotherapeutisch advies kan worden meegenomen door Visio in hun keuze voor een

communicatiemiddel dat zij aan hun cliënten kunnen aanbieden om training op afstand te krijgen (Ergotherapie Nederland, 2016).

(9)

10

2.5 Onderbouwing alternatieve route

Omdat de projectgroep voor het starten van de afstudeerfase contact heeft gehad met de

opdrachtgever, is het plan van aanpak geschreven op het moment dat het inventarisatieonderzoek al

gestart was. Op dat moment was de hoofdvraag al opgesteld en is ook de wijze van onderzoeken

bepaald. Deze zijn achteraf alsnog in een plan van aanpak verwerkt en goedgekeurd door de Hogeschool van Amsterdam.

Door deze alternatieve route is dit verslag ter bevordering van de leesbaarheid onderverdeeld in drie onderdelen, in chronologische volgorde: Het inventarisatieonderzoek, de deelvragen die daaruit zijn voortgekomen en beantwoord worden in een literatuuronderzoek en tot slot het praktijkonderzoek. Voor ieder onderdeel is apart een inleiding/aanleiding, methode, resultatenbeschrijving en conclusie geschreven.

2.6 Leeswijzer

In de scriptie zullen een aantal woorden staan die regelmatig voorkomen in vakjargon, maar niet in het dagelijks leven worden gebruikt. In bijlage 1 is daarom een begrippenlijst opgenomen. Woorden die in de begrippenlijst voorkomen zullen de eerste keer schuingedrukt worden weergegeven.

3 Inventarisatieonderzoek

3.1 Methode

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden, is een inventarisatie- en literatuuronderzoek uitgevoerd. Middels het inventarisatieonderzoek is in kaart gebracht wat de eerste indruk is vanuit het perspectief van de cliënt over het concept “OTC training op afstand”. De resultaten uit het inventarisatieonderzoek zijn weergegeven in hoofdstuk 3.2.

Om een antwoord te geven op de vraagstelling van de opdrachtgever, die gericht is op eisen, wensen en ervaringen van cliënten, is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd (Swaen, 2016). Met een kwalitatief onderzoek staat de cliënt centraal en is er ruimte om dieper in te gaan op meningen, motivaties en behoeften van de cliënt (de Ruyter en Scholl, 1995).

(10)

11 Na overleg met de opdrachtgever is gekozen om interviews af te nemen in plaats van een focusgroep te starten. De participanten en Visio locaties zijn verspreid over heel Nederland. Omdat mobiliteit voor veel cliënten een probleem is (Diepeveen, Teurlings en Verstraten, 2000), is besloten bij de cliënten en trainers op locatie langs te gaan. Tevens kan tijdens het interview dieper doorgevraagd worden op de persoonlijke ervaringen van de cliënt.

Tijdens het inventarisatieonderzoek is door de projectgroep meegekeken bij de OTC trainingen met de door trainers geselecteerde cliënten. Hierdoor is inzicht verkregen over de vormgeving van de training en de onderwerpen die aan bod komen. De trainers hebben uitleg verschaft over de training en stelden zich open voor oriënterende vragen van de projectgroep.

De groep mensen die gebruik maakt van de OTC training was breed en divers, waardoor de doelgroep afgebakend is. Gekozen is in overleg met de opdrachtgever en de projectgroep om de doelgroep af te bakenen naar visueel beperkten van 60 jaar en ouder. Digitalisering is bij ouderen de laatste paar jaren in opkomst, steeds meer ouderen gebruiken de iPad of computer (van Hoek, 2013). Nederland digitaliseert (van Hoek, 2016) en ouderen hebben meer moeite met het bijhouden van de veranderingen.

Voor het inventarisatieonderzoek zijn zoveel mogelijk participanten face to face gesproken. Participanten zijn individueel geïnterviewd en kregen de ruimte om hun mening te geven en toe te lichten. De trainers waren bij veel van de interviews niet aanwezig, waardoor voorkomen is dat de trainer antwoordde voor de cliënt of de cliënt sociaal gewenste antwoorden gaf (van Male, 2011). De methode die het beste aansloot op de manier van informatie verzamelen is het semigestructureerde interview (EURIB, 2010).

Voorafgaand aan de interviews zijn met de opdrachtgever topics opgesteld. Aan de hand van de topiclijst zijn interviewvragen opgesteld, waarop doorgevraagd is tijdens de interviews om achter de ervaringen, eisen en wensen van de cliënt te komen met betrekking tot training op afstand.

Acht Visio locaties hebben zich beschikbaar gesteld om op korte termijn cliënten aan te bieden die in de doelgroep pasten. Voor het inventarisatieonderzoek is via e-mail contact opgenomen met de

aangedragen contactpersonen van de Visio locaties. Gepland was om twee cliënteninterviews per locatie op dezelfde dag plaats te laten vinden en dat beide interviews door dezelfde persoon werden

afgenomen. Wegens de landelijke verspreiding van locaties en financiële beperkingen was het niet mogelijk voor de projectleden om beiden bij alle interviews aanwezig te zijn. Iedere locatie heeft twee participanten aangeboden, met een totaal van 16 participanten. De interviews hebben in een formele setting plaatsgevonden, bij de locaties waar OTC training plaatsvond (Baarda et. al, 2013).

(11)

12

Voorafgaand aan het afnemen van de interviews hebben de projectleden de topics doorgenomen en de

interviews geoefend. Zo werd een eendrachtige wijze ontwikkeld voor het afnemen van de interviews. De geïnterviewde werd benaderd als expert, de projectleden hebben immers weinig kennis over de ervaringen en belevingen van de geïnterviewde (Baarda et. al, 2013). Vervolgens zijn de locaties verdeeld onder de projectleden en zijn alle interviews in vier weken afgenomen. De opgestelde topiclijst met daarbij behorende vragen staat in bijlage 2.

Met toestemming van Visio en de participanten zijn de interviews auditief opgenomen om achteraf te beluisteren. Op deze wijze kon tijdens het interview de aandacht op de antwoorden van de participanten gericht blijven en kon achteraf eventueel niet opgeschreven informatie alsnog worden genoteerd

(Emans, 2013). Om privacy te waarborgen worden de opnames alleen door de projectleden beluisterd en zullen ze na het onderzoek verwijderd worden.

3.2 Resultaten

Het totaal aantal participanten bestond uit zestien cliënten, waarvan negen vrouwen en zeven mannen. De gemiddelde leeftijd van de participanten was 64.88 (S=11.23). De leeftijd van de groep liep van 38 tot 79 jaar. De gemiddelde leeftijd van de mannen was 67.71 jaar tegenover 62,67 jaar bij de vrouwen. De mannen in het inventarisatieonderzoek zijn gemiddeld 5.04 jaar ouder.

Bijna de helft van de participanten heeft de diagnose macula degeneratie. Andere participanten hebben de diagnose cone dystrofie, retinitis pigmentosa, ziekte van Stargardt, niet aangeboren hersenletsel, glaucoom of een combinatie van aandoeningen. Zie ook tabel 1.

Mannen Vrouwen Totaal aantal participanten

(N)

N=16 N=7 N=9

Leeftijd 0-59 jaar 14% 11%

60-70 jaar 43% 67%

71+ jaar 43% 22%

Visuele beperking Macula degeneratie 36% 44% Cone dystrofie 14% 11% Retinitis pigmentosa 14% 33% Ziekte van Stargardt 14% 0% NAH 14% 0% Glaucoom 8% 11%

Algemeen standpunt OTC training op afstand

Positief 1 9

(12)

13 25% van de participanten geeft aan het sociale aspect van de training belangrijk te vinden en komt graag op de locatie voor training. Deze participanten gaven als reden het wegvallen van een sociaal

contactmoment met trainer en/of lotgenoten in de wachtkamer en de behoefte om uit huis te zijn. Als dit contact wegvalt stoppen zij met de training.

Uit de interviews bleek dat hoe meer Informatie Communicatie Technologie (ICT) ervaring mensen hadden, hoe positiever zij tegenover training op afstand stonden. En hoe ouder participanten zijn, hoe negatiever zij tegenover training op afstand stonden.

De participanten lossen hun problemen met de computer, iPad of iPhone op verschillende manieren op. Dit is weergegeven in grafiek 2. Opvallend was dat de participanten die negatief staan tegenover training op afstand hun problemen eerder zelf oplossen dan de positievere participanten. De positievere

participanten waren sneller geneigd de trainer om hulp te vragen. Beiden groepen vroegen hun familie als zij ergens niet uitkwamen.

Grafiek 2

Meer dan de helft van de participanten gebruikt of heeft gebruik gemaakt van Skype.

Communicatiemiddelen als Teamviewer, Minddistrict en Facetime zijn minder bekend. Er was een groot verschil te zien tussen de ervaring en het gebruik van communicatiemiddelen bij participanten. De vrouwen hebben meer ervaring en kennis van communicatiemiddelen dan de mannen. Ook staan, op een enkeling na, alle mannen negatief tegenover training op afstand. In tegenstelling tot de vrouwen, welke allen positief staan tegenover training op afstand. Uit grafiek 3 blijkt ook dat hoe meer ervaring participanten hebben met communicatiemiddelen, hoe positiever zij zijn over de training op afstand.

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Familie Trainer Bedrijf Zelf

Probleemoplossing cliënten

Positief Negatief

(13)

14 Grafiek 3

De participanten noemden verschillende functies die volgens hen nodig waren om de training op afstand te kunnen volgen. Enkele participanten waren dusdanig negatief over het concept dat zij geen functies hebben genoemd. De overige participanten (N=13) gaven aan audio nodig te hebben voor training op afstand (100%), gevolgd door een overnamefunctie (77%). De helpdesk, chatfunctie en videoverbinding werden door een minderheid als noodzakelijk gezien. Opvallend hierbij is dat één op de drie mannen de potentie van een helpdesk ziet tegenover één op de tien vrouwen. Hier is naar aanleiding van de

interviews geen duidelijke reden voor gevonden. Het overzicht van de wensen van cliënten is in grafiek 4 weergegeven. Grafiek 4 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Skype Teamviewer Facetime Minddistrict Yahoo Geen

Mening en gebruik

communicatiemiddellen

Positief Negatief 0 2 4 6 8 10 12 14

Audio Video Overname Chatfunctie Helpdesk

Wensen communicatiemiddel cliënten

(14)

15

3.3 Vervolg

Op basis van de resultaten blijkt dat participanten vooral de noodzaak van audio en overneemfunctie zien bij training op afstand. Het communicatiemiddel wat hier het beste bij zou passen, is Teamviewer. Met Teamviewer kan een device op afstand overgenomen worden door de trainer en het is mogelijk om een (video)belverbinding te maken met elkaar (Teamviewer, 2016).

Tijdens de interviews is echter gebleken dat een kwart van de participanten het sociale gedeelte van de training van grote waarde acht. Uit de literatuur blijkt dat mensen met een visuele beperking een verhoogde kans hebben om in een sociaal isolement te belanden (Hodge en Eccles, 2013). Het is niet duidelijk of training op afstand dit aspect kan overbruggen of dat het juist potentie biedt om

eenvoudiger sociaal contact te maken. Tevens is de term “blended learning” ter sprake gekomen tijdens de interviews. Dit is een vorm van educatie waarin het leren op afstand wordt gecombineerd met face to face contact (Hokkeling, 2015). Dit zou potentie kunnen bieden door de positieve punten van training op afstand (geen reistijd, training op eigen device) te combineren met training op locatie. Het is echter onduidelijk of deze vorm van educatie geschikt is voor mensen met een visuele beperking, zeker als zij op leeftijd zijn.

Verder praktijkonderzoek zal blijken of deze vorm van educatie geschikt is voor ouderen met een visuele beperking. Daarnaast zal ook verder onderzoek nodig zijn naar de het sociale aspect van ICT. Om

erachter te komen of ICT potentie heeft om een sociaal isolement te voorkomen bij mensen met een visuele beperking en wat de mogelijkheden zijn voor blended learning bij dezelfde doelgroep, zijn twee deelvragen opgesteld. Beide studenten hebben één deelvraag op zich genomen en hebben deze beantwoord middels literatuuronderzoek. Deze staan beschreven in hoofdstuk 4.

(15)

16

4 Literatuuronderzoek

De volledige versie van de literatuurstudies is te vinden in de individuele verslagen van de projectgroep. Dit hoofdstuk benoemt in grote lijnen de kern van de literatuuronderzoeken en richt zich voornamelijk op de conclusies en gevolgen voor het daaropvolgende praktijkonderzoek, dat zich voort zal zetten vanaf hoofdstuk 5. Voor de inzage van de literatuuronderzoeken kan een verzoek gestuurd worden naar de auteurs op de volgende e-mailadressen:

 l

4.1 Methode

Voor beide onderwerpen is een PICO vraagstelling geformuleerd (Reijnders, Eggink en van Warmerdam, 2010), waar zoektermen aan gekoppeld zijn. Deze zijn in verschillende zoekstrings verwerkt en in

medische wetenschappelijke databanken toegepast. De gevonden literatuur is vervolgens beoordeeld op relevantie door de projectgroep, waarna een “McMaster Critical Review Form” (Law et. al, 1998)

gebruikt is om de kwaliteit te beoordelen.

4.2 Resultaten

4.2.1 Sociale isolatie en computergebruik (van Mourik, 2016)

“Wat is het effect van computergebruik bij mensen met een visuele beperking ter voorkoming van een sociaal isolement?”

Over het gebruik van ICT bij mensen met een visuele beperking om sociale isolatie tegen te gaan is nog weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan. In de gevonden literatuur wordt benoemd dat ICT een positief effect kan hebben op mensen met een visuele beperking (van Puffelen, van der Geest en van der Meij, 2008). Contact kan eenvoudiger worden gemaakt en onderhouden, maar dit is voornamelijk op kwantitatief en niet kwalitatief vlak. De twee voornaamste knelpunten die genoemd worden zijn:

1. Er is een bepaald niveau nodig om sociaal contact via ICT mogelijk te maken. Voornamelijk de oudere doelgroep heeft hier meer problemen mee (Okonji, Lhussier, Baily, en Cattan, 2015).

(16)

17 2. Niet alle websites, applicaties en programma’s zijn toegankelijk voor mensen met een visuele beperking. Hierdoor moeten bepaalde hulpmiddelen aangeschaft worden, waardoor kosten gemaakt moeten worden voor iets waarvan nog onzeker is of ermee om kan worden gegaan (Forest, 2015).

Indien bovenstaande knelpunten overkomen worden, lijkt ICT een positief effect te hebben op het sociale vlak van iemand met een visuele beperking, maar of een sociaal isolement voorkomen kan worden met ICT is nog niet overtuigend bewezen (van Puffelen, van der Geest en van der Meij, 2008). Zeker voor mensen die nog aan het leren zijn hoe ze om moeten gaan met ICT is het een grote uitdaging om volledig digitaal contact te maken, waardoor goede ondersteuning onmisbaar is (Lidström en Hemmingsson, 2014).

4.2.2 Blended learning (Lucas, 2016)

“Wat zijn de mogelijkheden van blended learning bij 60-plussers met een visuele beperking inzake het leren omgaan met de computer?”

Ondanks dat de wetenschappelijke kennis op het gebied van blended learning in de kinderschoenen staat, kan op basis van de gevonden literatuur aanbevelingen worden gedaan voor het opzetten van een praktijkonderzoek. Uit de literatuur zijn drie vormen van blended learning naar voren gekomen:

1. Een combinatie van videoconversatie, e-learning en face to face contact (Willis, 2006; Shaw, et al, 2011)

2. Een virtueel klaslokaal (Permvattana, 2012)

3. Een online chatplatform (Tiwari, File en Astheimer, 2005).

Voornamelijk de combinatie videoconversatie, e-learning en face to face contact had bij visueel beperkte cursisten de voorkeur (Evans, 2009), waardoor deze vorm een toegevoegde waarde kan zijn op de huidige OTC training. Deze methode moet als aanvulling worden beschouwd op de huidige face to face training. Ondanks dat ouderen door e-learning gemotiveerd worden voor het gebruik van de computer (Hirunwat, 2012), kan verwacht worden dat een non-fysieke relatie ouderen afschrikt. Ouderen hebben veel vertrouwen nodig als het gaat om computergebruik (Aula, 2005; González, Ramírez en Viadel, 2015).

(17)

18 Naast de aanvulling van videoconversatie kan worden gedacht aan het ontwikkelen van een, op de doelgroep afgestemde, e-learning omgeving waarin cursisten informatie kunnen vinden over de OTC training en modules kunnen volgen voor het optimaliseren van hun ICT vaardigheden. E-learning is kostenbesparend, in vergelijking tot de reguliere computercursussen (Nguyen, Tapanainen en Obi, 2014), is aan te passen aan de omgeving van cursisten en activeert cursisten om keuzes te maken in wat geleerd wil worden (Hirunwat, 2012).

De cursustrainers geven aan dat communiceren via communicatiemiddelen vraagt om een andere vorm van communicatie dan op locatie (Willis, 2006). Ondanks deze verandering in communicatie geven de trainers aan dat blended learning een positief effect heeft op het behouden en het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden bij cursisten (Shaw, et al, 2011).

(18)

19

4.3 Aanbevelingen

Ondanks dat weinig literatuur gevonden is over het gebruik van ICT bij mensen met een visuele

beperking om een sociale isolatie te voorkomen en het implementeren van blended learning bij ouderen met een visuele beperking, komen een aantal dingen sterk naar voren.

Sociaal contact is erg belangrijk voor mensen met een visuele beperking, zeker als diegene een hogere leeftijd heeft (van Puffelen, van der Geest en van der Meij, 2008; Willis, 2006). Mensen komen niet alleen bij de training om beter om te leren gaan met ICT, maar waarderen het contact met trainer en lotgenoten misschien meer dan de training zelf. Het wegnemen van dit contactmoment zou daarom kunnen zorgen dat de sociale mogelijkheden van de cliënt weggenomen worden en in ernstige gevallen in een sociaal isolement terechtkomen (Lidström en Hemmingsson, 2014).

Voornamelijk door de combinatie met de beperkte vaardigheden in ICT gebruik (Okonji, Lhussier, Baily, en Cattan, 2015) en het afschrikken van ouderen door de non-fysieke relatie in de training (Aula, 2005; González, Ramírez en Viadel, 2015) zal volledige overgang tot training op afstand voor veel mensen niet toegankelijk zijn. De training op afstand heeft echter wel andere voordelen. Zo wordt de beperkte mobiliteit van mensen met een visuele beperking, zeker op hogere leeftijd, als probleem gezien om op de Visio locatie te komen. Door de training op afstand te geven, kan een cliënt op een eigen device training krijgen in een veilige omgeving, zonder overbelast te zijn van de reis die ondernomen is om op locatie te komen (Diepeveen, Teurlings en Verstraten, 2000).

Daarom wordt geadviseerd om de huidige trainingsvorm op locatie te combineren met training op afstand en een blended learning omgeving te creëren binnen Visio. Afhankelijk van de wensen van de cliënt kan op locatie of thuis training worden ontvangen. De keuze zal afhangen van de wensen en het niveau van de cliënt (Lidström en Hemmingsson, 2014) en de mogelijkheden van de trainer (Shaw et. al, 2011; Willis, 2006). In overleg tussen trainer en cliënt zal gekeken worden welke vorm het beste aansluit bij de cliënt. Dit kan zijn volledig op afstand, op locatie of een combinatie hiervan.

Naast de huidige training en training op afstand kan ook nog gedacht worden om een e-learning portaal op te zetten vanaf Visio (Hirunwat, 2012). Op deze wijze kan de cliënt zelfstandig materiaal bekijken en oefenen. Een e-learning omgeving kan tijd en geld schelen voor zowel de cliënt als voor Visio en geeft de cliënt de mogelijkheid om lesmateriaal te kiezen die voor hem relevant is (Hirunwat, 2012).

(19)

20

5 Praktijkonderzoek

5.1 Aanleiding

Na het inventarisatieonderzoek en de onderbouwing vanuit de literatuur heeft een overleg

plaatsgevonden met de opdrachtgever en is besloten een proeftuin op te zetten. Dit is een methode van stapsgewijs implementeren door participanten in een praktijksituatie te plaatsen. Dit om aangedragen adviezen te testen, voordat het organisatie breed ingevoerd wordt (Innovatiekoffer, N.D.). Door de beperkte tijd voor het afstudeerproject is de proeftuin meteen na het overleg in gang gezet en werden minimaal vijf OTC trainers door de opdrachtgever benaderd om te participeren. De vijf trainers werden geïnstrueerd om ieder met twee cliënten de proeftuin te doorlopen.

Om achter de ervaringen van cliënten en trainers over de proeftuin te komen, was het praktijkonderzoek kwalitatief (Swaen, 2016). Middels kwalitatief onderzoek staan de cliënt en trainer centraal en is ruimte om dieper in te gaan op meningen, motivaties en behoeften van de cliënt en de trainer (De Ruyter en Scholl, 1995). In overeenstemming met de opdrachtgever zijn twee topiclijsten opgesteld, één voor de cliënten- en één voor de trainersinterviews. Aan de hand van de topiclijsten zijn twee

semigestructureerde interviews opgesteld (EURIB, 2010). Beiden topiclijsten met bijbehorende vragen zijn te vinden in bijlage 3.

Het inventarisatieonderzoek is uitgevoerd bij cliënten in de leeftijdsgroep 60 jaar en ouder. Door het beperkte tijdspad is in overeenstemming met de opdrachtgever besloten de doelgroep voor de proeftuin uit te breiden naar participanten van minimaal 18 jaar, zodat het voor trainers eenvoudiger was om participanten te vinden binnen de geplande tijd.

Op basis van de interviews bij cliënten en de gesprekken met trainers bleken de audio- en

overneemfunctie het meest gewild te zijn. Dit wordt beide ondersteund door Teamviewer, waardoor

Teamviewer als communicatiemiddel voor de proeftuin gekozen is. Er is echter aan het licht gekomen dat Teamviewer een probleem oplevert bij iOs apparaten, omdat iOs niet toestaat dat het scherm gedeeld of overgenomen wordt door een andere gebruiker. Hierdoor kan de volledige functionaliteit van Teamviewer niet worden gebruikt voor de iPad en iPhone (Teamviewer, 2016). Ondanks dat het

hoofddoel specifiek benoemd dat één communicatiemiddel wordt gekozen, wordt aangeraden om voor de proeftuin Teamviewer bij Windows apparaten te gebruiken en Skype voor iOs. Skype kan in principe

(20)

21 ook bij het besturingssystemen Windows gebruikt worden, maar door de toegevoegde waarde van het overnemen, wat door trainers aan is gegeven, zou Teamviewer meer mogelijkheden kunnen bieden.

5.2 Methode

De proeftuin bestond uit drie trainingen van 90 minuten: De oriëntatie, de gecontroleerde proef en daadwerkelijke training op afstand. Benaderde trainers zijn door de opdrachtgever ingelicht over dit concept en de projectgroep heeft een stappenplan voor de proeftuin opgesteld. In dit stappenplan is duidelijk aangegeven per device welk digitaal communicatiemiddel gebruikt moest worden en is een korte uitleg gegeven per stap. Het opgestelde stappenplan is weergegeven in bijlage 4.

Tijdens de oriëntatie heeft de trainer uitleg gegeven over de inhoud van de training op afstand en werd aandacht besteed aan het verloop van de proeftuin. Participanten ondertekenden een formulier waarin ze toestemming gaven om te participeren aan het praktijkonderzoek. Ook gaven zij hiermee

toestemming om achteraf gebeld te worden door de projectgroep over de training op afstand. Het toestemmingsformulier is te zien in bijlage 5.

Gedurende de tweede training werd op de Visio locatie afgesproken, maar bevonden trainer en participant zich in twee verschillende ruimten en werd verbinding gemaakt middels het daarvoor

bestemde communicatiemiddel. Op deze wijze kreeg de participant op een gecontroleerde wijze training op afstand. De trainer kon tijdens de simulatie inschatten of de participant geschikt was om training op afstand te volgen en tegen welke problemen de participant mogelijk aan zou lopen.

Voor de laatste training van de proeftuin werd verbinding gemaakt met de participanten thuis, terwijl de trainer op de Visio locatie aanwezig was. De training werd als een reguliere training doorlopen, met als grootste verschil dat de trainer niet in de buurt van de participant was.

5.2.1 Evaluatie

Voor de evaluatie zijn trainers en cliënten telefonische benaderd, in verband met het beperkte tijdspad en de relatief korte topiclijst was dit de meest effectieve methode (Hoftijzer en Korte, 2013). Daarbij zouden de schriftelijke en e-mail varianten van evaluatie mogelijk moeilijkheden oproepen bij de slechtziende doelgroep. Gekozen is om de benadering van trainers en cliënten te spreiden over de studenten. Patrick heeft meer ervaring in het technische gedeelte, daarom heeft hij de trainers benaderd. Eline heeft zich tot de cliënten gericht.

(21)

22 Voordat de interviews plaatsvonden, is een e-mail naar de trainers gestuurd met daarin de vraag naar hun beschikbaarheid in week 20 en 21. Op basis daarvan is een bel afspraak gepland. In dezelfde mail is gevraagd aan de trainers het ingevulde toestemmingsformulier van de participerende cliënten terug te sturen, zodat de benodigde gegevens inzichtelijk waren en de participanten konden worden benaderd.

5.3 Resultaten

5.3.1 Trainers

Uiteindelijk hebben acht trainers geparticipeerd aan de proeftuin. Zij hebben de proeftuin doorlopen met in totaal tien cliënten. Hiermee worden meer trainers geïncludeerd dan het gestelde minimum en komt het aantal cliënten precies aan het minimum. De trainers hebben in totaal negen cliënten

benaderd. Eén trainer heeft geen potentiële cliënten benaderd en daarom zijn eerdere ervaringen over trainingen op afstand gedeeld.

Hoewel de trainers vooraf instructies hebben gehad mensen te benaderen voor Windows, iPad en iPhone, zijn geen trainingen op afstand gegeven voor de iPad. Er zijn zeven trainingen gegeven voor Windows en drie voor de iPhone, waarin een gelijke verdeling te zien was in het gebruik van Skype (33%), Teamviewer (33%) en een vaste of mobiele telefoon (33%). In grafiek 5 is de verdeling van communicatiemiddelen over de devices te zien.

Grafiek 5

28%

34%

18%

5%

15%

Combinatie device en communicatiemiddel

Windows + Skype Windows + Teamviewer Windows + Telefoon/tablet iPhone + Skype

(22)

23 Het vooraf opgestelde stappenplan is vier keer stap voor stap gevolgd is. Vijfmaal is een lichte variatie op het stappenplan uitgevoerd waarin de tweede stap over is geslagen of samen is gevoegd met de eerste stap en één trainer heeft het stappenplan niet gevolgd omdat hij geen cliënt heeft kunnen benaderden.

Op technisch gebied hebben twee trainers functionaliteiten gemist in Teamviewer. Eén trainer mist de compatibiliteit met iOs en de tweede trainer gaf aan dat bij het overnemen van de computer van de cliënt sommige functietoetsen niet werken, zoals de Windows-toets of bepaalde sneltoetsen.

Bij de helft van de trainingen zijn technische problemen voorgekomen. Deze zijn weergegeven in grafiek 6. Trainers gaven aan dat de technische problemen niet onoverkomelijk waren en dat zij hier zelf uit zijn gekomen, door de cliënt te bellen op hun vaste of mobiele telefoon.

. Grafiek 6

Alle trainers hebben training op afstand als positief ervaren, waarvan een aantal trainers training op afstand meteen geïncorporeerd hebben bij hun huidige cliënten. De trainers verwachtten dat het

mogelijk is om in de meeste gevallen de training volledig op afstand te volgen. Vijf trainers gaven aan dat een eerste ontmoeting altijd op locatie moet zijn, terwijl drie trainers dit af lieten hangen van de ervaring van de desbetreffende cliënt. Een eerste ontmoeting kon op afstand plaatsvinden, maar de voorkeur ging uit naar het face to face contact.

Nee

5

1

1

1

2

Ja

5

Ervaren technische problemen

(23)

24 Alle trainers gaven aan geïnteresseerd te zijn in e-learning naast de training op afstand. Vier trainers zouden graag een e-learning omgeving zien voor cliënten, één trainer vond het alleen geschikt voor trainers en de overige drie trainers zagen mogelijkheden voor beide doelgroepen. Redenen voor cliënten die genoemd werden, waren extra (interactief) training- of instructiemateriaal (5), de aanwezigheid van instructies voor privacygevoelig materiaal zoals internetbankieren (1) en de aanwezigheid van de installatiebestanden voor Teamviewer en Skype (1). Voor trainers werd voornamelijk genoemd dat instructies en handleidingen geplaatst konden worden om verbinding te maken (3). Voorwaarde voor e-learning was dat het toegankelijk is voor mensen van verschillende niveaus en dat toegang is tot filmmateriaal, waar vooral de audio belangrijk is.

Ondanks dat trainers aangeven positief te zijn, zijn er nog een aantal zaken die verbeterd moeten worden. Deze zijn in grafiek 7 weergegeven. Naast de communicatiemiddelen Skype en Teamviewer gaven vier trainers aan cliënten gebeld te hebben op hun vaste of mobiele telefoon tijdens de training en had één cliënt een externe microfoon nodig om te communiceren. Eén cliënt heeft voor de iPhone training een extra iPad erbij gehouden met een Skypeverbinding, zodat de trainer via de iPad kon zien wat de cliënt op de iPhone deed.

Grafiek 7 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9

Overnemen op afstand Verbetering dockingstations

Extra hardware nodig

Voorwaarden training op afstand

(24)

25 Behalve de bovenstaande voorwaarden vinden vier trainers het een nadeel dat via Teamviewer het gebruikte hulpmiddel van de cliënt niet te zien was op afstand. Zo ziet de trainer geen vergroting of contrast, waardoor instructies duidelijk gegeven moeten worden om verwarring te voorkomen. Eén trainer vindt dit juist een voordeel en één trainer heeft door zijn eigen visuele beperking geen mogelijkheid om een computer over te nemen op afstand.

5.3.2 Cliënten

In totaal hebben tien cliënten geparticipeerd aan de proeftuin. Bij negen participanten is een telefonisch interview afgenomen. Eén participant was onbereikbaar en is daarmee geëxcludeerd van het

praktijkonderzoek. De participanten, waarvan zeven mannen en twee vrouwen, ontvingen OTC training voor verschillende devices; zes participanten hadden een Windows computer en drie participanten een iPhone.

Tijdens de trainingen werd verbinding gemaakt tussen trainer en participant middels een

communicatiemiddel of telefonische verbinding. Zeven participanten gaven aan een goede verbinding te hebben tegenover twee participanten waarbij de verbinding matig was.

Ondanks dat drie participanten aangaven technische problemen te hebben gehad tijdens de proeftuin, geven alle participanten aan positief te zijn over de training op afstand. Participanten gaven op een schaal van één tot tien cijfers tussen de zeven en de tien met als gemiddelde een acht en een half voor de training op afstand. Alle participanten wilden de training op deze manier blijven continueren en maar liefst 56% van de participanten zou de training aanbevelen bij familie of vrienden. In totaal hebben vier participanten de proeftuin doorlopen volgens het stappenplan dat opgesteld is door de projectgroep. Vier participanten hebben stap twee overgeslagen. Slechts één participant was niet toegekomen aan stap drie en had enkel op locatie trainingen ontvangen.

Zoals eerder werd genoemd blijkt uit de literatuur dat visueel beperkten de voorkeur geven aan een combinatie van face to face contact en training op afstand (Evans, 2009). Ook participanten gaven tijdens het interview aan een voorkeur te hebben aan deze combinatie zo is te zien in grafiek 8.

(25)

26 Grafiek 8

Participanten gaven als voordelen de verminderde reistijd (64%), kostenbesparing (14%) en het kunnen gebruiken van eigen device (22%). Nadelen waren technische problemen (21%), het minder gemakkelijk kunnen ingrijpen van de trainer (14%), minder persoonlijk contact (30%), het missen van

lotgenotencontact (14%) en zelf instellingen moeten doen (21%). Eén van de participanten die training ontving voor de iPhone, vertelde dat hij het swipen en tappen op locatie heeft geleerd. Hij verwachtte dat deze basisvaardigheden niet te leren zijn op afstand. Volgens hem is het belangrijk om te voelen hoe de basisbesturing werkt en welke bewegingen iemand moet maken. Een andere participant vertelde dat hij de eerste paar trainingen op locatie niet alleen gebruikte om te leren omgaan met de computer, maar dat hij tijdens deze momenten ook zijn angst voor ICT heeft overwonnen. Zo blijkt ook uit de literatuur dat ouderen angstiger zijn voor het gebruik van ICT. Ouderen geven zelf aan dat het wegnemen van de angst een belangrijk onderdeel vormt van de training (González, Ramírez en Viadel, 2015; Aula, 2005).

52% van de acht participanten zou gebruik willen maken van aangeboden e-learning materiaal. Waarvan 20% aangaf naast enkel lesmateriaal, herhalingsoefeningen te willen ontvangen, waarbij de geleerde stof van de trainingen op een creatieve manier werd herhaald tijdens opdrachten en spellen. Een helpdesk waarbij de trainer kon worden opgeroepen naar aanleiding van vragen of problemen zou door 48% van de acht participanten worden gebruikt.

Twee participanten zouden verbetering willen zien in de toegankelijkheid van Teamviewer. Beiden gaven aan dat Teamviewer teveel informatie gaf, die werd voorgelezen door de screenreader, alleen het wachtwoord en toegangsnummer zou voor hen voldoende zijn. Verder gaf één participant aan voorstander te zijn van een virtueel klaslokaal, waarin de trainer op hetzelfde moment verschillende cliënten zou kunnen helpen. Uit de literatuur blijkt dat een digitaal klaslokaal kan helpen een relatie op te bouwen tussen trainer en cursist en cursisten onderling lotgenotencontact behouden (Permvattana, 2012).

Percentage op afstand

Minder dan 50 procent op afstand

Tussen de 50 en 75 procent op afstand

Tussen de 75 tot 100 procent op afstand

(26)

27

6 Discussie

Met Visio heeft dit onderzoek een opdrachtgever uit de praktijk gehad en was er sprake van een

praktijkgericht onderzoek. Visio heeft het onderzoek gestuurd en heeft de projectgroep ondersteund bij het maken van een plan van aanpak en het vinden van respondenten. Dit heeft het proces bespoedigd wat heeft geleid tot het verkrijgen van veel informatie. De nauwe betrokkenheid van Visio heeft mogelijk met zich meegebracht dat aan de start van het inventarisatieonderzoek snel is gekaderd. Echter is hierdoor de vormgeving van het onderzoek grotendeels door Visio bepaald en de projectgroep is hierin meegegaan. Een vergelijkbaar onderzoek met een andere opdrachtgever zou tot andere resultaten geleid kunnen hebben. Dit is een eenmalig onderzoek en de richting die Visio heeft bepaald heeft geleid tot een specifiek en doelgericht advies, dat positief is bevonden door zowel Visio als de projectgroep.

Om aan de planning van Visio tegemoet te komen, is besloten om zo vroeg mogelijk met de eerste interviews te beginnen. Hierdoor is het eerste inventarisatieonderzoek gestart zonder een theoretisch kader op te stellen. Mogelijk was voor een andere methode gekozen aan de hand van het theoretisch kader. De werkwijze is te allen tijde in overleg met Visio geweest. Door de vroegtijdige start is op een zo effectief mogelijke wijze met de tijd omgegaan. Veel informatie is verworven en heeft geleid tot een vroegtijdig advies, waarna de proeftuin is opgestart binnen het tijdspad.

In het afgelopen jaar is door diverse trainers training op afstand gegeven middels applicaties als Skype en Teamviewer. Doordat deze applicaties bekend waren bij Visio is hier mogelijk tijdens de gesprekken naartoe gestuurd wat de objectiviteit van de projectgroep kan hebben beïnvloed. De opdrachtgever gaf aan dat het voor de ICT afdeling van Visio makkelijker is als applicaties worden gebruikt die op dit moment al bekend zijn bij ICT.

Het onderzoek liep van februari tot juli 2016. In het begin van het jaar volgen minder cliënten training in verhouding tot het najaar. De trainingen gaan bij de cliënt van het eigen risico af, waardoor cliënten zich mogelijk pas in het najaar melden omdat zij al delen van hun eigen risico hebben opgemaakt. Dit kan ertoe leiden dat de groepen die aan het begin van het jaar deelnemen aan de training verschillen van de groepen in de loop van het jaar. Gedacht kan worden aan economisch sterkere cliënten, of cliënten met een dusdanig groot zorgpakket dat zij snel het eigen risico hebben verbruikt. De gevolgen hiervan zijn moeilijk in te schatten. Verwacht wordt dat de gevolgen beperkt zijn, omdat wordt verwacht dat economische status weinig tot geen invloed heeft gehad op de interviews. Enkele participanten waren anderstalig. Het is mogelijk dat vragen anders geïnterpreteerd zijn dan ze bedoeld waren. Er was geen

(27)

28 exclusiecriteria voor anderstaligen, aangezien ook mensen die een andere taal spreken cliënten bij Visio kunnen zijn en training op afstand willen ontvangen.

De interviews zijn niet getranscribeerd wegens tijdgebrek gedurende het proces. Wel zijn

samenvattingen van de interviews gemaakt waaruit conclusies zijn getrokken. Dit kan ertoe hebben geleid dat bepaalde informatie verloren is gegaan. Verwacht wordt dat de belangrijkste informatie is opgenomen in de samenvattingen en daarmee het advies voor een proeftuin. De interviews zijn binnen de projectgroep verdeeld, waardoor kleine verschillen zijn ontstaan tussen de manier van interviewen. Door het hanteren van de topiclijst is de kern van de vragen hetzelfde geweest bij de interviews.

Ondanks het streven om cliënten te spreken zonder trainer erbij, zijn uit praktische overwegingen een aantal trainers wel aanwezig geweest bij het interview. Trainers konden de cliënten sturen in hun antwoorden wat is getracht te voorkomen. Desondanks heeft de aanwezigheid van de trainers tijdens sommige interviews ervoor gezorgd dat meer informatie kon worden verkregen over de vaardigheden en mogelijkheden van cliënten die zij zelf niet hadden bedacht. Op het moment dat een trainer vragen beantwoordde is expliciet gevraagd aan de cliënten wat zij ervan vonden, waardoor de invloed van trainers erg klein was.

Bij de eerste interviews is vooral de aandacht gelegd op de verschillende beschikbare

communicatiemiddelen en wat cliënten nodig dachten te hebben om training op afstand mogelijk te maken. Een andere mogelijke insteek had kunnen zijn om te vragen naar de problemen waar mensen tegenaan zouden lopen. Op deze manier hadden de interviews een open vorm aangenomen en was wellicht andere informatie naar boven gekomen. Echter zouden de interviews hierdoor langer zijn geweest, wat zou resulteren in een langere periode van analyseren. Daarom is tijdens de interviews specifiek gevraagd naar wat Visio nodig heeft geacht om cliëntgericht een productkeuze te kunnen maken.

Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat mannen positiever tegen ICT aankijken dan vrouwen, uit het inventarisatieonderzoek bleek echter het tegenovergestelde. Dit zou te maken kunnen hebben met het leeftijdsverschil tussen mannen en vrouwen, maar hier is geen overduidelijk verband tussen gevonden. Ook wordt zowel uit de literatuur als in de algemene opinie aangenomen dat ouderen meer moeite met ICT toepassingen hebben dan jongere mensen. Hierdoor kan het zijn dat het eerste

inventarisatieonderzoek een negatiever beeld heeft geschetst door het afbakenen van de doelgroep (60+). Dit zou kunnen verklaren waarom het praktijkonderzoek alleen positieve feedback heeft

(28)

29 ontvangen. De participanten uit het tweede onderzoek waren jonger dan de participanten uit het inventarisatieonderzoek.

Gepland was dat de trainers binnen een maand met twee participanten de proeftuin hadden doorlopen, het bleek echter dat veel trainers moeite hadden met het vinden van participanten. Wegens het beperkt aantal weken van de projectgroep zijn de interviews ter evaluatie van de proeftuin afgenomen voordat alle trainers met de participanten de proeftuin hadden doorlopen. Gekozen is om trainers en

participanten te includeren die stap twee hadden doorlopen. Op deze manier hadden participanten kennis gemaakt met een gesimuleerde training op afstand en kon de verworven kennis aan de hand van de eerste twee stappen alsnog meegenomen worden in het eindadvies. Verwacht wordt dat het

overslaan van stap drie geen effect heeft gehad op de resultaten.

Na het doorlopen van het stappenplan voor de proeftuin zijn cliënten geïnterviewd over de procedure die zij hebben doorlopen. Doordat van tevoren door trainers gevraagd is om te participeren, wordt verwacht dat de cliënten die akkoord gegaan zijn automatisch positiever tegenover training op afstand staan dan degenen die geen de training wilden volgen. Daarom is aan de trainers gevraagd hoeveel mensen benaderd zijn en wat de redenen voor cliënten waren om niet te participeren. De trainers bleken echter vooral de cliënten te hebben benaderd waarvan zij zeker wisten dat zij de proeftuin wilden en/of konden doorlopen, waardoor voorzichtig omgegaan moet worden met uitspraken over de

resultaten. Dit zou het verschil in positiviteit tegenover training op afstand kunnen verklaren tussen het inventarisatieonderzoek en het praktijkonderzoek.

(29)

30

7 Conclusie

Aan het begin van het onderzoek is de volgende vraag opgesteld:

“Aan welke eisen moet een communicatiemiddel voldoen om tegemoet te komen aan de eisen en wensen van 60-plussers met een visuele beperking om Ondersteunende Technologie Communicatie training op

afstand mogelijk te maken?”

Op basis van de inventarisatieonderzoek- en het praktijkonderzoeksresultaten kan worden

geconcludeerd dat de communicatiemiddelen Teamviewer en Skype het beste aansluiten bij de eisen en wensen van 60-plussers met een visuele beperking. Beiden programma’s bevatten minimaal één van de eisen die zowel uit de literatuur als in de interviews naar voren is komen, namelijk een goede audio verbinding en een overnamefunctie. Teamviewer voldoet aan beide eisen. Skype kan daarentegen wel voldoen aan de audio eis, maar kan tot op heden enkel het scherm delen en bevat geen

overnamefunctie. Teamviewer en Skype kunnen volledig worden ingezet op een Windows of Android apparaten. Bij iOs apparaten wordt de overname functie niet ondersteund. Naast de

communicatiemiddelen Teamviewer en Skype is ook training op afstand met een vaste- of mobiele telefoon positief bevonden door cliënten en trainers.

Verder kwam tijdens het inventarisatieonderzoek naar voren dat twee cliënten de mogelijkheden van video en een chatfunctie graag geïmplementeerd zouden hebben in een communicatiemiddel. Drie cliënten gaven in hetzelfde inventarisatieonderzoek aan gebruikt willen maken van een helpdesk, tegenover 52% in het praktijkonderzoek. Zowel Skype als Teamviewer ondersteunen de optie voor chatten, video en een helpdesk.

(30)

31

8 Aanbevelingen

Aan het begin van het onderzoek is het volgende doel opgesteld:

“Voor 30 mei 2016 zijn de eisen, wensen en benodigdheden van cliënten van Visio ten opzichte van Ondersteunende Communicatie Training op afstand geïnventariseerd. Op basis van deze uitkomst wordt

de wijze van aanbieden onderbouwd en een communicatiemiddel geadviseerd om Ondersteunende Communicatie Training op afstand mogelijk te maken.”

Op basis van de resultaten passen Skype en Teamviewer het best bij de opgestelde eisen en wensen van cliënten. Daarom wordt aanbevolen om deze twee communicatiemiddelen in te zetten bij de OTC training op afstand. Er zijn echter nog een aantal punten waar rekening mee gehouden moet worden om volledige implementatie realiteit te maken. Hieronder volgt een verkort overzicht, de volledige versie van de aanbevelingen is te vinden in bijlage 6.

Een eerste ontmoeting tussen trainer en cliënt zal altijd op een Visio locatie plaats moeten vinden. Vanaf dat moment kan de trainer een inschatting maken of training op afstand mogelijk is mits de cliënt hiervoor open staat. Belangrijk is dat zowel cliënt als trainer basisvaardigheden heeft om het communicatiemiddel in gebruik te nemen. Doordat beide communicatiemiddelen nog niet optimaal passen bij de aangegeven eisen en wensen en de mogelijkheid tot een slechte verbinding zal blijven bestaan, wordt aangeraden om de mogelijkheid tot bellen naar een vaste of mobiele telefoon te behouden. Op deze wijze kan training op afstand te allen tijde doorgaan, ook als het

communicatiemiddel of de verbinding dit niet toelaat.

Aangeraden wordt om het eerder opgestelde stappenplan voor de proeftuin te volgen, zodat de cliënt stapsgewijs ingeleid kan worden in de training op afstand. Vooral de oudere doelgroep kan angstig zijn tijdens hun kennismaking met ICT, waardoor goede ondersteuning vanuit de trainer cruciaal is. Na de eerste ontmoeting (face to face) wordt aangeraden dat, indien de cliënt dit aan heeft, eens in de zoveel tijd face to face wordt afgesproken. Op locatie afspreken heeft als bijkomend voordeel dat lotgenoten contact onderhouden kan worden, waar een groot deel van de cliënten behoefte aan heeft.

Uit de resultaten blijkt dat cliënten en trainers de toegevoegde waarde van een e-learning omgeving zien. Dit is niet noodzakelijk, maar het zou positieve gevolgen kunnen hebben als online lesmateriaal beschikbaar gesteld wordt voor cliënten, zodat zij zelfstandig kunnen oefenen.

(31)

32 Ook de helpdeskfunctie zou worden gewaardeerd vanuit cliënten. Deze bestaat binnen Visio in de vorm van ICT ondersteuning bij medewerkers, maar een aangepaste versie zou cliënten kunnen helpen om verbinding te maken middels Teamviewer. Het blijkt dat de combinatie tussen Teamviewer en een screenreader problemen kan opwerpen, doordat de screenreader te veel gegevens voorleest. Door een eenvoudigere vorm van Teamviewer aan te bieden zou het voor cliënten makkelijker worden om hiermee contact te maken. Wellicht zou dit in combinatie met een helpdesk in praktijk kunnen worden gebracht.

(32)

33

Bibliografie

50pluspartij. (N.D.). Ook meeste ouderen gaan soepel om met computer. Opgeroepen op 15 januari, 2016, van 50pluspartij: http://50pluspartij.nl/nieuws-archief-50plus/231-ook-ouderen-gaan-soepel-om-met-computer

Apple. (2016). iOs 9 - What is iOs - Apple. Opgeroepen op 29 mei, 2016, van Apple: http://www.apple.com/ios/what-is/

Aula, A. (2005). Learning to use computer at a later age. HCI and the Older Population. HCI and

the older population, 17(6), 3-4.

Baarda, B., Bakker, E., van der Velden, T., Julsing, M., & Peters, V. (2013). Basisboek kwalitatief

onderzoek. Noordhoff Uitgevers B.V.

Bartiméus Sonneheerdt. (2016). Feiten & cijfers over blind of slechtziend zijn. Opgeroepen op 15 februari, 2016, van Bartiméus:

http://www.steunbartimeus.nl/wp-content/uploads/2014/05/BARTI1305_factsfigures4.pdf

Beal, V. (N.D.). WHat is software?. Opgeroepen op 31 mei, 2016, van http://www.webopedia.com/TERM/S/software.html

Benschop, A. (2016). Virtuele Gemeenschappen - Bouwstenen van een sociologie van het

internet. Opgeroepen op 30 april, 2016, van Sociosite: http://www.sociosite.org/netwerken.php

Boon, P. & van Winkelen, V. (2015). Ouderen klagen over einde blauwe envelop. Opgeroepen op 29 februari, 2016, van Telegraaf:

http://www.telegraaf.nl/binnenland/24735589/__Veel_klachten_einde_blauwe_envelop__.html de Ruyter, K. & Scholl, N. (1995). Kwalitatief marktonderzoek, theorie en praktijkcases. LEMMA. Diepeveen, C., Teurlings, L. & Verstraten, P. (2000). Methodisch werken Ooit gezien, maar nog

niet uitgekeken - werken en omgaan met slechtziende en blinde ouderen. Loghum: Springer Media B.V.

Ederveen, T. (2015). E-health verandert dienstverlening zorgsector. Opgeroepen op 15 februari, 2016, van http://klantreis.nl/e-health-verandert-dienstverlening-zorgsector/

Emans, B. (2013). Samenvatting boek “Interviewen Theorie, techniek en training. Opgeroepen op 11 mei, 2016, van http://www.studeersnel.nl/nl/document/rijksuniversiteit-groningen/methodologie- en-dataverzameling/samenvattingen/samenvatting-boek-interviewen-theorie-techniek-en-training-ben-emans/91388/view?auth=1&auth_prem=0&prem_doc=1&testVersion=

Ergotherapie Nederland. (2016). Wat is ergotherapie. Opgeroepen op 15 februari, 2016, van Ergotherapie Nederland: http://ergotherapie.nl/voor-clienten/wat-ergotherapie/

(33)

34 EURIB. (2010). Interviewtechnieken. Opgeroepen op 24 januari, 2016, van European Institute for Brand Management: http://www.eurib.org/fileadmin/user_upload/Documenten/PDF/Onderzoek/y_-_Interviewtechnieken.pdf

Evans, S. (2009). E-Learning and blindness: Evaluating the quality of the learning experience to

inform policy and practice (Doctoral dissertation, University of Birmingham). Opgeroepen op 20 februari,

2016, van http://etheses.bham.ac.uk/321/1/evans09phd.pdf

Fischer, T. (2015). What is Computer Hardware? Opgeroepen op 31 mei, 2016, van http://pcsupport.about.com/od/termshm/g/hardware.htm

Fichten, C., Asuncion, J., Barile, M., Ferraro, V. & Wolforth, J. (2009). Accessibility of e-learning and computer and information technologies for students with visual impairments in postsecondary education. Journal of Visual Impairment & Blindness, 103(9), 543.

Forest, D. (2015). The Perceptions of Adults Adjusting to Low Vision and Using General

Communications Technologies Including Online Forums. 1-26, 40-53, 60-75, 85-181. Opgeroepen op 20 maart, 2016, van Walden University:

http://scholarworks.waldenu.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1540&context=dissertations

Gallagher, B., Murphy, E. & Fennell, A. (2012, januari). Ageing, Vision Impairment and Digital

Inclusion in Ireland. Opgeroepen op 23 maart, 2016, van The Journal of Community Informatics:

http://ci-journal.net/index.php/ciej/article/view/886/871&quot;&gt;HTML&lt;/ Geenen, K. (2015). Ergotherapie in de geriatrie. Leuven: Uitgeverij Acco.

González, A., Ramírez, M. & Viadel, V. (2015). ICT Learning by Older Adults and Their Attitudes toward Computer Use. Current gerontology and geriatrics research.

Hirunwat, P. (2012). ELearning to Increase the Quality of Life for Senior Citizens. The Eighth

International Conference on eLearning for Knowledge Based Society, 23-24.

Hodge, S. & Eccles, F. (2013, december). Loneliness, Social Isolation and Sight Loss: A literature

review conducted for Thomas Picklington Trust. Opgeroepen op 24 maart, 2016, van Lancaster

University:

http://eprints.lancs.ac.uk/68597/1/loneliness_social_isolation_and_sight_loss_final_report_dec_13.pdf Hoftijzer, M. & Korte, P. (2013). Enquêtes opstellen. Opgeroepen op 4 mei, 2016, van

http://www.onderneem.noordhoff.nl/sites/7895/_assets/7895d15.pdf

Hokkeling, J. (2015). Wordt het onderwijs beter van blended learning? Opgeroepen op 24 februari, 2016, van Frankwatching: http://www.frankwatching.com/archive/2015/06/26/crossmediaal-leren-wordt-het-onderwijs-beter-van-blended-learning/

iMinds, (2016). Toolkit voor proeftuin gebruikersonderzoek. Opgeroepen op 10 mei, 2016, van iMinds: https://www.iminds.be/nl/digitaal-onderzoek/proeftuinonderzoek/living-lab-back-office-tools

(34)

35 Innovatiekoffer. (N.D.). Proeftuin. Opgeroepen op 5 maart, 2016, van Innovatiekoffer: http://www.innovatiekoffer.nl/instrumenten/proeftuin/

Law, M., Stewart, D., Pollock, N., Letts, L., Bosch, J. & Westmorland, M. (1998). Critical Review Form – Quantitative Studies. Opgeroepen op 3 april, 2016, van McMaster

University:https://www.unisa.edu.au/Global/Health/Sansom/Documents/iCAHE/CATs/ McMasters_qualreview_version2%200.pdf

Lidström, H. & Hemmingsson, H. (2014). Benefits of the use of ICT in school activities by students with motor, speech, visual, and hearing impairment: a literature review. Scandinavian Journal of

Occupational Therapy 21(4), 251-266. Opgeroepen op 20 maart, 2016, van

https://www.diva-portal.org/smash/get/diva2:723570/FULLTEXT01.pdf

Lobbezoo, A. (2015). Wat is Windows ook alweer? Opgeroepen op 29 mei, 2016, van Arjan Lobbezoo - ICT nieuws vanuit de praktijk: https://arjanlobbezoo.nl/wat-is-windows-ook-al-weer/

Lucas, E. (2016). Computertraining dichtbij of toch dichtbij? Amersfoort: Literatuurstudie afstudeeropdracht Hogeschool van Amsterdam.

Nguyen, T., Tapanainen, T. & Obi, T. (2014). A Review of Information and Communication Technology (ICT) Training for Elderly People-toward Recommendations for Developing Countries. Pacis, 267.

Okonji, P., Lhussier, M., Baily, C. & Cattan, M. (2015). Internet use: Perceptions and experiences of visually impaired older adults. Journal of Social Inclusion, 2015(Vol 6, no 1), 120-145. Opgeroepen op 15 februari, 2016, van https://josi.journals.griffith.edu.au/index.php/inclusion/article/view/641/668

Permvattana, R. (2012). The VIVID model: accessible IT e-learning environments for the vision impaired. Curtin University.

Reijnders, D., Eggink, F. & van Warmerdam, E. (2010). Snel en slim Evidence Based Practice. Opgeroepen op 12 mei, 2016, van http://kennisbank.hva.nl/document/219952

Ronacher, A. (2013). Licensing in a Post Copyright World. Opgeroepen op 4 mei, 2016, van http://lucumr.pocoo.org/2013/7/23/licensing/

Rouse, M. (2014). Operating system (OS). Opgeroepen op 31 mei, 2016, van http://whatis.techtarget.com/definition/operating-system-OS

Rouse, M. (2005). What is a docking station. Opgeroepen op 31 mei, 2016, van http://whatis.techtarget.com/definition/docking-station

Schneider, J., Makelarski, J., van Haitsma, M., Lipton, R., Abramsohn, E., Lauderdale, D. & Tessler Lindau, S. (2011). Differential Access to Digital Communication Technology: Association with Health and

Health Survey Recruitment within an African-American Underserviced Urban Population. Opgeroepen op

(35)

36 SCP. (2011). Computer en internet. Opgeroepen op 15 februari, 2016, van Sociaal en Cultureel Planbureau:

http://www.scp.nl/Onderzoek/Tijdsbesteding/Hoe_lang_en_hoe_vaak/Vrije_tijd/Mediagebruik/Comput er_en_internet

Shaw, T., Long, A., Chopra, S. & Kerfoot, B. (2011). Impact on clinical behavior of face‐to‐face continuing medical education blended with online spaced education: A randomized controlled trial.

Journal of Continuing Education in the Health Professions, 31(2), 103-108.

Snoei, M. (2010). 19 redenen maken de iPad de ideale seniorencomputer. Opgeroepen op 15 januari, 2016, van Frankwatching: http://www.frankwatching.com/archive/2010/08/25/19-redenen-waarom-de-ipad-de-ideale-seniorencomputer-is/

Statcounter. (2016). Top 8 Desktop, Mobile & Tablet Operating Systems from June 2015 to Jan

2016. Opgeroepen op 29 mei, 2016, van Statcounter:

http://gs.statcounter.com/#desktop+mobile+tablet-os-ww-monthly-201506-201601

Swaen, B. (2016). Kwalitatief vs. kwantitatief onderzoek. Opgeroepen op 24 februari, 2016, van Scribbr: https://www.scribbr.nl/onderzoeksmethoden/kwalitatief-vs-kwantitatief-onderzoek/

Tiwari, L., File, P. & Astheimer, P. (2005). HELPING OLDER PEOPLE HELP THEMSELVES. HCI and

the Older Population, 17(6), 37-38.

Todd, A. & Barraclough, C. (2016). What is Android and what is an Android phone? Opgeroepen op 29 mei, 2016, van https://recombu.com/mobile/article/what-is-android-and-what-is-an-android-phone_M12615.html

Van der Does, V. (2015). OTC trainingen 2015. Training op afstand. Visio. Opgeroepen op 1 februari, 2016.

Van der Geest, T., van der Meij, H. & van Puffelen, T. (2013). Self assessed and actual Internet skills of people with visual impairments. Universal Access in the Information Society. Opgeroepen op 20 maart, 2016, van

https://www.researchgate.net/publication/247970314_Self-assessed_and_actual_Internet_skills_of_people_with_visual_impairments

Van Hoek, C. (2013). Ouderen massaal aan tablet en smartphone. Opgeroepen op 24 februari, 2016, van Nu: http://www.nu.nl/tech/3505785/ouderen-massaal-tablet-en-smartphone.html

Van Hoek, C. (2016). Nederland steeds digitaler. Opgeroepen op 29 februari, 2016, van Nu: http://www.nu.nl/internet/2495647/nederland-steeds-digitaler.html

Van Male, J. (2011). Methoden en technieken in kwalitatief onderzoek. Opgeroepen op 24 februari, 2016, van Boom Lemma Tijdschriften:

http://www.boomlemmatijdschriften.nl/tijdschrift/KWALON/2011/2%20Themanummer/KWALON_1385 -1535_2011_016_002_002_Themanummer/fullscreen

(36)

37 Van Mourik, P. (2016). Doorzie een sociale isolatie met technologie. Den Haag: Literatuurstudie afstudeeropdracht Hogeschool van Amsterdam.

Van Puffelen, C., van der Geest, T. & van der Meij, H. (2008). The use of digital skills by visually disabled people to participate in society. (I. I. Conference, Red.) ICT, Society and Human Beings, 1(1), 85-90. Opgeroepen op 24 maart, 2016, van http://doc.utwente.nl/76965/1/Puffelen08use.pdf

Van Scheijndel, N. (2015). Nekklachten door tablet. Opgeroepen op 15 februari, 2016, van Proud To Be Senior: http://www.proudtobesenior.nl/?p=3371

Visio. (2015). Slechtziende en blinde ouderen maken wereld groter. Opgeroepen op 24 februari, 2016, van Koninklijke Visio: http://www.visio.org/home/actueel/nieuws/2015/november/slechtziende-en-blinde-ouderen-maken-wereld-groter/

Willis, S. (2006). Technology and learning in current and future generations of elders.

Generations, 30(2), 44-48.

Wouters, E., van Zaalen, Y. & Bruijning, J. (2015). Praktijkgericht onderzoek in de (para) medische

zorg. Bussum: Uitgeverij Coutinho.

Wouters, O., Naci, H. & Samani, N. (2015). QALYs in cost-effectiveness analysis: an overview for cardiologists. Heart, 2015. Opgeroepen op 24 februari, 2016

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• The main premise for open book exams is that teachers can devise questions that require students to answer in more critical and analytical ways thus encouraging high-order thinking

If the purpose of an examination is to test the information that students have memorised, open book examinations are inappropriate, since students can easily transfer the

In tabel 2 is een indicatie gegeven van het aantal op te nemen vragen in een toets die een vergelijkbaar meetbereik (30) hebben bij een verschillend aantal alternatieven (twee-,

Kenmerkend voor het mondeling is dat de docent in direct contact en vis-à-vis vragen stelt aan de kandidaat die daar naar vermogen een antwoord op formuleert, waarna het gesprek

Vier landen, die trendsetters zijn, worden be- licht: Australië, Nederland, Verenigd Koninkrijk en Zweden.. De resultaten van het onderzoek zijn gebaseerd op desk research en

Let op: Deze handleiding doet voorstellen voor het effectief geven van een follow-up training voor ambassadeurs?. Zie deze richtlijnen niet als bindend, maar maak er vooral uw

Let op: Deze handleiding doet voorstellen voor het effectief geven van een training voor het verzorgen van rondleidingen, beurzen en banenmarkten voor ambassadeurs.. Zie

GGD Noord en Oost Gelderland Contactpersoon: Renate Weijenberg E-mail: seksenzo@ggdnog.nl.