Toplaag voor stimulatie bladroofmijten tegen
trips in Alstroemeria.
Chantal Bloemhard, Gerben Messelink, Nieves García
Achtergrond
Californische trips, Frankliniella occidentalis, is een groot probleem in de sierteelt onder glas. Het onderzoek met toplagen heeft laten zien dat het mogelijk is om tot een betere bestrijding van trips te komen door roofmijten in het gewas te ondersteunen met voedsel in de
bodem. Met een mix van bark, zemelen en gist gestrooid over de grond of substraat kon de prooimijt Tyrophagus putrescentiae de bladroofmijt Neoseiulus cucumeris ondersteunen waardoor er een betere vestiging van N. cucumeris in het gewas was.
B. Hoe moet de toplaag aangebracht worden
Bij de vergelijking in uitzetdichtheden (strook, vier of twee hoopjes per bed) zijn takken bemonsterd in de strook zelf of in de
lengterichting tussen de hoopjes. Alleen in de strook werd op bijna 70% van de takken N. cucumeris gevonden. Moesten de roofmijten zich verplaatsen tussen de hoopjes dan was op slechts 8 – 25% van de takken N. cucumeris gevonden.
De grafiek laat het percentage takken zien waar roofmijten en/of roofmijteieren op
gevonden werden. De foto’s rechts de toplaag in het gewas als strook (boven) of hoop.
Toepassing in de praktijk
Voor implementatie van de toplagen had de praktijk nog vragen:
A. Zijn er andere materialen geschikt als toplaag dan de gebruikte mix van zemelen, bark en gist?
B. Hoe moet de toplaag aangebracht worden om in heel het gewas vestiging van C. cucumeris te krijgen?
C. Wat is het effect van vocht of droogte in de toplaag op de ontwikkeling van voermijten?
Het onderzoek hieronder geeft antwoorden op deze praktijkvragen.
C. Het effect van vocht
Het advies voor de praktijk is daarom volvelds uitstrooien van de toplaag. Deze waarneming is uitgevoerd in een grondteelt. In
grondteelt is er zonder toplaag geen vestiging. Er zijn aanwijzingen dat bij teelt in een organisch materiaal als kokos de prooimijt in de toplaag ook kan vestigen, en daarmee mogelijk ook de roofmijt.
A. Andere materialen als toplaag
Materialen als tarwegries en maisgluten werden als vervanger van zemelen gebruikt. Bij een vergelijking blijkt dat zemelen een betere bron voor voermijten is. Hierbij is bakkersgist (gk) een betere
ondersteuning dan de gistcultuur voor dierenvoeding (DV).
Ontwikkeling voermijt Tyrophagus putrescentiae bij verschillende luchtvochtigheden (RV) en vochtgehalte van het materiaal.
Wageningen UR Glastuinbouw Postbus 20, 2665 MV Bleiswijk Contact: chantal.bloemhard@wur.nl T + 31 (0)317 48 56 65 www.glastuinbouw.wur.nl 0 1 2 3 4 5 6 hoogte (mm) materialen en giststoort
populatiegroei voermijt Tyrophagus
wk2 wk3 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
controle strook 4-hoop 2-hoop
% 0 0.5 1 1.5 2 2.5 3 3.5 27.1 16.6 10.4 8.6 95 75 55 34 RV toplaag - RV lucht (%)
De luchtvochtigheid en het vocht in de toplaag kunnen de
ontwikkeling van de prooimijt beïnvloeden. Met hoge RV en veel vocht lijkt de voermijt Tyrophagus putrescentiae geen problemen te hebben. Wel met droogte! De ondergrens ligt ergens tussen 55 en 75% RV.
De afbeeldingen tonen enkele van de geteste materialen; links maisgluten, midden tarwegries, rechts zemelen.
strook