• No results found

De invloed van promotie- en preventiefocus op motivatie en (sport)prestaties en de rol die regulatory fit hierbij speelt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van promotie- en preventiefocus op motivatie en (sport)prestaties en de rol die regulatory fit hierbij speelt"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Promotie- en Preventiefocus op Motivatie en

(Sport)prestaties en de Rol die Regulatory Fit hierbij speelt

Datum: 29 juni 2014 Naam: Thomas Oosterink Studentnummer: 10018549 Begeleidster: Janina Marguc

Bachelorthese & onderzoeksvoorstel Sociale Psychologie

Aantal woorden bachelorthese: 5998 Aantal woorden onderzoeksvoorstel: 2449

(2)

Inhoudsopgave Abstract 3 Inleiding 4 Deelparagraaf 1 8 Deelparagraaf 2 13 Deelparagraaf 3 18

Conclusie & Discussie 21

Literatuurlijst 23

(3)

Abstract

In dit literatuuroverzicht worden de werking en de toepasbaarheid van regulatory focus theory en de regulatory fit theory bestudeerd. Dit zal worden gedaan aan de hand van de hoofdvraag wat de invloed is van regulatiefocus op motivatie en (sport)prestaties en welke rol regulatory fit hierbij speelt. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat deze invloed positief is op zowel motivatie, prestaties in het algemeen als sportprestaties, indien een persoon fit ervaart tussen regulatiefocus en de taakinstructie of de strategie waarmee een doel wordt nagestreefd. De resultaten hebben zowel wetenschappelijke als maatschappelijke implicaties, aangezien deze kennis kan worden geïntegreerd in trainingsmethoden, waarmee motivatie en prestaties op school, werk en sport kunnen worden verbeterd op individueel en teamniveau.

(4)

Inleiding

Wie het hedendaagse voetbal nauwlettend volgt, zal regelmatig stuiten op alarmerende berichten omtrent de ontwikkelingen in Nederland. Volgens veel van deze nieuwsitems is deze namelijk sterk gestagneerd of zelfs achteruitgegaan. Waar Nederland begin deze eeuw nog de vijfde positie op de UEFA-coëfficiënten ranglijst voor clubteams innam, is het inmiddels afgezakt naar de negende plek (Daalt Nederland nog.., 2014). In vergelijking met andere Europese competities zijn de verschillen zelfs onoverbrugbaar groot geworden. Het voetballandschap is het afgelopen decennia dusdanig radicaal veranderd, dat Nederland, in tegenstelling tot concurrerende landen, niet voldoende in staat bleek te zijn om hierop te anticiperen. Hier liggen zowel maatschappelijke als wetenschappelijke factoren aan ten grondslag (De crisis in.., 2013).

Dat deze signalen uiterst serieus worden genomen, wordt onderstreept door Bert van Oostveen, directeur betaald voetbal bij de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond. Volgens hem is het hoog tijd om de koers van het Nederlandse voetbal voor de komende jaren te bepalen. Daarbij staat de KNVB open voor verandering, en dus is input van iedere expert welkom als het gaat om bijvoorbeeld jeugdopleiding, scouting en trainingsmethoden (Bootsman, 2014).

Momenteel wordt er volgens Macnamara en Collins (2013, aangehaald in Hutter, 2013) in veel talentontwikkelingsprogramma’s nog te weinig aandacht besteed aan de ontwikkeling, toepassing en internalisering van psychologische vaardigheden, terwijl deze bepalend kunnen zijn in hoeverre de maximale potentie van een talentvolle sporter ook daadwerkelijk tot stand komt. Zowel de sport- als sociale psychologie zouden daarom een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan het opstellen van onder andere trainingsmethoden, waarmee het Nederlandse voetbal mogelijk de benodigde inhaalslag ten opzichte van andere landen kan bewerkstelligen.

(5)

Om dit op wetenschappelijk verantwoorde manier te doen, is het belangrijk om terug te gaan naar de basis van menselijk gedrag. Die wordt grotendeels gestuurd door motivatie in wisselwerking met de omgeving. De basisassumptie van motivatietheorieën binnen de psychologie, is volgens Gray (1982, aangehaald in Higgins, 1997) dat mensen gemotiveerd zijn om plezier te benaderen en pijn te vermijden. Dit hedonistische principe is de afgelopen eeuwen dominant geweest voor de manier waarop toenaderings- versus vermijdingsmotivatie werden benaderd. Freud (1920/1952, aangehaald in Higgins, 1997) vroeg zich echter al af of alle fysieke activiteit enkel op dit hedonistische principe berust, of dat er wellicht meer onderliggende regulatieprocessen werkzaam zijn. Volgens Higgins (1997) hebben psychologen, ondanks dat er niks mis mee is, teveel op dit hedonistische uitgangspunt gefocust. Daarom is het noodzakelijk om onderliggende zelfregulatie principes te bestuderen, die van betekenis kunnen zijn voor onze kennis over motivatie.

Een van deze principes is regulatory focus, die stelt dat er verschillende manieren zijn om gewenste uitkomsten te benaderen. Zelfregulatie richt zich op het bereiken van een gewenste eindstaat, waarbij motivatie voor de aanpak van het reduceren van discrepanties tussen iemands huidige en gewenste eindstaat, centraal staat (Higgins, 1997). Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen zelfregulatie met een promotie- of een preventiefocus. Op basis van deze twee oriëntaties heeft Higgins (1997) de regulatory focus theory (RFT) opgesteld, waarmee de relatie tussen motivatie en de manier waarop doelen worden nagestreefd, wordt beschreven. Individuen met een promotiefocus streven naar aspiraties en vervulling, en personen met een preventiefocus daarentegen naar verantwoordelijkheid en veiligheid. Anders gezegd richten beide oriëntaties zich op respectievelijk winst of verlies. Iemand in een promotiefocus ervaart succes bij het nastreven van een doel als de aanwezigheid van positieve uitkomsten (gains) en falen als de afwezigheid van positieve uitkomsten (non-gains). Bij een preventiefocus is dit precies andersom. Succes en falen bij het nastreven van doelen worden

(6)

dan ervaren als respectievelijk de afwezigheid van negatieve uitkomsten (non-losses) en de aanwezigheid van negatieve uitkomsten (losses) (Idson, Liberman & Higgins, 2000).

Promotie- en preventiefocus verschillen daarnaast tevens wat betreft de gehanteerde strategie bij het nastreven van doelen. Friedman (1999, aangehaald in Idson et al., 2000) stelde dat werken aan eenzelfde doel in een promotiefocus, is geassocieerd met gretigheid en in een preventiefocus met waakzaamheid. Met andere woorden zijn gretige strategieën gericht op toenadering en ondersteunend voor gains. Waakzame strategieën zijn daarentegen gericht op vermijding en ondersteunend voor non-losses (Higgins, Cesario, Hagiwara, Spiegel & Pittman, 2010). Hierop voortbordurend is de regulatory fit theory van Higgins (2000, aangehaald in Spiegel, Grant-Pillow & Higgins, 2004) ontstaan, die stelt dat de mate van betrokkenheid bij een taak toeneemt, wanneer regulatiefocus ondersteund wordt door de manier waarop een doel wordt nagestreefd (regulatory fit), in vergelijking met wanneer deze variabelen niet matchen (regulatory non-fit). Daarnaast geeft een fit het gevoel dat het nastreven van een bepaald doel zinvol is.

De vraag uit de beschreven theorieën volgt is vanzelfsprekend hoe deze termen in de praktijk precies tot uiting komen. Om hier inzicht in te verschaffen zal er worden gekeken naar een voorbeeld in het kader van sport. Zo kunnen sporters verschillen in welke regulatiefocus ze standaard hebben of waarin ze op een bepaald moment verkeren. Een speler met een promotiefocus is bijvoorbeeld een aanvaller die als doel heeft om zoveel mogelijk doelpunten te scoren en zodoende gretig is om een wedstrijd te winnen (gains). Een speler met een preventiefocus streeft ernaar om zo min mogelijk tegendoelpunten incasseren en is daardoor vooral waakzaam om niet te verliezen (non-losses), bijvoorbeeld een verdediger.

In veel sporten doen zich specifieke situaties voor, die op verschillende manieren kunnen worden geïnterpreteerd. Om het bij voetbal te houden, is een penalty een geschikt voorbeeld van zo’n spelsituatie. Hierbij krijgt een speler de gelegenheid om een doelpunt te

(7)

maken, door de bal vanaf 11 meter in de goal te schieten, hetgeen kan worden beschouwd als een eenduidig doel. Er kan echter onderscheid worden gemaakt tussen twee manieren waarop getracht kan worden dit doel te verwezenlijken. De ene mogelijkheid is wanneer een speler een penalty interpreteert als opdracht om een doelpunt te scoren. In dat geval is er sprake van een promotiedoel. De andere mogelijkheid is wanneer een speler een penalty beschouwd als opdracht om niet te missen, oftewel een preventiedoel. Afgaand op de regulatory fit theory van Higgins (2000, aangehaald in Spiegel et al., 2004) kan er worden gesproken van fit, indien de regulatiefocus overeenkomt met de manier waarop een penalty wordt benaderd. Om deze match te bereiken dient een speler met een promotiefocus er dus een promotiedoel op na te houden, en een speler met een preventiefocus een preventiedoel.

Onderzoek naar dit soort situaties zal moeten uitwijzen of er verschillen in prestaties kunnen worden vastgesteld tussen beide zelfregulatie oriëntaties, hetgeen niet ondenkbaar is op basis van de literatuur. Dit is met name interessant wanneer eventuele verschillen kunnen worden verklaard vanuit de regulatory fit theory. Wanneer blijkt dat fit bijvoorbeeld leidt tot betere prestaties op een bepaalde taak dan non-fit, brengt dit zowel wetenschappelijk als maatschappelijk gezien, vergaande implicaties met zich mee. Met deze kennis kan rekening worden gehouden bij het ontwikkelen van trainingsprogramma’s en vele andere doeleinden. Het is met andere woorden essentieel om de manier waarop een taak of doel wordt nagestreefd empirisch te onderzoeken.

Het gegeven dat regulatiefocus betrekking heeft op verschillen in de manier waarop mensen plezier benaderen en pijn vermijden, impliceert dat er, naast verschil in prestaties, ook verschillen in onder andere emoties en besluitvorming kunnen optreden als gevolg regulatiefocus (Higgins, 1997). Dit suggereert dat de besproken theorieën toepasbaar zijn in zeer uiteenlopende domeinen. De focus in dit literatuuroverzicht ligt echter op enkele specifieke variabelen en hoe de theorieën in kwestie hierbij precies werkzaam zijn. Aangezien

(8)

in sport zowel motivatie als prestaties zeer belangrijke factoren zijn, zal er worden gekeken wat de invloed van een promotie- of preventiefocus is op deze variabelen, en welke rol regulatory fit hierbij speelt.

Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden zal er in stappen worden toegewerkt naar een conclusie. Allereerst zal er worden ingegaan op het effect van regulatory focus en fit op motivatie, omdat dit een beeld geeft over hoe gedrag gestuurd kan worden. In de tweede deelvraag zal vervolgens worden getracht om ditzelfde effect te achterhalen, maar dan gespecificeerd op prestaties in het algemeen. Kennis over deze invloed biedt wellicht de gelegenheid om prestaties van zowel individuen als teams te verbeteren op uiteenlopende domeinen. Tot slot zal er bij de laatste deelvraag worden ingegaan op het effect van regulatory focus en fit op sportprestaties.

De invloed van regulatiefocus op motivatie en de rol die regulatory fit hierbij speelt. Zoals gezegd, stelt RFT (Higgins, 2000, aangehaald in Spiegel et al., 2004) dat bij een doel zowel betrokkenheid als het gevoel dat het doel zinvol is, toenemen wanneer fit wordt ervaren tussen regulatiefocus en de manier waarop het doel wordt nagestreefd. In de context van sport is motivatie een variabele, waarop mogelijk vergelijkbare effecten van kracht zijn. Alvorens de invloed en onderliggende mechanismes van regulatory fit kunnen worden bloot gelegd, is het noodzakelijk om eerst te kijken naar eventuele verschillen in motivatie tussen promotie- en preventiefocus. De regulatory fit theory borduurt immers voort op de RFT. Om terug te komen op de suggestie van Higgins (1997), zal er allereerst verder worden gekeken dan het benaderen van plezier en het vermijden van pijn.

De RFT veronderstelt namelijk dat het hedonistische principe op verschillende wijze functioneert, afhankelijk van de regulatiefocus waarin een doel wordt nagestreefd (Förster, Higgins & Idson, 1998). Anders gezegd zijn er verschillen in regulatiefocus qua geprefereerde strategie bij het verwezenlijken van doelen. Op basis van deze veronderstelling kan worden

(9)

verwacht dat toenaderingsmotivatie sterker toeneemt bij een promotiefocus, terwijl vermijdingsmotivatie sterker toeneemt bij een preventiefocus. Om deze hypothese te testen, onderzochten Förster et al. (1998) of motivatie voor de gehanteerde strategie toenam, aan de hand van het ‘goal looms larger’ effect. Deze houdt in dat motivatie wordt versterkt naar mate een bepaald doel dichterbij komt (Lewin, 1935; Miller, 1944, 1959, aangehaald in Förster et al., 1998). Dit deden ze door in twee studies te kijken naar de intensiteit van spieraanspanning als maat voor motivatie, waarbij het buigen van de arm duidt op toenadering en het strekken van de arm op vermijding. In de derde studie werd de mate van volharding als maat voor motivatie gebruikt, door de tijd die men spendeerde aan het oplossen van anagrammen te meten. Uit alle drie de onderzoeken bleek dat motivatie van deelnemers meer toenam, naar mate een doel dichterbij kwam. Interessanter was echter dat het soort motivatie, zoals werd verwacht, afhankelijk was van regulatiefocus. Motivatie voor toenadering nam sterker toe bij deelnemers in een promotiefocus dan in een preventiefocus. Wat betreft motivatie voor vermijding gold daarentegen precies het tegenovergestelde; deze nam sterker toe bij deelnemers in een preventiefocus dan in een promotiefocus. Deze bevindingen sluiten dus aan bij de hypothese, hetgeen evidentie biedt voor de aanname dat promotie- en preventiefocus er verschillende voorkeursstrategieën (respectievelijk gretigheid en waakzaamheid) op nahouden bij het verwezenlijken van doelen.

Met dit onderzoek wordt het belang van verder kijken dan het hedonistische principe, waar Higgins op doelt, andermaal onderstreept, aangezien het aantoont dat regulatiefocus evenwel beschouwd kan worden als verklaring voor toenaderings- en vermijdingsmotivatie. De auteurs gaan echter voorbij aan een andere belangrijke factor, door de nadruk te leggen op het moment dat behalen van een doel al in zicht komt (goal looms larger effect). Hier gaat namelijk het cruciale moment aan vooraf dat een persoon eerst voldoende motivatie moet hebben om überhaupt een bepaald doel na te streven. Dit is vanzelfsprekend een essentiële

(10)

voorwaarde voor gedrag, waardoor het relevant is om na te gaan hoe regulatiefocus ons kan aanzetten tot het uitvoeren van zeer uiteenlopende acties.

Het blijkt dat mensen in een preventiefocus eerder een preferentie voor actie initiatie hebben dan in een promotiefocus, ongeacht of deze regulatiefocus chronisch was of tijdelijk geïnduceerd. Daarnaast maakte het ook niet uit of deelnemers een hypothetische, academische taak of een gedragstaak in het lab moesten uitvoeren en evenmin of ze acties afzonderlijk of als onderdeel van meerdere opeenvolgende acties beschouwden (Freitas, Liberman, Salovey & Higgins, 2002). Een mogelijke verklaring voor deze bevinding is volgens de auteurs, dat wanneer iemand een actie heeft geselecteerd, maar geconfronteerd wordt met een situatie die om andere acties vraagt, een preventiefocus eerder aanzet tot onmiddellijke aandachtbesteding aan die geselecteerde actie, dan aan potentiele afleidingen. Dit is te wijten aan de veronderstelling dat een preventiefocus ervoor zorgt dat mensen het nastreven van doelen beschouwen als noodzakelijk, en daardoor minder openstaan voor activiteiten die niet gerelateerd aan het doel zijn. Anders gezegd zijn mensen in een preventiefocus mogelijk minder gevoelig voor afleiding dan mensen in een promotiefocus.om, die activiteiten juist zien als inwisselbaar voor hun drang naar vervulling, waardoor ze sneller geneigd zijn om deze activiteiten aan te nemen. Daarmee toont deze studie aan hoe regulatiefocus invloed kan uitoefenen op processen die voorafgaan aan het nastreven van doelen.

Naast enerzijds de initiatie om actie te ondernemen voor een bepaalde activiteit, geldt voor motivatie anderzijds dat er ook altijd weer een einde aan komt. Dit kan uiteenlopende oorzaken hebben, van verveling bij het luisteren naar een saai college tot een scheidsrechter die een wedstrijd beëindigt, vanwege het verstrijken van de tijd. Desondanks doen mensen veel activiteiten grote regelmaat, bijvoorbeeld omdat het verplicht is of juist veel plezier geeft. Het is in de context van de RFT dan ook een meerwaarde om kennis op te doen over de factoren die dit bepalen.

(11)

De interesse voor het doen van een activiteit is namelijk goed verklaarbaar vanuit het perspectief van de RFT. Mensen blijken eerder geneigd om een activiteit opnieuw te doen, wanneer de situationele factoren ondersteuning bieden voor een manier van betrokkenheid, waarmee iemands oriëntatie ten opzichte van de activiteit in stand wordt gehouden. Er is in zulke gevallen dus sprake van fit. Wanneer dat niet het geval was (non-fit), oftewel situationele factoren die ondersteuning bieden voor een manier van betrokkenheid, die iemands oriëntatie ten opzichte van de activiteit juist verstoort, was er veel minder interesse om de activiteit nogmaals te doen (Higgins, Cesario, Hagiwara, Spiegel & Pittman, 2010). Deze situationele factoren waren een verwachte (studie 1) of onverwachte (studie 2) prestatiebeloning, die dus ondersteunend waren voor een manier van betrokkenheid (plezierig versus serieus), die wel (fit) of niet (non-fit) in overeenstemming was met iemands oriëntatie over de activiteit (leuk versus belangrijk). Dit gold op dezelfde wijze voor een derde situationele factor, een vrije-keuze periode, waarin deelnemers zelf mochten beslissen of ze de activiteit nogmaals wilden doen. Wanneer deelnemers een activiteit als leuk beschouwden, waren ze sneller geneigd om deze nogmaals te doen in een omgeving die ondersteunend was voor een plezierige manier van betrokkenheid, dan een serieuze manier van betrokkenheid. Een mogelijke verklaring voor deze bevindingen is dat interesse in het opnieuw doen van een activiteit simpelweg groter is in een plezierige omgeving dan in een serieuze omgeving. Deze is echter niet houdbaar, aangezien deelnemers in de vrije-keuze periode vaker voor een belangrijke activiteit kozen, wanneer de situationele factoren ook serieus van aard waren. Daarmee biedt dit onderzoek evidentie voor de assumptie dat fit kan dienen als voorspeller van toekomstige motivatie.

Nu het belang van motivatie voor zowel actie initiatie, het goal looms larger effect, als het regelmatig doen van een activiteit binnen het kader van zelfregulatie zijn onderbouwd, kan de stap naar de toepassing van de regulatory focus en fit theory tijdens het nastreven van

(12)

doelen worden gemaakt. Uit de besproken onderzoeken blijkt dat het niet zozeer uitmaakt welke focus oriëntatie iemand erop nahoudt, maar vooral of diegene fit ervaart tussen deze regulatiefocus en de manier waarop een doel wordt geformuleerd of nagestreefd. In zulke gevallen kan tot dusver met enige voorzichtigheid worden geconcludeerd dat er sprake is van een positief effect op motivatie. Dit betrof echter experimenten die zijn uitgevoerd in een laboratorium, onder strikte voorwaarden en manipulaties. Het valt derhalve te betwisten in hoeverre deze resultaten zijn te generaliseren naar de werkelijkheid, zeker gezien de complexiteit en dynamiek van veel sportsituaties. Dit zou wederom een waardevolle toevoeging zijn voor kennis op gebied van motivatie. Er is immers uitgebreid beargumenteerd wat er middels correcte toepassing van deze opgedane kennis zou kunnen worden bereikt.

Spiegel, Grant-Pillow en Higgins (2004) onderzochten daarom hoe regulatory fit motivatie tijdens het nastreven van doelen bij alledaagse taken versterkt. Hieruit bleek dat wanneer de regulatiefocus (promotie versus preventie) van de deelnemers, ongeacht of deze standaard (studie 1) was of slechts tijdelijk (studie 2) geïnduceerd, ondersteund werd door de manier waarop ze een doel nastreefden (respectievelijk gretig en waakzaam), ze beter presteerden, dan wanneer hun regulatiefocus niet strookte met de manier waarop ze naar een doel toewerkten. Meer specifiek gezegd, waren deelnemers die fit ervoeren tussen hun regulatiefocus en de manier waarop ze aan een doel werkten, meer geneigd om een verslag af te maken en in te leveren (studie 1) en porties fruit en groente te eten gedurende de volgende week (studie 2), dan deelnemers die geen fit ervoeren. Deze bevindingen tonen daarmee de evidentie aan van een match tussen iemands regulatiefocus en de manier waarop een doel wordt nagestreefd.

De toepasbaarheid van RFT wordt hiermee uitgebreid naar alledaagse taken, hetgeen de generaliseerbaarheid vergroot. Hierbij lag de nadruk tot dusver op motivatie, maar laatst besproken onderzoek suggereert dat het effect van fit ook bij prestaties op taken van kracht is.

(13)

Dit is dan ook een logische volgende stap in het proces, omdat motivatie een belangrijke factor is bij prestaties, hetgeen waar het uiteindelijk allemaal om draait in de (professionele) sportwereld.

Alvorens over te gaan op de volgende deelvraag, zal er echter nog een conclusie moeten worden getrokken ten aanzien van de huidige. Er kan op basis van de beschreven onderzoeken voorzichtig worden gesteld dat regulatiefocus een belangrijke invloed uitoefent op motivatie. Zo blijkt met name een preventiefocus belangrijk bij het initiëren van actie, om een doel na te streven. Daarnaast neemt zowel toenaderings- als vermijdingsmotivatie, afhankelijk van de regulatiefocus, toe naar mate een doel dichterbij komt. Regulatory fit versterkt onder andere motivatie voor het opnieuw doen van een activiteit, en tevens motivatie en prestaties op alledaagse taken en doelen. Daarmee lijkt de rol van fit dus essentieel, omdat de invloed van de regulatiefocus op motivatie vooral optreedt, indien deze in overeenstemming is met de manier waarop een taak wordt geïnstrueerd of nagestreefd.

De invloed van regulatiefocus op prestaties en de rol die regulatory fit hierbij speelt Er is stapsgewijs meer inzicht verschaft in de effecten van regulatiefocus op motivatie. Deze lijken dus vooral wanneer er sprake is van fit tussen iemands regulatiefocus en de manier waarop een doel wordt geformuleerd of nagestreefd, een positieve invloed te hebben. De vraag is of dit op vergelijkbare wijze geldt voor prestaties in het algemeen. Uiteraard zijn prestaties op oneindig veel manieren meetbaar, maar lang niet allemaal even relevant in de context van sport. Behalve specifieke sportprestaties zijn er echter genoeg prestaties op andere gebieden, waarvan het belang wel kan worden vertaald naar lichamelijke activiteit. Een voorbeeld hiervan zijn beslissingen, bijvoorbeeld wat betreft tactiek en strategie, vaak cruciale factoren die een wedstrijd te beslissen. Denksporten als schaken, slagsporten als honkbal, balsporten als voetbal en behendigheidssporten als golfen, hebben allen gemeen dat het maken van de juiste en meestal snelle beslissingen bepaalt wie er wint.

(14)

Förster, Higgins en Taylor-Bianco (2003) onderzochten de invloed van regulatiefocus op snelheid en accuraatheid in beslissingen bij verschillende taken. Deelnemers met een promotiefocus, ongeacht of deze chronisch was of tijdelijk geïnduceerd, presteerden sneller, maar minder accuraat bij het maken van simpele tekeningen, dan deelnemers met een preventiefocus. Daarnaast bleek dat voor deelnemers met een promotiefocus de snelheid toeneemt, maar de accuraatheid afneemt naar mate het doel dichterbij komt (goal looms larger effect), terwijl dit voor deelnemers met een preventiefocus precies andersom was. Deze resultaten werden tevens gerepliceerd bij een complexere nakijktaak, door het aantal correcte verbeteringen te meten. Daarmee toont dit onderzoek aan dat regulatiefocus vrij eenvoudig een gretige (promotiefocus) of waakzame (preventiefocus) strategie kan produceren, die kunnen leiden tot respectievelijk snelle of accurate beslissingen.

Promotiefocus lijkt derhalve meer gerelateerd te zijn aan snelheid bij het maken van beslissingen, terwijl accuraatheid kenmerkend is voor een preventiefocus. Ook borduurt deze studie voort op het goal looms larger effect, dat al ter sprake is gekomen bij de studie van Förster et al. (1998). Een kanttekening die bij deze studie kan worden geplaatst is in hoeverre een tekening of een nakijktaak overeenkomt met beslissingen die gemaakt worden in sportsituaties en andere natuurlijke omgevingen.

Keller en Bless (2006) onderzochten de invloed van chronische en tijdelijke regulatiefocus op cognitieve testprestaties, in een natuurlijke omgeving (klaslokalen) bij een representatieve groep deelnemers uit de gehele populatie. Deze tijdelijke regulatiefocus werd geïnduceerd door een promotie- of preventiefocus te creëren aan de hand de formulering van de taak. Uit de resultaten bleek dat deelnemers beter presteerden op zowel wiskundige (studie 1) als ruimtelijke vaardigheden (studie 2) wanneer ze fit ervoeren tussen hun chronische en hun geïnduceerde regulatiefocus, dan wanneer deze twee niet met elkaar in overeenstemming waren (non-fit). Er is hiermee andermaal aangetoond dat de formulering van een taak van

(15)

evident belang is om fit te bewerkstelligen. Zonder deze match heeft regulatiefocus immers beduidend minder effect op prestaties.

Hoewel in veel studies ondersteuning wordt gevonden voor de positieve effecten die fit teweeg kan brengen op onder andere prestaties, blijft het echter onduidelijk hoe dit principe werkzaam is en welke onderliggende mechanismes hieraan ten grondslag liggen. Toekomstig onderzoek op dit gebied is dus noodzakelijk om de kennis uit te breiden. Wat betreft de generaliseerbaarheid is de laatst besproken studie daarentegen wel van toegevoegde waarde. Dankzij de natuurlijke setting kan de positieve invloed van fit worden vertaald in termen van sportprestaties. Zo zijn wiskundige vaardigheden urgent bij veel denksporten als schaken, en is bovengemiddeld ruimtelijk inzicht zelfs een exceptionele vaardigheid bij dynamische sporten zoals voetbal. Spelers die hierover beschikken onderscheiden zich vaak met briljante acties, doordat ze het visuele vermogen hebben om bepaalde spelsituaties in een splitsecond te herkennen, hierop anticiperen en vervolgens direct de benodigde handeling verrichten. Het is in de context van sport daarom goed denkbaar dat ruimtelijke vaardigheid de kans op het maken van accurate en snelle beslissingen vergroot, waarvan het belang voor prestaties reeds is onderbouwd aan de hand van de studie van Förster et al. (2003). Naast beslissingen en ruimtelijk inzicht, is ook feedback een variabele die mogelijk van invloed is op (sport)prestaties.

Van Dijk en Kluger (2011) onderzochten of het soort taak het effect van positieve of negatieve feedback op motivatie en prestaties kan verklaren. Deze hypothese impliceert de assumptie dat er onderscheid kan worden gemaakt tussen promotiefocus taken, waar gretigheid voor nodig is, en preventiefocus taken, die vragen om waakzaamheid. Uit de resultaten bleek dat bij promotiefocus taken, positieve feedback een positief effect had op zowel motivatie als prestatie, in vergelijking met negatieve feedback. Bij preventiefocus taken bleek dat positieve feedback juist een negatief effect had op motivatie en prestatie, in

(16)

vergelijking met negatieve feedback. Deze bevindingen tonen aan dat, in overeenstemming met de hypothese, het effect van feedback op motivatie en prestatie inderdaad wordt gemodereerd door het type taak. Daarnaast bleek dat de benodigde strategie en prestaties voor het uitvoeren een bepaalde taak, regulatiefocus kan beïnvloeden. Dit laatste is opvallend, aangezien eerder onderzoek (Crowe en Higgins, 1997; Förster, 2003, aangehaald in van Dijk & Kluger, 2011) liet zien dat dit precies andersom het geval was. Zij stellen juist dat regulatiefocus zowel de benodigde strategie als de prestaties op een bepaalde taak beïnvloedt. Er is in de literatuur dus geen consensus wat betreft de richting van het verband tussen een taak en de regulatiefocus. Het laatst besproken onderzoek toont aan dat het soort taak een variabele is die kan dienen als antecedent voor situationele regulatiefocus, en ook motivatie en prestaties kan beïnvloeden. Het type taak creëert met andere woorden de regulatiefocus, in plaats van andersom, zoals in veel andere studies wordt beweerd. Er valt voor beide invalshoeken wat te zeggen, waardoor de richting van het verband moeilijk te bepalen is.

Het is dan ook niet ondenkbaar dat er sprake is van een bidirectioneel verband tussen situationele regulatiefocus en het type taak. Enerzijds kan een taak vragen om een bepaalde strategie of aanpak, die vervolgens iemands regulatiefocus tijdelijk bepaald. Een docent zal er bij het nakijken van tentamens bijvoorbeeld een waakzame strategie op nahouden om geen fouten te maken, hetgeen hoogstwaarschijnlijk een preventiefocus creëert. Anderzijds kan regulatiefocus ook een bepaalde strategie en daarmee tevens het soort taak bepalen. Hierbij kan worden gedacht aan eerder genoemd voorbeeld in het kader van voetbal, waarbij een speler op een bepaald moment in een promotiefocus verkeert, omdat hij of zij gericht is op het winnen van een wedstrijd. Wanneer hij of zij deze kans krijgt middels een penalty, kan dit worden beschouwd als doel om te scoren (promotiedoel), hetgeen een gretige strategie en promotiefocus impliceert.

(17)

Desalniettemin toont ook de studie van Van Dijk en Kluger (2011) aan dat voor het teweegbrengen van positieve effecten van feedback op prestaties, een match tussen regulatiefocus en de taakinstructie of strategie, essentieel is. In dat geval blijkt positieve feedback beter te werken bij een promotiefocus en negatieve feedback beter bij een preventiefocus. Deze kennis kan bijzonder bruikbaar zijn voor coaches van sporters. Tot dusver is echter alleen onderzoek besproken dat zich richt op individuen, waardoor het buitengewoon interessant is om te kijken of dezelfde effecten optreden bij groepsprestaties. Bij teamsport is dit vanzelfsprekend een bepalende factor voor de uitkomst van een wedstrijd.

Beersma, Homan, van Kleef en de Dreu (2013) onderzochten het effect van regulatiefocus op prestaties op teamniveau. Uit de resultaten bleek dat teams met een preventiefocus die liever voor teambeloningen dan individuele beloningen werkten, lager scoorden op fouten intolerantie en hoger scoorden op werkbetrokkenheid, effectieve coördinatie en prestaties. Bij teams met een promotiefocus werd geen verschil gevonden tussen team- of individuele beloningen. Een mogelijke verklaring die de auteurs hiervoor geven is dat deze teams minder sterk reageren op veranderingen in beloning, dan teams met een preventiefocus. Deze wordt ondersteund door de veronderstelling dat mensen in een promotieficus sneller zijn afgeleid dan in een preventiefocus, waardoor ze minder snel geneigd zijn om actie te initiëren (Freitas et al. (2002). Er is echter meer onderzoek nodig om te testen in hoeverre deze resultaten en verklaringen worden ondersteund.

Op basis van de besproken literatuur kan er worden geconcludeerd dat regulatiefocus behalve op motivatie, ook veel invloed uitoefent op prestaties bij zeer diverse taken, waarvan de relevantie voor sport bij allen is beargumenteerd. Zo blijkt een promotiefocus geassocieerd te zijn met het maken van snelle, en een preventiefocus met het maken van accurate beslissingen. Alleen bij teams met een preventiefocus lijkt werken voor teambeloningen een positief effect te hebben op betrokkenheid, coördinatie en prestaties. Ook wiskundige en

(18)

ruimtelijke vaardigheden kunnen verbeteren, mits er fit wordt ervaren tussen regulatiefocus en de formulering van een taak. Tot slot heeft feedback ook enkel een positief effect op prestaties en motivatie, indien er sprake is van een match tussen regulatiefocus en de taakinstructie of strategie. Dit effect wordt echter gemodereerd door het type taak, al is de literatuur hier niet eenduidig over. Ook wat betreft de werking van de onderliggende mechanismes en processen van fit is nog weinig bekend.

De invloed van regulatiefocus op sportprestaties en de rol die regulatory fit hierbij speelt De tot dusver besproken studies over de invloed van regulatory focus en regulatory fit op motivatie en prestaties, hebben veel raakvlak met sport. Deze resultaten zijn derhalve tot op zekere hoogte te generaliseren, alhoewel voorzichtigheid hierbij geboden. Het is, alvorens er daadwerkelijk kennis kan worden geïntegreerd in bijvoorbeeld trainingsmethodes, daarom noodzakelijk om de effecten van regulatiefocus op specifieke sportprestaties te bekijken.

Memmert, Hüttermann en Orliczek (2013) onderzochten mogelijke verschillen tussen een promotie- of preventiefocus bij een divergent denken taak onder voetbalspelers. Uit de resultaten bleek dat spelers met een promotiefocus meer originele, flexibele en adequate oplossingen voor bepaalde spelsituaties bedachten, dan die met een preventiefocus. Volgens de auteurs is een mogelijke verklaring hiervoor dat, in overeenstemming met Förster et al. (2003, aangehaald in Memmert et al., 2013), de manier van informatieverwerking bij spelers met een promotiefocus, meer openstaat voor vernieuwing en risico.

Deze bevindingen sluiten bovendien aan bij het onderzoek van Keller en Bless (2006), die vonden dat ruimtelijke vaardigheden verbeterd konden worden wanneer iemand fit ervaart tussen regulatiefocus en de taakformulering. Zoals gezegd spelen deze vaardigheden een belangrijke rol bij het herkennen van spelsituaties en vinden van creatieve oplossingen. Hoewel in de studie van Memmert et al. (2013) niet bewust rekening werd gehouden met de potentiele werking van fit, was hier mogelijk onbedoeld wel sprake van onder de deelnemers

(19)

met een promotiefocus. De taakinstructie was om zoveel mogelijk oplossingen voor bepaalde spelsituaties te bedenken, hetgeen kan worden beschouwd als een promotietaak. Dit kan wellicht ook verklaren waarom de deelnemers met een promotiefocus hierin beter in staat bleken dan die met een preventiefocus. Zij zouden immers fit ervaren kunnen hebben tussen hun regulatiefocus en de taakformulering. Onderzoek waarin wel bewust rekening wordt gehouden met fit, kan hier meer uitsluitsel over geven.

Kutzner, Förderer en Plessner (2013) onderzochten de invloed van fit op ‘putting ’prestaties bij golfers. Uit deze resultaten bleek dat deelnemers die fit ervoeren tussen hun regulatiefocus en de taakformulering 20% meer ‘puts’ scoorden dan deelnemers die geen fit ervoeren. Ondanks dat ook hier niet duidelijk is welke onderliggende mechanismes aan dit principe ten grondslag liggen, onderstreept dit onderzoek wel dat het positieve effect van fit ook bij sportprestaties kunnen optreden.

Bovendien is het een meerwaarde dat deze studie een spelsituatie in golf betreft. Daarmee wordt de mate waarin de resultaten zijn te generaliseren zijn naar andere sporten versterkt. Om terug te komen op de penalty situatie in voetbal, kan er, afgaand op de bevindingen van Memmert et al. (2013) en Kutzner et al. (2013) worden verwacht dat de werking van fit ook hierop daadwerkelijk van toepassing is.

Voetbalspelers die fit ervoeren tussen hun regulatiefocus en de gegeven taakinstructie, scoorden inderdaad vaker uit een penalty dan spelers waarbij er geen sprake van fit was (Plessner, Unkelbach, Memmert, Baltes & Kolb, 2009). Spelers met een promotiefocus presteerden dus het best wanneer het scoren van een penalty als een promotietaak werd geformuleerd (‘’Je doel is om minimaal drie van de vijf penalty’s te scoren’), terwijl spelers met een preventiefocus beter presteerden wanneer een penalty als een preventietaak werd geformuleerd (‘Je bent verplicht om niet meer dan twee van de vijf penalty’s te missen). Hieruit kan worden geconcludeerd dat het niet uitmaakt welke focus een speler heeft, maar

(20)

dat sportprestaties alleen positief worden beïnvloedt, wanneer er fit wordt ervaren tussen deze focus en de taakinstructie.

Behalve de vraag of hoe fit tussen de taakinstructie en de regulatiefocus tot stand komt, is het minstens zo belangrijk om te onderzoeken of fit interacteert met andere variabelen die voor sportprestaties relevant zijn. Dit is niet uit te sluiten, aangezien het effect van feedback op motivatie en prestaties als gevolg van fit, gemodereerd werd door het type taak, zoals van Dijk en Kluger (2011) aantoonden. Indien dit ook het geval blijkt te zijn bij sportprestaties, kan dit implicaties met zich meebrengen wat betreft de positieve invloed van regulatory fit.

Vogel en Genschow (2013) onderzochten of de moeilijkheidsgraad van een taak een mogelijke variabele is waarmee regulatory fit interacteert. Eerder onderzoek veronderstelt dit namelijk, waardoor het effect van fit tussen regulatiefocus en de taakinstructie op prestaties kan worden verklaard. Uit de resultaten is gebleken dat fit meer positief effect had op prestaties bij een gemakkelijke (scoren vanaf 11 meter) dan een moeilijke taak (scoren vanaf 17 meter). Hieruit kan worden geconcludeerd dat de invloed van fit op prestaties, wordt gemodereerd door de moeilijkheidsgraad van de taak, en dat de positieve invloed van fit afneemt wanneer de moeilijkheidsgraad van een taak groter wordt. Dit biedt met andere woorden meer inzicht in de grenzen van de werking van regulatory fit.

Om tot een conclusie te komen ten aanzien van deze deelvraag, kan er namelijk zeker worden gesteld dat regulatiefocus invloed heeft op sportprestaties. Voorwaarde is echter wel dat ook hier sprake moet zijn van fit tussen deze focus en de taakinstructie. Hoewel in een promotiefocus meer originele, flexibele en adequate oplossingen werden gevonden dan in een preventiefocus, werd er waarschijnlijk onbedoeld fit gecreëerd door de taakinstructie. Het lijkt er derhalve sterk op dat regulatory fit een bepalende rol speelt bij de totstandkoming van

(21)

positieve effecten. Enige nuance op deze conclusie is op zijn plek, aangezien dit effect wordt gemodereerd de moeilijkheidsgraad van een taak.

Conclusie & Discussie

Om terug te komen op de hoofdvraag, kan er worden geconcludeerd dat een promotie- of preventiefocus op zowel motivatie, prestaties in het algemeen als sportprestaties, een positieve invloed heeft, indien er sprake is van fit tussen de regulatiefocus en de taakinstructie. Wanneer dit niet het geval bleek te zijn, oftewel non-fit, traden deze effecten nauwelijks op, hetgeen aantoont dat regulatiefocus weinig teweeg brengt. Hoewel er kleine verschillen tussen beide regulatie oriëntaties zijn gevonden wat betreft de invloed op de drie afhankelijke variabelen, is met name het ervaren van fit tussen regulatiefocus en de manier waarop een doel wordt nagestreefd of geïnstrueerd, van cruciaal belang voor het overgrote deel van de bevindingen in de besproken studies.

Er is over het algemeen veel consensus binnen de literatuur over de effecten van zowel regulatiefocus als regulatory fit. Echter is het aantal studies dat onderzoekt met welke variabelen fit mogelijk interacteert nog te beperkt, ondanks dat er wel enkele resultaten zijn gevonden. Zo bleek dat het effect van feedback op prestaties als gevolg van fit, te worden gemodereerd door het type taak, en het effect van fit op sportprestaties door de moeilijkheidsgraad van de taak. De positieve invloed van fit blijkt af te nemen, naar mate een taak moeilijker wordt. Bevindingen als deze kunnen de grenzen aangeven voor de werking en toepasbaarheid van dit principe. Een vraag voor vervolgonderzoek zou zich dan ook kunnen concentreren op waar deze grens ligt en hoe deze is te bepalen. Wellicht bestaan er zelfs nog meer variabelen waarmee fit interacteert,

Een ander punt van discussie is dat er tot dusver nog nauwelijks iets bekend is over de exacte werking van regulatory fit, ondanks dat er sterk uiteenlopende verklaringen worden gesuggereerd. Hierbij zou de nadruk moeten liggen op onderliggende mechanismes, die ten

(22)

grondslag liggen aan fit. Een suggestie voor een mechanisme dat in toekomstig onderzoek nader bekeken dient te worden, is aandacht. RFT stelt immers dat de mate van betrokkenheid bij een taak, en daarmee de aandacht, sterk toeneemt indien er sprake is van fit. Het is derhalve een plausibele gedachtegang dat hierdoor onder andere de motivatie en prestaties op een taak sterk kunnen toenemen. Een manier waarop dit vrij eenvoudig meetbaar zou zijn, is door als onafhankelijke variabele een afleidende factor te manipuleren. De achterliggende veronderstelling hierbij, is dat afleiding de mate van aandacht negatief beïnvloedt, met als gevolg dat de motivatie en prestaties op een taak achteruitgaan. In geval van een penalty in het voetbal, is een fluitconcert een veelvoorkomende poging van het publiek om de speler van de tegenstander uit zijn concentratie te halen. Dit zou een ecologisch valide en haalbare methode kunnen zijn wat betreft onderzoek naar fit en penalty’s. De verwachting is dan dat afleiding minder negatief effect heeft op prestaties bij spelers die fit ervaren tussen hun regulatiefocus en de taakinstructie, dan spelers die geen fit ervaren.

Indien zulke onderzoeksresultaten gevonden zouden worden, brengt dit vanuit sociaal psychologisch perspectief belangrijke implicaties met zich mee voor zowel de wetenschap als de praktijk. Academisch gezien zou deze kennis niet alleen meer inzicht geven op regulatory focus en fit theory, en voornamelijk de werking ervan. Dit zou namelijk tevens het belang van van empirisch onderzoek onderstrepen, aangezien de effecten direct observeerbaar zijn in de praktijk. Door deze kennis te integreren in trainingsmethoden op gebied van sport en voetbal in het bijzonder, kan er op talloze vlakken veel progressie worden geboekt. De sport- en sociale psychologie zouden alleen daarom al hét speerpunt van de KNVB moeten zijn voor de nieuw in te zetten koers, die het Nederlandse voetbal terug moet helpen naar de absolute wereldtop.

(23)

Literatuurlijst

Beersma, B., Homan, A. C., Van Kleef, G. A., & De Dreu, C. K. W. (2013). Outcome interdependence shapes the effects of of prevention focus on team processes and performance. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 121, 194-203. Bootsman, C. (2014). KNVB bezorgd over dalend niveau Nederlands voetbal. Opgehaald op

1 juni 2014, van http://www.nu.nl/algemeen/3790280/knvb-bezorgd-dalend-niveau-nederlands-voetbal.html

Förster, J., Higgins, E. T., & Taylor Bianco, A. (2003). Built-in trade off or seperate strategic concerns? Organizational Behavior and Human Decision Processes, 90, 148-164. Förster, J., Higgins, E. T., & Idson, L. C. (1998). Approach and avoidance strength during

goal attainment: Regulatory focus and the “goal looms larger” effect. Journal of Personality and Social Psychology, 75, 1115-1131.

Freitas, A. L., Liberman, N., Salovey, P., & Higgins, E. T. (2002). When to begin? Regulatory focus and initiating goal pursuit. Personality and Social Psychology Bulletin, 28, 121-130.

Higgins, E. T. (1997). Beyond pleasure and pain. American Psychologist, 52, 1280-1300. Higgins, E. T., Cesario, J., Hagiwara N., Spiegel, S., Pittman, T. (2010). Increasing or

decreasing interest in activities: The role of regulatory fit. Journal of Personality and Social Psychology, 98, 559-572.

Hutter, V. (2013). Holland’s next sport talent? Opgehaald op 28 mei 2014, van http://www.sportknowhowxl.nl/Werkendewetenschap/7988

Idson, L. C., Liberman, N., & Higgins, E. T. (2000). Distinguishing gains from nonlosses and losses from nongains: A regulatory focus perspective on hedonic intensity. Journal of Experimental Social Psychology, 36, 252-274.

(24)

Keller, J., & Bless, H. (2006). Regulatory fit and cognitive performance: The interactive effect of chronic and situationally induced self-regulatory mechanisms on test- performance. European Journal of Social Psychology, 36, 393-405.

Kutzner, F. L., Förderer, S., & Plessner, H. (2013). Regulatory fit improves putting in top golfers. Sport, Exercise, and Performance Pscychology, 2, 130-137.

Memmert, D., Hüttermann, S., & Orliczek, J. (2013). Decide like Lionel Messi! The impact of regulatory focus on divergent thinking in sports. Journal of Applied Social Psychology, 43, 2163-2167.

Plessner, H., Unkelbach, C., Memmert, D., Baltes, A., & Kolb, A. (2009). Regulatory fit as a determinant of sport performance: How to succeed in a penalty-shooting. Psychology of Sport and Exercise, 10, 108-115.

Van Dijk, D., & Kluger, A. N. (2011). Task type as a moderator of positive/negative feedback effects on motivation and performance: A regulatory focus perspective. Journal of Organizational Behavior, 32, 1084-1105.

Spiegel, S., Grant-Pillow, H., & Higgins, E. T. (2004). How regulatory fit enhances

motivational strength during goal pursuit. European Journal of Social Psychology, 34, 39-54.

Voetbal International (2013). De crisis in Nederland voetballand. Opgehaald op 25 mei 2014, van http://www.vi.nl/nieuws/nieuwe-serie-vi-de-crisis-in-nederland-voetballand.htm

Vogel, T., & Genschow, O. (2013). When do chronic differences in self-regulation count?: Regulatory focus effects in easy and difficult soccer tasks. Journal of Sport & Exercise Psychology, 35, 216-220.

(25)

InfoNu (2014). Daalt Nederland nog verder op de UEFA-coëfficiëntenlijst? Opgehaald op 20 juni 2014, van http://sport.infonu.nl/voetbal/129266-daalt-nederland-nog-verder-op-de-uefa-coefficientenlijst.html

(26)

Hoe het Nederlands Elftal Wereldkampioen wordt:

De positieve Invloed van Regulatory fit op Prestaties bij Penalty’s

Datum: 29 juni 2014 Naam: Thomas Oosterink Studentnummer: 10018549 Begeleidster: Janina Marguc Bachelorthese: Onderzoeksvoorstel Sociale Psychologie

(27)

Abstract

In deze studie werd middels een multiple regressieanalyse, gemeten of aandacht de werking van de positieve invloed van regulatory fit op prestaties bij strafschoppen kan verklaren. Hierbij werd de regulatiefocus bij 85 voetbalspelers gemeten, alvorens zij random werden toegewezen aan de promotietaak- of de preventietaak conditie. Aandacht werd gemeten door te vragen hoe deze verdeeld was tussen het nemen van de penalty en een achtergrondgeluid (studie 1) en hoe goed deelnemers konden herinneren welke reclameborden werden weergegeven (studie 2). Prestaties op strafschoppen werd gemeten door het aantal benutte penalty’s te tellen in een reeks van vijf. Verondersteld werd dat fit tussen regulatiefocus en taakinstructie leidt tot meer aandacht bij de penalty en daardoor tot betere prestaties.

(28)

Inleiding

Voorafgaand aan het Wereldkampioenschap voetbal in Brazilië, dat op dit moment in volle gang is, werd het onervaren Nederlands elftal weinig kansen toegedicht. Bondscoach Louis van Gaal had in zijn selectie veelal jonge en talentvolle spelers uit de vaderlandse competitie opgenomen, waardoor de meeste voetbalanalisten niet de verwachting hadden dat Oranje hoge ogen zou gaan gooien op het mondiale eindtoernooi. Hoe anders zien die vooruitzichten er vandaag de dag uit. De als loodzwaar bestempelde poulefase werd met drie overwinningen relatief gemakkelijk overleefd, en na Mexico in de achtste finale te hebben uitgeschakeld, lonkt zelfs een plek in de finale. Voor het echter zo ver is, zullen er nog drie wedstrijden gewonnen moeten worden, waarbij de kans dat daar minimaal één keer een strafschoppenserie aan te pas komt, aanzienlijk is. Als het daarop aankomt is het natuurlijk de vraag hoe deze gewonnen kunnen worden.

En laat Nederland nou uitgerekend te kampen hebben met een heus penaltysyndroom. In de historie van zowel het Europees als het Wereldkampioenschap verloor Oranje liefst vier van de vijf strafschoppenseries, waardoor het werd uitgeschakeld. Dieptepunt was nog de halve finale tegen Italië op het EK 2000 in eigen land, toen in de reguliere speeltijd al twee keer van 11 meter werd gemist en in de penaltyreeks nog eens drie keer (Nederlands voetbalelftal, 2014). Op het huidige WK krijgt Nederland wellicht de kans om zich definitief van dit trauma te ontdoen. De vraag is echter hoe, aangezien velen een strafschoppenserie als een loterij beschouwen. Desondanks laat psychologisch onderzoek naar regulatory fit zien dat de kans op het scoren van een penalty wel degelijk kan worden vergroot. In deze studie zal daarom worden onderzocht hoe dit principe precies in werking gaat.

De term regulatory fit komt voort uit de regulatory fit theory van Higgins (2000, aangehaald in Spiegel, Grant-Pillow & Higgins, 2004). Deze stelt dat, wanneer zelfregulatie ondersteund wordt door de manier waarop een doel wordt nagestreefd (fit) in vergelijking met

(29)

wanneer deze niet matchen (non-fit), de mate van betrokkenheid bij het doel en het gevoel dat het doel zinvol is toenemen. Aan de hand van zelfregulatie kunnen discrepanties tussen iemands huidige staat en een gewenste eindstaat worden gereduceerd, waarbij de motivatie voor deze aanpak centraal staat (Higgins, 1997). Er kan onderscheid worden gemaakt tussen zelfregulatie met een promotie- en een preventiefocus. De regulatory focus theory (RFT) van Higgins (1997) is hierop gebaseerd en beschrijft de relatie tussen motivatie en de manier waarop een doel wordt nagestreefd. Daarbij houden beide zelfregulatie oriëntaties er een verschillende strategie op na. Friedman (1999, aangehaald in Idson, Liberman & Higgins, 2000). stelde dat werken aan een doel in een promotiefocus wordt geassocieerd met gretigheid, terwijl dit in een preventiefocus wordt geassocieerd met waakzaamheid. Gretige en waakzame strategieën zijn gericht op respectievelijk toenadering van positieve uitkomsten en vermijding van negatieve uitkomsten (Higgins, Cesario, Hagiwara, Spiegel & Pittman, 2010).

Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar allerlei verschillen tussen promotie- en preventiefocus op talloze variabelen, waaronder motivatie en (sport)prestaties. Over het algemeen bestaat er in de literatuur de consensus dat het, afgezien enkele kleine verschillen, weinig uitmaakt welke regulatiefocus een persoon heeft, wat betreft de invloed op een bepaalde variabele. Deze lijkt namelijk vooral een positief effect te hebben, wanneer een persoon fit ervaart tussen zijn of haar regulatiefocus en de manier waarop een doel wordt nagestreefd of geformuleerd. Wanneer deze niet met elkaar matchen (non-fit), heeft zowel een promotie- als preventiefocus veel minder invloed op de afhankelijke variabele. Zo blijkt fit een positief effect te hebben op onder andere toekomstige motivatie (Higgins, Cesario, Hagiwara, Spiegel & Pittman, 2010), motivatie en prestaties op alledaagse taken (Spiegel, Grant-Pillow en Higgins (2004) en wiskundige en ruimtelijke vaardigheden (Keller & Bless, 2006).

(30)

Zowel motivatie, prestaties als ruimtelijke vaardigheden zijn buitengewoon essentiële factoren in het kader van sport, waardoor het niet verwonderlijk is dat het onderzoek naar regulatory fit zich ook heeft uitgebreid naar dit domein. Het blijkt dat wanneer regulatiefocus in overeenstemming is met de gegeven taakinstructie, ‘putting’ prestaties bij golf worden verbeterd (Kutzner, Förderer en Plessner (2013) evenals de prestaties op penalty’s in het voetbal (Plessner, Unkelbach, Memmert, Baltes & Kolb, 2009). Er is tot dusver echter nog weinig bekend over welke specifieke processen ten grondslag liggen aan de werking van regulatory fit. Mogelijke verklaringen die worden gesuggereerd zijn dat non-fit leidt tot choking under pressure, waarbij de aandacht teveel op een bepaalde handeling wordt gelegd met als gevolg dat prestaties worden ondermijnd (Higgins & Spiegel, 2004, aangehaald in Plessner et al., 2009). Daarnaast kan fit de intensiteit van motivatie versterken, door een toename van de betrokkenheid bij een taak, en daarmee tevens de aandacht (Higgins, 2006). In de huidige studie wordt derhalve verondersteld dat aandacht een verklaring kan bieden voor de effecten van regulatory fit op prestaties bij strafschoppen.

Dit werd onderzocht door te meten of de deelnemers van zichzelf een promotie- of preventiefocus hadden. De taakinstructie werd gemanipuleerd door deelnemers toe te wijzen aan de promotietaak-conditie of de preventietaak-conditie. Er waren in totaal dus vier verschillende condities, waarvan er bij twee sprake was van fit tussen regulatiefocus en taakinstructie (promotiefocus en promotietaak / preventiefocus en preventietaak) en bij twee van non fit (promotiefocus en preventietaak / preventiefocus en promotietaak). Vaardigheid op het nemen van een penalty werd gemeten door het aantal benutte strafschoppen te tellen in de oefentrial. Prestaties op penalty’s werd gemeten door het aantal gescoorde strafschoppen te tellen in de daadwerkelijke test. Aandacht werd in studie 1 gemeten door tijdens de penalty’s een fluitconcert te simuleren, en deelnemers achteraf op zevenpunts Likertschalen te laten aangeven hoe hun aandacht was verdeeld tussen de penalty en het geluid. In studie 2 werd

(31)

aandacht achteraf gemeten aan de hand van een recall task, waarbij deelnemers moesten aangeven of ze een bepaalde reclamebord tijdens het nemen van de strafschoppen wel of niet hadden gezien.

Ten aanzien van het effect van regulatory fit op de prestaties bij penalty’s werd in studie 1 verwacht, dat deelnemers in de condities waarin ze fit tussen hun regulatiefocus en de taakinstructie ervoeren, significant hoger scoorden op aandacht bij de penalty en het aantal benutte penalty’s, dan deelnemers in de condities waarin sprake was van non-fit. In studie 2 werd verwacht, dat deelnemers in de condities waarin ze fit tussen hun regulatiefocus en de taakinstructie ervoeren, significant lager scoorden op het aantal geraden reclameborden en significant hoger scoorden op het aantal benutte penalty’s, dan deelnemers in de condities waarin sprake was van non-fit. Hiertoe werden voor beide studies mediatie analyses uitgevoerd, waarin vier stappen werden doorlopen. De eerste stap was het effect van fit op prestaties, waarbij een significant interactie-effect werd verwacht tussen regulatiefocus en taakinstructie. De tweede stap was het effect van fit op zelf-gerapporteerde aandacht, waarbij een significant interactie-effect werd verwacht tussen regulatiefocus en taakinstructie. De derde stap was het effect van aandacht op prestaties, waarbij werd verwacht dat meer een hogere mate van aandacht leidt tot betere prestaties. Tot slot was die vierde en laatste stap het effect van fit en aandacht op prestaties, waarbij werd verwacht dat het oorspronkelijke interactie-effect tussen regulatiefocus en taakinstructie zou verdwijnen of worden verminderd. Indien deze verwachtingen worden gevonden, dan impliceren de resultaten evidentie voor de assumptie dat aandacht als verklaring voor de werking van regulatory fit op prestaties bij strafschoppen in het voetbal kan worden beschouwd.

(32)

Methode Deelnemers

Aan de studie namen tenminste 85 voetbalspelers (63 mannen en 22 vrouwen) uit diverse teams van clubs uit de Eerste Divisie en Topklasse van zowel het mannen- als vrouwenvoetbal in Nederland deel. De grootte van deze steekproef is gebaseerd op een a priori berekening in G*power, waarbij werd uitgegaan van een multiple regressie met een Power 1−β = 0.8. Als inclusiecriterium gold dat de moedertaal van de deelnemers Nederlands moest zijn en dat ze in hun carrière minimaal één keer een penalty in een officiële wedstrijd genomen moesten hebben. De gemiddelde leeftijd bedroeg 23,47 jaar (SD = 3,12). Deelnemers werden random ingedeeld in de promotietaak- of de preventietaakconditie. Hierdoor kregen er, van de 46 spelers met een promotiefocus, 24 een promotie taakinstructie (fit) en 22 een preventie taakinstructie (non-fit) toegewezen, en van de 39 spelers met een preventiefocus, 18 een promotie taakinstructie (fit) en 21 een preventie taakinstructie (non-fit). Deelname werd beloond met een cadeaubon ter waarde van 10 euro bij een sportwinkel. De deelnemers werden geworven door voetbalclubs uit de Eerste Divisie en Topklasse per mail te benaderen, en te vragen of zij enkele spelers van een aantal seniorenteams beschikbaar wilden stellen voor het onderzoek. Indien door een club toestemming werd verleend, werden per team 5 veldspelers random geselecteerd.

Materialen

De regulatiefocus van de deelnemers werd gemeten aan de hand van de Regulatory focus vragenlijst (Lockwood, 2002, aangehaald in Plessner et al., 2009). Deze likertschalen waren onderdeel van een grotere vragenlijst met enkele andere vragen die relevant waren voor een penaltyserie, zoals demografische gegeven, positie in het veld en beoordeling van eigen vaardigheid bij het nemen van een strafschop. Een voorbeelditem was: ‘ik ben vaak bezorgd

(33)

dat ik zal falen om mijn sportieve doelen te bereiken.’ Hierbij liepen de scores uiteen van 1 (helemaal niet waar) tot 7 (helemaal waar).

Om fit en non-fit te creëren werd de taakinstructie gemanipuleerd, door de deelnemers random toe te wijzen aan de promotietaak conditie of de preventietaak conditie. Hierbij werd onderscheid gemaakt in de formulering van de taak. Bij de promotietaak werd bij de penalty’s de volgende instructie gegeven: ‘Je gaat vijf penalty’s nemen. Je aspiratie is om minimaal drie keer te scoren.’ Deze formulering werd bij deelnemers met een promotiefocus ervaren als fit, en bij deelnemers in een preventiefocus als non-fit. Bij de preventietaak luidde de instructie: ‘Je gaat vijf penalty’s nemen. Je plicht is om niet meer dan twee keer te missen.’ Bij deelnemers in een promotiefocus werd deze formulering als non-fit ervaren, en bij deelnemers in een preventiefocus als fit. Zodoende was er sprake van een 2x2 design met vier verschillende condities.

De prestaties op penalty’s werd gemeten door het aantal gescoorde strafschoppen te tellen in de daadwerkelijke taak. De minimumscore hierbij bedroeg nul en de maximumscore vijf. Aandacht bij de taak of het achtergrondgeluid werd bij studie 1 gemeten door zelfrapportage op een aantal op likertschalen. Een voorbeeld van zo’n item was: ‘Was je aandacht gemiddeld meer bij de penalty’s of bij achtergrondgeluid?’ De minimumscore was 1 (bij de penalty) en de maximumscore 9 (bij het geluid). Dit achtergrondgeluid was een striemend fluitconcert dat middels een stereo-installatie werd afgespeeld.

Bij studie 2 werd aandacht gemeten aan de hand van scores op een recall taak. Hierbij moesten deelnemers van 10 reclameborden aangeven of ze deze wel of niet hadden gezien, gedurende het nemen van de penalty’s. Bij iedere genomen strafschop, werd achter de goal een elektronisch reclamebord weergegeven, waarop het logo en de naam van een bekend bedrijf (onder andere Coca-Cola en BMW) was afgebeeld. Hierbij werd het aantal correct geraden reclameborden gemeten. De maximumscore bedroeg dus nul, en duidt op aandacht

(34)

bij de penalty, en de maximumscore bedroeg vijf, dat erop duidt dat aandacht was afgeleid door de reclameborden.

Er werden tevens een aantal manipulatiecontroles uitgevoerd middels het invullen van likertschalen. Hierbij werd gecontroleerd voor motivatie, verwachtingen, toestand en de vaardigheid bij het nemen van de penalty’s. Een voorbeeld van zo’n item was: ‘Hoeveel zin heb je in de volgende taak?’, waarbij van 1 (helemaal niet) tot 7 (heel erg veel) kon worden gescoord. Behalve reeds genoemde, werden ook de volgende materialen gebruikt: Een goal van officiële afmetingen met net, een bal en een fluit.

Na afloop van het onderzoek werd een exit-interview afgenomen, om te verzekeren dat deelnemers serieus hadden meegewerkt. Daarnaast werd gevraagd of ze een idee hadden over het doel van het onderzoek. Tot slot werd naar de sekse en leeftijd van de deelnemers gevraagd.

Procedure

Het onderzoek werd geleid door een aantal proefleiders, die instructies gaven voorafgaand, tijdens en na afloop van het onderzoek. Een proefleider was scheidsrechter, die het signaal gaf om een penalty te nemen en op de achterlijn stond om te beoordelen of een bal daadwerkelijk de doellijn was gepasseerd. De scores werden bijgehouden door een tweede proefleider die op afstand toekeek. Bij iedere strafschop bediende een derde proefleider in studie 1 de stereo-installatie voor het achtergrondgeluid en bij studie 2 de reclameborden. Er werd tevens één vaste keeper gebruikt bij alle genomen strafschoppen. Deze was van vergelijkbaar niveau als de spelers en was niet op de hoogte van het doel van het onderzoek, de regulatiefocus van de spelers en de gegeven taakinstructie. De onderzoeken werden afgenomen in de bestuurskamer en op het hoofdveld van de club waar de deelnemers in kwestie voor speelde.

Bij binnenkomst kregen de deelnemers een informed consent, waarin werd uitgelegd hoe het onderzoek was opgebouwd. Hierbij werd verteld dat zowel deel 1 als deel 2 van het

(35)

onderzoek bestond uit acht fases. Tevens werd gezegd dat ze een aantal vragenlijsten moesten invullen en penalty’s gingen nemen, zonder het doel van het onderzoek toe te verklappen.

In fase 1 werd om te beginnen in de bestuurskamer de regulatory focus vragenlijst ingevuld, om te bepalen welke regulatiefocus iedere deelnemer had. Deze werden ingevuld en daarna direct door de onderzoekers ingenomen. Vervolgens werd verteld dat de deelnemers zich in de kleedkamer konden omkleden en zich moesten klaarmaken voor de penalty’s op het veld. Daar kregen de deelnemers de volgende instructies voor fase 2. Er werd verteld dat ze vijf penalty’s mochten nemen als oefening, voorafgaand aan de daadwerkelijke taak, en dat deze nog niet meetelden. In werkelijkheid werden de scores op de oefensessie wel gemeten om te kunnen controleren voor de vaardigheid van de speler op het nemen van penalty’s. Er werd tevens gezegd dat de keeper van vergelijkbaar niveau was en probeerde iedere penalty tegen te houden. Na de oefensessie kregen deelnemers in de derde fase de instructies voor de daadwerkelijke taak, in de dug-out langs het veld. Hierbij werd dus onderscheid gemaakt tussen de promotietaak conditie en de preventietaak conditie, wat betreft de gegeven instructie. Vervolgens vulden ze in de volgende fase ook een aantal controlevragen in over motivatie, verwachting en toestand. De vijfde fase bestond uit de daadwerkelijke taak, waarbij vijf strafschoppen achter elkaar werden genomen. Na afloop van de penaltyserie werd de deelnemers verteld dat naar de bestuurskamer moesten gaan. In deze zesde fase werd nog een vragenlijst ingevuld om aandacht te meten. Fase 7 bestond uit het exit-interview, waarin werd gevraagd of deelnemers serieus hadden meegewerkt en of ze het doel van het onderzoek wisten. Deze werd tot slot in de achtste fase aan de deelnemers verteld middels de debriefing. In studie twee waren de fases bijna exact hetzelfde. In fase 5 werden echter reclameborden elektronisch weergegeven en ging de vragenlijst om aandacht te meten in fase 6 ook hierover.

(36)

Literatuurlijst

Higgins, E. T. (1997). Beyond pleasure and pain. American Psychologist, 52, 1280-1300. Higgins, E. T. (2006). Value from hedonic experience and engagement, Psychological

Review, 113, 439-460.

Higgins, E. T., Cesario, J., Hagiwara N., Spiegel, S., Pittman, T. (2010). Increasing or decreasing interest in activities: The role of regulatory fit. Journal of Personality and Social Psychology, 98, 559-572.

Idson, L. C., Liberman, N., & Higgins, E. T. (2000). Distinguishing gains from nonlosses and losses from nongains: A regulatory focus perspective on hedonic intensity. Journal of Experimental Social Psychology, 36, 252-274.

Keller, J., & Bless, H. (2006). Regulatory fit and cognitive performance: The interactive effect of chronic and situationally induced self-regulatory mechanisms on test- performance. European Journal of Social Psychology, 36, 393-405.

Kutzner, F. L., Förderer, S., & Plessner, H. (2013). Regulatory fit improves putting in top golfers. Sport, Exercise, and Performance Pscychology, 2, 130-137.

Spiegel, S., Grant-Pillow, H., & Higgins, E. T. (2004). How regulatory fit enhances

motivational strength during goal pursuit. European Journal of Social Psychology, 34, 39-54.

Wikipedia (2014). Nederlands voetbalelftal. Opgehaald op 23 juni 2014, van http://sport.aliexirs.ir/Nederlands-voetbalelftal-Wikipedia.html

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toegepast op de werking van het HIV-SAM Project betekent dit dat hiv- preventie niet los van de promotie van seksuele gezondheid mag staan en dat de psychosociale- en

Het onderzoek naar verticale integratie zou de aanzet kunnen zijn tot verder onderzoek naar de effectiviteit van andere (hybride) vormen van samenwerking van onderwijs in

Afgelopen jaren zijn er verschillende citymarketing initiatieven binnen de gemeente Enschede ontstaan (Duitsland- team, economische profilering etc.). Dit heeft geleid tot

Hierbij sturen we u onze allerbeste wensen voor het nieuwe jaar 2021.. We hopen alvast dat dit jaar het begin

Als eerste zijn de achtergrondkenmerken van de deelnemerspopulatie (N=114) en van de algemene populatie kinderen van 7 tot en met 14 jaar met overgewicht of

Promotie 2 is echter de smaakmaker van het jaar: na een mislukt seizoen 02/03 wordt het team dit keer ruim kampioen van de HSB-Promotieklasse (met een bordgemiddelde van

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie

Extern bleek voorlopig geen vooruitgang meer mogelijk. Zowel het eerste als het tweede tiental eindigden in respectievelijk de tweede klasse HSB en de vierde klasse HSB, in