• No results found

Inleiding tot de Voorlichtingskunde, 4e herz. dr.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Inleiding tot de Voorlichtingskunde, 4e herz. dr."

Copied!
288
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inleiding tot

de voorlichtingskunde

A. W. van den Ban

vierde, herziene druk

Boom Meppel

Amsterdam

(2)

© A. W . van den Ban 1974, 1979

Niets in deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder

voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever;

no part of this book may be reproduced in any may whatsoever without the written permission of the publisher

Verzorging omslag

Leendert Stofbergen, Amsterdam Druk Boompers drukkerijen bv, Meppel isbn 90 6009 423 9

(3)

Inhoud

Voorwoord 7

1 Inleiding 9

2 Voorlichting en voorlichtingskunde 11

1.2 Voorlichting 11

2.2 De doelen van de voorlichting 15 2.2 Terreinen van voorlichting 22 2.4 Voorlichtingskunde 29

2.5 Karakter van de voorlichtingskunde als wetenschap en samenhang met andere wetenschappen 31

2.6 De plaats van voorlichtingsorganisaties in het proces van de verspreiding van wetenschappelijke kennis 36

2.7 Samenvatting 48

3 Verschillende m e t h o d e n ter beïnvloeding van het menselijk gedrag 51

4 Ethische aspecten van de voorlichting 58 5 Het gebruik van voorlichting door de cliënten 67

5.1 Besluitvorming 67

5.2 Elementen van communicatieprocessen 79 5.3 Leren 84

5.4 Aanvaarding en verspreiding van vernieuwingen 93 5.4.1 Aanvaardingsprocessen 95

5.4.2 Adoptiecategorieën 97 5.4.3 Verspreidingsprocessen 103

5.4.4 Reactie op communicatie over vernieuwingen 107 5.4.5 Beperkingen 107

5.4.6 Samenvatting 110

6 Voorlichtingsmethoden 113

6.1 Massamedia 113 6.1.1 Werking 114

6.1.2 Wijze van presentatie 121

6.1.3 Verschillen tussen massamedia 125

6.1.4 Een vergelijking tussen massamedia en interpersoonlijke communicatie 127

6.2. Groepsmethoden 131 6.2.1 Lezingen 131

(4)

6.2.2 Demonstraties 135 6.2.3 Excursies 138 6.2.4 Groepsdiscussies 138 6.2.5 Samenvating 150

6.3 Individuele voorlichting 154

6.4 Multimedia benadering en audio-visuele hulpmiddelen 169 6.5 Samenvatting 176

7 Het opstellen van een voorlichtingsprogramma 179

7.1 Inleiding 179

7.2 Het verwerven van de voor het voorlichtingsprogramma noodzakelijke informatie 181

7.3 De keuze van de doelen van het voorlichtingsprogramma 188 7.4 De keuze van de doelgroep 193

7.5 De keuze van de inhoud van de voorlichting 196 7.6 De keuze van de methodiek 198

7.7 De organisatie van de werkzaamheden 199

7.8 Het proces van het opstellen van een voorlichtingsprogramma 200 7.9 Behoefte aan onderzoek 208

7.10 Samenvatting 209

8 Evaluatie- en actieonderzoek 213

8.1 Inleiding 213

8.2 Niveaus en criteria voor de beoordeling van voorlichtings-programma's 216

8.3 Verzamelen van de voor evaluatie benodigde gegevens 221 8.4 Wie moet evalueren? 226

8.5 Samenvating 229

9 Leiding g e v e n in en besturen van voorlichtingsorga-nisaties 232

9.1 Inleiding 232

9.2 Voorwaarden voor de organisatie van een voorlichtingsdienst 234 9.3 Leiding geven in voorlichtingsorganisaties 234

9.4 Besturen van een voorlichtingsorganisatie 238 9.5 Personeelsontwikkeling 240

9.6 Personeelsbeoordeling en promotiebeleid 241

9.7 De combinatie van taken binnen een voorlichtingsorganisatie 244 9.8 Specialisten en generalisten 245

9.9 Behoefte aan onderzoek 247 9.10 Samenvatting 248

10 D e rol en de taak van de voorlichter 251

Noten 259

(5)

Voorwoord

Vijfjaar na het verschijnen van de eerste druk van dit boek is een vierde druk nodig. Dit komt mede, omdat verscheidene universiteiten en hogere beroepsopleidingen voorlichtingskunde in hun programma hebben opgenomen. Men is tot de overtuiging gekomen dat inzicht in voorlichtingskunde de voorlichters kan helpen effectiever te werken. Dit boek is in de eerste plaats bedoeld voor diegenen die een vaktech-nische opleiding hebben en via voorlichting willen bevorderen dat anderen van deze vaktechnische kennis gebruik maken bij hun beslissin-gen en hun meningsvorming. O p hun eibeslissin-gen vakgebied zijn zij vaak gewend dat de wetenschap duidelijke recepten kan geven om effectief te handelen. Dit verwachten zij dan ook van de voorlichtingskunde, maar aan deze verwachting kunnen'we niet voldoen. De beste manier om voorlichting te geven is sterk afhankelijk van de doeleinden van de voorlichter, van de mensen aan wie de voorlichting wordt gegeven en van de situatie waarin zij verkeren. Gelukkig bestaan er tussen deze mensen grote onderlinge verschillen. W e streven er daarom niet naar de voorlichters oplossingen te geven voor hun problemen, maar naar methoden om hun problemen systematisch te analyseren en hier zelf oplossingen voor te zoeken. Daarvoor trachten we een brug te slaan tussen de sociaal-wetenschappelijke theorie en de praktijk van de voor-lichting. De ervaring heeft geleerd dat het boek daarmee ook van belang is voor beoefenaars van sociale wetenschappen die willen leren deze wetenschappen in de praktijk toe te passen.

Bij het kiezen van voorbeelden hebben we getracht aan te sluiten aan de ervaring van veel lezers. Daarom hebben nogal wat van deze voorbeelden betrekking op studiekeuze- of gezondheidsvoorlichting. Eén van de belangrijkste problemen waarmee een gezondheidsvoorlich-ter geconfronteerd wordt is het roken. Een reden om dit nogal eens als voorbeeld te nemen is dat veel lezers uit eigen ervaring of uit hun naaste omgeving weten dat het op dit gebied niet gemakkelijk is rationele beslissingen te nemen. Mogelijk kan hen dit helpen begrip op te brengen voor cliënten die in hun ogen geen rationele beslissingen nemen.

(6)

Landbouwvoorbeelden komen veel minder voor dan in de vorige druk, maar zij bieden ons een mogelijkheid te profiteren van de ervaring die de laatste ioo jaar met deze voorlichting is opgedaan.

Bij een boek over dit onderwerp spelen de waardeoordelen van de auteur altijd een rol. Als het duidelijk om een persoonlijke mening gaat, hebben we 'ik' geschreven in plaats van 'we'. Deze oordelen spelen natuurlijk ook een rol bij de keuze van wat wel en wat niet besproken is, o.a. bij de voorbeelden over het roken.

Deze druk is voor meer dan de helft herschreven. Daarbij hebben we wat sterker de nadruk gelegd op de strategische beslissingen, die een voorlichter moet nemen, maar de grondgedachten van waaruit het boek is geschreven zijn dezelfde gebleven.

Bij deze herziening is een dankbaar gebruik gemaakt van de suggesties die we van tal van kanten mochten ontvangen, onder andere via de evaluatieformulieren achterin het boek. Ook aan onze studenten en de medewerkers van de vakgroep Voorlichtingskunde hebben we tal van verbeteringen te danken, mede omdat de laatsten enkele delen van dit boek in concept hebben gelezen. Talrijke waardevolle suggesties kregen we van ir. M. T. B. Verkleij, ir. C. A. Muntjewerff en mevrouw W. M. A. van Beem-van den Brink. Professor Wehland uit Bonn bereidt een Duitse bewerking van dit boek voor; verschillende van zijn concepten en schema's hebben we overgenomen. W e zijn hen allen zeer dankbaar voor hun medewerking.

Een vergelijking van deze druk met de vorige geeft een beeld van de snelle ontwikkeling van de voorlichtingskunde. W e verwachten dat deze ontwikkeling zal doorgaan : voor veel voorlichtingskundige pro-blemen is nog geen bevredigende oplossing gevonden. W e hopen dat dit boek lezers zal stimuleren aan deze ontwikkeling mee te werken. Hun suggesties voor een volgende druk stellen we zeer op prijs. Vandaar dat we achterin dit boek een evaluatieformulier hebben opgenomen, waar-mee de lezer ons kan wijzen op onvolkomenheden of onduidelijkheden. A.W. van den Ban

(7)

Inleiding

Deze inleiding geeft een globaal overzicht van de inhoud van dit boek. O m een wetenschapsgebied te kunnen ontwikkelen is het noodzakelijk dat er eensgezindheid ontstaat over de hierbij gehanteerde begrippen. W e zullen dan ook eerst bespreken wat we verstaan onder voorlichting en voorlichtingskunde. Van hieruit komen we op de doeleinden van de voorlichting en op de groeiende maatschappelijke betekenis hiervan vooral bij de toepassing van onderzoekresultaten. De voorlichter kan hierbij optreden als een deskundige die een oplossing weet te geven voor de problemen van zijn cliënten of van een procesbegeleider, die hen helpt zelf een oplossing te vinden. Voorlichting wordt gebruikt om menselijk gedrag te beïnvloeden. O m een inzicht te geven in de mo-gelijkheden en de beperkingen van voorlichting bespreken we de voor-en nadelvoor-en van verschillvoor-ende mogelijkhedvoor-en om mvoor-enselijk gedrag te beïnvloeden. Dit brengt ons tot de ethische vraag in welke omstandig-heden, met welke methoden en met welke doeleinden we als voorlichter mensen mogen of moeten beïnvloeden.

Vervolgens komen we op een aantal gedragswetenschappelijke ach-tergronden van het geven van voorlichting, met name ten aanzien van besluitvorming, communicatie, leren, aanvaarding en verspreiding van vernieuwingen. Hiermee is dan de basis gelegd voor de bespreking van de voornaamste voorlichtingsmethoden en van het opstellen en evalue-ren van een voorlichtingsprogramma. Daar het effect van de voorlich-ting sterk wordt beïnvloed door de structuur van de organisatie van waaruit deze voorlichting wordt gegeven en de wijze van leiding geven binnen deze organisatie, behandelen we vervolgens deze vraagstukken.

In een slotbeschouwing bespreken we de rol en de taak van de voorlichter en geven daarmee min of meer een samenvatting van het voorgaande.

In een bijlage worden verklaringen en definities gegeven van een aantal begrippen, dat in dit boek wordt gebruikt. Verschillende van deze begrippen worden in de tekst niet gedefinieerd, omdat we erop vertrou-wen dat de lezer deze bijlage regelmatig zal raadplegen. Dit boek is

(8)

niet meer dan een inleiding in een omvangrijk vakgebied. Daarom wordt na elk hoofdstuk en in de voetnoten verwezen naar literatuur waarmee de lezer zich hier verder in kan verdiepen.

(9)

2 Voorlichting en voorlichtingskunde

In dit hoofdstuk bespreken we wat we onder voorlichting en voorlich-tingskunde verstaan, met welk doel voorlichting wordt gegeven, hoe de voorlichting functioneert op een aantal terreinen en welke rol voorlich-ting speelt bij de ÜJavnrHcrin^. van fa foçpa'i'iinpf van de resultaten van

wetenschappelijk onderzoek. /-/af * * ///>y

2.1 Voorlichting

Een moeilijkheid met het begrip voorlichting is dat dit woord in het Nederlands in een aantal verschillende betekenissen wordt gebruikt. Dit blijkt wel als we voorlichting in het Duits trachten te vertalen. Dan kunnen we kiezen uit tenminste vier verschillende vertalingen; al naar gelang de betekenis die we aan voorlichting hechten.

Als we spreken over de overheidsvoorlichting is de gebruikelijke vertaling 'Information' of'Oeffentlichkeits Arbeit'. Hierbij wordt het verschaffen van informatie gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor een goede meningsvorming. Ook tracht men hierbij vaak een onjuist geachte beeldvorming van een bepaalde institutie of een bepaal-de groep te corrigeren.

Landbouw- en beroepskeuzevoorlichting worden vertaald als 'Bera-tung', waarbij aan hulp bij besluitvorming, bij het kiezen uit alternatie-ven, wordt gedacht. In het Oostenrijks wordt landbouwvoorlichting echter als 'Förderung' vertaald. Hier komt het accent dus te liggen op het bevorderen van bepaalde gewenst geachte veranderingen.

Gezondheidsvoorlichting wordt veelal vertaald als 'Aufklärung', maar soms ook als 'Erziehung'. Hierbij denkt men dan vooral aan een grotere bewustwording van de achtergronden van het eigen gedrag en een beter inzicht in de gevolgen hiervan, maar vooral bij 'Erziehung' ook aan het opvoeden tot de overtuiging dat gezondheid voor ons van grote waarde is, zodat we moeite moeten doen gezond te worden ofte blijven.

(10)

gaat om het verschaffen van feitelijke inlichtingen door de bureaus van het VVV, de spoorwegen, e.d.

In discussies over voorlichting ontstaat vaak verwarring doordat de gesprekspartners wel hetzelfde woord gebruiken, maar hier niet dezelf-de betekenis aan toekennen. Toch is er ook wel overeenstemming in dezelf-de verschillende betekenissen van het woord 'voorlichting'. Het gaat na-melijk steeds om bewust gegeven hulp bij menings- tn? besluitvorming door

middel van communicatie. De verschillen zitten vooral in:

i. de vraag of men zich richt op meningsvorming of ook aandacht geeft aan besluitvorming;

2. de vraag of men alleen aandacht besteedt aan kennisvermeerdering of ook aan het helpen bewust worden van problemen en het ver-helderen van eigen doelen en mogelijkheden van de cliënten; 3. de mate waarin de voorlichter één bepaalde mening of één besluit

optimaal acht voor zijn cliënten.

Bij veel voorlichtingsorganisaties krijgt elk van de vier genoemde opvattingen over voorlichting wel enige aandacht. Zo geven de land-bouwvoorlichters wel informatie over het landbouwbeleid en de achter-gronden hiervan, trachten zij bepaalde gewenst geachte ontwikkelingen te bevorderen, b.v. dat boeren het milieu niet verontreinigen, en werken zij mee aan de ontwikkeling van de boeren tot moderne ondernemers. Hun hoofdtaak ligt echter bij het geven van hulp bij de besluitvorming van de boeren.

In dit boek zullen we vooral aandacht besteden aan voorlichting als 'Beratung' niet omdat deze vorm vanuit onze achtergrond aan de Landbouwhogeschool onze meeste interesse heeft. Daarbij gaat het ons vooral om hulp bij besluitvorming, waarbij ook aandacht wordt ge-schonken aan het bewust worden van problemen en het verhelderen van eigen doelen en mogelijkheden van de cliënten en waarbij de voorlichter het aan zijn cliënt overlaat het in zijn situatie en voor zijn doelen optimale besluit te kiezen. Lezers die geïnteresseerd zijn in een ander type voorlichting zullen in dit boek veel vinden wat voor hen van belang is. Voor hun specifieke interesses kunnen andere publikaties een nuttige aanvulling vormen. Zo zal een verkeersvoorlichter, die propaganda wil maken voor een veilig gedrag door de verkeersdeelnemers, in boeken over reclametechniek voor zijn werk belangrijke ideeën vinden, die in dit boek niet zijn besproken.

Bovenstaande definitie van voorlichting verdient wel enige toelich-ting. Hulp houdt in dat we uitgaan van het belang van de cliënt. Het is mogelijk dat de cliënt zelf bepaalt wat voor hem van belang is, maar het

(11)

is ook mogelijk dat de voorlichter of de voorlichtingsorganisatie dit voor hem doet. Dit laatste komen we tegen bij voorlichters van gezond-heidsorganisaties die menen dat het in ons belang is als we gezonder gaan leven. In § 2.2 over het doel van de voorlichting gaan we uitvoerig in op deze problematiek.

Menings- en besluitvorming wordt nodig, als de huidige toestand niet in overeenstemming is met de gewenste toestand. Als de cliënt wel in staat is de gewenste toestand te bereiken, staat hij voor een opgave. Als hij hier niet toe in staat is, spreken we van een probleem. 133287 gedeeld door 7 zal voor de lezer van dit boek wel een opgave zijn, maar geen probleem. Hulp is voor het oplossen van een dergelijke opgave niet nodig, al kan de cliënt het wel op prijs stellen dat de voorlichter hem ook bij opgaven wil helpen.

Bij een probleem is er een barrière, waardoor de cliënt niet in staat is de gewenste toestand te bereiken. Het is afhankelijk van het type barrière of voorlichting hulp kan bieden bij de oplossing van het probleem. W e kunnen de barrières onderscheiden in:

1. gebrek aan kennis en inzicht bij de cliënt, waardoor hij het probleem niet onderkent of niet ziet hoe dit opgelost kan worden; het opheffen van deze barrière kan het doel zijn van de voorlich-ting;

2. gebrek aan motivatie om zich op een bepaalde wijze te gedragen, o.a. omdat deze gedragswijze in strijd is met andere motieven; voorlichting kan hier soms verandering in brengen door de cliën-ten te helpen motieven opnieuw te overwegen;

3. gebrek aan middelen; het opheffen van deze barrière is soms een taak van een organisatie die ook voorlichting geeft, maar dan is zij in onze terminologie niet bezig met het geven van voorlichting, zij het misschien wel met heel nuttig werk;

4. gebrek aan inzicht hoe men de nodige middelen kan verwerven; hier ligt wel weer een taak voor de voorlichting; in feite is dit immers een bepaald type van barrière 1 ;

5. gebrek aan macht; hulp door middel van communicatie zal hier weinig aan veranderen, zodat het opheffen van deze barrière ook geen doel is dat alleen met voorlichting bereikt kan worden, behalve wanneer dit veroorzaakt wordt door:

6. gebrek aan inzicht in de machtsverhoudingen in de samenleving of in de machtsmiddelen, waarover de cliënt zou kunnen beschikken en in de wijze waarop hij hiermee zou kunnen omgaan om de samenleving te veranderen.

(12)

Hiermee laten we meteen zien dat voorlichting geen oplossing kan geven voor alle maatschappelijke problemen. Slechts een deel van deze problemen is oplosbaar met kennis en inzicht. Dit deel kan met voorlich-ting opgelost worden, mits de voorlichters over deze kennis en dit inzicht beschikken of deze (samen met hun cliënten) kunnen verwerven. Naast voorlichting kunnen ook allerlei andere maatschappelijke functies van nut zijn bij het oplossen van bepaalde problemen, zoals wetenschap-pelijk onderzoek om kennis en inzicht te verwerven, het ontwikkelen en verspreiden van middelen en politieke machtsvorming.

Eén taak van de voorlichting is het helpen overwinnen van barrières bij probleemoplossing die ontstaan zijn door gebrek aan kennis en inzicht. O p dit gebied kan voorlichting geleidelijk aan overgaan in vorming van volwassenen.

Een andere taak van de voorlichting ligt bij het analyseren van de huidige toestand. Dit is met name nodig om de cliënten tijdig bewust te maken van ongewenste veranderingen hierin en om een vaag gevoel van ontevredenheid om te zetten in een concreet probleem waarvoor een oplossing gezocht kan worden. De voorlichting kan ook aandacht besteden aan de door de cliënten gewenste toestand, met name om hen te helpen zich te bezinnen op hun wensen, de samenhang tussen hun wensen en de keuze uit eventueel strijdige wensen. Ook hier is de grens tussen voorlichting en vormingswerk niet altijd scherp te trekken.

Het geven van voorlichting wordt hiermee een systematisch opge-bouwde activiteit, die we kunnen omschrijven als:

- cliënten te helpen hun huidige en in de toekomst te verwachten situatie te analyseren;

- zich bewust te helpen worden van de problemen die zich hierin voordoen en vervolgens:

- door het overdragen van kennis en inzicht en/of door het helpen structureren van bij de cliënten aanwezige kennis;

- deze cliënten te helpen zich ten aanzien van een bepaald probleem een zodanige hoeveelheid kennis eigen dan wel bewust te maken - dat het voor hen beter mogelijk wordt

- zich over dit probleem een weloverwogen mening te vormen en/of

- uit de in aanmerking komende alternatieven tot handelen; - een verantwoorde keuze te maken die naar hun eigen oordeel in

hun situatie optimaal is,

- hun motivatie vergroten deze keuze ook uit te voeren of te beproeven

(13)

— en de cliënten te helpen met de evaluatie van hun menings- en/of besluitvorming,

— ten einde hun vermogen te vergroten om zich een weloverwogen mening te vormen en/of om verantwoorde besluiten te nemen. Het is niet zo dat bij voorlichting altijd aan al deze aspecten aandacht wordt geschonken. Dit is ook niet nodig. Vaak zal de cliënt in staat zijn het probleem op te lossen, als hij slechts met één of enkele aspecten geholpen wordt. Soms is hulp bij het systematisch analyseren van zijn eigen situatie en het duidelijk formuleren van zijn problemen voldoen-de. In heel wat andere gevallen gaat het alleen om het aanvullen van een gebrek aan kennis waarvan de cliënt zich duidelijk bewust is. Ook is het mogelijk dat de cliënt er moeite mee heeft om de kennis waarover hij beschikt zodanig te ordenen, dat hij kan beslissen welk gedragsalterna-tiefzijn doelen het dichtst benadert. De voorlichter zal dus eerst met zijn cliënt diens situatie moeten analyseren, voordat hij kan beslissen op welke wijze hij hem hierbij het beste kan helpen. Vooral in de paragraaf over het tweegesprek (6.3) zullen we hier nader op ingaan.

Naast het woord 'voorlichting' kan ook het woord 'voorlichter' nog moeilijkheden geven, omdat velen naast het geven van voorlichting ook andere taken hebben, b.v. de uitvoering van (subsidie) regelingen, de genezing van patiënten door hun medicijnen voor te schrijven of het oplossen van problemen voor cliënten. Het is daarom niet realistisch te zeggen dat alleen diegenen, die uitsluitend als taak hebben om voorlich-ting te geven, zich voorlichter kunnen noemen. Ook personen voor wie het geven van voorlichting wel een belangrijke taak is, maar niet hun enige taak, noemen zich vaak voorlichters; soms dragen zij echter andere namen, zoals de schooldecanen.

Daarnaast wordt natuurlijk ook voorlichting gegeven door mensen wier hoofdtaak op een ander gebied ligt, b.v. politie-agenten, die wel eens verkeersvoorlichting geven.

2.2 D e doelen van de voorlichting

Wiens belang ? — Gezien onze definitie van voorlichting is het begrijpelijk

dat het belang van de cliënt, zoals deze het zelf ziet, veel invloed heeft op het doel van de voorlichting. Het is echter niet de enige factor die hierop van invloed is. Natuurlijk hebben de voorlichters zelf ook een overtui-ging over de veranderingen die gewenst zijn, al is deze overtuiovertui-ging niet altijd voldoende doordacht. Hun overtuiging moet wel invloed hebben op de keuze van de doelen van de voorlichting, want voorlichters zullen er alleen in slagen veranderingen te bereiken, als zij doelen nastreven

(14)

waar zij zelf achter staan. Bovendien kost het geven van voorlichting geld, vooral in de vorm van de arbeid van de voorlichters. Soms worden deze kosten betaald door de cliënten of door bedrijven of organisaties, meestal door de overheid. Deze financiers zullen alleen bereid zijn deze kosten te betalen, als zij de voorlichting belangrijk vinden; met hun doelen zal dan ook rekening gehouden moeten worden.

Sommigen menen dat het nooit mogelijk is tot overeenstemming te komen tussen de doelen van deze drie groepen mensen en dat de doelen van de cliënten dan altijd het onderspit delven, door de grote macht van de financiers. In de praktijk is dit lang niet altijd het geval. Dit heeft verschillende oorzaken.

Vaak is voorlichting één van de beleidsinstrumenten van een organi-satie naast andere beleidsinstrumenten, zoals dwangmaatregelen. W e zien dit heel duidelijk bij de verkeersveiligheid, die door de overheid ook wordt beïnvloed via verkeersregels, verkeersvoorzieningen, eisen aan voertuigen e.d. Het beleidsinstrument voorlichting kan dan daar ingezet worden waar de doelen van de drie genoemde groepen wel overeenstemmen.

Een studiekeuzevoorlichter is het misschien wel eens met de student dat de keuze van een goede huwelijkspartner voor hem belangrijker is dan het kiezen van een goed studievak, maar de voorlichter zal zijn taak niet zó opvatten, dat hij zijn tijd gaat besteden aan huwelijksbemidde-ling. Bovendien zal hij wellicht niet over de daarvoor gewenste kennis en vaardigheid beschikken. Deze voorlichter kan de student dus slechts met een deel van zijn doelen helpen.

Hierbij komt ook al naar voren dat de doelen van de cliënten, de voorlichters en/of de financiers vaak zo ruim zijn, dat zij nog een behoorlijke speelruimte laten voor de keuze van de doelen van de voorlichtingsorganisaties op een gebied waarover wel eensgezindheid bestaat. Een duidelijk voorbeeld van de speelruimte die de financier zijn voorlichters laat is gebleken bij de relatie tussen het Ministerie van Landbouw en Visserij en het door dit Ministerie gefinancierde Voorlich-tingsbureau voor de Voeding.

Toen er moeilijkheden waren met de afzet van eieren, gaf dit Ministe-rie een flinke subsidie aan het Produktschap van Pluimvee en Eieren, om deze afzet met een reclamecampagne te bevorderen. De basis van deze campagne was de slogan 'Iedere dag een ei-dag'. O p grond van adviezen van de Voedingsraad reageerde het Voorlichtingsbureau voor de Voe-ding met een voorlichtingscampagne waarin het de raad gaf niet meer dan 2 of 3 eieren per week te gebruiken. Het Produktschap vroeg de

(15)

minister een eind te maken aan deze voorlichtingscampagne. De minis-ter weigerde dit, omdat naar zijn mening het Voorlichtingsbureau voor de Voeding alleen effectief kan werken, als het de voorlichting kan geven, die het vanuit zijn professionele deskundigheid noodzakelijk acht.

Van veel belang is ook dat de cliënten niet verplicht kunnen worden het advies van de voorlichters op te volgen. De enige macht waarover de voorlichters beschikken is het vertrouwen van hun cliënten dat de voorlichting in hun belang wordt gegeven. Het k o m t zeker wel voor dat 'voorlichting' wordt gegeven die niet uitgaat van dit belang van de cliënten, maar van andere belangen. Vaak wordt dit door de cliënten zeer goed aangevoeld, zodat niet alleen deze voorlichting, maar ook de andere voorlichting van dezelfde organisatie weinig effectief wordt. Als de cliënten wel het vertrouwen hebben dat de voorlichters hun belang trachten te dienen en dit ook kunnen, zullen zij deze voorlichters regelmatig advies vragen en daarmee een belangrijke invloed uitoefenen op de inhoud van de voorlichting. De voorlichters zullen dan immers trachten deze vragen te beantwoorden. Daardoor hebben zij soms weinig tijd om voorlichting te geven over andere problemen. Dit vertrouwen van de cliënten in hun voorlichters kent natuurlijk altijd zijn grenzen. Het is geen vertrouwen in de onfeilbaarheid van de voorlich-ters.

W e kunnen deze redenering ook omdraaien. Voorlichting is alleen een zinvolle beïnvloedingsmethode, als degenen die de cliënten trachten te beïnvloeden erop vertrouwen dat de cliënten in staat en bereid zijn verstandige beslissingen te nemen. In Nederland hebben we b.v. niet het vertrouwen dat de bromfietsers in staat zijn verstandige beslissingen te nemen over het gebruik van een valhelm. Daarom is dit gebruik verplicht gesteld.

Bij de bepaling van het doel van de voorlichting willen we dus een grote betekenis toekennen aan het belang van de cliënt, zoals deze dit zelf ziet. Daarnaast vinden we echter ook de overtuiging van de voorlichter over de gewenste veranderingen en de doelen van degenen die de voorlichting financieren van belang. Dit betekent niet dat voorlichting reclame of propaganda wordt, maar dat van deze beïnvloedingsmetho-de alleen effectief gebruik gemaakt kan worbeïnvloedingsmetho-den, waar beïnvloedingsmetho-deze drie veran-deringsrichtingen samengaan.

W e hebben gezegd dat een Voorlichter zijn cliënten vaak wel zal helpen met het oplossen van bepaalde problemen en niet met andere, omdat deze andere buiten zijn taak of zijn deskundigheid vallen. Dit kan

(16)

tot gevolg hebben dat de cliënt beperkt wordt in de oplossingsmogelijk-heden die hij in beschouwing neemt. Zo hebben veel boeren een laag inkomen. Verhoging hiervan is o.a. mogelijk door een betere benutting van de resultaten van het landbouwkundig onderzoek en door een verandering van het prijsbeleid van de overheid. De ambtenaren van het Ministerie van Landbouw die landbouwvoorlichting geven, zien het wel als hun taak om te werken aan een betere benutting van de resultaten van het landbouwkundig onderzoek, want daar vallen de belangen van de boeren voor een belangrijk deel samen met die van andere bevol-kingsgroepen. Zij zien het echter niet als hun taak de boeren te leren het prijsbeleid van de overheid zodanig te beïnvloeden, dat hun inkomen hoger wordt en dat van de consumenten lager. Dit is in onze samenle-ving de taak van de standsorganisaties van de boeren. Zolang de cliënten een goed beeld hebben van de beperkingen in de taak van hun voorlich-ters, hoeft deze situatie niet nadelig te zijn voor de cliënten, maar anders kan deze tot gevolg hebben dat bepaalde voor de cliënten waardevolle oplossingsmogelijkheden onvoldoende aandacht krijgen.

Er kunnen ook moeilijkheden ontstaan, als de oplossingsmogelijkhe-den die vallen binnen de taak van de voorlichter, nadelige gevolgen hebben voor de realisatie van andere doelen van de cliënt. Als een belastingadviseur een politicus aanraadt gebruik te maken van de mazen in de belastingwetten ten einde minder belasting te betalen, kan dit een nadelige invloed hebben op zijn politieke prestige.

Rationele besluitvorming bevorderen? — Veel voorlichters streven er naar

dat hun cliënten hun beslissingen bewuster en rationeler nemen, in de veronderstelling dat deze cliënten dan ook betere beslissingen zullen nemen. Zij trachten dus het inzicht van hun cliënten te vergroten, zowel in resultaten van relevant wetenschappelijk onderzoek en in andere feitelijke gegevens, als in hun eigen doelen. Deze voorlichters vertrou-wen er op dat hun cliënten bereid en in staat zullen zijn goede beslissin-gen te nemen, als zij op deze wijze geholpen worden. We zien dit heel duidelijk bij beroepskeuzevoorlichters, die heel tevreden kunnen zijn als hun cliënten een beroep hebben gekozen waar de voorlichters zelf niets voor zouden voelen, mits deze keuze overwogen is gemaakt.

Andere voorlichters streven er naar dat hun cliënten hun gedrag veranderen in een richting die deze voorlichters in overeenstemming met het belang van cliënten achten, ongeacht de wijze waarop deze verandering tot stand is gekomen. Landbouwvoorlichters in ontwikke-lingslanden streven er wel naar dat de boeren kunstmest gaan gebruiken,

(17)

omdat zij daarmee hun opbrengsten en hun inkomen aanmerkelijk kun-nen vergroten. Gezondheidsvoorlichters wensen o.a. dat we minder vet gebruiken, omdat we zo onze levenskansen vergroten. Zij hebben er daarbij niet altijd bezwaar tegen om dezelfde beïnvloedingsmethoden te gebruiken die de margarinefabrikanten gebruiken om het vetgebruik te vergroten, ook al zijn deze zeker niet altijd gericht op een rationele besluitvorming.

De vraag of een voorlichter er al dan niet naar moet streven dat zijn cliënten zelf beslissen hoe zij zich zullen gedragen, kan men zowel trachten te beantwoorden vanuit het gezichtspunt van de ethiek als vanuit het gezichtspunt van de effectiviteit. Vanuit ethisch gezichtspunt kan men het standpunt verdedigen dat het wenselijk is dat mensen beslissen over hun eigen lot. Niemand anders hoeft voor hen te beslissen dat b.v. lekker vet eten minder belangrijk is dan hun grotere sterftekan-sen. Hier kan men tegenover stellen dat we in een samenleving wonen waarin wij op allerlei wijzen, waarvan wij ons maar ten dele bewust zijn, beïnvloed worden in ons gedrag. De beslissing om te gaan roken wordt b.v. beïnvloed door de tabaksreclame, waaraan in Nederland meer dan 50 keer zoveel wordt uitgegeven dan aan de voorlichting over de gevolgen van het roken, door de gewoonte om gasten een sigaret aan te bieden, door het voorbeeld van ouders e.d. Verschillende gezondheids-voorlichters voelen zich gerechtigd om te trachten gezond gedrag zoveel mogelijk te bevorderen als compensatie voor dergelijke krachten, die de gezondheid van hun cliënten benadelen.

Vanuit een ethisch gezichtspunt zullen we er ook rekening mee moeten houden dat ons gedrag niet alleen invloed heeft op ons eigen lot, maar ook op het lot van anderen. Daarom heb ik er geen ethische bezwaren tegen dat een deel van de verkeersvoorlichting in feite propa-ganda is voor een veiliger gedrag van de verkeersdeelnemers.

De vraag is dan wel wat de meest effectieve methode is de door de voorlichter gewenste verandering te bereiken. Als de voorlichter er op vertrouwt dat zijn cliënten bereid en in staat zijn verstandige beslissingen te nemen, kan men veronderstellen dat dit het vertrouwen van deze cliënten in hun voorlichter en zijn boodschap sterk vergroot. Dit laatste vertrouwen is in feite het enige machtsmiddel waar een voorlichter over beschikt. Empirische bewijzen voor de juistheid van deze veronderstel-ling zijn ons echter niet bekend. Wel hebben wij de indruk dat veel cliënten het nu minder gemakkelijk accepteren dan vroeger, wanneer de voorlichters hen 'betuttelen'.

(18)

bij voortduring zo rationeel mogelijk gaan gedragen, dat wil zeggen dat zij zich systematisch afvragen hoe zij gezien de beschikbare middelen hun doelen zo goed mogelijk kunnen realiseren. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat het in heel veel gevallen wenselijk zou zijn dat de mensen zich rationeler gingen gedragen en dat zij zich daarbij bewust worden van de rol die gevoelens spelen in hun besluitvorming. In het consumentengedrag is het b.v. geen uitzondering dat een consument een aankoop doet die hij na korte tijd betreurt, terwijl dit te voorzien was geweest als hij zich eerst behoorlijk had geïnformeerd over de kwalitei-ten en prijzen van de aangeboden artikelen. Echter 'jede Konsequenz führt zum Teufel'. Vooral in tussenmenselijke relaties kunnen spontani-teit en warmte de voorkeur verdienen boven rationeel en zeer goed overwogen handelen. Menigeen zal ook de religie niet willen vervangen door een wetenschappelijk verantwoorde besluitvorming, mede omdat de wetenschap niet in staat is een antwoord te geven op de meest wezenlijke vragen waar de mens voor staat, zoals: wie ben ik en wat is de bedoeling van mijn leven? Ook wat betreft de rationaliteit van de besluitvorming dient men dus een optimum en geen maximum na te streven.

Situatie cliënten beïnvloeden ? - Het gedrag van een mens wordt niet alleen

bepaald door zijn kennis en houding, maar ook door de situatie waarin hij verkeert. Een voorlichter kan dus zowel aandacht geven aan de beïnvloeding van deze kennis en houding, als aan de beïnvloeding van deze situatie. Als hij b.v. ongewenst vindt dat kinderen gaan roken, kan hij hun informatie geven over de invloed van het roken op sterftekansen, sportprestaties e.d. 'Hij kan hun ook trachten ßewust te maken van de wijze waarop zij door hun omgeving beïnvloed worden, b.v. door een discussie te beginnen naar aanleiding van een affiche, dat laat zien dat gaan roken een kwestie van naäpen is. Hij kan echter ook trachten de groepsnormen op hun school t.a.v. roken te beïnvloeden of trachten invloed uit te oefenen op krachten in onze gehele samenleving, die het roken bevorderen. De overheid verdient zelfs via advertenties op sta-tions en gemeentelijke reclamezuilen geld aan het bevorderen van het roken. Ook besteden de ambtenaren belastinggeld om rookwaren te kopen voor hun gasten. De overheidsfunctionarissen die deze beslissin-gen hebben beslissin-genomen realiseren zich misschien niet dat de overheid op deze wijze bevordert dat Nederlanders roken en daardoor ook dat zij sterven, zodat er zeker zoveel reden is om op dit niveau voorlichting te geven als op het niveau van de beslissing om zelf wel of niet te roken.

(19)

Ook bij voorlichting die gericht is op het realiseren van maatschap-pelijke veranderingen, zal men o.i. moeten streven naar een meer ratio-nele besluitvorming. Dit is niet altijd gemakkelijk, omdat dit niveau ons inzicht in de relatie tussen oorzaak en gevolg veel te wensen overlaat. Een student zei ons b.v. eens dat we om het rookprobleem op te lossen, moeten zorgen dat de spanningen uit onze maatschappij verdwijnen. Het lijkt ons zinvol om een dergelijke hypothese te formuleren, maar voordat wij deze weg kiezen om het rookprobleem aan te pakken, zouden we graag eerst een zo goed mogelijk antwoord weten op een paar vragen:

Hoe kun je bereiken dat de spanningen uit onze maatschappij ver-dwijnen? Hoeveel gaat dat kosten? Hoe zeker is het dat de mensen inderdaad ophouden met roken, als je dit bereikt hebt? Welke andere gevolgen zou het hebben, als de spanningen uit onze maatschappij verdwijnen? Zijn deze andere gevolgen gewenst of ongewenst? Uitein-delijk is het antwoord op de vraag welke veranderingen wel en welke niet gewenst zijn een politieke keuze die gebaseerd is op een maat-schappij-opvatting; deze vraag is echter alleen te beantwoorden op basis van een zo goed mogelijk inzicht in de te verwachten gevolgen van deze veranderingen. Tot dit inzicht kan de voorlichtingskunde slechts een geringe bijdrage leveren; men zal het in hoofdzaak moeten verkrijgen uit andere sociale wetenschappen.

Bepaalde maatschappelijke veranderingen zullen niet via voorlich-ting, maar alleen via strijd gerealiseerd kunnen worden. We denken b.v. aan een landhervorming in een Latijnsamerikaans land met veel groot-grondbezit. Het is de vraag of de voorlichters dan samen met hun cliënten moeten gaan strijden om deze veranderingen te bereiken. In onze opvatting zijn zij, als zij dit doen, niet langer uitsluitend met voorlichting bezig. Een voorlichtingsorganisatie die haar boeren tegelij-kertijd ook beter zaaizaad ter beschikking stelt om de produktie te verhogen, is dit ook niet. In beide gevallen kan echter een ruimere taakopvatting gewenst zijn. De wenselijkheid van zo'n taakopvatting is natuurlijk sterk afhankelijk van waardeoordelen. Daarnaast lijkt ons ook van belang: de kans dat deze strijd succes heeft, de kans dat de cliënten afhankelijk worden van de voorlichters als deze hun medestrijders worden en, zoals gezegd, de te verwachten gevolgen van een succesvolle strijd. Als de voorlichter bewust kiest voor het behartigen van het belang van een bepaalde bevolkingsgroep ten koste van de belangen van andere bevolkingsgroepen, valt het natuurlijk te verwachten dat deze andere bevolkingsgroepen zullen trachten de voorlichtingsorganisatie op te

(20)

heffen. Als zij deze organisatie financieren, lijkt de kans groot dat zij in deze poging zullen slagen. Dit kan in strijd met het belang van de doelgroepen zijn, o.a. omdat de voorlichters hen dan ook niet langer met andere problemen kunnen helpen.

Uitgaande van onze veronderstelling dat vertrouwen de basis is voor het functioneren van de voorlichter, kan de voorlichter soms niet anders dan trachten de kansen van zijn cliëntgroep te helpen verbeteren.

Voorbeeld - Uit het voorgaande blijkt dat een voorlichtingsorganisatie

verschillende doelen kan hebben, die elk voor bepaalde problemen zinvol kunnen zijn. Dit kunnen we illustreren aan de voorlichting van een consumentenorganisatie. Mogelijke doelen zijn:

i. Kennisvermeerdering, b.v. door het op verzoek toezenden van een vergelijkend warenonderzoek over wasmachines.

2. Hulp bij besluitvorming, door met een cliënt te bespreken welke

beoordelingscriteria die in dit warenonderzoek gebruikt zijn, van veel belang zijn in zijn situatie en of het in zijn situatie wel wenselijk is om een wasmachine te kopen.

3. Belangenbehartiging van consumenten in conflicten met leveran-ciers. Dit kan door de consumenten te informeren over hun rechten en over de wijze waarop zij deze kunnen behartigen. Behalve door deze voorlichting te geven, kan het ook door rechtsbijstand te verlenen. Zelfs als de consument alleen maar tegen zijn leverancier zegt dat de Consu-mentenbond hem geïnformeerd heeft over zijn rechten, zal de leveran-cier vaak al toegeven, omdat hij bang is zijn goede naam te verliezen in een conflict met deze Bond. Hier is duidelijk sprake van machtsvorming door organisatie van de consumenten.

4. Bestrijding van misstanden, b.v. bij het kopen op afbetaling. Een consumentenorganisatie kan dit doen door te trachten de consumenten er van te overtuigen dat zij geen contract moeten sluiten op voor hen onvoordelige voorwaarden. Voor deze 'strijd' wordt kennisvermeer-dering vaak als onvoldoende beschouwd; daarnaast achten de beharti-gers van de consumentenbelangen het ook noodzakelijk persuasieve technieken te hanteren, opdat de consumenten zich 'verstandig' gaan gedragen. / ' ' . -,y ,

2.3 Terreinen van voorlichting

Voorlichting wordt in onze samenleving gegeven op allerlei verschillen-de terreinen. Het karakter van verschillen-de voorlichting is daarmee sterk afhan-kelijk van het terrein, waarop deze wordt gegeven. In het voorgaande is gebleken dat we met voorlichting in het algemeen een brug trachten te

(21)

slaan tussen de cliënt met zijn moeilijkheden om zijn doeleinden te realiseren en de beschikbare kennis. Bij sommige typen van voorlichting ligt het accent vrij sterk bij de cliënt en zijn moeilijkheden en bij andere typen veel meer bij de beschikbare kennis. Wat dit betreft is er een duidelijk verschil tussen de beroepenvoorlichting en de beroepskeuze-voorlichting. Bij de beroepenvoorlichting tracht de voorlichter de doelgroep een beeld te geven van de verschillende beroepen, de aard van de werkzaamheden en de werksituatie van de beroepsbeoefenaren en de opleidingsmogelijkheden hiervoor, in de hoop hen hiermee te helpen bij hun keuze. De voorlichter kan daarbij b.v. het verschil bespreken tussen een mondhygiëniste en een tandartsassistente. Hierbij speelt de kennis van het beroepenveld een grote rol. De beroepskeuzevoorlichting tracht dit keuzeproces te begeleiden. De kennis van het beroepenveld is daarbij natuurlijk van belang, maar het is vaak nog belangrijker de cliënt te helpen een goed inzicht te krijgen in zichzelf, zijn capaciteiten en zijn doeleinden. De beroepenvoorlichting kan voor een belangrijk deel gegeven worden via massamedia en tentoonstellingen, maar voor de beroepskeuzevoorlichting zijn het tweegesprek en de groepsdiscussie de belangrij kste voorlichtingsmethoden.

Men kan ook een onderscheid maken naar de aard van de kennis die bij de voorlichting gebruikt wordt. Vaak is deze kennis gebaseerd op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. O m een goede beslissing te kunnen nemen zal de voorlichter gewoonlijk kennis moeten benutten die afkomstig is uit verschillende wetenschappelijke disciplines. W e zien dit b.v. bij de gezondheidsvoorlichting. In andere gevallen maken de voorlichters vooral gebruik van kennis over het beleid en zijn achter-gronden, b.v. bij de overheidsvoorlichting. Uiteraard komen ook tus-senvormen voor, zoals bij de voorlichting over exportmogelijkheden. Het lijkt ons interessant voor de lezer om kort iets te zeggen van enkele van de belangrijkste vormen van voorlichting.

Een van de oudste vormen van voorlichting is de landbouwvoorlichting, die in Nederland al een 100 jaar in georganiseerd verband wordt gegeven. Thans werkt er per ± 1 0 0 landbouwbedrijven één voorlichter in overheidsdienst of in hoofdzaak betaald vanuit overheidssubsidies. Naast hun taak als voorlichter werken zij ook mee aan de subsidieverle-ning door de overheid.

De landbouw wordt bedreven in kleine bedrijven, veelal eenmans-bedrijven die zelf geen onderzoek kunnen uitvoeren. Het onderzoek in deze bedrijfstak wordt daarom grotendeels centraal uitgevoerd, zodat er een communicatieschakel noodzakelijk is tussen de onderzoekers en de

(22)

boeren en tuinders. Deze taak wordt door de voorlichters vervuld.1 Mede door dit geheel van onderzoek en voorlichting is de arbeidspro-duktiviteit in de Nederlandse landbouw de laatste 25 jaar met ongeveer 7 % per jaar gestegen. Dit is zowel in het belang van de consument als in het belang van veel boeren, maar een gevolg is wel dat de werkgelegen-heid in de landbouw is gedaald.2

De ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouwbedrijven worden ook in sterke mate beïnvloed door overheidsmaatregelen. De voorlich-ting is daarom ook gericht op de aanpassing van de bedrijven aan de nieuwe mogelijkheden die deze regelingen scheppen. Bovendien tracht zij begrip te wekken voor de noodzaak om boeren beperkingen op te leggen, b.v. ten behoeve van de natuurbescherming.

Vanouds speelt in de landbouwvoorlichting de wetenschappelijke kennis een grote rol. De laatste tijd wordt het daarnaast ook belangrijk om de boer te helpen zich een duidelijk beeld te vormen van zijn eigen doeleinden, omdat er voor de boer meer mogelijkheden zijn gekomen om zijn bedrijf ingrijpend te veranderen. Ook elders in onze samenle-ving wordt de vraag waar we eigenlijk heen willen, steeds belangrijker. De gezondheidsvoorlichting neemt in Nederland snel in betekenis toe. Ondanks de sterk stijgende kosten van de gezondheidszorg neemt de levensverwachting van de Nederlandse mannen de laatste 20 jaar niet meer toe. Onze sterk curatief ingestelde gezondheidszorg blijkt slecht in staat te zijn onze gezondheid wezenlijk te verbeteren Dit komt door allerlei gedragsveranderingen, zoals een toename van het roken. Daar-door stijgt de belangstelling voor een preventieve gezondheidszorg die gericht is op een beïnvloeding van deze gedragsveranderingen. Ons gedrag wordt slechts in betrekkelijk geringe mate beïnvloed door kennis over de gevolgen hiervan. Veel van deze voorlichting is er daarom op gericht de mensen te helpen zich bewust te worden van de faktoren die hun gedrag beïnvloeden en van de mogelijkheden om deze faktoren te veranderen. Een deel van de gezondheidsvoorlichters, vooral degenen met een medische achtergrond, streeft er naar dat hun cliënten zich gezonder gaan gedragen. Een ander deel van hen, vooral degenen met een agogische achtergrond, streeft naar een bewustere keuze van dit gedrag. Een dergelijke keuze leidt wel vaak, maar niet altijd, tot een gezonder gedrag. De gezondheidsvoorlichting wordt voor een be-langrijk deel gegeven door mensen, die ook curatieve en andere taken hebben, zoals wijkverpleegkundigen en school(tand)artsen.3

Een belangrijk probleem bij de gezondheidsvoorlichting is dat de boodschap vaak betrekking heeft op ziekte en op de kans om te sterven

(23)

en daarmee sterk emotioneel geladen is. Dit maakt een rationele besluit-vorming door de cliënten vaak moeilijk. Zo lijkt het aannemelijk dat diegenen die hun gewondheid het belangrijkste vinden, het meest angstig zijn voor ziekte en dood en daardoor minder goed in staat zich zo te gedragen dat ziekte voorkomen wordt. De paradoxale situatie doet zich hierdoor voor dat voorlichters ervoor moeten waken het belang van de gezondheid te veel aandacht te geven. Veel van deze voorlichters leggen daarom vooral de nadruk op de positieve gevolgen van gezond gedrag en geven daarbij aandacht aan de wijze waarop dit bereikt kan worden.

Er is waarschijnlijk geen terrein van voorlichting waarover zoveel onderzoek is gedaan als de voorlichting over geboorteregeling in ontwik-kelingslanden.4 Een verdubbeling van de bevolking in 20 of 30 jaar, zoals in veel van deze landen plaats vindt, maakt het heel moeilijk de door velen gewenste welvaartsstijging te realiseren Het gezinsbelang en het algemeen belang gaan op dit punt echter niet altijd samen, omdat veel kinderen nodig kunnen zijn voor de oude-dagsvoorziening van de ouders. De voorlichters lijken zich dit echter niet altijd te realiseren

Dit is ook een probleem bij de natuur- en milieu-educatie. Als we niet bereid zijn om meer dan in het verleden rekening te houden met de belangen van onze medemensen, kunnen we waarschijnlijk niet overle-ven. We weten echter nog niet goed hoe we een dergelijk ingrijpende verandering in onze samenleving kunnen bereiken. Bovendien kunnen de voorlichters op dit terrein niet altijd beschikken over de voor hun voorlichting noodzakelijke kennis.

De overheidsvoorlichting is vanouds gericht op openbaarmaking, ver-klaring en toelichting van het overheidsbeleid. Enerzijds meent men dat de burgers het recht hebben om te weten wat de overheid namens hen en met hun geld doet. Anderzijds kunnen veel overheidsmaatregelen alleen gerealiseerd worden, als de burgers begrijpen waarom deze maatregelen genomen worden en bereid zijn zich aan deze regels te houden. Men kan b. v. niet bereiken dat leraren niet meer in de klas roken door een verbod uit te vaardigen, maar mogelijk wel door hun uit te leggen welke invloed dit roken heeft op de sterftekansen van hun leerlingen, omdat deze hun voorbeeld gaan volgen. Een dergelijke voorlichting zal ook invloed hebben op de sociale controle.

De laatste tijd gaat de overheidsvoorlichting niet langer alleen over het beleid, maar vooral ook over de beleidsvoornemens, ten einde de burgers de gelegenheid te bieden effectief inspraak uit te oefenen op het beleid. Volgens de Wet Openbaarheid van Bestuur is de Nederlandse overheid sinds kort verplicht uit eigen beweging informatie te

(24)

verstrek-ken, zodra dit in het belang is van een goede en democratische bestuurs-vorming. Daardoor neemt deze voorlichting snel toe in omvang en betekenis. Voor deze participatiebevordering moet de overheidsvoor-lichting nu ook gebruik gaan maken van onderzoeksresultaten over de te verwachten gevolgen van verschillende beleidsalternatieven. Het blijkt hierbij veel gemakkelijker om diegenen te bereiken die via politieke partijen- en belangenorganisaties toch al een vrij grote invloed hadden op dit beleid, dan om een wezenlijke bijdrage te leveren tot de spreiding van macht. Ook is het niet eenvoudig de gecompliceerde achtergronden van allerlei beleidsmaatregelen aan grote bevolkings-groepen voldoende duidelijk te maken. Voor diegenen die streven naar een democratisering van onze samenleving liggen hier belangrijke uitdagingen. Dit geldt ook voor het ontwikkelen van de bereidheid bij ambtenaren en politici om te luisteren naar de resultaten van de in-spraakprocedures.

De overheidsvoorlichters hadden in het verleden veelal een journalis-tieke achtergrond om via de massamedia het beleid bekend te kunnen maken. N u deze voorlichting meer gericht wordt op participatiebevor-dering en gedragsbeïnvloeding (b.v. bij de uitvoering van sociale wet-ten), wordt het daarnaast ook van belang dat een deel van deze voorlich-ters beschikt over agogische kwaliteiten en/of geleerd heeft een veran-deringsstrategie te ontwikkelen. Voor de journalistiek opgeleide over-heidsvoorlichters kan dit boek o.a. van belang zijn om hen te helpen zich te realiseren dat vaak slechts een deel van hun doel via de massamedia bereikt kan worden.

De beroepen- en de beroepskeuzevoorlichting wordt gegeven door de arbeidsbureaus, de schooldecanen, particuliere adviesbureaus, e.d. Deze voorlichting neemt snel in betekenis toe door de toenemende gecompli-ceerdheid en de snelle verandering van het beroepenveld en doordat een groot aantal mensen in hun leven enkele malen van beroep moet veranderen, hoewel zij hierop niet zijn voorbereid. Tot dusverre werken er bij deze tak van voorlichting opmerkelijk weinig academici.

N u het onderwijskundig en pedagogisch-didactisch onderzoek in omvang toeneemt, begint ook de voorlichting over nieuwe

onderwijsmetho-den van de grond te komen. De totale kosten van het onderwijs zijn in

Nederland wat hoger dan de totale kosten van de landbouw. Men kan moeilijk zeggen dat goed onderwijs voor onze samenleving van minder belang is dan een efficiënte landbouw. Toch blijft de omvang van het onderzoek en de voorlichting in het onderwijs echter nog ver achter bij die in de landbouw. Moeilijkheden bij het geven van voorlichting over

(25)

onderwijsmethoden zijn o.a.:

- de wijze waarop een docent onderwijs geeft hangt sterk samen met de wijze waarop hij gewend is met zijn medemensen om te gaan en dus met zijn persoonlijkheid;

- de mate waarin de doeleinden van het onderwijs zijn gerealiseerd is niet gemakkelijk meetbaar; bovendien bestaat over deze doelein-den weinig eensgezindheid;

- een docent maakt deel uit van een onderwijssysteem, zodat het effect van zijn verandering in onderwijsmethoden mede afhan-kelijk is van de rest van dit systeem, b.v. via exameneisen; bij onderwijsvernieuwingen gaat het dus niet alleen om beslissingen van individuele docenten en van scholen, maar ook om overheids-beslissingen over wijziging van het gehele onderwijssysteem. Mogelijk is juist door deze moeilijkheden vrij veel aandacht gegeven aan de vraag op welke wijze de voorlichting over nieuwe onderwijsmetho-den het beste gegeven kan woronderwijsmetho-den. De hierbij verkregen inzichten zijn ook van belang voor andere terreinen van voorlichting.5

De huishoudelijke en consumentenvoorlichting heeft in Nederland een

betrekkelijk geringe omvang in vergelijking met veel andere landen. Een ernstige moeilijkheid is dat er op dit gebied weinig onderzoek gedaan is waar de voorlichting zich op kan baseren. Veel van deze voorlichting wordt via de massamedia gegeven, omdat voorlichting op basis van persoonlijke hulp, in vergelijking met de omvang van deze beslissingen, vaak zeer duur is. Naast hulp bij beslissingen tracht deze voorlichting de consumenten te stimuleren bewuster te kiezen en te helpen doorzien, wanneer de beïnvloeding van hun beslissingen door het bedrijfsleven in hun belang is. In het verleden is de huishoudelijke voorlichting vooral gericht geweest op het leren van vaardigheden (naaien, koken e.d.) in cursusverband.

Vooral sinds de oliecrisis van 1973 is de voorlichting over

energiege-bruik op gang gekomen. Een belangrijk deel van deze voorlichting

wordt gegeven door de Stichting Voorlichting Energiebesparing Ne-derland, die veel gebruik maakt van de massamedia, o.a. via advertentie-campagnes. Deze voorlichting ondersteunt het energiebeleid van de overheid. Zij stimuleert dat bedrijven en gezinnen gebruik gaan maken van subsidieregelingen voor energiebesparing en zich aanpassen aan de gestegen energieprijzen en aan nieuwe ontwikkelingen, &j-veerliditirïg7 <\ op het gebied van de meet- en regeltechniek, die energiebesparing mogelijk maken. Een belangrijke oorzaak van het stijgende gebruik van energie is de toegenomen welvaart, maar aan de vraag of deze

(26)

wel-vaartsstijging door moet gaan wordt weinig aandacht besteed. In de glastuinbouw is de voorlichting op dit gebied al een 20 jaar eerder begonnen, vooral omdat energie in deze bedrijfstak een be-langrijke kostenpost is. Omdat deze voorlichting nauw samenwerkt met het onderzoek en omdat zij naast de massamedia ook veel gebruik maakt van persoonlijke voorlichting, wordt hier veel mee bereikt. Terwijl van ons totale energiegebruik ongeveer 7 % door de glastuin-bouw wordt gebruikt, komt ongeveer de helft van de subsidies voor energiebesparing in deze bedrijfstak terecht. Per eenheid produkt is het energieverbruik hierdoor sterk gedaald, maar het totale energiegebruik van deze bedrijfstak is nu veel groter dan toen deze voorlichting begon, omdat we veel meer bloemen en glasgroenten zijn gaan gebruiken. Ook op tal van andere terreinen richt de voorlichting zich niet op een beïnvloeding van fundamentele maatschappelijke veranderingen, maar wel op het helpen opvangen van de gevolgen van deze veranderingen.

Heel wat voorlichting is er ook gegeven over de beste manier om energie op te wekken, met name door actiegroepen tegen kerncentrales. Deze groepen werken in Nederland niet zelden met overheidssubsidies. Door deze voorlichting is de aandacht gevestigd op gevaren van deze vorm van energieopwekking, die eerst te weinig aandacht hebben gekregen. Menig deskundige is echter van mening dat deze voorlichting geen evenwichtig beeld heeft gegeven van de voor- en nadelen van kernenergie.6 Dit komt mede omdat deze actiegroepen getracht hebben de naar hun overtuiging eenzijdige voorlichting van de elektriciteits-maatschappijen te compenseren. Mogelijk speelt hierbij ook een rol dat de angst voor atoombommen e.d. een emotionaliteit veroorzaakt, die het voor velen van ons moeilijk maakt de gevaren van een kerncentrale goed af te wegen tegen de gevaren van alternatieve mogelijkheden om energie op te wekken, b.v. kolencentrales.

Bij de voorlichting over energiegebruik kampen we met twee pro-blemen die vermoedelijk ook op andere gebieden van grotere betekenis zullen worden. In het verleden heeft veel voorlichting het proces van economische groei versneld. Door grondstoffengebrek, milieuproble-men e.d. kan in de toekomst juist een beperking van deze groei een belangrijker maatschappelijk doel worden. Welke rol kan de ting spelen bij de realisatie hiervan? Daarnaast gaat het bij deze voorlich-ting om gecompliceerde wetenschappelijke theorieën, waarover onder de onderzoekers geen eensgezindheid bestaat. Is het mogelijk deze voorlichting zo te geven dat leken tot een verantwoorde oordeelsvor-ming in staat zijn? Zo ja, hoe?

(27)

Er zijn nog tal van andere terreinen van voorlichting te noemen, zoals verkeersvoorlichting, seksuele voorlichting en wetenschapsvoorlich-ting.7 Hierop zullen we nu echter niet ingaan.

2.4 Voorlichtingskunde

Voorlichtingskunde is de wetenschap die zich bezig houdt met de strategische vragen die samenhangen met het proces van voorlichting. Zij verzamelt bestaande kennis over elementen van dit proces uit andere wetenschappen en probeert deze te integreren en zo nodig aan te vullen met eigen onderzoek. O p deze wijze tracht zij een rationele besluitvor-ming ten aanzien van doelen en methoden van voorlichting in hun onderlinge relatie te bevorderen. O m goed voorlichting te kunnen geven op een bepaald terrein is het niet alleen noodzakelijk dat de voorlichter beschikt over kennis van en inzicht in de voorlichtingskun-de, maar ook kundig is op het terrein waarop deze voorlichting wordt gegeven, b.v. voedingsleer voor voedingsvoorlichting. Dit zelfde zien we in het onderwijs, waar b.v. een scheikundeleraar zowel een scheikun-dige als een pedagogische-didactische opleiding nodig heeft.

Belangrijke strategische vragen voor een voorlichtingsorganisatie en een voorlichter die de voorlichtingskunde tracht te helpen beantwoor-den zijn de volgende:

1. O p grond van welke overwegingen beslist men om al dan niet voorlichting te geven?

2. Wat is het doel van de voorlichting? Tracht de voorlichter de cliënten een oplossing te geven voor hun problemen of hun te leren in het vervolg dergelijke problemen zelf op te lossen? Hoe bepaalt de voorlichter wat een probleem en wat een oplossing er voor is?

3. Tot wie richt men zich met zijn voorlichting? Tot alle mensen die in een bepaald gebied wonen of tot een bepaalde beroepsgroep, leeftijds-categorie, tot mensen die voor bepaalde beslissingen staan e.d.? Een moeilijkheid is dat vaak diegenen die volgens bepaalde maatstaven de voorlichting het meest nodig hebben er het minste om vragen.

4. Moet de voorlichter trachten hulp te geven bij het oplossen van allerlei voorkomende problemen van cliënten of moet hij zich bepalen tot één soort van problemen, b.v. alleen hun hartziekten? Concentratie op bepaalde problemen heeft het voordeel dat de voorlichters op dit gebied een grotere deskundigheid kunnen ontwikkelen, maar zij zullen een deel van de problemen, die hun cliënten belangrijk vinden, niet kunnen oplossen en de voorlichtingsorganisatie zal voor het beperkte probleemgebied slechts met weinig voorlichters kunnen werken, die ver

(28)

van hun dienten afstaan.

5. Hoe kiest de voorlichter op welke problemen op zijn vakgebied hij het eerst zijn aandacht richt? Een gezondheidsvoorlichter zal een proce-dure moeten ontwikkelen om te bepalen of hij het zwaartepunt van zijn activiteiten wil leggen bij b.v. de preventie van kanker of bij de geeste-lijke volksgezondheid.

6. Tracht de voorlichter een oplossing te geven voor het probleem van zijn cliënt of tracht hij deze te begeleiden bij het zoeken naar een oplossing? Het eerste ligt meer voor de hand bij een technisch probleem, het tweede bij een probleem waarbij waardeoordelen en tussenmenselij-ke relaties een grote rol spelen.

7. Hoe komt de voorlichter (samen met de cliënt) tot een oplossing van het probleem? Kan hij bestaande kennis doorgeven of moet hij een nieuwe boodschap ontwikkelen vanuit de kennis verkregen in verschil-lende wetenschapsgebieden, de praktijkervaring en kennis over de situatie en de doelen van de cliënt? Moet hiervoor ook eerst nog nieuwe kennis ontwikkeld worden? Moeten de oplossingen eerst nog in de praktijk beproefd worden?

8. Welke (combinatie van) voorlichtingsmethoden past men toe? Is deze combinatie gebaseerd op een systematische analyse van de situatie van de cliënten en van de doelen van het voorlichtingsprogramma? Welke methode gebruikt de voorlichter om de verschillende subdoelen te bereiken, b.v. om belangstelling te wekken voor het probleem, om groepsnormen over dit probleem te beïnvloeden en om te helpen bij het nemen van de uiteindelijke beslissing?

9. Hoe wordt elk van deze methoden toegepast? Hoe past de voor-lichter de methode aan, aan het specifieke doel dat hij ermee hoopt te bereiken, aan de ontwikkeling van de cliënten en hun kennis van het probleem en hun houding t.o.v. dit probleem? In hoeverre zijn de voorlichters geschoold in het hanteren van deze methoden?

10. Hoe wordt de voorlichtingsdienst georganiseerd? Hoe bereikt deze dienst dat verschillende functionarissen dezelfde doelen nastreven? Hoe verloopt de onderlinge communicatie? Hoe is de taakverdeling en het samenspel tussen verschillende functionarissen, zoals specialisten en generalisten? Hoe stroomt de informatie door van de bronnen van kennis, b.v. onderzoekers, naar de voorlichters in het veld en andersom? O p welke wijze wordt de staf gemotiveerd om hard te werken?

11. Met welke organisaties zal een voorlichtingsdienst samenwerken en hoe kan deze samenwerking georganiseerd worden? Het kan hierbij gaan om overheidsorganisaties die relaties met de doelgroep

(29)

onderhou-den, om organisaties van cliënten, b.v. beroepsverenigingen of om het bedrijfsleven. De samenwerking kan beperkt blijven tot het elkaar wederzijds informeren over eikaars werk of men kan trachten bepaalde problemen van de cliënten gezamenlijk zo goed mogelijk op te lossen.

12. Hoe evalueert men het werk van de voorlichtingsdienst? Hoe bepaalt men of de gestelde doelen bereikt zijn en of ook tevens onver-wachte resultaten bereikt zijn? Hoe krijgt men de informatie om de voorlichting eventueel te kunnen verbeteren, b.v. door de gebruikte methoden aan te passen?

13. Hoe groot moet het budget van de voorlichtingsdienst zijn en hoe moet dit verdeeld worden? Moet de overheid b.v. in het onderwijs o, 1% of 2 % van het budget aan voorlichting over nieuwe onderwijsme-thoden besteden? Welk deel hiervan moet men b.v. besteden voor individuele voorlichting, welk deel voor het maken van audiovisuele hulpmiddelen?

Het meeste voorlichtingskundig onderzoek is tot dusverre gericht geweest op de vragen 8 en 9, dus op de keuze en het gebruik van de verschillende voorlichtingsmethoden. De laatste tijd komt er echter bij de voorlichtingskundigen meer belangstelling voor de vragen 2 en 6, dus voor de doelen van de voorlichting en voor de relatie tussen de voorlich-ter en zijn cliënten.

In het voorgaande zijn we impliciet uitgegaan van de veronderstel-ling dat het inititatief bij het geven van voorlichting ligt bij de voor-lichter. In feite ligt dit initiatief echter niet zelden bij de cliënt, die ziet dat hij voor zijn besluitvorming deskundige informatie nodig heeft en zich daarom tot de voorlichter wendt om hulp. Verschillende voor-Jlichters doen in fiete niets anders dan zo goed mogelijk te voldoen aan dergelijke verzoeken om hulp. Dit heeft uiteraard het voordeel dat zij inspelen op problemen die hun cliënten belangrijk vinden. Een nadeel is echter dat zij hun cliënten niet helpen zich tijdig bewust te worden van problemen die door hen nog niet als een probleem worden er-varen. Dit kan tot gevolg hebben dat sommige bevolkingsgroepen slechts in geringe mate jworden bereikt, omdat zij hun problemen nog niet kunnen formuleren.

!-f pet gevaar bestaat bovendien dat de voorlichter wel goed helpt om de

problemen van gisteren op te lossen, maar niet om de problemen van morgen te voorkomen.

2.5 Karakter van de voorlichtingskunde als wetenschap en samenhang m e t andere wetenschappen

(30)

decisiegerichte wetenschappen.8 Voorlichtingskunde zien we zowel als een toegepaste als een decisiegerichte wetenschap.

Een tijd lang heeft in de wetenschap de nadruk gelegen op het ver-garen van kennis over de materie, de natuur, het functioneren van de mens, de loop van de sterren enz. De vraagstelling was dan: 'Ik zie een verschijnsel, wat zijn de oorzaken? Hoe kan ik het verklaren?' Na het onderzoek valt het te hopen dat de onderzoeker een verklaring heeft gevonden.

Het studieobject, de materie, de mens etc. zijn niet veranderd door het onderzoek. In feite heeft het studieobject geen direkt belang bij de uitkomst van het onderzoek. Het functioneert gewoon door. Deze vorm van wetenschap heet conclusiegericht, omdat de conclusie over de oorzaken het doel was.

Daarnaast bestaat er een vorm van wetenschap die we toegepast noe-men, omdat de resultaten geschikt zijn om toe te passen als men wat verbeteren of veranderen wil. Een voorbeeld: Men weet dat de ver-schijnselen van suikerziekte veroorzaakt worden door insulinetekort. De probleemstelling wordt nu: welke methoden bestaan er om dit te-kort te compenseren. Het resultaat kan zijn dat men enkele methoden vindt die bruikbaar zijn. Bruikbaar zijn betekent niet hetzelfde als gebruikt worden. Het gebruik van de resultaten bij suikerziekte-pa-tiënten ligt niet meer op het terrein van de onderzoeker. Het onderzoek eindigt bij het gevonden hebben van toepassingsmogelijkheden.

Een derde mogelijkheid is de decisiegerichte wetenschap. Hiervoor wordt onderzoek bedreven over een proces, terwijl het aan de gang is in een bedoelde richting.9 Uitgangspunt voor dit onderzoek is een streven, een gewenste verandering, dus een punt dat in de toekomst ligt. Doel van het onderzoek is, al strevende, de beste methode te vinden om de gewenste verandering te bereiken. Het onderzoek gebeurt dus aan een reagerend object. Dit kan o.a. gedaan worden met actie-onderzoek. Een milieu-actie wil een bepaald doel bereiken, nl. het meer milieubewust handelen van de mensen uit een dorp. N u worden op een systematische manier alle mogelijke stappen en methoden doordacht om deze actie te voeren. De actiegroep kiest uit deze mogelijkheden de stappen en methoden waarvan zij het meeste succes verwacht. Dan voert zij de actie en reageert op de reactie van de bevolking bij elke stap. Dit reageren legt zij samen met de onderzoekers steeds vast in samenhang met de desbe-treffende stap en de andere omstandigheden. De bedoeling is dus de actie zo goed mogelijk te doen slagen, terwijl men steeds de vinger aan de pols houdt met betrekking tot de strategie.

(31)

In tegenstelling t o t conclusiegericht en t o e g e p a s t o n d e r z o e k , is h e t o n d e r z o e k s o b j e c t hier niet constant. H e t v e r a n d e r t d o o r h e t o n d e r z o e k zelf, d a t h e t slagen v a n d e actie als h o o f d d o e l s t e l l i n g heeft. H e t o n d e r -zoek is tegelijk m i d d e l o m de hoofddoelstelling te b e r e i k e n . E e n m o e i l i j k h e i d is d a t d e resultaten v a n d e evaluatie v a n alle s t a p p e n m a a r b e p e r k t generaliseerbaar zijn. Veel o n d e r z o e k s m e t h o d e n , o m d e v i n g e r zo g o e d m o g e l i j k aan de pols te h o u d e n e n o m v e r b a n d te l e g g e n tussen actie e n h e t r e a g e r e n v a n h e t object, b e v i n d e n zich n o g in een pril s t a d i u m v a n o n t w i k k e l i n g . D o o r in te grijpen in maatschappelijke processen k a n een decisiegerichte o n d e r z o e k e r v a a k een d i e p e r g a a n d inzicht krijgen in h e t f u n c t i o n e r e n v a n o n z e m a a t s c h a p p i j , b . v . in de m a c h t s v e r h o u d i n g e n , d a n een conclusiegerichte o n d e r z o e k e r .

Schema 2.1: Verschillen tussen conclusiegerichte, toegepaste en decisiegerichte wetenschap

Conclusiegericht Toegepast Decisiegericht Doelstelling Kennisvergaring

Hypothese Stellig vermoeden over een bepaalde relatie tussen symptoom en oorzaak Aard van ge- Causaliteit: bij zocht verband elk gevolg wordt

de corresponderende oorzaak gezocht Strategie Cognitief proces: strategie van het kennen of begrijpen van de werkelijkheid Verificatie Denkend verifiëren,

experimenterend verifiëren

Gericht op het verleden Diagnotisch Kennis vergaren die in de praktijk toepasbaar is Causaal + finaal

e/im

i^fr

Een gewenste verandering bewerkstelligen door kennisvergaring

Stellig vermoeden over een bepaalde relatie tussen doel en middel Finaliteit: bij elke streefrichting worden de meest effectieve middelen gezocht

Wilsproces: strategie van het verwerkelijken of ingrijpen in de werkelijkheid Handelend verifiëren als gevolgen zichtbaar worden Gericht op de toekomst Risicoaanvaardend De toepassing zelf krijgt wetenschapskarakter In s c h e m a 2 . 1 . is de w e r k e l i j k h e i d u i t e r a a r d w a t v e r e e n v o u d i g d . In de praktijk is er sprake v a n een c o n t n i u ü m v a n conclusiegericht n a a r

(32)

decisiegericht. Vooral in de sociale wetenschappen hebben we zelden te maken met verschijnselen die één oorzaak hebben, maar er is veeleer sprake van waarschijnlijkheidsrelaties.

Voorlichtingskunde is zowel een toegepaste als een decisiegerichte wetenschap.

Toegepast is de voorlichtingskundige bezig als hij b.v. onderzoekt

welke media gebruikt worden door cliënten om kennis te vergaren. Het onderzoek grijpt niet in het lopende proces. De resultaten kunnen gegevens opleveren die bruikbaar zijn, als men kennis over een volgend onderwerp wil verspreiden, dus de verworven kennis toepast.

Decisiegericht is voorlichtingskunde bezig als zij, b.v. bij een actie om

energieverspilling te voorkomen, deze doelstelling zo verantwoord mogelijk tracht te bereiken èn de genomen stappen en de reacties van de doelgroep hierop probeert te analyseren. Het onderzoeksobject, ni. de doelgroep, verandert door deze combinatie van onderzoek en actie; het wordt in de streefrichting beïnvloed. Tijdens het decisiegericht bezig zijn maakt de voorlichtingskundige gebruik van conclusiegerichte we-tenschap (b.v. de leerpsychologie) en van toegepaste wewe-tenschap (voor zover zij b.v. gebruik maakt van mediaonderzoek). Ook tijdens decisie-gerichte acties kan de nadruk liggen op het vergaren van kennis, b.v. over kennis, houding en gedrag van de doelgroep. Dit is dan echter een onderdeel van een bredere strategie met het oog op het beïnvloeden of hanteren van variabelen binnen een gegeven situatie.

Kenmerkend voor deze decisiegerichte werkwijze is dat de voorlich-tingskundige onderzoeker zich richt op variabelen die de voorlichter kan beïnvloeden om zijn doel beter te bereiken. Deze onderzoeker zal daarom eerder letten op het effect van het taalgebruik van de voorlichter op zijn doelgroep dan op de relatie tussen de leeftijd van zijn cliënten en de mate waarin zij van voorlichting gebruik maken. Deze laatste samenhang kan wel sterk zijn, maar deze leeftijd is door de voorlichter veel moeilijker te beïnvloeden dan zijn eigen taalgebruik.

Een wetenschap als de voorlichtingskunde, die er naar streeft de gevolgen van beslissingen zo goed mogelijk te voorspellen, kan zich niet beperken tot die aspecten van deze gevolgen die binnen één bepaalde discipline vallen. Hetzelfde zien we b.v. bij de geneeskunde, die niet alleen steunt op de biologie, maar ook op de psychologie en de elektroni-ca. Ook de voorlichtingskunde steunt op verschillende disciplines die aspecten van het menselijke gedrag bestuderen. Dit zijn vooral de sociale psychologie, de sociologie en de culturele antropologie. Daarnaast zijn ook andere meer decisiegerichte wetenschappen van belang voor de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In combining social movement and institutional entrepreneurship literature, we examine why and how target organizations engage in collective action, change their

Because in the period under research no international railways were actually constructed on the European continent (p. 94), the concept of ‘interna- tionalization’ in the main

Hoewel een kostbaar proefveld over het algemeen voor wortelonderzoek en de daarvoor noodzakelijke vergravingen minder in aanmerking komt zullen de herontgonnen objecten van

Ook de Engelse landbouw ondervond ne» 1870 de gevolgen van de toe- nemende graanimporten uit de overzeese gebieden., in het bijzonder uit Noord--Amerika» De moeilijkheden begonnen

Voor zover er wel werd geadviseerd door de ouders, werden de ambachtelijke beroepen het meest aangeraden (31%)« Het landarbeidersberoep werd veel min- der vaak aangeraden (11%).

De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren en stelt zich ten doel dat alle Europese wateren in het jaar 2015 een ‘goede toestand’ hebben bereikt

Op vraag van de minister van pensioenen de dato 11 juni 2020 heeft de commissie het onderzoek van de FSMA alsook haar feedback statement over de financiering van

Bianca Peters (namens RVG vastgoed) ingaan op de stand van zaken van het project Centrumplan Eelde en de planning naar de toekomst. Delia Nijdam en dhr Rob Schreibers) en ondernemers