• No results found

Aanpassing van ANTAT-scenarios. Een onderzoek naar de mogelijkheid tot aanpassing van scenario’s uit de ANTAT ter verbetering van actualiteit, inleefbaarheid en verbale eenduidigheid.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Aanpassing van ANTAT-scenarios. Een onderzoek naar de mogelijkheid tot aanpassing van scenario’s uit de ANTAT ter verbetering van actualiteit, inleefbaarheid en verbale eenduidigheid."

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Aanpassing van

ANTAT-scenarios

Een onderzoek naar de mogelijkheid tot

aanpassing van scenario’s uit de ANTAT ter

verbetering van actualiteit, inleefbaarheid en

verbale eenduidigheid.

Bachelorscriptie

Naam: Sharon aan de Stegge

Studentnummer: S4222547

Datum: 20 augustus 2015

Studie: Taalwetenschap

Begeleiders: Dr. M. B. Ruiter Erica Lotgering, MA

(2)

ii

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Aanpassing van ANTAT-scenario’s. Een onderzoek naar de mogelijkheid tot aanpassing van scenario’s uit de ANTAT ter verbetering van actualiteit, inleefbaarheid en verbale eenduidigheid’. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn bacheloropleiding Taalwetenschap aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Van januari 2015 tot en met augustus 2015 heb ik me bezig gehouden met het onderzoek en het schrijven van deze scriptie en ik ervaar deze periode als erg leerzaam.

Omdat deze scriptie niet tot stand zou zijn gekomen zonder mijn begeleiders, zou ik graag dr. Marina Ruiter en Erica Lotgering willen bedanken voor hun goede hulp, kennis en geduld tijdens de afgelopen periode. Ook bedank ik mijn medestudente Maartje Giessen, omdat de samenwerking, discussies en verschillende inzichten hebben bijgedragen aan dit onderzoek. Ook wil ik graag alle deelnemers bedanken die tijd hebben vrijgemaakt om te kunnen deelnemen aan ons onderzoek. Zonder hun enthousiasme en bereidheid tot deelname had dit onderzoek nooit uitgevoerd kunnen worden.

Tot slot bedank ik mijn vrienden en familie. Hun lieve woorden en wijze raad hebben me deze periode erg goed gedaan.

augustus 2015, Sharon aan de Stegge

(3)

iii Inhoudsopgave Voorwoord ... ii Inhoudsopgave ... iii Samenvatting ... 1 1. INLEIDING ... 2 1.1 Probleemstelling en doelstelling ... 3 1.2 Indeling scriptie ... 5 2. THEORETISCHE ACHTERGROND ... 6 3. METHODE ... 8

3.1 Analyse voorgaand onderzoek ... 8

3.1.1 Kwantitatieve analyse ... 8 3.1.2 Kwalitatieve analyse ... 9 3.1.3 Conclusie analyses... 10 3.2 Aanpassing scenario’s ... 10 3.2.1 Aangepaste scenario’s ... 11 3.3 Experiment ‘Pilot’ ... 13 3.3.1 Participanten ‘Pilot’ ... 13 3.3.2 Materiaal ‘Pilot’ ... 14

3.3.3 Procedure experiment ‘Pilot’ ... 15

3.3.4 Analyse ‘Pilot’ ... 15

4. RESULTATEN ... 16

4.1 Resultaten ‘Beoordeling inleefbaarheid’ ... 16

4.2 Resultaten ‘Eenduidigheid rolverdeling’ ... 18

5. DISCUSSIE ... 20

5.1 Welke scenario’s behoeven aanpassing en waar moet deze aanpassing aan voldoen? ... 20

5.2 Conclusie ... 22

5.3 Opmerkingen omtrent ‘Pilot’ ... 23

5.4 Aanbevelingen vervolgonderzoek ... 23

(4)

iv

BIJLAGEN ... 25

Bijlage A: Aanpassing scenario 17 ‘Loket’ ... 25

Bijlage B: Afbeeldingen bij aangepaste scenario’s ... 26

Bijlage C: Aangepaste scenario’s inclusief beschrijving aanpassing ... 34

Bijlage D: Gegevens participanten ‘Pilot’ ... 40

Bijlage E: Vragenlijst scenario’s afname ‘Pilot’ ... 41

Bijlage F: Zespuntsschaal voor participant afname ‘Pilot’ ... 55

Bijlage G: Informatiebrief afname ‘Pilot’ ... 56

Bijlage H: Instructiebrief afname ‘Pilot’ ... 57

Bijlage I: Toestemmingsverklaring afname ‘Pilot’ ... 58

Bijlage J: Voorbeeldscenario’s afname ‘Pilot’ ... 59

Bijlage K: Vragenlijst persoonlijke gegevens afname ‘Pilot’ ... 60

(5)

1

Samenvatting

Inleiding: Een veelgebruikt testinstrument bij de behandeling van sprekers met afasie is de

Amsterdam-Nijmegen Test voor Alledaagse Taalvaardigheden (ANTAT; Blomert, Koster & Kean, 1995). Het nadeel van deze test is dat, net als bij andere testinstrumenten, de functionele communicatievaardigheid gemeten wordt met behulp van een kwalitatief scoringsmodel. De focus ligt hierbij op het meten van de verbale effectiviteit. Echter, met een kwantitatief scoringsmodel is het mogelijk om zowel effectiviteit als efficiëntie te bepalen. Beide deelmaten zijn van belang om een goed beeld te krijgen van de functionele communicatievaardigheid van een spreker met afasie (Ruiter, Kolk, Rietveld, Dijkstra & Lotgering, 2011). Vanwege dit gegeven is door Ruiter e.a. (2011) een kwantitatief scoringsmodel ontwikkeld, genaamd ANTATcu, gebaseerd op de Content Unit (CU) analysis (Yorkston & Beukelman, 1980, in Ruiter et al., 2011). Bij de ontwikkeling van dit model werden informatie-eenheden uit de reacties op de ANTAT geanalyseerd door middel van een vooraf opgestelde drempelwaarde. Door het wel of niet behalen van deze drempelwaarde, kon er een verschil gemaakt worden tussen essentiële en relevante informatie-eenheden. Echter, deze drempelwaarde werd in het onderzoek van Ruiter e.a. (2011) vaak niet behaald, ook niet wanneer deze waarde werd verlaagd. Zij suggereerden daarom dat met een grotere onderzoeksgroep de drempelwaarde wellicht wel behaald zou worden. Vandaar is in daaropvolgend masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014) de onderzoeksgroep vergroot om ervoor te zorgen dat er in het scoringsmodel een balans kon ontstaan tussen variatie in spontaan taalgebruik en standaardreacties. Voor het creëren van een kwantitatief scoringsmodel zijn echter ook de inhoud en constructie van de scenario’s van belang. Dit werd tevens onderzocht door Filipinski (2014) Uit haar onderzoek kwamen verschillende scenario’s naar voren die (enige) aanpassing of vervanging behoeven.

Doelstelling: Het doel van dit bachelorscriptie-onderzoek was om ANTAT-scenario’s, die

volgens voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014) aanpassing of vervanging behoeven, zodanig aan te passen dat deze scenario’s voldoen aan de door Blomert e.a. (1995) opgestelde itemcriteria ‘actualiteit’, ‘inleefbaarheid’ en ‘verbale eenduidigheid’.

Methode: Er werden kwantitatieve en kwalitatieve analyses uitgevoerd op de resultaten van

voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014). Uit deze analyses kwamen enkele scenario’s naar voren die een grote aanpassing behoefden volgens gezonde sprekers. Uiteindelijk werd besloten om alle scenario’s te voorzien van een kleine dan wel grote aanpassing. Bij een groep van 60 gezonde participanten werden zowel de originele en aangepaste scenario’s afgenomen om te testen of de aangepaste scenario’s een betere beoordeling zouden krijgen op de criteria ‘actualiteit’, ‘inleefbaarheid’ en ‘verbale eenduidigheid’.

Resultaten: Wat betreft ‘inleefbaarheid’ en ‘actualiteit’ werden verschillende scenario’s

volgens verwachting daadwerkelijk significant beter beoordeeld op de aangepaste versie dan op de originele versie ervan. Een enkel scenario werd echter significant slechter beoordeeld op de aangepaste versie dan op de originele versie.

Discussie: Op basis van de resultaten kan overwogen worden om de aangepaste versie van

scenario’s 1 ‘Stomerij’, 4 ‘Schoen’, 5 ‘Afspraak’, 17 ‘Loket’, 19 ‘Restaurant’ en 20 ‘Loodgieter’ toe te voegen aan de huidige ANTAT. Van scenario 15 ‘Kind’ bleek het beter om de originele versie te hanteren. Wat betreft de overige scenario’s bestond geen eenduidig antwoord op de vraag of een aanpassing ervan zou leiden tot een betere beoordeling op de drie itemcriteria.

(6)

2

1. INLEIDING

Mensen worden dagelijks continu geconfronteerd met situaties waarin communiceren onvermijdbaar is. Dankzij de mogelijkheid tot communiceren hebben mensen het vermogen om sociale interacties aan te gaan, iets wat in de huidige maatschappij van groot belang is. Pas wanneer er bewust over nagedacht wordt, valt op hoeveel communicatie er plaatsvindt in het dagelijks leven. Een restaurant bellen voor het reserveren van een etentje of het gedag zeggen van een buurvrouw: voor vrijwel iedereen zijn zulk soort situaties zo vanzelfsprekend dat de communicatie haast automatisch verloopt. Voor een spreker met afasie is het communiceren in zulke alledaagse situaties echter niet vanzelfsprekend.

In de diagnostiek en behandeling van sprekers met afasie spelen alledaagse situaties een belangrijke rol. Het doel van veel testinstrumenten is het meten van de functionele communicatie met behulp van deze alledaagse situaties. Functionele communicatie is een omschrijving van de mate waarin een spreker effectief en efficiënt kan communiceren en boodschappen kan ontvangen en overbrengen (Blomert, Koster & Kean, 1995; Frattali, 1992). Efficiëntie wordt gemeten door de snelheid waarmee een spreker de belangrijke informatie van een boodschap overbrengt. Een spreker communiceert effectief wanneer hij de informatie benoemt die cruciaal is voor het overbrengen van een bepaalde boodschap (Blomert et al., 1994).

Er zijn verschillende testinstrumenten om de functionele communicatievaardigheid van sprekers met afasie te onderzoeken. Een bekend voorbeeld daarvan is de Amsterdam-Nijmegen Test voor Alledaagse Taalvaardigheden (ANTAT; Blomert et al., 1995). De ANTAT bestaat uit twee parallelle delen met daarin elk tien verschillende scenario’s van alledaagse situaties. Het doel van de ANTAT is het toetsen van de verbale zelfredzaamheid van de patiënt in het alledaagse leven. Dit betekent dat de testscenario’s alledaagse situaties dienen te zijn en dus moeten kunnen voorkomen in de leefwereld van sprekers met afasie (Blomert, Koster & Kean, 1991). Op basis van deze feiten hebben Blomert e.a. (1995) enkele criteria opgesteld waaraan de scenario’s van de ANTAT moeten voldoen. Het eerste criterium betreft de waarschijnlijkheid van een scenario, wat inhoudt dat ‘[…] het zeer waarschijnlijk [is] dat iemand een dergelijke situatie daadwerkelijk heeft meegemaakt’ (Blomert et al., 1995, p. 12) Daarom gaat de voorkeur uit naar gebeurtenissen uit het openbare leven en worden te specifieke, unieke gebeurtenissen uitgesloten. Het tweede criterium van Blomert e.a. (1995) gaat over voorstelbaarheid. Dit houdt in dat ‘ieder scenario […] voor elke willekeurige volwassene zeer goed voorstelbaar [dient] te zijn’ (Blomert et al., 1995, p. 12). Het laatste criterium betreft verbale exclusiviteit, wat betekent dat de scenario’s ‘[…] kort en eenduidig [dienen] te zijn’ (Blomert et al., 1995, p. 12). Hiervoor is het van belang dat de scenario’s zodanig gestructureerd zijn, dat verwarring over onder andere rolverdeling voorkomen wordt.

Zoals eerder genoemd, is het doel van de ANTAT om de functionele communicatievaardigheid van sprekers met afasie te meten. Een nadeel van deze test is echter dat er gebruik gemaakt wordt van een kwalitatief scoringsmodel. Bij de ANTAT ligt de focus op het meten van de effectiviteit, terwijl zowel effectiviteit als efficiëntie van belang zijn om de functionele communicatievaardigheid van een spreker met afasie optimaal te kunnen meten (Ruiter, Kolk, Rietveld, Dijkstra & Lotgering, 2011). Vandaar werd door Ruiter e.a. (2011) een kwantitatief scoringsmodel ontwikkeld, het ANTATcu schema, gebaseerd op de Content

(7)

3 Unit (CU) analysis (Yorkston & Beukelman, 1980, in Ruiter et al., 2011). Volgens deze analyse is een CU een groep informatie die altijd als een eenheid wordt uitgedrukt door normale sprekers en representeert het een concept. Naast de meting van zowel effectiviteit als efficiëntie, biedt het kwantitatieve scoringsmodel ANTATcu ook de mogelijkheid om nauwkeuriger veranderingen in de functionele communicatie te detecteren na een periode van therapie (Ruiter et al., 2011).

1.1 Probleemstelling en doelstelling

Deze bachelorscriptie maakt deel uit van een breder onderzoek (Ruiter et al., 2011) naar het hanteren van een kwantitatief scoringsmodel bij het meten van de functionele communicatievaardigheid met de ANTAT (Blomert et al., 1995). Bij de ontwikkeling van dit ANTATcu-schema was het van belang dat er onderscheid werd gemaakt tussen essentiële en relevante informatie-eenheden. Blomert, Koster, van Mier en Kean beschrijven essentiële informatie-eenheden als de kern van een uiting en noodzakelijk om een boodschap adequaat over te brengen (1987). Informatie-eenheden zijn relevant wanneer ze een uiting gedetailleerder maken, maar niet noodzakelijk zijn om de boodschap te begrijpen. Een voorbeeld hiervan is een begroeting (Blomert et al., 1987). Om de essentiële en relevante informatie-eenheden in uitingen te kunnen onderscheiden, werden er drempelwaardes opgesteld in het onderzoek van Ruiter e.a. (2011). Dit betekent dat, wanneer voldoende sprekers een bepaalde informatie-eenheid gebruikten, de drempelwaarde gehaald werd en de informatie-eenheid beschouwd werd als een essentiële CU.

Zoals Filipinski (2014) benadrukt, brengt het hanteren van een drempelwaarde echter nadelen met zich mee. Zo werd de drempelwaarde in het onderzoek van Ruiter e.a. (2011) bepaald op basis van een subjectieve inschatting. Tevens zorgt een drempelwaarde ervoor dat besluiten worden genomen op basis van een beslissing. In het onderzoek van Ruiter e.a. (2011) werden CU’s als essentieel beschouwd wanneer ze vaak genoeg genoemd werden door sprekers zonder afasie, terwijl CU’s die minder vaak genoemd werden ook van belang kunnen zijn (Lotgering, 2009, in Filipinski, 2014). Een ander nadeel is dat de grootte van een groep participanten een grote invloed uitoefent op het wel of niet behalen van een drempelwaarde. In het onderzoek van Ruiter e.a. (2011) veroorzaakte een relatief kleine onderzoeksgroep (N = 20) en het feit dat op meerdere ANTAT-scenario’s op verschillende manieren gereageerd kon worden namelijk dat vaak te weinig proefpersonen een CU produceerden, waardoor de opgestelde drempelwaarde regelmatig niet behaald werd en deze CU niet als essentieel beschouwd werd. Dit proces leidde tot geringe variatie in het ANTATcu-schema.

Door Ruiter e.a. (2011) werd gesuggereerd dat met een grotere onderzoeksgroep de drempelwaarden vaker behaald zouden worden. In voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014) werd daarom hetzelfde onderzoek uitgevoerd bij een grotere groep participanten (N = 54) om te proberen een balans te vinden tussen een goede onderscheiding tussen essentiële en relevante informatie-eenheden enerzijds en het behouden van zoveel mogelijk variatie in spontane spraak anderzijds. Om variatie in responsen beperkt te houden, is het echter wel van belang dat de responsen op scenario’s voorspelbaar zijn. Inhoud en constructie van scenario’s zijn daarom van belang bij de ontwikkeling van een kwantitatief scoringsmodel. Vanwege dit gegeven deed Filipinski (2014) tevens onderzoek naar scenario’s uit de huidige ANTAT om te bekijken welke hiervan een aanpassing of vervanging behoeven.

(8)

4 Doel van dit onderzoek:

Het doel van dit bachelorscriptie-onderzoek is om scenario’s uit de ANTAT, die volgens voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014) aanpassing of vervanging behoeven, zodanig aan te passen dat deze scenario’s (weer) voldoen aan de criteria ‘actualiteit’, ‘inleefbaarheid’ en ‘verbale eenduidigheid’.

Onderzoeksvraag, deelvraag en hypothesen

Om het doel van dit onderzoek te bereiken, moet allereerst duidelijk worden welke scenario’s in aanmerking komen voor aanpassing en waar deze aanpassing of vervanging vervolgens aan moet voldoen. Om een antwoord te vinden op deze globale vragen, zijn de volgende onderzoeksvraag met deelvraag en bijbehorende hypotheses opgesteld:

Welke scenario’s uit de huidige Amsterdam-Nijmegen Test voor Alledaagse Taalvaardigheden (ANTAT; Blomert et al., 1995) behoeven een aanpassing of vervanging, omdat ze volgens gezonde proefpersonen niet voldoen aan de drie criteria, bestaande uit actualiteit, inleefbaarheid en verbale eenduidigheid?

Deze onderzoeksvraag komt overeen met de onderzoeksvraag uit voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014). In laatstgenoemd masterscriptie-onderzoek zijn namelijk suggesties gedaan wat betreft scenario’s die in aanmerking komen voor aanpassing of vervanging. Dit is echter gedaan op basis van een onvolledige analyse van beoordelingen op ‘actualiteit’, ‘inleefbaarheid’ en ‘verbale eenduidigheid’. Er is slechts een kwantitatieve analyse uitgevoerd op de resultaten, terwijl een kwalitatieve analyse ook van belang is om goede suggesties te kunnen doen (Filipinski, 2014). In huidig onderzoek dient deze resterende kwalitatieve analyse uitgevoerd te worden. Op basis van zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve analyse zullen scenario’s naar voren komen die daadwerkelijk een aanpassing of vervanging behoeven.

In voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014) kwam aan de hand van de kwantitatieve analyse naar voren dat enkel scenario 12 ‘Verjaardag’ op alle criteria positief beoordeeld werd. Overige scenario’s werden op één of meerdere criteria negatief beoordeeld. Deze scenario’s zouden daarom wellicht niet voldoen aan de drie itemcriteria en daarom in aanmerking komen voor aanpassing (Filipinski, 2014). Mijn verwachting is dat naar aanleiding van de resultaten van zowel de kwantitatieve als kwalitatieve analyse minder scenario’s in aanmerking zullen komen voor aanpassing of vervanging.

Wanneer bekend is welke scenario’s in aanmerking komen voor aanpassing, dient bepaald te worden waar deze aanpassingen aan moeten voldoen om te leiden tot een betere beoordeling van die scenario’s door sprekers zonder afasie van de scenario’s op basis van de itemcriteria, opgesteld door Blomert e.a. (1995). Dit brengt mij bij de volgende deelvraag: Waar moet een aanpassing of vervanging aan voldoen om de scenario’s uit de huidige ANTAT (Blomert et al., 1995) te laten voldoen aan de itemcriteria bestaande uit actualiteit, inleefbaarheid en verbale eenduidigheid?

Een belangrijk punt van kritiek op de scenario’s uit de ANTAT is dat deze niet meer overeenkomen met de huidige maatschappij, dankzij de digitalisering die de afgelopen jaren

(9)

5 heeft plaatsgevonden (Tulu, Chatterjee & Maheswari, 2007), iets waar in hoofdstuk 2 ‘Theoretische achtergrond’ verder op ingegaan wordt. Vanwege deze digitalisering is de verwachting daarom dat, op basis van de uitkomsten van de volledige analyse die hierboven beschreven staat bij onderzoeksvraag, het in deze scenario’s al volstaat om een aanpassing te maken aan de hand van deze digitalisering. Zo verwacht ik dat scenario 17 ‘Loket’ voldoende aangepast is, wanneer het loket vervangen wordt door iets dergelijks als een kaartenautomaat of een incheckpunt voor de OV-chipkaart, en dat scenario 13 ‘Rekening’ weer voldoet aan de criteria, wanneer de papieren rekeningen worden vervangen door een digitale rekening of een afschrift ervan.

Uiteraard is het ook mogelijk dat bepaalde voorwerpen uit scenario’s niet meer van deze tijd zijn, zonder dat dit te doen heeft met de digitalisering. Een voorbeeld hiervan is scenario 4 ‘Schoen’. Naar mijn idee gooien veel mensen een schoen in dezelfde staat tegenwoordig sneller weg en kopen ze er een nieuw exemplaar van, in plaats van een enkele reparatie eraan te laten verrichten.

Mijn algemene verwachting is dat voor de scenario’s een aanpassing op basis van commentaar van gezonde sprekers uit eerder masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014) volstaat om een betere beoordeling te krijgen. en daarmee te voldoen aan de itemcriteria die zijn opgesteld door Blomert e.a. (1995).

1.2 Indeling scriptie

In hoofdstuk 2 ‘Theoretische achtergrond’ wordt besproken welke criteria werden gehanteerd bij de ontwikkeling van de scenario’s van de ANTAT (Blomert, 1995) en waarom deze nu aanpassing behoeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ‘Methode’ ingegaan op de opzet en uitvoering van dit bachelorscriptie-onderzoek, waarvan de resultaten beschreven zullen worden in hoofdstuk 4 ‘Resultaten’. In hoofdstuk 5 ‘Discussie’ zullen deze resultaten geïnterpreteerd worden op basis van de hypothesen, wordt een algemene conclusie gegeven en zullen er aanbevelingen worden gedaan voor een vervolgonderzoek.

(10)

6

2. THEORETISCHE ACHTERGROND

‘Voor een goede inhoudsvaliditeit van de ANTAT is het noodzakelijk dat de geselecteerde scenario’s, die functioneren als testitems, in voldoende mate representatief zijn voor de realiteit van alledag’, zo stellen Blomert en Schokker (1994, p. 41). Het doel van de ANTAT (Blomert et al., 1995) is namelijk om de functionele communicatievaardigheid van een spreker met afasie te toetsen. Functionele communicatievaardigheid kan alleen gemeten worden met behulp van alledaagse situaties (ASHA, 1990, in Frattali, 1992; Blomert et al., 1995). Testinstrumenten die alledaagse situaties behandelen zijn van belang voor patiënten. Uit onderzoek van Best, Greenwood, Grassly en Hickin (2008) is namelijk gebleken dat er een sterk positief verband is tussen communicatieve vaardigheden en de mate van deelname aan sociale activiteiten. Voorbeelden van alledaagse situaties zijn winkelen, naar de dokter gaan, iemand uitnodigen voor een bezoek of telefoneren (Bilda, 2011; Van der Meulen, van de Sandt-Koenderman, Duivenvoorden & Ribbers, 2010).

Bij de ontwikkeling van de voorloper van de ANTAT, de Alledaagse Taalvaardigheid Test (Blomert et al., 1986, in Blomert et al., 1987) zijn verschillende eisen opgesteld waaraan alledaagse testscenario’s moeten voldoen. Zo moet een scenario overeenkomen met de interesses van een patiënt. Op die manier wordt gepoogd de nervositeit van de patiënt tijdens de afname te verminderen en de patiënt te motiveren om optimaal te scoren (Blomert et al., 1987). Tevens is het van belang dat de scenario’s zo realistisch mogelijk zijn (Blomert et al., 1987). Deze eisen komen overeen met criteria die enkele jaren later door Blomert e.a. (1995) zijn opgesteld ten behoeve van de testscenario’s van de ANTAT. Zoals in hoofdstuk 1 ‘Inleiding’ al uitgebreid omschreven is, betreft dit de criteria waarschijnlijkheid, voorstelbaarheid en verbale eenduidigheid. Een scenario moet ‘voor iedere willekeurige volwassene herkenbaar en voorstelbaar […] zijn’ (Blomert et al., 1995, p. 27) en ‘[…] het [moet] waarschijnlijk geacht worden dat dit individu gelijkwaardige, zo niet identieke, situaties meer dan eens daadwerkelijk heeft meegemaakt’ (Blomert et al., 1995, p. 27). Bovengenoemde criteria zijn meegenomen in de ontwikkeling van de ANTAT.

Bij de ontwikkeling van de ANTAT zijn twintig testitems geselecteerd op basis van een beoordeling van de inhoudsvaliditeit. Dit is gebeurd door deze scenario’s te laten beoordelen door proefpersonen zonder afasie, die elk scenario beoordeelden op de mate waarin het item representatief is voor het alledaagse leven (Blomert et al., 1995). Twee andere eisen die gesteld werden aan het al dan niet selecteren van een scenario, was dat de participanten van dit onderzoek een maximumscore dienden te behalen op het betreffende scenario bij afname van de test en dat er sprake moest zijn van homogeniteit wat betreft de antwoorden (Blomert et al., 1994). Op basis hiervan zijn uiteindelijk twintig scenario’s verkozen, die ‘[…] eenduidige, welomschreven, voor een ieder goed voorstelbare scenario’s [bleken] te zijn’ (Blomert et al., 1995, p. 28).

Het feit dat de twintig huidige ANTAT-items, die bij de ontwikkeling nog als representatief beschouwd werden, tegenwoordig negatief beoordeeld worden op zowel ‘actualiteit’ en ‘inleefbaarheid’ als ‘eenduidigheid van rolverdeling’ (Lotgering, 2009, in Filipinski, 2014) is opvallend. Deze verandering in beoordeling van representativiteit heeft verschillende oorzaken.

(11)

7 Allereerst heeft de digitalisering van de afgelopen jaren een grote impact op het alledaagse leven in de huidige maatschappij (Tulu et al., 2007). Dit heeft tot gevolg dat bepaalde voorwerpen of handelingen, die vroeger erg gebruikelijk waren, tegenwoordig veranderd of vervangen zijn door een digitale versie ervan. Voorbeelden hiervan zijn scenario 3 ‘Televisie’, waarin de spreker in een winkel staat met de bedoeling een televisie aan te schaffen en 17 ‘Loket’, waarin de spreker voor het loket staat voor een retourtje Zwolle. Tegenwoordig worden aankopen immers vaak via internet gedaan, net als dat treinkaartjes gekocht worden bij een automaat, of er wordt gereisd via een OV-chipkaart.

Een andere oorzaak van de slechtere beoordeling van representativiteit is het feit dat verschillende voorwerpen simpelweg niet meer van deze generatie zijn. Voorbeelden hiervan zijn scenario 4 ‘Schoen’, waarin een kapotte schoen naar de schoenmaker wordt gebracht voor een kleine reparatie, en 10 ‘Fruitmand’, waarin de spreker een fruitmand wil laten bezorgen bij een kennis. In de huidige maatschappij is het nog steeds mogelijk dat schoenen voor reparatie naar een schoenmaker gebracht worden. Echter, een schoen in een dergelijke staat als de schoen in scenario 4 ‘Schoen’ wordt eerder weggegooid dan dat er gekozen wordt voor reparatie. Ook is het voor iemand van de huidige generatie moeilijk voor te stellen dat deze persoon een fruitmand zou laten bezorgen. In de Duitse en Engelse versie van de ANTAT wordt in dit scenario een boeket besteld bij de bloemist.

Gezien de bovengenoemde feiten en de vermoedens dat verschillende testitems daadwerkelijk niet meer voldoen aan de door Blomert et al. (1995) opgestelde criteria, wordt er in dit onderzoek bekeken welke huidige ANTAT-scenario’s aanpassing behoeven en hoe deze aanpassingen eruit moeten zien om weer te voldoen aan de itemcriteria ‘actualiteit’, ‘inleefbaarheid’ en ‘verbale eenduidigheid’.

(12)

8

3. METHODE

Het doel van dit onderzoek was om scenario’s uit de ANTAT (Blomert et al., 1995) aan te passen, zodat deze beter aansluiten op de huidige maatschappij. Het uitgangspunt was hierbij voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014).

3.1 Analyse voorgaand onderzoek

In voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014) werd bij gezonde participanten een interview afgenomen, waarbij zij alle scenario’s uit de ANTAT dienden te beoordeelden op de criteria die gesteld werden door Blomert et al. (1995), namelijk ‘actualiteit’, ‘verbale eenduidigheid’ en ‘inleefbaarheid’. Met de vraag over actualiteit werd beoordeeld hoe waarschijnlijk het is dat een volwassene zo’n situatie mee zou maken. De vraag over verbale eenduidigheid ging in op de duidelijkheid van de rolverdeling in het scenario. Met de vraag over inleefbaarheid kon beoordeeld worden hoe voorstelbaar het scenario tegenwoordig is. Tevens konden deze participanten aangeven wat er volgens hen aangepast zou moeten worden aan het scenario om deze weer te laten voldoen aan de drie itemcriteria.

Om te kunnen bepalen welke scenario’s volgens de beoordelingen uit het onderzoek van Filipinski (2014) in aanmerking kwamen voor aanpassing, diende er een kwantitatieve en een kwalitatieve analyse uitgevoerd te worden op de resultaten van dat onderzoek. Deze analyses zullen hieronder uitgebreid beschreven worden.

3.1.1 Kwantitatieve analyse

Allereerst werden de resultaten van het masterscriptie-onderzoek van Filipinski (2014) bekeken. Daaruit viel namelijk af te leiden hoeveel procent van de participanten van haar onderzoek een scenario als niet-actueel beschouwde, zich niet kon inleven in de situatie en de rolverdeling als onduidelijk beschouwde.

Wat bij het bekijken van de onderzoeksresultaten van Filipinski (2014) meteen opviel, is dat veel scenario’s onnodig als niet-actueel beoordeeld lijken te zijn. De meeste scenario’s die als zodanig werden beoordeeld, zijn volgens ons namelijk wel actueel, ondanks dat de participanten zulke situaties in hun omgeving wellicht niet vaak tegenkomen. Hier zal waarschijnlijk sprake zijn geweest van een overlap tussen ‘actualiteit’ en ‘inleefbaarheid’: doordat de participant zich niet of moeilijk kon inleven in het scenario, beoordeelde hij deze waarschijnlijk negatief op zowel ‘actualiteit’ als ‘inleefbaarheid’. Vanwege dit gegeven, en omdat het niet ons doel was om elk scenario drastisch aan te passen, is ervoor gekozen om bij ‘actualiteit’ een drempelwaarde van 30% in te stellen. Dit wil zeggen dat, wanneer ten minste 30% van de participanten uit voorgaand onderzoek (Filipinski, 2014) een scenario als niet-actueel beoordeelde, dit scenario in huidig onderzoek ook als niet-niet-actueel werd beschouwd. Dit was het geval bij scenario’s 1 ‘Stomerij’, 4 ‘Schoenmaker’, 10 ‘Fruitmand’, 13 ‘Rekening’, 14 ‘Kurkentrekker’ en 17 ‘Loket’. De overige scenario’s werden door minder dan 30% van de participanten als niet-actueel beschouwd. Deze scenario’s behaalden daarmee de drempelwaarde dus niet en werden door ons daarom als actueel beschouwd.

Wat betreft ‘verbale eenduidigheid’ was volgens de participanten uit het onderzoek van Filipinski (2014) alleen scenario 9 ‘Kennismaken’ hier onduidelijk in. Dit scenario werd door hen namelijk erg slecht beoordeeld. In enkele gevallen beoordeelden zij andere

(13)

9 scenario’s hooguit één à twee keer negatief qua ‘verbale eenduidigheid’. Om deze scenario’s daarom verder buiten beschouwing te laten in huidig onderzoek, is er gekozen voor een drempelwaarde van 10%. Alleen scenario 9 ‘Kennismaken’ overschreed deze drempelwaarde en werd dus in huidig onderzoek als onduidelijk beschouwd.

Bij de vraag over inleefbaarheid kregen meerdere scenario’s een slechte beoordeling in het onderzoek van Filipinski (2014). Aangezien het doel van de scenario’s is dat ze ‘voor een ieder en herkenbaar en voorstelbaar zijn, onafhankelijk van toevallige persoonlijke achtergronden’ (Blomert et al, 1991, p. 368) is hier gekozen voor een zeer lage drempelwaarde van 5%. Alle scenario’s die door een gelijk of hoger percentage van de participanten uit het onderzoek van Filipinski (2014) als niet-inleefbaar werden beoordeeld, kwamen dus in huidig onderzoek in aanmerking voor aanpassing. Dit betrof scenario’s 1 ‘Stomerij’, 2 ‘Voetballen’, 4 ‘Schoenmaker’, 5 ‘Afspraak’, 7 ‘Buurman’, 9 ‘Kennismaken’, 10 ‘Fruitmand’, 13 ‘Rekening’, 14 ‘Kurkentrekker’, 15 ‘Kind’, 16 ‘Gips’, 17 ‘Loket’, 18 ‘Kat’ en 19 ‘Restaurant’.

Op basis van deze kwantitatieve analyse kon dus worden gesteld dat er enkele scenario’s overbleven die wel aan alle drie itemcriteria (Blomert et al., 1995) voldoen. Dit betrof scenario’s 3 ‘Televisie’, 6 ‘Slager’, 8 ‘Hond’, 11 ‘Bril’, 12 ‘Verjaardag’ en 20 ‘Loodgieter’.

Naast het beoordelen van scenario’s konden de participanten uit het onderzoek van Filipinski (2014) ook per scenario aangeven wat zij eraan zouden veranderen om het scenario zo actueel en inleefbaar mogelijk te maken, met een eenduidige rolverdeling. De volgende stap in huidig onderzoek was daarom het uitvoeren van een kwalitatieve analyse over deze gegevens uit het voorgaande onderzoek (Filipinski, 2014), om er achter te komen waar de eventuele aanpassingen aan de scenario’s aan zouden moeten voldoen.

3.1.2 Kwalitatieve analyse

Om te kunnen bepalen waar de aanpassingen aan scenario’s aan zouden moeten voldoen, was het van belang om het commentaar van de participanten uit het onderzoek van Filipinski (2014) te bekijken. Deze participanten hadden namelijk, nadat zij de scenario’s beoordeeld hadden op ‘actualiteit’, ‘inleefbaarheid’ en ‘eenduidigheid van rolverdeling’ de mogelijkheid om aan te geven waarom een scenario volgens hen niet voldeed aan één van deze drie criteria en konden hierbij opmerken hoe zij het scenario zouden willen aanpassen. In huidig onderzoek diende er nu bekeken te worden of de ideeën van deze participanten representatief en realistisch waren en of zij hier goede argumenten voor gaven.

Opvallend bij het bekijken van de opmerkingen van de participanten uit Filipinski’s onderzoek (2014), was dat de punten van kritiek bij een groot aantal scenario’s vaak overeenkwamen. Een veelgenoemd punt van kritiek was namelijk dat een scenario niet meer actueel en inleefbaar zou zijn dankzij de digitalisering die de afgelopen decennia heeft plaatsgevonden. Dit was volgens deze participanten het geval bij scenario’s 13 ‘Rekening’ en 17 ‘Loket’. Ook merkten zij vaak op dat een bepaald voorwerp beter vervangen kon worden, zoals bij scenario’s 1 ‘Stomerij’, 5 ‘Afspraak’, 6 ‘Slager’, 10 ‘Fruitmand’, 14 ‘Kurkentrekker’, 18 ‘Kat’ en 19 ‘Restaurant’. In een aantal gevallen werd een situatie te onduidelijk bevonden, zoals bij scenario’s 4 ‘Schoen’, 7 ‘Buurman’ en 15 ‘Kind’, of werd opgemerkt dat de formulering van het scenario te oubollig was, zoals bij scenario’s 2

(14)

10 ‘Voetballen’, 3 ‘Televisie’ en 12 ‘Verjaardag’. Wat betreft de eenduidigheid van rolverdeling werd opgemerkt dat deze beter kon in scenario’s 7 ‘Buurman’, 9 ‘Kennismaken’, 14 ‘Kurkentrekker’, 15 ‘Kind’ en 20 ‘Loodgieter’.

Aan de hand van deze kwalitatieve analyse van de opmerkingen van participanten uit het onderzoek van Filipinski (2014) werd duidelijk dat alleen scenario’s 8 ‘Hond’, 11 ‘Bril’ en 16 ‘Gips’ in huidig onderzoek niet in aanmerking kwamen voor een aanpassing.

3.1.3 Conclusie analyses

Na beide analyses van de resultaten van het voorgaande onderzoek (Filipinski, 2014) bleek dat verschillende scenario’s vaker naar voren kwamen in de kwantitatieve analyse en ook opvielen in de kwalitatieve analyse. Deze scenario’s hadden meestal meerdere verschillende punten van kritiek. Dat is de reden dat deze scenario’s in huidig onderzoek in aanmerking kwamen voor een grote aanpassing. Een grote aanpassing werd in huidig onderzoek gezien als een aanpassing op meer dan één onderdeel van een scenario. Dit betrof scenario’s 1 ‘Stomerij’, 4 ‘Schoen’, 7 ‘Buurman’, 9 ‘Kennismaken’, 10 ‘Fruitmand’, 13 ‘Rekening’, 14 ‘Kurkentrekker’, 17 ‘Loket’ en 20 ‘Loodgieter’. Bij alle overige scenario’s leek, volgens het commentaar van de participanten uit het voorgaande onderzoek van Filipinski (2014), een aanpassing van een voorwerp of een verandering in formulering voldoende te zijn. Ondanks dat scenario’s 8 ‘Hond’ en 11 ‘Bril’ wel commentaar hadden gekregen van deze participanten, kwamen deze scenario’s in huidig onderzoek in beide analyses positief naar voren. Er bleek echter geen objectief onderscheid gemaakt te kunnen worden tussen scenario’s die aangepast zouden worden en scenario’s waarvan de originele versie voldoende zou zijn. Uiteindelijk is daarom besloten om toch alle scenario’s te voorzien van een aanpassing.

3.2 Aanpassing scenario’s

Alle aanpassingen aan de scenario’s zijn gemaakt op basis van het commentaar op de situaties, gegeven door de participanten uit voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014). Gezien het commentaar, leken de participanten vaak eensgezind te zijn, wat het aanpassen van zo’n scenario vervolgens vergemakkelijkte.

Echter, op scenario 17 ‘Loket’ gaven veel participanten vaak verschillende opties voor aanpassing. Daarom werden er vijf mogelijke versies van dit scenario gemaakt (zie Bijlage A). Vervolgens hebben zeven participanten, waaronder vijf mannen en twee vrouwen, met leeftijden van 22, 28, 31, 49, 50, 54 en 62 jaar, deze mogelijke versies beoordeeld. Zij dienden deze opties te nummeren op basis van waarschijnlijkheid dat zo’n scenario tegenwoordig zou kunnen voorkomen. De uiteindelijk verkozen versie is net als alle andere aangepaste scenario’s te vinden in paragraaf 3.2.1.

Bij een aantal scenario’s wordt er in de huidige versie van de ANTAT (Blomert et al., 1995) gebruik gemaakt van 3D-objecten, zoals een beschadigd overhemd in scenario 1 ‘Stomerij’ en een kapotte schoen in scenario 4 ‘Schoen’. Deze voorwerpen dienen gebruikt te worden, omdat het betreffende scenario zonder dit voorwerp onbegrijpelijk zou worden voor de patiënt (Blomert et al., 1995). Omdat elke clinicus die gebruik maakt van de ANTAT zichzelf moet voorzien van deze voorwerpen, is de kans aanwezig dat er verschillen kunnen optreden tussen de voorwerpen van verschillende clinici, ondanks het feit dat Blomert e.a. in

(15)

11 de handleiding van de ANTAT (1995) een beschrijving en voorbeeld geven van de te gebruiken voorwerpen. Een verschil in voorwerpen zou kunnen leiden tot verschillen in uitingen van afasiepatiënten. Met het doel om dit te voorkomen en dus deze 3D-objecten nog beter te standaardiseren, is besloten om deze objecten te vervangen door een afbeelding van het voorwerp in het betreffende scenario. Van deze voorwerpen zijn representatieve exemplaren gefotografeerd. Blomert e.a. stellen namelijk: ‘De voorwerpen die bij enkele scenario’s een rol spelen mogen overbekend verondersteld worden, zijn eenvoudig van aard en kunnen door de patiënt zelf gemanipuleerd worden’ (1995, p. 12). Om het voorwerp zo duidelijk mogelijk over te brengen op de afbeelding, is ervoor gekozen om de voorwerpen te fotograferen voor een witte achtergrond. Alle afbeeldingen zijn te vinden in Bijlage B.

3.2.1 Aangepaste scenario’s

In Tabel 1 wordt per scenario de versie uit de huidige ANTAT (Blomert et al., 1995) getoond gevolgd door de door ons aangepaste versie. Een uitgebreide beschrijving van de aanpassing die heeft plaatsgevonden en op basis van welke commentaren die aanpassing is gemaakt, is te vinden in Bijlage C.

Tabel 1: Per ANTAT-scenario de huidige en aangepaste versie.

Scenario Originele versie Aangepaste versie

1 ‘Stomerij’ U bent nu in de stomerij. U komt dit [testmateriaal: overhemd] ophalen en u krijgt het zo terug. Wat zegt u?

U bent nu in de stomerij. U komt uw jurk/pak [afhankelijk van vrouw/man] ophalen. U heeft het zo [afbeelding van kledingstuk met vlek] gebracht en u krijgt het zo [wijs nogmaals naar afbeelding] ook weer terug. Wat zegt u?

2 ‘Voetballen’ De kinderen op straat voetballen vlak voor uw voordeur. U heeft dat al vaker

verboden. U gaat naar buiten om de jongens toe te spreken. Wat zegt u?

De kinderen op straat voetballen vlak voor uw voordeur. U heeft ze daar al vaker op aangesproken. U gaat naar buiten om de jongens toe te spreken. Wat zegt u?

3 ‘Televisie’ We zijn in een winkel en u wilt een televisie kopen. Ik ben de verkoper/verkoopster daar. ‘Kan ik u van dienst zijn

mevrouw/mijnheer?’

We zijn in een winkel en u bent op zoek naar een nieuwe televisie. Ik ben de verkoper/verkoopster daar. ‘Kan ik u ergens mee helpen mevrouw/meneer?’

4 ‘Schoen U gaat met deze schoen [testmateriaal: schoen] naar de schoenmaker. Er is veel aan de hand met de schoen, maar om een of andere reden wilt u slechts één ding laten repareren. U mag kiezen wat. Wat zegt u?

U gaat met deze schoen [afbeelding van schoen met kapotte hak/losse zool] naar de schoenmaker om hem te laten repareren. Wat zegt u?

5 ‘Afspraak’ U heeft een afspraak met de dokter, maar er is iets tussen gekomen. U belt op en wat zegt u?

U heeft vandaag een afspraak met de kapper, maar er is iets tussen gekomen. U belt de kapper op. Wat zegt u?

(16)

12

6 ‘Slager’ U bent bij de slager en dit [testmateriaal: handschoen] ligt op de grond. Wat zegt u?

U bent bij de slager en dit [afbeelding van portemonnee waar geld uitsteekt] ligt op de grond. Wat zegt u?

7 ‘Buurman’ U ziet uw buurman lopen. U wilt hem vragen om een keertje op bezoek te komen. Wat zegt u?

U komt een vriend tegen die u al lang niet meer heeft gezien. U wilt hem vragen om weer een keertje af te spreken. Wat zegt u?

8 ‘Hond’ De hond van uw buurman blaft de hele dag. U heeft er echt genoeg van. U wilt het er met hem over hebben. Wat zegt u?

Uw buren zorgen regelmatig voor

geluidsoverlast. Nu staat de muziek weer te hard. U heeft er echt genoeg van. U wilt het er met hen over hebben. Wat zegt u?

9 ‘Kennismaken’ U bent net bij mij in de straat komen wonen en wilt met mij kennismaken. U belt bij mij aan en zegt?

U bent net verhuisd en u komt uw nieuwe buren tegen. U wilt met ze kennismaken. Wat zegt u?

10 ‘Fruitmand’ U bent in een groentezaak en wilt een fruitmand laten bezorgen bij een kennis. Ik ben de groenteman. Wat zegt u tegen mij?

U bent in een bloemenzaak en wilt een boeket laten bezorgen bij een kennis. Ik ben de bloemist. Wat zegt u tegen mij?

11 ‘Bril’ Dit [testmateriaal: bril] is van u. U bent nu in de brillenzaak. Ik ben de

verkoper/verkoopster. Wat zegt u?

Dit [afbeelding: bril met scheef pootje] is van u. U bent nu in de brillenzaak. Ik ben de verkoper/verkoopster. Wat zegt u?

12 ‘Verjaardag’ Ik heb u net uitgenodigd om naar mijn verjaardag te komen. Daar heeft u absoluut geen zin in. Dat overkomt iedereen wel eens. Wat zegt u tegen mij?

Ik heb u net uitgenodigd om naar mijn verjaardag te komen. Daar heeft u absoluut geen zin in. Dat kan wel eens gebeuren. Wat zegt u tegen mij?

13 ‘Rekening’ U heeft een tijdje geleden iets gekocht en de rekening [testmateriaal: rekening ‘betaald’] bewaard. Vandaag kreeg u weer dezelfde rekening [testmateriaal: rekening]. U gaat er naar toe. Wat zegt u?

U heeft een tijdje geleden iets gekocht en het rekeningafschrift [afbeelding van rekeningafschrift] ervan bewaard. Vandaag kreeg u een betalingsherinnering

[afbeelding van betalingsherinnering]. U belt naar de winkel. Wat zegt u?

14 ‘Kurkentrekker’ U bent nu de verkoper. Ik wil een van deze

twee dingen [testmateriaal: 2

kurkentrekkers] van u kopen. U moet mij advies geven. Wat moet ik doen?

Een kennis vraagt u om hulp. Hij wil graag een nieuwe wekker kopen, maar twijfelt tussen deze twee [afbeeldingen van een analoge en een digitale wekker]. U geeft hem advies en zegt …

15 ‘Kind’ Er is bij u een kind gevallen. Het ziet er niet zo best uit. U belt naar de huisarts en zegt?

U ziet dat het schuurtje van uw buren in brand staat. Er is niemand in de buurt. U belt 112 en zegt?

16 ‘Gips’ U komt een oude kennis tegen op straat. Uw arm zit in het gips. Hij kijkt u verbaasd aan. Leg aan hem uit wat er met u gebeurd is …

U komt een oude kennis tegen op straat. Uw arm zit in het gips. Hij kijkt u verbaasd aan en vraagt wat er gebeurd is. Wat zegt u?

(17)

13

17 ‘Loket’ U bent op het station. U moet naar Zwolle. U staat voor het loket. Wat zegt u?

U bent op het station. U moet naar Zwolle. De trein vertrekt van een ander perron. U heeft behoorlijke haast, maar u weet niet waar u naartoe moet. U loopt naar de conducteur en vraagt…

18 ‘Kat’ Er komt bij u thuis een kat aangelopen. Om zijn nek zit een bandje met een

telefoonnummer. U belt op en zegt …

Er komt bij u thuis een hond aangelopen. Om zijn nek zit een halsband met een telefoonnummer. U belt op en zegt …

19 ‘Restaurant’ U moet een etentje voor een bruiloft regelen. U bent nu in een restaurant. Ik ben de eigenaar/eigenaresse. Wat zegt u tegen mij?

U wilt een etentje voor uw verjaardag regelen. U belt naar een restaurant om te reserveren. Ik ben de eigenaar/eigenaresse van het restaurant. Wat zegt u tegen mij?

20 ‘Loodgieter’ Ik bel naar de loodgieter. Per ongeluk krijg ik u aan de lijn. Ik zeg: ‘Loodgieter, kunt u vanmiddag langskomen?’. Wat zegt u?

U belt naar de gemeente. U wilt iemand van de gemeente spreken, maar blijkbaar klopt het nummer niet. Per ongeluk krijgt u mij aan de lijn. Wat zegt u?

3.3 Experiment ‘Pilot’

Om te toetsen of de aangepaste scenario’s beter scoren dan de originele scenario’s uit de ANTAT (Blomert et al., 1995), werd er een pilot uitgevoerd. De opzet hiervan wordt in de volgende paragrafen beschreven.

3.3.1 Participanten ‘Pilot’

De werving van participanten vond plaats in de periode van april tot en met mei 2015. Hiervoor zijn er mensen uit de (naaste) omgeving van de onderzoekers benaderd. Er is hier daarom geen sprake van een willekeurige trekking. De benadering van mensen gebeurde persoonlijk, schriftelijk of telefonisch. In totaal hebben 60 participanten deelgenomen aan dit experiment.

De inclusiecriteria waren Nederlands als moedertaal en een leeftijd tussen de 30 en 85 jaar. Exclusiecriteria waren neurologische aandoeningen die de communicatie zouden kunnen beperken, gehoorstoornissen, zichtproblemen en lees- of schrijfstoornissen.

Bij de werving van participanten werd rekening gehouden met de verdeling van leeftijd, vanwege vooraf opgestelde leeftijdscategorieën. Het doel van deze leeftijdscategorieën is om een gemiddelde leeftijd van participanten te verkrijgen die vergelijkbaar is met de gemiddelde leeftijd van een afasiepatiënt. In voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014) werd er gewerkt met een vergelijkbaar aantal participanten, namelijk 58. Dit is de reden dat huidig onderzoek dezelfde spreiding van die leeftijden van participanten als uitgangspunt nam. De gemiddelde leeftijd van de participanten van dit onderzoek was 51,9 jaar. Deze gemiddelde leeftijd was vergelijkbaar met de gemiddelde leeftijd van sprekers met afasie (M = 52.7; SD = 12.9; in jaren) (El Hachioui et al., 2013, in Filipinski, 2014).

(18)

14 Ook is er rekening gehouden met de afkomst van de participanten, zodat hier enigszins een spreiding in zat. Het grootste deel van de participanten was afkomstig uit Gelderland en Limburg.

Van tevoren is geen rekening gehouden met een spreiding van het opleidingsniveau van de participanten. Het merendeel van de participanten heeft opleidingsniveau 5 of 6 (Verhage, 1964; Centraal Bureau voor Statistiek CBS, 2004) afgerond. Volgens de classificatie van Verhage staat 5 voor een gemiddeld opleidingsniveau en 6 voor een hoog afgeronde opleiding.

Een uitgebreid overzicht van bovengenoemde gegevens is te vinden in Tabel 2 in Bijlage D.

3.3.2 Materiaal ‘Pilot’

Bij dit experiment werd gebruik gemaakt van een vragenlijst met daarin de originele scenario’s uit de ANTAT (Blomert et al., 1995) samen met de aangepaste scenario’s (zie Bijlage E). Omdat de groep participanten van huidig onderzoek verschilde met de groep uit het voorgaande masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014), werden zowel de originele als aangepaste scenario’s getoetst. Op deze manier konden de scores van originele en aangepaste versies op een juiste manier met elkaar vergeleken worden. De vragenlijst bestond uit twee delen. In deel I stonden de originele scenario’s 1 tot en met 10 en de aangepaste scenario’s 11 tot en met 20. In deel II stonden de originele scenario’s 11 tot en met 20 en de aangepaste scenario’s 1 tot en met 10. In beide delen komen de originele en aangepaste scenario’s telkens om en om aan bod. Na origineel scenario 1 volgde dus aangepast scenario 11, gevolgd door origineel scenario 2 en aangepast scenario 12 enzovoort, tot alle scenario’s aan bod gekomen waren.

In de vragenlijst werd elk scenario gevolgd door twee vragen waarmee het scenario beoordeeld kon worden. Vraag één luidde: ‘Wie bent u in deze situatie?’, waarna het antwoord van de participant als correct (1) of incorrect (0) kon worden beoordeeld door de onderzoeker. Deze vraag werd gesteld om de eenduidigheid van de rolverdeling te testen. Omdat uit voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014) bleek dat de rolverdeling in sommige scenario’s onduidelijk was, was het in huidig onderzoek namelijk de bedoeling om te testen of de rolverdeling na aanpassing van scenario’s verduidelijkt was.

De tweede vraag ging in op de beleving van de participant. Deze vraag luidde: ‘Kunt u zich voorstellen dat uzelf of andere mensen deze situatie in het alledaagse leven tegenwoordig meemaken? U hoeft deze situatie niet zelf meegemaakt te hebben.’ Hierbij werd er gebruik gemaakt van een zespuntsschaal met een nummering van 1 tot 6, waarbij 1 gelijk staat aan ‘Ja, dat kan ik heel goed.’ en 6 aan ‘Nee, dat kan ik helemaal niet.’. De participanten kregen deze vraag, inclusief zespuntsschaal, voor zich op A4-formaat (zie Bijlage F) om voor hen het beantwoorden van de vraag te vereenvoudigen. In voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014) werden ‘actualiteit’ en ‘inleefbaarheid’ beoordeeld met behulp van twee verschillende vragen. Zoals in paragraaf 3.1.1 beschreven staat, bleek verwarring te zijn ontstaan over het onderscheid tussen beide vragen. Om deze verwarring te voorkomen, is ervoor gekozen om ditmaal de vragen over actualiteit en inleefbaarheid samen te voegen onder het criterium ‘inleefbaarheid’.

(19)

15 Bij een aantal huidige en aangepaste scenario’s worden 3D-objecten of afbeeldingen gebruikt om deze scenario’s te verduidelijken. In paragraaf 3.2 staat reeds beschreven hoe de onderzoekers deze afbeeldingen verkregen. De 3D-objecten zijn door beide onderzoekers zelf verzameld door een representatieve vorm van deze objecten in hun omgeving te zoeken. Deze objecten kwamen overeen met de omschrijving ervan in de ANTAT.

3.3.3 Procedure experiment ‘Pilot’

Voorafgaand aan het experiment ontvingen de participanten een informatiebrief (zie Bijlage G). Deze werd bij de benadering van deze mensen schriftelijk toegestuurd. Indien de benadering telefonisch gebeurde, kregen de participanten deze informatiebrief voorafgaand aan het experiment te lezen. Na deze informatiebrief volgde de schriftelijke instructie (zie Bijlage H) en werd een toestemmingsverklaring (Bijlage I) ondertekend door de participant. Daarna werden de belangrijkste punten uit de instructie herhaald door de onderzoeker. De kaart met de zespuntsschaal werd voor de participant neergelegd. Onderzoeker en participant zaten tegenover elkaar en er waren op moment van afname geen andere personen aanwezig.

Vervolgens werden er twee voorbeeldscenario’s (zie Bijlage J) voorgelegd aan de participant. De participant reageerde op het scenario alsof hij zich daarin bevond en gaf vervolgens antwoord op dezelfde vragen als bij de veertig officiële scenario’s, namelijk: ‘Wie bent u in deze situatie?’ en ‘Kunt u zich voorstellen dat uzelf of andere mensen deze situatie in het alledaagse leven tegenwoordig meemaken? U hoeft deze situatie niet zelf meegemaakt te hebben.’ De participant had hier dezelfde antwoordmogelijkheden als bij de officiële scenario’s. Hierna werd de opname gestart en kon begonnen worden met de scenario’s. Om het eventuele optreden van een leereffect zoveel mogelijk te voorkomen, werd bij één helft van de participanten gestart met deel I, gevolgd door deel II. Bij de andere helft werd deel II eerst afgenomen, gevolgd door deel I.

Nadat alle scenario’s waren afgenomen, werden persoonlijke gegevens van de participanten genoteerd (zie Bijlage K). De gehele afname van het experiment verliep volgens een vooraf opgesteld protocol (zie Bijlage L).

3.3.4 Analyse ‘Pilot’

Tot slot werden in dit onderzoek data-analyses uitgevoerd op de antwoorden van 60 gezonde participanten op de twee vragen over rolverdeling en inleefbaarheid. Voor deze data-analyses werd gebruik gemaakt van IBM SPSS Statistics versie 21 (Statistical Package of the Social Sciences, 2012).

Bij de eerste data-analyse werden de beoordelingen op inleefbaarheid eenzijdig getoetst met behulp van een Wilcoxon rangtekentoets, om te bepalen of de aangepaste ANTAT-scenario’s beter beoordeeld werden qua ‘inleefbaarheid’ dan de originele scenario’s. Vervolgens werd er een MCNemar test uitgevoerd op de beoordelingen van ‘rolverdeling’ om te bekijken of de rolverdeling duidelijker bevonden werd in de aangepaste scenario’s dan in de originele scenario’s.

(20)

16

4. RESULTATEN

In dit hoofdstuk zullen de resultaten besproken worden van de analyse van de afname van ‘Pilot’, die beschreven staat in voorgaand hoofdstuk. Allereerst zullen de resultaten van de beoordeling van de scenario’s wat betreft ‘inleefbaarheid’ behandeld worden. Vervolgens worden de resultaten van de eenduidigheid van rolverdeling besproken. Deze resultaten zullen tenslotte besproken worden in hoofdstuk 5 ‘Discussie’.

4.1 Resultaten ‘Beoordeling inleefbaarheid’

In Figuur 1 is de gemiddelde beoordeling van 60 gezonde participanten van ANTAT deel I (Blomert et al., 1995) wat betreft ‘inleefbaarheid’ weergegeven.

Zoals in hoofdstuk 3 ‘Methode’ beschreven, werd de beoordeling gedaan met behulp van een zespuntsschaal, waarbij 1 stond voor een goede inleefbaarheid en 6 voor een slechte inleefbaarheid in het scenario. De laagste gemiddelde beoordeling die een scenario kon krijgen, was een 1. De hoogst mogelijke gemiddelde beoordeling was een 6. Daarom geldt voor Figuur 1 en 2 in deze paragraaf dat een lagere gemiddelde beoordeling betekent dat de gezonde participanten zich over het algemeen beter konden inleven in het betreffende scenario.

Figuur 1: Gemiddelde beoordeling ‘inleefbaarheid’ van de originele en aangepaste scenario’s van ANTAT deel I door gezonde sprekers.

Zoals Figuur 1 laat zien, lagen de gemiddelde beoordelingen voor de originele en aangepaste versies bij de meeste scenario’s vrij dicht bij elkaar.

Wat verder opvalt, is dat de gemiddelde beoordeling van het aangepaste scenario 4 ‘Schoen’ vrijwel gehalveerd was vergeleken met de gemiddelde beoordeling van de originele versie. Van alle scenario’s uit de ANTAT kreeg de originele versie van dit scenario de slechtste gemiddelde beoordeling. Ook valt op dat de gemiddelde beoordelingen van de aangepaste scenario’s 1 ‘Stomerij’ en 5 ‘Afspraak’ duidelijk lager waren dan de originele versies ervan. Voor scenario’s 2 ‘Voetballen’, 9 ‘Kennismaken’ en 10 ‘Fruitmand’ geldt ook dat de aangepaste versie een betere beoordeling kreeg dan de originele versie. Volgens verwachting konden de gezonde participanten zich dus beter inleven in de aangepaste versies van deze scenario’s.

0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 G e m id de ld e be oo rde li ng Scenario's ANTAT Origineel Aangepast

(21)

17 Tot slot scoorden scenario’s 3 ‘Televisie’, 6 ‘Slager’, 7 ‘Buurman’ en 8 ‘Hond’ tegen verwachting in beter op de originele versie dan op de aangepaste versie.

In Figuur 2 is de gemiddelde beoordeling van 60 gezonde participanten van ANTAT deel II wat betreft ‘inleefbaarheid’ weergegeven.

Figuur 2: Gemiddelde beoordeling ‘inleefbaarheid’ van de originele en aangepaste scenario’s van ANTAT deel II door gezonde sprekers.

Figuur 2 laat zien dat van veel scenario’s uit ANTAT deel II de originele en aangepaste versie over het algemeen redelijk gelijk beoordeeld werden. Scenario 16 ‘Gips’ had zelfs een gelijke beoordeling voor beide versies.

Scenario’s 17 ‘Loket’, 19 ‘Restaurant’ en 20 ‘Loodgieter’ vallen op, omdat de gemiddelde scores van de originele en aangepaste versies duidelijk verschilden. De gezonde participanten konden zich beter inleven in de aangepaste versies van deze scenario’s. Scenario 13 ‘Rekening’ kreeg tevens een betere beoordeling op de aangepaste versie dan op de originele versie.

Scenario’s 11 ‘Bril’ en 12 ‘Verjaardag’ ontvingen tegen verwachting in een betere beoordeling op de originele versie dan op de aangepaste versie. Verder valt scenario 14 ‘Kurkentrekker’ op, omdat dit scenario de slechtste gemiddelde beoordeling kreeg op de aangepaste versie ervan. Toch scoorde de originele versie van scenario 14 ‘Kind’ ook niet goed, deze kreeg namelijk een slechtere beoordeling dan de meeste andere originele scenario’s. Voor scenario 15 ‘Kind’ geldt dat er een duidelijk verschil zat tussen de beoordelingen van de originele en aangepaste versie en dat de originele versie hiervan dus beter scoorde.

Waarnemingen Wilcoxon rangtekentoets

Wanneer de resultaten van de Wilcoxon rangtekentoets bekeken worden, wordt duidelijk dat verschillende scenario’s die in Figuur 1 en 2 duidelijk naar voren komen, daadwerkelijk een significant betere beoordeling hebben gekregen op de aangepaste versie ervan. Er werd een

0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 G e m id de ld e be oo rde li ng Scenario's ANTAT Origineel Aangepast

(22)

18 Sidak-correctie toegepast, waardoor alle effecten gerapporteerd worden vanaf een significantiewaarde van 0.034.

Scenario 1 ‘Stomerij’ heeft een significant betere gemiddelde beoordeling gekregen op de aangepaste versie (M = 1.95; SD = 1.27) dan op de originele versie (M = 2.5, SD = 1.38), T = 161.50 p = 0.018, r = -0.3. Scenario 4 ‘Schoen’ heeft het grootste verschil in gemiddelde beoordeling van beide versies. De aangepaste versie (M = 1.47, SD = 0.92) van dit scenario heeft een significant betere beoordeling dan de originele versie (M = 2.93, SD = 1.75), T = 48.5, p < 0.001, r = -0.61. Scenario 5 ‘Afspraak’ scoorde tevens gemiddeld significant beter op de aangepaste versie (M = 1.32, SD = 0.57) dan op de originele versie ervan (M = 1.72, SD = 1.08), T = 10, p = 0.002, r = -0.4, net zoals de aangepaste versie van Scenario 17 ‘Loket’ (M = 1.58, SD = 0.85) significant beter scoorde dan de originele versie van dit scenario (M = 2.20, SD = 1.59), T = 104, p = 0.004, r = -0.37. Ook scenario 19 ‘Restaurant’ kreeg gemiddeld een betere beoordeling voor de aangepaste versie (M = 1.20, SD = 0.40) dan voor de originele versie (M = 1.65, SD = 0.80), T = 21, p < 0.001, r = -0.52. Tot slot werd de aangepaste versie (M = 1.40, SD = 0.67) van scenario 20 ‘Loodgieter’ gemiddeld significant beter bevonden dan de originele versie ervan (M = 1.68, SD = 0.83), T = 65, p = 0.002, r = -0.41.

Echter, bij één scenario werd de originele versie verkozen boven de aangepaste versie. Dit is het geval bij scenario 15 ‘Kind’. Dit scenario kreeg een significant betere gemiddelde beoordeling voor de originele versie (M = 1.55, SD = 0.87) dan voor de aangepaste versie (M = 1.93, SD = 1.21), T = 179.5, p = 0.022, r = -0.3.

4.2 Resultaten ‘Eenduidigheid rolverdeling’

In Figuur 3 wordt weergegeven hoeveel procent van de gezonde participanten de rolverdeling goed begreep tijdens de afname van de originele scenario’s.

Figuur 3: Beoordeling 'rolverdeling' per origineel scenario door gezonde participanten (n=60=100%).

In Figuur 3 is te zien dat voor de gezonde participanten de rolverdeling in alle originele scenario’s duidelijk was, op twee scenario’s na. In totaal begrepen 17 participanten (28,3 %) de rolverdeling verkeerd in de originele versie van scenario 9 ‘Kennismaken’. In het originele scenario 20 ‘Loodgieter’ werd door 3 participanten (5 %) de rolverdeling verkeerd begrepen.

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 Fre qu e nti e v a n res po ns e n Scenario's ANTAT Correct Incorrect

(23)

19 Ter vergelijking wordt in Figuur 4 weergegeven voor hoeveel procent van de gezonde participanten de rolverdeling van de aangepaste scenario’s eenduidig was.

Figuur 4: Beoordeling 'rolverdeling' per aangepast scenario door gezonde participanten (n=60=100%).

In Figuur 4 is te zien dat in de meeste aangepaste scenario’s de rolverdeling wederom duidelijk was, op een aantal scenario’s na. Zo is te zien dat de rolverdeling in het aangepaste scenario 9 ‘Kennismaken’ voor 12 participanten (20 %) niet duidelijk was. In de aangepaste scenario’s 14 ‘Kurkentrekker’, 16 ‘Gips’ en 20 ‘Loodgieter’ werd één maal (1,7 %) de rol niet begrepen.

Waarnemingen MCNemar’s test

De MCNemar’s test leverde tegen verwachting in geen significante resultaten op omtrent de eenduidigheid van rolverdeling.

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 Fre qu e nti e v a n res po ns e n in % Scenario's ANTAT Missing Correct Incorrect

(24)

20

5. DISCUSSIE

Zoals eerder vermeld, maakt deze bachelorscriptie deel uit van een breder onderzoek (Ruiter et al., 2011) naar een kwantitatief scoringsmodel dat toegepast kan worden binnen de ANTAT (Blomert et al., 1995) bij de meting van functionele communicatievaardigheid. Het doel van huidig bachelorscriptie-onderzoek was het maken van aanpassingen in de scenario’s van de ANTAT, zodat deze voldoen aan de criteria ‘actualiteit’, ‘inleefbaarheid’ en ‘verbale eenduidigheid’. Om dit doel te bereiken, moest duidelijk worden welke scenario’s in aanmerking kwamen voor aanpassing en waar deze aanpassing vervolgens aan moest voldoen. Om een antwoord te vinden op deze vragen, werd een onderzoeksvraag inclusief deelvraag opgesteld.

In de volgende paragrafen zullen de onderzoeksvraag en deelvraag herhaald en beantwoord worden en worden afgezet tegen de vooraf opgestelde verwachtingen. Vervolgens worden opmerkingen omtrent de afname van ‘Pilot’ besproken. Tot slot zullen er aanbevelingen worden gedaan voor vervolgonderzoek

5.1 Welke scenario’s behoeven aanpassing en waar moet deze aanpassing aan voldoen? Welke scenario’s uit de huidige Amsterdam-Nijmegen Test voor Alledaagse Taalvaardigheden (ANTAT; Blomert et al., 1995) behoeven een aanpassing of vervanging, omdat ze volgens gezonde proefpersonen niet voldoen aan de itemcriteria bestaande uit actualiteit, inleefbaarheid en verbale eenduidigheid?

Uit de volledige analyse die werd uitgevoerd aan de hand van gegevens van voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014), bleek dat alleen scenario 8 ‘Hond’ en 11 ‘Bril’ geen aanpassing zouden behoeven. Dit is in tegenstelling tot de bevindingen aan de hand van slechts een kwantitatieve analyse (Filipinski, 2014), waaruit alleen scenario 12 ‘Verjaardag’ naar voren kwam als scenario dat aan de drie itemcriteria (Blomert et al., 1995) voldeed. De resultaten van de volledige analyse komen redelijk overeen met mijn verwachtingen. Ik verwachtte namelijk dat er meerdere scenario’s naar voren zouden komen die reeds voldoen aan de itemcriteria. Dat alleen scenario’s 8 ‘Hond’ en 11 ‘Bril’ hier naar voren komen, is echter niet erg overtuigend. Het betreft hier namelijk slechts twee van de twintig scenario’s.

Zoals in hoofdstuk 3 ‘Methode’ beschreven werd, is er uiteindelijk voor gekozen om toch alle scenario’s van een aanpassing te voorzien, omdat het trekken van een objectieve grens tussen scenario’s die wel en niet aangepast zouden worden erg moeilijk te verantwoorden bleek. Naar mijn idee is dit een goed besluit geweest. Op deze manier hebben we namelijk alle scenario’s kunnen aanpassen naar het commentaar van sprekers zonder afasie uit het voorgaande masterscriptie-onderzoek van Filipinski (2014). Door de afname van zowel de oude als nieuwe scenario’s bij een nieuwe groep sprekers zonder afasie in huidig onderzoek kon goed beoordeeld worden of de suggesties, die gedaan werden door de gezonde sprekers uit het voorgaande masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014), daadwerkelijk zouden leiden tot betere beoordelingen van de scenario’s wat betreft ‘actualiteit’, ‘inleefbaarheid’ en ‘verbale eenduidigheid’. Dat brengt mij bij de deelvraag:

(25)

21 Waar moet een aanpassing of vervanging aan voldoen om de scenario’s uit de huidige ANTAT (Blomert et al., 1995) te laten voldoen aan de itemcriteria bestaande uit actualiteit, inleefbaarheid en verbale eenduidigheid?

Zoals in hoofdstuk 3 ‘Methode’ en hierboven beschreven werd, zijn alle aanpassingen aan de scenario’s van de ANTAT gedaan op basis van commentaar door een groep sprekers zonder afasie uit voorgaand onderzoek (Filipinski, 2014). Mijn algemene verwachting wat betreft deze deelvraag was dat, voor de scenario’s die volgens de volledige analyse in huidig onderzoek in aanmerking kwamen voor aanpassing, een aanpassing op basis van commentaar van sprekers zonder afasie uit eerder masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014) zou volstaan om een betere beoordeling te krijgen en daarmee te voldoen aan de itemcriteria opgesteld door Blomert e.a. (1995).

Uit de resultaten van de afname van ‘Pilot’, die in hoofdstuk 4 ‘Resultaten’ te zien zijn in Figuur 1 en 2, bleek de aangepaste versie van verschillende scenario’s beter inleefbaar en actueel dan de originele versie. Echter, bij slechts scenario’s 1 ‘Stomerij’, 4 ‘Schoen’, 5 ‘Afspraak’, 17 ‘Loket’, 19 ‘Restaurant’ en 20 ‘Loodgieter’ bleek het verschil in beoordeling tussen de aangepaste en huidige versie daadwerkelijk significant. Dit betreft dus slechts ongeveer een derde van alle scenario’s. Scenario 15 ‘Kind’ werd wat betreft de itemcriteria ‘actualiteit’ en ‘inleefbaarheid’ zelfs slechter beoordeeld op de aangepaste versie dan op de originele versie. In dit scenario dient de spreker de huisarts te bellen vanwege een gevallen kind. Hoewel het scenario is aangepast op basis van het commentaar over onduidelijkheid van de relatie tot het kind, werd tijdens de afname van ‘Pilot’ nauwelijks opgemerkt dat de voorkeur uitging naar de aangepaste versie van scenario 15 ‘Kind’. Ook werd tegen mijn verwachtingen in scenario 14 ‘Kurkentrekker’ niet significant beter beoordeeld. Naar mijn idee heeft dit te maken met de rol van adviesgever die de spreker moet aannemen. Ook lijken beide soorten wekkers geen goede vervanging te zijn voor de kurkentrekkers uit het originele scenario. Tijdens de afname van ‘Pilot’ werd door de participanten namelijk vaak opgemerkt dat het ze onwaarschijnlijk leek dat iemand advies nodig zou hebben over een wekker. Wat hen betreft is iemand vaak prima in staat om hier zelf over te beslissen.

Wanneer de beoordelingen op de scenario’s wat betreft het derde itemcriterium, verbale eenduidigheid, bekeken worden, valt op dat scenario’s 20 ‘Loodgieter’ en met name 9 ‘Kennismaken’ slecht scoren met de originele versies (zie Figuur 3). Wat betreft de aangepaste versies, te zien in Figuur 4, scoren scenario 9 ‘Kennismaken’ en 20 ‘Loodgieter’ minder slecht. Dit verschil bleek helaas niet significant. Echter, bij de kwantitatieve analyse in huidig onderzoek van de resultaten van voorgaand masterscriptie-onderzoek (Filipinski, 2014), zoals beschreven in paragraaf 3.1.1, werd een drempelwaarde van 5% gehanteerd bij dit derde criterium, verbale eenduidigheid. De scenario’s die deze drempelwaarde haalden, voldeden volgens huidig onderzoek niet aan dit criterium. Om te bekijken welke scenario’s volgens de resultaten van de afname van ‘Pilot’ niet voldoen aan het criterium ‘verbale eenduidigheid’, kan deze drempelwaard wederom gehanteerd worden. Wat opvalt, is dat de originele versie van scenario 20 ‘Loodgieter’ de drempelwaarde haalt en daarom niet voldoet aan het itemcriterium. De aangepaste versie van dit scenario scoort echter wel onder deze drempelwaarde en voldoet daarom aan dit itemcriterium. Scenario 9 ‘Kennismaken’ scoort

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mocht het, hoe jammer dan ook, de ontwikkeling van de Cranehoeve of de Pint niet door te kunnen gaan dan blijft voor de buurt de enige mogelijk over om het weiland naast de

Dat komt omdat uit de bottom-up analyse naar de sector gebouwde omgeving naar voren is gekomen dat er in de provincie Utrecht veel potentie is voor overige hernieuwbare

• Vanuit de toekomst terug redeneren naar het heden5.

 Ontwikkeling bodemspecifieke (N,P,K-limitaties) relatie voedselrijkdom en nieuwe

Voor nieuwe schulden die onder dit scenario worden aangegaan, geldt dat de belastingplichtige moet kunnen aantonen dat een lening is aangegaan voor aanschaf, verbetering of

Waddenzee - nabij Terschelling | Deze visualisatie is gemaakt vanaf de Waddenzee in de vaargeul tussen Harlingen en Terschelling, de kijkrichting is zuidelijk. De afstand tot

- Resultaten zijn berekend ten opzichte van de referentiesituatie (i.c. scenario 1 – vergunde situatie) en worden alleen getoond op (bijna) overbelaste hexagonen..

Onder de huidige OESO-voorstellen zouden naast de spelers die geautomatiseerde digitale diensten leveren echter ook de veel bredere groep van zogenoemde ‘consumer-facing