• No results found

Michel Dumoulin, avec la collaboration de Pierre-Olivier Laloux, Les Stoclet:Microcosme d’ambitions et de passions

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Michel Dumoulin, avec la collaboration de Pierre-Olivier Laloux, Les Stoclet:Microcosme d’ambitions et de passions"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

© 2013 Royal Netherlands Historical Society | KNHG

Creative Commons Attribution 3.0 Unported License

URN:NBN:NL:UI:10-1-109937 | www.bmgn-lchr.nl | E-ISSN 2211-2898 | print ISSN 0615-0505

BMGN - Low Countries Historical Review | Volume 128-2 (2013) | review 29

Michel Dumoulin, avec la collaboration de Pierre-Olivier Laloux, Les Stoclet: Microcosme

d’ambitions et de passions (Collection Belgique - Europe - Outre-Mer; Bruxelles: Le Cri,

2011, 536 pp., ISBN 978 2 8710 6565 4).

Aan de Avenue Tervueren, een van de oostelijke toegangswegen van Brussel, bevindt zich een canoniek werk uit de Europese architectuurgeschiedenis: Palais Stoclet, een streng aandoende compositie van witmarmeren kubussen omlijst door verguld metalen sierranden en bekroond door een koepeltoren met gestileerde bloemmotieven. Het interieur is niet te bezichtigen, maar de aankleding ervan in voornamelijk ivoorkleurig marmer, zwart en goud, met bijpassende meubels en decoraties door vermaarde kunstenaars, is welbekend via foto’s. Het gebouw geldt als een van de meest ver doorgevoerde voorbeelden van een Gesamtkunstwerk in de stijl van de Wiener Werkstätte. Ontwerper en regisseur van het totaal was de Weense architect Josef Hoffmann (1871-1956), die het in 1911 voltooide.

Hoe is zo’n Weens ‘Fremdkörper’ tot stand gekomen in Brussel, waar het zowel detoneerde met de historiserende, eclecticistische architectuur van de late negentiende eeuw als met de eigentijdse Brusselse Art Nouveau met haar ranke, luchtige constructies en kleurige decoraties in golvende asymmetrische vormen? Het boek Les Stoclet is

bedoeld om deze in Brussel exclusieve architectuur een historische en sociale context te geven. Het honderdjarig bestaan van het gebouw was voor Philippe Stoclet, de enig overgebleven mannelijke drager van de familienaam en opgegroeid in het huis, aanleiding tot het geven van een opdracht tot het schrijven van een geschiedenis van de familie, die, naar hij schrijft, haar belang ontleent aan dit huis en de betekenis die het heeft gehad als cultureel trefpunt. Hij hoopt er tevens een impuls mee te geven tot de broodnodige restauratie. Ook de auteur schrijft in de inleiding, dat hij niet de zoveelste

architectuurhistorische monografie over Palais Stoclet wil schrijven, noch een

familiekroniek, maar dat hij de focus richt op de mannen en vrouwen voor wie het huis ‘le dénominateur commun à travers le temps’ is geweest.

Deze intenties worden eigenlijk niet waargemaakt. Ten eerste door de familie zelf: de betrokkenheid van de erfgenamen Stoclet is de laatste decennia vaak van

tegengestelde aard geweest. Processen tegen elkaar, de stad Brussel en de overheid (onder andere tegen plaatsing op de UNESCO-Werelderfgoedlijst die huis en inboedel onverkoopbaar maakt) maken tot op heden de toekomst van het pand ongewis. Maar

(2)

ook wordt al snel duidelijk dat de interesse van auteur Michel Dumoulin – opgeleid als ingenieur en werkzaam bij het Europees Economisch en Sociaal Comité – duidelijk ergens anders ligt. Zeer gedetailleerd en met kennelijk plezier beschrijft hij de talloze

commissariaten en directoraten die de achtereenvolgende generaties Stoclet hebben bekleed, vooral in de exploitatie van spoorlijnen, de fabricage van spoorwegmaterieel en het bankwezen. De Compagnie Auxiliaire Belge de Chemins de Fer, vanaf 1887 de

Compagnie Auxiliaire Internationale de Chemins de Fer (CAIB), vormde de financiële ruggengraat van de familie die twee wereldoorlogen, uiteenvallen en ontstaan van naties, en nationaliseringen door nieuwe overheden wist te doorstaan. Door goede huwelijken wisten de eerste twee generaties Stoclet hun fortuin uit te breiden en internationale contacten op te bouwen. Door het plaatsen van familieleden en aangetrouwde familieleden op cruciale posten wisten zij een waar Europees transport- en

bankenimperium te vestigen. Het relaas over de diverse maatschappijen en hun fusies beslaat naar schatting driekwart van het boek; door de sterk feitelijke opsomming ervan is het moeilijk te volgen maar het geeft wel aan waar het enorme fortuin vandaan kwam dat de bouw van Palais Stoclet mogelijk heeft gemaakt.

De auteur laat het verhaal beginnen bij Alphonse Stoclet (1814-1892) (Alphonse I), geboren te Gembloux uit een familie van messenmakers, die echter vermogend genoeg was om de zoon een universitaire opleiding te laten volgen. Via de advocatuur (met als specialisatie het patentrecht), belangen in de fabricage van zinkwit, aankopen van vastgoed en tenslotte belangen in spoorlijnen wist hij een vermogen op te bouwen. De lijn werd voortgezet door zijn zoon Victor (1843-1904) (Victor I), die het

spoorwegimperium op internationale schaal uitbreidde, in het bijzonder wat Oostenrijk betreft. In de derde generatie lijkt Alphonse II (1871-1949) aanvankelijk van de lijn af te wijken. Hij rondt zijn ingenieursopleiding niet af, gaat ondanks tegenwerking van zijn ouders een ‘mesalliance’ aan met Suzanne Stevens, telg uit een kunstenaarsfamilie, en vertrekt naar Milaan waar hij actief participeert in het culturele leven. Maar ook daar, en wat later in Wenen waar hij een jaar verblijft en de inspiratie opdoet voor zijn latere Brusselse woonhuis, moet er verdiend worden en dat gaat natuurlijk via het

familienetwerk. Ook hij gaat posities binnen de directies van spoorwegmaatschappijen en banken bekleden. De auteur beoordeelt hem als iemand die zich keurig van zijn taak kwijt maar geen ‘entrepreneur conquérant’ is zoals zijn vader en grootvader. Hij verdient er geen Belgische frank minder om, en gaat na voltooiing van zijn prestigieuze huis dit completeren met huisconcerten en theateropvoeringen, en met de opbouw van een kunstcollectie. Geheel volgens de esthetiek die bij een interieur van de Wiener Werkstätte past, verzamelt Alphonse Italiaanse quattrocentoschilderijen, Chinese kunst, Afrikaans en Oceanisch houtsnijwerk, Byzantijnse kunstnijverheid en kunst van Belgische tijdgenoten als Khnopff, Ensor en Minne. Een deel van de collectie blijkt overigens van dubieuze herkomst te zijn (Chinese grafvondsten) of vervalst dan wel verkeerd toegeschreven door tussenkomst van onbetrouwbare kunsthandelaars of adviseurs (Bernard

(3)

Na de dood van Alphonse en Suzanne Stoclet in 1949 wordt het beheer van Palais Stoclet als cultureel trefpunt voortgezet door hun jongste zoon Jacques en zijn vrouw, die in 2002 sterft. De erfgenamen, die inmiddels het grootste deel van de kunstcollectie verkocht hebben, houden nog steeds vast aan hun claim op het onverdeelbare

Gesamtkunstwerk. Het is de vraag of dit boek daarin op korte termijn verandering brengt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De fait, beaucoup de gens se remettent à lire aujourd’hui, notamment parmi les jeunes.» Ajoutons à cela le succès colossal du récent Salon du livre de Paris et l’on comprendra

Du coup, après le bac, elles se retrou- vent en fac, dans les écoles paramé- dicales ou les IUFM (Institut Universi- taire de Formation des Maîtres), formations «moins

Confronté à cette situation, Glencore reconnait une pollution et affirme avoir résolu le problème quelques jours avant la publication du rapport: «L’examen du

Ces écoles existent dans le monde entier et ont pour objectif de maintenir le niveau de néerlandais des enfants néerlandophones au même niveau que les enfants qui grandissent

Pour le Représentant spécial du Secrétaire général des Nations Unies, Alan Doss, « la mise en œuvre du STAREC, et le lancement aujourd’hui du Fonds de Stabilisation et de

C’est avec joie et affection que nous vous adressons ce message, au terme de la 36ème Assemblée plénière annuelle de notre Conférence épiscopale, tenue à Brazzaville, du 31 mars au

Plus d’un jeune sur deux lit au moins une fois par semaine, et ce sont les enfants du primaire qui sont les plus intéres- sés, puisqu’en moyenne ils lisent trois fois plus

Le vouvoiement dans les fables ne semblait pas eˆtre encore tre`s en vogue avant La Fontaine. Chez La Fontaine et Perrault, le renard vouvoie sa victime pour rendre ses flatteries