• No results found

Narratives gecombineerd met non-narratives dé gouden combinatie? : een experimenteel onderzoek naar het effect van narratives gecombineerd met non-narratives in Facebook posts op de sportintentie bij Nederlandse jongere

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Narratives gecombineerd met non-narratives dé gouden combinatie? : een experimenteel onderzoek naar het effect van narratives gecombineerd met non-narratives in Facebook posts op de sportintentie bij Nederlandse jongere"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Narratives gecombineerd met non-narratives dé gouden combinatie?

Een experimenteel onderzoek naar het effect van narratives gecombineerd met non-narratives in Facebook posts op de sportintentie bij Nederlandse jongeren

Charlotte van Schijndel 10797459

Afstudeerproject Persuasieve Communicatie Communicatiewetenschap

Werkgroep 2 Eline Smit

Universiteit van Amsterdam Aantal woorden: 6423 16 – 01 – 2017

(2)

Samenvatting

Nog steeds stijgt het aantal jongeren met overgewicht in Nederland en worden ze gezien als een risicogroep voor obesitas. Tegenwoordig zijn jongeren het meest te vinden op Facebook en worden narratives steeds vaker gebruikt in de online gezondheidscommunicatie. Dit onderzoek heeft als doel te onderzoeken wat voor type Facebook post (narrative of een narrative gecombineerd met een non-narrative) een hoge sportintentie bij jongeren teweeg kan brengen, zodat sporten onderdeel wordt van de dagelijks activiteiten van jongeren. Uit eerder onderzoek naar narratives bleek een mediërend effect van karakteridentificatie en is daarom als mediator meegenomen in dit onderzoek. Nederlandse jongeren tussen de 18 en 24 jaar (N=100) werden door middel van een online experiment blootgesteld aan een Facebook post, waarna zij een vragenlijst invulden. Uit de resultaten is gebleken dat er geen significant effect bestaat van type boodschap op de sportintentie van jongeren. Het gebruik van een narrative of een narrative gecombineerd met een non-narrative geeft geen verschil. Daarnaast werd er ook geen mediatie-effect gevonden van karakteridentificatie op het effect van type boodschap op de sportintentie van jongeren. Een aanbeveling voor vervolgonderzoek is het ontwikkelen van vrouwelijke en mannelijke versies voor de condities.

(3)

1 Inleiding

Als je door een drukke stad loopt, kijk dan eens goed naar de mensen om je heen. Binnen een half uur ben je gegarandeerd iemand tegengekomen die overgewicht heeft. Dit zal alleen maar meer worden, het aantal Nederlanders dat overgewicht heeft stijgt nog steeds (CBS, 2016). Er is sprake van overgewicht wanneer iemand een BMI hoger dan 24 heeft. BMI staat voor Body Mass Index, deze index wordt berekend door het gewicht in

kilogrammen te delen door het kwadraat van de lengte in meters. Het getal dat hieruit volgt is het BMI en geeft aan hoe gezond het gewicht is (Williams, Hamm, Shulhan, Vandermeer & Hartling, 2014). In 2015 is het aantal Nederlanders met overgewicht gestegen tot 43,1%. Net als het percentage Nederlanders dat lijdt aan obesitas. In 1981 was dit slechts 5%, in 2015 verdrievoudigde het zich tot 16% (CBS, 2016). Van obesitas wordt er gesproken wanneer iemand een BMI van 29 of hoger heeft (Seidell, De Beer & Kuijpers, 2008). Obesitas is een chronische ziekte met een groot aantal gezondheidsrisico’s. Personen met obesitas hebben onder andere een vergrote kans op suikerziekte, een hoge bloeddruk en verminderde vruchtbaarheid (Malnick & Knobler, 2006).

Obesitas is een ziekte waarvan men vaak denkt dat de oorzaak ongezond en veel eten is. Maar niet alleen een ongezond eetpatroon kan leiden tot obesitas, ook het gebrek aan sportieve activiteit speelt een grote rol (Booth, Roberts & Laye, 2012). Obesitas wordt veroorzaakt door een ongelijke energiebalans; iemand consumeert meer voedsel dan dat men verbruikt met lichamelijke activiteiten. Dit overschot aan energie wordt in het lichaam omgezet in vet. Uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2016) blijkt dat jongeren tussen de 18 en 24 het hoogst scoren op het aantal uur dat zij zitten per dag. Zij zitten 10,4 uur per dag, terwijl een Nederlander gemiddeld 8,7 uur zittend doorbrengt. Daarnaast is er voornamelijk een stijging te zien uit de statistieken van het CBS (2016) bij het aantal jongeren tussen de 18 en 24 jaar dat ernstig overgewicht heeft. De dagelijkse

activiteiten van jongeren maken het dat zij het hoogste scoren op het aantal uur zitten per dag. Zitten tijdens colleges, aan school werken, computeren en tabletgebruik, dit zijn alle

activiteiten waar geen lichamelijke beweging gevergd wordt. Dit maakt deze jongeren tot een risicogroep voor obesitas. Om te zorgen dat jongeren tussen de 18 en 24 jaar een minder grote risicogroep worden, zal sporten bij de dagelijkse activiteiten van jongeren moeten gaan behoren; de sportintentie van jongeren zal omhoog moeten.

Tegenwoordig gebruikt 100% van de Nederlandse jongeren het internet, daarom worden gezondheidsboodschappen veelvoudig via het internet verspreid (CBS, 2016). Ook wel online gezondheidscommunicatie genoemd. Uit onderzoek blijkt dat 98% van de jongeren

(4)

gebruikt maakt van social media; een grote kans dat gezondheidsboodschappen op social media kanalen jongeren bereiken (Turpijn, Kneefel & van der Veer, 2015). Het meest gebruikte social media kanaal onder jongeren is Facebook. Iedereen met een account op Facebook kan een pagina aanmaken naar eigen interesse. Deze pagina kan door andere gebruikers weer gevolgd worden. Zo ook pagina’s over sporten. Er zijn veel pagina’s op Facebook met als doel het aanmoedigen van sporten. Er worden bijvoorbeeld verhalen van personen geplaatst die zich beter en mooier zijn gaan voelen nadat zij zijn begonnen met sporten (Villiard & Moreno, 2012). Facebook zal als kanaal worden gebruikt in dit onderzoek door het grote bereik van het kanaal, de grote hoeveelheid Facebook pagina’s over sporten en de verhalende posts die hierop geplaatst worden. Maar wat maakt een bericht succesvol?

In de gezondheidscommunicatie wordt er steeds vaker gekozen voor het gebruik van narratives. Narratives, zoals storytelling en entertainment educatie worden ingezet om

bepaalde gezondheidsdoelen te bereiken (Bernhardt, 2004). Uit literatuuronderzoek komt naar voren dat het gebruik van narratives een positief effect hebben om de intentie tot gezond gedrag te bevorderen (Van Schijndel, 2016). Dit maakt het tot een effectieve strategie in de gezondheidscommunicatie. In de wetenschap bestaat geen universele narratives. Voor dit onderzoek wordt de volgende definitie aangehouden: een narrative is een samenhangend en coherent verhaal, met een duidelijk begin, middenstuk en einde. In dit verhaal wordt

informatie gegeven over de personage(s), situatie en het conflict (Black & Bower, 1979; Green & Brock, 2000; Polkinghorne, 1995). Met narratives in de gezondheidscommunicatie worden gezondheidsboodschappen met een narratief karakter bedoeld.

Een boodschap met een narrative kan ook gecombineerd worden met een non-narrative. Hopfer (2012) toonde al eerder aan dat deze combinatie een effectieve manier is om gezondheid gerelateerde doelen te behalen. De combinatie bleek zelfs effectiever dan alleen het gebruik van een narrative. Een voorbeeld van een narrative gecombineerd met een non-narrative is een bericht dat een verhaal bevat van iemand die zich niet goed voelde en overgewicht had en door te sporten weer goed in zijn/haar vel zit – aangevuld met feitelijke informatie over sporten. Naar het effect van narratives in de gezondheidscommunicatie zijn al meerdere onderzoeken gedaan, maar de narratives worden vaak vergeleken met

non-narratives. Onderzoek naar het effect van narratives in vergelijking met narratives

gecombineerd met non-narratives ontbreekt in de online gezondheidscommunicatie. Dit heeft tot gevolg dat er momenteel vrijwel geen kennis is over de effectiviteit van narratives en narratives gecombineerd met non-narratives in de online gezondheidscommunicatie op de

(5)

sportintentie van jongeren. Om dit gebrek aan kennis aan te vullen is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

RQ: In hoeverre is er een verschil in het effect van een narrative Facebook post en een narrative Facebook post gecombineerd met een non-narrative op de sportintentie bij

Nederlandse jongeren?

Uit eerdere onderzoeken naar het effect van narratives in vergelijking met

non-narratives in de gezondheidscommunicatie komt naar voren dat het type bericht niet het effect op de gedragsintentie verklaart, maar karakteridentificatie de verklarende variabele is (Kim, Bigman, Leader, Lerman & Cappella, 2012; Murphy, Chatterjee & Baezconde-Garbanati, 2013). De mate waarin iemand zich identificeert met het personage in de

gezondheidsboodschap zorgt ervoor of iemands gedragsintentie omtrent gezond gedrag verandert. Ook in dit geval is er nog geen eerder onderzoek verricht naar het verklarende effect van karakteridentificatie in de online gezondheidscommunicatie. Dat zorgt ervoor dat er geen kennis is over het effect wat karakteridentificatie speelt op de sportintentie van jongeren. Het is van belang dat deze variabele ook wordt meegenomen in dit onderzoek, zodat dit tekort aan kennis in de wetenschap opgevuld kan worden. De volgende sub-onderzoeksvraag is hierom gevormd:

SQ1: In hoeverre heeft karakteridentificatie een mediërend effect op de relatie tussen het type bericht en de sportintentie bij Nederlandse jongeren?

Aangezien obesitas onder jongeren tussen de 18 en 24 jaar nog steeds een groot probleem is, leveren de resultaten van dit onderzoek niet alleen een bijdrage aan de wetenschap. Ook voor de online gezondheidscommunicatie is het van belang om te weten welke strategie het beste ingezet kan worden om deze chronische ziekte te verminderen. De resultaten van dit onderzoek maken duidelijk of het voor gezondheidscampagnemakers op Facebook effectief is om narratives of narratives gecombineerd met non-narratives in te zetten om de sportintentie van jongeren te bevorderen. Daarnaast krijgen ze inzicht in de rol van karakteridentificatie in een boodschap en kunnen zij dit meenemen in de ontwikkeling van campagnes. Dit geldt tegenwoordig voor zowel profit- als non-profit organisaties. Non-profit organisaties kunnen de informatie gebruiken voor campagnes om de sportintentie te

(6)

bevorderen van de sportintentie, kan ervoor zorgen dat mensen geneigd zijn te betalen voor sportieve activiteiten. Zoals het afsluiten van een sportschoolabonnement.

2 Conceptueel model

In onderstaande alinea’s zal aan de hand van bestaande literatuur verwachte relaties tussen variabelen in dit onderzoek worden vastgesteld. De variabelen boodschap, sportintentie en karakteridentificatie zullen worden behandeld.

2.1 Onafhankelijke variabele boodschap

Om het effect van gezondheidscampagnes te meten heeft McGuire (1984) de communicatie overredingsmatrix ontworpen. Deze bestaat uit een aantal input- en outputfactoren, als inputfactor is voor dit onderzoek gekozen voor de boodschap. In dit onderzoek wordt een narrative vergeleken met een narrative gecombineerd met een non-narrative.

De betekenis van narratives is in de inleiding naar voren gekomen: een narrative is een samenhangend en coherent verhaal, met een duidelijk begin, middenstuk en einde. In dit verhaal wordt informatie gegeven over de personage(s), situatie en het conflict (Black & Bower, 1979; Green & Brock, 2000; Polkinghorne, 1995). Met narratives in de

gezondheidscommunicatie worden gezondheidsboodschappen met een narratief karakter bedoeld. De volgende definitie wordt voor een narrative gecombineerd met een non-narrative aangehouden: een non-narrative boodschap bevat uitsluitend feitelijke informatie zonder deze in een verhaal te gebruiken. Met een boodschap met zowel narrative en non-narrative

kenmerken wordt een boodschap bedoeld die alle kenmerken van een narrative heeft maar waar ook feitelijke informatie in wordt gebruikt.

2.2 Afhankelijke variabele sportintentie

Het effect van het type boodschap wordt gemeten op de sportintentie. Sportintentie is in de communicatie overredingsmatrix van McGuire (1984) de outputfactor. Met sportintentie wordt het voornemen bedoeld van een persoon om te gaan sporten (Fishbein & Ajzen, 1975). Er is voor de outputfactor sportintentie gekozen, omdat uit onderzoek blijkt dat

gedragsintentie een voorspeller is van het daadwerkelijke gedrag van een persoon (Francis et. al, 2004).

(7)

2.3 Boodschap en sportintentie

Uit onderzoek is gebleken dat narratives zorgen voor een stijgende intentie om gezond gedrag uit te voeren (Van Schijndel, 2016). Door het effect van een narrative te combineren met een non-narrative wordt er een hogere sportintentie verwacht bij jongeren dan dat een boodschap alleen een narrative bevat. Door deze combinatie zullen personen eerder geneigd zijn om hun sportintentie te veranderen, omdat dit bericht geloofwaardiger overkomt

(Pompitakpan, 2004). Bevindingen uit exemplification studies beweren dat narratives en non-narratives elkaar nodig hebben om een zo hoog mogelijk effect te realiseren. Een narrative zorgt voor sociaal vertrouwen en een non-narrative voor het motiveren van het gewenste gedrag. In dit geval het motiveren van de sportintentie (Zillmann, 2002). De volgende hypothese is daarom opgesteld:

H1: Een narrative gecombineerd met een non-narrative zorgt voor een hogere sportintentie dan alleen een narrative.

2.4 Mediator karakteridentificatie

Karakteridentificatie wordt als mediator meegenomen in dit onderzoek, in de literatuur bestaan er verschillende definities van dit begrip. Karakteridentificatie is een complex begrip, waarbinnen verschillende vormen te onderscheiden zijn. Ten eerste is karakteridentificatie de mate waarin een lezer zichzelf gelijkstelt aan het personage in de boodschap of de kans ziet dat hij/zij een sociale relatie aan kan gaan met het personage (Slater & Rouner, 2002). Niet alleen gelijkenis is een verbinding tussen de lezer en personage. Ook empathie, de mate waarin iemand mee kan leven met het personage in de boodschap, is een aspect van

karakteridentificatie. Tot slot is sympathie een verbinding tussen de lezer en het personage. Hier gaat het erom in hoeverre iemand het personage in de boodschap aardig vindt (Green, 2006). Er is voor deze definitie gekozen, omdat het een veelomvattende definitie is met verschillende begrippen die een rol spelen bij karakteridentificatie. Deze begrippen komen ook weer terug bij de items die worden gebruikt om karakteridentificatie te meten.

Over de mate van karakteridentificatie en narratives zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Hieruit bleek dat narratives zorgen voor een hoge mate van identificatie met het personage (Van Schijndel, 2016). Dit kan verklaard worden door de Identification theory (Stets & Burke, 20000), een persoon kan een lezer overtuigen door zich op verschillende vlakken met hen te identificeren. Wanneer een verhaal wordt geschreven met persoonlijke ervaringen kan de lezer zich in een van de ervaringen van het karakter identificeren.

(8)

Daarnaast zal de lezer die zich verbonden voelt met de persoon eerder de neiging hebben het gedrag wat deze persoon uitvoert over te nemen (Green, 2006). Op hoe meer punten de lezer zichzelf kan identificeren met de persoon uit de gezondheidsboodschap hoe sneller deze geneigd is het gedrag van de persoon over te nemen (Slater & Rouner, 2002). Kelman (2006) voegt daar de Social Influence Theory aan toe. Volgens deze theorie is de achterliggende reden dat mensen zich identificeren met een bepaalde overtuiging van een personage in een boodschap het prettig voelen bij de overtuiging, omdat ze bepaalde gemeenschappelijke kenmerken hebben met het personage. De volgende hypothese is hierbij opgesteld:

H2: Het effect van het type boodschap op de sportintentie van jongeren wordt gemedieerd door karakteridentificatie.

Bovengenoemde hypotheses zijn in figuur 1 terug te vinden in de vorm van een conceptueel model.

Figuur 1. Conceptueel model

3 Methode

3.1 Onderzoeksmethode

Dit onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van een volledig gerandomiseerd 1 x 2 experimenteel between-subjects design. Hiermee werd het causale verband tussen het type boodschap en de sportintentie aangetoond. Type boodschap bestond uit twee verschillende

H2 H1

Sportintentie Type boodschap:

- Narrative met non-narrative - Narrative

(9)

condities; een narrative en een narrative gecombineerd met een non-narrative. Een causaal verband kan alleen worden aangetoond met een experiment en was daarom voor dit onderzoek de enige mogelijke onderzoeksmethode. De onafhankelijke variabele werd gemanipuleerd om de gemiddelde scores van de condities met elkaar te kunnen vergelijken (Van Peet, Van den Wittenboer & Hox, 2005).

3.2 Steekproef

Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een convenience sample (N= 100). De participanten in deze steekproef werden door middel van Qualtrics random toegedeeld aan een van de condities. Door het gebruik van deze steekproef kon er op een snelle, goedkope en eenvoudige manier participanten geworven worden. De participanten werden door middel van Facebook bereikt; een post op de Facebook pagina van de onderzoekers, een post op de Facebook pagina’s van de opleiding Communicatiewetenschap Amsterdam en via

persoonlijke berichten op Facebook aan de vrienden van de onderzoekers. De participanten zijn om verschillende redenen via Facebook geworven. Ten eerste omdat zij een eigen Facebook account moesten hebben om de validiteit van het onderzoek te waarborgen. Het stimulusmateriaal betrof een Facebook post, als een participant niet bekend is met Facebook bestond de kans dat de resultaten van het onderzoek vertekend werden. Daarnaast werden de participanten via Facebook benaderd, omdat jongeren tussen de 18 en 24 jaar het meest actief zijn op Facebook (Boekee, Engels & van der Veer, 2014).

3.3 Ethische toetsing

De onderzoekers mochten het experiment uitvoeren wanneer zij aan de eisen van de Ethische Commissie voldeden. Het experiment voldeed aan de voorwaarden en werd goedgekeurd door de Ethische Commissie. In het begin van de online vragenlijst werd de participanten een blad met informatie over het onderzoek getoond. Vervolgens werd het informed consent formulier getoond, wanneer zij hiermee akkoord gingen konden de

participanten deelnemen aan het onderzoek. De uitwerkingen hiervan zijn terug te vinden in Bijlage 1.

3.4 Pre-test

Voordat de dataverzameling voor het onderzoek kon beginnen, werd een pre-test verricht. Het onderzoeksinstrument werd gecontroleerd op fouten en onduidelijkheden. De participanten bestonden uit mede-onderzoekers en jongeren uit de gewenste doelgroep (N=

(10)

39). Deze participanten werden uitgesloten om te participeren aan het definitieve experiment om vertekening te voorkomen. Uit de resultaten van de pre-test bleken een aantal fouten en onduidelijkheden. Allereerst werd een aantal spellingsfouten verbeterd, daarnaast bleek dat niet-hardlopers gefrustreerd werden door vragen over hardlopen. In de eindversie van de vragenlijst werden participanten uitgesloten voor de vragen over hardlopen, als zij hadden aangegeven nog nooit actief te hebben hardgelopen. Tot slot bleek er een fout in Qualtrics te zijn gemaakt, waardoor er geen manipulatiecheck uitgevoerd kon worden over de data van de pre-test. Na het zien van het manipulatiemateriaal zou iedere participant moeten aangeven, welke conditie zij hadden gezien. Maar door deze fout kreeg de participant niet de juiste vraag na de condities te zien. Nadat de fouten en onduidelijkheden uit de pre-test aangepast waren, kon de online werving van participanten beginnen.

3.5 Stimulusmateriaal

Het stimulusmateriaal bestond uit twee gemanipuleerde Facebook posts op een door de onderzoekers zelf aangemaakte Facebook pagina; Fitlife. De teksten in de posts werden door de onderzoekers zelf gecreëerd. De tekst ging over Robin, de naam Robin werd bewust gekozen, omdat dit een sekseneutrale naam is. Zo kon de karakteridentificatie niet beïnvloed worden door het geslacht van het beschreven karakter. Robin vertelde in de post dat hij/zij vroeger veel hardliep, maar dat hij/zij er later een ongezonde levensstijl op na hield. Wat er uiteindelijk voor zorgde dat hij/zij maar een paar kilo’s verwijderd was van obesitas. Robin vertelt later in de post dat hij/zij het hardlopen weer oppakte, wat ervoor zorgde dat de gezondheid van Robin verbeterde en kwaliteit van leven omhoog ging. In de posts werden de positieve aspecten van sporten naar voren gehaald, omdat uit onderzoek is gebleken dat het gebruik van een gain-frame effectiever is dan een loss-frame bij preventieve

communicatieboodschappen (Detweiler, Bedell, Salovey, Pronin, & Rothman, 1999). De tekst in de eerste post (narrative) bestond uitsluitend uit een narrative met bovenstaande aspecten, deze conditie is terug te zien in Bijlage 2. Aan de tweede conditie (narrative gecombineerd met een non-narrative) werd een drietal feiten toegevoegd. Deze feiten gingen over de

voordelen van sporten op de gezondheid en het welzijn van de mens. Deze conditie is terug te vinden in Bijlage 3.

Om verschil in de condities uit te sluiten was de lay-out in beide condities exact hetzelfde. Het enige verschil was de toevoeging van de drie feitelijke gegevens in de tweede conditie. Daarnaast werd de lay-out van Facebook gebruikt en zo uitgesneden dat het net leek of de participanten de Facebook post op hun eigen tijdlijn tegenkwamen.

(11)

3.6 Procedure

In de tekst voor de werving van de participanten werd aangegeven dat zij alleen mee konden doen indien zij tussen de 18 en 24 jaar waren. Als zij toch op de link hadden geklikt, werden ze na het invullen van hun leeftijd doorverwezen naar het einde van de vragenlijst. Via een link in de Facebook post werden de deelnemers doorgestuurd naar de website met de online vragenlijst. Voordat de participanten konden deelnemen aan het onderzoek, werd het informatieblad en het informed consent formulier getoond. Hierna konden ze aangeven of ze nog steeds wilden deelnemen aan het onderzoek. Was het antwoord ‘nee’ dan werden zij doorgestuurd naar het einde van de vragenlijst. Indien de deelnemers voldeden aan de leeftijdseis en akkoord gingen met deelname, werd er gevraagd naar het geslacht, de hoogst genoten opleiding, de huidige sportactiviteit en de hardloopstatus van de participanten. Hierna werden zij automatisch gerandomiseerd naar één van de condities en werden zij opgedragen om de post te lezen. Na het zien van de post, moesten de participanten invullen welk type boodschap zij gelezen hadden. Vervolgens werd gecontroleerd of ze wel aandachtig met het onderzoek bezig waren, dit werd de interessecheck genoemd. Daarna volgden de vragen over karakteridentificatie. Tot slot werd de sportintentie van de participanten gemeten en werd er gevraagd of ze dachten dat Robin een man of vrouw was.

3.7 Metingen

Achtergrondvariabelen. Het eerste onderdeel van de vragenlijst bestond uit een aantal vragen over achtergrondvariabelen. Allereerst werd er naar de leeftijd van de participanten gevraagd door middel van een open vraag. Daarna moesten de participanten aangeven of ze een man of vrouw zijn. Vervolgens moesten ze de vraag beantwoorden wat hun hoogst genoten opleiding is. Een lijst met uitputtende antwoordmogelijkheden volgden, dit is te zien in Bijlage 1. Om de huidige sportstatus van de participanten te meten werd er gevraagd hoeveel dagen ze in de week ze sporten, de antwoordmogelijkheden liepen uiteen van

helemaal niet tot dagelijks. Hierna werd ze gevraagd ja of nee in te vullen op de vraag of ze in het verleden of recentelijk actief hadden hardgelopen. Indien hier ‘ja’ geantwoord werd, konden de participanten door middel van een open vraag aangeven wat hun gemiddelde snelheid zou zijn op de 10 kilometer.

Manipulatiecheck. Om te controleren of de manipulatie succesvol was, konden de participanten ervoor kiezen om in te vullen dat zij een verhaal hadden gelezen met

persoonlijke ervaringen of dat zij een verhaal hadden gelezen met persoonlijke ervaringen en feitelijk beargumenteerde informatie over de voordelen van sporten.

(12)

Sportintentieschaal. De schaal die gebruikt werd om de afhankelijke variabele sportintentie te meten, werd gebaseerd op de gebruikte schaal in de studie van Bentler en Speckart (1981). In hun studie werd de sportintentie gemeten aan de hand van een continues-closed verbal schaal, wat een methode is voor het beoordelen van de sportintentie (Courneya & Mcauley, 1993). Niet exact dezelfde vragen werden in dit onderzoek gebruikt om de sportintentie te meten, de vertaalde items gingen over hardlopen, lichaamsoefeningen en actief sporten. Maar lichaamsoefeningen en actief sporten konden als overlappend gezien worden, waardoor lichaamsoefeningen vervangen werden door krachttraining in dit

onderzoek. Met de volgende drie vragen werd de sportintentie uiteindelijk gemeten: ben je van plan te gaan hardlopen in de komende twee weken?, ben je van plan aan krachttraining te doen in de komende twee weken? En ben je van plan actief te gaan sporten in de komende twee weken (zoals fietsen of teamsporten)? De participanten konden antwoord geven op een zeven-puntschaal die varieerde van helemaal niet (0) tot dagelijks (7).

Karakteridentificatieschaal. De schaal voor de mediator karakteridentificatie is opgesteld aan de hand van de gebruikte schaal van Frank, Murphy, Chatterjee, Moran en Baezconde-Garbanati (2015). De participanten werden gevraagd in hoeverre zij zich konden identificeren met het karakter in de narrative. Vier componenten van identificatie werden beoordeeld aan de hand van een tien-puntschaal lopend van helemaal niet (1) tot helemaal wel (10). De vier componenten waren: het leuk vinden van het karakter, de gelijkenis met het karakter, het gevoel van het kennen van het karakter en het willen zijn zoals het karakter. In de vragen werd het karakter geïdentificeerd door het benoemen van de naam. Een voorbeeld hiervan is: “In hoeverre ben jij hetzelfde als Robin?”. Hoewel Frank et al. (2015) naast de naam, ook de rol van het karakter benoemen in de vraag, is in de huidige studie daar niet voor gekozen, omdat enkel onderzoek werd gedaan naar één karakter en geen hulp nodig was bij het herinneren van het karakter waar de vragen over gesteld werden.

3.8 Analyseplan

Beschrijvende statistiek. Om de onderzoekspopulatie te beschrijven werd er gebruikt gemaakt van beschrijvende statistiek. Door middel van frequentietabellen kon er een

overzicht gegeven worden van de demografische kenmerken van de participanten. Daarnaast kon er door middel van een frequentietabel een beeld gegeven worden van de huidige

(13)

Manipulatiecheck. De manipulatiecheck werd op categorisch niveau gemeten en daarom werd er een chikwadraattoets uitgevoerd om te controleren of de manipulatie geslaagd was.

Karakteridentificatie. Ter controle of de schaal van karakteridentificatie bruikbaar was, werd er een factor- en betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. Tot slot werd er een schaal gemaakt van deze stellingen.

Sportintentie. Ook met de items van sportintentie werd een factor- en

betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. Uiteindelijk werd er gekeken of er een betrouwbare schaal geconstrueerd kon worden.

Hypothesetoetsing. Om te onderzoeken of er een verschil was in het effect van een narrative of een narrative gecombineerd met een non-narrative in Facebookposts op de sportintentie bij jongeren (H1) werd een onafhankelijke t-toets tussen twee gemiddelden uitgevoerd. Hypothese 2 verwachtte dat het effect van het type boodschap op de sportintentie gemedieerd wordt door karakteridentificatie. Deze hypothese werd getoetst door middel van een mediatieanalyse volgens het stappenplan van Baron en Kenny (1986). Allereerst werden directe relaties tussen de variabelen onderzocht door middel van regressieanalyses. De

uitkomsten van deze relaties moesten bepalen of er een Sobel’s Z test uitgevoerd kon worden.

4 Resultaten

4.1 Beschrijvende statistiek

Na het verwijderen van onvolledig ingevulde vragenlijsten of te jonge of oude

participanten hebben er 100 participanten deelgenomen aan dit onderzoek. Hiervan werden 49 participanten blootgesteld aan de conditie met een narrative (49,0%) en 51 participanten aan de conditie met een narrative gecombineerd met een non-narrative (51,0%). De jongste participanten waren 18 jaar (n= 10) en de oudste proefpersonen waren 24 jaar (n= 6). De gemiddelde leeftijd van de participanten was 21 jaar (M= 21,03, SD= 1,70). Er hebben 75 vrouwen (75%) en 25 mannen (25%) deelgenomen aan het onderzoek. Voor 4 participanten bleek het basisonderwijs, middelbaar algemeen voorbereidend onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs de hoogst genoten opleiding (4%), voor 13 participanten is dat het hoger algemeen voorbereidend/wetenschappelijk onderwijs (13%). Voor 26 participanten was het hoger beroepsonderwijs de hoogst genoten opleiding (26%) en tot slot was dit voor de

meerderheid van de participanten het wetenschappelijk onderwijs (57%). Slechts 1 participant gaf aan dagelijks te sporten, de overige percentages voor de sportactiviteit van de

(14)

Tabel 1

Sportactiviteit steekproef (N=100) Aantal dagen in de week

sporten n (%) Helemaal niet 22 22% Een dag 19 19% Twee dagen 23 23% Drie dagen 21 21% Vier dagen 7 7% Vijf dagen 5 5% Zes dagen 2 2% Dagelijks 1 1,0%

Daarnaast werd er gevraagd of de participanten in het verleden of recentelijk actief hebben hardgelopen. 48 participanten gaven hier ‘ja’ als antwoord (48%) en 52 participanten gaven als antwoord ‘nee’ (52%). Tot slot werd er een interessecheck uitgevoerd. De

meerderheid van de participanten (74%) bleek zich bewust te zijn van de interesse check. Slechts 26 van de 100 participanten hebben de vraag niet gelezen en op ‘volgende geklikt’. Wegens gebrek aan participanten om de steekproef generaliseerbaar te houden, werden deze participanten wel meegenomen in de analyses.

4.2 Manipulatiecheck

Om te kijken of de manipulatie geslaagd was, werd er een chikwadraattoets uitgevoerd. Deze toets bleek significant te zijn, χ 2 (1) = 25,09, p <0,001. Van de

participanten die werden blootgesteld aan de conditie met alleen een narrative, gaven er 45 van de 49 aan dat zij een bericht hadden gelezen met persoonlijke ervaringen. In de andere conditie met een combinatie van een narrative met een non-narrative gaven 23 van de 51 participanten aan een verhaal met persoonlijke ervaringen te hebben gelezen met daarbij feitelijke beargumenteerde informatie over de voordelen van sporten. Dit betekent dat 28 aangaven dat zij niet door hebben gehad dat het verhaal ook feitelijk beargumenteerde

informatie hebben gelezen. Het verband bleek zwak te zijn (λ = 0,16). Alle participanten, ook zij die niet het verwachte antwoord hadden gegeven, werden meegenomen in de verdere analyses.

(15)

4.3 Karakteridentificatie

Uit een principale componenten factoranalyse met de verschillende manifeste

variabelen die samen de karakteridentificatieschaal zouden moeten vormen, bleek dat de vier items die de schaal voor karakteridentificatie zouden vormen samen een eendimensionale schaal vormen: maar één component heeft een eigenwaarde boven de 1 (eigenwaarde is 2,49) en er is een duidelijke knik na deze component te zien in de scree plot. Dit component

verklaarde voor 62,27% de variantie in de vier stellingen. Alle items hingen positief samen met de eerste component, waarbij de vraag ‘In hoeverre wil jij zoals Robin zijn?’ de hoogste samenhang had (componentlading is 0,85). De schaal bleek redelijk betrouwbaar te zijn (α =0,80) en kon niet verbeterd worden door een van de items uit de schaal te verwijderen. De proefpersonen bleken zich gemiddeld te kunnen identificeren met de persoon uit het bericht (M=4,26), SD=1,80). Hoe hoger de schaalscore, des te hoger de karakteridentificatie.

4.4 Sportintentie

Voor de schaal van sportintentie is ook een principale componenten factoranalyse uitgevoerd met drie verschillende items. Hieruit bleek dat er twee factoren moesten worden onderscheidden in plaats van één. In de scree plot was geen duidelijke knik te zien.

Krachttraining (componentlading is 0,74) en actief sporten (componentenlading is 0,78) laadden samen op component 1 en hardlopen op component 2 (componentenlading 0,94). De betrouwbaarheidsanalyse geeft een onbetrouwbare schaal aan als alle items worden

meegenomen (α =0,15). De schaal kan minimaal verbeterd worden als hardlopen wordt verwijderd. In het manipulatiemateriaal stond hardlopen centraal als sport, daarom is er voor gekozen om alleen hardlopen te gebruiken voor de verdere analyses. Daarnaast was de componentenlanding bij hardlopen het hoogst van alle items.

4.5 Hypothesetoetsing

4.5.1 Boodschap en sportintentie

Participanten die werden blootgesteld aan een narrative (n= 49) bleken gemiddeld één keer per week de intentie om te gaan hardlopen in de komende twee weken (M= 1,73,

SD=1,19). Proefpersonen die werden blootgesteld aan een narrative gecombineerd met een non-narrative (n= 51) hadden ook gemiddeld één keer per week de intentie om te gaan hardlopen in de komende twee weken (M= 1,76, SD= 0,86), deze intentie scheelde vrijwel niets met het gemiddelde uit de eerste conditie. De blootstelling aan een narrative of aan een narrative met een non-narrative zou dus geen verschil moeten geven op de sportintentie van

(16)

jongeren (zie Tabel 2). Het resultaat bleek ook niet significant te zijn, t (98) = -0,15, p = 0,416, 95%-CI [-0,44, 0,38]. Hypothese 1 wordt hiermee verworpen.

Tabel 2

Sportintentiescores van de narrative conditie en narrative gecombineerd met non-narrative conditie

Boodschap n M SD

Narrative 49 1,73 1,19

Narrative met non-narrative 51 1,76 0,86

4.5.2 Mediator karakteridentificatie

Hypothese 2 van dit onderzoek luidde als volgt: Het effect van het type boodschap op de sportintentie van jongeren wordt gemedieerd door karakteridentificatie. Deze hypothese werd getoetst door middel van de mediatieanalyse van Baron en Kerry (1986). Er werd afzonderlijk een regressie uitgevoerd voor elke directe relatie: type boodschap op de

karakteridentificatie (a), karakteridentificatie op de sportintentie (b) en type boodschap op de sportintentie (c). Het regressiemodel van a was niet significant, F (1, 98) = 0,94, p = 0,334. Het regressiemodel van b was wel significant, F (1,98) = 5,18, p < 0,05. Dit betekent dat de hoogte van karakteridentificatie de sportintentie kan voorspellen, maar de voorspelling is niet sterk, slechts 5,0% van de variantie in de sportintentie kan voorspeld worden op basis van de hoogte van de karakteridentificatie (R 2= 0,050). Er is een zwak significant verband tussen de karakteridentificatie in de boodschap en de sportintentie, b = 0,13, t = 2,28, p < 0,05. Maar uit de derde regressieanalyse bleek dat het regressiemodel van c niet significant was, F (1,98)= 0,02, p = 0,885. De resultaten van de drie regressies zijn visueel terug te vinden in tabel 3. Er kan vanuit worden gegaan dat het mediatie-effect nihil is, omdat twee van de drie

(17)

Tabel 3

Resultaten omtrent mediatieanalyse van de mogelijke mediator karakteridentificatie

Directe relaties F (df) p

Type boodschap met karakteridentificatie

0,94 (1, 98) 0,334

Karakteridentificatie met sportintentie 5,18 (1, 98) 0,025 Type boodschap met sportintentie 0,02 (1, 98) 0,885 Noot. Uit alle regressieanalyses bleek alleen het effect van karakteridentificatie op sportintentie significant te zijn.

5 Discussie 5.1 Conclusie

Voor dit onderzoek is de gemiddelde sportintentie van jongeren tussen de 18 en 24 jaar vergeleken in verschillende Facebook posts (narrative of narrative gecombineerd met een non-narrative). Het eerste doel van dit onderzoek was erachter komen in hoeverre er een verschil bestaat in het effect van een narrative Facebook post en een narrative Facebook post gecombineerd met een non-narrative op de sportintentie van Nederlandse jongeren. Er werd verwacht dat de sportintentie bij jongeren hoger zou zijn als zij werden blootgesteld aan de narrative Facebook post gecombineerd met een non-narrative. Uit de resultaten is gebleken dat dit niet het geval was. Het verschil op de sportintentie van jongeren was tussen de condities minimaal; of jongeren worden blootgesteld aan de narrative conditie of narrative gecombineerd met non-narrative conditie maakt geen verschil. Dit onverwachte resultaat kan verklaard worden door de theorie van cognitieve dissonantie, de feiten die in het tweede bericht zijn toegevoegd konden de participanten die een ongezonde levensstijl hebben een onprettig gevoel geven. Met als gevolg dat ze van dit gevoel af willen komen en de feiten wellicht als niet gelezen beschouwen (Sprangers & Schwartz, 1999). Hierdoor kon het mogelijk zijn dat er geen verschil in condities werd ervaren.

Daarnaast werd er een mediërend-effect verwacht van karakteridentificatie op het effect tussen het type boodschap en de sportintentie van jongeren. Het type boodschap bleek geen effect te hebben op de sportintentie. Daarnaast bleek het type boodschap ook geen effect te hebben op de hoogte van karakteridentificatie van jongeren. De kans op het bestaan van een mediërend-effect van karakteridentificatie op het effect tussen en de sportintentie van

jongeren is daarom nihil (Baron & Kenny, 1986). Dit effect kan verklaard worden doordat er mogelijk participanten waren met een totaal andere levensstijl dan het personage in de

(18)

boodschap en zich daarom niet konden identificeren met Robin. Daarnaast is er gebleken dat niet alle vrouwen Robin als vrouw zagen en niet alle mannen Robin als man zagen. Dit kan invloed hebben gehad op de bevindingen, omdat personages zich eerder met hun eigen geslacht identificeren (Gauntlett, 2008). Wel bleek er uit de analyses dat karakteridentificatie een kleine voorspellende waarde heeft op de sportintentie van jongeren. Een jongere die een hogere mate van karakteridentificatie ervaart heeft daarom een iets grotere sportintentie dan een jongere die een mindere mate van karakteridentificatie ervaart. Deze bevinding kan verklaard worden door de Social Influence Theory (Kelman, 2006). Wanneer iemand zich op veel punten kan identificeren met het personage in de boodschap, ook met de levensstijl van Robin, dan is iemand eerder geneigd het gedrag van Robin over te nemen. Wat zorgt voor een verhoogde sportintentie.

Voor instanties werkzaam in de online gezondheidscommunicatie maakt het niet uit of zij een narrative of een narrative gecombineerd met een non-narrative ontwikkelen om de sportintentie van jongeren te bevorderen. Wel kunnen ze ervoor zorgen dat

karakteridentificatie zo hoog mogelijk is bij de jongeren. In de wetenschap kan dit onderzoek gebruikt worden om vervolgonderzoek zo bruikbaar mogelijk te maken en een uiteindelijk een valide en betrouwbaar antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag. In de volgende alinea’s zullen deze aspecten besproken worden.

5.2 Beperkingen en aanbevelingen

De validiteit van het onderzoek werd aangetast door het gebruik van Facebook posts als manipulatiemateriaal. Uit de reacties van de pre-test was gebleken dat personen al een hekel kunnen hebben aan Facebook posts over persoonlijke ervaringen van iemand met betrekking op sporten. Hierdoor konden participanten van te voren al een bepaald oordeel hebben over een dergelijke Facebook post, zonder dat zij daadwerkelijk de tekst hebben gelezen. Waardoor de conditie eigenlijk niet meer uitmaakt, hiermee wordt het effect van de verschillende condities niet gemeten. Voor volgend onderzoek zou het zinnig zijn de attitude tegenover Facebook posts in het begin van de vragenlijst te meten. En participanten uit te sluiten voor onderzoek, die aangeven al een sterke mening te hebben over

De betrouwbaarheid van het onderzoek werd door een aantal factoren aangetast. Ten eerste door het seizoen waarin dit onderzoek is uitgevoerd. Uit onderzoek blijkt dat de sportintentie afhankelijk is van het seizoen (Broers et. al). In de zomer zijn mensen eerder geneigd om te gaan sporten dan in de winter. Dit onderzoek is gehouden in de winter, als dit in de zomer was kon het andere resultaten hebben opgeleverd. Om dit op te lossen zou in de

(19)

onderzoeksvraag het seizoen waarin het onderzoek is uitgevoerd benoemd moeten worden. Een tweede oplossing is longitudinaal onderzoek, waar in de zomer en winter gemeten wordt. Zo zouden de resultaten generaliseerbaar zijn voor de sportintentie in het algemeen en kan de sportintentie in de winter en zomer met elkaar vergeleken worden.

Tevens wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek aangetast door de

onderzoeksmethode, de participanten moesten online en hun eigen tempo de vragenlijst invullen. De onderzoeker had hierbij geen invloed op de omgevingsfactoren van de

participant. De participant kon niet met alle aandacht de vragenlijst hebben ingevuld. Door de tijdsdruk en een tekort aan participanten werden deze participanten wel meegenomen in het onderzoek. Voor een betrouwbaarder onderzoek zouden deze participanten niet mogen worden meegenomen in de analyses. Echter, een online experiment was wel de beste keuze voor dit onderzoek. Omdat het een eenvoudige en kosteloze manier is en er maar korte tijd was voor dataverzameling.

Een aantal factoren heeft invloed gehad op de generaliseerbaarheid van het onderzoek. De bevindingen zijn niet te generaliseren naar het gehele internet, omdat alleen Facebook is gebruikt als kanaal. De resultaten van dit onderzoek zijn alleen te gebruiken voor gezondheidsboodschappen die op Facebook geplaatst worden. Verder is de manier van data verzamelen een beperking. Participanten zijn geworven via de eigen Facebook vrienden van de onderzoeker en via een bericht op de Facebook pagina’s van Communicatiewetenschap Amsterdam. Hierdoor bestonden de participanten voornamelijk uit vrouwen, waardoor de resultaten niet gegeneraliseerd kunnen worden naar jongeren tussen de 18 en 24 jaar. Daarnaast is het niet te generaliseren naar jongeren tussen 18 en 24 jaar in het algemeen, omdat vooral hoopopgeleiden hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Tot slot zijn de resultaten niet te generaliseren naar de sportintentie, omdat alleen hardlopen is meegenomen als sportintentie. Uit de betrouwbaarheidsanalyse bleek dat de schaal voor sportintentie niet betrouwbaar was en is ervoor gekozen om alleen het item dat draaide op hardlopen mee te nemen de verdere analyses. Zoals in de methode werd beschreven, werd er voor hardlopen gekozen omdat deze sportactiviteit voornamelijk naar voren kwam in het stimulusmateriaal. Maar hardlopen dekt niet alle sporten in het geheel. Waardoor de resultaten van dit onderzoek eigenlijk alleen slaan op de hardloopintentie en niet op de sportintentie. Vervolgonderzoek zou een betrouwbare en valide schaal moeten gebruiken om uitspraken te kunnen doen over het effect van het type boodschap op de sportintentie van jongeren.

(20)

Daarnaast zou een onderzoek met drie condities het effect duidelijker maken; een narrative, een non-narrative en een narrative gecombineerd met een non-narrative. Zo kan ook het effect van enkel een non-narrative onderzocht worden.

In de conclusie kwam naar voren dat niet alle vrouwen Robin als vrouw zagen en niet alle mannen Robin als man zagen, dit probleem kan opgelost worden in vervolgonderzoek. Hiervoor zijn meer condities nodig, van elke conditie moeten er twee versies ontwikkeld worden: een mannelijke en een vrouwelijke. De vraag wat het geslacht is van de participant moet er dan voor zorgen dat vrouwen en mannen naar een juiste conditie worden

doorgestuurd.

Door de beschreven beperkingen is er nog steeds weinig bekend over het verschil in effect tussen een narrative en een narrative gecombineerd met een non-narrative op de sportintentie van jongeren tussen de 18 en 24 jaar. Omdat de hypothesen van dit onderzoek wel gebaseerd zijn op literatuur, is het zinvol dit onderzoek opnieuw uit te voeren waar alle bovengenoemde beperkingen verholpen zijn.

6 Literatuurlijst

Ajzen, I., & Fishbein, M. (1975). Belief, attitude, intention and behavior: An introduction to theory and research. doi: 10.12691/ajap-1-3-6

Baron, R. M., & Kenny, D. A. (1986). The moderator–mediator variable distinction in social psychological research: Conceptual, strategic, and statistical considerations. Journal of personality and social psychology, 51(6), 1173. doi: 10.1037/0022-3514.51.6.1173 Bernhardt, J. M. (2004). Communication at the core of effective public health. American

Journal of Public Health, 94(12), 2051-2053. doi: 10.2105/AJPH.94.12.2051 Black, J. B., & Bower, G. H. (1979). Episodes as chunks in narrative memory. Journal

of Verbal Learning and Verbal Behavior, 18, 309-318. doi: 10.1016/S0022-5371(79)90173-7

Booth, F. W., Roberts, C. K., & Laye, M. J. (2012). Lack of exercise is a major cause of chronic diseases. Comprehensive Physiology. doi: 10.1002/cphy.c110025

Broers, N. J., Usvyat, L. A., Marcelli, D., Bayh, I., Scatizzi, L., Canaud, B., ... & Kooman, J. P. (2014). Season affects body composition and estimation of fluid overload in haemodialysis patients: variations in body composition; a survey from the European MONDO database. Nephrology Dialysis Transplantation. doi: 10.1093/ndt/gfu367 Centraal Bureau voor Statistiek. (2016). Lengte en gewicht van personen, ondergewicht en

(21)

overgewicht; vanaf 1981. Geraadpleegd op 1 november van:

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81565NED Courneya, K. S., & Mcauley, E. (1993). Predicting physical activity from intention:

conceptual and methodological issues. Journal of Sport & Exercise Psychology, 15(1), 50-62. doi: 10.1123/jsep.15.1.50

Francis, J. J., Eccles, M. P., Johnston, M., Walker, A., Grimshaw, J., Foy, R., Kaner, E. F. S., Smith, L. & Bonetti, D. (2004). Constructing questionnaires based on the theory of planned behaviour. A manual for health services researchers, 10, 2-12.

Gauntlett, D. (2008). Media, gender and identity: An introduction. Routledge.

Green, M. C., & Brock, T. C. (2000). The role of transportation in the persuasiveness of public narratives. Journal of Personality and Social Psychology, 79(5), 701-721. doi: 10.1037/0022-3514.79.5.701

Green , M. C. (2006). Narratives and cancer communication. Journal of Communication, 56, 163-183. doi: 10.1111/j.1460-2466.2006.00288.x

Hopfer, S. (2012). Effects of a narrative HPV vaccination intervention aimed at

reaching college women: A randomized controlled trial. Prevention Science, 13(2), 173-182. doi: 10.1007/s11121-011-0254-1

Kelman, H.C. (2006). Interests, relationships, identities: Three central issues for individuals and groups in negotiating their social environment. Annual Review of Psychology, 57(1), 1-26. doi: 10.1146/annurev.psych.57.102904.190156

Kim, H. S., Bigman, C. A., Leader, A. E., Lerman, C., & Cappella, J. N. (2012).

Narrative health communication and behavior change: The influence of exemplars in the news on intention to quit smoking. Journal of Communication, 62(3), 473-492. doi: 10.1111/j.1460-2466.2012.01644.x

Malnick, S. D., & Knobler, H. (2006). The medical complications of obesity. Qjm, 99(9), 565-579. doi: 10.1093/qjmed/hcl085

McGuire, W. J. (1984). Public communication as a strategy for inducing health-promoting behavioral change. Preventive medicine, 13(3), 299-319. doi:

10.1016/0091-7435(84)90086-0

Murphy, S. T., Frank, L. B., Chatterjee, J. S., & Baezconde‐Garbanati, L. (2013).

Narrative versus nonnarrative: The role of identification, transportation, and emotion in reducing health disparities. Journal of Communication, 63(1), 116-137. doi: 10.1111/jcom.12007

(22)

RIVM. (2016). Nederlanders zitten veel, jongeren het meest. Geraadpleegd op 1 november van:

http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Algemeen_Actueel/Nieuwsberichten/ 2016/Nederlanders_zitten_veel_jongeren_het_meest

Van Schijndel, C. (2016). Narratives in de gezondheidscommunicatie hét succestool voor een gezondere samenleving? Persuasieve communicatie. Universiteit van Amsterdam. Seidell, J. C., De Beer, J. J. A., & Kuijpers, T. (2008). Richtlijn 'Diagnostiek en behandeling

van obesitas bij volwassenen en kinderen'. Nederlands tijdschrift voor

geneeskunde, 152(38), 2071-2076. doi: 10.1007/BF03555575

Slater, M. D., & Rouner, D. (2002). Entertainment—education and elaboration likelihood: Understanding the processing of narrative persuasion. Communication Theory, 12(2), 173-191. doi: 10.1111/j.1468-2885.2002.tb00265.x

Sprangers, M. A., & Schwartz, C. E. (1999). Integrating response shift into health-related quality of life research: a theoretical model. Social science & medicine, 48(11), 1507-1515. doi: 10.1016/S0277-9536(99)00045-3

Stets, J. E., & Burke, P. J. (2000). Identity theory and social identity theory. Social psychology quarterly, 224-237.

Turpijn, L., Kneefel, S., & van der Veer, N. (2015). Nationale social media onderzoek 2015. Amsterdam: Newcom Research & Consultancy


 Villiard, H., & Moreno, M. A. (2012). Fitness on facebook: advertisements generated in response to profile content. Cyberpsychology, Behavior, and Social

Networking, 15(10), 564-568. doi: 10.1089/cyber.2011.0642

Williams, G., Hamm, M. P., Shulhan, J., Vandermeer, B., & Hartling, L. (2014). Social media interventions for diet and exercise behaviours: a systematic review and meta-analysis of randomised controlled trials. BMJ open, 4(2). doi: 10.1136/bmjopen-2013-003926. Van Peet, A. A. J., Van den Wittenboer, G. L. H., & Hox, J. J. (2005). Toegepaste statistiek:

Inductieve technieken. Wolters-Noordhoff/Stenfert Kroese.

Polkinghorne, D. E. (1995). Narrative configuration in qualitative

analysis. International journal of qualitative studies in education, 8(1), 5-23. doi: 10.1080/0951839950080103

Pompitakpan, C. (2004). The persuasiveness of source credibility: a critical review of five decades’ evidence. Journal of Applied Social Psychology, 34, 243-281. doi:

10.1111/j.1559-1816.2004.tb02547.x

(23)

theory and research, 2, 19-41.

7 Bijlage 1: Vragenlijst Beste deelnemer,

Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat je op de hoogte bent van de procedure die in dit onderzoek gevolgd wordt. Lees daarom onderstaande tekst zorgvuldig door en aarzel niet om contact op te nemen mocht onderstaande informatie onduidelijk voor je zijn.

Gang van zaken tijdens het onderzoek

Voor het afstudeerproject Persuasieve communicatie van de Universiteit van Amsterdam voeren wij een onderzoek uit naar Facebookgebruik en sportgedrag. Het invullen van de vragenlijsten duurt maximaal 10 minuten. Je kunt op elk moment stoppen met het onderzoek, zonder het bekendmaken van de reden en zonder enige gevolgen. Deelname is geheel

vrijblijvend.

Voor- en nadelen van deelname

Er zijn geen directe voordelen van deelname aan dit onderzoek, wel kun je door deelname een bijdrage leveren aan wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast brengt het bijdragen aan dit onderzoek geen directe nadelen met zich mee.

Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens

Alle onderzoeksgegevens blijven volstrekt vertrouwelijk en worden anoniem verwerkt. De onderzoeksgegevens worden alleen in anonieme gecodeerde vorm verwerkt. De sleutel voor deze gegevens is in het bezit van de onderzoekers en zal niet uit handen worden gegeven.

Vrijwilligheid

Als je nu besluit af te zien van deelname aan dit onderzoek, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor je hebben. Als je tijdens het onderzoek zelf besluit jouw medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor je hebben. Tevens kun je 24 uur na deelname aan dit onderzoek alsnog jouw toestemming om gebruik te maken van jouw

gegevens intrekken. Je kunt jouw medewerking dus ten allen tijde staken zonder opgave van redenen en zonder enige gevolgen. Mocht je jouw medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, jouw toestemming intrekken, dan zullen al jouw gegevens worden vernietigd.

(24)

Nadere inlichtingen

Als je nog verdere informatie wilt over dit onderzoek, dan kun je je wenden tot de

onderzoekers Jurre Brinkman (jurre_brinkman@hotmail.com), Rody Le (rody.rle@live.nl) of Charlotte van Schijndel (charlottevschijndel@gmail.com). Mochten er daarnaast naar

aanleiding van jouw deelname aan dit onderzoek bij je klachten of opmerkingen zijn, dan kun je contact opnemen met het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling

Communicatiewetenschap, per adres: ASCoR secretariat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Postbus 15793, 1001 NG Amsterdam; 020-525 3680; ascor-secr-fmg@uva.nl. Een vertrouwelijke behandeling van jouw klacht of opmerking is daarbij gewaarborgd. Wij hopen je hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en danken je bij voorbaat hartelijk voor je deelname aan dit onderzoek dat voor ons van grote waarde is.

Met vriendelijke groet, Jurre Brinkman 5965837 Rody Le 10761551

Charlotte van Schijndel 10797459

(25)

Informed consent

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden voor op hoef te geven. Daarnaast besef ik dat ik op elk moment mag stoppen met dit onderzoek. Als mijn onderzoeksresultaten worden gebruikt in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit in volstrekte anonimiteit gebeuren. Tevens zullen mijn persoonsgegevens niet door derden worden ingezien. Als ik meer informatie wil, nu of in de toekomst, dan kan ik me wenden tot Jurre Brinkman

(jurre_brinkman@hotmail.com), Rody Le (rody.rle@live.nl) of Charlotte van Schijndel (charlottevschijndel@gmail.com). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik me wenden tot het lid van de Commissie Ethiek namens ASCoR, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Nieuwe Achtergracht 166, 1018 WV Amsterdam; 020‐ 525 3680; ascor‐ secr‐ fmg@uva.nl.

 Ik begrijp de bovenstaande tekst en ga akkoord met deelname aan het onderzoek (1)  Ik zie af van deelname aan dit onderzoek (2)

Wat is je geslacht?  Man

 Vrouw

Wat is je hoogst genoten opleiding? (Dit is de hoogste opleiding die je tot nu toe hebt gedaan, hier hoef je geen diploma van te hebben).

 Basisonderwijs

 Lager beroepsonderwijs (LBO, VMBO)

 Middelbaar algemeen voorbereidend onderwijs (MAVO)  Middelbaar beroepsonderwijs (MBO)

 Hoger algemeen voorbereidend/wetenschappelijk onderwijs (HAVO, VWO)  Hoger beroepsonderwijs (HBO)

(26)

Hoeveel dagen in de week sport je?  Helemaal niet  Eén dag  Twee dagen  Drie dagen  Vier dagen  Vijf dagen  Zes dagen  Dagelijks

Heb je in het verleden of recentelijk actief hardgelopen?  Ja

 Nee

Als je 10 kilometer zou hardlopen, wat zou dan je gemiddelde snelheid zijn? ______ Kilometer per uur:

Op de volgende pagina zal je een Facebook-post zien. Wij vragen je om deze post aandachtig te lezen en te bekijken. Zodra je deze post volledig hebt gelezen en bekeken, kun je onderaan op het pijltje klikken om door te gaan.

- Blootstelling aan een van de condities -

Er zullen nu een aantal vragen worden gesteld over de Facebook-post die je net hebt gezien. Voor het invullen van alle vragen geldt: lees alle vragen alsjeblieft zo aandachtig mogelijk door. Denk niet te lang na over de antwoorden, meestal is de eerste ingeving de beste. Het is mogelijk dat wij je zullen vragen om een aantal vragen te beantwoorden die niet helemaal van toepassing zijn op jou. Geef in dat geval alsjeblieft bij iedere vraag het antwoord die het meest op jou van toepassing is.

(27)

Het bericht dat ik net gelezen heb...

 betreft een verhaal met persoonlijke ervaringen

 betreft een verhaal met persoonlijke ervaringen en feitelijk beargumenteerde informatie over de voordelen van sporten

Het bericht dat ik net gelezen heb...  bevat gemiddelde sportprestaties  bevat hoge sportprestaties

Interessecheck

Ontzettend bedankt dat je meedoet aan ons onderzoek. Alle antwoorden die je ons geeft, worden meegenomen in de analyses van het onderzoek. Elk antwoord die je geeft is goed en helpt ons zeer zeker. De vragen die je hierna worden gesteld, zullen nog maar een paar minuten duren. Om verder door te gaan met het onderzoek, klik dan op het vakje waarin staat “volgende”. De reden dat wij dit onderzoek uitvoeren, is omdat dit onderzoek inzicht kan geven in de samenleving. Als je dit nog steeds leest, dan wil ik je bedanken voor jouw

aandacht en betekent het dat je betrokken bent bij het onderzoek. Om te kunnen filteren welke participanten wel en niet betrokken zijn tot het onderzoek en zo veel mogelijk alles lezen, is dit verhaal opgesteld. Klik daarom niet op “volgende”, maar op “vorige” om door te gaan met het onderzoek. Hierdoor weten de onderzoekers dat je het verhaal tot hier gelezen heeft en dus betrokken bent. Dus als je iemand kent die in een probleem verkeerd, op welk gebied dan ook, probeer te helpen, want daar wordt iedereen beter van.

 Vorige  Volgende

De volgende vragen gaan over Robin, de hoofdpersoon uit de Facebookpost, waar je net over hebt gelezen.

(28)

In hoeverre vind je Robin leuk? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Helemaal niet -Helemaal wel          

In hoeverre ben jij hetzelfde als Robin?

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Helemaal niet hetzelfde -Helemaal hetzelfde          

In hoeverre voelt het alsof jij Robin kent?

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Helemaal niet - Helemaal wel          

(29)

In hoeverre wil jij zoals Robin zijn? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Helemaal niet - Helemaal wel          

Ben je van plan te gaan hardlopen in de komende twee weken?  Helemaal niet

 Eén keer per week  Twee keer per week  Drie keer per week  Vier keer per week  Vijf keer per week  Zes keer per week  Zeven keer per week

Ben je van plan aan krachttraining te doen in de komende twee weken?  Helemaal niet

 Eén keer per week  Twee keer per week  Drie keer per week  Vier keer per week  Vijf keer per week  Zes keer per week  Zeven keer per week

(30)

Ben je van plan actief te gaan sporten in de komende twee weken (zoals fietsen of teamsporten).

 Helemaal niet  Eén keer per week  Twee keer per week  Drie keer per week  Vier keer per week  Vijf keer per week  Zes keer per week  Zeven keer per week

Sporten zou voor mij .... zijn

1 2 3 4 5 6 7 Nuttig - Nutteloos        Goed - Slecht        Nadelig - Voordelig        Verstandig - Onverstandig        Verblijdend - Betreurend        Aantrekkelijk - Onaantrekkelijk        Belonend - Straffend        Boeiend - Saai       

Ik denk dat Robin een ... is.  Man

(31)

Debriefing

Bedankt voor deelname aan dit onderzoek. Aangezien obesitas een groot probleem blijft onder jongeren in Nederland, willen wij erachter komen wat voor soort berichten in een Facebook-post zorgen dat jongeren gaan sporten. Als je na deelname van dit onderzoek nog vragen hebt kun je je wenden tot de onderzoekers Jurre Brinkman

(jurre_brinkman@hotmail.com), Rody Le (rody.rle@live.nl) of Charlotte van Schijndel (charlottevschijndel@gmail.com) Klik op het pijltje om het onderzoek af te sluiten!

(32)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1) There are several research centers focusing on borderlands, including the Centre for International Borders Research at Queens University Belfast and IBRU: Centre for

In zo’n systeem ‘worden verschillende sporen zoals vingerafdrukken, werktuigsporen, kogels-, hulzen-, schoen- en digitale sporen op gestandaardiseerde wijze opgeslagen en met

Taking in consideration that political behavior increases when it is perceived as beneficial (Kapoutsis &amp; Thanos, 2016), and the characteristics defined by

This study tried to gain a better understanding of temporality used in urgency narratives, specifically those directed at promoting a safety culture. The study showed that in

De Baets discerns a large number instrumental motives for the writing of history, of which I have selected twenty motives that are important for studying historical hate

Cells seeded on the supramolecular surface displaying bioactive peptide epitopes exhibited a more elongated morphology, focal adhesions, and stronger cell adhesion compared to

In summary of this theme, the practicing social workers expression of the need for a trauma intervention manual (together with suggestions) confirm the aim of this study: To develop

Now, even though IQ test 1 and IQ test 2 both measure the same latent variable, it is very unlikely that the two observed data patterns of the two tests correlate perfectly (i.e.,