• No results found

Praten over Emoties: Affectieve communicatiestijlen over schaamte en trots bij Nederlanders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Praten over Emoties: Affectieve communicatiestijlen over schaamte en trots bij Nederlanders"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Praten over Emoties: Affectieve Communicatiestijlen over

Schaamte en Trots bij Nederlanders

Adinda Hahn

Universiteit van Amsterdam

Bachelorproject Sociale Psychologie

Naam: A.E.R. Hahn

Collegekaartnummer: 10338306

Naam Begeleider: Milena Feldkamp

Datum: 22-05-15

(2)

Abstract

In deze studie werd onderzocht of er verschillen bestonden in affectieve

communicatiestijlen over de zelf-evaluatieve emoties trots en schaamte bij

Nederlanders. Door middel van observatie en spraakanalyse werd gekeken naar de

verbale uiting van de affectieve communicatiestijl. Hieruit kwam naar voren dat men

explicieter en directer over trots dan over schaamte praat. Er werd geen positieve

relatie gevonden tussen de mate van individualisme en de affectieve

communicatiestijl. Deze bevindingen suggereren dat bij vervolgonderzoek naar

(3)

Inleiding

Het gevoel ergens bij te horen wordt gezien als één van de drie sociale

basisbehoeften. Gebrek aan dit gevoel kan leiden tot een verscheidenheid aan

nadelige gevolgen voor het welzijn. Het vormen van sociale relaties is een belangrijk

onderdeel voor het vervullen van de behoefte om ergens bij te horen. Deze relaties

worden gevormd door sociale interacties met mensen (Baumeister & Leary, 1995).

Bij het succesvol laten verlopen van deze sociale interacties zijn zowel de uiting van

emoties, als de manier van communicatie van belang (Burkitt, 1997; James & Gross,

2003). Echter, in de literatuur is er weinig bekend over de manier waarop mensen

over hun emoties communiceren. Daarom is het interessant hier meer onderzoek naar

te doen. Het begrip ‘affectieve communicatiestijl’ zal gehanteerd worden om te

verwijzen naar de manier waarop men communiceert over zijn of haar emoties.

Voordat we gaan kijken naar deze affectieve communicatiestijl, zal eerst dieper

ingegaan worden op communicatie en de uiting van emoties. Dit is noodzakelijk

omdat het inzichten kan bieden in de verwachtingen omtrent de affectieve

communicatiestijl van mensen.

Communicatie kan worden omschreven als het overbrengen en ontvangen van

een boodschap (Luhmann, 1992). De manier waarop mensen communiceren wordt in

de literatuur ook wel aangeduid met het begrip ‘communicatiestijl’ (Hall, 1976).

Communicatiestijlen hebben betrekking op de manier waarop een individu verbaal en

paraverbaal interacteert met anderen en geven aan in hoeverre men de betekenis

letterlijk moet; nemen, interpreteren, filteren en begrijpen (Norton, 1978). Daarbij

faciliteert de uiting van emoties de communicatie tussen individuen, waardoor de

kans op het ontstaan van sociale relaties groter is (Elias, 1987; aangehaald in Burkitt,

(4)

heen een lastig te definiëren begrip te zijn (Wierzbicka, 1992). Volgens het

component process model van Scherer (1984) bestaat een emotie uit het samenspel

van verschillende soorten cognitieve en fysiologische componenten. Emoties worden

geïdentificeerd met een proces waarbij cognitieve appraisals zorgen voor

lichamelijke reacties, gedragingen en subjectieve gevoelens. Cognitieve appraisals

verwijzen naar de evaluaties die een individu heeft van een bepaalde situatie (Scherer,

1999).

Wanneer specifieker ingegaan wordt op communicatiestijlen en de uiting van

emoties, moet gekeken worden naar een belangrijke factor die blijkens de

hedendaagse literatuur een grote invloed uitoefent op beiden. Zowel

communicatiestijlen (Gudykunst et al., 1996) als de uiting van emoties (Matsumoto,

Yoo & Fontaine, 2008) worden beïnvloed door één specifieke culturele waarde.

Culturele waarden zijn de normen en waarden die een individu aangeleerd krijgt door

zijn of haar culturele context. Dit proces verloopt via leren, socialisatie en

identificatie met een bepaalde cultuur (Wallis & Poulton, 2001). De bekendste

culturele waarden uit de literatuur zijn de vijf dimensies van Hofstede: (1)

machtsafstand, (2) onzekerheidsvermijding, (3) collectivisme, (4) lange termijn

oriëntatie, (5) masculiniteit (Hofstede & Bond, 1984). De specifieke culturele waarde

die invloed heeft op zowel communicatiestijlen als de uiting van emoties, is het

verschil in individualisme en collectivisme (I-C). Mensen die hoog scoren op

individualisme worden gedreven door hun eigen behoeften waarin zij de voorkeur

geven aan persoonlijke doelen ten opzichte van groepsdoelen. Mensen die hoog

scoren op collectivisme, zijn daarentegen nauw met elkaar verbonden individuen en

zien zichzelf als onderdeel van een geheel, zij het een familie, een netwerk van

(5)

algemeen Westerse culturen individualistisch en Oosterse culturen collectivistisch

(Hofstede & Bond, 1984).

Communicatiestijlen van individualistische en collectivistische culturen

verschillen van elkaar. Gudykunst et al., (1996) beargumenteren aan de hand van het

concept van Hall (1976) dat men in collectivistische culturen gebruik maakt van een

high-context communicatiestijl en in individualistische culturen gebruik maakt van

een low-context communicatiestijl. High context communicatie heeft betrekking op

het gebruik van een impliciete en indirecte manier van praten, waarin de betekenis

vaak tussen de regels doorgelezen moet worden. Individuen met deze

communicatiestijl praten over het algemeen minder. Daarentegen heeft low-context

communicatie betrekking op het gebruik van een expliciete en directe manier van

praten, waarin de betekenis voornamelijk in de verbale boodschap ligt. Deze

individuen praten juist meer (Hall, 1976; aangehaald in Gudykunst et al., 1996).

Recenter onderzoek laat zien dat de invloed van het verschil in I-C op

communicatiestijlen niet alleen direct is, maar ook gemedieerd lijkt te worden door

een andere factor (Gudykunst et al., 1996). Wanneer individuen gesocialiseerd

worden met hun cultuur heeft dit ook invloed op het individuele niveau, zoals de

manier waarop zij hun zelf waarnemen (Markus & Kitayama, 1991). De invloed die

cultuur heeft op het zelf zorgt voor een verschil in self-construals. Self construals

verwijzen naar de percepties die individuen hebben over hun eigen gedachten,

gevoelens en acties. Self-construals zijn onder te verdelen in een independent en

interdependent zelf (Markus & Kitayama, 1991; aangehaald in Singelis & Brown,

1995). Het independent zelf komt doorgaans voor in individualistische culturen. Het

wordt gekenmerkt door jezelf te willen onderscheiden van de groep en uniek te willen

(6)

wordt gekenmerkt door verbonden te zijn met de groep, hier goedkeuring van te

krijgen en jouw identiteit te zien als onderdeel van een groep. (Gresham & Gresham,

1982).

Communicatiestijlen zijn van belang bij het aangaan van sociale interacties.

Bij het doen van onderzoek naar communicatiestijlen moet rekening gehouden

worden met verschillen in cultuur en self-construals. Uit onderzoek blijkt echter dat

niet alleen communicatie van belang is voor het aangaan van sociale relaties, maar dat

de uiting van emoties hier ook een rol in speelt (Gross & John, 2003).

Ook de uiting van emoties wordt beïnvloed door het verschil in I-C

(Matsumoto, Yoo, & Fontaine, 2008). In individualistische culturen geeft men de

voorkeur aan persoonlijke gevoelens en emoties en de vrije expressie daarvan. Hierin

wordt het belang van het individu boven de groep teruggezien (Suh, Diener, Oishi &

Triandis, 1998; Matsumoto, Yoo & Fontaine, 2008). Daarentegen koesteren

collectivistische culturen de focus op de groep, contexten en verbondenheid.

Persoonlijke gevoelens zijn minder belangrijk in vergelijking met de gevoelens van

anderen (Kim et al., 1994; aangehaald in Matsumoto, Yoo & Fontaine, 2008). Deze

directe invloed van het verschil in I-C uit zich in verschillen in display rules. Dit zijn

culturele normen die dicteren hoe emoties in specifieke sociale situaties geuit dienen

te worden (Ekman & Friesen, 1969). Hierdoor ontstaat een voorkeur voor bepaalde

emoties boven andere emoties. Emoties die al dan niet gewaardeerd worden vanuit

een culturele context worden in de culturele psychologie, focale emoties genoemd. Ze

worden onderverdeeld in admired en despised emoties (Mesquita & Ellsworth, 2001,

aangehaald in Mesquita & Leu, 2007). Admired emoties worden binnen een bepaald

cultuur gewaardeerd, waardoor ze vaker geuit worden en zorgen voor een staat van

(7)

voor een staat van ontevredenheid (Eid & Diener, 2001; Fessler, 2004; Mesquita &

Frijda, 1992).

Recenter onderzoek laat zien dat bij de uiting emoties het verschil in

self-construals ook een mediërende rol speelt. In de review van Markus & Kitayama

(1990) worden een aantal onderzoeken aangehaald waarin is gekeken naar culturele

verschillen in de uiting van emoties. In deze onderzoeken werden positieve effecten

gevonden van cultuur op self-construals en van self-construals op de uiting van

emoties (Frijda, Kuijpers & ter Schure, 1989; Shaver, Schwartz, Kirson & O’connor,

1987; Smith & Ellsworth, 1987; aangehaald in Markus & Kitayama, 1990). Door het

verschil in self-construals ontstaan verschillen in admired en despised emoties

(Kakar, 1978). Ego-focused emoties, zoals trots, stellen het eigen individu voorop.

Mensen in individualistische culturen, dus met een independent zelf, waarderen deze

emoties. Other-focused emoties, zoals schaamte, stellen anderen voorop. Mensen in

collectivistische culturen, dus met een interdependent zelf, waarderen deze emoties

(Kakar, 1978; aangehaald in Markus & Kitayama, 1990).

Nu duidelijk is geworden dat er culturele verschillen zijn in

communicatiestijlen en in de uiting van emoties, is het interessant om te kijken of er

ook verschillen zijn in affectieve communicatiestijlen. Het is relevant om meer

onderzoek te doen naar deze affectieve communicatiestijl. Allereerst blijkt zowel de

uiting van emoties, als de communicatie tussen individuen cruciaal te zijn voor het

welzijn van mensen en het onderhouden van sociale relaties. Daarnaast is in de

huidige literatuur niets bekend over affectieve communicatiestijlen en of men

überhaupt gebruik maakt van een specifieke affectieve communicatiestijl. Als laatste

(8)

leden vanuit verschillende culturen zouden deze inzichten ons kunnen helpen bij het

begrijpen van elkaars drijfveren voor het aangaan van sociale relaties.

Er zal in dit onderzoek specifiek worden gekeken naar de affectieve

communicatiestijl over trots en schaamte. Deze emoties doen zich voor in situaties

waarin individuen een persoonlijke karakteristiek of consequentie van hun gedrag

vergelijken met een bepaalde standaard. Persoonlijke prestaties of situaties waarin de

vergelijking gunstig is leiden tot het ervaren en/of uiten van trots; ongunstige

vergelijkingen leiden tot het ervaren en/of uiten van schaamte (Tangney, Burggraf &

Wagner, 1995).

Ten eerste is voor deze emoties gekozen omdat trots een kenmerkende

admired emotie is binnen individualistische culturen en schaamte een kenmerkende despised emotie. Dit zorgt voor de mogelijkheid om twee tegenover elkaar staande

emoties met elkaar te vergelijken. Ten tweede is voor deze emoties gekozen omdat

beiden zelf-evaluatief zijn, oftewel, zij evalueren het zelf. Uit voorgaand onderzoek is

naar voren gekomen dat het zelf een belangrijke mediërende rol speelt in de relatie

tussen cultuur en emotie, en cultuur en communicatie. Het klinkt daarom aannemelijk

om te zeggen dat zelf-evaluatieve emoties, meer dan andere emoties, gedreven

worden door cultuur.

Aan dit onderzoek hebben alleen Nederlandse participanten deelgenomen.

Allereerst omdat het onderzoek in Nederland plaatsvindt. Daarnaast heeft Nederland

een sterke individualistische cultuur (Hofstede & Bond, 1984). Hierdoor kunnen

concrete hypothesen opgesteld worden, omdat er verwacht mag worden dat

Nederlanders de voorkeur geven aan trots en gebruik maken van een low-context

(9)

cultuur, emotie of communicatie binnen Nederland. Daarom zou onderzoek in

Nederland een toegevoegde waarde zijn voor de huidige literatuur.

Dit onderzoek heeft tot doel een beeld te krijgen van de verbale uiting van

trots en schaamte bij Nederlanders. In studies betreffende algemene

communicatiestijlen wordt meestal gebruik gemaakt van zelf-rapportages. De vraag is

of een dergelijke subjectieve meting, door middel van introspectie, daadwerkelijk iets

kan zeggen over de manier waarop men communiceert. Daarom zal dit onderzoek

zich richten op een objectievere maat. Aan de hand van observatie en spraakanalyse

wordt gekeken naar de ‘verbale’ affectieve communicatiestijl. Bij deze spraakanalyse

zal gebruik worden gemaakt van een codeboek, om zo op een gestructureerde manier

te beoordelen hoe men over zijn of haar emoties praat. Op basis van het component

process model van Scherer (1984), is gekozen voor de volgende vier soorten

affectieve informatie types: (1) specifieke emotiebeschrijvingen, (2) vage

emotiebeschrijvingen, (3) appraisals, (4) emotie-gerelateerde acties. Er is met opzet

voor deze volgorde gekozen, omdat aangenomen wordt dat van één naar vier een

continuüm is van meest specifiek naar minst specifiek.

Onze hypothese stelt dat Nederlanders explicieter en directer zullen

communiceren over trots dan over schaamte, omdat trots een admired emotie is en

schaamte een despised emotie binnen individualistische culturen. Deze hypothese is

niet geheel in lijn met Hall’s concept van high- en low-context communicatiestijlen.

Wij denken namelijk dat de affectieve communicatiestijl niet alleen afhankelijk is van

cultuur, maar ook van het type emotie. Op basis van onze hypothese verwachten we

dat deelnemers bij trots meer specifieke emotiebeschrijvingen zullen gebruiken en bij

schaamte meer van de overige drie affectieve informatie types (vage

(10)

we dat men meer emoties deelt bij trots dan bij schaamte. Als laatste verwachten we

dat er een positieve relatie is tussen de mate van individualisme en de affectieve

communicatiestijl. Hoe individualistischer de culturele context van een deelnemer,

hoe explicieter en directer iemand zal communiceren over zijn of haar admired

emoties en hoe minder expliciet en direct over zijn of haar despised emoties.

Methode

Deelnemers

In totaal namen 46 mensen deel aan het onderzoek. Zij werden gerekruteerd

vanuit de databank van het onderzoekslab van de Universiteit van Amsterdam

waardoor het merendeel van de deelnemers student was. Nederlands als moedertaal

was een vereiste. Er deden 34 vrouwen en 12 mannen mee aan het onderzoek. De

leeftijd van de deelnemers varieerden van 18 tot 62 jaar (M = 24.07, SD = 8.47). Voor

deelname aan het onderzoek ontvingen deelnemers een vergoeding van 10 euro of 1

proefpersoonpunt.

Materialen

Voor het oproepen van de emoties trots en schaamte werd gebruik gemaakt

van vignetten (zie Appendix A). Dit zijn situatiebeschrijvingen waarin deelnemers de

opdracht krijgen zich zo goed mogelijk in te leven in de beschreven situaties. Er werd

gebruik gemaakt van trots beschrijvingen en schaamte beschrijvingen. De vignetten

werden gecounterbalanced aangeboden aan de deelnemers om te voorkomen dat men

niet bij dezelfde, tevens laatste, emotie moe zou zijn geworden.

Een videocamera werd gebruikt om emotie beschrijvingen van de deelnemers

(11)

emoties communiceerden. Hier kregen deelnemers drie minuten de tijd voor. Deze

tijdsindicatie werd bijgehouden door het omzetten van een zandloper die naast de

computer stond.

Een codeboek werd gebruikt voor een gestructureerde beoordeling van de

mate van directe en expliciete verbale communicatie van deelnemers (zie Appendix

B). Hierin werd gebruik gemaakt van vier soorten affectieve informatie types:

specifieke emotie beschrijvingen, vage emotie beschrijvingen, appraisals en

emotie-gerelateerde acties. Hoe meer specifieke emotie beschrijvingen, hoe directer en

explicieter de communicatie. Hoe meer vage emotie beschrijvingen, appraisals en

emotie-gerelateerde acties, hoe minder direct en minder expliciet de communicatie.

Een online interface (Qualtrics) werd gebruikt om de volgende vragenlijsten

via het internet aan te bieden: de LHSQ en de CVSCALE, hieronder beschreven.

Hoge of lage communicatiestijl werd beoordeeld door de Low- and

High-Context Communication Styles Questionnaire (LHSQ; Gudykunst et al., 1996). Dit is

een zelfrapportage instrument met 80-items op een schaal van 1 (sterk mee oneens) tot

7 (sterk mee eens). Het instrument onderscheidt acht factoren: (1) scherpzinnigheid

van andermans wensen/verlangens, (2) indirecte communicatie, (3) interpersoonlijke

gevoeligheid in de communicatie, (4) dramatische communicatie, (5) gebruik van

gevoelens als richtlijn voor gedrag, (6) openheid in conversaties, (7) heldere

communicatie en (8) positieve perceptie van conversatiestiltes. In dit onderzoek werd

gekeken naar de mate van indirecte communicatie. Het bereik van de totaalscore op

de mate van indirecte communicatie is van 0 tot 49, hoe hoger de score, hoe hoger de

mate van indirecte communicatie. Een voorbeeld van een item uit de LHSQ is: ‘Ik

(12)

De culturele waarden werden beoordeeld door de Cultural Values Scale

(CVSCALE; Yoo, Donthu, Lenartowicz, 2011). Dit is een zelfrapportage instrument

met 28-items op een schaal van 1 (van uiterst belang) tot 7 (van zeer klein belang).

Het instrument onderscheidt vijf dimensies: (1) machtsafstand, (2)

onzekerheidsvermijding, (3) collectivisme, (4) lange termijn oriëntatie, (5)

masculiniteit. In dit onderzoek werd gekeken naar de mate van collectivisme. Het

bereik van de totaalscore op de mate van collectivisme is van 0 tot 39, hoe hoger de

score, hoe hoger de mate van collectivisme. Een voorbeeld van een item uit de

CVSCALE is: ‘Het succes van de groep is belangrijker dan individueel succes’.

Procedure

Voorafgaand aan het onderzoek kregen alle deelnemers een informed consent

formulier dat door hen en de proefleider ondertekend diende te worden. Als

baseline-meting moesten de deelnemers in de oefensessie vertellen wat ze die ochtend gedaan

hadden om te kijken naar iemand zijn algemene communicatiestijl, los van emoties.

Hier was de proefleider bij zodat deelnemers de vrijheid hadden eventuele vragen te

kunnen stellen. Daarbij werden de deelnemers door de proefleider gerustgesteld door

te benadrukken dat er geen goede of foute manier van vertellen was, aangezien het

ging om persoonlijke communicatiestijlen. Na het lezen van elke vignette moesten zij

tegen een denkbeeldige kennis in een camera over deze specifieke situatie vertellen.

Dit werd gedaan zodat op film teruggezien kon worden hoe expliciet de deelnemers

een emotie benoemen, om zo te kijken hoe expliciet de communicatiestijl was. De

opnames van het onderzoek vonden telkens plaats in hetzelfde-lokaal van de

Universiteit van Amsterdam om te zorgen dat omgeving niet van invloed kon zijn op

het onderzoek. De vier proefleiders gaven de deelnemers gestandaardiseerde

(13)

eind van het onderzoek kregen de deelnemers wederom de instructie om de

proefleider te halen, waarna zij hun beloning van ofwel 10 euro, dan wel 1

proefpersoonpunt ontvingen. De deelnemers werden nadrukkelijk bedankt voor

deelname aan het onderzoek.

Resultaten

Drie deelnemers werden buiten beschouwing gelaten bij de analyse wegens

technische omstandigheden. Daarnaast hadden drie deelnemers de controlevraag

ingevuld. De controlevraag was bedoeld om te kijken of deelnemers goed oplettend

waren tijdens het onderzoek. Er stond nadrukkelijk in de vraag deze niet te

beantwoorden. Deze deelnemers gaven echter direct na het onderzoek aan deze vraag

te hebben ingevuld. Zij vertoonden geen uitschieters in de data, waardoor de gegevens

van deze drie deelnemers wel meegenomen zijn in verdere dataverwerking. Als

laatste gaven twee deelnemers aan Nederlands niet als moedertaal te hebben, maar de

Nederlandse taal wel volledig te beheersen. Ook zij vertoonden geen uitschieters in de

data dus zijn daarom ook meegenomen in verdere dataverwerking. Alle overige

deelnemers gedroegen zich volgens de instructies, wat zorgde voor een totaal van 43

deelnemers (vrouw, N = 33; man, N = 10) die in leeftijd varieerden van 18 tot 62 jaar

(M = 24.21, SD = 8.71)

Er werd een aantal manipulatiechecks uitgevoerd om het gevonden effect te

kunnen toeschrijven aan de manipulatie en niet aan andere factoren. Allereerst werd

gekeken naar of de manipulaties van de emoties trots en schaamte waren gelukt.

Hiervoor werden de frequenties van de emotievragen gecheckt. Een voorbeeld

hiervan was: ‘geef aan in welke mate u de emotie trots heeft ervaren’. Zo kon worden

(14)

hadden ervaren. Hieruit bleek dat 42 van de 43 deelnemers de emotie trots hadden

ervaren bij de trots vignette. Naast trots ervoeren 40 van de 43 deelnemers ook

blijdschap. Verder werden geen negatieve emoties ervaren waardoor de manipulatie

als geslaagd kon worden gezien. Daarnaast bleek dat 42 van de 43 deelnemers

schaamte hadden ervaren bij de schaamte vignette. Naast schaamte, ervoeren 28 van

de 43 deelnemers ook bezorgdheid en verdriet. Hierdoor werd de manipulatie als

geslaagd gezien.

Daarna werd bepaald of de opdracht om een gesprek te simuleren uitvoerbaar

was. Hiervoor kon gekeken worden naar de mate waarin deelnemers de

onderzoeksetting als prettig en gemakkelijk hadden ervaren. In ons onderzoek werden

vier algemene vragen gesteld ter controle: (1) ‘Kon u zich goed voorstellen dat u met

iemand aan het praten was?’, 39 van de 43 deelnemers konden zich dit voorstellen.

(2) Vond u het moeilijk om voor de camera over deze situatie te vertellen?’, 39 van de

43 deelnemers vonden dit niet moeilijk. (3) ‘Hoezeer kon u uzelf zijn voor de

camera?’, 41 van de 43 deelnemers konden zichzelf zijn. (4) ‘In hoeverre vond u het

storend dat u uw gesprekspartner niet kon zien of horen?’, 40 van de 43 deelnemers

gaven aan dit niet storend te vinden. Hierdoor werd de simulatie van het gesprek als

uitvoerbaar gezien.

Eerst werd naar de algemene affectieve communicatiestijl van deelnemers

gekeken, los van de emotiecategorie. Dit werd als relevant gezien omdat

communicatiestijl in dit onderzoek werd geoperationaliseerd door middel van

observatie en spraakanalyse in plaats van zelf-rapportage. Hierbij werd gekeken naar

de gemiddelden en standaarddeviaties van: (1) de totale hoeveelheid informatie die

werd gedeeld (aantal woorden), (2) hoe lang zij aan het praten waren (aantal

(15)

affectieve informatie types. De gemiddelden en standaarddeviaties zijn weergegeven

in tabel 1.

Tabel 1

Algemene Affectieve Communicatiestijl van Nederlanders

Variabelen Trots Schaamte

Totale hoeveelheid informatie 431.44 333.10 Lengte Praatsnelheid Totaal affectieve Informatie types 219.14 4.91 14.74 74.25 0.82 5.46

Om te kijken naar het verschil in affectieve communicatiestijlen tussen trots

en schaamte werden drie gepaarde t-toetsen uitgevoerd. De eerste t-toets liet zien dat

er geen significant verschil was in het aantal woorden dat men gebruikte bij de trots

en schaamte beschrijvingen, t(42) = -1,404, p = 0.17. De tweede t-toets liet zien dat er

geen significant verschil was in hoe lang men praatte bij beide emotiebeschrijvingen,

t(42) = -1,022, p = 0.31. De derde t-toets liet zien dat er geen significant verschil was

in de praatsnelheid, t(44) = -0.308, p = 0.76.

Om het effect van emotiecategorie en affectief informatie type nader te

onderzoeken werd een Repeated Measures ANOVA uitgevoerd met twee within

subjects factoren. De within subjects factor emotiecategorie werd onderverdeeld in

twee niveaus: schaamte en trots. De within subjects factor affectieve informatie type

werd onderverdeeld in vier niveaus: specifieke emotiebeschrijvingen, vage

emotiebeschrijvingen, emotie-gerelateerde acties en appraisals.

De assumptie van sfericiteit (Mauchly’s test) werd geschonden voor

(16)

en voor de interactie tussen emotiecategorie en affectief informatie, χ2 = 0.74, p<.001. Om hier voor te corrigeren werd daarom bij verdere interpretatie van de data gekeken

naar de Greenhouse-Geisser schattingen van sfericiteit.

Ten eerste werd een significant hoofdeffect van de factor emotie categorie

gevonden, F (1, 42) = 8.82, p<.001, ηp²= 0.17. De grootte van het geobserveerde effect is redelijk hoog voor in de sociale wetenschappen, aangezien de effect size 17%

is. Het gevonden hoofdeffect laat zien dat het afhangt van de emotie categorie (trots

of schaamte) hoeveel men deelt over zijn of haar emoties. Uit de gemiddelden blijkt

dat deelnemers gemiddeld meer over emoties praten bij trots (M = 2.02, SD = 0.13),

dan bij schaamte (M = 1.59, SD = 0.13). Dit was in lijn met de verwachting dat men

meer emoties zou delen bij trots dan bij schaamte.

Ten tweede werd ook een significant hoofdeffect gevonden van de factor

affectief informatie type, F (2.09, 87.67) = 413.56, p<.001, ηp²= 0.72. De grootte van het geobserveerde effect is extreem hoog voor in de sociale wetenschappen,

aangezien de effect size 72% is. Het gevonden hoofdeffect laat zien dat er verschillen

zijn in de frequenties van de vier verschillende affectieve informatie types:

specifieke-, vage emotiebeschrijvingenspecifieke-, appraisals en emotie-gerelateerde acties. In figuur 1

(17)

Figuur 1

De Gemiddelden en Standaarddeviaties van Affectief Informatie Type

Om deze verschillen nader te onderzoeken werden er contrasten uitgevoerd

waarbij de scores op de vier affectieve informatie types vergeleken werden. Uit de

contrasten bleek dat appraisals (M = 4.43, SD = 0.28) meer werden gebruikt dan (1)

specifieke emotiebeschrijvingen (M = 1.52, SD = 0.17), (2) vage

emotiebeschrijvingen (M = 1.06, SD = 0.16) en (3) emotie-gerelateerde acties (M =

0.22, SD = 0.07). Daarbij bleek uit de contrasten dat zowel specifieke als vage

emotiebeschrijvingen significant meer gebruikt werden dan emotie-gerelateerde

acties. Er werd geen significant verschil gevonden tussen het gebruik van specifieke

(18)

gemaakt van appraisals en het minst van emotie-gerelateerde acties, wanneer

emotiecategorie niet meegenomen wordt.

Als laatste werd een significant interactie-effect gevonden tussen emotie

categorie en affectief informatie type, F(2.21, 92.82) = 10.16, p<.001, ηp²= .20 = 20%. De grootte van het geobserveerde effect is redelijk hoog voor in de sociale

wetenschappen, aangezien de effect size 20% is. Het gevonden interactie-effect laat

zien dat het afhangt van de emotie categorie (trots of schaamte) welk affectief

informatie type meer of minder gebruikt wordt. In tabel 2 worden deze verschillen in

gemiddelden en standaarddeviaties tussen trots en schaamte weergegeven.

Tabel 2

Gemiddelden van Emotiecategorie op Affectief Informatie Type Emotiecategorie

Affectief informatie

type Trots Schaamte

Specifieke emotiebeschrijving 2.49 (2.13) 0.56 (0.83) Vage emotiebeschrijving Appraisal Emotie-gerelateerde actie 0.98 (1.32) 4.60 (2.41) 0.02 (0.15) 1.14 (1.19) 4.26 (2.36) 0.42 (0.91)

*Standaarddeviaties staan tussenhaakjes weergegeven achter de gemiddelde scores

Om het interactie effect nader te onderzoeken werd een simple main effects

analyse uitgevoerd. Hierbij werd het verschil tussen trots en schaamte per affectief

informatie type getoetst op significantie. Het bleek dat specifieke

emotiebeschrijvingen meer werden gebruikt bij trots (M = 2.49, SD = .33) dan bij

schaamte (M = 0.56, SD = 0.13), p<.001. Daarentegen worden emotie gerelateerde

(19)

= 0.02), p = 0.01. Er werd geen verschil gevonden in het aantal vage

emotiebeschrijvingen tussen trots (M = 0.98, SD = 0.20) en schaamte (M = 1.14, SD

= 0.18), p = 0.44. Er werd ook geen verschil gevonden in het aantal appraisals tussen

trots (M = 4.61, SD = 0.37) en schaamte (M = 4.26, SD = 0.36), p = 0.46. Figuur 2 is

een weergave van de verschillen tussen trots en schaamte op de vier affectieve

informatie types.

Figuur 2

Het Verschil tussen Trots en Schaamte per Affectief Informatie Type

Dit betekent dat de specifieke emotiebeschrijving, het meest expliciete

affectieve informatie type, het meest gedeeld wordt bij trots. Daarentegen wordt de

emotie-gerelateerde actie, het minst expliciete affectieve informatie type, het meest

gedeeld bij schaamte. Dit was in lijn met de verwachtingen dat men expliciet over

(20)

emotiebeschrijvingen, en minder expliciet over schaamte zou praten, door middel van

het gebruik van meer emotie-gerelateerde acties. Er werden geen verschillen

gevonden tussen vage emotiebeschrijvingen en appraisals bij trots en schaamte.

Tenslotte is het gemiddelde berekend van de mate van collectivisme en

algemene indirecte communicatiestijl. De gemiddelden en standaarddeviaties zijn

weergegeven in tabel 3.

Tabel 3

Gemiddelden en Standaarddeviaties van Collectivisme en Indirecte Algemene Communicatiestijl

Gemiddelde Standaarddeviatie

Collectivisme 23.26 7.22

Indirecte algemene communicatiestijl 34.00 7.27

De gemiddelde score op de mate van collectivisme ligt dichter bij

collectivisme, dan bij individualisme. Dit was niet alleen niet in lijn met onze

verwachtingen, deze bevinding is ook niet in lijn met eerder gedaan onderzoek waarin

Nederland individualistisch bleek. Door middel van correlatie analyses werd gekeken

naar de relatie tussen het aantal affectieve informatie types, de mate van collectivisme

en de mate van indirecte communicatiestijl. De relatie tussen het aantal affectieve

informatie types en de mate van collectivisme was niet significant, r = -0.09, p = 0.57.

Dit was niet in lijn met de verwachtingen, aangezien werd verwacht dat er een

positieve relatie zou zijn tussen het aantal affectieve informatie types en de mate van

individualisme, oftewel een negatieve relatie tussen het aantal affectieve informatie

types en de mate van collectivisme. De relatie tussen het aantal affectieve informatie

types en de mate van indirecte communicatiestijl was ook niet significant, r = 0.21, p

(21)

dat er een positieve relatie zou zijn tussen het aantal affectieve informatie types en de

mate van individualisme. Als laatste was de relatie tussen de mate van collectivisme

en de mate van indirecte communicatiestijl wel significant, r = 0.39, p = 0.01, wat

aansluit bij eerder onderzoek.

Discussie

In deze studie werd gekeken naar het verschil in affectieve

communicatiestijlen tussen de emoties trots en schaamte van Nederlanders door

middel van observatie en spraakanalyse. In overeenstemming met de verwachtingen

bleken Nederlanders explicieter over trots dan over schaamte te praten omdat zij meer

specifieke emotiebeschrijvingen gebruikten in hun trotsbeschrijving dan in hun

schaamtebeschrijving. Daarnaast bleken Nederlanders minder expliciet over schaamte

dan over trots te praten omdat zij meer emotie-gerelateerde acties gebruikten in hun

schaamtebeschrijving dan in hun trotsbeschrijving. Als laatste werd er geen positieve

relatie gevonden tussen de affectieve communicatiestijl en individualisme. Dit was

niet in overeenstemming met onze verwachtingen.

De bevinding dat Nederlanders explicieter communiceren over trots dan

schaamte is in lijn met onze hypothese dat men meer gebruik maakt van een

low-context communicatiestijl wanneer men praat over een admired emotie als trots. De

bevinding dat Nederlanders minder expliciet communiceren over schaamte dan trots

is tevens in lijn met onze hypothese dat men meer gebruik maakt van een

high-context communicatiestijl wanneer men praat over een despised emotie als schaamte.

Voor deze discussie is het nu interessant dieper in te gaan op dit verschil in focale

(22)

Uit eerder onderzoek blijkt dat men andere voorkeuren heeft voor de manier

waarop self-esteem wordt verkregen en behouden. Self-esteem reflecteert de algehele

subjectieve emotionele evaluatie van een individu zijn eigenwaarde (Smith, Seger &

Mackie, 2007). Mensen uit individualistische culturen verkiezen een positieve

zelf-evaluatie boven een negatieve zelf-zelf-evaluatie, ook wel self-enhancement genoemd

(Sedidikes et al., 2008). Wanneer men over trots praat zorgt dit voor een positieve

zelf-evaluatie (Tesser, 1988). Het blijkt dat mensen graag proberen te beïnvloeden

welke emoties ze hebben, wanneer ze dezen hebben en hoe ze emoties ervaren en

uitten. Dit proces wordt in de literatuur aangeduid met emotieregulatie (Gross, 1998).

Een eventuele verklaring voor ons gevonden effect zou kunnen zijn dat de

explicietere communicatiestijl over trots een vorm is van emotieregulatie. Het

expliciet benoemen van trots zorgt voor het benadrukken van een positieve

zelf-evaluatie en daarmee het verkrijgen van esteem. Door het verkrijgen van

self-esteem krijgt men een goed gevoel.

De emotie schaamte zorgt voor een negatieve zelf-evaluatie (Tesser, 1988).

We weten dat schaamte vanuit individualistische culturen een despised emotie is. Dit

zou het gevolg kunnen zijn van het willen vermijden van een negatieve zelf-evaluatie.

Daarom zou het minder expliciet praten over schaamte ook een emotieregulerende

strategie kunnen zijn. Door schaamte minder expliciet te benoemen wordt het

vervelende gevoel van negatief geëvalueerd te worden minder ervaren.

Tegen onze verwachtingen in vonden we geen positieve relatie tussen

individualisme en affectieve communicatiestijl. Onze hypothese was gebaseerd op het

idee dat binnen een individualistische cultuur een low-context communicatiestijl

wordt gehanteerd (Hall, 1976). Daarbij stelden onze hypothese dat, op basis van het

(23)

onderzoek kwam naar voren dat onze deelnemers gemiddeld een stuk lager scoorden

op individualisme dan eerder onderzoek laat zien. Dit zou de reden kunnen zijn voor

het niet vinden van een positieve relatie tussen individualisme en affectieve

communicatiestijlen.

De volgende alternatieve verklaringen kunnen aangedragen worden voor de

opmerkelijk lage score op individualisme bij de deelnemers in dit onderzoek. Ten

eerste wordt in ons onderzoek gebruik gemaakt van drie keer zoveel vrouwen als

mannen. Vrouwen zijn gemiddeld genomen collectivistischer dan mannen (Dion &

Dion, 1993). Dit kan gezorgd hebben voor een vertekening in de data. Er is nu eerder

een beeld geschetst van de affectieve communicatiestijl van vrouwen dan de

affectieve communicatiestijl van mensen. Ten tweede is het merendeel van onze

deelnemers student. Er is geen literatuur bekend waarin gesteld wordt dat studenten

bijvoorbeeld collectivistischer zijn dan anderen. Echter, het kan wel aannemelijk

gemaakt worden dat het verschil tussen de door Hofstede onderzochte steekproef

(IBM-medewerkers) en de hier onderzochte steekproef (studenten) verantwoordelijk

is voor de lage individualisme score. Uit de analyse bleek dat studenten bij

werk-gerelateerde vragen gemiddeld meer geneigd waren het midden van de schaal te

kiezen. Dit wordt ook wel regressie naar het gemiddelde genoemd en treedt vaak op

wanneer individuen niet een overtuigende mening betreft dat onderwerp hebben

(Shephard, 2003). Deze bevinding laat zien dat er een mogelijkheid bestaat dat

studenten een minder sterke mening hebben over de items in de vragenlijst dan

IBM-medewerkers die in het bedrijfsleven zitten. Dit zou een verklaring kunnen bieden

voor het feit dat wij een lagere score vinden van onze deelnemers op individualisme

(24)

Nederlanders lijken meerdere affectieve communicatiestijlen te hebben. Een

expliciete en meer low-context communicatiestijl over trots en een minder expliciete

en meer high-context communicatiestijl over schaamte. De vraag is of het gevonden

verschil komt doordat trots en schaamte zelf-evaluatieve emoties zijn. Daarvoor zou

in vervolgonderzoek bijvoorbeeld gekeken kunnen worden naar de mediërende rol

van self-construals in affectieve communicatiestijlen. Daarentegen kan het gevonden

verschil ook gedreven worden door de voorkeur voor bepaalde emoties boven andere

emoties, oftewel verschillen in focale emoties. Dan zouden we verwachten dat men

altijd expliciet communiceert over zijn admired emoties en minder expliciet over zijn

despised emoties. Daarom zou voor vervolgonderzoek gekeken kunnen worden naar

andere emoties zoals woede, angst, verdriet en blijdschap.

Het zou in de toekomst relevant zijn meer onderzoek te doen naar affectieve

communicatiestijlen. Met de gevonden effecten kunnen nog niet hele sterke

conclusies worden getrokken omdat het slechts één onderzoek is. Er kunnen sterkere

uitspraken gedaan worden door dit onderzoek te repliceren en te kijken of dezelfde

bevindingen teruggevonden worden. Daarbij is het belangrijk dat bij het doen van

onderzoek naar culturele verschillen in communicatiestijlen rekening wordt gehouden

(25)

Literatuurlijst

Aaker, J. L., & Williams, P. (1998). Empathy versus pride: The influence of emotional appeals across cultures. Journal of consumer research, 25(3), 241-261.

Baumeister, R. F., & Leary, M. R. (1995). The need to belong: desire for

interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological bulletin, 117(3), 497.

Burkitt, I. (1997). Social relationships and emotions. Sociology, 31(1), 37-55. Dion, K. K., & Dion, K. L. (1993). Individualistic and collectivistic perspectives on

gender and the cultural context of love and intimacy. Journal of Social Issues,

49(3), 53-69.

Eid, M., & Diener, E. (2001). Norms for experiencing emotions in different cultures: inter-and intranational differences. Journal of personality and social

psychology, 81(5), 869.

Gross, J. J. (1998). The emerging field of emotion regulation: an integrative review.

Review of general psychology, 2(3), 271.

Gross, J. J., & John, O. P. (2003). Individual differences in two emotion regulation processes: implications for affect, relationships, and well-being. Journal of personality and social psychology, 85(2), 348.

Gudykunst, W. B., Matsumoto, Y., TING‐TOOMEY, S. T. E. L. L. A., Nishida, T.,

Kim, K., & Heyman, S. (1996). The influence of cultural individualism‐

collectivism, self construals, and individual values on communication styles across cultures. Human communication research, 22(4), 510-543.

(26)

Hofstede, G., & Bond, M. H. (1984). Hofstede's culture dimensions an independent validation using rokeach's value survey. Journal of cross-cultural

psychology, 15(4), 417-433.

Keltner, D., & Gross, J. J. (1999). Functional accounts of emotions. Cognition &

Emotion, 13(5), 467-480.

Kim, U. E., Triandis, H. C., Kâğitçibaşi, Ç. E., Choi, S. C. E., & Yoon, G. E. (1994).

Individualism and collectivism: Theory, method, and applications. Sage

Publications, Inc.

Kitayama, S., & Markus, H. (1990). Culture and emotion: The role of other-focused emotions. In 98th Annual Convention of the American Psychological

Association, Boston.

Luhmann, N. (1992). What is communication?. Communication theory, 2(3), 251-259.

Matsumoto, D., Yoo, S. H., & Fontaine, J. (2008). Mapping expressive differences around the world the relationship between emotional display rules and individualism versus collectivism. Journal of cross-cultural psychology,

39(1), 55-74.

Mesquita, B., & Leu, J. (2007). The cultural psychology of emotions. status: published.

Markus, H. R., & Kitayama, S. (1991). Culture and the self: Implications for cognition, emotion, and motivation. Psychological review, 98(2), 224. Niedenthal, P. M., Krauth-Gruber, S., & Ric, F. (2006). Psychology of emotion:

Interpersonal, experiential, and cognitive approaches. Psychology Press.

Norton, R. W. (1978). Foundation of a communicator style construct. Human

(27)

Scherer, K. R. (1999). Appraisal theory. Handbook of cognition and emotion, 637-663.

Scherer, K. R. (1984). On the nature and function of emotion: A component process approach. Approaches to emotion, 2293, 317.

Shephard, R. J. (2003). Regression to the Mean. Sports medicine, 33(8), 575-584. Smith, E. R., Seger, C. R., & Mackie, D. M. (2007). Can emotions be truly group

level? Evidence regarding four conceptual criteria. Journal of personality and

social psychology, 93(3), 431.

Suh, E., Diener, E., Oishi, S., & Triandis, H. C. (1998). The shifting basis of life satisfaction judgments across cultures: Emotions versus norms. Journal of

personality and social psychology, 74(2), 482.

Tesser, A. (1988). Toward a self-evaluation maintenance model of social behavior.

Advances in experimental social psychology, 21, 181-227.

Triandis, H. C. (1995). Individualism & collectivism. Westview Press.

Wallis, K. C., & Poulton, J. L. (2001). Internalization: The origins and construction

(28)

Appendix A – vignetten

Situatiebeschrijving: trots

1. Neem aub de tijd en stelt u zich zo goed mogelijk voor dat u de onderstaande

situatie meemaakt.

‘’Vanmiddag kwam uw baas naar u toe om u te bedanken voor het uitstekende werk dat u geleverd heeft voor een project. Het was een belangrijk project, zowel voor het bedrijf als voor u en u hebt hard gewerkt om het project tot een succes te maken. Uw baas is erg tevreden met u en noemt u een bekwame en waardevolle medewerker.’’

2. De Nederlandse kennis van uw ouders belt en vraagt u hoe het gaat.

3. Draai nu de zandloper om, kijk naar de camera en groet de kennis van uw ouders

uit Amersfoort (noem hem of haar bij naam). Vertel hem of haar in 3 minuten over de

gebeurtenis hierboven beschreven. U bent vrij om de situatie op uw eigen manier te

vertellen, u mag details toevoegen of weglaten. Er is geen goede of foute manier over

de situatie te vertellen. Begin de videoboodschap door naar de camera te kijken en

hem of haar te groeten en bij naam te noemen.

4. Als u klaar bent met het opnemen van de videoboodschap, kunt u op het pijltje

(29)

Situatiebeschrijving: schaamte

1. Neem aub de tijd en stelt u zich zo goed mogelijk voor dat u de onderstaande

situatie meemaakt.

‘’U was vanmiddag aanwezig bij een lezing die gegeven werd door een bekende en geprezen onderzoeker. Tijdens zijn lezing stelde de onderzoeker een vraag en u beantwoordde de vraag met enthousiasme. Het antwoord bleek echter verkeerd te zijn en de onderzoeker keerde zich snel af. Het publiek keek u aan en een aantal mensen begonnen te lachen.’’

2. De Nederlandse kennis van uw ouders belt en vraagt u hoe het gaat.

3. Draai nu de zandloper om, kijk naar de camera en groet de kennis van uw ouders

uit Amersfoort (noem hem of haar bij naam). Vertel hem of haar in 3 minuten over de

gebeurtenis hierboven beschreven. U bent vrij om de situatie op uw eigen manier te

vertellen, u mag details toevoegen of weglaten. Er is geen goede of foute manier over

de situatie te vertellen. Begin de videoboodschap door naar de camera te kijken en

hem of haar te groeten en bij naam te noemen.

4. Als u klaar bent met het opnemen van de videoboodschap, kunt u op het pijltje

(30)

Appendix B - codeboek

CODEBOEK

Tekst analyse

ble Specification Example

nt of general information sed

How much does subject tell? (affective & non-affective info)

• Count words

54

How long does subject talk?

• Note minutes & seconds

2.50

nt of verbal affective mation

ion category & overall)

Number of appraisals, emotion-related actions, emotion

words (vague), emotion words (specific)

Amount of emotional disclosure (appraisals,

emotion-related actions, vague emotion words, specific emotion words) in proportion to total information disclosed

citness of verbally

ssed affective information

ion category & overall)

Emotion-related actions (implicit):

Actions and emotional responses indirectly referring to affective states, eg

• physiological reaction, • motor expression, • action tendencies

• I started to tremble; I felt hot • She was grinning; I clenched my • I wanted to run away

Appraisal: evaluation of significance of event. Types of

appraisals (stimulus evaluation checks) according to Scherer are:

1. Novelty/Expectation:

Did you expect this situation to occur?

2. Intrinsic Pleasantness:

Did you find the event itself pleasant or unpleasant?

3. Goal-conduciveness:

How important was the event for your goals, needs, or desires at the time it happened? Did it help or hinder you to follow your plans or achieve your aims?

4.

5. Coping potential – Agent & Control/Power/Adjustment:

• Who do you think was responsible for the event in the first place ? (self, close persons, other persons, impersonal agency).

• How did you evaluate your ability to act on or to

1. Ik was volledig verrast/ dit had verwacht/ ik zag het wel aankom gebeurde iets heel aparts, raars,

vreemds/ Super gaaf wat er geb Heel tof

2. Ik kreeg vandaag goed nieuws/ Vandaag was een slechte dag/ I hoorde net iets fijns

3. Dit kwam me mooi uit/ Hierdoo ik meer kans mijn baan te houd 4. Het was mijn eigen schuld/ Ik k

geen kant op/ Het maakte me ni Ik wist niet wat ik moest doen

(31)

cope with the event and its consequences when you were confronted with this situation? (eg. having or needing less power to deal with an event to being able to positively influence an event, powerless, escape possible, pretend nothing happened, no action necessary, could positively influence event and change consequences. )

6. Compatibility with external standards – Norms & Fairness

• If the event was caused by your own or someone else’ behaviour, would this behavior itself be judged as improper or immoral by your

acquaintances?

• Would you say that the situation or event that caused your emotion was unjust or unfair ?

7. Compatibility with internal standards -Self-ideal:

How did this event affect your feelings about yourself, such as your self-esteem or your self-confidence?

5. Zoiets doe je toch niet/ Hij had zo’n vraag moeten stellen/ Ik vo niet fair wat er gebeurde/ Het w welverdiend

6. Ik voelde me erg gewaardeerd/ voelde me belachelijk gemaakt

Vague emotion descriptions:

• Words directly referring to affective state but only in terms of valence

• Ik voelde me heel prettig / Het w geen prettig gevoel/ Wat een ga gevoel/ Ik voelde me best gek Specific emotion descriptions:

• Words directly referring to affective states Can be different types of words (verbs of emotion, adverbs, adjectives of emotion, nominalization) Eg.

• to love/to hate, to frighten/to reassure, to interest/to bore • Sadly, the government has decided to abandon financing • I am happy/sad, worried/confident, angry/pleased,

keen/uninterested

His fear was obvious to all, I was overcome with joy

• Ik was blij toen ik dit hoorde/ Ik me heel verdrietig/ Wat genant! was erg enthousiast/ Ik was ban

nization

ion category & overall)

At which time point is affective info mentioned for the 1st time?

1.12

r of emotion Who is experiencing an emotion, making the appraisal and/or having the emotional response that is triggered by the event?

(32)

1 =Self as owner of emotion

2= 3rd person as owner

3 = Group (including self) as owner of emotion 4 = shared emotion or attempt to shared emotion with receiver

1 = I felt great

2 = one would surely feel excited/ in cases as such most people

would feel happy/ My boss was please was excited about his compliment

3 = We were all very excited 4= I am sure you would feel the same/ How would you feel? h rate

ion category & overall)

How fast does subject talk?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door het geringe aantal onderzoeken naar de relatie tussen het relatieve aantal boardleden met een buitenlandse nationaliteit en de mate van (Voluntary) Disclosure, is gekozen om

Brain-inspired computer vision with applications to pattern recognition and computer-aided diagnosis of glaucoma..

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.. Downloaded

De nieuwe methodes die Pots onderzocht heeft, zouden minstens zo goed werken als andere, reeds bestaande methodes en zouden niet per defenitie beter zijn zo concludeert

Bouwmeester (2010) explains this by different advisory epistemologies of academic experts (trained policy analysts focusing on descriptive and causal analysis in line with

iemand zijn of haar capaciteit om de stappen van actie, die noodzakelijk zijn om het gewenst gedrag uit te voeren, te nemen (Bandura, 1995). Dit onderzoek richt zich op de vraag

In addition, based on motion analysis, the magnetic dipole moment of motile MTB is estimated by analyzing its behavior under the influence of rotating fields and field

Een raadsel dat niet alleen Theo, maar ook de lezer bezighoudt is de vraag waarom Lucia op haar bruiloft de Midzomernachtsdroom wil opvoeren, zij het niet in zijn geheel: