• No results found

Positief kind gedrag stimuleren met behulp van complimenten : het gebruik en de effectiviteit van gelabelde en ongelabelde complimenten door ouders en professionele opvoedingsondersteuners op de mate van gehoorzaamheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Positief kind gedrag stimuleren met behulp van complimenten : het gebruik en de effectiviteit van gelabelde en ongelabelde complimenten door ouders en professionele opvoedingsondersteuners op de mate van gehoorzaamheid "

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Positief Kind Gedrag Stimuleren Met Behulp Van Complimenten

Het Gebruik en de Effectiviteit van Gelabelde en Ongelabelde Complimenten Door Ouders en

Professionele Opvoedingsondersteuners op de Mate van Gehoorzaamheid van het Kind

Masterscriptie Opvoedingsondersteuning

Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen

Universiteit van Amsterdam

J. C. de Wit (10787534)

Scriptie begeleider: Dr. P.H.O. Leijten

2e beoordelaar: Prof. dr. R.G. Fukkink

(2)

Inhoudsopgave Abstract / Samenvatting 3 Inleiding 5 Studie 1. 11 Methode 11 Resultaten 14 Studie 2. 16 Methode 16 Resultaten 19 Studie 3. 21 Methode 21 Resultaten 23 Algemene discussie 25 Referenties 33

(3)

Abstract

Researchers suggest that a praise has to be specifically aimed at the behavior of children. These labelled praise is expected to be more effective to stimulate the obedience of children compared to unlabelled praise. Unlabelled praise is more general and is not

specifically focused on behavior. What types of praises parents tend to us and what

professionals tend to advise is not yet tested. Participants were 107 professionals, 128 parents and 91 children. Studies 1 and 2 use a 5-point questionnaire in which professionals and

parents reported how often they had advised or used labelled and unlabelled praise. In Study 3 the effectiveness of praise on the child obedience (the number of M&M’s children had eaten) is measured. Paired- Samples T tests show that professionals more often advise labelled praise and parents use both types of praises equally as often. An ANOVA shows no difference in effectiveness. Further research is needed to confirm these results.

Keywords: labelled praise, unlabelled praise, obedience

Samenvatting

Onderzoekers suggereren dat een compliment gericht moet zijn op het gedrag van kinderen. Van deze gelabelde complimenten wordt verwacht dat ze effectiever zijn om de gehoorzaamheid van kinderen te stimuleren in vergelijking met ongelabelde complimenten. Ongelabelde complimenten zijn algemener en niet specifiek gericht op gedrag. Welk soort complimenten ouders gebruiken en professionele opvoedingsondersteuners adviseren is nog niet onderzocht. Aan dit onderzoek deden 107 professionals, 128 ouders en 91 kinderen mee. In Studie 1 en 2 is met een vragenlijst op een 5-punts schaal door professionals en ouders gerapporteerd hoe vaak zij gelabelde en ongelabelde complimenten hebben geadviseerd of gebruikt. In Studie 3 is de effectiviteit van beide soorten complimenten op de gehoorzaamheid van het kind (aantal opgegeten M&M’s) getoetst. Gepaarde T- toetsen laten zien dat

(4)

vaak gebruiken. Een ANOVA laat geen verschil zien in effectiviteit. Verder onderzoek is nodig om de resultaten te bevestigen.

(5)

Inleiding

In veel opvoedingsondersteuningsprogramma’s krijgen ouders het advies om positief gedrag van kinderen te versterken door het geven van complimenten (Brestan & Eyberg, 1998; De Vos- Van der Hoeven, 2014; Eyberg, 1988, Sanders, 1999; Webster- Stratton, 2001). Een compliment is een verbale en positieve bekrachtiging (Janssen, Blokland & Ligtermoet, 2006; Van Marwijk & Poortvliet, 2012). De Sociale Leertheorie (Bandura, 1971) en het Operant Conditioneren (Thorndike, 1901) laten zien dat al het gedrag van mensen kan worden aangeleerd of afgeleerd. De theoretici achter deze theorie zien het geven van

complimenten als een methode om gedragsverandering teweeg te brengen (Bandura & Walters, 1963; Bijou & Baer, 1963; Skinner, 1950). Met behulp van complimenten kunnen ouders hun kinderen nieuw gedrag aanleren en het gewenste gedrag van hun kind stimuleren (Janssen et al., 2006; Sanders, 2012; Van Marwijk & Poortvliet, 2012); om zo ongewenst gedrag af te leren (Patterson, 1982; Patterson, Reid & Dishion, 1992; Sanders, 2012). In deze studie zal specifiek gekeken worden naar het gebruik van complimenten om positief gedrag van kinderen te stimuleren om opstandig gedrag te voorkomen. Onder ‘opstandig gedrag’ wordt al het gedrag verstaan dat vanuit de omgeving als opstandig wordt ervaren, zoals ongehoorzaamheid, schreeuwen of agressief en destructief gedrag (gedrag bedoeld om iets kapot te maken, Eyberg & Robinson, 1981); waarbij geen sprake is van een veelvoudig terugkerend patroon (Matthys, 2003).

Verschillende Soorten Complimenten

Er bestaan verschillende soorten complimenten die ouders kunnen geven aan hun kinderen. Een veelgebruikt onderscheid is dat tussen het gebruik van persoonlijke

complimenten of procesgerichte complimenten, of het gebruik van gelabelde of ongelabelde complimenten. Een persoonlijk compliment is gericht op de persoonlijke kwaliteiten van het kind (Brummelman et al., 2014b; Cimpian, Arce, Markman & Dweck, 2007; Kamins & Dweck, 1999; Mueller & Dweck, 1998); bijvoorbeeld: “Wat ben jij goed!” Procesgerichte complimenten zijn daarentegen gericht op het gedrag van het kind (Ginott, 1965; Kamins & Dweck, 1999); bijvoorbeeld: “Je hebt goed gewerkt!” Een gelabeld compliment bevat een

(6)

expliciete verwijzing naar het positieve gedrag van het kind (Chalk, & Bizo, 2004; Sanders, 1999); bijvoorbeeld: “Wat goed dat je je speelgoed hebt opgeruimd!” Ongelabelde

complimenten bevatten daarentegen geen expliciete verwijzingen naar het positieve gedrag van het kind (Leijten et al., 2013); bijvoorbeeld: “Wat goed!” In deze studie zal een

onderscheid worden gemaakt tussen gelabelde en ongelabelde complimenten.

De Effecten van Complimenten

Onderzoek heeft aangetoond dat het geven van complimenten en positieve aandacht aan kinderen, ouders kan helpen om gezinsproblemen beter te kunnen hanteren (Eyberg & Robinson, 1982). Er wordt gesuggereerd dat het gebruik van complimenten kan bijdragen aan het creëren van een warme en positieve gezinsomgeving (Owen, Slep & Heyman, 2012); wat de ouder- kind interactie bevordert (Bowlby, 1958; Delin & Baumeister, 1994); en de kind ontwikkeling optimaliseert (Van IJzendoorn, 2008).

De meeste ouders geven hun kinderen een compliment bij een prestatie (De Vos- Van der Hoeven, 2014). Echter blijkt dat kinderen die daarnaast ook geprezen worden voor

dagelijkse prestaties, zoals het netjes opruimen van speelgoed, vaker positief gedrag laten zien dan kinderen die alleen geprezen worden voor een uitzonderlijke prestatie (Gunderson et al., 2013; Kamins & Dweck, 1999; Mueller & Dweck, 1998). Uit onderzoek blijkt dat jonge kinderen, tussen de twee en zeven jaar oud, meer opstandig gedrag gaan vertonen als zij niet geprezen worden of geen aandacht krijgen voor goed gedrag (Eyberg & Robinson, 1982). Om positief kind gedrag te stimuleren is het van belang dat ouders vaker complimenten gebruiken voor alledaagse prestaties. “Find as many opportunities to sincerely praise your children as you can” (McKay, 1992, p.243).

Het geven van complimenten lijkt een zeer geschikte methode te zijn om positief kind gedrag te stimuleren (e.g. Henderlong & Lepper, 2002); waardoor de kans dat een kind opstandig gedrag vertoont zal afnemen (Eyberg, 1988; Webster- Stratton, 2001). Echter is het belangrijk om stil te staan bij het feit dat niet ieder compliment altijd een gewenste effect heeft op kinderen (Henderlong & Lepper, 2002). Welk effect een compliment heeft op het

(7)

gedrag van het kind, hangt af van hoe, wanneer en hoe vaak het compliment wordt gegeven (Brummelman et al., 2014b). Sommige onderzoekers suggereren dat het te vaak krijgen van hetzelfde compliment er voor kan zorgen dat kinderen complimenten als onwaar gaan zien (e.g. Ginott, 1965; Kohn, 1993). Onderzoek heeft aangetoond dat het krijgen van een

overvloed aan complimenten het narcisme (opgeblazen zelfbeeld) bij kinderen onbedoeld kan verhogen (Brummelman, Thomaes, Nelemans, Orobio de Castro & Bushman, 2015).

Kinderen met een laag zelfbeeld blijken, door een overvloed aan complimenten, uitdagingen uit de weg te gaan (Brummelman, Thomaes, Orobio de Castro, Overbeek & Bushman, 2014a). Als ze bijvoorbeeld geprezen worden voor een taak die veel te makkelijk is, dan zullen zij in het vervolg sneller een te makkelijk taak uitvoeren om een compliment te krijgen, dan te kiezen voor een wat moeilijkere taak die de vaardigheden van het kind juist stimuleert (Meyer, 1992). Bovendien is gebleken dat als kinderen alleen maar geprezen worden op persoonlijke kwaliteiten (‘persoonlijk compliment,’ Brummelman et al., 2014b; Cimpian et al., 2007; Kamins & Dweck, 1999; Mueller & Dweck, 1998); dit het zelfvertrouwen van kinderen met een laag zelfbeeld aantast wanneer zij vervolgens geen succes hebben op een andere taak (Brummelman et al., 2014b; Henderlong & Lepper, 2002). Alles samen zou het geven van complimenten om gewenst gedrag bij kinderen te stimuleren gezien kunnen worden als een preventieve aanpak voor opstandig gedrag, mits de complimenten op de juiste manier en op het juiste moment aan het kind worden gegeven.

Advies Vragen aan Professionals

Er zijn vele verschillende redenen te benoemen waarom ouders om advies vragen bij professionele opvoedingsondersteuners om gewenst gedrag van hun kinderen te stimuleren. Uit onderzoek blijkt dat de voornaamste reden waarom ouders hulp zoeken, een gebrek aan gehoorzaamheid is van het kind (Chamberlain & Smith, 2003; Schuhmann, Durning, Eyberg & Boggs, 1996). Het advies dat ouders krijgen van professionals en vanuit vele

opvoedingsondersteuningsprogramma’s om de gehoorzaamheid van kinderen te stimuleren, is het gebruik maken van complimenten (Brestan & Eyberg, 1998; De Vos- Van der Hoeven, 2014; Eyberg, 1988, Sanders, 1999; Webster- Stratton, 2001). In deze studie zal daarom onder

(8)

‘het stimuleren van gewenst gedrag’ worden verstaan; het stimuleren van de gehoorzaamheid van het kind. Aangezien vroege ongehoorzaamheid kan uitgroeien tot ernstige

gedragsproblemen in de adolescentie (Degangi, Breinbauer, Doussard Roosevelt, Porges & Greenspan, 2000; Egeland, Kalkoske, Gottesman & Erickson, 1990; McMahon, 1994; Webster- Stratton, 2001); is het van belang dat de gehoorzaamheid van kinderen al in de vroege kinderjaren wordt gestimuleerd.

Professionals en het Gebruik van Complimenten

In veel opvoedingsondersteuningsprogramma’s gaat het advies dat ouders krijgen om de gehoorzaamheid van hun kind te stimuleren specifiek over gelabelde of ongelabelde complimenten (Brestan & Eyberg, 1998; Eyberg, 1988; Sanders, 2012; Webster- Stratton, 2001). Het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten gaat terug naar de jaren ’60 waarin Hanf (1969) aan de hand van haar twee-fase behandelingsmodel, waarbij de eerste fase gericht was op het kind en de tweede fase op de ouder, de basis legde voor het sociaal versterken van gedrag met behulp van gelabelde en ongelabelde complimenten. Onder andere dit behandelingsmodel van Hanf (1969) is verwerkt in veel hedendaagse

opvoedingsondersteuningsprogramma’s, zoals het ‘Positief opvoeden’ van Triple- P (Speetjens, De Graaf & Blokland, 2007); de trainingsprogramma’s van Incredible Years (Webster-Stratton, 2006); en het Parent Management Training Oregon (PMTO, Van Leeuwen & Albrecht, 2008). In deze programma’s worden ouders geadviseerd om gelabelde

complimenten te gebruiken in plaats van ongelabelde (Eyberg, 1988; Forgatch, 1994; Sanders, 1999; Webster-Stratton, 2001).

Aan de hand van de adviezen van opvoedingsondersteuningsprogramma’s is het voor de hand liggend dat professionele opvoedingsondersteuners ouders vaker zouden adviseren om gelabelde complimenten te gebruiken dan ongelabelde complimenten om de

gehoorzaamheid van hun kinderen te stimuleren. Echter is er van professionals geen

wetenschappelijk onderzoek bekend over de adviezen die zij geven aan ouders gericht op het gebruik van gelabelde of ongelabelde complimenten. Dit is wel belangrijk. Als de adviezen die professionele opvoedingsondersteuners geven en de complimenten die ouders gebruiken

(9)

namelijk met elkaar overeenstemmen, dan kunnen ouders gericht ondersteund worden om een positieve manier van opvoeden te hanteren om opstandig gedrag bij kinderen te voorkomen. Op basis van de adviezen van opvoedingsondersteuningsprogramma’s wordt er verwacht dat professionele opvoedingsondersteuners ouders vaker het advies geven om gelabelde

complimenten te gebruiken om de gehoorzaamheid van het kind te stimuleren, dan ongelabelde complimenten.

Ouders en het Gebruik van Complimenten

Of ouders, zoals vele opvoedingsondersteuningsprogramma’s adviseren, vaker gelabelde complimenten gebruiken in vergelijking met ongelabelde complimenten, is

nauwelijks wetenschappelijk onderzocht. Bestaand onderzoek naar het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten laat zien dat ouders weinig gebruik maken van gelabelde complimenten en vaker hun kinderen complimenteren met een ongelabeld compliment bij het spelen van een knikkerspel (Bernhardt & Forehand, 1975); en bij agressieve kleuters

(Raaijmakers, 2008). Echter verschillen de uitkomsten van complimenten van deze onderzoeken met de uitkomsten van deze studie, waarbij het verbeteren van de mate van gehoorzaamheid van kinderen aan ouders centraal staat om opstandig gedrag te voorkomen. Om een beeld te krijgen van het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten door ouders van kinderen in het algemeen en of dit gebruik aansluit bij de professionele adviezen, zal dit in deze studie specifiek worden onderzocht. Ondanks eerdere bevindingen over het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten, wordt er verwacht dat ouders vaker gelabelde complimenten gebruiken om de gehoorzaamheid van hun kinderen te stimuleren in plaats van ongelabelde complimenten. Dit op basis van de adviezen die ouders krijgen van opvoedingsondersteuningsprogramma’s, wat in eerder onderzoek niet werd meegenomen. Effectiviteit van Gelabelde en Ongelabelde Complimenten

Wanneer er bekend is welke complimenten professionele opvoedingsondersteuners doorgaans aan ouders adviseren om te gebruiken en welke complimenten ouders gebruiken, rijst de vraag welke vorm van complimenten (gelabeld of ongelabeld) het meest effectief is

(10)

om de mate van gehoorzaamheid van het kind aan de ouder te stimuleren. Niet alle vormen van het geven van complimenten zijn immers even effectief (Henderlong & Lepper, 2002; Owen et al. 2012). Het is van belang voor de effectiviteit dat een compliment spontaan, oprecht en eerlijk gegeven wordt (Henderlong & Lepper, 2002). Daarnaast suggereren onderzoekers dat een compliment specifiek gericht moet zijn op het gedrag van het kind en niet te algemeen of juist te uitbundig (e.g. Kanouse, Gumpert & Canavan- Gumpert, 1981). De kans dat een kind gehoorzaamheid vertoont wordt naar verwacht vergroot als hij of zij precies weet wat het gewenste gedrag is (Bernhardt & Forehand, 1975; Miller, Brickman & Bolen, 1975). Hieruit zou opgemaakt kunnen worden dat gelabelde complimenten effectiever zijn dan ongelabelde complimenten om gehoorzaamheid van kinderen te stimuleren, omdat met een gelabeld compliment expliciet wordt verwezen naar het positieve gedrag van het kind. Aan de hand van de effectieve kenmerken van complimenten en de adviezen van opvoedingsondersteuningsprogramma’s wordt er verwacht dat gelabelde complimenten effectiever zijn, dan ongelabelde complimenten, om de mate van gehoorzaamheid van het kind aan de ouder te stimuleren.

Huidig Onderzoek

De volgende onderzoeksvragen staan in dit onderzoek centraal:

1. “Adviseren professionele opvoedingsondersteuners vaker gelabelde of ongelabelde complimenten aan ouders om de mate van gehoorzaamheid van hun kinderen in de opvoeding te stimuleren?”

2. “Gebruiken ouders vaker gelabelde of ongelabelde complimenten in de opvoeding van hun kinderen om de mate van gehoorzaamheid te stimuleren?”

3. “In hoeverre verschillen gelabelde en ongelabelde complimenten van elkaar in de mate waarin ze effectief zijn om de gehoorzaamheid van het kind aan de ouder te stimuleren?”

(11)

Studie 1

Deze studie heeft de adviezen die professionele opvoedingsondersteuners aan ouders gaven, gericht op het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten, getoetst. Er is specifiek ingegaan op de vraag of professionals vaker gelabelde of ongelabelde complimenten hebben geadviseerd om positief kind gedrag (gehoorzaamheid) te versterken.

Methode

Participanten.

In totaal deden er 107 professionele opvoedingsondersteuners mee. De gemiddelde leeftijd was 39.4 jaar oud (M = 39.41, SD = 11.04). Hiervan was 91.8% vrouwelijk en 8.2% mannelijk. De professionele opvoedingsondersteuners verleenden vanuit erkende organisaties opvoedingsondersteuning aan ouders van kinderen met opstandig gedrag tussen de vier en twaalf jaar oud, zoals medewerkers van consultatiebureaus, orthopedagogen en

gecertificeerde uitvoerders van interventies zoals Triple P en Incredible Years.

Procedure.

Per provincie werden random vier organisaties geselecteerd die werken met kinderen tussen de vier en twaalf jaar, waaronder met opstandig gedrag. Wanneer de random

geselecteerde organisatie meerdere locaties had binnen de provincie en of gemeente, werd de gehele organisatie van de betreffende provincie en of gemeente in het onderzoek

meegenomen. Indien in een telefoongesprek met een contactpersoon van de organisatie toestemming was verleend (95.56% van de benaderde organisaties) ontvingen de professionele opvoedingsondersteuners een digitale informatiebrief en een link naar de vragenlijst. De contactpersonen waren werknemers met verschillende functies, waarvan de meeste werkende waren bij de afdeling ‘communicatie.’ Daarnaast zijn professionals die werken met programma’s als Parent Management Training Oregon (PMTO), Parent-Child Interaction Therapy (PCIT), Incredible Years (IY) en Positieve Parenting Program (Triple-P)

(12)

benaderd voor deelname. Dit omdat zij speciaal getraind zijn in het geven van complimenten aan kinderen met opstandig gedrag. Alle deelnemers tekenden een digitaal informed consent formulier. Het onderzoek is goedgekeurd door de Ethische Commissie van de Universiteit van Amsterdam.

Meetinstrument.

Om het advies in gelabelde en ongelabelde complimenten van de professionele opvoedingsondersteuners te meten, werd een vragenlijst ontwikkeld en digitaal ingevuld (zie Tabel 1). Professionals werden gevraagd hoe vaak zij bepaalde voorbeeldcomplimenten aan ouders, van kinderen in het algemeen, adviseerden om positief gedrag van hun kinderen te versterken. Vervolgens rapporteerden de professionals op een 5- punt schaal lopend van (1)

beveel ik nooit aan tot (5) beveel ik vaak aan hoe vaak zij dit voorbeeldcompliment gaven als

advies. De helft van deze complimenten (vier items) waren ongelabeld en de andere helft gelabeld; welke verdeeld waren over de vragenlijst. Dit zodat de professionals geen patroon zouden zien in de gelabelde en ongelabelde complimenten. Op deze manier werd de kans verkleind dat professionals voor alle gelabelde items en alle ongelabelde items hetzelfde zouden rapporteren. Een hoge score op een item betekende dat de professionele

opvoedingsondersteuners dit compliment vaak adviseerden aan de ouders en een lage score betekende dat dit compliment niet of weinig als advies aan de ouders werd gegeven. De gelabelde complimenten (item twee, drie, zes en acht) hadden een matige interne consistentie (Cronbach’s alpha = .58) en de ongelabelde complimenten (item één, vier, vijf en zeven) hadden ook een matige interne consistentie (Cronbach’s alpha = .62).

(13)

Tabel 1.

Vragenlijst over het advies in gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten.

Advies

1. Goed gedaan/ goed zo

2. Ik vind jouw… erg goed/mooi/knap gemaakt 1 1 2 2 3 3 4 4 5 5

3. Bedankt voor…. / Fijn dat je… 1 2 3 4 5

4. Ik ben trots op je 1 2 3 4 5

5. Super/Wow/Fantastisch 1 2 3 4 5

6. Je hebt goed… vandaag 1 2 3 4 5

7. Ik hou van je 1 2 3 4 5

8. Wat goed van jou dat je… 1 2 3 4 5

Statistische analyse.

Om de hypothese te toetsen dat ‘professionele opvoedingsondersteuners vaker het advies gaven aan ouders om gelabelde complimenten te gebruiken om de gehoorzaamheid van het kind te stimuleren, dan ongelabelde complimenten,’ werden de gerapporteerde adviezen van professionals als variabelen gebruikt. Per professional werden de gegevens van de vier items van gelabelde complimenten samengevoegd tot één gemiddelde score en de vier items van ongelabelde complimenten idem. Om vervolgens de verhouding in het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten vast te stellen, werd er gebruik gemaakt van een gepaarde T- toets voor twee afhankelijke steekproeven (‘Paired- Samples T-test’), met als de ene afhankelijke steekproef het advies in het gebruik van gelabelde complimenten en de andere afhankelijke steekproef het advies in het gebruik van ongelabelde complimenten. Daarna werd met behulp van de Eta Squared de grootte van het effect weergegeven.

(14)

Resultaten

Voorbereidende analyse.

Voorafgaand aan de analyse werd er gekeken naar de ontbrekende waarden van de variabelen. Aan de hand van de criteria over ontbrekende waarden van een andere vragenlijst (Strenghts and Difficulties Questionnaire, Goodman, 2002) werd voor deze studie een

maximum van 25% ontbrekende waarden opgesteld. Dit betekende dat, per subschaal van vier items, één item mocht ontbreken en elke professional maximaal twee ontbrekende items in totaal mocht hebben. De data van vijf professionele opvoedingsondersteuners (4.46%) werden daarom buiten beschouwing gelaten. De gegevens van de respondenten met ontbrekende waarden onder de 25.0% werden vervangen door het gemiddelde van de niet- missende items. Dit werd apart gedaan voor gelabelde en ongelabelde complimenten. In totaal ging het om drie professionele opvoedingsondersteuners (2.80%) op de schaal van ongelabelde

complimenten en acht (7.48%) op de schaal van gelabelde complimenten.

De beschrijvende statistieken van de variabelen zijn weergegeven in Tabel 2. Alle variabelen bleken normaal verdeeld.

Tabel 2.

Beschrijvende statistieken Studie 1.

N M (SD) kurtosis skewness

Gelabelde complimenten 107 4.15 (0.56) -0.69 -0.07

Ongelabelde complimenten 107 3.51 (0.81) -0.49 -0.11

Professionals en het advies in gelabelde en ongelabelde complimenten. Om de verhouding in het advies in gebruik van gelabelde en ongelabelde

complimenten door professionele opvoedingsondersteuners te toetsen of deze gemiddeld verschillend van elkaar waren, werd een gepaarde T- toets voor twee afhankelijke

(15)

het advies dat professionele opvoedingsondersteuners gaven in het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten (t (106) = 8.62, p = < .00). Gelabelde complimenten werden significant vaker door professionele opvoedingsondersteuners aan ouders geadviseerd dan ongelabelde complimenten. De Eta Squared statistiek gaf een grote effectgrootte (.40 ) aan. Professionele opvoedingsondersteuners adviseren dus vaker aan ouders om gelabelde complimenten te gebruiken, dan ongelabelde complimenten.

(16)

Studie 2

Deze studie heeft de verhouding in het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten door ouders getoetst. Er is specifiek ingegaan op de vraag of ouders vaker gelabelde of ongelabelde complimenten hebben gebruikt in de opvoeding van hun kinderen.

Methode

Participanten.

Voor deze studie werd gebruik gemaakt van gegevens uit een experimentele studie naar de effectiviteit van gelabelde en ongelabelde complimenten om positief kind gedrag te verbeteren (Leijten et al., 2013). In totaal deden er 128 ouders mee aan het onderzoek waarvan 89.8% vrouwelijk. De gemiddelde leeftijd van de ouders was 37 jaar oud met het invullen van de vragenlijst (M = 37.04, SD = 4.49). De ernst van de gedragsproblemen van de kinderen van deze ouders werden vastgesteld met behulp van de Eyberg Child Behavior Inventory vragenlijst (Burns & Patterson, 2008). Alle jongens (46%, M = 5.66, SD =1.05) vielen onder de gemiddelde gehanteerde norm van 109.08 (101.49). Alle meisjes (54%, M = 5.69, SD = 1.06) vielen onder de gemiddelde gehanteerde norm van 102.74 (94.07). De gedragsproblemen van deze kinderen vielen daarmee in de ‘normale range’ behorende bij de ‘normale’ kind ontwikkeling.

De meeste ouders hadden een Nederlandse achtergrond (84.4%). De resterende ouders waren van Duitse (8.2%), Turkse (3.3%), overige (3.3%) of Surinaams of Antilliaanse (0.8%) komaf. Ongeveer een kwart van de ouders was in het bezit van WO diploma (23.1%). De meerderheid (41.3%) heeft een HBO diploma of een MBO diploma (25.6%). De minderheid van de ouders (10.0%) heeft alleen het basisonderwijs of het middelbaar onderwijs gevolgd of heeft helemaal geen opleiding. De doelgroep is daarmee representatief aan de Nederlandse bevolking (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2014).

(17)

Procedure.

Ouders werden geworven via basisscholen uit heel Nederland. Via nieuwsbrieven werden ouders uitgenodigd om deel te nemen aan een project over de effecten van

complimenten. Met de ouders die zich aanmeldden werd telefonisch contact opgenomen voor meer informatie over het experiment.

Meetinstrument.

Om het dagelijks gebruik in gelabelde en ongelabelde complimenten van de ouders te meten, werd er een vragenlijst gebruikt die speciaal voor dit onderzoek was ontwikkeld (zie Tabel 3). Ouders werden gevraagd hoe vaak zij bepaalde uitspraken gebruikten om hun kind een compliment te geven, als zij een dag samen waren met hun kind. Vervolgens

rapporteerden de ouders op een 5- punt schaal lopend van (1) waarschijnlijk helemaal niet tot (5) waarschijnlijk meer dan tien keer hoe vaak zij per dag een soort compliment gaven aan hun kind. De helft van deze complimenten (vier items) waren ongelabeld en de andere helft gelabeld; welke verdeeld waren over de vragenlijst. Dit zodat ouders geen patroon zouden zien in de complimenten. Op deze manier werd de kans verkleind dat ouders voor alle gelabelde items en alle ongelabelde items hetzelfde zouden rapporteren. Een hoge score op een item betekende dat de ouders dit compliment vaak gebruikten om hun kind te prijzen voor positief gedrag en een lage score betekende dat dit compliment niet of weinig werd gebruikt om hun kind te prijzen. De gelabelde complimenten (item twee, drie, zes en acht) hadden een sterke interne consistentie (Cronbach’s alpha = .74) en de ongelabelde complimenten (item één, vier, vijf en zeven) een zwakke interne consistentie (Cronbach’s alpha = .45).

(18)

Tabel 3.

Vragenlijst over het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten.

Gebruik

1. Goed gedaan/ goed zo

2. Ik vind jouw… erg goed/mooi/knap gemaakt 1 1 2 2 3 3 4 4 5 5

3. Bedankt voor…. / Fijn dat je… 1 2 3 4 5

4. Ik ben trots op je 1 2 3 4 5

5. Super/Wow/Fantastisch 1 2 3 4 5

6. Je hebt goed… vandaag 1 2 3 4 5

7. Ik hou van je 1 2 3 4 5

8. Wat goed van jou dat je… 1 2 3 4 5

Statistische analyse.

Om de hypothese te toetsen dat ‘ouders vaker gelabelde complimenten in de opvoeding gebruikten in vergelijking met ongelabelde complimenten om de mate van

gehoorzaamheid van hun kinderen te stimuleren,’ werd het gerapporteerde gebruik van ouders als variabele gebruikt. Per ouder werden de gegevens van de vier items van gelabelde

complimenten samengevoegd tot één gemiddelde score en de vier items van ongelabelde complimenten idem.

Om vervolgens de verhouding in het gebruik van gelabelde en ongelabelde

complimenten vast te stellen, werd er gebruik gemaakt van een gepaarde T- toets voor twee afhankelijke steekproeven (‘Paired- Samples T-test’), met als de ene afhankelijke steekproef het gebruik van gelabelde complimenten en de andere afhankelijke steekproef het gebruik van ongelabelde complimenten. Daarna werd met behulp van de Eta Squared de grootte van het effect weergegeven.

(19)

Resultaten

Voorbereidende analyse.

Voorafgaand aan de analyse werd er gekeken naar de ontbrekende waarden van de variabelen. Aan de hand van de criteria over ontbrekende waarden van een andere vragenlijst (Strenghts and Difficulties Questionnaire, Goodman, 2002) werd voor deze studie een

maximum van 25% ontbrekende waarden opgesteld. Dit betekende dat, per subschaal van vier items, één item mocht ontbreken en elke ouder maximaal twee ontbrekende items in totaal mocht hebben. De data van twee ouders (1.53%) werden daarom buiten beschouwing gelaten. De gegevens van de respondenten met ontbrekende waarden onder de 25.0% werden, net als in Studie 1, vervangen door het gemiddelde van de niet- missende items. In totaal ging het om vijf ouders (3.91%) op de schaal van ongelabelde complimenten en vier (3.12%) op de schaal van gelabelde complimenten.

De beschrijvende statistieken van de variabelen zijn weergegeven in Tabel 4. Alle variabelen bleken normaal verdeeld.

Tabel 4.

Beschrijvende statistieken Studie 2.

N M (SD) kurtosis skewness

Gelabelde complimenten 128 2.91 (0.60) 0.08 0.35

Ongelabelde complimenten 128 2.98 (0.59) -0.30 0.22

Voorafgaand aan de analyse werd tevens gekeken naar de ernst van de

gedragsproblemen van de kinderen van de ouders. Dit om een idee te krijgen of de ouders wel of niet in de doelgroep zouden kunnen vallen die hulp vragen aan professionele

opvoedingsondersteuners. Ouders hadden, naast de vragenlijst in het gebruik van gelabelde of ongelabelde complimenten, tevens de Eyberg Child Behavior Inventory (ECBI) vragenlijst ingevuld (Eyberg & Pincus, 1999). Deze vragenlijst heeft de frequentie in probleemgedrag

(20)

gemeten aan de hand van een 7-punt schaal van (1) nooit tot (7) altijd. De ernst van de gedragsproblemen van de kinderen werden met behulp van de gemiddelde scores in de leeftijdscategorie van twee tot negen jaar vastgesteld (Burns & Patterson, 2008).

Ouders en het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten.

Om de verhouding in het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten door ouders te toetsen of deze gemiddeld verschillend van elkaar waren, werd een gepaarde T- toets voor twee afhankelijke steekproeven (‘Paired- Samples T-test’) uitgevoerd. Er bleek geen significant verschil te zijn bij ouders in het gebruik van gelabelde en ongelabelde

complimenten (t (127) = -1.45, p = .15). De Eta Squared statistiek gaf een kleine effectgrootte (.10) aan. Ouders gebruikten dus even vaak gelabelde als ongelabelde complimenten in de opvoeding.

(21)

Studie 3

Deze studie heeft getoetst in hoeverre gelabelde en ongelabelde complimenten van elkaar verschillen in effectiviteit om de gehoorzaamheid van het kind aan de ouder te stimuleren.

Methode

Participanten.

Aan dit onderzoek hebben de ouders die zijn verworven voor Studie 2 deelgenomen en hun kinderen. In totaal deden er 91 kinderen met een gemiddelde leeftijd van 5.7 jaar oud (M = 5.66, SD = 1.07) mee aan dit onderzoek, waarvan 50.6% meisjes. Van ieder kind nam één ouder deel aan het onderzoek (89.0% moeders).

Procedure.

Het experiment vond plaats in de keuken van het gezin. Dit gebeurde volgens een vooraf geschreven protocol en bestond uit twee gehoorzaamheidstaken. De eerste taak was relatief eenvoudig om er zeker van te zijn dat de meerderheid van de kinderen een

compliment zou ontvangen. Voor deze taak werd komkommer gebruikt, omdat de smaak hiervan voor de meeste kinderen ‘neutraal’ is. Hierdoor zouden zij minder snel geneigd zijn om de komkommer te eten en zo de gehoorzaamheidstaak van de ouder te volbrengen door niets te pakken. De tweede taak was van een hoger niveau met als doel variatie te krijgen in de mate van gehoorzaamheid van de kinderen. Voor deze taak werden M&M’s gebruikt, omdat de meeste kinderen chocolade erg lekker vinden. Hierdoor werd het hen extra moeilijk gemaakt om geen M&M’s te eten en zo de gehoorzaamheidstaak van de ouder te volbrengen.

De gezinnen waren random ingedeeld in drie condities: gelabeld compliment (39.8%), ongelabeld compliment (32.8%) en geen compliment (27.3%). Ouders werden tijdens het eerste experiment, op het moment dat het kind voor 180 seconden alleen werd gelaten in de keuken, geïnstrueerd over het geven van een compliment. Dit volgens de standaard

(22)

technieken die gebruikt worden in oudertrainingsprogramma’s; als maak oogcontact met het kind en geef daarna het compliment met enthousiasme. De onderzoeksters lieten daarbij een video instructie zien (afhankelijk van in welke conditie de ouder was ingedeeld) en maakten gebruik van de modeling techniek (McAlister, Perry, & Parcel, 2008) door de ouder voor te doen hoe je een compliment geeft. Het huisbezoek werd uitgevoerd door onderzoeksters die geen inzicht hadden in de hypotheses van de studie.

Alvorens de gehoorzaamheidstaken werden uitgevoerd, vertelde de onderzoekster aan het kind dat het onderzoek zou gaan over ‘hoe kinderen van zijn of haar leeftijd zich horen te gedragen.’ Daarna werden de ouder en het kind verzocht gedurende vijf minuten gezamenlijk een memory spel te spelen.

Meetinstrument.

Voor de eerste gehoorzaamheidstaak nam de onderzoekster een bak met 20 schijfjes komkommer. Ze vertelde dat ze hongerig was en gaf er één aan de ouder, één aan het kind en één aan zichzelf. Vervolgens plaatste de onderzoekster de open bak op een tafel, binnen (hand)bereik van het kind en volgde met de mededeling dat zij en de ouder even weg zouden gaan uit de keuken. Onmiddellijk na deze mededeling werd de ouder verzocht om het kind de instructie te geven de 17 komkommers in de bak te laten: “[Naam van het kind], ik wil dat je het eten laat staan.” Hierna werd het kind voor 180 seconden alleen gelaten in de keuken. Afhankelijk van in welke conditie de ouder was ingedeeld, kreeg het kind als reactie op de eerste gehoorzaamheidstaak een gelabeld (“Goed gedaan, je hebt het eten in de bak laten zitten”) of ongelabeld compliment (“Goed gedaan”) of geen compliment bij terugkomst van de ouder.

Voor de tweede gehoorzaamheidstaak werd het experiment nogmaals uitgevoerd maar ditmaal nam de onderzoekster een bak met 40 M&M’s. Ze vertelde dat ze liever chocolade wilde eten dan komkommer en gaf er één aan de ouder, één aan het kind en één aan zichzelf. Vervolgens verliet de onderzoekster samen met de ouder nogmaals de keuken met als

(23)

gegeven om het eten te laten staan. Hierna werd het kind voor 180 seconden alleen gelaten in de keuken, met binnen (hand)bereik de open bak met 37 M&M’s. Het experiment was afgelopen op het moment dat de onderzoekster en de ouder weer terugkeerden in de keuken. Dit gehoorzaamheidsexperiment had als uitkomstmaat voor gehoorzaamheid; hoeveel M&M’s het kind had opgegeten.

Statistische analyse.

Om te hypothese te kunnen toetsen dat ‘gelabelde complimenten effectiever zijn om de gehoorzaamheid van het kind naar de ouder te stimuleren, in vergelijking met ongelabelde complimenten,’ werd een One-way ANOVA test gebruikt. Hiervoor werden de variabelen gehoorzaamheid van het kind (de hoeveelheid M&M’s die tijdens het experiment zijn

opgegeten) en de conditie van de ouder (gelabeld of ongelabeld) gebruikt. Er werd gekeken of er een significant verschil was tussen ouders in de gelabelde conditie en ouders in de

ongelabelde conditie in de mate van gehoorzaamheid van het kind. De conditie ‘geen compliment’ werd voor deze toets buiten beschouwing gelaten, omdat deze geen onderdeel was van de onderzoeksvraag.

Resultaten

Voorbereidende analyse.

Voorafgaand aan de analyse werd er gekeken naar de verdeling en de uitbijters van de variabelen. De variabele ‘aantal opgegeten M&M’s’ bleek niet normaal verdeeld en er waren enkele uitbijters aanwezig. Dit waren participanten met zeer extreme scores die een grote invloed hadden op de hele variabele (Tabachnick & Fidell, 2007; Vocht, 2013). Het gemiddelde werd namelijk zodanig beïnvloedt dat de resultaten een vertekend beeld weergaven. Met het uitvoeren van de SPSS Missing Values Analysis (MVA) bleek 7.14% (zeven kinderen) extreme scores te zijn. Dit waren kinderen die meer dan vijf M&M’s hadden opgegeten en deze werden buiten beschouwing gelaten.

(24)

Na de voorbereidende analyse met betrekking tot de uitbijters, werd de variabele ‘aantal opgegeten M&M’s’ getransformeerd met behulp van de Square Root transformatie. Deze transformatiemethode is geschikt voor een positieve scheefheid bij een continue

variabele (Tabachnick & Fidell, 2007). De beschrijvende statistieken van de getransformeerde variabele zijn weergegeven in Tabel 5.

Tabel 5.

Beschrijvende statistieken getransformeerde data Studie 3.

N M (SD) kurtosis skewness

Aantal opgegeten M&M’s gelabelde conditie

49 0.43 (0.69) 1.23 -.01

Aantal opgegeten M&M’s ongelabelde conditie

42 0.22 (0.62) 2.64 2.98

De effectiviteit van gelabelde en ongelabelde complimenten.

Om te toetsen welk soort compliment, gelabeld of ongelabeld, het meest effectief was om de gehoorzaamheid van het kind naar de ouder te stimuleren, werd een One-way ANOVA analyse gebruikt. In de analyse was de onafhankelijke variabele de conditie waarin de ouder was ingedeeld (gelabeld of ongelabeld) en de afhankelijke variabele het aantal M&M’s dat het kind had opgegeten, als maat voor gehoorzaamheid. Er bleek geen significant verschil te zijn tussen het geven van een gelabeld of ongelabeld compliment en de mate van gehoorzaamheid van het kind aan de ouder (F (1,89) = 2.26, p = .14). Deze resultaten geven aan dat gelabelde en ongelabelde complimenten niet van elkaar verschillen in effectiviteit op de mate van gehoorzaamheid van het kind aan de ouder.

(25)

Algemene discussie

Het advies dat professionele opvoedingsondersteuners aan ouders geven in het gebruik van gelabelde of ongelabelde complimenten is nog niet wetenschappelijk getoetst. In dit onderzoek werd hier op ingegaan door de verhouding in het advies, tussen gelabelde en ongelabelde complimenten, te onderzoeken. Daarnaast werden ouders gevraagd hoe vaak zij gelabelde en ongelabelde complimenten gebruikten in de opvoeding. Uit de resultaten is gebleken dat professionele opvoedingsondersteuners vaker gelabelde complimenten aan ouders adviseerden, dan ongelabelde complimenten. Ouders gaven aan dat zij even vaak gelabelde als ongelabelde complimenten gebruikten. Tevens werd in dit onderzoek onderzocht of er een verschil was tussen de effectiviteit van gelabelde- en ongelabelde complimenten op de mate van gehoorzaamheid van het kind. Dit bleek niet zo te zijn.

De verwachting dat professionele opvoedingsondersteuners vaker gelabelde complimenten aan ouders adviseerden dan ongelabelde complimenten werd in Studie 1

bevestigd. Dit is in overeenstemming met veel opvoedingsondersteuningsprogramma’s waarin ouders geadviseerd worden om gelabelde complimenten te gebruiken (Eyberg, 1988;

Forgatch, 1994; Sanders, 1999; Webster-Stratton, 2001). De professionele

opvoedingsondersteuners uit deze studie adviseerden ouders dus vooral om gelabelde complimenten te gebruiken. Het zou kunnen dat professionals die werken binnen

verschillende opvoedingspraktijken, de theorieën en modellen vanuit bewezen effectieve opvoedingsondersteuningsprogramma’s hebben overgenomen en deze eigen hebben gemaakt in hun werk met ouders en kinderen. Op die manier is het logisch dat hun adviezen aansluiten bij professionals die werken met bekende opvoedingsondersteuningsprogramma’s. Daarnaast hebben enkele onderzoekers aangetoond dat het voor kinderen makkelijker is om gehoorzaam te kunnen zijn als zij een compliment krijgen die specifiek gericht is op het positieve gedrag (Bernhardt & Forehand, 1975; Miller et al., 1975). Het gedrag moet dus specifiek benoemd worden (e.g. Brophy, 1970; Hess & Shipman, 1965). Dit sluit het meest aan bij de definitie van een gelabeld compliment (expliciete verwijzing naar het positieve gedrag).

(26)

Ten tweede werd er verwacht dat ouders vaker gelabelde dan ongelabelde

complimenten in de opvoeding van hun kinderen zouden gebruiken. Deze verwachting werd in Studie 2 niet bevestigd. Ouders gaven namelijk aan dat zij even vaak gelabelde als

ongelabelde complimenten gebruikten. Dit is in tegenspraak met eerder onderzoek dat laat zien dat ouders weinig gebruik maken van gelabelde complimenten en vaker hun kinderen complimenteren met een ongelabeld compliment bij het spelen van een knikkerspel (Bernhardt & Forehand, 1975); en bij agressieve kleuters (Raaijmakers, 2008). Dit zou verklaard kunnen worden aan de perceptie waarin het gebruik van de complimenten is gemeten. In deze studie was dat passief via een vragenlijst en in bovenstaande onderzoeken was dit actief tijdens observaties. Wellicht dat de complimenten die ouders zeggen te hebben gebruikt in de vragenlijsten, niet overeenkomen met de complimenten die zij daadwerkelijk gebruikten in de opvoeding van hun kinderen.

De resultaten uit Studie 1 en Studie 2 laten zien dat de verhouding in het gebruik (of advies in het gebruik) van gelabelde en ongelabelde complimenten door professionele opvoedingsondersteuners en ouders van elkaar verschillen. Waar professionele

opvoedingsondersteuners voornamelijk adviezen gaven om gelabelde complimenten te gebruiken, gebruikten de ouders evenveel gelabelde als ongelabelde complimenten in de opvoeding. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat niet iedere ouder überhaupt professioneel advies vraagt in de opvoeding van hun kinderen. Eén op de drie ouders heeft vragen of zorgen over de opvoeding. Slechts 34% daarvan vraagt opvoedadvies aan het consultatiebureau of pedagogisch medewerker van de opvang (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2008). Het is mogelijk dat de ouders uit Studie 2, wier kinderen ‘normale’ gedragsproblemen vertonen, vallen onder de groep ouders die geen opvoedadvies vragen aan professionals. Ouders doen waarschijnlijk graag datgene in de opvoeding wat voor hen het meest prettig voelt

(Bouwmeester, 2014); en blijkbaar is dat een combinatie in gebruik van gelabelde en

ongelabelde complimenten. Een mogelijke andere verklaring is dat een compliment het beste tot zijn recht komt als deze gegeven wordt direct nadat het kind het positieve gedrag liet zien, zodat het kind begrijpt voor welk gedrag het compliment is bedoeld (Webster-Stratton, 2006,

(27)

2009). Als ouders geen mogelijkheid hadden om het gedrag gelijk specifiek te kunnen benoemen met een gelabeld compliment, zou het mogelijk zijn dat, wanneer zij toch een compliment wilden geven op de prestatie, zij dit alsnog deden met een kort ongelabeld compliment. Welk compliment (gelabeld of ongelabeld) ouders gebruiken om de

gehoorzaamheid van hun kinderen te stimuleren, zou dan dus kunnen afhangen van de situatie op dat moment.

Voor de derde onderzoeksvraag werd verwacht dat gelabelde complimenten effectiever waren dan ongelabelde complimenten om de gehoorzaamheid van kinderen te stimuleren. Uit Studie 3 is gebleken dat er geen verschillen zijn in de effectiviteit van

gelabelde en ongelabelde complimenten op de gehoorzaamheid van kinderen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een eenmalige experiment, waarbij één keer een compliment gegeven werd, wellicht onvoldoende was om de gehoorzaamheid van kinderen te stimuleren. Het zou kunnen zijn dat de effecten van complimenten uitblijven en er niet altijd gelijk een gedragsverandering zichtbaar is. Dit omdat ouders wellicht meer tijd nodig hebben om te oefenen met het geven van complimenten, om zo deze ouderschapsvaardigheid voldoende te kunnen beheersen. Uit een systematisch review van 41 studies (Owen et al., 2012) is namelijk gebleken dat verschillende onderzoekers hebben aangetoond dat het langdurig trainen met het geven van complimenten een positieve invloed heeft op de gehoorzaamheid van kinderen (Forehand & King, 1974; Humphreys, Forehand, McMahon & Roberts, 1978; Marchant, Young, & West, 2004, Peed, Roberts & Forehand, 1977). Hierdoor is het mogelijk dat er geen gedragsverandering heeft plaats gevonden na een eenmalig experiment. Bovendien moet er tevens rekening mee gehouden worden dat ook kinderen moeten wennen aan een eventuele nieuwe benadering van hun ouders. Daarnaast is het effect van het gelabelde of ongelabelde compliment misschien sterker als de conditie waarin de ouder was ingedeeld niet in strijd is met de natuurlijke opvoedmanier van de ouder. Als de ouder thuis altijd gelabelde

complimenten gaf aan zijn of haar kind en werd ingedeeld in de ongelabelde conditie, dan werd wellicht het effect van het compliment verzwakt op de gehoorzaamheid van het kind. In deze studie is hier echter niet op gecontroleerd en kan hier dus geen uitspraak over worden

(28)

gedaan. Het zou kunnen zijn dat het effect van het compliment versterkt wordt als het

compliment hetzelfde was en op dezelfde manier gegeven werd zoals ouder en kind dat in de thuissituatie gewend waren. Door tijdsgebrek en de omvang van de studie is dit in deze scriptie achterwege gelaten. Wellicht dat dit in eventueel vervolgonderzoek wel meegenomen kan worden. Op basis van de resultaten uit deze studie kan niet bevestigd worden dat

gelabelde complimenten effectiever zijn op de gehoorzaamheid van kinderen, dan ongelabelde complimenten.

Bewezen effectieve oudertrainingen, zoals Incredible Years (Webster- Stratton, 2001), adviseren om gelabelde complimenten te gebruiken. Hierbij is het van belang om te weten dat alleen het geven van dat compliment misschien niet genoeg is (Owen et al., 2012). Een mogelijke verklaring dat er geen verschil in effectiviteit is gevonden tussen gelabelde en ongelabelde complimenten in deze studie, is dat de context waarin het compliment gegeven werd, niet voldoende werd gemanipuleerd. De manier waarop het compliment gegeven werd, heeft immers ook invloed op de mate van gehoorzaamheid van het kind (Henderlong & Lepper, 2002). Er is een natuurlijke versterker nodig, zoals positieve aandacht vanuit de ouder als lachen, een opgewekte houding, een liefkozing of een knuffel, om een compliment

effectief te kunnen laten zijn op het gedrag van het kind (Owen et al., 2012). Op één onderzoek na, vonden alle observationele en experimentele studies een associatie tussen positieve non-verbale reacties van de ouder en een toename in de gehoorzaamheid van het kind. Er is dus non-verbale communicatie (positieve aandacht, zoals lachen) nodig om de verbale communicatie (het compliment) effectief te kunnen laten zijn op de gehoorzaamheid van het kind. In de experimentele setting van Studie 3 vond het huisbezoek plaats in de thuisomgeving, wat voor ouder en kind een natuurlijke omgeving is. Toch is het mogelijk dat de ouder niet de kans had om de positieve aandacht te tonen die hij of zij altijd gewend is om te geven bij het complimenteren van zijn of haar kind. Dit omdat de ouder geïnstrueerd werd in de manier waarop het compliment gegeven moest worden voor het onderzoek. Het is mogelijk dat niet ieder ouder er meteen in slaagde om het compliment met veel positieve

(29)

aandacht te kunnen geven, wat de effectiviteit van het compliment op de mate van de gehoorzaamheid van het kind negatief heeft kunnen beïnvloeden.

Sterke Punten en Beperkingen van het Onderzoek

Een sterk punt van Studie 1 is dat dit de eerste studie is die gekeken heeft naar de verhouding in het advies van gelabelde en ongelabelde complimenten door professionele opvoedingsondersteuners aan ouders, om de gehoorzaamheid van het kind te stimuleren. De vergelijking met Studie 2 heeft het daarbij mogelijk gemaakt om inzicht te kunnen krijgen in het advies dat professionele opvoedingsondersteuners geven en de verhouding in het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten door ouders in de opvoeding. Iets wat nog niet eerder is gedaan. Een ander sterk punt is dat het experiment uit Studie 3 werd uitgevoerd in de keuken van het gezin en daarmee in de primaire opvoedingssituatie van het kind. Een

voordeel hiervan is dat de kans werd vergroot dat ouder en kind zich zo natuurlijk mogelijk gedroegen, omdat zij zich in de eigen leefomgeving bevonden (Bryman, 2008; Linting & Van Ginkel, 2011). Dit heeft er voor gezorgd dat de resultaten een betrouwbaarder beeld

weergaven dan wanneer het experiment werd uitgevoerd in een labsetting.

Een eerste beperking van dit onderzoek is dat de vragenlijst die gebruikt werd voor Studie 1, via een online link is doorgestuurd naar alle professionele opvoedingsondersteuners binnen de organisaties die daar toestemming voor hadden gegeven. Echter is met een online vragenlijst de kans groter dat de resultaten die worden geworven selectiever van aard zijn. De organisaties hadden immers toestemming gegeven voor deelname, maar de professionals hadden vervolgens zelf de keuze om wel of niet deel te nemen aan het onderzoek. Het is mogelijk dat alleen de professionals hebben gereageerd die daar tijd voor hadden en het onderwerp complimenten als interessant hebben beschouwd. Als de professionals persoonlijk werden benaderd, in plaats van via een online vragenlijst, dan was de kans wellicht groter geweest dat meerdere professionals hadden deelgenomen aan het onderzoek.

Ten tweede bestonden Studie 1 en 2 uit één meetmoment wat ze mogelijk minder betrouwbaar maakt. De gemoedstoestand van de professionele opvoedingsondersteuner en de ouder heeft namelijk een grote invloed op een momentopname, waardoor de resultaten

(30)

kunnen afwijken van de werkelijke verhouding in het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten van het individu (Linting & Van Ginkel, 2011). Het is mogelijk dat wanneer de participant zich goed voelde, hij of zij daardoor aangaf veel complimenten te hebben gebruikt of te hebben geadviseerd. Terwijl wanneer de participant zich niet goed voelde en wellicht een negatieve gebeurtenis voor ogen had, hij of zij daardoor aangaf nauwelijks complimenten te hebben gebruikt of te hebben geadviseerd. Bovendien is de verhouding in het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten op een passieve manier gemeten via vragenlijsten. Als deze gemeten werd op een actieve manier tijdens observaties, zouden de resultaten een sterkere validiteit weergeven. Dit omdat wat ouders zeggen te hebben gebruikt in de vragenlijsten, misschien niet overeenkomt met de complimenten die zij daadwerkelijk gebruikten in de opvoeding van hun kinderen.

Als laatste werden de items vanuit de vragenlijsten uit Studie 1 en 2 per professional en per ouder, samengevoegd tot één variabele met gelabelde complimenten en één variabele met ongelabelde complimenten. Echter waren de interne consistenties van deze variabelen zwak tot matig. Daarom moeten de resultaten vanuit dit onderzoek met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Dit omdat hoe zwakker de betrouwbaarheid (interne consistentie) van de variabelen, hoe meer ruis er in het onderzoek zit en dus te moeilijker het is om verbanden te kunnen vinden. Als het onderzoek namelijk een tweede keer zou worden uitgevoerd, dan is de kans groter dat er andere resultaten gevonden worden door de zwakke betrouwbaarheid van de variabelen.

Implicaties voor Vervolgonderzoek en Hulpverleningspraktijk

Vervolgonderzoek is nodig om de verhouding in het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten door professionele opvoedingsondersteuners te bevestigen. In vervolgonderzoek zou ook gekeken kunnen worden naar de lange termijn effecten van het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten op de gehoorzaamheid van kinderen. Daarbij zou extra aandacht besteed kunnen worden aan de manier waarop het compliment gegeven wordt (de context) en de natuurlijke opvoedmanier van ouders. Dit door bijvoorbeeld het experiment opnieuw uit te voeren, in een lange termijn setting, waarbij ouders ingedeeld

(31)

worden in meerdere condities die het mogelijk maken om het effect van de context en de effecten van de huidige opvoedvaardigheden van ouders te kunnen vaststellen. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan een opzet met dezelfde drie condities (gelabeld, ongelabeld of geen compliment) als in het oorspronkelijke onderzoek dat gebruikt is voor Studie 3 (Leijten et al., 2013); alleen dan worden de gelabelde en ongelabelde conditie ieder opgesplitst in vier sub condities; (1) invloed van de context, (2) geen invloed van de context, (3) ouder thuis gelabeld en (4) ouder thuis ongelabeld. Op die manier kan inzicht worden verkregen in beide effecten op de gehoorzaamheid van het kind. Als laatste zou er in vervolgonderzoek

gecontroleerd kunnen worden op eventuele verschillen in sociale klasse (opleidingsniveau) en cultuur. Er wordt namelijk gesuggereerd dat niet in elke sociale klasse of cultuur evenveel waarde wordt gehecht aan het gebruik van complimenten (Henderlong & Lepper, 2002). Als een cultuur of sociale klasse niet of nauwelijks waarde hecht aan het gebruik van

complimenten, dan kan de effectiviteit van complimenten op de gehoorzaamheid van het kind verschillen ten opzichte van een land of sociale klasse waar het gebruik van complimenten wel als belangrijk wordt gezien.

Wat betreft implicaties voor de hulpverleningspraktijk is het goed om te weten dat de adviezen die professionele opvoedingsondersteuners geven, aansluiten bij de adviezen van opvoedingsondersteuningsprogramma’s. Het is van belang dat professionele

opvoedingsondersteuners ouders blijven ondersteunen en adviseren om complimenten met effectieve kenmerken op de juiste manier te gebruiken in de opvoeding. Dit aangezien het geven van complimenten een zeer geschikte methode lijkt om positief kind gedrag te stimuleren (e.g. Henderlong & Lepper, 2002); mits deze op de juiste manier en op het juiste moment aan het kind worden gegeven. Er is verder onderzoek nodig om de resultaten uit deze studie te kunnen bevestigen.

Dit onderzoek is de eerste studie die heeft gekeken naar de adviezen die professionele opvoedingsondersteuners gegeven in het gebruik van gelabelde en ongelabelde

complimenten. Professionals adviseren, net als veel opvoedingsondersteuningsprogramma’s, om gelabelde complimenten te gebruiken. Dit is in strijd met het gebruik van ouders. Zij

(32)

blijken namelijk evenveel gelabelde als ongelabelde complimenten te gebruiken in de

opvoeding. Echter zijn er geen verschillen in de mate van effectiviteit van deze complimenten gevonden op de gehoorzaamheid van het kind. Deze resultaten laten zien dat gelabelde

complimenten worden geadviseerd, zowel gelabelde als ongelabelde complimenten in de opvoeding worden gebruikt, maar dat het niet uitmaakt welke van de twee gebruikt worden om de gehoorzaamheid van kinderen te stimuleren.

(33)

Referenties

Bandura, A. (1971). Social Learning Theory. Unpublished manuscript, Stanford University,

Stanford, USA. Geraadpleegd op http://www.jku.at/org/content/

e54521/e54528/e54529/e178059/Bandura_SocialLearningTheory_ger.pdf

Bandura, A., & Walters, R.H. (1963). Social Learning and personality development. New

York, NY: Rinehart & Winston.

Bernhardt, A.J., & Forehand, R. (1975). The effects of labeled and unlabeled praise upon

lower and middle class children. Journal of Experimental Child Psychology, 19, 536

-543. doi: 10.1016/0022-0965(75)90082-X

Bijou, S.W., & Baer, D.M. (1963). Some methodological contributions from a funcational

analysis of child development. In L.P. Lipsitt, & C.C. Spiker (Eds.). Advantages in

child development and behavior (pp. 197-233). New York, NY: Academic

Press.

Bouwmeester, M. (2014). Ouders in hun kracht met Stevig Ouderschap. Ouderschapskennis,

1, 2, 112-117. Geraadpleegd op https://www.stevigouderschap.nl/

wp-content/uploads/2014/11/ok172.pdf

Bowlby, J. (1958). The nature of the child’s tie to his mother. International Journal of

Psycho-Analysis, 39, 1–23. Geraadpleegd op http://www.psychology.sunysb.edu/

attachment/online/nature%20of%20the%20childs%20tie%20bowlby.pdf

Brestan, E. V., & Eyberg, S. M. (1998). Effective psychosocial treatments of conduct-

disordered children and adolescents: 29 years, 82 studies, and 5,272 kids. Journal of

(34)

Brophy, J. E. (1970). Mothers as teachers of their own preschool children: The influence of

socioeconomic status and task structure on teaching specificity. Child Development,

41, 79-95. doi: 10.2307/1127390

Brummelman, E., Thomaes, S., Orobio de Castro, B., Overbeek, G., & Bushman, B.J.

(2014a). That’s not just beautiful. That’s incredibly beautiful!: The adverse impact of

inflated praise on children with low self- esteem. Psychological Science, 25, 3, 728-

735. doi: 10.1177/0956797613514251

Brummelman, E., Thomaes, S., Overbeek, G., Orobio de Castro, B., Hout, M.A. van den, &

Bushman, B.J. (2014b). On feeding those hungry for praise: Person praise backfires in

children with low self- esteem. Journal of Experimental Psychology: 143, 1, 9-14.

doi: 10.1037/a0031917

Brummelman E., Thomaes S., Nelemans, S. A., Orobio de Castro B., & Bushman, B.J.

(2015). My child is god’s gift to humanity: Development and validation of the parental overvaluation Scale (POS). Journal of Personality and Social Psychology, 108, 4,

665-679. doi: 10.1037/pspp0000012

Bryman, A. (2008). Social research methods. New York, NY: Oxford University Press.

Burns, G. L., & Patterson, D. R. (2008). Normative data on the Eyberg Child Behavior

Inventory and Sutter- Eyberg Student Behavior Inventory: Parent and teachter rating

scales of disruptive behavior problems in children and adolescents. Child & Family

Behavior Therapy, 23, 1, 15-28. doi: 10.1300/J019v23n01_02

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2008) Jaarrapport 2008. Landelijke Jeugdmonitor.

(35)

opvoedingsondersteuning/hoeveel-mensen-in-nederland-hebben-behoefte-aan-

opvoedingsondersteuning/

Centaal Bureau voor de Statistiek. (2014). Hoogopgeleiden, 2013 (indicator 2100, versie 05,

18 juli 2014). Geraadpleegd op:

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/

nl2100-Opleidingsniveau-bevolking.html?i=15-12

Cimpian, A., Arce, H.M., Markman, E.M., & Dweck, C.S. (2007). Subtle linguistic cues

affect children’s motivation. Psychological Science, 18, 314-316. doi: 10.1111/j.1467-9280.2007.01896.x

Chalk, K., & Bizo, L. A. (2004). Specific praise improves on-task behaviour and numeracy

enjoyment: A study of year four pupils engaged in the numeracy hour. Educational

Psychology in Practice, 20, 335–351. doi: 10.1080/0266736042000314277

Chamberlain, P., & Smith, D. K. (2003). Antisocial behavior in children and adolescents: The

oregon multidimensional treatment foster care model. In A. E. Kazdin, & J. R. Weisz

(Eds.), Evidence-based psychotherapies for children and adolescents (pp. 282–300).

New York, NY: Guilford Press.

Degangi, G. A., Breinbauer, C., Doussard Roosevelt, J., Porges, S., & Greenspan, S. (2000).

Prediction of childhood problems at three years in children experiencing disorders of

regulation during infancy. Infant Mental Health Journal, 21, 156–175. Geraadpleegd

op http://www.researchgate.net/profile/Stephen_Porges/publication/

229550710_Prediction_of_childhood_problems_at_three_years_in_children_

(36)

10.pdf

Delin, C. R., & Baumeister, R. F. (1994). Praise: More than just social reinforcement. Journal

for the Theory of Social Behaviour, 24, 219–241.

doi: 10.1111/j.1468-5914.1994.tb00254.x

Egeland, B., Kalkoske, M., Gottesman, N., & Erickson, M. F. (1990). Preschool behavior

problems: Stability and factors accounting for change. Journal of Child Psychology

and Psychiatry, 31, 891–909. doi: 10.1111/j.1469-7610.1990.tb00832.x

Eyberg, S. M. (1988). Parent–child interaction therapy: Integration of traditional and

behavioral concerns. Child and Family Behavior Therapy, 10, 33–46.

doi: 10.1300/J019v10n01_04

Eyberg, S. M., & Pincus, D. (1999). Eyberg Child Behavior Inventory & Sutter-Eyberg

Student Behavior Inventory – Revised. Psychological assessment resources. Odessa,

FL: Psychological Assessment Resources.

Eyberg, S. M., & Robinson, E.A. (1981). Dyadic parent- child interaction coding system: A

manual. Unpublished manuscript, Department of Familiy and Child Nursing,

University of Washington, Washington, DC. Geraadpleegd op

http://www4.ujaen.es/~mramos/AsMPIA/dpicsmanual.pdf

Eyberg, S. M., & Robinson, E.A. (1982). Parent- Child Interaction Training: Effects on

family functioning. Journal of Clinical Child Psychology, 11, 2, 130-137.

Geraadpleegd op http://pcit.phhp.ufl.edu/Literature/EybergRobinson1982.pdf

Forgatch, M. S. (1994). Parenting through change: A programmed intervention curriculum

(37)

Ginott, H.G. (1965). Between parent and child. New York, NY: Macmillan.

Goodman, R. (2002). Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ). Geraadpleegd op

http://amhocn.org/static/files/assets/362f7258/ Strengths_and_Difficulties_Questionnaire.pdf

Gunderson, E.A., Gripshover, S.J., Romero, C., Dweck, C.S., Goldin- Meadow, S., & Levine,

S.C. (2013). Parent praise to 1- to 3- year olds predits children’s motivational

frameworks 5 years later. Child Development, 84, 5, 1526-1541.

doi: 10.1111/cdev.12064

Hanf, C.A. (1969). A two- stage program for modifying maternal controlling during mother-

child (M-C) interaction. Paper presented at the meeting of the Western Psychological

Association, Vancouver. Geraadpleegd op

http://pcit.phhp.ufl.edu/literature/belleyberg.pdf

Henderlong, J., & Lepper, M.R. (2002). The effects of praise on children’s intrinsic motivation: A review and synthesis. Psychological Bulletin, 128, 774–795.

doi: 10.1037//0033-2909.128.5.774

Hess, R. D., & Shipman, V. C. (1965). Early experience and the socialization of cognitive

modes in children. Child Development, 36, 869-886. doi: 10.2307/1126930

IJzendoorn, M.H. van, (2008). Opvoeding over de grens. Gehechtheid, trauma en veerkracht.

Amsterdam, Nederland: Boom Academic.

Janssen, H., Blokland, G., & Ligtermoet, I. (2006). Opvoeden & Zo. Draaiboek voor een

oudercursus. Utrecht, Nederland: NIZW Jeugd.

(38)

Implications for contingent selfworth and coping. Developmental Psychology, 35,

835–847. doi:10.1037/0012-1649.35.3.835

Kanouse, D. E., Gumpert, P., & Canavan-Gumpert, D. (1981). The semantics of praise. In J.

H. Harvey, W. Ickes, & R. F. Kidd (Eds.), New directions in attribution research (pp.

97–115). Hillsdale, MI: Erlbaum.

Kohn, A. (1993). Punished by rewards: The trouble with gold stars, incentive plans, A’s,

praise, and other bribes. New York, NY: Houghton Mifflin.

Leeuwen, E. van, & Albrecht, G. (2008). Parent Managment Training Oregon. Geraadpleegd

op www.pmto.nl/documenten/professionals/

PMTO_Een_korte_beschrijving_van_de_behandeling.PDF

Leijten, P., Thomaes, S., Overbeek, G., Raaijmakers, M., Orobio de Castro, B., & Matthys,

W. (2013). What good is labeling what’s good? A field experiment on labeled and unlabeled praise. Manuscript submitted for publication. Geraadpleegd op

http://www.pittigejaren.nl/wp-content/uploads/2014/01/Leijten_dissertatie_def.pdf

Linting, M., & Ginkel, J.R. van, (2011). Introduction to research methods in the social and

behavioral sciences. Harlow, UK: Pearson Education Limited.

Marwijk, F. van., & Poortvliet, H. (2012). Het groot complimentenboek. Zaltbommel,

Nederland: Haystack.

Matthys, W. (2003). Oppositioneel-opstandige en antisociale gedragsstoornissen. In F.C.

Verhulst, F. Verheij, & R.F. Ferdinand (Red.), Kinder- en Jeugdpsychiatrie:

Psychopathologie (pp. 151-166). Assen, Nederland: Koninklijke Van Gorcum.

(39)

health behaviors interacti: Social Cognitive Theory. In K. Glanz, B.K. Rimer, & K.

Viswanath (Eds.), Health behavior and health education (pp. 169-188). San

Francisco, California: Jossey- Bass.

McKay, J. (1992). Building self-esteem in children. In M. McKay, & P. Fanning (Eds.), Self-

esteem (pp. 239–271). Oakland, CA: New Harbinger.

McMahon, R. J. (1994). Diagnosis, assessment, and treatment of externalizing problems in

children: The role of longitudinal data. Journal of Consulting and Clinical

Psychology, 62, 901–917. Geraadpleegd op

http://ovidsp.ovid.com.proxy.uba.uva.nl:2048/

ovidweb.cgi?T=JS&CSC=Y&NEWS=N&PAGE=fulltext&D=&AN=00004730-

199410000-00004&PDF=y

Meyer, W. U. (1992). Paradoxical effects of praise and criticism on perceived ability. In W. Strobe, & M. Hewstone (Eds.), European Review of Social Psychology (pp. 259-283).

Chicester, UK: Wiley.

Miller, R. L., Brickman, P., & Bolen, D. (1975). Attribution versus persuasion as a means for

modifying behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 31, 430–44.

Geraadpleegd op http://psycnet.apa.org/journals/psp/31/3/430.pdf

Mueller, C. M., & Dweck, C. S. (1998). Praise for intelligence can undermine children’s motivation and performance. Journal of Personality and Social Psychology, 75, 33–

52. doi:10.1037/0022-3514.75.1.33

Owen, D. J., Slep, A. M., & Heyman, R. E. (2012). The effect of praise, positive nonverbal

(40)

systematic review. Clinical Child and Family Psychology Review, 15, 364–385.

doi: 10.1007/s10567-012-0120

* Forehand, R., & King, H. E. (1974). Pre-school children’s noncompliance: Effects of short

term behavior therapy. Journal of Community Psychology, 2, 42–44.

doi: 10.1002/1520-6629(197401)2:1<42::AID-JCOP2290020116>3.0.CO;2-8

* Humphreys, L., Forehand, R., McMahon, R., & Roberts, M. (1978). Parent behavioral

training to modify child noncompliance: Effects on untreated siblings. Journal of

Behavioral Therapy & Experimental Psychiatry, 9, 235–238.

doi: 10.1016/0005-7916(78)90034-4

* Marchant, M., Young, K. R., & West, R. P. (2004). The effects of parental teaching on

compliance behavior of children. Psychology in the Schools, 41, 337–350.

doi: 10.1002/pits.10165

* Peed, S., Roberts, M., & Forehand, R. (1977). Evaluation of the effectiveness of a

standardized parent training program in altering the interaction of mothers and their

noncompliant children. Behavior Modification, 1, 323–350.

doi: 10.1177/014544557713003

Patterson, G.R. (1982). Coercive family process. Eugene, OR: Castalia.

Patterson, G.R., Reid, J.B., & Dishion, T.J. (1992). Antisocial boys. Eugene, OR: Castalia.

Raaijmakers, M. A. J. (2008). Aggressive behavior in preschool children: Neuropsychological

correlates, costs of service use and preventive efforts (Doctoral dissertation). Utrecht

University, Utrecht, Nederland. Geraadpleegd op

(41)

Sanders, M. R. (1999). Triple P–Positive Parenting Program: Towards an empirically

validated multilevel parenting and family support strategy for the prevention of

behavior and emotional problems in children. Clinical Child and Family Psychology

Review, 2, 71–90. doi:10.1023/A:1021843613840

Sanders, M. (2012). Development, evaluation, and multinational dissemination of the Triple

P-Positive Parenting Program. Annual Review of Clinical Psychology, 8, 11.1–11.35.

doi: 10.1146/annurev-clinpsy-032511-143104

Schuhmann, E., Durning, P., Eyberg, S., & Boggs, S. (1996). Screening for conduct problem

behavior in pediatric settings using the Eyberg Child Behavior Inventory. Ambulatory

Child Health, 2, 35–41. Geraadpleegd op

http://link.springer.com.proxy.uba.uva.nl:2048/article/10.1007/s10567-012-0120-0

Skinner, B.F. (1950). Are theories of learning necessary? Psychological Review, 57, 193–216.

Speetjens, P., Graaf, I. de, & Blokland, G. (2007). Theoretische onderbouwing en onderzoek.

Het fundament van Triple P. Jeugd en Co, 2, 6-18. Geraadpleegd op

http://www.triplep-nederland.nl/files/3013/3457/8110/Fundament_TripleP.pdf

Tabachnick, B.G., & Fidell, L.S. (2007). Using Multivariate Statistics. Fifth Edition. Boston,

NY: Pearson.

Thorndike, E.L. (1901). Animal intelligence: An experimental study of the associative

processess in animals. Psychological Review Monograph Supplement, 2, 1 -109.

doi: 10.1037/h0092987

Vocht, A, de. (2013). Basishandboek SPSS 21. IMB SPSS statistics. Utrecht, Nederland:

(42)

Vos – Van der Hoeven, T, de. (2014). De kracht van een compliment. Geraadpleegd op

http://www.opvoedadvies.nl/compliment.htm

Webster-Stratton, C. (2001). The Incredible Years. Parents and children videotape series.

A parenting course (BASIC). Seattle, WA: Incredible Years.

Webster-Stratton, C. (2006). The Incredible Years: A trouble-shooting guide for parents of

children aged 2-8 years. Seattle, WA: Incredible Years.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onderbouwing personele, materiële en overige kosten: op aanvraag beschikbaar Co-financierende partij: geen.. Programma

Door een gebrek aan mosselen van lengte 58-70 mm in de Eems-Dollard is de klasse 5 niet door het RIKZ aangeleverd, dit jaar konden mosselen van deze lengte wel in de

To gain a firmer understanding of the empirical case of maritime emission regulations and to deepen scientific knowledge on the coordination problems in the context of

Microgram quantities (A) and relative molar concentrations (B) of immobilized biomolecules

However, these studies did not explicitly link perceived police manners to public cooperation in the context of radicalization through the process-based policing model..

Omdat in het huidige onderzoek alleen de mate van ervaring met de Engelse taal en grammatica en woordenschat in het Engels en Nederlands wordt meegenomen, zijn de betreffende

As the small outer radii of the mirrors suppress the higher order modes by increasing the diffraction losses, also the TE 11 mode will experience diffraction losses and these losses

Divergent Quiescent Transition Systems (DQTSs) are labelled transition sys- tems that model quiescence, i.e., the absence of outputs or internal transitions, via a special