• No results found

Het Schild van Bedrog, lessen van de operationele risico's van de Britse contra-inlichtingen tijdens de tweede wereldoorlog

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Schild van Bedrog, lessen van de operationele risico's van de Britse contra-inlichtingen tijdens de tweede wereldoorlog"

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

HET  SCHILD  VAN  BEDROG  

Lessen  van  de  operationele  risico’s  van  de  Britse  contra-­‐inlichtingen  tijdens  de  Tweede   Wereldoorlog                             W.J.P.  van  Lierop   Juli  2015     Masterscriptie  Geschiedenis   Traject  Nieuwste  Geschiedenis  

 

Scriptiebegeleider:  dr.  B.  von  Benda-­‐Beckman   Tweede  Lezer:  dr.  S.  Kruizinga  

(2)

2

Inhoudsopgave  

Inhoudsopgave ...2  

English  abstract...3  

Inleiding...4  

Huidige  definities  van  het  contra-­inlichtingen  veld ... 11  

SNOW:  het  begin  van  het  double-­cross  systeem ... 17  

TATE:  de  groei  van  het  dubbelspel... 27  

TRICYCLE:  de  bedreigingen  van  je  bondgenoten... 42  

GARBO:  de  ‘offensieve  capaciteiten’  van  een  dubbelspion... 59  

Conclusie... 75   Literatuurlijst ... 81  

 

 

 

 

 

(3)

3

English  abstract  

Scholars are still working on a useable theory of counterintelligence. This is because counterintelligence is made up out of several roles and practices viewed diffently by

intelligence agencies. The current theory of counter-intelligence describes a couple of

different aspects of the counterintelligence work: gathering information, a defensieve role and an offensive role. To add a usefull insight into the offensive aspect, by example of the running of double agents, this study focusses on running double agents on the operational level. In a history of the operational level of one of the most succesfull double agent operations, the British double-cross system in World War Two, this study analyses the risks and dilemma’s faced by the double agents’ controllers. As chairman of the double-cross comittee, J.C. Masterman wrote a report of the double-cross system in the Second World War and this report is viewed by the counterintelligence community as a handbook for the use of double agents in counterintelligence. The report reads as a straightforward development of the double-cross system, which resulted in British intelligence controlling the whole of the German spy apparatus in Great-Britain. But this straightforwardness is decieving. The history of the operational level teaches us that the development of the double-cross system was far more ad-hoc in nature. The study concludes that describing the double-cross System as a prime example of the offensive aspect of counter-intelligence is incorrect. The double-cross system was, at every point in its development, a defensive operation focussed on protecting allied military operations

 

 

 

(4)

4

Inleiding  

Elke grote gebeurtenis in de geschiedenis van de twintigste eeuw had zijn schaduwzijde. Deze schaduwzijde speelde in elk conflict in de twintigste eeuw een rol. De inlichtingen- en

veiligheidsdiensten van de grote natiestaten zorgden met behulp van infiltratie, spionage, en misleiding ervoor dat de intenties en plannen van hun eigen staten geheim blijven en die van de oppositie werden ontrafeld. In de Tweede Wereldoorlog speelden de inlichtingen en veiligheidsdiensten van de Britse staat een sleutelrol in het omverwerpen van Nazi-Duitsland. Een van de meest succesvolle operaties van de Britse veiligheidsdienst MI5 was het double-cross systeem.

Het double-cross systeem is een tijdens de Tweede Wereldoorlog opgezette operatie die Duitse spionnen die naar de Britse eilanden werden gezonden, moest onderscheppen en neutraliseren. Veel van deze spionnen werden uiteindelijk ‘gekeerd’ waardoor ze voor de Britse dienst gingen werken. Onder het toeziende oog van een aantal case-officers werden deze dubbelagenten in staat gesteld om de Duitsers fictieve en foute informatie te verschaffen om zo de meeste militaire operaties van de geallieerden te laten beschermen door een

“bodyguard of lies”.1 De Duitse militaire inlichtingendienst, de Abwehr, werd in 1920 opgericht als onderdeel van het Duitse ministerie van defensie. De dienst was primair gericht op contra-inlichtingen, het tegengaan van militaire spionage in Duitsland. Tot Hitler in 1935 aan de macht kwam in Duitsland was de Abwehr een relatief kleine organisatie en had, zeker op het gebied van Humint (Human intelligence; inlichtingen uit menselijke bron) nog geen voet aan de grond in Groot-Brittannië. De Britse Military Intelligence Service, MI5, en in het bijzonder de contra-inlichtingen afdeling B1, stond er aan het begin van de oorlog eveneens

1Naar een uitspraak van Winston Churchill: “In war-time truth is so precious that she should always be attended

(5)

5

weinig florisant voor. De dienst was klein en bijna niet uitgerust om de inmense taak van het opsporen en neutraliseren van Duitse spionnen naar behoren uit te voeren.2

Het double-cross systeem, dat zich gedurende de oorlog ontwikkelde bleek achteraf gezien een enorm succes. Nadat een aantal spionnen succesvol waren gerekruteerd tot dubbelspion, werd een overkoepelend comité opgericht om dagelijkse bezigheden van alle dubbelagenten te monitoren en berichtenverkeer dat naar de Duitse Abwehr werd verstuurd te controleren. Dit comité werd het Twenty Comittee genoemd, naar het Romeinse cijfer voor twintig; XX, twee kruizen, double-cross. Het comité bestond uit een afgevaardigde van iedere tak van de Britse inlichtingendienst en werd voorgezeten door Sir John. C. Masterman, een historicus uit Oxford. Dit comité functioneerde als ‘clearing house’ om de informatie te controleren die via dubbelagenten aan de Duitsers werd gevoed. Masterman stelde direct na de oorlog een rapport op over de werkzaamheen van het double-cross comité en het document kan worden gezien als ‘handleiding’ voor het runnen van dubbelagenten.

Masterman benoemde in zijn rapport over het double-cross systeem de

sleutelvoorwaarden waar een spion aan moest voldoen om succesvol als dubbelspion gerund te kunnen worden; Dubbelagenten werden alleen gerekruteerd uit spionnen die werden gezonden vanuit Duitsland. Dit had te maken met de carrièrekansen binnen de Abwehr waar de spionnenmeesters zelf hun spionnen rekruteerden en hun eigen carrière dus afhankelijk was van het succes van hun ‘eigen’ agent. Alle dubbelagenten zouden zo goed als het kon het leven moeten leiden dat ze als spion zouden moeten leiden. Zo was het wenselijk dat ze wel de reizen door het land maakten en de vliegvelden zelf bezochten waarover ze moesten rapporteren. Dit om de betrouwbaarheid van de berichten te versterken. Al het radioverkeer stond onder toezicht van controllers en mocht alleen na schriftelijke bevestiging van het comité worden verzonden naar de Abwehr. Een case officier werd toegewezen aan elke specifieke dubbelagent. Deze moest de dubbelagent dagelijks in de gaten houden en vormde

2 Christopher Andrew, The Defence of the Realm, The Authorized History of MI5 (Londen 2010)

(6)

6

vaak een vertrouwenspersoon van de dubbelagent. Een grondige psychologisch analyse van elke agent was belangrijk. Dit om een vinger aan de pols te houden met betrekking tot de loyaliteit van de dubbelagent. Een snel contact moest gemaakt worden met de Duitsers zodra er zekerheid bestond over de achtergrond van de spion, mogelijke waarschuwingscodes in zijn berichten en de stijl in het zenden van de morse code. Alle zaken omtrent de dubbelagent moest worden gedocumenteerd om later te kunnen analyseren. Het was belangrijk te

voorkomen dat men in een later stadium een tegenstrijdig bericht zou zenden. De agent zou zo min mogelijk contact met andere dubbelagenten moeten hebben, om hem zo onafhankelijk mogelijk te houden en het risico op lekken te verkleinen. Een financiële vergoeding voor de dubbelagent was belangrijk. Dit was vaak een percentage van de beloning die dat vanuit Duitsland naar de dubbelagent werd gestuurd om zijn taken uit te voeren. Wanneer het aantal dubbelagenten groeide was kwaliteit altijd belangrijker dan kwantiteit. De belangrijkste dubbelagenten waren vaak personen die laag op de sociale ladder stonden. Zij leverden kleine stukjes informatie welke indirect gebruikt konden worden om een groter beeld te scheppen van de situatie in Groot-Brittannië. Het was belangrijk om bij desinformatie zo dicht mogelijk bij de waarheid te blijven. De desinformatie moest zo betrouwbaar mogelijk zijn om zo het vertrouwen van de Duitsers in ‘hun’ spion geleidelijk op te bouwen en pas op het essentiële moment de grote misleiding los te laten welke de Duitsers dan voor waarheid zouden aannemen.3

In het hieronder volgende verslag zal ik aan de hand van de huidige stand van zaken met betrekking tot het theoretische gedeelte van het overkoepelende veld (de

contra-inlichtingen) een kader scheppen om het double-cross systeem nader te bestuderen. Het rapport van Masterman lijkt een vooropgesteld en logisch volgende handleiding voor het controleren van dubbelagenten te suggereren. Liep de ontwikkeling van het double-cross systeem wel volgens zo’n voorbedachte lijn? In een viertal casestudies van dubbelspionnen zal de nadruk worden gelegd op het operationele niveau van het double-cross systeem. Aan de

(7)

7

hand van een aantal deelvragen tracht ik de ontwikkeling van het double-cross systeem in een ander daglicht te plaatsen. Welke risico’s namen de controll officers van MI5 bij het runnen van hun dubbelagenten? Hoe reageerden ze op verschillende bedreigingen voor de dekmantel van hun dubbelagent? Op welke manier wist MI5 het vertrouwen van de Abwehr in de

dubbelspionnen te waarborgen? Door antwoorden te vinden op deze vragen is er een beeld te schetsen van de dilemma’s waar de controll officers van MI5 voor stonden en wordt een beeld te geschetst van het operationele niveau van het double-cross systeem. De verkregen inzichten worden verder in de conclusie toegepast op de definiëring en theorievorming van het contra-inlichtingenveld.

Naast een aantal grote overzichtswerken over de Britse inlichtingendiensten en een scala aan memoires en persoonlijke verhalen van betrokken dubbelagenten is het opvallend dat een duidelijke theoretische link met het veld van de contra-inlichtingen in de meeste gevallen ontbreekt. Hiermee samenhangend is dat er in het veld van de contra-inlichtingen nog gesleuteld word aan een toepasbare theorie. Door middel van bestudering van de

verschillende persoonsarchieven uit de National Archives in Kew wil ik proberen om door de beschrijving van het operationele niveau van het double-cross system de theorievorming rond de contra-inlichtingen te verrijken. Dat gebeurd de hand van een vietal casestudies van dubbelagenten in het double-cross systeem.

In 1972, publiceerde Yale University press het rapport van Masterman, ‘The Double Cross system in the war of 1939-1945’. Dit vertrouwelijke rapport beschrijft hoe de Britse veiligheidsdienst MI5 ‘actively ran and controlled the German espionage system in this country’. Het werk wordt door velen in de inlichtingenwereld als en klassieker gezien. Een wetswijziging in Groot-Brittannië aan het eind van de jaren zestig zorgde ervoor dat de geheimhoudingsplicht voor deelnemers aan geheime operaties was verkort van 50 naar 30 jaar, mede daardoor is er een hausse waar te nemen in het aantal publicaties in de loop van de jaren zeventig. Hiervan is Masterman’s rapport er één. Een tweede hausse aan publicaties omtrent de geheime operaties van MI5 tijdens de Tweede Wereldoorlog is te vinden vanaf halverwege de jaren negentig, vijftig jaar na het einde van de operaties, toen de wettelijke

(8)

8

geheimhouding was verjaard en de eerste archiefstukken van MI5 tijdens de oorlog openbaar werden gemaakt.

Het double-cross systeem heeft vooral bekendheid gekregen vanwege het verband dat deze operatie had met de grootschalige misleidingcampagne rond de D-day landingen in juni 1944. Rond de vieringen van de vijftig- en zestigjarige verjaardagen van de landingen in Normandië kreeg het ook extra aandacht. Het werk van Masterman kreeg twee jaar na zijn publicatie navolging van een werk van Frederick Winterbotham, genaamd ‘The Ultra Secret’, welke gebaseerd was op de eerst vrijgekomen stukken over de ‘Ultra’ ontcijferingoperatie. Het werk van Winterbotham past in en reeks publicaties van (oud) medewerkers van de inlichtingendiesten tijdens de Tweede Wereldoorlog. In grofweg dezelfde periode kwam het eerste deel uit van F.H. Hinsley’s officiële (door de Britse staat geautoriseerde) geschiedenis van de Britse inlichtingen operaties tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Volgens John P. Campbell4 was het werk van Masterman geen ‘steentje dat een lawine veroorzaakte’. Met deze lawine bedoelde hij de stroom aan publicaties die in de loop van de jaren zeventig verschenen over misleidingcampagnes tijdens de Tweede

Wereldoorlog, verhalen van dubbelagenten en andere spionnenverhalen waarvan velen ‘op de waarheid berustten’, maar toch als fictie waren gepubliceerd. Tevens werd er werk verricht om een eerste geautoriseerde historie van de Britse veiligheidsdienst tijdens de Tweede Wereldoorlog en daarna, te maken. Campbell concludeert dat het werk van Masterman redelijk uniek in zijn soort is omdat dit soort rapporten eigenlijk nooit gepubliceerd worden, maar tevens in een stroom van publicaties past van (persoonlijke) spionnenverhalen.

Vanaf de jaren tachtig ontwikkelde Intelligence Studies zich als een academische discipline met het ontstaan van een aantal periodieken over het vakgebied en de publicatie van vele, door veteranen in het vak opgeschreven verhalen over hun ervaringen met het

inlichtingenwerk en de misleidingcampagnes. De beginnende academische discipline

Intelligence Studies was in de beginjaren ook voornamelijk het terrein van (oud)medewerkers

4John P. Campbell, ‘A Retrospective on J.C. Masterman’s The Double Cross System’, International Journal of

(9)

9

van inlichtingen en veiligheidsdiensten. Vanaf de jaren tachtig ontwikkelde Intelligence Studies zich als een apart academisch veld mede met het uitkomen van een aantal

wetenschappelijke tijdschriften. Hierin werd onder andere getracht de eerste theoretische kaders te scheppen voor het veld van inlichtingen en contra-inlichtingen studies.

Het echte academische debat over het double-cross systeem is eigenlijk ‘pas’ vijftien á twintig jaar oud. Dat komt omdat de geheime documenten vijftig jaar na dato vrijgegeven konden worden. Met het publiekelijk openbaar maken van de stukken lag de weg dus open voor de academische wereld om MI5’s geheime operaties tijdens de Tweede Wereldoorlog te bestuderen. Een van de voornaamste argumenten voor het onderzoek naar de echte

gebeurtenissen rond de dubbelspionnen was, om de verhalen uit de sfeer van de

spionnenfictie te halen en de sensatie die ermee verbonden was. Er was blijkbaar vraag naar een serieuzer beeld van de wereld van spionage. In sommige gevallen bleek de werkelijkheid nog verrassender dan de fictie. Naast de verschenen overzichtswerken en geauthoriseerde geschiedenissen van de Britse veiligheidsdienst MI5, zijn er na het verjaren van de geheimhoudingsplicht ook een aantal persoonlijke verhalen van een aantal van MI5’s dubbelspionnen verschenen. Verschillende historici hebben biografieën geschreven over de carrière van een aantal van de dubbelspionnen die onder controle stonden van de Britse dienst. Het zwaartepunt ligt bij deze biografieën begrijpelijkerwijs bij het persoonlijke verhaal van de dubbelagent in kwestie.

De openstelling van de archieven zorgde ook voor de eerste smetten op het double-cross systeem; in 2003 werd door onderzoek van een aantal journalisten van The Sunday Times bekend gemaakt dat het double-cross systeem verantwoordelijk was voor een operationele ramp in de ‘Battle for the Atlantic’. Daarin kwam naar voren dat informatie, welke via de dubbelagenten aan de Abwehr was verstrekt, ervoor had gezorgd dat een

(10)

10

lokken. De operatie mislukte en het gehele konvooi werd getorpedeerd door Duitse onderzeeboten en duikbommenwerpers.5

Een directe aanval op het werk van Masterman kwam van David Mure. Mure, medewerker van MI5 op de afdeling in Cairo tijdens de Tweede Wereldoorlog, opperde het idee dat de Duitse Abwehr zelf een hand had in het opzetten en opereren van het double-cross systeem. Zijn visie beschreef hij in twee boeken over zijn eigen werk tijdens de Tweede Wereldoorlog: Practice to Decieve en Master of Deception.6 Volgens Mure waren de haast ‘schone’ staat van dienst en de verbazingwekkende successen van het double-cross systeem verdacht. De loyaliteit van de Abwehr zou, volgens deze theorie, zeker niet bij Hitler of het voorbestaan van het Derde Rijk hebben gelegen. Deze theorie vond onder historici weinig ondersteuning. Een van de argumenten die daarvoor worden aangedragen is dat zowel voor als na het uitkomen van het boek van Masterman geen enkele oud-medewerker van de Abwehr van zich heeft laten horen om mee te delen in het succes.7

Van nog groter belang was het feit dat de geallieerden vanaf december 1941 de codeberichten van de Duitsers konden meelezen dankzij het kraken van de decodeermachine Enigma dankzij het belangrijke werk van de codebrekers in Bletchley Park. Volgens het werk van Winterbotham8 over het werk van de ‘Ultra’ codebrekers, was er geen vermoeden bij de Britse ‘meelezers’ dat de Abwehr verwikkeld was in het double-cross systeem.

 

 

5 Campbell, A retrospective 343-344.

6David Mure, Practice to Decieve (1997) en Master of Deception (1980). 7 Campbell, A retropective 332-334.

(11)

11

Huidige  definities  van  het  contra-­inlichtingen  veld  

B. de Jong en P. Keller benadrukken in hun bijdrage aan de bundel over Inlichtingen en veiligheidsdiensten van B.A. de Graaf dat er geen eenstemmigheid bestaat over wat de begrippen contra-inlichtingen en contraspionage precies inhouden.9 Deze onduidelijkheid komt voort uit de verschillende taken die deze tak van inlichtingenwerk met zich meebrengt. Deze taken van contra-inlichtingen vallen uiteen in twee aspecten: een defensief en een offensief aspect. De defensieve taken van de contra-inlichtingen omvatten onder andere het fysiek beveiligen van gebouwen, het verrichten van veiligheidsonderzoeken bij personen in gevoelige posities en het rubriceren en compartimenteren van informatie. Hierbij is ook te denken aan het versleutelen van berichtverkeer en het tegengaan van afluisteren en hacken.10

Het offensieve aspect van contra-inlichtingen wordt vaak aangeduid met de term contraspionage. Dit gaat bijvoorbeeld over het werken met dubbelagenten of het penetreren van een vijandelijke dienst. De Jong en Keller merken op dat een belangrijk aspect van contra-inlichtingenwerk is dat het ‘all-source’ activiteiten zijn. Dit houdt in dat informatie uit een verscheidenheid aan bronnen wordt bijeengebracht en dient als uitgangspunt voor het operationele werk. Tevens merken de Jong en Keller op dat het onderscheid tussen het

defensieve en offensieve aspect van contra-inlichtingen niet altijd duidelijk te maken is en dat bij contra-inlichtingenoperaties die scheidslijn eerder vloeiend is dan scherp afgebakend. 11 Verder beschrijven ze dat het offensieve aspect van de contraspionage er niet primair in geïnteresseerd is om inlichtingenoperaties van de tegenpartij volledig uit te schakelen. Dit zou namelijk slechts het defensieve aspect van contra-inlichtingen behelzen. De werkzaamheden

9 B. De Jong en P. Keller, ‘Contra-inlichtingen en contraspionage’ in B.A. de Graaf (ed.) Inlichtingen- en

veiligheidsdiensten (Alphen aan de Rijn 2010) 275.

10 Ibidem.

(12)

12

binnen contraspionage zijn er idealiter op uit om de operaties van de tegenstander te

controleren, voor eigen doeleinden te gebruiken en te neutraliseren.12 De beschrijving van De

Jong en Keller laat contra-inlichtingen zien als een tweeledig veld waar de offensieve en defensieve aspecten vloeiend in elkaar overlopen. Het offensieve aspect wordt vaak aangeduid met contraspionage.

P. J. Redmond haalt het duale karakter van de contra-inlichtingen ook aan in The Oxford Handbook of National Security Intelligence. Hij stelt dat op strategisch niveau er wel een definitie te vormen is voor contra-inlichtingen, echter het omhelst binnen die definitie een groot scala aan zowel offensieve als defensieve aspecten, handelingen en tradecraft:

“Counterintelligence means different things to different organisations and intelligence officers, and encompasses a wide continuum of activities from analysis of observed events through the aggressive operational activity of mounting deception operations, from conduct of espionage investigations to the intensely personal, clandestine activity of recruiting and securely managing human sources among the enemy - without simultaneously being deceived.”13

Naast het defensieve aspect van het ‘spionnen vangen’ en het inzetten van contra-inlichtingen als misleidende operatie, voegt Redmond nog een belangrijk aspect toe aan zijn definiëring: contra-inlichtingen als controlemechanisme op je eigen bronnen.14 Dit

controlemechanisme kan zowel binnen de offensieve, (dubbelagenten en penetratie) als de defensieve rol (encryptie en codekraken), plaatsvinden en zorgt voor een zichzelf steeds herhalende ‘feedback loop’. Deze feedbackloop is ook volgens De Jong en Keller van belang

M.M. Lowenthal stelt dat er naast het defensieve en offensieve aspect van contra-inlichtingen nog een derde aspect geïdentificeerd kan worden; de vergaring van informatie.

12 De Jong en Keller, Contra-inlichtingen 279.

13 Paul J. Redmond “The Challenges of Counterintelligence” in Loch K. Johnson (ed.) The Oxford Handbook of

National Security Intelligence (Oxford 2010) 538.

(13)

13

Deze fase gaat volgens Lowenthal nog voordat het defensieve en offensieve karakter van de contra-inlichtingen aan bod komen. Hij noemt deze fase collection. Deze is niet direct defensief of offensief van aard, maar is meer verkennend om de mogelijkheden van de tegenstander om jou te bespioneren te kunnen identificeren.15

M. Herman beschrijft in zijn werk ‘Intelligence, Power in Peace and War’ hoe de offensieve taken van de contra-inlichtingen zijn verbonden met het defensieve beschermen van informatie. Het beschermen van informatie (information security) heeft volgens Herman drie componenten: protective security welke gericht is op het voorkomen van, of afstompen van informatievergaring; het opsporen en neutraliseren van dreigingen; en misleiding. De eerste component zorgt voor een passief beschermende barrière. De tweede is een actieve verdediging door de offensieve inlichtingenvergaring van de opponent uit te schakelen. De derde verslaat vijandige inlichtingendiensten door ze te misleiden of verwarren.16 Herman wijst erop dat het belangrijk is in gedachten te houden dat elke vorm van

inlichtingenvergaring een gespiegelde vorm heeft in defensieve dienst van de opponent. In het geval van misleiding haalt Herman de definitie van de NAVO uit 1984 aan die misleiding omschrijft als: “Those measures designed to mislead the enemy by manipulation, distortion of falsification of evidence to induce him to react in a manner prejudical to his interests.”17 Herman geeft aan dat een succesvolle misleiding meestal is ontworpen rondom de

verwachtingen van de tegenstander. Het is ideaal om het doelwit zichzelf te laten misleiden zodat er zo weinig mogelijk ware informatie opgegeven hoeft te worden om source credibility op te bouwen.

John Ehrman stelt dat het bestuderen van contra-inlichtingen lijdt aan een gebrek aan theoretisch kader en maakt een stap in de richting van een alomvattende definitie voor de contra-inlichtingen. Zijn definitie luidt: “Counterintelligence is the study of the organization

15 Mark M. Lowenthal, Intelligence, form secrets to policy (Washington 2003).

16 Micheal Herman, Intelligence, Power in Peace and War (Cambridge 2007) 165-183. 17 Ibidem 170.

(14)

14

and behavior of the intelligence services of foreign states and entities, and the application of the resulting knowledge.”18 Hoewel deze definitie erg breed is gemaakt, is hij werkzaam

omdat het alle aspecten van het contra-inlichtingen werk bevat. Het is breed genoeg om zowel statelijke als non-statelijke actoren, zowel binnen- als buitenlands, te identificeren en omvat zowel offensieve als defensieve aspecten van het contra-inlichtingenwerk. Voor deze studie is vooral het laatste gedeelte van de definitie van Ehrman van belang; de toepassing van de vergaarde kennis op het operationele niveau. Ehrman zet zelf de toepassing uiteen in drie typen operaties: de penetratie, de waarnemingsoperatie om vijandelijke

inlichtingenmedewerkers te identificeren en te volgen, en het inzetten van dubbelagenten. Wanneer we de bijdragen van deze verschillende historici samenvoegen, wordt er een beeld geschetst van de contra-inlichtingen als en veld met drie sferen; de informatievergaring, het defensieve aspect en het offensieve aspect. Hierbij kan het offensieve aspect worden aangeduid als contra-spionage. De drie sferen zijn met elkaar verbonden door middel van een feedbackloop en zorgen daarvoor voor een steeds terugkerende ontwikkeling en bijstelling van de taken en bezigheden van een contra-inlichtingendienst. Is deze theorie ook toe te passen op het double-cross systeem?

Volgens Masterman waren de argumenten voor het ‘runnen’ van dubbelagenten tijdens de Tweede Wereldoorlog samen te vatten in zeven punten: De controle van het Duitse

spionagesysteem in Groot Brittannië; dit gebeurde onder andere door middel van

dubbelagenten. Omdat het plaatsen en ‘runnen’ van spionnen an sich al een moeilijke en arbeidsintensieve taak is kan er vanuit worden gegaan dat, wanneer de Duitsers adequate informatie ontvangen van deze dubbelagenten, ze er niet de tijd en moeite voor zouden nemen om nog een systeem van spionnen op te zetten. Het ‘keren’ van agenten geeft een groter voordeel dan het slechts neutraliseren van de vijandelijke spionnen.De dubbelagenten worden ingezet om nieuwe agenten en spionnen te pakken. Dit druist in tegen de theorie dat spionnen

18 John Ehrman, ‘Toward a Theory of CI: “What are We Talking About When We Talk about

(15)

15

nooit van elkaars bestaan zouden moeten weten, echter nieuwe Duitse spionnen kregen een soort ‘lifeline contact’ welke in geval van nood bereikt kon worden. Dit was, achteraf gezien, bijna altijd al een van MI5’s dubbelagenten. Door middel van dubbelagenten was het

mogelijk om informatie te vergaren over de persoonlijkheden en werkmethoden van de Duitse dienst. Dit is van groot belang voor contra-inlichtingen; weten hoe vijandelijke agenten getraind worden en weten wat de dekmantels zijn van de agenten maakt het eenvoudiger andere en nieuwe spionnen op te sporen.De dubbelagenten geven inzicht in codeberichten van de vijand en ze geven inzicht in de intenties van de vijand; de opdrachten die aan de dubbelagenten worden gegeven, geven inzicht in de toekomstige doelen en/of plannen van de vijand.Daarnaast is het mogelijk om operationele intenties van de Duitsers te wijzigen of aan te sturen. Bijvoorbeeld door (misleidende) informatie te verschaffen dat de verdediging van de Britse vliegvelden slecht is, zou de Duitsers kunnen laten overwegen om die aan te vallen in plaats van fabrieken of steden.Als laatste en ultieme doel van het controleren van de dubbelagenten geeft Masterman het argument van het misleiden van de vijand, om eigen intenties verborgen te houden. Een groot deel van de informatie die verzonden wordt via de dubbelagent is valse informatie. Hier is echter wel terughoudendheid geboden, omdat de reputatie van de agent op het spel staat. Als de agent te vaak verkeerde informatie levert, wordt hij door de vijand niet meer geloofd, met als gevolg uitschakeling van die agent.19

Wat beschreven is bij het laatste punt is misschien wel de grootste meerwaarde van een dubbelagent, maar het is tevens ook het meest riskante aspect. Het opbouwen van de reputatie van een dubbelagent neemt maanden, soms zelfs jaren in beslag. Jaren en maanden waarin ook betrouwbare informatie verschaft moet worden aan de Duitsers om de

geloofwaardigheid van de dubbelagent te behouden of te vergroten. Er moet een prijs worden betaald voor die geloofwaardigheid, niet alleen in tijd en geld, maar ook in informatie.

Volgens Masterman was de prijs vaak niet al te groot. Veel agenten werden opgebouwd zonder veel of gevoelige informatie te hoeven verstrekken.

(16)

16

Masterman schreef deze lessen net na de Tweede Wereldoorlog op en elk van deze lessen zijn ontwikkeld door de ervaringen die zijn opgedaan door middel van het double-cross systeem. Door het grote succes van het double-cross systeem is het aantrekkelijk om het rapport van Masterman als handleiding te zien voor het controleren van dubbelagenten. Hoe groeide het double-cross systeem door deze lessen en wat leert ons dat voor de

theorievorming over contra-inlichtingen? De theorievorming van de contra-inlichtingen, en met name wat het offensieve aspect van de contra-inlichtingen betreft, heeft veel gebruik gemaakt van Masterman’s inzichten. Zijn inzichten zijn ook toegepast op de theorie; elke fase die de theorievorming beschrijft is te ontdekken in de lessen van Masterman over het double-cross systeem. Door inzicht te geven in hoe deze lessen in de loop van de oorlog vorm kregen, probeer ik de theorie over contra-inlichtigen door middel van een historische blik aan te passen. Hieronder wordt in vier casussen beschreven het double-cross systeem zich

ontwikkelde gedurende verschillende fasen van de Tweede Wereldoorlog. Dit gebeurd aan de hand van een beschrijving van de ontwikkeling van vier van haar dubbelagenten.

 

 

 

 

 

 

(17)

17

SNOW:  het  begin  van  het  double-­cross  systeem  

Aan de wieg van het double-cross systeem stond een man uit Wales die door MI5 beschreven werd als “...a typical Welsh “underfed” type, very short, bony face, ill-shaped ears,

disproportionately small for size of man, shifty look...”20. Deze kleine ‘shifty’ man was Arthur Graham Owens.

Arthur Owens was, voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak een ondernemer, uitvinder en eigenaar van een bedrijf dat batterijen fabriceerde. Hij onderhield een breed klantenschare, waaronder de Duitse Reichsmarine. In deze handelsrol was hij voor de Britse inlichtingendiensten van waarde. Door de contacten die hij in Duitsland had en door de handelsreizen die hij regelmatig ondernam, kon hij informatie met betrekking tot de Duitse marine verstrekken aan de inlichtingendiensten. Door het verdrag van Versailles mocht de Duitse staat, naast de grote inkrimping van het staande leger, luchtmacht en vloot, helemaal geen onderzeeboten meer laten maken. Het regime van Hitler had hier, na de

machtsovername in 1933, geen boodschap aan en begon een programma om minstens twaalf onderzeeërs van 250 ton te bouwen welke in 1935 van de lopende band moesten rollen.

Het was niet de enige breuk met het verdrag van Versailles dat Nazi-Duitsland in deze jaren zou maken. Een poging werd gedaan door de Britten om de bouw van de Duitse marine binnen gewenste perken te houden en op 17 juni 1935 werd een verdrag getekend dat ervoor zou moeten zorgen dat de Duitse vloot niet groter mocht worden dan 35% van de vloot van het Britse Rijk. Met betrekking tot onderzeeboten werd dit percentage verhoogd tot 45%. Owens bedrijf was in dit opzicht voor de Britse Naval Intelligence Division (N.I.D.) zeer interessant geworden; de handelsrelatie van Owens met de Duitse marine was een bron van informatie om de productie van de Duitse onderzeeërs te kunnen inschatten. Owens was hiervoor ook door de Admiraliteit benaderd en was bereid om zijn verkoopcijfers te delen met

(18)

18

de inlichtingendiensten. Dit soort cijfers konden, tezamen met ooggetuigenverslagen inzicht geven in de intenties van de Duitsers.21

Dit soort ‘eenvoudig’ spionnenwerk was op zich niet heel noemenswaardig of risicovol, ware het niet dat Owens er zelf een opvallende draai aan gaf. Hij besloot in de nazomer van 1936 om een dubbelspel te gaan spelen en zijn rol van spion voor de Britse admiraliteit aan de Duitse inlichtingendienst bloot te leggen. Owens’ bedrijf had weinig succes en financiële problemen zouden het hoofdmotief vormen om zich te melden bij de Duitsers. Hij deed dit door zich, tijdens een zakenreis naar België in 1936, te melden bij de Duitse ambassade.22 De Duitse inlichtingendienst nam hem aan als dubbelspion en ze zouden

in contact blijven via een postadres waar Owens gecodeerde brieven naartoe zou moeten sturen. Zijn dubbelrol kwam echter al snel aan het licht omdat het postadres bij MI5 bekend stond als een doorgeefluik van de Duitse inlichtingendienst. De eerste brief van Owens werd al onderschept, en doordat hij zijn contact met de Duitsers had verzwegen voor de N.I.D., kwam hij in het vizier van de contraspionageafdeling van de Britse binnenlandse

veiligheidsdienst MI5, die hem registreerde onder de codenaam SNOW.23

Dat de ontdekking van Owens als dubbelagent niet meteen heeft geleid tot zijn

veroordeling en opsluiting, heeft te maken met de manier waarop hij zich gedroeg tijdens zijn verhoren en de informatie die hij daarin prijsgaf aan de Britse inlichtingendienst. Owens gaf ronduit toe dat hij informatie verzamelde voor de Duitse inlichtingendienst, maar

tegelijkertijd was hij bereid om zeer bruikbare zaken omtrent de Duitse diensten te delen met MI5. Hij gaf aan dat hij informatie betreffende bepaalde vliegvelden had verzameld en dat hij binnenkort een draadloze zender-ontvanger zou krijgen om contact te houden met Duitsland. Deze informatie was, voor de toen nog kleine contraspionageafdeling van MI5, van groot belang. De intenties kunnen peilen van de Duitse inlichtingendienst, toegang hebben tot een

21 Nigel West en Maddoc Roberts, SNOW: the Double Life of a World War II Spy (Londen 2011) 5-8. 22 Ibidem 10.

(19)

19

radiozender en de geheime codes die daarvoor gebruikt werden, waren zeer waardevol.24 Toch bleef er onduidelijkheid bestaan over de motieven van Owens. Daarom werd ook

besloten om op papier te zetten dat Owens, sinds hij contact had gemaakt met de Abwehr, niet (meer) in dienst stond van de Britse inlichtingendiensten. Dit bracht MI5 in de positie om hem op elk gewenst moment te arresteren als spion. Dit weerhield Owens er echter niet van om contact te houden met de Duitse inlichtingendienst, de Abwehr en ook regelmatig zijn bevindingen, gewenst of ongewenst, met MI5 te delen. 25

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 werd SNOW gearresteerd en gevangen genomen door MI5. Het radiokanaal van SNOW was in de

begindagen van de oorlog de enige manier van direct contact met de Duitse Abwehr. Ondanks de onbetrouwbaarheid van Owens was dit voor MI5 de enige manier om in die dagen meer inzicht te krijgen in het Duitse spionnenapparaat in Groot-Brittannië. Onder toezicht van MI5 moest SNOW contact maken met de Duitsers. Zijn eerste instructies waren om dagelijks weerberichten over te zenden. Zonder dat Owens het wist waren deze berichten in de eerste maanden van de oorlog van veel groter belang dan alleen het contact met de Duitsers en het cultiveren van een relatie met de Abwehr. Zijn radiocommunicatie met Duitsland in de eerste maanden van de oorlog was van vitaal belang voor de Britse codebrekers in Bletchley Park. De codebrekers wisten door deze weerrapporten de inhoud van het originele bericht dat richting Duitsland werd gezonden. Wanneer deze werd ontvangen door een Duits radiostation in Noorwegen werd het bericht weer gecodeerd met de enigmamachine en doorgestuurd naar Hamburg. Deze communicatie was inzichtelijk voor de Britse afluisteraars en door de weerberichten van SNOW wisten ze uiteindelijk elke dag opnieuw de codeersleutel van die ene dag te achterhalen en daarmee de gecodeerde informatie van de Duitsers te begrijpen.26

24 Rapport over SNOW van T.A. Robertson aan V.Vivian C.B.E. van S.I.S. 19-09-1939, National Archives Kew

Londen (NA Londen), Personal Files (KV2) inv. nr. 466 document 16a.

25 West en Roberts, SNOW 20-26. Andrew, The Defence of the Realm 213. 26 West en Roberts, SNOW 38-39.

(20)

20

In de winter van 1939 - 1940 was MI5 bezig met het opbouwen van de

vertrouwensband tussen SNOW en de Abwehr, hiervoor werd een aantal fictieve sabotage acties bedacht. Een paar vliegvelden in Wales zouden moeten worden gesaboteerd door SNOW. Om dit te realiseren werd een aantal stukken explosief, met instemming van de luchtmacht, gecontroleerd tot ontploffing gebracht zodat het erop leek dat de vliegvelden gesaboteerd waren. Ter ondersteuning werd een melding ervan in lokale kranten verspreid. Dit alles om de geloofwaardigheid van SNOW te vergroten.27 Ondanks de samenwerking bleef de loyaliteit van SNOW in de eerste maanden van 1940 een vraagteken. Zijn

contactpersoon bij MI5, Majoor T.A. Robertson, bleef vermoeden dat SNOW er een dubbele agenda op nahield. Er was een incident in maart 1940 toen Robertson en zijn vrouw, tijdens een ontmoeting met SNOW een persoon zagen die SNOW in de gaten leek te houden. Niemand behalve SNOW en Robertson wisten van de ontmoeting en toen SNOW compleet koel en ongeïnteresseerd op de situatie reageerde sloeg de twijfel toe bij Robertson.28

Toen in het voorjaar van 1940 de Duitse oorlogsmachine opnieuw de aanval opende en Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk binnenviel, werd het voor SNOW steeds lastiger om zijn contactpersoon bij de Duitse inlichtingendienst, Nikolaus Ritter, ook wel dr. Rantzau genoemd, te ontmoeten. Volgend op het klaarblijkelijke succes van de sabotage van de vliegvelden was dr. Rantzau zeer geïnteresseerd om het netwerk van SNOW uit te bereiden met een extra saboteur. Deze zou eerst getraind moeten worden in Duitsland. Omdat door de krijgshandelingen een ontmoeting tussen Owens en dr. Rantzau in België of Nederland was uitgesloten, werd een treffen op de Noordzee voorgesteld. Hierbij zou Owens gebruik moeten gaan maken van een vissersboot. Dit treffen gaf MI5 een mogelijkheid om inzicht te krijgen in de loyaliteit van SNOW en een kans om dr. Rantzau gevangen te nemen.29 Dat een

dubbelagent werd ingezet als lokaas om een Abwehr-agent te kunnen gevangennemen,

27 West en Roberts, SNOW 70-71, 80. 28 Ibidem 72.

(21)

21

illustreert de defensieve gedachtengang van MI5 in de beginjaren van de oorlog. Want als de val zou werken dan zou de Abwehr, door het verliezen van dr. Rantzau, meteen weten dat Owens voor MI5 werkte.

Om de loyaliteit van SNOW te testen en hem eventueel zelfs te vervangen werd door Robertson een andere agent ingezet; Sam McCarthy, codenaam: BISCUIT. SNOW werd door MI5 niet op de hoogte gesteld dat BISCUIT eigenlijk voor de Britse dienst werkte en hierdoor kon MI5 inzicht krijgen in het gedag van SNOW wanneer hij zichzelf vrij van zijn spionnenmeesters waande. De ontmoeting op de Noordzee verliep niet volgens plan. De bemanning van de vissersboot merkte al twee dagen voor het geplande treffen een

watervliegtuig op met vreemde R.A.F. markeringen. Deze cirkelde even boven de boot en vloog toen weer weg. BISCUIT was door de gedragingen van SNOW tijdens de reis ervan overtuigd geraakt dat hij voor de Duitsers werkte. SNOW had tijdens de treinreis naar de haven van Grimsby opgeschreven waar de fabrieken en vliegvelden die ze passeerden zich bevonden. Ook liet hij BISCUIT een gastenlijst zien van een feestavond georganiseerd door MI5 voor een selecte groep gepensioneerde en actieve inlichtingenofficieren. Daarnaast was hij op de vissersboot nagenoeg enkel in de kajuit te vinden waar hij de kapitein en bemanning veelvuldig vragen stelde over konvooiroutes en bewapening op de schepen. BISCUIT

vertrouwde deze situatie niet en hij vertrouwde SNOW evenmin. Hij liet de vissersboot rechtsomkeert maken en sloot SNOW op in de kapiteinscabine. Terug in de haven van Grimsby werd SNOW door MI5 in hechtenis genomen en ondervraagd.

Tijdens de verhoren wist SNOW verklaringen te geven voor zijn gedrag, maar zeer overtuigend waren ze volgens MI5 niet. Ondanks zijn onduidelijke verklaringen waren ze er ook niet geheel van overtuigd dat SNOW de Britse dienst moedwillig aan het verraden was. 30

MI5 gunde SNOW nog een kans omdat de ontmoeting op zee nog steeds plaats zou moeten vinden. De mogelijkheid dat SNOW’s contactpersoon bij de Abwehr aanwezig zou zijn was groot en deze kans om een hoge Abwehr officier te kunnen pakken wilde MI5 niet laten

(22)

22

schieten.31 De ontmoeting mislukte echter omdat het Duitse vliegtuig niet op de afgesproken plek gevonden kon worden. Er hing die avond een dichte mist over het gebied waar het treffen plaats zou moeten vinden en het vliegtuig werd niet gevonden.32 Het Britse vertouwen

in SNOW had door deze episode op de Noordzee een flinke deuk opgelopen. MI5 hield SNOW onder een huisarrest totdat ze meer zekerheid hadden omtrent zijn loyaliteit. Het vertrouwen werd in zeker mate hersteld toen het verhaal omtrent de gastenlijst werd

nagelopen.33 De compagnon van SNOW werd aan een ondervraging onderworpen en bleek achter de gastenlijst te zitten. Hij zat in geldnood en hoopte er, via SNOW, een goede som geld voor te kunnen krijgen van de Duitsers. Het wantrouwen tussen BISCUIT en SNOW kon worden verklaard door een oprecht misverstand tussen de twee spionnen over hun motieven en hun modus operandi.34 Beide agenten wisten niet van elkaar of ze een regelrechte spion, of een dubbelspion waren. SNOW werd het voordeel van de twijfel gegeven.

De ontmoeting op de Noordzee was mislukt. Hierdoor had de geloofwaardigheid van SNOW naar de Abwehr toe echter geen grote schade opgelopen en was het mogelijk om het netwerk rondom SNOW, en daarmee ook het prille en kwetsbare spel van dubbelagenten, intact te houden. Dr. Rantzau wilde Owens echter nog steeds in persoon ontmoeten. Deze ontmoeting zou Lissabon plaats moeten vinden. Om de vinger aan de pols te houden omtrent de loyaliteit van SNOW werd door MI5 een agent meegestuurd naar Lissabon. Een oud R.A.F. inlichtingenofficier genaamd Walter Dickett (codenaam: CELERY) werd gerekruteerd nadat hij SNOW zelf op het spoor was gekomen en dacht dat hij met een Duitse spion te maken had. CELERY zou met SNOW meereizen naar Lissabon en daar aan de Duitse Abwehr worden geïntroduceerd als een van de waardevolle spionnen die onder SNOW

31 Robertson voor B.3 27-5-1940, NA Londen KV2/448 860a. 32 Masterman, The double cross system 44.

33 Robertson voor B.3 23.-5-1940, NA Londen KV2/448 855x.

34 West en Roberts, SNOW 91-92. Masterman, The double cross system 44-45. Robertson voor B.3 23-5-1940,

(23)

23

werkzaam was.35 De ontmoeting in Lissabon zou een ultieme testcase worden voor MI5 om inzicht te krijgen in de loyaliteiten van SNOW. Voor MI5 hing het voortbestaan van het hele double-cross systeem samen met inzicht dat ze hoopten te verkrijgen in de ware intenties van SNOW.

De verhoren die afgenomen zijn door MI5 met SNOW en CELERY na de

gebeurtenissen in Lissabon geven een mooi inzicht in het ingewikkelde web van vertrouwen en ‘wie weet wat’ waarmee het MI5 te maken had bij het onder controle houden van de dubbelagenten. SNOW doseerde tijdens de verhoren de informatie die hij prijsgaf aan zijn ondervragers en contactpersonen van MI5; majoor T.A. Robertson en J. Marriot . Hij gaf aan het einde van het tweede verhoor prijs dat hij, na de ontmoeting met zijn Duitse

contactpersoon dr. Rantzau, een som van £10.000,- had meegekregen en materialen om sabotage mee te plegen. Dit was voor MI5 een indicatie dat SNOW nog een grote mate van vertouwen genoot bij de Duitse Abwehr.36 SNOW speelde meer van dit soort “troefkaarten” uit tijdens zijn verhoren. Zo ook tijdens zijn derde interview, waar hij te kennen geeft dat hij aan CELERY had verteld dat zijn loyaliteiten eigenlijk bij de Duitse Abwehr lagen. Dit werd echter niet zo ontvangen als hij had gehoopt. Marriot, die het derde verhoor afnam, was behoedzaam en toen hij doorvroeg naar de details van het gesprek met CELERY, kreeg hij er geen duidelijkheid over het tijdstip wanneer deze informatie was gedeeld (voor of na een ontmoeting van de beide dubbelagenten met dr. Rantzau). Dit gebrek aan inzicht in de tijdlijn van gebeurtenissen zorgde voor een groot dilemma voor de MI5. Ze wisten niet welke

motieven er speelden en waar de loyaliteit van de dubbelagent echt lag.37

Het vertrouwen in SNOW was van belang voor het hele double-cross systeem omdat SNOW met meer dubbelagenten van het systeem in contact was geweest en hij een spil

35 Masterman, The double cross system 91. West en Roberts, SNOW 107 – 110. 36 West en Roberts, SNOW 146.

37 Masterman aan B2a na verhoor van SNOW 3-4-1941, NA Londen KV2/450 1097a. West en Roberts, SNOW

(24)

24

vormde in het opzetten van het gehele systeem in de beginjaren van de oorlog. Wanneer het vertouwen in hem werd opgezegd, was het onzeker of het hele systeem nog wel kon worden voorgezet. SNOW was voor bijna alle Duitse spionnen die in de beginjaren van de oorlog naar Engeland werden gestuurd een levenslijn en eerste contactpersoon in Groot-Brittannië. Omdat hij onder controle stond van MI5 was hij in defensief opzicht zeer waardevol voor de contraspionageafdeling B1a, welke al deze spionnen na aankomst vlug wist in te rekenen.

Na de verhoren van SNOW en CELERY die volgden op het bezoek aan Lissabon38 kwam MI5 tot de conclusie dat ze niet door wilden gaan met SNOW als dubbelagent. J.C. Masterman, de voorzitter van het double-cross comité concludeerde op 4 april 1941: “ It is clear that, whichever hypothesis is the correct one, SNOW, with his extraordinary

contradictions, vagueness, unreliability, complete failure to carry out many of the tasks laid upon himin Lisbon... cannot be employed further on the old footing...”39 Zijn

onbetrouwbaarheid ten opzichte van het verstrekken van informatie en het niet duidelijk zijn over de tijdtippen waarop hij informatie had gedeeld met CELERY waren hier de

belangrijkste redenen voor. Bij het afwikkelen van de SNOW-casus was het voor MI5 van belang om te peilen of het gehele double-cross systeem gevaar liep. SNOW moest melden aan de Duitsers dat hij de laatste tijd ziek was geworden en mentaal niet meer in staat was om als spion te functioneren. Daarna diende hij aan de Abwehr vragen wat hij moest doen met zijn zender en de explosieven die hij nog in zijn bezit had. Uit de laatste communicatie van SNOW met de Duitse dienst hoopte MI5 meer informatie te vinden over de

geloofwaardigheid van de andere dubbelagenten van het systeem.40 De afwikkeling van de zaak rondom SNOW verliep soepel en de agenten die direct in contact stonden met hem

38 Verslag van het verhoor van SNOW door Robertson en Masterman 10-4-1941, NA Londen KV2/450 1111a. 39 Masterman aan B2a 4-4-1941, NA Londen KV2/450 1103.

(25)

25

werden niet aangetast door het wegvallen van SNOW. J.C.. Masterman, becommentarieerde aan het eind van de oorlog dat “...the rest of the gang continued to operate.”41

De zaak van SNOW geeft weer waar het voor MI5 in het begin van de oorlog om draaide met betrekking tot contraspionage en met welke risico’s ze te maken hadden in het behouden van SNOW als dubbelagent. De primaire taak van MI5 was het opsporen van Duitse spionnen en SNOW was een nuttig instrument in het uitvoeren van deze taak. De contraspionageafdeling van MI5 was in de beginmaanden van de oorlog slechts een kleine afdeling die een bijna onmogelijke taak voor zich zag om de spionageactiviteiten van de Duitsers in Groot-Brittannië in kaart te brengen en tegen te houden. SNOW was voor hen in deze jaren van belang omdat hij toegang had tot unieke inzichten in het functioneren van de Duitse Abwehr. Om enige vorm van controle te houden op SNOW werd er bij de meeste ontmoetingen tussen SNOW en de Abwehr een andere MI5 agent in zijn buurt gezet. Dit zorgde in het geval van SNOW echter niet tot duidelijke inzichten. “The riddle of the Sphinx and the doctrine of the Trinity are simple and straightforward affairs compared with this double enquiry”, verklaarde Masterman over de verhoren van SNOW en CELERY na hun bezoek aan Lissabon.42 Het vertrouwen in de motieven van SNOW was gedurende zijn hele loopbaan als spion niet groot, maar de informatie die hij verschafte bleek in het algemeen waardevol. De waarde van deze informatie is waarschijnlijk ook de hoofdreden geweest om hem tot de lente van 1941 aan te houden als dubbelspion. Zijn onbetrouwbare karakter en de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen waren telkens een bron van discussie voor MI5. Opportunisme lijkt bij SNOW steeds de boventoon te voeren. Dat blijkt al nadat hij zich, gedreven door financiële problemen, meldde bij de Duitsers en nadat hij bijna onmiddellijk door MI5 werd ontmaskerd, gedreven door lijfsbehoud, weer wilde gaan werken voor MI5.

Zijn onbetrouwbaarheid heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat MI5 niet meer door wilde met SNOW als dubbelagent. In de lente van 1941 waren al een aanzienlijk aantal

41 Masterman, The double-cross system 93. 42 Ibidem 92.

(26)

26

andere spionnen opgepakt en enkele van hen waren gekeerd tot dubbelspion. Het unieke inzicht dat SNOW in de eerste maanden van de oorlog verschafte werd vanaf 1941

grotendeels geleverd door de nieuwe dubbelspionnen. De voordelen van het behouden van SNOW wogen langzamerhand niet meer op tegen de nadelen. De SNOW-casus laat zien dat de vroege ontwikkeling van het double-cross systeem gepaard ging met veel onzekerheden. MI5 trachtte meermaals de loyaliteit van SNOW te peilen maar had hierin weinig succes. Het werd MI5 duidelijk dat het vaststellen van de loyaliteit van een spion van levensgroot belang was om met zekerheid een succesvol dubbelspel te kunnen spelen. SNOW was voor een aantal nieuwe spionnen die vanuit Duitsland naar Engeland werden gestuurd de primaire contactpersoon waar een beroep op gedaan kon worden in geval van nood. SNOW bezorgde in deze rol van lokeend MI5 de mogelijkheid om andere Duitse spionnen snel te kunnen opsporen en inrekenen. Dit was ook het geval bij Harry Williamson, codenaam TATE, die in het volgende hoofdstuk centraal zal staan voor de verdere ontwikkeling van het netwerk van dubbelagenten. In deze rol was SNOW de spin in het web waar het gehele Britse dubbelspel op gebaseerd was.

 

 

 

 

 

 

(27)

27

TATE:  de  groei  van  het  dubbelspel    

Het netwerk van de dubbelagenten kreeg mede door de inspanningen van MI5 in de SNOW-casus een steeds grotere omvang. De agent die als langst in dienst heeft gestaan van dit double-cross systeem, van september 1940 tot het einde van de oorlog in mei 1945, is de Deen Wulf Schmidt. Schmidt werd geboren in het zuiden van Denemarken op 7 december 1911, zoon van een Duitse vader en een Deense moeder. Het boerenleven, waar zijn vader hem voor wilde klaarstomen, was niet aan hem besteed. Na een korte periode op een boerderij te hebben gewerkt mocht hij van zijn vader naar een rijschool alwaar hij leerde om te rijden met paard en wagen. Op 31 oktober 1931 werd hij opgeroepen voor militaire dienst en werd ingedeeld als rekruut bij het Gardehusarregimentet in Kopenhagen.43

Teleurgesteld verliet hij het Deense leger in 1933. Zijn jongere broer had recentelijk dienst genomen bij de Duitse Luftwaffe en zijn vader wenste niet dat zijn zoons mogelijk tegenover elkaar kwamen te staan. Verbolgen over het missen van een militaire carrière vertrok Wulf Schmidt niet veel later naar Argentinië om als paardenverzorger en inspecteur te werken op een boerderij. Een paar jaar later werd Schmidt echter ziek en keerde in april 1936 terug naar Europa.44 Na een korte periode gestudeerd te hebben aan de Universiteit van Berlijn werd zijn interesse gewekt door de Compagnie Afikanischer Frucht in Hamburg, welke op zoek waren naar personeel om op bananenplantages te werken in de voormalige Duitse kolonie Kameroen. Schmidt vertrok naar Kameroen en ging op de plantages van de compagnie aan de slag als voorman. In 1938 keerde hij weer terug omdat hij hoorde dat zijn voormalig werkgever in Argentinië weer op zoek was naar personeel. Het was echter niet meer mogelijk om door te reizen naar Argentinië omdat alle Zuid-Amerikaanse landen de

43 Tommy Jonason en Simon Olsson, Agent TATE, the wartime story of Harry Wiliamson (Gloucestershire 2011)

8.

(28)

28

grenzen hadden gesloten. Deze grenssluiting was bedoeld om de immigratie van joden een halt toe te roepen. Wegens de steeds strengere anti-joden wetten van het Nazi regime zochten veel joden hun toevlucht buiten Duitsland. Schmidt was opnieuw aan het werk gegaan op de plantages in Kameroen toen de oorlog in september 1939 uitbrak. Hij keerde terug naar Hamburg omdat het leven in Kameroen sinds het uitbreken van de oorlog steeds lastiger werd. In april 1940 kwam hij aan in Hamburg en probeerde zijn laatste loon op te halen bij de bank. Hier kreeg hij nul op het rekest omdat alle buitenlandse rekeningen door de Duitse overheid in beslag waren genomen. Schmidt moest zich melden bij de lokale afdeling van de immigratiedienst en hier kwam hij voor het eerst in contact met de Duitse Abwehr.45

De Abwehr rekruteerde Schmidt op basis van zijn kennis in vreemde talen en

reiservaring. Na een korte opdracht in Kopenhagen gaf Schmidt zich als vrijwilliger op om als spion te gaan werken in Groot-Brittannië. Hier zou hij verkenningswerk moeten gaan

uitvoeren in voorbereiding op een Duitse invasie van de Engeland. Schmidt zou niet de enige spion zijn die in september 1940 naar Engeland werd gebracht. Een vriend van hem, Goesta Caroli, die hij had leren kennen tijdens zijn training in Hamburg was al eerder in Engeland gearriveerd en Schmidt zou contact met hem moeten zoeken wanneer hij veilig geland was. 46

In een speciale matzwarte Heinkel bommenwerper werd Schmidt boven het dorp Willingham gedropt per parachute, dichtbij een R.A.F. vliegveld. Ondanks een verstuikte enkel had hij veel vertrouwen in zijn missie, wetende dat zijn vriend Caroli al een tijd in Engeland actief was. Caroli was echter kort na zijn eigen landing al opgepakt en

gevangengenomen door de Britten en tijdens de ondervraging liet hij, in ruil voor een

behandeling als krijgsgevangene in plaats van spion, alle informatie los omtrent zijn opdracht en de aankomst van nog een andere spion; zijn Deense vriend Schmidt. Caroli werd door MI5 ‘gekeerd’ en ging als dubbelagent aan het werk onder de naam SUMMER.47

45 Jonason en Olsson, Agent TATE 10.

46 Ibidem. Nigel West, Seven spies who changed the world (Londen 1991) 34. 47 J. Reed aan Robertson 28-9-1940, NA Londen KV2/60 15a. West, Seven spies 35.

(29)

29

Schmidt viel in de korte tijd die hij vrij rondliep in het dorp Willingham op door zijn vreemde accent en de verzorging van zijn verstuikte enkel bij de dorpspomp. Hij werd aangehouden en op Schmidt werden zowel een Deens paspoort als een vervalst Brits

identiteitsbewijs, een grote hoeveelheid geld en een brief met een adres in Londen gevonden. Het adres behoorde toe tot een bekende van MI5: Arthur Owens.

Toen in de nazomer van 1940 de dreiging van een Duitse invasie van de Engeland op zijn hoogtepunt was, zag MI5 de grootste stijging in het aantal spionnen die door de Duitse inlichtingendiensten gezonden werden. Dit verschafte MI5 met steeds meer kansen om aangehouden spionnen te keren tot dubbelagenten. Om dit te faciliteren was er een speciaal detentiecentrum opgericht in een oud bejaardenhuis in Zuidwest Londen, Latchmere House. Het detentiecentrum kreeg de naam Camp 020 en het zorgde voor een gecontroleerde omgeving waar MI5 hun van spionage verdachte personen kon ondervragen in isolatie. Schmidt was een van de eerste gevangen in Camp 020.

De ontmaskering van Schmidt als spion was in de ogen van MI5 compleet toen bekend werd dat de dubbelspion SNOW zijn contactpersoon was. Toch bleef hij tijdens de verhoren nog lang vasthouden aan zijn verzonnen alibi.48 Schmidt verloor echter een groot deel van zijn vertrouwen toen hij geconfronteerd werd met het feit dat Caroli al gearresteerd was. Mede door deze tegenslag bekende Schmidt dat hij als spion was gestuurd door de Abwehr. Wat mede toe zorgde dat Schmidt snel bekende dat hij in dienst stond van de Abwehr was, dat in tegenstelling tot wat de Duitsers hem deden geloven, het leven op de Britse

eilanden ogenschijnlijk niet leed onder de Duitse bombardementen. Daarnaast bleef de verwachte Duitse invasie uit. De onverwacht milde behandeling van MI5 (geen marteling of ander fysiek geweld werd gebruikt bij het ondervragen van de spionnen) was ook van invloed bij de beslissing van Schmidt om toe te geven dat hij een spion was.49

48 Jonason en Olsson, Agent TATE 30-35.

(30)

30

Schmidt voldeed aan drie eisen waaraan een gevangengenomen spion moest voldoen om volgens MI5 als dubbelspion in aanmerking te komen: 1. Het arrest moest snel na de aankomst in Engeland hebben plaatsgevonden. 2. De agent had sinds de aankomst nog niet gecommuniceerd met de Duitsers. 3. Het arrest had plaatsgevonden zonder dat het bekend was bij het publiek.50 Daarnaast gaf Schmidt, na zijn ontmaskering, eerlijk antwoord op de vragen die tijdens zijn verhoren werden gesteld. Schmidt gaf een naam op van een Duitse spion die een sleutelrol zou hebben in het Duitse spionnenapparaat in Groot-Brittannië, een pianist genaamd Pierce. Deze spion was echter al sinds februari onder controle van MI5 onder de schuilnaam RAINBOW. Voor MI5 bevestigde dit twee zaken: dat Schmidt de waarheid vertelde en dat RAINBOW goed functioneerde als dubbelagent. Schmidt werd vervolgens als dubbelagent gerekruteerd onder de schuilnaam TATE, wegens zijn gelijkenis met een

toenmalig bekende komediant Harry Tate.51

De eerste instructies voor Schmidt vanuit Duitsland betroffen informatieverzameling over de effecten van bombardementen, het moreel en algehele staat van het leger, de

evacuatie van de bevolking, obstakels nabij vliegvelden en de locatie van luchtafweergeschut en het kaliber hiervan.52 De antwoorden op deze verzoeken van de Abwehr moesten

zorgvuldig worden geformuleerd. The wireless board van MI5 (W-board, de voorloper van het double-cross comité) besloot dat de effecten van de Duitse bombardementen en een impressie van het moreel van de natie wel aan de Abwehr doorgegeven kon worden. In de eerste maanden zouden de antwoorden van TATE vooral gaan over de aangerichte schade door bombardementen en informatie over vliegvelden in de omgeving waar hij verbleef.

TATE’s eerste probleem met betrekking tot het beheersen van zijn status als spion draaide om geld. Het startkapitaal dat hij vanaf het begin van zijn aankomst in

Groot-Brittannië met zich mee had raakte langzamerhand op en MI5 begreep dat, als er voor TATE

50 J.C. Masterman, The double cross system 7-30. Jonason en Olsson, Agent TATE 40. 51 Jonason en Olsson, Agent TATE 40. West, Seven spies 37-38.

(31)

31

geen aanvoer van nieuwe fondsen geregeld zouden worden ze zijn casus snel tot een einde moesten brengen. Om hun agent uit de acute geldnood te redden werd door de Abwehr aan Arthur Owens (SNOW) de opdracht gegeven om TATE van geld te voorzien. Een relatief klein bedrag (£100,-) werd via post verzonden, echter dit was slechts een tijdelijke oplossing. Voor voortzetting van zijn werk zou TATE van meer middelen voorzien dienen te worden.53 Het feit dat SNOW de aangewezen man was om TATE te voorzien van het noodfonds betekende voor MI5 twee dingen: het positieve was dat SNOW in de eerste maanden van 1941 nog het vertrouwen van de Abwehr genoot. Het negatieve was dat TATE door de Abwehr in contact was gebracht met SNOW. Deze link zorgde ervoor dat er naast RAINBOW (de pianist Pierce) nog een persoon wist van de rol van TATE. Het zou geen verregaande gevolgen hebben voor de carrière van TATE als dubbelspion omdat niet vele later de zaak van SNOW werd gesloten en hij niet meer als dubbelagent fungeerde voor MI5. TATE werd in het ongewisse gelaten over de connectie met SNOW en hij bleef de Abwehr vragen om meer geld.54

Om de geldsituatie van Schmidt te verbeteren, werd door de Abwehr besloten om iemand naar Schmidt toe te sturen met een grote hoeveelheid geld en onderdelen voor zijn radioapparatuur. Deze koerier (Karel Richter) werd echter snel na zijn arriveren in Engeland opgepakt omdat hij zich verdacht gedroeg. Deze arrestatie, en die van nog een aantal andere spionnen in de laatste maanden van 1940 en de eerste maanden van 1941, had nog een politiek staartje. MI5 wilde de meeste van deze spionnen proberen te keren om ze als dubbelagent in te kunnen zetten. Het was echter zo dat de meeste van deze arrestaties, tegen de wensen van MI5 in, publiekelijk bekend werden gemaakt. Onder druk van onder andere Winston Churchill, moesten deze spionnen zo snel mogelijk worden geëxecuteerd om een voorbeeld te stellen en te laten zien aan het Britse volk dat spionage voor de Duitsers een

53 West, Seven Spies 40-41.

54 Notulen van vergadering van T.A.Robertson J. Marriot J.C. Masterman 10-4-941, NA Londen KV2/61 72b.

(32)

32

dodelijke afloop had. Voor Richter en de andere spionnen betekende dit een wisse dood in de Tower. Dit zorgde voor problemen voor TATE; nieuws van executies van spionnen in de Tower kwam in de krant te staan en de Abwehr zou kunnen gaan vermoeden dat Richter zijn connectie met Schmidt onder verhoor prijs had gegeven. 55

Vanuit de perceptie van de Abwehr waren er nu twee pogingen om Schmidt van geld te voorzien mislukt. Om zijn gebrek aan liquide middelen kracht bij te zetten bleef Schmidt in steeds sterkere bewoordingen om geld vragen: “ What is delaying the man with the money you promised? I’m beginning to think that you are full of shit” 56 Dat de Abwehr nog steeds vertrouwen had in TATE bleek toen er weer een nieuwe manier werd bedacht om hem van geld te voorzien. Ditmaal zou een man contact met hem zoeken tijdens een busrit in Londen. Met de juiste kleding en een afgesproken krant onder de arm zou er, na een overstap op dezelfde buslijn, een kort geënsceneerd gesprek volgen alvorens er een hoeveelheid geld aan Schmidt overhandigd zou worden. De ontmoeting werd overzien door agenten van MI5 en de koerier werd zelfs gefotografeerd.57 Na onderzoek bleek de koerier een marineofficier te zijn die op de Japanse ambassade werkte. De ontmoeting verliep niet geheel vlekkeloos, de Japanse koerier miste de afgesproken bus en TATE moest improviseren om bij de man in de buurt te komen. Uiteindelijk lukte het TATE alsnog om contact te leggen met de Japanner en het geld in ontvangst te nemen. Deze ontmoeting zorgde er niet alleen voor dat TATE weer voorzien was van een som geld, ook bevestigde dit voor MI5 de samenwerking tussen de Japanners en de Abwehr.58

In juni 1941 veranderde de financiële situatie van TATE drastisch. Via een andere dubbelagent, TRICYCLE, wist MI5 ca. £20.000,- voor TATE vrij te krijgen en dit zorgde voor een permanente oplossing van zijn geldprobleem. Echter rond de grote som geld, die

55 Jonason en Olsson, Agent TATE 118.

56 D. Kahn, Hitler’s spies – The Extraordinary Story of German Military intelligence 351. West, seven spies 50. 57 Foto’s in de folder KV2/61. Jonason en Olsson, Agent TATE 128-129.

(33)

33

TATE ontving via TRICYCLE, bestond een vertrouwensrisico. TRICYCLE keerde in oktober 1942 terug uit de Verenigde Staten nadat hij daar had geprobeerd om een

spionnenring op te zetten voor de Duitse Abwehr. TRICYCLE stond ook onder de controle van het double-cross systeem, maar de Amerikaanse inlichtingendienst wilde niets te maken hebben met het dubbelspel dat de Britten speelden en weigerden mee te werken aan het opzetten van een Amerikaanse versie van het double-cross systeem. Bij terugkeer uit de Verenigde Staten stond TRICYCLE met lege handen en moest gaan uitleggen aan de Abwehr dat alle investeringen die de Duitsers hadden gedaan om een spionagenetwerk op te bouwen in de Verenigde Staten niets hadden opgeleverd. MI5 bereidde TRICYCLE minutieus voor op de komende ondervraging, maar was er absoluut niet van overtuigd dat het Duitse vertrouwen in TRICYCLE nog overeind stond.59 Ondanks dat er in Berlijn grote twijfels bestonden over de geloofwaardigheid van TRICYCLE, wist hij zijn Duitse contactpersoon te overtuigen van zijn loyaliteit. Dit kwam waarschijnlijk omdat zijn Duitse contactpersoon ook veel te

verliezen had als bleek dat zijn topspion een dubbelspion zou blijken te zijn. De transactie van £20.000,- naar TATE kon door TRICYCLE worden verklaard en werd geloofd door zijn contactpersoon; het risico dat TATE ook onder verdenking zou komen, was hierdoor tot een minimum beperkt.60

De nieuwe financiële situatie bracht voor MI5 ook een aantal andere risico’s met zich mee. Was het eerst nog zo dat TATE een aantal opdrachten van de Abwehr kon weigeren omdat hij niet genoeg geld had om heel Engeland door te reizen. Met zijn nieuwe rijkdom was hij in staat heel het land door te reizen en informatie te verzamelen omtrent vliegvelden, legereenheden, voedselprijzen en aangerichte schades van bombardementen.61 Hier doemde

voor MI5 het dilemma op welke informatie ze prijs wilden geven aan de Abwehr en in hoeverre je deze informatie naar waarheid gaat doorgeven. Als de rapporten van TATE

59 Rapport van Masterman 2-8-1941, NA Londen KV2/851 186 en 187. 60 Jonason en Olsson, Agent TATE 145.

(34)

34

konden worden weerlegd door fotografie uit de lucht of andere bronnen dan zou TATE als snel het vertrouwen verliezen. Wanneer dat gebeurde kon het wel eens het einde van het hele dubbelspel betekenen. Als een van de meest succesvolle Duitse spionnen een dubbelagent bleek te zijn, dan zou mogelijk de Abwehr alle spionnen in Groot-Brittannië met grote mate van wantrouwen benaderen. 62

In zijn nieuwe rol als goed gefinancierde spion ging TATE aan de slag met het verzamelen van informatie over de effecten van bombardementen. Samen met zijn contactpersoon binnen MI5, Ronnie Reed, bezocht hij ook daadwerkelijk gebieden die getroffen waren door Duitse bombardementen, bijvoorbeeld een bombardement op

Coventry.63 De rapporten die werden opgesteld om naar de Abwehr te zenden waren echter aan een grote mate van censuur onderhevig. Het W-board controleerde alle uitgaande berichten en zorgde ervoor dat de informatie die naar de Abwehr werd verzonden zo min mogelijk te controleren viel door Duitse verkenningsvliegtuigen. Tegelijkertijd werd de schade die was aangericht in Coventry opzettelijk overdreven weergeven in de berichten en TATE liet weten dat bepaalde grote fabrieken verplaatst waren, buiten het bereik van de bommenwerpers.64

De gecensureerde berichten zorgden ervoor dat TATE veel contact hield met de Abwehr gedurende de zomer van 1941 en hierdoor vermoedde MI5 dat TATE als spion nog in goed aanzien stond bij de Abwehr. Het succes van TATE als dubbelagent had ook een

keerzijde. TATE kon, gezien zijn sterke financiële positie, bepaalde verzoeken om gevaarlijke informatie te sturen niet blijven ontwijken. Daarnaast kwam er vanuit de Abwehr het verzoek aan Schmidt om, met zijn nieuwe rijkdom, hoger op de sociale ladder te klimmen om zo

62 Rapport van Masterman 30-7-1941 KV2/61 34a. Jonasson en Olsson, Agent TATE 146-147. 63 Rapport van Reed 19-3-1942, NA Londen KV2/62 55k. West, Seven spies 52.

(35)

35

toegang te krijgen tot meer waardevolle informatie.65 MI5 herkende dit risico en het double-cross comité vond dat het tijd was om dit risico in te dammen.

TATE stuurde via zijn radiozender in september 1941 naar Hamburg dat hij door lokale politie was aangesproken waarom hij, als man in de dienstplichtige leeftijd, zich niet had gemeld voor militaire dienst. Om onder die dienstplicht uit te komen had hij een baan aangenomen op een boerderij nabij Radlett. De vader van een meisje dat hij had ontmoet zocht nog een boerenknecht en voor Schmidt was dit op de korte termijn de beste oplossing voor de situatie.66 In werkelijkheid verbleef TATE nog steeds in Londen met zijn telegrafist, geheel onder de controle van MI5. Het baantje op de boerderij zorgde ervoor dat de

actieradius van TATE werd beperkt, en beter controleerbaar werd. Daarbij kwam dat de informatie waar hij nu toegang tot had, beperkt werd tot de relatief risicoloze weerberichten en informatie over gewassen en voedselvoorraden. 67

De nieuwe dekmantel voor TATE had ervoor gezorgd dat het risico van ontmaskering als dubbelagent was verminderd, maar het zorgde er ook voor dat de waarde van TATE als spion voor de Abwehr verminderd was. Daar kwam nog bij dat het voor MI5 in het geval van TATE niet mogelijk was om het vertrouwen dat hij genoot bij de Abwehr via een

onafhankelijke weg te toetsen. Dit konden ze bij de meeste van hun andere dubbelagenten wel doen. Het controlemechanisme kwam voort uit het kraken van de enigmacodes door de

codebrekers in Bletchley Park in december 1941. Veel spionnen werden door de Abwehr vanuit Lissabon of Madrid aangestuurd en de informatie werd dan draadloos, na analyse en gecodeerd te zijn met een enigmamachine, naar Berlijn gezonden. Echter werd Schmidt door de Abwehr vanuit Hamburg aangestuurd en de informatie werd vanuit Hamburg via de landlijn naar Berlijn doorgezonden, buiten het bereik van de Britse radio-interceptie.68 Dit

65 West Seven spies 56. Jonason en Olsson 105-106. Masterman, The double cross system 94. 66 West, Seven spies 56. Jonason en Olsson, Agent TATE 81-86.

67 Jonasson en Olsson, Agent TATE 89.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Goud, mirre en wierook zijn kostbaar, Maar door de hemel is gegeven:. Jezus, Hij kwam voor ons

[r]

1 De Centrale Raad van beroep stak een stokje voor deze ‘innovatieve’ praktijk, omdat de daarvoor vereiste wettelijke basis ontbreekt.. 2 De Raad trekt daarbij een vergelijking met

Relaties op basis van vrijwilligheid zijn relaties tussen: - Fortis en aandeelhouders (VEB) - Fortis en het management Relaties die gezien kunnen worden als gedwongen relaties

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Wij willen ons alzo op streng-Zuidnederlands standpunt plaatsen. De beeldende kunst moet ons nu het middel aan de hand doen om het specifiek-barokke in de literatuur te onderkennen.