• No results found

Proeven over de rustbreking bij aardappelen door verandering van de koolzuur- en zuurstofspanning

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Proeven over de rustbreking bij aardappelen door verandering van de koolzuur- en zuurstofspanning"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CENTRAAL INSTITUUT VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK

Gestencilde Mededelingen Jaargang 1952

nr. 16

PROEVEN OVER DE RUSTBREKING B I J AARDAPPELEN DOOR VERANDERING VAN DE KOOLZUUR- EN ZUURSTOPSPANNING

M e j . I r N. K r i j t h e

(2)

Vergeleken v/erd de rustbreking van aardappelen volgens de door Ir.Reestman ontwikkelde ethyleenchiooi-c'aarine methode en de rustbreking door liet verhogen van de goolzuurspanning en

tegelijk het verlagen van de zuurstofspanning rond de aardappels. De proeven werden gedaan met bintje en noordeling. De ethyleenchloorhyärine-behandeling bleek het beste resultaat

te geven, maar had als beswaar het grote percentage uitvallers door rotting na de behandeling. De koolzuurbehandeling gaf een

groter percent ...ge niet-sprui tende aardappelen dan de etyieencliloor-hj^drine-behdiiaeiing en ook de eerste groei Vi.n de spruiten was

minder snel. in; sterk verhoogde koolzuurspanning( J>0 ù trad ook uitval aoor rotting on.

(3)

1

-Bij de houdbaarheidsproeven met aardappelen in afgesloten vaten is opgevallen, dat de aardappelen in de afgesloten vaten sneller kiemen maakten dan die in niet afgesloten vaten. Om na te gaan of ook pas

ge-rooide aardappelen dit verschijnsel vertonen en dus gesproken kan worden van rustbreking door verhoogde koolzuurconcentratie en (of) door verlaag-de zuurstofconcentratie of misschien kort gezegd door versnelverlaag-de averlaag-demha- ademha-ling, zijn (na overleg met Ir Reestman) enige proeven genomen:

I.. met Eersteling op 5 Juli 1951 gerooid; II. met Eersteling op 13 Juli gerooid;

HE., met Bintje en Noordeling op 13 Augustus gerooid; IV. met Bintje en Noordeling op 25 Augustus gerooid. Proef I: Eersteling op 5 Juli 1951 gerooid

,, Op 6 Juli zijn 9 gelijke partijen gemaakt van 44, knollen elk en een partij van 100 kleine knollen en deze zijn van 6/7-11/7 warm gelegd

(15 a 20° C) of van 6/7-9/7 koud gelegd (2° G ) , daarna tot 11/7 warm gelegd. Bij het verdere verloop van de proef werd steeds bij 15 a 20 C gewerkt.

Op u / 7 werden de objecten 1-9 in vaten afgesloten en object 10 in een open vat gelegd.

de objecten 3, 80 % N2.

de objecten 1,

4, 5 en 8 gevuld met het 6

Op II/7 werden de vaten met gasmengsel: 10 % CO2 + 10 % 02 +

Op 12/7 werden de vaten met gasmengsel (uit een drukcylinder

Op II/7, I2/7, I4/7 enz. is en zuurstofgehalte bepaald in de

Op 16/7 zijn de objecten 1, op 18/7 de objecten 5, 6 en 7,

ject 8 uit de vaten genomen en geplant.

Op 20/8, dat is 46 dagen na het rooien van de aardappelen voor deze proef, zijn alle objecten, behalve object 8, gerooid en is de spruittoestand gemeten. Op 30/8 is object 8 gerooid.

Na het open maken van de vaten werden yan de 44 knollen de volgen groepen gemaakt en als volgt behandeld voor het planten:

een

en 7 gevuld met 20 % C02 + 5 %'02 + 75 % N2.

met het Orsat-apparaat het koolzuur-afgesloten vaten.

3 en 4, op I7/7 de objecten 2 en 10, op I9/7 het object 9 en op 25/7 het

ob-na verschillende behandelingen in de kas

de a. b. c2. di. d2. ei. e2.

Il*

10 knollen gedurende 10 " cyanaatoplossing; 5 tot 7 knollen in 3 eerst ongeveer 1 uur

3.

4- a 1 uur ondergedompeld in water,

" " " " " 1 % ammoniumthyo-stukken gesneden, daarna ongeveer 1 uur in water; in water, daarna in 3 stukken gesneden;

als c-i , maar ondergedompeld in ammoniumthyocyanaatoplossing;

als oj, "

l

» » ;

uit de knoILLen 20 a 24 oogstukjes gesneden (met snijvlakken van on-geveer 1 crïr) en daarna gedurende onon-geveer 1 uur in water;

andersom: eerst in water, daarna gesneden in oogstukjes;

als e]_, maar onderdompeling in 1 % ammoniumthyocyanaatoplossing;

f2.als e2, " " " " " " ;

g. knol zonder meer droog in de aarde geplant;

h. van de knol eerst een klein kapje afgesneden (om het effect van ver-wonding te onderzoeken) en daarna droog geplant;

i. als h, maar na het snijden ongeveer 1 uur in water gedompeld;

j. als h, " " " " " « » « ammoniumthyocyanaatop-lossing gedompeld.

Resultaten

De resultaten van de gasmetingen met het Orsat-apparaat worden be-sproken na de beschrijving van alle vier proeven.

De metingen van de spruittoestand op 20/s.

De spruittoestand van de verschillende knolstukjes in deze proef was over het algemeen niet gelijkmatig, vooral niet bij de best sprui-tende objecten: men vindt naast elkaar knolstukjes met spruiten van 30 a 40 cm lengte, dus planten, waaraan virusziekten^geconstateerd zouden kunnen worden en knolstukjes met spruitjes van 1 à 2 cm of nog kleiner, nl. witte vegetatiepuntjes van enkele mm, die op groei wijzen.

(4)

c— \ LA CM ft O c -\ . m CM ft O c— \ o C\J ft o C— \ co H ft O C— \ MD H ft O C -\ •«d-H ft O e— \ CM H ft O CM to O ö • H ^ H + H C\Ç3 O t> O ^ . f e p o 0 TJ H 3 i> CD CÎ3 'T) e - 3 \ ß CTN^! C - < H \ o MD a Ö rH cö cö > ^ p O) Ä P Ö o . cö & J> - o P • o u . ë . m • CM + O CA CNJ PO • H + CM 0 0 CM m <-• <-• m m + + 0 0 CA CM 'vt-C M H c — c o p o e — C A H HH H MD + + + + + I A MD PO I A O C A C O C — H - ^ H CM CM CM H P O O CM CA CO CO O O O O • • « • • • • • • H C M C M C M C M H C M C M 0 O + + + + + + + + + MD P O M D CM LA MD PO PO CA M D L A C — C — C - M D L A C A H C M C M H H H C M C M H H O CA « d - o » • • • *sf •<- -^-LPv + + + + *shCA CMC— • • • » C M H C M r l CM CM CM CM ( M l A f - O • • • • co c-+ c-+ c-+ c-+ MD MD C— C— • • • • C M H C M "=!-HHrA H MD C — O O - N I - P O C — C A 1 C — C — H H H C — C - O O H H H H CM + + + + + + + + + - s j - r — o o ^ C - P O C O i C A C A O C A C A C A C A C A O H<-\<-\ H H • i n i n o o o i n i n o >• HHH H CD + + + + + + + + to O O O O O O O O CM CM H H H CM CM H - P Ö CD CD • H ft S O ' ö Ë a a ' ö ' ö a i j a ö o c ö c ö c ö o o c ö o c ö c ö M » ï & - £ « M & « ~ = ~ = H C M P O ^ L A M D C — C O C A O H CO oN CM ft O CÖ P CO O) o p • p •H S k ft m • CM H <D P CÖ &H H C M O • N j - < H < M m H C M O -3- <P CM CM H L A O - ^ T d H rn H m CM " ^ O H O ft ^ " P H > O ft - * cö H > H O O P O ^ CM ^ r H O O m 0) CM -^t-H i n O OTCS H "=^ H L f A C M m O H O ft rnfii H > O ft P O CÖ H î> C M H O CM «H CM m C M O LA CM CD CM C M H CM CM TC! CM < M H J A CM O CM O ft CXJrQ H f> O ft CM cö H > CM-=3-0 H ^H CM PO C M ^ O H 0) CM PO CMC—O H - ö CM H C M i n O H o H H O ft H£> H > O ft H cö H f> O P ra P to o • p ö o o H !4 o H to • O CD rQ T3 H CD-O Ö CÖ P CÖ P to • Ä ä ä ^ o cd o S W < ï ^ r r d -H H PO CM H LA POLCAPO CM ^fr-CM CM H H H ^ -H CM H H H C M H H POC— H O O H CM m - t o c\i PO H CM H POC— CM CO CM P O " ^ -m CM H < ~ O L A H H MD H CO H H 0 A POC— CM H CM "3- o n CM H -=+CM VOCO P O H CM CM a a o o CM H -tf-a o O L A CM H A A • a u o ft s CO Ö H H CÖ • p I H « S ft CÖ CO <3* 'CÖ H jr MD C— cr\ - 3 - i n H H O O H • H CD O - H ÎH 0) to O • W ft P • JH O > GJ JH T 5 H p d o

a «s

i 1 CM H CD P CÖ p to H O !> P CD > O C M L A O r l ' H H ^ o c \ i i r \ 0 r-\X) H PO O CO o H P CA CM C f t ' Q r l CD^O O V H H c ^ o en ton CA ft C A P H > O O C O ' O H ^ O O CO , 3 H - * H ^ O C— <H CM •<• H ^ C M C— CD CM H C A O C - T 3 H •5^ H C h O C - O H '=*• O ft C - P H > O O C - cö H H O O MD £H CM P O H O m MD CD CM H H O O O MD T3 H ' * H t A C M MD O H O CM ^fi> H O ft MD CÖ H î> H O O i n < H CM -vi-H O O L A CD CM H HriO lT\Xi CM <v|-rHH O i n o p j < t O CM L A P H O ft I A CÖ H > CD P CO p to o P ö o O - H JH O H to ' O QJ P T * H <U. O Ö CÖ P CÖ p to . , £ ! Ö fl fH CD CÖ O L £LE9L<Lh2L CO C M H H PO C - H H CM ^ r 1 MD MD H H " s J - l A r t ' = * • H O H PO CO PO ÇA H CA H LA ' 4 -H PO CM LA •=* H H C - O MD H L A ^ i -H - * H H " ^ • H H H C M C - H O H ^ H L A H PO H C A C M P O P O H LAMD P O H H C - CM MD ^J-^ • L A P O " ^J-^ "^J-^h H MD C— PO PO CM CM CM H H PO H CM a o H ^ - L A C A H r^KO a a ü Ü O L A CM H / S • a h O ft co Ö r\H CÖ • P É-i ä ft Cl CO - < J _ r v . " 0 H r z POC— • H CD O - H in CD to o in * to ft +5 • U O > CD fH TJ H P Ö O O O Ö a « M _ •

(5)

3 -Opmerkingen en bespreking van de resultaten

1. Bij de in drieën gesneden knollen werd geen verschil in spruitlust gevonden tussen een topstuk, een middenstuk of een baçisstuk. 2. Bij de oogstukjes bleken de stukjes, waarop meer dan een oog aanwezig

was en spçuit vormde, de spruitlengte korter te zijn dan wanneer slechts een oog op het stukje aanwezig was.

3. Bij de knollen, waarbij alleen een klein kapje aan de basis wegge-sneden was, gingen meer ogen spruit vormen, de grootste spruit be-vond zich meestal bij het snijvlak.

Uit tabel 2 vinden we de volgende objecten en behandelingen als de beste: 3 d]_, 4 d]_, 8 h, 3 fi. 4 f^ en 6 f]_.

Ook goed, met meer dan 50 % spruiten boven 5 cm, zijn de volgende nummers: I f 2, 5 di, 6 di, 7 di, 7 il, 8 j, 10 d2 on 10 f2.

Niet goed zijn alle in water gedompelde objecten, de beste daarvan zijn nog de oogstukjes- en de grotere derde delen van knollen.

Gehele knollen vertoonden nooit meer dan aanwezigheid van groeien-de vegetatiepunten in groeien-de ogen, maar ook hier is er nog verschil tussen

onderdompeling in water en in ammoniumthyocyanaat; de laatste zijn iets

beter. ,, Het snijden van de knol in stukjes voordat ondergedompeld wordt,

lijkt ook gunstig; de objecten 1, 2 en 10 blijven iets bij de andere achter. ^

De controle, object 10, is in dit verband gezien niet slechter dan de andere objecten.

Het aantal knollen of knolstukjes, dat na het planten in de grond verrotte, is verschillend, duidelijk verband met de behandeling is er niet.

De objecten 3 en 4 lijken de beste, deze zijn dus van de matig ver-hoogde koolzuurspanning - resp. matig verlaagde zuurstofspanning- nl. gevuld met het gasmengsel "10+10" en in 5 dagen tot 17^ % CO2 en 2& %

O2.

Proef II: Eersteling 13 Juli 1951 gerooid

Op 14 Juli werden 9 gelijke partijen gemaakt van 60 knollen elk. Hiermee werd als volgt gehandeld:

Op I4/7-I7/7: De objecten 1, 3, 4, 6, 7, 8, 9 warm geplaatst (15 à 20° C ).

: De objecten 2 en 5 koud geplaatst in 2° C.

Op 17/7 : He objecten 1, 2 en 7 in vaten van 20 liter afgesloten en de vaten gevuld met het gasmengsel: 20 % C0o+ 5 % Oo en' 75 % N2.

Op I7/7 : De objecten 5 en 6 in vaten afgesloten, maar de lucht in het vat door slang in verbinding gelaten met de

buiten-lucht .

: Het object 9 in open vat geplaatst.

Op 18/7 : De objecten 3, 4 en 8 gevuld met het gasmengsel: 10 % CO? + 10 % 02 + 80 % ïï2.

Op I7/7, 18/7 enz. ongeveer elke 2 of 3 dagen werd het koolzuur- en zuurstofgehalte in de vaten bepaald met het Orsat-apparaat. Op 20/7 zijn van de objecten 1, 2 en 3» op 23/7 van de objecten 4, 5 en 6, op 2 5/7 van de objecten 7 en 9 en op 27/7 van object 8 20 knollen

uit de vaten genomen voor nabehandeling en toen geplant in de kas op tabletten. Daarna werden de vaten weer gesloten en werd verder het gas-gehalte bepaald: tot 27/7 voor object 2, tot 4/8 voor object 1 en tot 6/8 voor de overige objecten. Toen zijn de vaten opengemaakt en 10 knol-len (waarvan voor de objecten 3-8, 5 reeds spruitgroei vertoonden en waarvan 5 geen groei vertoonden) na behandeling geplant en^de rest van

(6)

Behandelingen voor het planten:

a. Kapje gesneden van de knol (voor verwondingseffect) en de knol droog geplant.

b. Kapje gesneden van de knol (voor verwondingseffect) en geplant na f a 1 uur onderdompeling in 1 % ammoniumthyocyanaatoplossing. a2. Knol gehalveerd - droog geplant.

b2«Knol gehalveerd - geplant na ammoniumthyocyanaatbad. c. Knol met spruitwerking, geheel, geplant.

d. Van knol met spruitwerking topstukke met spruit afgesneden en dit geplant.

e. Knol zonder enige spruitwerking, geheel, geplant.

f. Van knol zonder enige spruitwerking, oogstuk je afgesneden en dit ge-plant .

Op 30/8 zijn alle groepen gerooid, dat is 4-7 dagen na het rooien van de poters voor deze proef. De spruittoestand werd gemeten.

Op 6/8, voor de 2e. planting uit de vaten, is de spruittoestand ook gemeten.

(7)

t 0 - p cd !> d • H C\ O + c\ o o eu bf cd - p d eu o eu PH C O vo ft o co \ -vf-ft o 0 0 CM ft O D— O <~n ft o o- C--CM ft o r-i n CM ft o P O CM ft o c— \ o CM ft o c— CA H ft o p T r— P > cd & T 3 H - P 3 eu Î>(P a cis c— \ c— S r i cd i i> D~ \ ^ H • P . ü U O S T O r Q O L A L A CA • • 9 + + + o LAOO • • • l " ~ L A L A HHH L A CO CM O • • • 4 P O i n C - C — + + + + LA H O c o • . . . CA VO ^ v f -H -H -H-H H - * O H » • • • L A f - C A C O + -f + + r o " 3 - V O C O . . . . 0 O * = f C M P O H H H H L A rn-^r00 • • • •

°+ 8^3

CO r n C ^ O • . . . -=t- H C O O H H H n o c — r - c o o • • » Ä • O O O CM * 3 " L A 1—1 1 1 [ 1 1 1 + + + + + t X O L A C M C O • . • » • CM n O C O VO VO HH ^ - 0 0 0 0 POCM 0 e • • • CM o novo r -H -H -H -H -H + + + + + C M o - C M L A L A • * . • • H P O C O L A L A HH O L A Ç A t-— " - f • ç J - P O L A P O n O H H H + + + + + O L A O - C M H • • • • • O O L A V O V O H H HH VO n O C A C M • • • • • ^ - ^ t - c ^ - c o + + + + CA CM H L A • . • • O H CM H CM CM H H P O H 0 0 * « • m i n CM H + + + P O C A VO . . • C A C A t — H H 0 0 VO n o H o © • • t - O ^ H H H H + + + + ' s t - C A C A O O • • • • C A V O C A 0 " \ HH hp l A i n o o S H H r f l + + + + r , O O O O-g CM CM H H a s ^ ö a ^ ?-l 3 Is k 3 cd o cd cd o « s M fes ~sW H CM n O ^ L A O V u O • • • ï A m c A + + + L A H ^ • . . M3 0 0 CM H H H H O O » . « f - L A H + + ^P i n o i n • e . ^ - D — O HHH C H C -• » -• C - f - C M + + ^ H CM n o • » » ^ L A C A HH O t — VO • • »

3^9

P O n O C O • • • O i C M L A H O «H-CO • • • LA no m H H + + + O P O L A • t • VO C A L A H co n o « . * V 0 o n L A H + + + C M O - C M » . • -vf- n o -«d-CM H " 3 " V O n o 0 0 CM F -+ -+ -+ V O V O V 0 • • • H P O C M H C M H r O H CTs • 6 • V O C — n o H H + + + ^ - C M C O • . . H O O • • o LA H H + + LA CM • • VO VO H m o d H eu - + + ft O O O CM H a a a U rH ÎH cd cd cd f S ^ - g : O 0 H + ("O • vo CM H « L A + CM 0 CA H L A 0 H H + L A CM H L A CM + O CA CM no H + CM CO CM L A • , r o ! + 0 0 CM CM ti 0 ft O CO •l~3 a tas f n H ° cd ol-T ** >c . CU c^ cuR > f t V u C - - C O C A O H eu eu 0 ä eu +D cd î> eu Td ••p •H •H -P cd H ft eu CM eu • H ^2 eu H CM ^ eu d eu M d eu o eu • r a r û O CU xi d eu n d in eu S: d CU - p cd î> eu -o • p • H p" bO • d N •H d • p eu d cd CM H C M ft •» eu CM 4^> H 0! (H .= eu T J eu ^ eu eu a -o a p •r-D £ •H eu cq bo CO \ o <-o ft o d eu - p - H 3 ! H ft ra eu xi d cd !> eu • P m d eu H *=}-H eu r Q cd EH CM L A CU L A CM CM m O L T i " ^ -H O O O L A r Û H • ft H O . L A cd H > e ft CM • ^ - eu L A \> CM - 3 - O L A CM H O no H O CM ^ cdH ft CM n O CU L A > CM L A O PO O H H O CM p o , a H ft H o . m cd H > CM O L A CM , Û CM CM CM O n o CM cd CM H O CM CM , Q H H q CM CM cdr-î CM CO O i i T H r~i r H ft CM H eu r o f> O H 1 CM 0 0 L A H T j H CM H O P O CM H O L A H P H CM ft H O • H cdH > Nr . objec t Behandelin g Aanta l Lengt e grootst e H H «'d-P O H H D— CM vo ^ L A H i -H L A P O -H CM - = d - ^ L A CM CM H CM ^ H -C M 0 O L A CM ^ t - " v i - L A H spr . m c m Aanta l spr . groo t H O ir-CM H " H r - d - CM P O L A CM CM CO C A L A P O H C M L A H C M L A CM CM v o *tf->1 0 c m " > 5 c m " 1 à 2 c m me t v.p . groe i zonde r groe i knolro t H CU cd - P ttO H O !> cu > CM O H CA CU H H C M ^ i - L A CA,a H CM H C M * 3 - C M C A cd H ft r~\fii O • C A H > ' H O CM CA cd H *> ft CM CO O L A > CM CO O L A H L A H | H < " O L À 0 0 , 0 H CM H MD CM oo cd H CM [ > - CU I A L A CM L A O C - O H H 0 , n O C - P H H O CM c - cd H • ft CM VO CU L A > CM VO O L A V O H O O v o , o H * * H O CM vo cd H Nr . objec t Behandelin g Aanta l Lengt e grootst e spr . i n c m P O L A H H ^ É H CA H C - n O P O - 3 - t — H CA H C M O -L A L A ^ C M H H < - L f M > H H PO ^ H H " 3 - L A H VO r o L A H H i~o H VO CM H CM C -a -a-H O ü CO Lta l spr . gro o " >1 0 " 1 à 2 me t v.p . gr o zonde r groe i knolro t cd <3

(8)

Opmerkingen en,resultaten

1. Evenals bij proef I bevond zich de grootste spruit van een knol,

waarvan een kapje was weggesneden, meestal dicht bij het snijvlak. 2. Bij de objecten 3, 4, 5, 6, 7 en 8 is de behandeling a (kleine

ver-wonding) na korte opsluiting in de vaten slechter dan de behande-lingen c en e (geen verwonding) na langere opsluiting (en dus later planten).

3.* De behandeling b, verwonding + ammoniumthyocyanaatbad, staat vaak bovenaan in resultaat, nl. bij de objecten 2-, 4, 5» 6, 8 en 9 en is

behalve bij de objecten 7 en 9 beter dan a (zonder ammoniumthyocya-naatbad ).

4. De vergelijking tussen c, gehele knol met spruitgroei en d, knol-stukje met spruitgroei, gaat in het voordeel van d; evenzo de ver-, gelijking tussen e en f, ten voordele van f: verwonding werkt gun-stig. Ook bij object 9 zien we, dat \>2 beter is dan bi. Bij t>i

kleine verwonding; bij b2 knol gehalveerd.

5. Zoals te verwachten was, gaf een knol, welke reeds voor het planten spruitwerking had, betere groei van de spruit te zien dan de knol, welke voor het planten nog geen groei vertoonde. Bij object 1 gaf

echter behandeling e, oogstukje zonder spruitgroei, voor het plan-ten, practisch even goede groei te zien na het planten als de top-stuk jes, welke reeds spruitgroei voor het planten hadden 1 d.A

6. De invloed van de gasbehandeling is niet duidelijk: het controle- , object 9 is met de behandeling b2 (gehalveerde knol + ammoniumthyo-cyanaatbad) even goed als de objecten 1, 2, 3, 6 en 8. Echter heeft

deze controle wel het grootste percentage geen groei vertonende knol-len, nl. van de 5 behandelingen: 2 x 90 % geen groei, 1 x 70 % geen

groei, 1 x 50 % van de knollen of knolstukjes geen groei en slechts 1 x alle knolstukken met groei in de vegetatiepunten.

Bij de ^ndere 8 objecten (met samen 34 behandelinggroepjes) zien we 3 3T 70 a 80 % geen groei, nl. bij I2 e, 3l a, en 61 a en 2 x 50 %

van de stukken of knollen geen groei, nl. bij 7i b en 8]_ a. Bij de

andere nummers hebben steeds meer dan 50 % van de knollen of stukjes wel groei in de vegetatiepunten.

7. Er is geen aanwijzing, dat er verschil is door de vulling van de vaten met het ene of het andere gasmengsel of door geen vulling. 8. Evenmin is er verschil geconstateerd door de koude of de warme

voor-behandeling van de knollen direct na het rooien.

Controle van de niet geplante knollen uit de vaten op 6/8 en op ll/9 Tabel 5. Spruittoestand van niet geplante knollen van proef II

Controledatum Object A a n t a l A a n t a l met s p r . > 1 cm A a n t a l met s p r . > 5 mm Aantal met s p r . > 2 mm A a n t a l met alleen groeipunten A a n t a l met geen g r o e i A a n t a l Pusarium-r o t u / 9 1 11 3 3 4 1 6/8 3 24 4 5 7 7 1 u / 9 3 13 1 2 1 8 1 6/8 4 24 17 3 4 1 u / 9 4 14 3 6 5 6/8 5 24 21 3 u / 9 5 14 8 2 4 6/8 6 24 9 3 12 1 u / 9 6 13 5 2 5 1 6/8 7 24 10 4 10 (1) u / 9 7 13 6 7 6/8 8 24 8 11 3 2 u / 9 8 12 1 '4 7

(9)

7

-De contrôle van de niet geplante knollen geeft te zien, dat op de

eerste controledatum, 6/8, ongeveer eenzelfde percentage van de knollen duidelijke kiemgroei heeft (de spruit groter dan 2 ram) als op de tweede controledatum een maand later. Echter is het aantal knollen, dat ten-minste groei vertoont in de vegetatiepunten (van de ogen) bij de laatste controle zo gestegen, dat alleen de zieke (waarschijnlijk Fusarium-zieke ) knollen geen groei hebben; bij de controle op 6/8 waren reeds de duidelijk zieke knollen verwijderd.

Proef III:: Bintje en Noordeling op 13 Augustus 1951 gerooid Op I4/8 zijn gelijke groepen gemaakt van elk 75 knollen.

Op I5/8 is begonnen met de behandeling van de verschillende groe-pen apart, zowel voor Bintje als voor Noordeling en voor beide dezelfde behandelingen.

Object 1 is door Ir Reestman behandeld met e^hyleenchloorhydrine en daarna met ammoniumthyocyanaat (+ 1 uur 1 %) voor het planten.

Object 2 is door Ir Reestman behandeld als controle van object 1: 1 dag afgesloten in vaten en daarna ammoniumthyocyanaatbad.

Object 3 is door de schrijver als controle behandeld in verschil-lende groepjes., dit object is niet afgesloten geweest in een vat.

De objecten 4 tot en met 7 zijn op 15 Augustus in vaten afgesloten, nadat 45 van de 75 knollen gehalveerd waren. Daarna zijn de vaten ge-vuld: van de objecten 4 en 6 op 15/8 met het gasmengsel 20 & CO2 + 5 %

02 + 75 % IT2, van de objecten 5 en 7 werden de vaten op 16/8 gevuld met het gasmengsel 10 % CO2 + 10 % 02 + 80 % % .

Direct na het vullen van de vaten werden de gaspercentages behaald met het Orsat-apparaat; deze bepalingen zijn herhaald op 18/8., 20/8 en 21/8.

Op 18/8 zijn de eerste objecten geplant, nl. de objecten 1 en 2 en enkele groepjes van object 3.

Op 20/8, 21/8 en 22/8 zijn de andere objecten (behalve de objecten 6 en 7 van Bintje) geplant, nadat de knollen en knolstukken na het ope-nen van de vaten op verschillende wijzen waren behandeld.

De objecten 6 en 7 van Bintje zijn niet geplant, maar na het ope-nen van de vaten verder droog bewaard bij 15 a 20° C en op ll/9 op

spruittoestand onderzocht.

We onderscheiden de volgende behandelingen van de objecten: a. In de vaten als gehele knol, voor het planten in

ammoniumthyocyanaat-bad, 1 ^ , 1 uur.

b. In de vaten als gehele knol, voor het planten in waterbad, 1 uur. c. In de vaten als gehalveerde knollen, voor het planten in

ammonium-thyocyanaatbad, 1 70, 1 uur.

d. In de vaten als gehalveerde knollen, voor het planten in waterbad, 1 uur.

e. In de vaten als gehalveerde knollen, voor het planten de stukken

weer gehalveerd, dus i: stukken en daarna in ammoniumthyocyanaatbad, 1 foy 1 uur.

f. In de vaten als gehalveerde knollen, voor het planten de stukken weer gehalveerd en daarna in waterbad, 1 uur.

g. In de vaten als gehalveerde knollen, voor het planten oogstukjes ge-sneden (snijvlakken + 1 cm2 en oog in het midden er van), daarna

am-moniumthyocyanaatbad, 1 %f 1 uur.

g2. In de vaten als gehalveerde knollen, 4 dagen later oogstukjes gesne-den (oog in het midgesne-den) en daarna in ammoniumthyocyanaatbad, 1 %,

1 uur.

g3. In de vaten als gehalveerde knollen, 4 dagen later oogstukjes gesne-den (oog aan rand snijvlak) en daarna in ammoniumthyocyanaatbad, 1 %t 1 uur.

h. In de vaten als gehalveerde knollen, voor het planten oogstukjes ge-sneden (oog in het midden), daarna waterbad, 1 uur.

i. In de vaten als gehele knol, voor het planten een kapje aan de basis weggesneden en daarna in ammoniumthyocyanaatbad, 1 %} 1 uur.

j. Voor de ethyleenchloorhydrinebehandeling topstukken gesneden en daar-na in ammoniumthyocyadaar-naatbad, 1 %, 1 uur.

(10)

1.

na in ammoniumthyocyanaatbad, 1 ^ , 1 uur.

Voor de ethyleenchloorhydrinebehandeling top- en zijstukken gesneden en daarna in ammoniumthyocyanaatbad, 1 %i 1 uur, daarna uit de stuk-ken oogstukjes gesneden, snijvlakstuk-ken + 1 cm^.

Op 18/9, dat is 34 dagen na het oogsten van de knollen voor deze proef, zijn de planten gerooid en is de spruit/toestand gemeten.

T a b e l 6 . K o o l z u u r - en z u u r s t o f p e r c e n t a g e Ras N o o r d e l i n g ii it ii B i n t j e it ii 1! O b j e c t 4 5 6 7 4 5 6 7 G e v u l d met 20+ 5 10+10 20+ 5 10+10 20+ 5 10+10 20+ 5 10+10 i n de a f g e s l o t e n v a t e n P e r c e n t a g e C0p+0p i n va" Ma de vulling 1 9 . 8 + 7 . 0 9 . 7 + 1 0 . 3 1 8 . 8 + 7 . 2 1 0 . 4 + 9 . 7 2 0 . 2 + 6 . 3 9 . 9 + 1 0 . 4 1 8 . 8 + 8 . 0 9 . 9 + 1 0 . 4 Op 1 8 / 8 2 6 . 0 + 2 . 5 1 6 . 1 + 2 . 8 2 5 . 0 + 2 . 0 1 7 . 5 + 2 . 2 2 8 . 0 + 0 . 5 1 7 . 0 + 2 . 6 2 3 . 6 + 3 . 4 1 5 . 9 + 2 . 8 Op 2 0 / 8 2 9 . 0 + 1 . 0 3 3 . 0 + 1 . 5 2 0 . 3 + 2 . 5 J •

Op 21/8

23.0+3.8

31.8+2.7

24.0+2.2

34.0+2.0

23.0+3.8

(11)

ft LP • LfNTJ H > 1 CM LP LP LP. O H H OH 1 CM o o I A CO H H 1 CM O O <-oH -=*-,£) r O 1 LP, H O CM CM -si-«H CM 1 LP •st" LP •si- CD CM H • ft LP • - s f r ) H > LP 1 H •sj- O H rO O CM ' s h r û H V O C O H - s t - H O \ H O H CM - s h r o r o H rOCM H r O < - 0 0 L P r o O O O CM H H - ^ C A LP r O H H CA CM H -si- 0 > MD CM r o - s - H H C— LP r o H CM V O H O 1 H H H - s f ^ - i H - ^ CÖ H L P rOsj- I H r p tîflCM n-) C— CM - s j - H H CMVO | H H O -si- CM r O SîûCMLP, H H ft O - . rOXl CM > J LP C—O r o to CM CM O r O O H ft • r O CO <~0 > i LP ( M O CM ,Jxi H C M 1 LP O LP H H H C M - s t - r o CM rO-shCO CM H O H H CM OHH H r O H H L P 1 L P L P O CM O r o C M H M CM -sf H H 1 LP O O H MD CM H r—1 T-3 m -^i- H H Objec t Behandelin g Aanta l Lengt e va n d e spr . i n c m Aanta l me t spr . > 5 c m " " spr . > 1 c m " " v.p . groe i " zonde r groe i " ro t c-CD cd -p to H o > CD ! O C O l A r l C r , -sf-st- H t - - H H H ft -si- . r - Ä CM > 1 H CM r o H H - s h O VO L P O r o C - sîflCM H CM | CM C— <H CM -st-1 CM H CMC— CM H H CM r o 0 0 CA-st- H C— CD CM H LP H C - ' Ö H 1 H H CM CM H L P O -stMD r o CM f ~ O H H ft • O f> C - ^ > H ft O . c - cd H > 1 r o r o V O CM - * L P H VO O r O H CM VO - H H H H MD 1 CM H H r O H VO M CM LP 1 LP MD LP CM VO ttf)CM H CM CM VO<H CM 1 LP. CM O r o VO CD CM H LP.LP CM V O l P H 1 CM H H C A H ^ t H H O H r o H H CO H 0 0 LP L P L P - s h i n H L P V O O H H O r o V O P H O CM vo co H 1 r o r O - s ^ L P ( M H r O ^ O LP C— H CM H L P - H CM H O M P , H L P Ä CM H I r o H C — C — - ^ H VO O [— LPVO L P r O LP tlflCM CM ^ O H L P « H CM 1 r o CM -eh r o - s h H - s M P - s h O - H H H LP CD CM CM H S o S-H Ü CD O - H L P H ÏH CD / \ . ÎH ?H ft • • to CD ft ft . L, TJ CO to ä s a - p • H CÖ O CD H > Ö 0 Ö -P TJ H CD -H H o ö cd -P cd CD cd - P to • - P • r o ^ ä ä fn Ö rQ c cd CD PH td O F Q <ci H ra - i | CO > CD T J Ö - P = C O o N ?H = Î : r: r - 9 CD T D •p cl •H ffl 't~3 • H rQ \ oo H ft O 13 cd •p co CD o -p -p •H u ft ra 0 0 H O fit cd 1 LP O L P H O H - s h . H CM CM 1 CM r O L P -sj-rC! r o C M 1 LP C—CM C— H L P H t > --st t i f l r o r o 1 CM O LP, ^ S H r o C M 1 LP O O -si- CD r o r o 1 LP L P O -si-^d H r o 1 o CM LP CM CM r-\H H H H O \ c— H CM CM H CM O CM VO CM H H t -L P O H O r~\ -sh o H - ^ 1 LP O LP ^ - r Q H CM 1 LP O LP *=J- cd H CM 1 CM r O O LP r o £)0CM CM 1 CM CMVO LP r o Î$CM H LP CM r o ^ CM 1 CM L P O r o s#CM r o ft O . r O O H > r O Cd r o ! LP ^ l - O C M ^ i CM -sh 1 LP H r o C M LP CM C—VO CM H H O O H H LP, H ^ r O CM VO t O M A t -H - * CM -sh CM O H 0 0 H H O O r o 1 O - s f O H CT» r-]M H -sH 1 LP O O H ° 0 H ' ^ r O r o O Ti to s Ö a •H CÖ O H > CD Ö H e a O Ü L P H ^ x -**» • 0 ^ in ft ft co co - p CD = a • P T i H CD -H H o ö cd -P CD cd - p to • • r o ^ Ö Ö k r û 0 cd CJ ft o f q < ! j ta cd += ö = cd <*: -sf LP H •H CD O !H r O VO CM H •H CD to O * ft a î> ^ t: to in CD TP C l - P O o N U ~ — CO H CD cd •P to H o î> u CD 1 O O LP.-H CM r o ^^>H L P r C j CM 1 vo o L P toCM ^J-O CM LP «H CM 1 O O L P CD CM CM • ft LP • L P n p H > 1 L P L P LP, O H CM O 1 L P , Q H LP, O 1 LP Cd H ro CD 13 to ö Ö • H cd H > CD • P T3 H CD o ö cd-P CD CÖ -P to ' o ^ d ö fi> CD Cd CD Q H < c ! H LP r O r o LP H H a o Ö t - H H O H COCO H CM L P O H H H r O 0 \ C — H C—rO H V O O , C M H H C—CO r o r o CM C - CM H a a o o L P H s\s\ m « u u ftft co CO • p CD = a •H H • k CÖ - p 0 = ft cd co <^ • H CD O U •H CD to o Li s ft • > r: r: to SH CD n Ö-P o o N fc r: r

(12)

Tabel 9. Toestand op 11/9 van de droog bewaarde knollen van de objecten 6 en 7 van Bintje Object Knoldeel Aantal Aantal gaaf

Aantal met ingezonken droge plekken Aantal met Pusariumplekken

Aantal geheel weggerot of geheel verdroogd

6

G-eheel 30

6

7

8

9

6

Helft 90

-8

-82

7

Geheel . 30 16 10

4

7

Helft 90 66

8

14

2

De resultaten van proef III worden besproken samen met die van proef IV.

Proef IV. Bintje en Noordeling op 2 5 Augustus 1931 gerooid

Op 27/8 zijn gelijke groepen gemaakt van 75 knollen, voor Bintje en Noordeling elk 2 groepen:,object 1 voor gasvulling, object 2 voor controle.

Op 28/8 zijn deze groepen van 75 knollen als volgt gesneden en in vaten gebracht: 2 5 knollen geheel, 2 5 knollen gehalveerd en 2 5 knollen gesneden in:

1. topstukjes;

2. oogstukjes, afkomstig vlak onder de top van de knol; 3. " , " " boven de basis van de knol;

4. basisstukjes. p

Deze kleine stukjes hadden snijvlakken van + 1 cm ,

Op 28/8 zijn de vaten van object 1 gesloten en op 29/8 zijn ze gevuld met het gasmengsel 20 % CO2+5 % 02+75 % $2* N a h e t vullen is het

gaspercentage in de vaten bepaald met het Orsat-apparaat en daarna nog-maals op 3I/8.

Op 31/8 zijn de vaten geopend en zijn uit deze vaten en uit de

opengebleven vaten knollen en knolstukjes na verschillende behandelingen

geplant in de kas. ff We onderscheiden de volgende behandelingen voor het gebruikelijke

bad in 1 % ammoniumthyocyanaatoplossing gedurende 1 uur: a. Topstukjes gesneden, aan het begin van de proef, op 28/8.

b. Oogstukjes " , dicht onder de top, aan het begin van de proef, op 28/8.

c. Oogstukjes gesneden, vlak boven de basis, aan het begin van de proef, op 28/8.

d. Basisstukjes gesneden, aan het begin van de proef.

e. Vlak voor het planten werden knolstukjes gesneden als onder a, b. c en d genoemd uit de gehele knol en deze samen als groep geplant (na ammoniumthyocyanaatbad).

f. Op 31/8 werd de gehele knol gehalveerd: f]_. topstuk

f2. basisstuk. g. Op 28/8 werd de knol gehalveerd: g]_. topstuk

g2. basisstuk.

h. Op 28/8 werd de knol gehalveerd en op 3l/8 werden de snijvlakken ver-nieuwd: h-|_. topstuk

h/?, basisstuk.

i. Op 31/8 veordenuit de gehele knol zijstukken gesneden, dus zonder top of basisdeel.

Op 5, 6 en 8 October is (door Mevrouw I. Olivier en Mejuffrouw

Dr' Hartsema) geoogst en de spruittoestand gemeten, dat is dus 43 dagen na het rooien van de voor deze proef gebruikte aardappelen.

Tabel 10. Koolzuur- en zuurstofpercentages in de afgesloten vaten

Ras Noordeling Bintje Object 1 1 P e r c e n t a g e CO2+O2 "Na v u l l i n g 1 9 . 2 + 7 . 6 2 0 . 0 + 7 . 0 0p~5T/8 2 2 . 5 + 3 . 2 2 1 . 3 + 3 . 3

(13)

1 C\J C \ J O H | « C M , d H t -1 H H O w l o i CM ,cj H ^ o • + 1 A H n i n CM CMO 1 H H l A ' * CM t l ß H t " -H O | -H | 0 ! V D C\l CM <^J i>0r~\O\ CM O | H H ^ O C - L A H CM CD CM I A LT\ 1 H H CM H H CM T ) CMVO O I H CM O L A " s f O I H CM ,Q L A " * 1 CM mcr-v CM CÖ C M H 1 H O H « H - n C M H 1 H CMO -=J-H ^ î -=J-H C M 1 CO H O O H £ } H CM 1 CM CMO LA H ^ Û H « A ) 1 CM r»oc^ H Q Û H C M 1 CM CMO H H ^ H CM 1 H H O O -H ^ r-\r-\ 1 H O r t | « H CD CM CM O I H H TJ CM CM V Û H | « H o •«d-H O H H rQ m LA 1 H H CÖ C M ^ 03 fl M CM O A C h H H H CM ^t-CM r v - ) H H rn LAC— r o H o o H H • ^ - v o o H r O L A C M [ - C M H r O r o C M CM H C O H O v û - t H • + r n d CM H VO L A ^ O C M r O LA LA I A LA r o H ^ H H a a-H O O CD O - H L A H ^ OJ A A ^ O • » • tîû ^ ÉH ft ft ft • ^ ra ra > CD . n s s a -p £ -p •H CÖ O H > © d CD ~ E .O O a N fn • P -Ö H 0) - H H ü ä ( t l +3 CD CÖ - P !}D • •<~3fi Ö fl In cd -P Ö E = = s X 3 CD CÖ 0 ) ft CÖ O H « ; H M <Ü CD •r-3 -P •H pq •ra •H <Q !H CD rQ O -P O O CO I LA ft O Ö CÖ - p 09 CD O - P - P • H £H ft ra CM H H CD , Q cö 1 CM CMO LA COCM C M ^ H H 1 LA H O A O C M ^ H H H 1 LA CMO A O A H CM t f l H H 1 r v . H O H|CJ v o H ^ CM bDH c-1 CM o o o a>CACM CM CD CM H 1 CM LA O \Q 0\ CM T3 CM CM H 1 CM O C O O H LA CM O L A H H <~0 1 CM O CM H L P . H CM fi A H H ^ 1 H I A O H r ^ i H CM CÖ CM CM H H i r o O O CO CM H ' ^ CM CM H 1 CM CMO O O H r-\& H H 1 C M H O O CO H H H Ä H H 1 H CMO O " 3 - l A H M H H 1 CM H O O H CO H t i O H H 1 CM CMO O CO CM H<H H CM 1 A r-\0 O O H ' H H CM H 1 CM O H | N H CTN H CD CM OD H 1 H]OI LA LA CM VO n o LA H f l CM H H 1 CM C—H|OJ C— 0 0 H H o ^ - c o CM H I CM c—o c—c— H fi - ^ C M m 1 CM LA O C A L A H CÖ CM CM H a a-H ü O CD O L A H in tiÛ / \ / \ • 0 * ?H iw ft CD ft ft . n3 ra ra !> bj3 ö s a -p • H CÖ O CD E E HCD ö > a + 3 - 0 H CD - H H o ö CÖ -P CÖ CD CÖ -P kû • -P T - 3 Ä Ö Ü ?H fl - = rQ CD cd CD ft CÖ O p q <tî i H co < ; H •H CD O Sn tin !H CD Ti ^ h r O H H H H r*1 Ö-P o N E O PH E 1 1

(14)

-Opmerkingen bij de proeven III en IV

1. Wanneer een topstuk van de knol geplant werd, was het vaak een oog-/2y (vegetatiepunt) vlak bij het snijvlak, dat de spruit leverde.

2. Bij de basisstukken, welke steeds met het sneevlak naar beneden ge-plant werden, werd vaak opgemerkt, dat de spruit door het knolweef-sel gegroeid was en dan met een bocht omhoog naar het aardoppervlak. .-^ Dit lijkt er op alsof het vegetatiepunt eerst in de oorspronkelijke

*~-\j* groeirichting heeft volhard en pas later normaal ten opzichte van de

zwaartekracht heeft gereageerd.

3. Bij IV, behandeling e, werden de knolstukjes van 5 knollen apart ge-plant. Hierbij bleek, dat alle stukjes van een knol beter spruiten gaven dan alle vergelijkbare stukjes van een andere knol.

4. Bij het snijden van de oogstukjes uit de met ethyleenchloorhydrine behandelde knolstukken (111,11) werden de beste stukken uitgezocht, als resultaat hier 0 % rot tegenover 50 of meer % rot bij de niet

uitgezochte stukjes (III,lk en j).

5. Het percentage wegrottende knollen of knolstukken is in proef III veel groter dan in proef IV. In proef III werden aardappelen van het zand gebruikt, in proef IV aardappelen van de klei. Echter zijn in proef III de aardappelen veel langduriger of met sterker middelen

(= ethyleenchloorhydrine) behandeld dan in proef IV, waar de afslui-ting slechts 3 dagen duurde. We kunnen er in dit verband nog op wij-zen, dat de controle van proef III weinig rot heeft. Tabel 9 wijst

duidelijk op verschil tussen hoog en laag koolzuurpercentage, evenzo de tabellen 7 en 8 bij de objecten 1 en 6 van Noordeling en 1 en 4

van Bintje.

6. Zowel in proef U I als in proef IV is duidelijk, dat kleine knolstuk-jes ("oogstukknolstuk-jes") in groter aantal wegrotten dan gehele of halve knollen.

7. Men kan spreken van antagonisme tussen spruitgroei en wegrotten. 8. De groei van de spruit is uit grote knolstukken forser en (of)

snel-ler dan uit kleine knolstukjes. Het is een bekend feit, dat het

eerste uitgroeien van een vegetatiepunt aan een knol gaat ten koste van het reservevoedsel in deze knol. Pas later wordt de "spruit" een plant, assimileert en groeit onafhankelijk van de "moederknol". 9. Uit grotere stukken knol groeien vaak meer spruiten, vaak ook uit

meer ogen per knolstuk, soms echter groeien uit een "oog" 3 spruiten, dit zijn dus het hoofdvegetatiepunt van het oog met twee zijvegeta-tiepunten.

10.Bij Noordeling zowel als bij Bintje gaven de top- en de basisstukjes (proef IV, behandeling a-d) vaak een grotere spruit dan de oogstuk-jes, welke tussen top en basis uit de knol werden gesneden.

11.Het eerste uitgroeien van de vegetatiepunten aan de knollen en knol-stukjes ging bij de objecten 1 van proef III, dus bij de

ethyleen-chloorhydrinebehandeling, sneller dan bij alle andere objecten; er was ongeveer 1 week voorsprongxbij object 1 (bij de andere goede

nummers kwamen de spruiten 10 a 14 dagen na het planten boven de grond).

12.Onderdompeling van de knollen en knolstukjes gedurende 1 uur in een 1 % ammoniumthyocyanaatoplossing werkte steeds gunstig bij Noorde-ling en meestal gunstig bij Bintje in vergelijking met een onderdom-peling gedurende 1 uur in water. Bij Bintje had het ammoniumthyocya-naatbad echter geen effect, wanneer de knolstukjes in hoge koolzuur-concentratie geweest waren en wanneer een gehe le knol werd onderge-dompeld.

13.Verwonding werkt duidelijk gunstig, vergelijk III, a en i.

14.Na de ethyleenchloorhydrinebehandeling was de spruiTJing van de knol-stukjes regelmatiger dan bij alle andere behandelingen; alle kiemen-de stukjes hadkiemen-den spruiten van ongeveer gelijke lengte en forsheid. Bij de andere objecten zien we, naast spruiten van 25 cm, in dezelfde proef spruiten van 2 cm of nog korter. Alleen bij Bintje na hoge

koolzuurconcentratie, resp. lage zuurstofspanning, zie III, object 4, g en i, zien we vrij gelijkmatige groei.

(15)

13

-15.Bij Noordeling is het kiempercentage van de goede nummers lager dan "bij Bintje.

Slotconclusie

De ethyleenchloorhydrinebehandeling geeft het beste resultaat, maar heeft als bezwaar het grote percentage rotte knollen. Enkele kool-zuurbehandelingen en soms ook de contre

treedt het bezwaar van het percentage ren - maar bij hoge koolzuurpercentages rottende knollen of knolstukjes.

Verder geven de proeven een aanwi, gehalveerd of in niet te kleine stukkeï

'öle gaven goede resultaten - hier niet spruitende knollen naar vo-5S ook dat van een grooT aantal

.jzing, dat de knollen het beste m gesneden moeten worden. Enkele opmerkingen over de resultaten van de gasmetingen in de af-gesloten vaten met aardappelen: zie tabellen 1, 3> 6'en 10.

1. Direct na het vullen van de vaten met het gasmengsel. 10 % CO2+IO % 0g + 80 % N2 is het koolzuur- en zuurstofgehalte samen ongeveer 21 %, dit is dus als in de gewone buitenlucht; enkele dagen later echter is het per-centage 002+02 vaak lager dan 21 %.

Direct na het vullen van de vaten met het gasmengsel "20+ 5" is het koolzuur- en zuurstofgehalte in de vaten samen ongeveer 27 %, na 2 dagen is het meestal iets lager dan 27 %, 3 of 4 dagen na de vulling is het

C02+02-gehalte meestal gestegen boven 27 %.

Ook de niet met een speciaal gasmengsel gevulde, afgesloten vaten vertoonden enkele dagen na sluiten van de vaten daling van het CO2+O2-percentage. T a b e l 1 3 . P r o e f I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I ' I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I IV IV I I I I I O b j e c t 3 4 5 3 4 8 N 5 ïï 7 B 5 B 7 1 2 6 7 1 2 7 N 4 11 6 B 4 B 6 ¥ 1 B 1 5 6 9 P e r c e n t a g e s 002+02 i n Direct na vulling 2 1 . 0 2 0 . 0 2 0 . 8 2 1 . 2 2 0 . 9 2 1 . 2 2 0 . 0 2 0 . 1 2 0 . 3 2 0 . 3 2 7 . 0 2 7 . 4 2 7 . O 2 7 . 0 2 7 . 2 2 6 . 5 2 6 . 5 2 6 . 8 2 6 . 0 2 6 . 5 26..0 2 6 . 8 27.O Dà Idag 1 9 . 8 2 0 . 1 2 0 . 4 1 9 . 7 20..4 2 0 . 7 de a f g e s l o t e n v a t e n P e r c e n t a g e 002+02 m 2 dg. 2 0 . 0 1 9 . 7 1 8 . 9 1 9 . 7 1 9 . 6 1 8 . 7 2 6 . 7 2 6 . 8 2 6 . 6 2 6 . 7 2 4 . 6 2 5 . 0 2 4 . 3 2 5 . 7 2 4 . 6 ï a T d g . 1 9 . 7 Sa 4 of 5 dg. 1 9 . 8 1 9 . 4 2 0 . 1 2 0 . 0 2 5 . 5 2 5 . 5 2 8 . 5 2 7 . 0 2 8 . 5 2 7 . 0 2 0 . 3 1 9 . 9 1 9 . 9 2 6 . 8 2 6 . 2 2 2 . 8 2 6 . 8 2 7 . 9 2 7 . 3 2 8 . 4 2 7 . 3 3O.O 3 4 . 5 1 9 . 5 2 0 . 0 2 0 . 7 m 6 of 7 dg. 1 9 . 2 3 0 . 4 2 8 . 6 . 2 6 . 2 3 4 . 5 3 6 . 0 2 0 . 9 N&8 of9dg. 1 9 . 3 2 7 . 0 2 0 . 3

(16)

We kunnen voor dit dalen van het percentage aan koolzuur en zuur-stof in de vaten op twee manieren een verklaring zoeken:

A. We stellen de ademhaling van de knollen, opname zuurstof = afgifte koolzuur; ^ £ 2 = 1 .

02

Dan moet de daling van het C02+02-percentage in het vat veroorzaakt worden:

1.. ,doordat de knollen in hun weefsel niet snel hetzelfde gaseven-•' wicht krijgen als de omringende lucht in het vat;

2.. de gasuitwisseling tussen knol en omringende lucht ongelijk snel gaat voor zuurstof en voor koolzuur en wel C02 zou grotere diffu-siesnelheid hebben dan zuurstof.

B. We kunnen veronderstellen, dat de ademhalings-gasuitwisseling ver-stoord is door de veranderde gassamenstelling van de omringende lucht, b.v. door ophoping eventueel vasthouden van het koolzuur in de knol. De'totale gasspanning zal dan dalen in het vat, dus indien de

barometerstand en temperatuur niet veranderd zijn sinds het sluiten van het vat, moet binnen in het vat lagere gasdruk heersen dan er

buiten. Dit was bij vrij veel metingen het geval en wel zo, dat de

veranderde barometerstand niet alleen verantwoordelijk voor het ver-schil gesteld kon worden.

2. Bij het vullen van de vaten met het gasmengsel "10+10" werden de ge- '

wenste percentages voor het koolzuur en do zuurstof vrij goed bereikt: voor CO2 variërend van 9-10.4 %, voor O2 variërend van 9.7-11*3 %• Een-maal, nl. na slechts 1 uur langzame doorstroming van het gasmengsel door het vat, had het vullen te kort geduurd en waren de percentages: 6.2 % C02 en 15.0 % 02 (II, 8 ) .

Bij het vullen met het "20+5" gasmengsel werd het gewenste CO2-percentage vrij goed bereikt, variatie 18.0-20.2 %, De zuurstof kon echter nooit voldoende, tot 5 % worden uitgedreven: variatie in onze proeven 6.3-8.0 %.

3. Door de ademhaling van de knollen en misschien ook door langzame

gas-uitwisseling tussen knol en omringende lucht, eventueel door gasophoping in de knollen, veranderen de percentages CO2 en 02 in de vaten.

T a b e l 1 4 . V e r a n d e r i n g e n i n P r o e f I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I Object 3 4 5 8 3 4 N 5 N 7 B 5 B 7 1 2 6 7 2 7 N 4 N 6 B 4 B 6 G e v u l d met 10+10 10+10 10+10 10+10 10+10 10+10 10+10 10+10 10+10 10+10 20+ 5 20+ 5 20+ 5 20+ 5 20+ 5 20+ 5 20+ 5 20+ 5 20+ 5 20+ 5 CO2 - en O2- p e r c e n t a g e s : Verandering i n C 0 2 ~ p e r c e n t a g e I e c o n t r o l s ./fent.dg na vullen l a g 2 . 6 2 . 6 3 . 3 4 . 9 2dg 2 . 2 1.7 6 . 4 7 . 1 7 . 1 6 . 0 3 . 3 2 . 2 2 . 5 2 . 4 3 . 0 0 . 7 6 . 2 3dg 6 . 2 7 . 8 5 . 6 2e c o n t r o l e ^ tont. dg na Ie controle lefe 1 . 3 2 dg 3 . 3 3 . 9 3 . 4 4 . 4 3 . 6 3 . 0 5 . 0 3dg 4 . 7 6 . 9 6 . 5 7 . 1 6 . 8 10.4 4dg 5 . 0 5 . 6 4 . 8 4 . 6 6 . 4 Ln de ; v a t e n V e r a n d e r i n g i n 0 2 - p e r c e n t a g e I e c o n t r o l e -Aant. dg na vallen l d g 3 . 8 2 . 5 3 . 7 3 . 9 2dg 3 . 4 2 . 9 6 . 5 7 . 5 7 . 8 7 . 6 3 . 6 2 . 8 2 . 9 2 . 7 4 . 5 2 . 9 4 . 5 3dg 5 . 2 5 . 8 4 . 6 2e c o n t r o l e tont.dg na Ie controle l d g 0..8 2dg 2 . 7 2 . 9 2..6 3 . 0 1..5 3dg 4 . 5 0..7 1 . 4 4 d g 5 . 0 5 . 6 4 . 9 5..0 4 . 5

(17)

15 -De volgende opmerkingen zijn te maken:

a. Bij de proef III zijn de veranderingen in de gaspercentages veel groter dan in de proeven I en lij dit komt door het grotere aantal knollen, dat bij proef III in de vaten werd ingesloten.

b. De met koude (2° C) voorbehandelde Eersteling-knollen geven grotere ' percentageveranderingen in de eerste dagen na afsluiten dan de steeds

warm gehouden knollen.

o'. In de meeste gevallen zijn de percentageveranderinçen in de eerste dagen na vullen groter, wanneer met '10+10 gevuld is, dan wanneer met "20+5" gevuld is.

d. In de eerste dagen na sluiten is de COo-percentageverandering vaak •' kleiner dan de gelijktijdige 02-percentageverandering, behalve in

proef III, wanneer met "20+5" gevuld was. C O2-perce ntageverandering T a b e l 1 5 . De P r o e f I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I b r e u k : G e v u l d O b j e c t 3 4 5 8 3 4 N 5 N 7 B 5 B 7 O 2 - p e r c e n t a g e v e r a n d e r i n g met " 1 0 + 1 0 " 0 0 2 % -verandering O2 %-verandering 0 . 7 1.0 + 0 . 9 1 . 2 5 0 . 6 5 0 . 6 1.0 -0 . 9 5 0 . 9 0 . 8 P r o e f I I I I I I I I Gevuld O b j e c t 1 2 6 7 2 7 met " 2 0 + 5 " CO2 % -verandering O2 % -verandering 0 . 9 0 . 8 0 . 8 5 0 . 9 0 . 7 0 . 3 CO2-percentageverandering Het kleiner dan 1 zijn van de breuk: O2-percentageverandering

wijst dus op dezelfde verklaringen als in punt 1 genoemd werden. Dat in proef III in de met "20+5" gevulde vaten (waarin veel knol-len waren opgesloten) al gauw de zuurstofopname kleiner is dan de kool-zuurafgifte, wijst misschien op intramoleculaire ademhaling en (of) op overmatige koolzuurafgifte door "verstikte" knollen: het zuurstofper-centage in de vaten is snel zeer laag.

4. Zijn de vaten niet extra gevuld met een gasmengsel van veel hogere dan

normale koolzuurspanning en veel lagere dan normale zuurstofspanning, dan vinden we een iets hogere CO2-percentagetoename dan gelijktijdige zuurstofpercentage-afname.

Proef I object 9 + 11.9 % C02 - 11.2 % 02 in 5 dagen

II " 5 + 7.6 % " - 7.2 %n in 2 dagen " II " 6 + 4.4 % " - 3.7 % " in 1 dag.

5. .Bij proef II werden de vaten opengemaakt bij een hoger CO2- en een la-ger 02-percentage dan direct na het vullen van de vaten aanwezig was, daarna werden de vaten weer gesloten en verdere gasbepalingen gedaan.

(18)

Tabel 16. Koolzuur- en zuurstofpercentages na 2e maal sluiten van vaten Object 1 2 7 3 4 8 5 6 I 8 C 0 2 ~ p e r c e n t a g e Bereikt voor het

open maken 2 0 . 9 2 1 . 2 2 3 . 7 1 2 . 1 1 6 . 2 1 5 . 5 1 6 . 6 1 1 . 6 2 9 . 0 2 dg na s l u i t e n 9*3 5 . 5 5 . 5 4 . 2 1 2 . 5 3 dg na s l u i t e n 1 0 . 0 1 0 . 5 5 . 7 5 . 8 v o o r open maken 4 . 6 4 . 3 3 . 3 7 . 9 3 . 7 3 . 8 3 . 4 8 . 4 2 . 5 0 2 - p e r c e n t a g e 2 dg na s l u i t e n 1 3 . 4 1 6 . 3 1 7 . 2 1 6 . 8 ' 1 1 . 5 3 dg na s l u i t e n 1 4 . 0 1 3 . 7 1 5 . 9 1 5 . 6

Zoals te verwachten was, is bij hoog C02~percentage voor het open maken, na opnieuw sluiten hex C02-percentage snel weer hoog, tegelijk

is dan het zuurstofpercentage snel laag. Dit moet veroorzaakt zijn, in-dien de de knollen omringende lucht goed ververst is bij het open maken van de vaten, door of snellere ademhaling van de knollen, welke in een

omgeving met hoog 002-percentage en laag 02-percentage gelegen hebben of doordat de gasuitwisseling tussen de knollen en de omringende lucht langzaam is.

Tabel 17. "Verandering van OO2- en 02-percentages na het weer sluiten van de vaten O b j e c t I 8 I I 7 I I 1 I I 5 . I I 4 I I 8 I I 3 I I 6

% CO2 voor bet

open maken 2 9 . 0 2 3 . 7 2 0 . 9 1 6 . 1 1 6 . 2 1 5 . 5 1 2 . 1 1 1 . 6 A a n t a l dage Weer sluiten. en Ie controle 5 5 10 7 7 3 10 7 sn t u s s e n l e controle e n 2e controle 2 2 2 2 2 2 2 2 P e r c e n t a g e v e r a n d e r i n gA

tussen le en 2e controle

CO2 7 . 1 2 . 9 3 . 5 3 . 8 3 . 7 3 . 5 3 . 1 4 . 8 -02 4 . 1 2 . 6 2 . 4 3 . 7 3 . 4 2 . 9 2 . 9 4 . 3

Is hot C02-percentage hoog geweest (I, 8 ) , dan blijkt de 002-afgifte groot en veel groter dan de zuurstofopname : dit lijkt dus op koolzuur-af gif te door het knolweefsel of (en) op sterke intramoleculaire ademha-ling - afbraak van de knol.

Is het C02-percentage niet zo hoog geweest, dan is wel steeds de

koolzuurafgifte groter dan de zuurstofopname (afgifte door knolweefsel?), maar overigens is h.%% gaswisselingsproces ongeveer van gelijke sterkte als in de periode voor het open maken van de vaten.

Slotconclusie

Uit deze gasbepalingen komt naar voren, dat aardappelknollen dui-delijk reageren op de samenstelling van de omringende lucht.

S 1379 50 ex.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het plan is beoordeeld op grond van de criteria uit de gemeentelijke welstandsnota en voldoet, naar mening van de commissie, niet aan redelijke eisen van welstand, tenzij

Het plan is beoordeeld op grond van de criteria uit de gemeentelijke welstandsnota en voldoet, naar mening van de commissie om bovenstaande redenen nog niet aan redelijke eisen

Het plan voldoet, naar mening van de commissie, niet aan redelijke eisen van welstand, tenzij het kozijn vlak in de gevel wordt geplaatst.. Welstandscriteria gebiedsgericht Advies

De commissie kan zich vinden in deze wijziging, maar vraagt ten aanzien van de woningen een verder uitgewerkt plan waarin.. de conceptuele uitgangspunten van

Deze ambitieniveaus bieden een terugvaloptie Het verdient aanbeveling om het ambitieniveau naar beneden bij te stellen als onvoldoende voldaan kan worden aan de voorwaarden voor

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie

Wensen van ouderen | “Participatie en eigen kracht beleid”: mensen stimuleren te handelen vanuit hun eigen kracht (empowerment), onder meer door hun sociaal netwerk te benutten

Omdat er enige tijd sporen van radioactiviteit in uw botten aanwezig blijven, mogen patiënten behandeld met Quadramet ® gedurende 13 dagen na de toediening