• No results found

Groenbemesterkeuze bij schadelijke aaltjes in aardbei, prei, Chinese kool, peen, sla en asperge

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Groenbemesterkeuze bij schadelijke aaltjes in aardbei, prei, Chinese kool, peen, sla en asperge"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Groenbemesterkeuze bij schadelijke aaltjes in aardbei,

prei, Chinese kool, peen, sla en asperge

Samenstelling: Hans Hoek, Gerard Korthals en Jacques Rovers (PPOAGV) Groenbemesters zijn onmisbaar om de bodem in goede

conditie te houden. Een groenbemester levert organische stof aan de bodem, verbetert de bodemvruchtbaarheid en bevordert een goede structuur. Sommige groenbemesters kunnen bij tijdige inzaai de resterende stikstof opnemen en over de winter heen tillen. Groenbemesters hebben ook nadelen. Een groenbemester kan schadelijke aaltjes vermeerderen waardoor de teelt van een volggewas met een (veel) hogere besmetting begint.

In deze brochure wordt ingegaan op de vermeerdering van schadelijke aaltjes door groenbemesters. Het gaat om aaltjes die schade kunnen veroorzaken bij de gewassen aardbei, prei, Chinese kool, peen, sla en asperge. WAARDPLANTSTATUS EN SCHADEGEVOELIGHEID Het is belangrijk om bij aaltjes onderscheid te maken tussen de schadegevoeligheid en de waardplantstatus van het gewas. De schadegevoeligheid geeft aan in welke mate een aaltje schade aan een gewas kan veroorzaken en hoe groot het opbrengstverlies ongeveer is.

In de aaltjesschema’s worden de verschillende

schadegevoeligheden weergegeven door diverse kleuren. Bij een gewas dat niet schadegevoelig is (kleur groen) treedt ook bij hoge besmetingen geen opbrengstverlies op. Bij een weinig schadegevoelig gewas (kleur geel) is het opbrengstverlies bij een hoge besmetting vrij beperkt (5 tot 15 procent). Bij matige schadegevoeligheid (kleur roze) is er geen opbrengstverlies bij een lage besmetting, maar bij een hoge besmetting is het opbrengstverlies hoog (15 tot 30 procent). Bij een heel schadegevoelig gewas (kleur paars) kan al bij een lage besmetting schade ontstaan en bij een hoge besmetting is het opbrengstverlies hoger dan 30 procent of kan het gewas of product volledig afgekeurd worden.

De waardplantstatus van het gewas geeft aan of een aaltje zich op een gewas kan vermeerderen en hoe sterk

de vermeerdering ongeveer is. Dit wordt in de aaltjes-schema’s weergegeven met verschillende symbolen. Bij een goede waardplant (symbool: ●●●) vermeerderen aaltjes zich sterk en is er een grote kans dat er na de teelt een hoge besmetting achterblijft. Bij een slechte waard-plant (symbool: ●) is de vermeerdering slecht en is het besmettingsniveau na de teelt meestal vrij laag. Een matige waardplant (symbool: ●●) zit daartussen in. Als een gewas of groenbemester geen waardplant is, kan het aaltje zich niet vermeerderen en neemt de besmetting net zoveel af als bij (zwarte) braak. In het aaltjesschema is dat omschreven als “natuurlijke afname” (symbool ). Als een gewas een aaltje bestrijdt, dan neemt de

besmetting (veel) sterker af dan bij braak. In het schema wordt weergegeven als “actieve afname” (symbool ).

SCHADE DOOR AALTJES

Aaltjes veroorzaken op verschillende manieren schade aan gewassen. Opbrengstverlies door een slechte groei komt heel vaak voor (foto1).

Postbus 430 8200 AK Lelystad

www.telenmettoekomst.nl

Foto 1: Groeiremming bij aardbeiplanten door Longidorus elongatus. Links een besmette, rechts een niet-besmette plant.

(2)

Aantasting door aaltjes kan ook leiden tot kwaliteitsverlies omdat het product beschadigd of misvormd is en soms wordt het product daardoor zelfs onverkoopbaar (foto 2).

Sommige aaltjes veroorzaken schade doordat ze virus overbrengen. Dit geldt voor Longidorus en Xiphinema aaltjes bij aardbeien. Daarnaast zijn er aaltjes die benoemd zijn tot quarantaine organisme en die daarom niet in vermeerderingsmateriaal aanwezig mogen zijn.

Belangrijke quarantaine organismen zijn o.a. Meloidogyne chitwoodi (het maïswortelknobbelaaltje), Meloidogyne fallax (het bedrieglijk maïswortelknobbelaaltje) en aardappelcysteaaltjes (AM).

SCHADELIJKE AALTJES IN AARDBEI, PREI, CHINESE KOOL, PEEN, SLA EN ASPERGE

In aaltjesschema 1 is de schadegevoeligheid van de zes gewassen voor een aantal belangrijke aaltjes

weergegeven.

Aardbei is heel schadegevoelig voor het Noordelijk wortelknobbelaaltje (M. hapla). Niet vanwege de kilo’s maar in de vermeerderingsteelt worden de aardbeiplanten afgekeurd als dit aaltje in het plantmateriaal voorkomt. Aardbei is schadegevoelig voor het wortellesieaaltje (P. penetrans), maar weinig schadegevoelig voor

stengelaaltjes. Daarnaast kunnen bladaaltjes bij aardbei veel schade veroorzaken. Bladaaltjes gaan met het plantmateriaal over. Verder kunnen Longidorus elongatus en Xiphinema aaltjes veel schade aan aardbei

veroorzaken, ook omdat ze virussoorten kunnen

overbrengen. Bij aardbei moet uitgangsmateriaal daarom vrij zijn van deze aaltjes anders wordt de partij afgekeurd. Over de vermeerdering van bladaaltjes en van Longidorus

en Xiphinema aaltjes door groenbemesters is helaas geen informatie beschikbaar en daarom zijn deze aaltjes niet in het schema opgenomen.

Prei is schadegevoelig voor trichodoriden (foto 3), maar weinig schadegevoelig voor het wortellesieaaltje en voor stengelaaltjes.

Chinese kool is schadegevoelig voor het witte en het gele bietencysteaaltje en vermeerdert deze aaltjes sterk. Chinese kool is ook gevoelig voor het speldaaltje (Paratylenchis bukowinensis, zie voor dit aaltje verder

onder peen) en weinig gevoelig voor stengelaaltjes. Chinese kool is niet schadegevoelig voor M. chitwoodi, maar kan dit aaltje wel vermeerderen (zie foto 4).

Peen is heel schadegevoelig voor de wortelknobbelaaltjes M. hapla (foto 2), M. chitwoodi en M. fallax en voor het wortellesieaaltje. Peen is daarnaast ook schadegevoelig Foto 2: Een voorbeeld van kwaliteitsverlies:

onver-koopbare peen door aantasting van M. hapla.

Foto 3: Schade aan preiwortels door trichodoriden.

Foto 4: Chinese kool met knobbels van M. chitwoodi.

(3)

voor trichodoriden (foto 5) en voor stengelaaltjes. Bovendien is peen heel schadegevoelig voor het speldaaltje (Paratylenchus bukowinensis). Speldaaltjes veroorzaken schade aan schermbloemige gewassen (peen, knolvenkel, knolselderij) en aan koolgewassen (waaronder Chinese kool) als deze gewassen in een te nauwe rotatie worden geteeld. Er is geen informatie over de vermeerdering van het speldaaltje door verschillende groenbemesters.

Sla is weinig schadegevoelig voor het Noordelijk wortelknobbelaaltje en het wortellesieaaltje. Van veel andere aaltjes is niet bekend of ze schade bij sla veroorzaken.

Asperge is schadegevoelig voor bietencysteaaltjes, maar

vermeerdert deze aaltjes niet. Van veel andere aaltjes is niet bekend of ze schade bij asperge veroorzaken.

GROENBEMESTERS

In aaltjesschema 2 is de vermeerdering van belangrijke aaltjes door de meest geteelde groenbemesters weer-gegeven. In onderstaande tabel staat de snelheid van grondbedekking en de vorstgevoeligheid (winterhardheid).

groenbemester 1 snelheid van

grondbedekking 2 gevoeligheid voor vorst 3 bladrammenas 9 3 gele mosterd 9 1 Italiaans raaigras 9 6 winterrogge 6 9 bladkool 9 5 witte klaver 6 7 Afrikaantje 5 1

1. van Japanse haver zijn weinig gegevens beschikbaar. Gezien ervaringen in de praktijk lijkt de grond snel bedekt te worden en is Japanse haver gevoelig voor vorst.

2. een hoger cijfer betekent een snellere grondbedekking. 3. een hoger cijfer betekent minder gevoelig voor vorst (een

betere winterhardheid).

Bladrammenas kan tot eind augustus gezaaid worden, maar bestrijdt witte bietencysteaaltjes alleen als er voor augustus wordt gezaaid. Als er later wordt gezaaid is het effect niet beter dan braak, dus gelijk aan een natuurlijke afname van de besmetting. Als er vroeg wordt gezaaid, dan moet het gewas (op 20 tot 30 cm hoogte) geklepeld worden om zaadvorming (en daarmee opslag in volgende jaren) te voorkomen. Een goed geklepeld gewas gaat hergroeien waardoor ook de bestrijding van

bietencysteaaltjes doorgaat. Sommige bladrammenas rassen (Terranova, Defender, Doublet etc.) zijn geen waardplant voor M. chitwoodi en een slechte waardplant voor M. fallax. Bladrammenas is niet vatbaar voor knolvoet. Vanwege de bestrijding van bietencysteaaltjes is

bladrammenas een goede groenbemester voorafgaand aan asperge en Chinese kool. Ook door de onvatbaarheid voor knolvoet past bladrammenas in een bouwplan met Chinese kool (of met andere koolsoorten).

Gele mosterd kan tot half september gezaaid worden, maar bestrijdt witte bietencysteaaltjes alleen als er voor augustus wordt gezaaid. Vanaf zaai in augustus is het effect bij een latere zaai meestal niet beter dan braak. Gele mosterd is heel vatbaar voor knolvoet en kan daarom beter niet geteeld worden in een bouwplan met koolsoorten. Een vroeg gezaaid gewas moet gemaaid of geklepeld worden om zaadvorming te voorkomen, maar er treedt dan geen hergroei op. Gele mosterd is daarom minder geschikt voor vroege zaai dan bladrammenas.

Bij Italiaans raaigras kan tot eind augustus gezaaid worden. Raaigrassen vermeerderen het aaltje Longidorus elongatus. Dit aaltje is heel schadelijk voor aardbei. Als dit aaltje voorkomt, moet de teelt van raaigrassen vooraf-gaand aan aardbeien dan ook afgeraden worden. Bij het onderwerken van raaigrassen moet voorkomen worden dat het zogenaamde “inkuileffect” (een zure, slecht verteerde massa) ontstaat, anders wordt de groei van het volggewas afgeremd. Dit kan door de graszode voor het ploegen kapot te frezen of door het gewas dood te spuiten. Winterrogge kan tot eind oktober worden gezaaid en is daarom heel geschikt na gewassen die laat worden geoogst. Omdat winterrogge goed winterhard is, kan het gewas in het vroege voorjaar eventueel worden gemaaid Foto 5: Vertakte peen door trichodoriden.

(4)

en als veevoer worden gebruikt. De gewasresten worden daarna ondergewerkt. Als winterrogge laat in het voorjaar wordt ondergewerkt, dan kan het een heel droge grond achterlaten.

Winterrogge en Italiaans raaigras zijn geen waardplant voor het Noordelijk wortelknobbelaaltje (M. hapla) en zijn daarom goede groenbemesters op percelen die met dit aaltje besmet zijn. Maar deze groenbemesters kunnen andere schadelijke aaltjes als M. chitwoodi, M. fallax, P. penetrans en trichodoriden wel (sterk) vermeerderen. Bladkool kan volgens beperkt beschikbare informatie tot eind september gezaaid worden. Omdat bladkool witte bietencysteaaltjes sterk vermeerdert en omdat bladkool heel vatbaar is voor knolvoet, is het geen goede

groenbemester in een bouwplan met Chinese kool (of met andere koolsoorten). De waardplantstatus van bladkool voor veel andere schadelijke aaltjes is niet bekend. Witte klaver kan in open land tot eind juli gezaaid worden Bij teelt onder dekvrucht wordt in het voorjaar (maart of april) gezaaid. Witte klaver is een (heel) goede waardplant is voor het wortellesieaaltje. Daarom is de teelt van witte klaver op percelen die besmet zijn met deze aaltjes af te raden, zeker in een teeltplan met heel schadegevoelige gewassen als peen en aardbei. Daarnaast is witte klaver een goede waardplant (en zelf ook heel schadegevoelig) voor stengelaaltjes. Ook vanwege de vermeerdering van stengelaaltjes is witte klaver daarom geen goede

groenbemester in een teeltplan met peen.

Afrikaantjes kunnen tot eind juli gezaaid worden en leveren heel veel organische stof aan de bodem.

Afrikaantjes van de soort Tagetes patula (foto 6) bestrijden

wortellesieaaltjes heel goed. Andere soorten Afrikaantjes (Tagetes minuta, Tagetes erecta) doen dit minder goed. Voor een heel goede bestrijding van wortellesieaaltjes moet de teelt van Afrikaantjes minimaal 3 maanden duren. Uit recent PPO onderzoek blijkt dat wortellesieaaltjes ook bij een teeltduur van 2 maanden bestreden kunnen worden. Of na zo’n korte teelt ook een heel schade-gevoelig gewas (bijv. peen) geteeld kan worden is echter nog niet zeker. Omdat ook veel onkruidsoorten een waardplant voor wortellesieaaltjes zijn, moet onkruid goed bestreden worden. Vanwege de goede bestrijding van wortellesieaaltjes worden Afrikaantjes vaak voorafgaand aan aardbeien geteeld. Nevenvoordeel is dat Afrikaantjes ook geen waardplant zijn van M. hapla, zodat een

eventuele besmetting van dit schadelijke aaltje afneemt. De waardplantstatus van Afrikaantjes voor trichodoriden is niet goed bekend, maar uit PPO onderzoek zijn er sterke aan$ wijzingen dat trichodoriden als P. pachydermus en T. similis zich op Afrikaantjes kunnen vermeerderen. Op een perceel dat besmet is met trichodoriden is de teelt van Afrikaantjes voorafgaand aan prei of peen daarom niet aan te raden.

Japanse haver kan waarschijnlijk tot half september gezaaid worden. Het ras Pratex is enkele jaren geleden door PPO onderzocht en is geen waardplant voor het wortellesieaaltje. Door de teelt van Pratex neemt de besmetting van dit aaltje net zo veel af als door braak, maar de besmetting daalt veel minder dan bij de teelt van Afrikaantjes. Er zijn van Japanse haver de laatste jaren ook andere rassen op de markt gekomen, maar de waardplantstatus van die rassen voor het wortellesieaaltje is door het PPO niet onderzocht. Omdat Japanse haver Foto 6: Afrikaantjes (T. patula) bestrijden het

wortellesieaaltje (P. penetrans).

Foto 7: Japanse haver is geen waardplant voor het wortellesieaaltje (P. penetrans).

(5)

een grasachtige is, wordt aangenomen dat deze groenbemester geen waardplant is voor M. hapla. De waardplantstatus van Japanse haver voor de wortelknobbelaaltjes M. chitwoodi en M. fallax en voor trichodoriden is op dit moment niet bekend, maar er zijn aanwijzingen dat Japanse haver een waardplant voor M. chitwoodi is.

Er komen meer nieuwe groenbemesters op de markt waar de waardplantstatus nog onduidelijk van is.

Er zijn veel vragen over de waardplantstatus van zwaardherik (Eruca sativa). In het onderzoek is slechts bekend dat er op zwaardherik vermeerdering van Pratylenchus penetrans optreedt.

Meer informatie over aaltjes in het algemeen, de verschillende soorten aaltjes, preventie, beheersing en bestrijding van aaltjes, is te vinden op de website:

www.aaltjesschema.nl. Op deze website kan men zelf een aaltjesschema maken, door de gewassen en/of groenbemesters (en eventueel ook de aaltjessoorten) te kiezen.

Deze brochure is vervaardigd in het kader van het praktijknetwerk “Telen met toekomst” en het project “Duurzaam telen begint bij jou”.

Meer informatie over deze projecten kan verkregen worden op de volgende websites:

- www.telenmettoekomst.nl

- www.duurzaamtelenbegintbijjou.nl

(6)

H et e ro d e ra sc h ac h tii W itt e b ie te ncy ste a al tje H et e ro d e ra b e ta e G el e b ie te ncy ste a a ltje M el o id o gy n e h ap la N oo rd e lij k w o rt elk no bb e la a ltj e M el o id o gy n e ch itw oo di M aï sw o rt elk no bb e la a ltj e M el o id o gy n e fa lla x B ed rie g lij k m aïs w or te lkn o b b e la a ltj e P ra tyl en ch us p e n e tra ns W or te lle sie aa ltje D ity le nch u s d ip sa ci S te ng ela altj e P ar a ty le nch u s bu ko w in en sis S pe ld aa ltje T ric h o d o ru s p rim itiv u s T ric h o d o ru s p rim itiv u s T ric h o d o ru s s im ilis T ric h o d o ru s s im ilis P ar a tr ich o do ru s p ach yd e rm u s P ar a tr ich o do ru s p ach yd e rm u s P ar a tr ich o do ru s t e re s P ar a tr ich o do ru s t e re s Z D Z A K Z D Z D Z D Z Z D Z A Z D Z A K Z D Z A K Z D Z A Z D Z A Z D Z A Z D Z A A a rd b e i                                         ? ? ? ? ? P re i                          ? ?  ?  C h in e s e k o o l                                  ?  ?             ? ? ?             P e e n                                                                                    S la ? ?   ?         ? ? ? ? ?             A s p e rg e   ? ?              ? ? ? ? ? ? ? D         K  Z  Z A                     R S ? i L e g e n d a G ro n d s o o rt e n L e g e n d a S c h a d e ? e n ig e in fo rm a ti e s te rk L e g e n d a V e rm e e rd e ri n g v o ll e d ig o n b e k e n d a c ti e v e a fn a m e n a tu u rl ij k e a fn a m e w e in ig m a ti g O n b e k e n d g e e n

A

a

lt

je

s

s

c

h

e

m

a

2

0

1

0

s te rk ra s a fh a n k e li jk s e ro ty p e a fh a n k e li jk w e in ig m a ti g D a lg ro n d K le i Z a n d Z a v e l A a lt je s s c h e m a 1 : a a rd b e i, p re i, C h in e s e k o o l, p e e n , s la e n a s p e rg e

(7)

He te ro de ra s ch ac hti i Wit te b ie te nc ys te aa ltj e He te ro de ra b eta e Ge le b ie te nc ys te aa ltj e Me lo id og yn e h ap la No ord elij k w ort elk no bb ela alt je Me lo id og yn e c hit wo od i Ma ïs wo rte lk no bb ela alt je Me lo id og yn e f alla x Be dri eg lijk m aïs wo rte lk no bb ela alt je Pra ty le nc hu s p en etr an s Wo rte lle sie aa ltj e Dit yle nc hu s d ip sa ci Ste ng ela alt je Tri ch od oru s p rim iti vu s Tri ch od oru s p rim iti vu s Tri ch od oru s s im ilis Tri ch od oru s s im ilis Pa ra tri ch od oru s p ac hy de rm us Pa ra tri ch od oru s p ac hy de rm us Pa ra tri ch od oru s t ere s Pa ra tri ch od oru s t ere s Z D Z A K Z D Z D Z D Z Z D Z A Z D Z A K Z D Z A Z D Z A Z D Z A Z D Z A B la d ra m m e n a s         R ?          R  R             ?                              G e le m o s te rd         R ?                              ?                                      It a lia a n s r a a ig ra s                                                                                     R o g g e                                        ?                                     B la d k o o l             ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? W it te k la v e r  ?         R         R         R                         ? ? ?             A fr ik a a n tj e              ? ? ? ? ? J a p a n s e h a v e r ? ? ? ? ?  ? ? ? ? ? L e g e n d a G ro n d s o o rt e n ? D D a lg ro n d         K K le i  Z Z a n d  Z A Z a v e l                     R S ? i s e ro ty p e a fh a n k e lij k w e in ig m a ti g g e e n

A

a

lt

je

s

s

c

h

e

m

a

2

0

1

0

s te rk ra s a fh a n k e lij k L e g e n d a S c h a d e ? e n ig e in fo rm a ti e s te rk L e g e n d a V e rm e e rd e ri n g v o lle d ig o n b e k e n d a c ti e v e a fn a m e n a tu u rl ijk e a fn a m e w e in ig m a ti g O n b e k e n d A a lt je s s c h e m a 2 : g ro e n b e m e s te rs

(8)

© 2010 Wageningen, Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)

Alle intellectuele eigendomsrechten en auteursrechten op de inhoud van dit document behoren uitsluitend toe aan de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO). Elke openbaarmaking, reproductie, verspreiding en/of ongeoorloofd gebruik van de informatie beschreven in dit document is niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DLO.

Voor nadere informatie gelieve contact op te nemen met: DLO in het bijzonder onderzoeksinstituut Praktijkonderzoek Plant & Omgeving.

DLO is niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van gegevens uit deze uitgave..

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

mogelijk, wanneer een hoog percentage waarde- volle soorten in d e opperétage voorkomt, de frequentie van de zaadjaren regelmatig is en het zaad gunstige kiemingsmogelijkheden

Door stikstof­ bemesting kan deze verhouding dalen, niet zo zeer door ver­ meerdering van het percentage stikstof, doch vooral doordat het percentage koolstof daalt als gevolg van

Proeven met de groeiregulator Alar op jonge appel- en perebomen van verschillende rassen wezen uit dat de beste groeiremming werd bereikt in de periode vanaf de bloei (mits

Dat is te verantwoorden enerzijds omdat een groot deel van de waterklanten ook bezoeker is van de duingebieden en anderzijds omdat uit onder- zoek blijkt dat de klanten belang

Uit de cijfers komt naar voren dat, naarmate er meer zaad gebruikt is, de opbrengsten, zowel aan goede knollen als aan niet -volgroeide planten, hoger zijn.. De latere zaaiïngen

Laar met het middel chloroxuron alleen onderzoekervaring was met het ras Golden Yellow, werd de behoefte gevoeld de gevoeligheid van andere rassen te toetsen.. In 1970 werd

Alterra-WUR.. bedrijven met een beregeningsinstallatie) en bedrijven met pit-en steenvruchten het laagst (36% van de opp). Voor gedetailleerde informatie zie bij lage

(7) en met de aanname dat in een gas chromât ogram een niet in de standaard aanwezige PCB isomeer dezelfde response heeft op de ECD als een naast­ liggende