• No results found

Onderzoek MBO-V., evaluatie, participatieperiode, relatie beroepsbeeld-veldkeuze : bijlagen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek MBO-V., evaluatie, participatieperiode, relatie beroepsbeeld-veldkeuze : bijlagen"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderzoek MBO-V., evaluatie, participatieperiode, relatie

beroepsbeeld-veldkeuze : bijlagen

Citation for published version (APA):

Kuepers, P. J. (1976). Onderzoek MBO-V., evaluatie, participatieperiode, relatie beroepsbeeld-veldkeuze : bijlagen. (Ziekenhuis research project. Rapport; Vol. 19a), (Project Opleiding en werksituatie verplegenden). Technische Hogeschool Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1976

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

---_

..

_ - ,

8IBLlOTHC'

I

~-.---

... ···-···i

7609218

I

1 - - - . . .... , I

T.

H. E

i ~'i

n ;.;.

I

... _ _ _ _ _ .. _ _ _ . _ _ . .J PROJECT "OPLEIJ)ING EN WERKSITUATIE " VERPLEGENDEN" ONDERZOEK M.B.O.-V. - Evaluatie participatieperiode - Relatie beroepsbeeld - veldkeuze

(bij lage)

ir. P.J. KUEPERS

oktober 1976

(3)

Bijlagen

1. Voorgeschiedenis onderzoek.

2. Schema van leereenheden en onderwijsstructuur.

3. Leerperioden.

4.1. Onderzoeksresultaten voormeting (enquete 6) 4.2. Onderzoeksresultaten nameting (enquete 7).

(4)

Bijlage 1.1.

Aan de Afdeling der Bedrijfskunde van de Technische Hogeschool te Eindhoven is september 1971 door drs. J.A. Verwey een onderzoek ge-start naar de opleiding en werksituatie van leerling verplegenden in algemene ziekenhuizen. De aanleiding tot dit onderzoek was het hoge verloop onder de leerling verplegenden van de inservice-oplei-dingen in Nederland.

De vraagstelling van dit onderzoek was:

Zijn er factoren (sociologische d.w.z. achtergronds of persoons-gebonden en/of organisatorische) aan te wijzen die het verioop onder leerling-verplegenden (van de inservice-opleidingen) beinvloe-den. Indien deze vraagstelling beantwoord kan worden, welke organisatorische oplossingen kunnen dan voor het probleem het verioop -gegeven of voorgesteid worden?

In september 1972 startte de eerste experimentele dagopleiding voor verplegenden, de M.B.O.-V., in Eindhoven.

Dit is een van de experimenten die opgezet zijn als antwoord op de kritiek t.a.v. de bestaande inservice-opleidingen. Een punt van kritiek was het reeds genoemde hoge verioop onder de inservice-leerlingen.

Door de relevantie van de experimentele dagopleiding t.a.v. de vraagstellingen van Verwey is besloten ook dit experiment in het onderzoek te betrekken.

De vraagstelling voor dit deelonderzoek Iuidt:

Spelen faktoren die bij de inservice-leeriingen tot een hoog ver~

loop leiden ook een rol bij de leerlingen van de dagopleiding? Zo niet, is het te verwachten dat deze faktoren na diplomering van de leerlingen van de dagopleiding een rol gaan spelen?

Het onderzoek aan de M.B.O.-V. is in 1972 gestart met het voorleg-gen van een vravoorleg-genlijst aan de vier klassen leerlinvoorleg-gen die in sep-tember 1972 als eersten met de opleidingbegonnen zijn. In totaal

omvat deze groep ~ 100 Ieerlingen. Deze vragenlijst bestond voor

een groot gedeelte uit vragen die ook aan de bij het onderzoek be-trokken leeriingen van de inservice-opleidingen zijn gesteld.

Lips heeft in het kader van zijn doctoraal project aandacht besteed aan enkele organisatie aspecten van een bepaalde onderwijsvorm nt. de praktijkperiode (het tweede jaar).

(5)

1.2.

De specifieke opdracht voor zijn onderzoek luidde:

Ga na welke factoren het verloop uit de opleiding veroorzaken, zo-wel tijdens deze praktijkperiode als mogelijk daarna.

De factoren die hij bij zijn onderzoek in beschouwing heeft geno-men zijn:

I. Ret beroepsbeeld met de daaraan gekoppelde beroeps- en veldkeuzt.

2. De integratie theorie en praktijk. 3. De praktijk begeleiding.

Ik zal daarbij nader ingaan op de bovengenoerude factoren, waarbij de nadruk ligt op de veldkeuze van de leerlingen.

Ret begrip beroepsbeeld zal verder worden uitgewerkt en geoperatio-naliseerd.

(6)

Schema leereenheden Ie en 2e studiejaar Bij lage 2. 1 • I. Algemene basis (theorie) - nederl. en rapportage - engels (vr. taal) - rekenen - natuurkunde - scheikunde, kl.chemie - lich. opvoeding - expressie - exkursie - pers.heidsvorming; eultureel/maatsch. algemeen en ethiseh - geseh. v.d. gezondh. zorg - studiebegeleiding 8. De psychisch mens

J

(theorie en praktijk) - psych. + som. verpl.

kunde - soc. psychologie - patient en maatsch. - agogie - algem. psychiatrie - therapievormen 7. De zwakzinnige mens (theorie en praktijk) - psych.+som.verpl.kunde - psychologie ; ' de zwakzinnige in de maatschappij (ortho)pedagogie psycho + neuropatho-; logie bezigheidsaktivering 6. De chronisch zieke en/of bejaarde mens (theorie en praktijk) - som.+psych.verpl.kunde -.psychologie sociologie - agogie - geriatrie - dieetleer - bezigheidsaktivering - revalidatie· 9. Uitdieping Overgenomen uit: Leerplan opleiding tot verplegende Samengesteld door: Onderwijskommissie experimentele

,

I

2. Beroepsgeorienteerde basis (theorie) - algem. somatische en psychische verpleeg-kunde - psychologie - sociologie - (ped)agogie - menskunde - algem. ziekteleer - voedingsleer - e.h.b.o. 3. De mens in de ~katschappij (theorie en praktijk)

v~rpleging

van de patient thuis - Jlgem. gezondheidsleer I • • - soelale psychologle - sociologie - (ped)agogie - soc.psych.geneesk.

4. Het zieke kind

\ (theorie en praktijk) - somatische + psychische ~inderverpleegkunde \

.

.

- ontwlkkellngspsych. - kind in de maatschappij peaagogie - algem. kindergenees-kun'de I • - voedlngsleer 5. De (som)zieke mens (theorie en praktijk) - som.+psyeh.verpl.kunde - psyehologie - sociologie - agogie - ziekteleer - dieetleer - farmakologie en.verzorgende M.B.O.-niveau. opleiding Eindhoven. Uitgave: februari 1972

(7)

Schematische structuur van de opleiding M.B.O.-V.

4 dagen per week: stage

Keuze-stage: Participatie

<:

I dag per week theorie

10 weken 2 dagen: theorie

per week:< 3 dagen: stage Leereenheid: De psychisch zieke mens 2.2. I---.---+---~-

"..

-I::l Q,) ..:.: Q,) ~ 0 \.0 II H H Q,) 'ti a -.-I l-I Q,) p.., Leereenheid: De zwakzi?nige mens Leereenheid: De chronisch zieke en be-jaarde mens Leereenheid: De zieke

vol-was sene

Leereenheid: Ret zieke kind

Leereenheid: De mens in zijn tijdssituatie observatieperiode Algemene vorming en behandeling van de projecten. Excursies naar de 6 te behandelen pro~ jecten. orientatieperiode De mens 1n zijn tijdssituatie. Ret zieke kind. De zieke volwassene. De zieke bejaarde De psychisch zieke. De zwakzinni~e mens.

(8)

Bijlage 3.1.

Uitwerking leerperioden. Leerperioden.

a. ~~_~~E~!~_!~~EP~E!£~~~

De eerste leerperiode duurt 1 jaar en wordt de o!ientatieperiode genoemd. Tijdens deze periode worden naast algemeen vormende vakken ook beroeps-orienterende lessen gegeven. Er worden bezoeken afgelegd bij de verschil-lende instellingen van de gezondheidszorg en de maatschappelijke hulpver-lening, de zogenaamde praktische orientatie, met als doel een eerste kennismaking met de velden.

Deze periode duurt l~ jaar en wordt de observatieperiode genoemd. Met de kennis van het eerste jaar en de meerberoepsgerichte vakken tijdens de observatieperiode gaat de leerling het werk van de verpleegkundige in het veld observeren, de zogenaamde praktische observatie.

Tijdens deze periode werken ze niet mee op de afdeling, maar voeren op-drachten uit, die ze van school hebben meegekregen.

Hiervoor gaan ze naar zes verschillende velden van de gezondheidszorg. Deze thema's zijn:

1) Het (zieke) kind

2) Mens in de thuis situatie (E.M.G.Z.)

3) de somatisch zieke mens (Algemeen ziekenhuis)

4) de chronisch zieke en/of bejaarde mens. Verpleeghuis of bejaardente-huizen

5) de zwakzinnige mens. Instelling voor zwakzinnige zorg 6) de psychisch zieke mens. Psychiatrisch centrum.

Men start met de meest door de leerling herkenbare velden.

Doordat de plaatsingsmogelijkheden niet altijd voor ieder veld voldoende aanwezig zijn, treden er soms veranderingen op bij de volgorde van stage-lopen in de velden.

In deze velden lopen de leerlingen 10 weken stage. De leeroefenperiode wordt ondersteund door theoretische en voorbereidende lessen op schOGi

(9)

3.2.

Het doel van de leeroefenperiode is: ,,"de voorwaarden te scheppen dat de leerling door middel van theoretische en praktische observatie een basis kan leggen voor kennis (kunde) en vaardigheid, zodat hij/zij inzicht krijgt

in het herkennen van psychosomatische beboeften van patienten (clienten) am er op de juiste manier aan te beantwoorden" ••• (Praktijk leerperiode M.B.D.V. juni 1974). (8)~

Het doel van de praktijk oefenperiode (de uitvoering van de opdrachten) is om jonge mensen een voorbereiding op bet verpleegkundig beroep te geven zo-dat ze een bewuste keuze kunnen maken voor een werkterrein in de gezondheids-zorg.

Deze keuze moet gemaakt worden omdat, hoewel de basisfuncties van het ver-pleegkundige beroep in aIle velden gelijk zijn, er tach accent verschillen zijn tussen de velden. (2e rapport Begeleidingscommissie bIz. 8-9) (9)

( 10)

Het doel van deze leerperiode is de leerling in staat te stellen zich verder te verdiepen 1n een van de door hem gekozen velden van de gezondheidszorg. Deze keuze doet hij o.a. op grond van de ervaringen die hij heeft opgedaan

tijdens de tweede leerperiode (de observatieperiode), De participatieperiode duurt + 20 weken, (10)

I1Tijdens de participatieperiode klimmen de leerervaringen, door intensievere deelname van de leerling aan de hulpverlening, in moeilijkheid op. Daardoor wordt een uitbreiding en vergroting van basiskennis, houding en vaardigheden bereikt met als doel de patient/client vanuit de persoonlijkheid optimaler te kunnen helpen.

De deelname aan aktiviteiten vanuit het gebeuren op de afdeling, binnen de wijk, de unit, beoogt op de eerste plaats het aanleren van een basis voor patient-gericht handelen, waarbij de eigengerichtheid van de leerling wordt omgezet in een beroepsgerichte aanpak.

De opdrachten (verpleegstudie, skriptie etc.), de theorie en eventueel super-visie vanuit de school is zowel gericht op vergroting van verpleegkundige kennis en ondersteunende vakken als op het verkrijgen van inzicht in eigen mogelijkheden en onmogelijkheden". (10)

~e

cijfers tussen haakjes verwijzen naar de literatuur bij het hoofdstuk waar de bijlage bijhoort.

(10)

Bijlage 4. I .-1

Frequentie verdelingen van de antwoorden van enquete 6, die gehouden is in

januari 1975 bij de 3e jaars leerlingen van de

M.B.O.V.

te Eindhoven. (voormeting)

n % 01. Hebt U op dit moment een

duide-lijk of onduideduide-lijk beeld van wat het beroep als gediplomeerd verpleegkundige later zal gaan

inhouden? 3 70 5 5

a

3,6 84.4 6.0 6,0 0 .

.0

zeer duidelijk duidelijk

noch duidelijk, noch onduideliik onduidelijk

zeer onduidelijk 02. Welke taken z~Jn naar Uw ervaring het

belangrijkst voor de verpleegkundige bij de uitvoering van zijn/haar werk?

(N.B. U kunt dit door nummering

volgens belangrijkheid I, 2 .•• aan-geven.

I = het meest belangrijk 4 = het minst belangrijk

In elk hokje komt dus een auder cijfer!) 2 n % n % Huishoudelijke taken 2 2.4 6 Verpleegkundige taken 32 38. I 28 Sociaal-begeleidende taken 40 47.6 18 Verzorgende taken 9 10.7 33

03. Wat behoren naar Uw mening de belang-rijkste taken te zijn voor de verpleeg-kundige bij de uitvoering van zijn/haar werk?

(I

=

het meest belangrijk 4

=

het minst belangrijk)

n % 2 n 6.1 33.3 21.4 39.3 % Huishoudelijke taken Verpleegkundige taken Sociaal-begeleidende taken Verzorgende taken 1 13 64 7 1.2 15.5 76.2 8.3 3 3.6 33 39.3 13 15,5 34 40.5

04. Welke taken vindt U het aantrekkelijkst bij de uitvoering van het verpleegkhlndig werk?

(1 bet meest aantrekkelijk 4

=

het minst aantrekkelijk)

huishoucielijke taken verpleegtechnische taken sociaal-begeleidende taken verzorgende taken 3

I

4 tot. n % In % n % 9 10.7\67 79.8 84 100 22 26.2 2 2.4 84 100 14 1 E 7112 14.3 84 100 39 46.4 3 3.6 84 100 huishoudelijke taken verpleeg-technische taken sociaal-begeleidende taken verzorgende taken 3 n % n

o

0.0 80 37 44.0 1 7 8.3 0 40 47.0 3 4 tot. % n 95.0 84 1.2 84 0.0 84 3.6 84 % 100 100 100 100 buishoudelijke taken verpleegtechnische taken sociaal-begeleidende taken verzorgende taken

(11)

n % n Huishoudelijke taken

a

0.0 3

Verpleegtechnische taken 10 11.9 31

Sociaal-begeleidende taken 64 76.2 14 Verzorgende taken 10 11.9 37

as.

Welke eigenschappen werden naar Uw ervaring het meest gevraagd van een verpleegkundige bij de uitvoering van zijn/haar werk?

(I het meest gevraagd 3

=

het minst gevraagd)

Vlot en nauwgezet werken Theoretisch inzicht Begrip voor de patient

n %

47 56.0 5 6.0

31 37.3

06. Welke eigenschappen zou een goede ver-pleegkundige naar Uw mening het meest

••• het minst behoren te bezitten?

(I

=

het meest 3

=

het minst)

n %

Vlot en nauwgezet werken 4 4.8 Theoretisch inzicht 5 6. 1

Begrip voor de patient 77 91.7

2 n 23 30 31 n 44 31 6 4.1.-2 3 4 tot % n % n % n % 3.6 6 7. ] 75 89.3 84 100 36.9 37 16.71 6 44.0 6 7 • I 84 100 7. 1

to

0.0 84 100 44.0 36 42.9 1 1.2 84 100 2 2 %

vlot en nauwgezet kunnen werken

een goed theoretisch inzicht hebben

begrip hebben voor de

3 tot.

I

n %

II

n % 2 I . : )

I

14 16.7

r

84 100 36 ~ I

I

48 57.9 84 100

J

37.3 21 25.4 84 100

vlot en nauwgezet kunnen werken

een goed theoretisch inzicht hebben

begrip hebben voor de patient

3 tot.

%

f

n % n %

53.0 35 42.2 84 100

37.8 46 56. I 82

lOa

7. I 1.2 84 100

07. Welke van de onderstaande uitspraken is naar Uw mening het meest van toe-passing op het werk van een verpleegkundige?

n 58 21 % 74,4 25.3

een verpleegkundige komt telkens weer voor nieuwe problemen te staan en moet deze voornamelijk zelf oplossen.

een verpleegkundige die bekend is met de regeis en het werkprogramma kan daarmee vrijwel aIle problemen aan.

Hoeveel tijd besteedt vol gens U een gediplomeerd ziekenhuis per dag aan de volgende taken?

verpleegkundige in een A-08. Huishoup~lijke taken n % 3 3.6 31 36.9 29 34.5 20 23.8 1 1.2

zeer veel tijd veel tijd

middelmatige hoeveelheid weinig tijd

zeer weinig tijd.

(12)

n % 09. Verpleegtechnische taken 16 19.0 44 51.4 19 22.6 5 6.0

o

0.0 10. Sociaal-begeleidende taken 3 3.6 9 10.7 25 29.8 42 50.0 4 4.8

zeer veel tijd veel tijd

4.1.-3

middelmatige hoeveelheid tijd weinig tijd

zeer weinig tijd zeer veel tijd veel tijd

middelmatige hoeveelheid tijd weinig tijd

zeer weinig ti5d

---_

....

_---,

'

-11. Verzorgende taken II 13.1 45 53.6 27 32. I 1 1.2

o

0.0

zeer veel tijd veel tijd

middelmatige hoeveelheid t;

IS tijd zeer weinig t d

---~---~~

..

-12. Denkt U dat U na diplomering 4

een vaste aanstelling zult 28 kunnen krijgen in Uw 'parti- 48 cipatie-instelling'? 2 4.8 33.7 57.8 2.4 1.2 ja beslist ja

ik weet het niet nee

nee beslist niet

Denkt U dat U na diplomering een aanstelling zult kunnen krijgen in de volgende instellil1gen van gezondheidszorg?

13. Het verpleegtehuis ]0 J J .9 53 63.7 18 21.4 2 2.4 I 1.2 14. De wijkverpleging 0 0.0 15 17.9 44 52.4 22 26.2 3 3.6 J 5. De psychiatrische instelling 10 I I .9 46 54.8 27 32.1 3 3.6

o

0,0

16. Het algemene ziekenhuis 9 10.7

47 56.0 27 32.1 1 1.2

o

0.0 ja beslist ja

ik weet het niet nee

nee beslist niet ja beslist

ja

ik weet het niet nee

nee beslist niet j a beslist

ja

ik weet het niet nee

nee beslist niet ja beslist

ja

ik weet het niet nee

(13)

n % 17. De zwakzinnigenzorg 17 20.2 55 65.5 12 14.3

o

0.0

o

0.0

18. Denkt U dat U als gediplo- 5

meerd verpleegkundige een

47

baan buiten de gezondheids- 30 zorg zult kunnen krijgen? 0

1

19. Wat vindt U in het algemeen van de toekomstperspektieven 35 (bijv. promotiemogelijkhede~ 47 van een gediplomeerd ver- 0

pleegkundige 0 6.0 56.6 36.1 0.0 1.2 1.2 42.2 56.6 0.0 0.0 ja beslist ja

ik weet het· niet nee

nee beslist niet ja b(:slist

ja

ik weet het niet nee

nee beslist niet zeer goed

middelmatig slecht zeer slecht

4.1 .-4

Wat vindt U belangrijk bij de keuze van een beroep? 20. Arbeidsvoorwaarden 8 9.5

45 53.6 29 34.5 2 2.5

0 0,0 21. Maatschappelijk zinvol werk 36 42.9 46 54.8 2 2.4

a

0.0

a

0.0 22. Plezierig werk 60

71.4

23 27.4 0 0.0 1 1.2 0 0.0 23. Het aanzien (de status) van 4 4.8

het beroep 6 7. 1

30 35.7 34 40.5 10 11.9

24. Welke funktie zou U na Uw opleiding uiteindelijk het liefst willen ver-vullen, gesteld dat U in een alge-meen ziekenhuis ging werken?

(J = het liefst

6

=

het minst graag)

zeer belangrijk belangrijk middelmatig belangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk zeer belangrijk belangrijk middelmatig belangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk zeer belangrijk belangrijk middelmatig belangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk zeer belangrijk belangrijk middelmatig belangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk doktersassistent(e) docent(e) zaalverplegende verpleegkundig direkteur/ direktrice

hoofd van een afdeling operatiezuster/broeder

(14)

4. I .-5 2 3 4 5 6 n % n % n % In % n % n % tot. Doktersassistent(e) 6 7.5 22 27.5 19 23.8 13 16.3 II 13.8 9 11.3 80 Docent(e) 15 18.5 13 16.0 14 27.3119 23.5 17 21.0 3 3.7 81 Zaalverplegende 45 54.2 19 22.9 5 6.0 Verpleegkundig direkteur 3 3.8 I 1.3 5 6.3 Hoofd v.d. afdeling 6 7.5 12 15.0 20 25.0 Operatiezuster/broeder 8 10.0 15 18~8 20 25.0

25. Het verpleegkundig beroep heeft een zekere verwantschap met diverse andere beroepen. Welke van de nevenstaande beroepen zijn volgens U het meest •.• het minst verwant met het verpleegkundig beroep?

(1 = het meest verwant 5 = het minst verwant)

2 n % n % n Maatschappelijk werkster 15

17.91

34 40.5 25 Ziekenverzorgster 62 73.8 15 17.9 5 Arts 6 7. I

I

32 38

oil

33 Administratieve functie I J 1.2 4 Huishoudelijk assistent 0 0.0 1 .21 3 3.6 17

26. Zoudt U willen aangeven welke personen volgens U de belangrijkste funktie(s) in het ziekenhuis bekleden?

(I de meest belangrijke funktie 7

=

de minst belangrijke funktie)

2 3 n % n % n % Gediplomeerden 14 17.3 16 18.5 18 22.2 n 4 4 Specialisten 20 25.0 10 12.5 27 33.8 12 Ziekenverzorgster 3 3.8 4 5. 1 13 16.7 J 2 Verpleegkundig direkteur 12 14.8 19 23.5 7 8.6 % 4.9 15.0 15.4 1.2 Hoofd van een

7 8.8 8 10.0 I I 13 .8 32 40.0 afdeling Leerling-verple-2 Leerling-verple-2.5 13 16.0 5 6.2 genden 28.4114 Geneesheer-direk-23 17.3 1.2 teur

27. Welke relaties zijn naar Uw ervaring het belangrijkst voor een verpleeg-kundige in een A-ziekenhuis bij zijn/ haar taakuitoefening?

(1

=

het meest belangrijk 4 = het minst belangrijk)

16 19.8 4 4.9 10 12.0 3 3.6 1.2 83 5 6.3 13 16.3 53 60.3 80 , 20 25.

°121

26.31 1 1.3 80 13 16.3 II 13.8 13 16.31 80

---"-,,",-3 maatschappelijk (sociaal) werk(st)er zL_ ,werzorgende Lieve kracht huishoudel k ent 4 :; % n % In % 28.6 8 9.5 3 3.6 6.0 1 1.2 1 1.2 3903 1 8 9.5 5 6.0 4.8 24 28.6 53 63.1 20.2 47 51.2 21 25.0 gediplomeerden specialisten ziekenverzorgenden verpleegkundig direkteur/ direktrice

hoofd van een afdeling leerling-verplegenden geneesheer-direkteur tot n 84 84 84 83 84

5

6 7 tot. n

%

In % In % In % 29 35.8, I 1.2 0 0.0 81 100 8 10.0\ 3 3,8 0 0.0 80 100 7 9.0 17 21.8 22 28.2 )8 100 i 9 11. 1 22 27.2 1 1 13.6 81 100 18 22.Sl 3 3.8 1.3 80 100 i 5 6.2 23 28.4 17 21.0 81 100 6 7.4 I I 13.6 22 27.2 81 100

relaties met medeverplegenden relaties met specialisten

relaties met het afdelingshoofd relaties met~· ienten

(15)

4.1.-6 2 3 4 tot.

"

n % n % n % In % n % Medeverplegenden 22 26.2 52 61.9 8 9.5 I 1.2 83 100 Specialisten 2 2.5 5 6,0

I

6 7. 1 71 84.5 84 100 Afdelingshoofd 9 10.7 12 14.3 57 67.9 6 7 • 1 84 100 Patienten 50 59.0 15 17.9 13 15.5 6 7 • 1 84 100

- - - _

....

_---'---28. Welke relatiesbehoren naar Uw mening het belangrijkst te zijn voor een ver-pleegkundige in een A-ziekenhuis bij zijn/haar taakuitoefening?

(1 = het meest belangrijk 4 ; het minstbelangrijk) 2 3 n %

I

n % n Medeverplegenden 12 14.3 67 79.8 4 Specialisten

a

0.0 3 3.6 7 Afde lingshoofd

a

0.0 4 4.8 71 Patienten 72 85.7 10 11.9 2

29. Ais U nu zou moeten kiezen, in welke sektor van de gezondheidszorg zou U na diplomering het meest ••• het minst graag willen werken?

( I = het meest graag 6 ~ het minst graag)

2 n % n % Algemeen ziekenhuis 31 37.3 9 10.8 Psychiatrische centra 21 25.3 19 22.9 Zwakzinnigenzorg 10 12.0 23 27.2 % 4.8

relaties met medeverplegenden relaties met specialisten

relaties met het afdelingshoofd relaties met patienten

4 tot. n %

II

n % I' 100 88.1 . 84 100

8,31

74 84.5 9 1.

2118!~

10.711 84 100 2.5

a

0.0 84 100 algemeen ziekenhuis psychiatrische centra zwakzinnigenzorg verpleegtehuis wijkverpleging

in geen van deze velden

3 4 5 6 tot. n %

In

% n % n % n % 8 9.6 17 20.5 15 18. I 3 3.6 83 100 15 18. 1 17 20.5 9 10.8 2 2.4 83

IDa

26 30.1 13 15. I 1 1 13.3 I 1.2 83

lOa

Verpleegtehuis 3 3.6 9 10.8 1 13 15.7 20 25. 1 30 36. I 8 9.6 83 100 Wijkverpleging 12 14.5 22 26.5 19 22.9 14 16.9 IS 18.

I

1.2 83 100 In geen van deze velden 7 ] 2. I I 1. 71 3 5.2 1.7 4 £1.9 42 70.7 57 100

Wilt U bij onderstaande vragen weer slechts een antwoord aankruisen? n %

30. Wat vond U over het algemeen van 5 6.0 zeer goed de begeleiding in de stage ver- 68 81.0 goed

lenende instellingen? 10 11.9 middelmatig

0 0,0 slecht

a

0.0 zeer slecht

--,--_

..

_---31 . Wat vindt U over het algemeen van 6 7.1 zeer goed de begeleiding van de kant van de 60 71.4 goed

school tijdens de stage-perioden 16 19.0 middelmatig

2 2.5 slecht

(16)

32. Tijdens welke stage hebt U de begeleiding in de instelling het meest plezierig gevonden

33. Verwacht U dat de begeleiding in

de ~articiperende instelling'

voldoende of onvoldoende zal z n?

34. Welke vorm van begeleiding in het A-ziekenhuis lijkt U de beste?

n % 21 25.3 14 16.9 15 18.1 11 13.3 10 12.0 12 14.5 13 15.7 61 73.5 8 9.6

1.2

32 38,1 7 8.5 45 53.6

35. Wat had u het liefst gedaan tijdens 14

Uw stageperioden in het algemeen- 69 ziekenhuis: de gehele stage op een afdeling werken of rouleren?

16.7

82.1

36. Bent U van mening dat de theorie, 8

die gedurende de stages werd ge- 67 geven voldoende of onvoldoende aan- 9

sloot bij de praktijk? 0

o

9.5 79.8 10.7 0.0 0,0 37. Bent U van mening dat U op school

theoretisch onvoldoende of vol-doende bent voorbereid op de participatie stage?

4 4.8

56 66.7 22 26.2

1 1.2

38, Zoudt U Uw vrienden/vriendinnen die 23

daarvoor belangstelling hebben de 40 dagopleiding tot verpleegkundige IS

kunnen aanraden? 5

1

39. Verwacht U dat de participatiestage 14 U goed of slecht zal bevallen? 67

3

o

o

1.2 27.4 47.6 17.9

6.0

1 .2 16.7 79.8 3.6 0.0 0.0 4.1.-7 de kinderstage de stage zwakzinnigenzorg de wijkstage de stage psychiatrische inrichting de stage verpleegtehuis de stage soma tisch zieken zeer voldoende voldoende mid(i,:'!L;!atig onvoldoende tW88 begeleiders, va or de MBOV en een

VOC" -eerlingen inservice

een

eider voor die beide gToepen

een begeleider, samen met het personeel van de afd. op een afdeling werken rouleren zeer voldoende voldoende midde lma t ig onvoldoende zeer onvoldoende zeer voldoende voldoende middelmatig onvoldoende zeer onvoldoende ~~~~---ja bes st ja

ik weet het niet nee

nee beslist niet zeer goed

goed

middelmatig slecht zeer slecht

(17)

40. Beantwoordt de verpleging aan Uw verwachtingen?

41. Wat vond U over het algemeen van de sfeer in het algemeen ziekenhuis?

42. Wat vond U van de sfeer in het alge-meen ziekenhuis, vergeleken bij de andere instellingen van gezondheids-zorg? n % 10 11.9 61 72.6 10 11.9 3 3.6

o

0.0 3 3.6 34 40.5 35 41. 7 12 14.3

o

0,0

o

0,0 2 2.5 23 27.7 53 63.9 5 6.0 ja besl~st ja middelmatig nee 4. J .-8

nee besl t niet zeer goed goed middelmatig slecht Z8er slecht veel beter beter

maakt geen verschil slechter

veel slechter

, - - - -

--"'-'''---"

,---,"'---43. Wat vindt U van de sfeer ~n de klas?

44. Zoudt U de relaties tussen MBOV-leer-lingen en docent en over het algemeen goed of slecht kunnen noemen?

45. Verwacht U dat de relaties tussen MBOV-leerlingen en verplegend perso-neel in de stageverlenende instel-lingen over het algemeen goed of slecht zullen zijn?

46. Verwacht U dat de relaties tussen MBOV-leerlingen en

praktijkbege-leiders over het algemeen goed of slecht zullen zijn?

47. Verwacht U dat de relaties tussen hoofden en gediplomeerden in het A-ziekenhuis over het algemeen goed of slecht zullen zijn?

48. Verwacht U dat de relaties tussen het verplegend personeel onder ling in het A-ziekenhuis over het algemeen goed of slecht zullen zijn?

15 17.4 55 65.5 13 15.5 I 1.2

o

0.0 26 31,0 58 69.

a

a

0.0

o

0.0

a

0,0 1.2 63 75.0 20 23.8

o

0.0

o n.o

1 2.4 81 97.6

o

0,0

o

0.0

a

0.0

o

0.0 50 59.5 33 39.3 1 1.2

o

0.0 I 1.2 59 70.2 24 28.6

o

0,0

o

0,0 zeer goed gocd middelmatig slecht zeer slecht zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht zeer goed goed middelmatig slecht zeer s 1 E'" .. t:

(18)

n % 49. Verwacht U dat de relaties tussen MBOV- 5

leerlingen en inservice-leerlingen in 53 het A-ziekenhuis over het algemeen goed 25

of slecht zullen z1Jn, 0 6.0 63.9 30.1 0,0 0.0 50. Verwacht U dat de relaties tussen het

verplegend personeel en de patienten in het A-ziekenhuis over het algemeen goed of slecht zullen zijn?

o

2 2.5 38 45.2 41 48.8 3 3.6

a

0.0

51. Verwacht U dat de relaties tussen het 0 0.0 14.3 59.5 25.0 verplegend personeel en de artsen in 12

het A-ziekenhuis over het algemeen goed 50

of slecht zullen zijn? 21

52. Zoudt U de relaties tussen de docenten onderling over het algemeen goed of slecht kunnen noemen?

53. Vindt U dat de samenwerking tussen de school en de stage-verlenende ins tel-lingen voldoende of onvoldoende is?

54. Zoudt U zich na diplomering verder willen specialiseren of aantekeningen halen?

55. Zal het ziekenhuispersoneel van de MBOV-leerlingen tijdens de partici-patiestage hetzelfde verwachten als van de inservice leer

I 1.2 7 8.4 66 79.5 10 12.0

o

0.0

a

0.0 4 4.8 58 69.0 20 23.8 2 2.5 0 0.0 21 25.0 53 63.1 8 9,5 2 2.4 0 0.0 26 31 .7 55 68.3 zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht zeer goed zeer voldoende voldoende middelmatig onvoldoende zeer onvoldoende ja beslist ja

ik weet het niet nee

nee beslist niet ja

nee

4. I .-9

In hoeverre denkt U dat de volgende uitspraken van toepassing zijn op de gang van zaken op de verpleegafdeling in een A-ziekenhuis?

56. Op de verpleegafdeling praten de (leerling)verpleegkundigen met de patient over de zorgen die hij/zij heeft in verband met zijn/haar ziekte

57. Op de verpleegafdeling wordt aan de patient uitgelegd waarom een

bepaalde handeling aan hem/haar moet worden verricht. 3 27 42 12 0 7 30 34 12 3.6 32. 1 50.0 14.3 0.0 .8.3 35.7 40.5 14.3 1.2

zeer mee eens mee eens onzeker one ens

beslist one ens zeer mee eens mee eens onzeker oneens

(19)

58, Over het algemeen kunnen de (leerling) verpleegkundigen op de verpleegafde-ling goed met elkaar opschieten,

59. Over het algemeen wordt de gang van zaken op de verpleegafdeling vrij-uit onder de (leerling)verpleeg-kundigen besproken. n % 2 2.5 66 78.6 15 17.9 1 j .2

o

.0 3 3.6 33 39,3 35 41.7 II 13.1 2 2.4 60. Over het algemeen hebben de artsen 0 0.0

6.0 47.6 42.9

3,6

serieuze aandacht voor de suggesties 5

van (leerling)verpleegkundigen 40 36 3

61, De artsen maken weI eens een praatje I

met de Ueerling)verpleegkundigen. 21

35

25 2

62. Tijdens de visite hebben de artsen 5

aIleen aandacht voor strikt medische 40

zaken. 30

8

63, De artsen zorgen ervoor dat de patient 0

weet waar hij aan toe is. 7

46 27 4 1.2 25.0 41.7 29.8 2.5 6,0 47.6 35.7 9.5

1.2

0,0 8.3 54.8 32.1 4.8

zeer mee eens mee eens

onzeker one ens

beslist oneens zeer mee eens mee eens

onzeker one ens

b slist oneens zeer me'.: eens mee eens onzeker oacens

beslist oneens zeer mee eens me,e eens

onzeker oneens

beslist oneens zeer mee cens mee eens onzeker oneens

beslist oneens zeer mee eens mee eens onzeker oneens

beslist oneens

---64. Het werk van het verplegend personeel is veel te onregelmatig over de dag verdeeld.

a

0,0 20 23.8 25 29.8 37 44.0 2 2.5 65. De taken van de verschillende verpleeg- 1

kundigen zijn goed op elkaar afgestemd. 43

33 7

o

\.2 51.2 39.3 8.3 0.0

zeer mee eens mee eens onzeker oneens

beslist oneens zeer mee eens mee eens onzeker oneens beslist oneens 4.1.-10

,---66. De overdracht van diensten op de

ver-pleegafdelingen geeft dikwijls moei-lijkheden.

o

0.0 12 14.3 28 33.3 42 50.0 2 2.4

zeer mee eens mee eens onzeker oneens besUs

(20)

4.1.-11

67. De informatie-overdracht tussen artsen en verplegend personeel (en omgekeerd)

18 zodanig dat de verpleging zo goed

mogelijk kan geschieden

n %

a

0.0 28 33.7 3S 42.2 20 24. 1

o

0,0

zeer mee eens mee eens onzeker oneens

heslist oneens

---.,..

..

68. De leerling verpleegkundige heeft m

het algemeen te weinig invloed op de dagelijkse gang van zaken (werk) op de verpleegafdeling in een A-zieken-huis.

69. Een leerling verpleegkundige in een A-ziekenhuis moet bij zijn/haar taak-uitoefening de ruimte krijgen om aan-dacht te besteden aan patienten die met persoonlijke problemen komen.

4 4.8 43 51,2 25 29.8 12 14.3

o

0.0 38 45.2 42 50.0 2 2.4 2 2.5

o

0.0

zeer mee eens mee eens onzeker oneens

beslist oneens zeer mee eens mee eens

onzeker oneens

beslist one ens Hieronder volgen twee uitsprakeo over de <lard van het verpleegkundig werk. Kunt U aangeven in hoeverre U het hiermee eens bent'?

70. Over het algemeen is het verpleegkundig werk lichamelijk vermoeiend.

---~.

71. Het verpleegkundig werk kan als

psychisch zware arbeid gekarakteriseerd worden.

72. Wat verwacht U het meest .•• het minst te doen tijdens de participatiestage?

(I

=

het meest

6 = het minst)

2

n % n %

Karweitjes opknappen

a

0.0

a

0.0 Aan opdrachten werken 5 6.0 6 7.2 Met afd.personeel praten 2 2.4 6 7.2 Hard werken 7 53 16 8 0 3 45 23 12 3 n

%

a

8.3 zeer mee eens 63.1 mee eens 19.0 onzeker

9.5 cneens

0.0 besEst oneens 3.6 zeer mee eens 53.6 mee eens 27.4 onzeker 14.3 ooeens

1.2 besHet one ens karweitjes opknappen aan de opdrachten werken met het afdelingspersoneel praten

hard werken

veel nieuws leren

veel met de patienten praten

4 5 6 n % n % n % 0.0 2 2.4 21 25.3 60 72.3 35 42.2 27 32.5 9 10.8 I 1.2 28 33.7 37 44.6 8 9.6 2 2.4 5 6.0 12 14.8 45 55.6 18 22.2 I 1.21 0 0.0

Veel nieuws leren 36 42, 9

1

32 38. 1

P

1 13. 1 5 6.0

a

0.0 0 0.0 Veel met patienten praten 40 48.2 39 47.0 4 4.8

a

0.0

a

0.0 0 0.0

tot. n % 83 100 83 100 83 100 81 100 84 100 83 100

(21)

73. Wat vindt U het belangrijkste aspekt van de participatiestage?

(1 het meest

3

=

het minst)

Kennis in praktijk brengen

Juiste indruk krijgen van de organisatie

Leren wat er van een verpleegk. verwacht wardt

401.-12

..

kennis in praktijk brengen een juiste indruk krijgen vnn de organisntie

leren wat er van een verpleeg-kundLge wordt verwacht.

2 3 tot. n % n % In % n % 32 38.6 43 51.8 8 9.6 83 100 7 8.5 13 15.9 62 75.6 82 100 45 54.2 26 31 .3 12 14.5 83 100

- - " "

(22)

Bijlage 4.2.-1

Frequentieverdelingen van de antwoorden van enquete 7, gehouden in juni 1975 Bij 3e jaars leerlingen van de H.B.O.B. te Eindhoven. (nameting)

01. Helke taken zijn naar Uw ervaring het belangrijkst voor de verpleeg-kundige bij de uitvoering van zijn/ haar werk?

(N.B. U kunt dit door nummering volgens belangrijkheid 1, 2 ••.• aangeven.

1

=

het meest belangrijk 4 = het minst belangrijk

In elk hokje komt dus een ander cijfer!) huishoudelijke taken verpleegtechnische taken sociaal-begeleidende taken verzorgende taken 2 3 4 tot. In % Huishoudelij ke taken Verpleegtechnische taken 30 37.5 Sociaal-begeleidende taken 40 50.0 Verzorgende taken 10 12.5

02. Hat behoren naar Uw mening de belang-rijkste taken te zlJn voor de ver-pleegkundige bij de uitvoering van haar/zijn werk?

(I het meest belangrijk) 4 = het minst belangrijk)

Huishoudelijke taken Verpleegtechnische taken Sociaal-begeleidende taken Verzorgende taken n % 15 18.5 60 74.1 6 7.4 n 2 25 17 36 n 1 37 17 26

03. Helke taken vindt U het aantrekkelijkst bij de uitvoering van het verpleeg-. kundig werk?

(I het meest aantrekkelijk) 4 = het minst aantrekkelijk)

n Huishoudelijke taken Verpleegtechnische taken 9 Sociaal-begeleidende taken 65 Verzorgende taken 7 % n 11. 1 36 80.2 15 8.6 30 2 % In 0/ In % II n _0 2 • J ~ i I 6 7 . J ' 72 90.0 31.31-31.3 25 21.3 17 21.3 ' 6 7.5 45.0 12 40.0

I

2 2.5 huishoudel ke taken verpleegtechnische taken sociaal-begeleidende taken verzorgende taken. 80 80 80 80 % 100 100 100 100 3 4 tot. % n % n % 1.2 1.2 79 97.5

I :

I

~

00 45.7 28 21.0 4 32. I 48 34.6 1 4.9 59.3 1.2 1.2 81 81 81 huishoudelijke taken verpleegtechnische taken sociaal-begeleidende taken verzorgende taken 100 100 100 2 3 4 tot. % n % n % n % 1 1 .2 50 98.8 81 100 44.4 35 43.2 1 I .2 81 100 18.5 1 1.2 81 100 37.0 44 54.3 81 100

(23)

04. Welke eigenschappen worden naar Uw ervaring het meest gevraagd van een verpleegkundige bij de uitvoering van zijn/haar werk?

(1 = het meest gevraagd 4 = het minst gevraagd)

2

n %

n

%

4.2.-2

vlat en nauwgezet kunnen werkE een goed theeretisch inzicht hebben

begrip hebben voor de patient

3 tot.

n % n %

Viat en nauwgezet werken

_1

60.0 18 22.5 14 17.5 80 100

Theoretisch inzicht 10 12.5 Begrip veer de patient 22._27.5!

05. Welke eigenschappen zou een goede ver-pleegkundige naar Uw mening het meest

het minst behoren te bezitten? () het meest 3

=

het minst) 34 28 2 42.5 36 45.0 80 100 35.0 30 :)7.5 80 100

viat en nauwgezet kunnen r .l

een gaed theore seh inz._cht hebbel begr:p hebben VJor de pa

3 tot.

n % n % n % n. %

Vlot en nauwgezet werken Theoretisch inzicht Begrip voor de patient

7 7 67 8.6 8.6 82.7 34 37 1 1 42.0 44.4 13.6 40 49.4 81 100 38 46.9 81 100 3 3.7 81 100

06. Welke van de onderstaande uitspraken is naar Uw mening het meest van toe-passing op het werk van een verpleegkundige?

n %

54 63.4 een verpIeegkundige komt telkens weer voer nieuw problemen te staan en moet deze voornamelijk zelf oplossen

25 31.6 een verpleegkundige die bekend is met de regels en het werkpro-gramma kan daarmee vrijwel aIle problemen aan.

Hoeveel tijd besteedt velgens U een gediplomeerd verpleegkundige in Uw parti-~iapatie instellin~ Der dag aan de volgende taken?

n 70

07. Huishoudelijke taken I 1.2 zeer veel tijd 16 19.8 veel tijd

22 27.2 middelmatige hoeveelheid tijd 30 37.0 weinig tijd

12 14.8 zeer weinig tijd 08. Verpleegtechnische taken 3 3.7 zeer veel tijd

39 48.1 veel tijd

22 27.2 middelmatige hoeveelheid tijd

J 1 13.6 weinig tijd

(24)

n 09. Sociaal-begeleidende taken 25 13 20 12 2 10. Verzorgende taken 15 40 20 5 I

11. Denkt U dat U na diplomering 29

een vast aanstelling zult 20

kunnen krijgen in uw ipartici- 18

patie-instelling'? 10 4 % 30.0 16.0 35.8 14.8 2.5 18.5 49.4 24.7 6.2 1.2 35.8 24.7 22.2 12.3 4.9 4.2.-3

zeer veel tijd veel tijd

middelmatige hoeveelheid tijd weinig tijd

zeer weinig tijd zeer veel tijd veel tijd

middelmatige hoeveelheid tijd weinig tijd

zeer weinig tijd. ja beslist

ja

ik weet ilet niet nee

nee besliat niet

Wilt U hieronder voor elk veld van de gezondheidszorg Uw mening invullea over de onderstaande vraag.

12. Denkt U dat U na diplomering een aanstelling zult kunnen krijgen in de volgende instellingen van de gezondheidszorg?

weet ik nee

be-Ja beslist ja niet nee slist niet

n % n % n % n % n % A-ziekenhuis 28 34.6 38 46.9 15 18.5 Psychiatrische instelling 17 21.0 37 45.7 25 29.6 3 3.7 Zwakzinnigenzorg 27 33.3 42 51.9 10 12.3 2. 2.5 Verpleegtehuis 21 25.9 43 53. I 17 21.0 ;.51 Wijkverpleging 13 16,0 42 51.9 24 29.6 2 n %

13. Wat vindt U in het algemeen van de 3 I 3.7 zeer goed

toekomstperspektieven (b.v. promotie- 18

I

46.9 goed

mogelijkheden) van een gediplomeerd 40

I

49.4 middelmatig

verpleegkundige.

I

-

slecht zeer slecht

Wat vindt U belangrijk bij de keuze van een beroep?

n % zeer belangrijk

14. Arbeidsvoorwaarden I 1 13.6 zeer belangrijk

44 54.3 belangrijk

24 29.6 middelmatig belangrijk

2 2.5 onbelangrijk

zeer onbelangrijk

IS. Maatschappelijk zinvol werk 37 45.7 zeer belangrijk

40 49.4 belangrijk

4 4.5 middelmatig belan,,"Ljk

I

-

onbelangrijk

(25)

16. Plezierig werk

17. Het aanzien (de status) van het beroep n % 61

I

75.3 19

!

23.5 I

-I

1.2 2 2.5 II 12.6 21 25.9 33 40.7 14 17.3 -"--_.-zeer belangrijk belangrijk middelmatig belangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk zee:t belangrijk belangrijk middelmatig belangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk. 4.2.-4

Wilt U bij onderstaande vragen weer met behulp van cijfers een volgorde (0". van voorkeur, belangrijkheid, etc.) aangeven, op dezelfde manier als Ubi]

de vragen I tim 5 hebt gedaan?

---

---~----...

--".

"

18. Welke funktie zou U na Uw opleiding uiteindelijk het liefst willen ver-vullen, gesteld dat U in een algemeen

ziekenhuis ging werken?

(1 = het Hefst

6 = het minst graag)

2 3 n

%

n % n % doktersassisten(e) 2 2.6 23 29.5 16 20.5 docent(e) 16 20.5 1 1 14. I 15 19.2 zaalverplegende 56 69. J 9 I I. 1 9 II. J verpleegk.directeur/ 1.3 5 6.4 7 directrice

hoofd van een afdelin 5 6.4 15 19.2 15

operatiezuster/broede ) 1.3 15 19.2 16

19. Het verpleegkundig beroep heeft een zekere verwantschap met andere be-roepen. Welke van de nevenstaande beroepen zijn volgens U het meest •• het minst verwant met het verpleeg-kundig beroep?

( 1 = het meest verwant

5 = het minst verwant)

n % 2 n % 9.0 19.2 20.5 n Maatsch. werk(st)er 8 9.9 40 49.4 29 Ziekenverzorgende 57 70.4 15 18.5 8 Arts 16 19.5 22 27.2 31 Administratieve kracht 7 Huishoud. assistent(e) 4 4.9 7 4 doktersassistent(e) docent(e) zaalverplegende verpleegkundig directeurl directrice

hoofd van een afdeling operatiezuster/broeder 5 6 tot. n

%

n % n

%

n

%

15 13 3 9 19 19 3 19.2115 \9.2 7 9.0 78 100 16.7 16 20.5 7 9.0 78 100 3.7 4 4.9 SI 100 11.5 J3 16.7 43 55.1 78 100 24.4 18 23.1 6 7.7 78 100 24.4 112 15.4 15 19.2 7S 100 maatschappelijke (sociaal werk(st)er ziekenverzorgende arts administratieve kracht huishoudelijk assistent(e) 4 5 tot. % n % n % n 2.5 2 2.51' SI 1.2 - SI 35.8 2 9.9 I 38.3 7 8.6 5 6.2 81 8.6 31 38.3 43 53.1 81 8.6 39 48.1 31 38.3 81 % 100 100 100 100 100

(26)

20. Als U nu zou moeten kiezen, in welke sektor van de gezondheidszorg zou U na diplomering het meest ••• het minst graag willen werken?

(I = het meest graag

6

=

het minst graag)

2 3 4 4.2.-5 algemeen ziekenhuis psychiatrische inrichting zwakzinnigenzorg verpleegtehuis wijkverpleging

Ln geen van deze velden

5 6 n % n % n % n % n n % tot. n % 37 45.7 8 9.9 II 16 19.8 17 21.0 14

I

15.61 14 17.3117 17.3111 13.6-21.0' 13 16.0 4 181 4.9 81 100

I

100

I

Algemeen ziekenhuis Psvchiatrische in-centra Zwakzinnigenzorg Verpleegtehuis Wijkverpleging 13 16,0 16 4 4.9 12 7 8.6 27 3 3.7 4 19.8 72 27.2 17 14.8 15 18.4 18 32.1 19 23,5 11 21.0 22.2 13.6 12 14.81 1 28

34.61

4 14 17.3, 4 1 .2 '81 4.9 81 4.9 81 10C

I

1 DC, I " , I I

~~

I

In geen v.d. velden 4.9 - 4

21. In welk veld van de gezondheidszorg heeft U Uw participatiestage gelopen?

n % 50 I 61.7 17 I 21.0 8 I 9.9 3 3.7 3

I

3.7

21. a, Op welke afdeling in die instelling? (bijvoorbeeld kinderafdeling) 4.9 3 3.7.67 82.7 81 algemeen zieL:.mhuis psychiatrische inrichting zwakzinnigenzorg verpleegtehuis wijkverpleging zie pag. 4.2.-18 ----~---~---.,~~----",

22. Wat vond U over het algemeen van de begeleiding door Uw participatie-stage verlenende instelling?

23. Wat vond U over het algemeen van de begeleiding van de kant van de school?

24. Wat vond U van de werksfeer in Uw participatie-instelling?

25. Heeft de participatiestage aan Uw verwachtingen beantwoord? 20 124.7 37 I 45.7 25 29.0 1-13 16.0 59 72.8 9 11. I 1-38 I 46.9 35 I 43.2 6

I

7.4 2 2.5 1-24

I

29.6 46

I

56.8 1 1 I 13.6

1-zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht ja helemaal ja middelmatig nee

(27)

26. Welke vorm van begeleiding in de participatiestage lijkt U het beste?

27. Wat vindt U over het algemeen van de wijze waarap een leerling-verpleeg-kundige tijdens zijn of haar werk ap de afdeling wordt beoordeeld?

28. Vand U de begeleiding in uw parti-cipatie instelling voldoende of onvoldoende

29. Wanneer U de participatiestage aver zou doen, zou U dan weer hetzelfde veld kiezen?

30. Wat vond U van het werk van de ge-diplomeerd verpleegkundige in Uw participatie-instelling?

31. Heeft U de theorie die U op school geleerd heeft voldoende of onvol-doende kunnen toepassen in de praktijk?

32. Bent U van mening dat de theorie die gedurende de stages werd gegeven voldoende of onvoldoende aansloot bij de ryraktijk?

4.2.-6

n %

12

r

14.8 twee aparte begeleiders

9 i 11.1 60 j 74" 1 24

!

29.6 42

I

51 .9 I 15 118.5 24 129.6 41

I

50.6 15 18.4 I 1.2 een voor de M.B.D.V. en

een

vaar de inservice een begeleider voor die beide groepen

een begeleider samen met het personeel van de afdeling beoardeling geschiedt altijd

zorgvuldig

beoordeling g~schiedt niet altijd zorgvuldig

beoordeling geschiedt J ,~ng

niet a1tijd zorgvuldig beoordeling geschiedt noait zo::-gvuldig zeer valdaende voldoende middelmatig onvaldoende i_ zeer onvoldoende 38 146.9 24 129.6 111 12 • 6 8 1_9.3

l-2

I

2.5 8

I

9.9

I

43 I 53. I 28 134.6 12

!

14.8 63 177.8 5 1 6.2 1 1.2

1-11113.6 62 176.5 7 . 8.6 1 I 1.2

1-ja beslist ja weet ik niet nee

nee beslist niet

ik zou het naoit willen ik zou het liever niet willen doen

doen

ik weet niet of ik het weI of niet zou willen doen ik zou het graag willen doen ik zou het erg graag willen doen zeer voldoende voldoende middelmatig onvoldoende zeer onvoldoende zeer voldoende voldoende middelmatig onvoldoends zeer onvoldoende

(28)

33. Bent U van mening dat U op school theoretisch voldoende of onvoldoende bent voorbereid op de participatie-stage? n % 4 f 4.9 68 185.2 6 I 7.4 _2 1_2.5 zeer voldoende voldoende middelmatig onvoldoende zeer ollvoldoende 4.2.-7

- - - _ . , , - - - - _

..

,,----34. Wat vindt U van Uw opleiding met betrekking tot de zwaarte van Uw studie?

35. Zoudt U achteraf gezien, liever de inservice opleiding gekozen hebben?

36. Is de participatie stage U goed of slecht bevallen?

37. Beantwoordt de verpleging aan Uw verwachting?

38. Heeft U gesolliciteerd bij Uw parti-cipatie instelling om daar na diplo-mering te gaan werken?

38. a. Graag toelichting : de PUG· 4.2.-1v

39. In welk veld van de gezondheidszorg heeft U een aanstelling?

\-24 129.6 52 164.2 5 I 6.2

1-3 1 3.7 16 119.8 38' .9 24 ! 29.6 41 150,6 33 140.7 6 1 7.4 1 1_1.2 24 129.6 42 151.9 14 117.3

zeer zware studie zware studie

noch zware noch gemak-kelijke studie

gemakkelijke studie zeer gemakkelijke studie ja beslist

ja

. weet ik niet nee

nee beslist niet zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht ja beslist ja middelmatig 1.2 nee

1- nee beslist niet

48 [ 59.3

I

33 140.7 26132.1 29 ,35.8 8 9.9 8 f 9.9 3

I

3.7 5 '-6.2 2

I

2.5 Ja nee geen aanstelling algemeen ziekenhuis psychiatrische inrichting zwakzinnigenzorg verpleegtehuis wijkverpleging geen van de velden aanstelling buiten de gezondheidszorg

---.~.-.---~-.---.--.---39. a. Op wat voor soort afdeling gaat U daar werken?:zie pag. 4.2.~i9

40. Wilt U zich na diplomering verder specialiseren of een aantekening halen? 23 128.4 44 154.3 9 II. 1 5 I 6.2 ja beslist ja weet ik nv:."-nee

(29)

4.2.-8

40. a. Welke richting?~ Z1e pag. 4.2.19

Hieronder volgen uitspraken over de aard van het verpleegkundig werk. Kunt U aangeven in hoeverre U het hiermee eens bent?

41. Over het algemeen is het verpleeg-kundig werk lichamelijk vermeoiend?

42. Het verpleegkundig werk kan als psychisch zware arbeid gekarak-teriseerd worden.

43. Een verpleegkundige vindt binnen de werksituatie veel waardering voor

zijn of haar werk.

44. Een verpleegkundige vindt buiten de werksituatie veel waardering voor zijn of haar werk

n 4 54 17 6 10 48 16 7 7 61 12 1 4 52 18 5

45. Zoudt U tijdens de participatie stage -graag ander werk gedaan hebben? 7

7 59 8 % 4.9 66.7 21.0 7.4 12.3 59.3 19.8 8.6 8.6 75.3 14.8 1.2 4.5 64.2 23.5 6.2 1.2 8.6 8.6 72 .8 9.9

zeer mee eens mee eens onzeker one ens

beslist oneens zeer mee eens mee eens onzeker oneens

beslist oneens zeer mee eens mee eens onzeker one ens zeer one ens zeer mee eens mee eens onzeker oneens zeer oneens ja besHst ja middelmatig nee

nee beslist niet Wilt U bij de volgende vraag met behulp van cijfers een volgorde aangeven zoals bij vraag I tim 5.

4&. Welke taken moest U tijdens Uw

participatie stage het meest ••• het minst doen?

(I

=

het meest 4

=

het minst) huishoudelijke taken verpleegrechnische taken sociaal-begeleidende taken verzorgende taken 2 3 4 tot. n % n % n % n % n % Huishoudelijke taken 1 I .2 6 7.4 23 28.4 51 63.0 81 100 Verpleegtechnische taken 13 16.0 27 33.3 22 27.2 19 23.5 81 100 Sociaal-begeleidende taken 35 43.2 18 22.2 19 23.5 9 11. 1 81 100 Verzorgende taken 32 39.5 30 37.0 17 21.0 2 2.5 81 100

(30)

-4.2,-9

47. Onderstaande uitspraken hebben betrekking op het werk tijdens Uw partici-patie stage.

Wilt U voor elk van de uitspraken aangeven of U het er mee eens bent of mee oneens bent?

zeer mee

mee eens eens one ens

zeer mee oneens

n

%

n % n

%

n

%

I ! !

a. voor iemand die van creatief werk 4 I 4

9

I

31138.3139148.1 I 7' 8.6

houdt was mijn werk bizonder geschikt I • I 1 I

I

I

b. voor iemand die zijn capaciteiten wil 11 iI3.6

I

59172.8111' 13.6

-

1-gebruiken was mijn werk bizonder ge- , I I I

! ! I . , 1

schikt ,

c. voor iemand die interessant werk wil 21 i 25.9 ' 52;64.218:

9.91-

1-I

doen, was mijn werk bizonder geschikt

50: 61.7

J

21 : 25"

"·_I

2 :

-d. voor iemand die belangrijk werk wil

_8_:_9~9

J

2.5 doen, was mijn werk bizonder geschikt

e. voor iemand die zijn eigen baas wil 2!

., -1

~.J 91 1.3153: 66.3 1°120 •0

zijn, was mijn werk bizonder geschikt I I

f. voor iemand die zelfstandig wil werken 8:11.1

I

40:49.4/29:35.81 31 was mijn werk bizonder geschikt

Hieronder volgen 'n aantal vragen omtrent de onderlinge relaties binnen Uw participatie instelling.

48. Vond U de relaties tussen het verplegend personeel onderling in Uw participatie instelling over het algemeen goed of slecht

49. Vond U de relaties tussen MBOV-leerlingen en inservice-leerlingen in Uw participatie instelling over het algemeen goed of slecht

50. Vond U de relaties tussen het verplegend personeel en de patienten in Uw participatie instelling over het algemeen goed of slecht?

51. Vond U de relaties tussen het verplegend personeel en de artsen in uw participatie instelling over het algemeen goed of slecht?

52. Vond U de relatie tussen de praktijk docent van de school en de leerling tijdens de participatie stage goed of slecht?

n 29 39 1 I 1 1 28 41 8 I

-14 61 6

-6 37 28 9 1 8 52 20

-I %

I

35.8

I

48. I 13.6 , 1. 2 I 1.2 , 35.9 I I 52.6 I 10.3 I

-

1.3 I 17.3 I 75.3 I 7.4

-I

-I

7.4

,

45.7 34.6 1 1 1 • 1 I 1 .2

i

9.9 I 64.2 I

-

24.7 1.2

-zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht I 3.7

(31)

53. Vond U dat de relaties tussen hoofden en gediplomeerden in uw participatie instelling over het algemeen goed of slecht?

26 46 9 32. J

I

56.8 I II. 1

,-4.2,-10 zeer goed goed middelmatig slecht zeer slecht In het volgende gedeelte worden vragen gesteld over de gang van zaken in Uw participatie instelling.

54. Op de verpleegafdeling praten de (leerling) verpleegkundigen met de patient over de

zorgen die hij/zij heeft in verband met zijn/haar ziekte.

55. Op de verpleegafdeling werd aan de patient uitgelegd waarom een bepaalde handeling aan hem/haar moet worden verricht

56. Over het algemeen kan het verplegend perso-neel op de verpIeegafdeIing goed met elkaar opschieten

57. Over het algemeen wordt de gang van zaken op de verpleegafdeling vrijuit onder het verplegend personeel besproken.

58. Over het algemeen hebben de artsen serieuze aandacht voor de suggesties van (Jeerlingj verpIeegkundigen.

59. De artsen maken weI eens een praatje met de (leerIing)verpleegkundigen

60 Tijdens de V1S1te hebben de artsen aIleen aandacht voor strikt medische zaken

61. De artsen zorgen ervoor dat de patient weet waar hij aan toe is

4 46 22 4 2 15 50 10 2 25 48 6 18 48 9 4 1 5 39 34 1 I I 7 38 20 12 3 3 25 17 31 4 1 17 43 16 1 5. I 59.0 28.2 5.1 2.6 ! 19.2 I 64. I I 12.8 2.6 I 1.3 i 31.3 I 60.0

I

7.5 1.3 22.5 60.0 12.3 5.0 1.3 6.3

I

36.3 I 42.5

I

13.8 1.3 8,8

47.5

25.0 15.0 3.8 3.8 3).3 21.3 38.8 5.0 1.3 21.8 55.1 20.5 1.3

zeer mee eens mee eens onzeker oneens

belist or:eens zeer mee ~en&

mee eens onzeker oneens

besl oneens zeer mee eens mee eens onzeker oneens

beslist oneens zeer mee eens mee eens onzeker oneens

beslist oneens zeer mee eens mee eens onzeker one ens

beslist oneens zeer mee eens mee eens onzeker oneens

beslist oneens zeer mee eens mee eens onzeker one ens

beslist oneens zeer mee eens mee ef'DS on,',Ker oneens

(32)

62. Het werk van het verplegend personeel is veel te onregelmatig over de dag verdeeld

63. De taken van de verschillende verpleegkundig-zijn goed op elkaar afgestemd

64. De overdracht van diensten op de verpleeg-afdelingen geeft dikwijls moeilijkheden

65. De informatie-overdracht tussen artsen en verplegend personeel (en omgekeerd) is zo-danig dat de verpleging zo goed mogelijk kar geschieden

66. De leerlingverpleegkundige heeft in het algemeen te weinig invloed op de dagelijkse gang van zaken (werk) op de verpleegafdelinE

67. Een leerling verpleegkundige moet bij zijn/ haar taakuitoefening de ruimte krijgen om aandacht te besteden aan patienten die met persoonlijke problemen komen

68. Verwachtte het personeel van Uw participatie stage verlenende instelling van de MBOV-leerling hetzelfde als van de inservice-leerling.

69. Vond U de samenwerking tussen de school en uw participatiestage verlenende instelling voldoende of onvoldoende.

4.:~.-11

n %

zeer mee eens

1 I 13.6 mee eens

18 22.2 onzeker

47 58.0 oneens

5 6.2 beslist oneens

6

7.4

zeer mee eens 60 74. 1 mee eeLS 12 14.8 onzeker

3

i

3.7 oneens

I

-

beslist oneens I

-

zeer mee eens 4 5.0 rnee eens

8 10.0 onzeker 53 67.5 one ens

]4 17.5 beslist one ens

2 2.5 zeer mee eens 41 r: ~) mee eens ...J~.J .. J 28 35. onzeker 39 48. I oneens 7 , 8.6 beslist oneens --.-

--,--1 1.2 zeer mee eens

17 21.0 mee eens 17 21.0 onzeker 39 48.1 oneens

7 8.6 beslist one ens 26 32. 1 zeer mee eens 52 I 64.2 mee eens

2

h

2.5 onzeker

I I .2 beslist one ens one ens

28 35.0 ja 52 65.0 nee -'~--'--~---'-~----8 10.0 zeer voldoende 52 65.0 voldoende 14 17.5 middelmatig 5 6.3 onvoldoende 1.3 zeer onvoldoende

---

-~~

..

~---.---___l

Nu volgen er enige vragen over de eigen ervaring in de participatie instel-ling.

70. Mijn opvattingen over de verpleging bleken erg goed aan te slutien bij de meningen van de verpleegkundigen waar mee ik moest samenwerken 8 9.9 54 66.7 15 I 18.5 4 4.9

I

-zeer mee eens mee eens onzeker mee on?ens

(33)

4.2.-12

n %

71. Tijdens de participatiestage was het m~J a1 7 8,6 zeer mee eens sne1 duidelijk wat er van mij verwacht 53 65.4 mee eens

werd 12 14.8 onzeker

9 II. 1 oneens

I

-

zeer mee oneens

72. De verp1eegkundige op de afdeling brachten 1 1 13.6 zeer mee eens

veel begrip op voor mijn problemen en 55 67.9 mee eens moeilijkheden bij mijn werk 9

I

11. 1 onzeker

6 7.4 oneens

I

-

zeer mee oneen De volgende vragen hebben betrekking op de. taken die U in de instelling werder, opgedragen, dus niet d U door de school werden opgegeven.

73.Tijdens mijn participatiestage werd mij steeds uitgelegd hoe je taken moest uit-voeren (dus de manier waarop)

74. Tijdens m~Jn participatiestage werd m~J

steeds uitgelegd waarom bepaalde taken uitgevoerd moesten worden (de reden)

10

48

1 1 I I 16 47 1 1 7

-12.3 59.3 13.6 13.6 1.2 19.8 .0

I

13.6 8.6

i

zeer mee eens mee eens onzeker mee oneens

zeer mee one ens zeer mee eens mee eens

onzeker mee oneens zeer mee oneens Wilt U vervolgens met behulp van cijfers een volgorde aangeven zoals bij vragen

I tim 5.

75. Wat heb U het meest ••• het minst gedaan tijdens de participatiestage? (1 het meest 6 = het minst) 2 3 n % n % n % I Karweitjes opknappen 4 4.91 2 2.5 Aan opdrachten werken 1.2 5 6.2 21 25.9 Met a£delingspersoneel

2 2.5 15 18.5 18 22.2 praten

Hard werken 12 14.8 9 11. 1 12 ]4.8 Veel nieuws leren 35 43.2 23 28.4 14 17.3 Veel met patienten

31 38.3 25 30.9 14 17.31

praten

76. Wat vond U het belangrijkste aspect van de participatiestage

karweitjes opknappen aan opdrachten werken

met afdelingspersoneel praten hard werken

veel nieuws leren

veel met patienten praten 4 n 9 25 22 16 4 5 5 6 tot. % n % n % n % I I 11. 1 19 23.5 47 58.0 81 100

I

30.9 17 21.0 12 14.8 81 100. 27.2 17 21.0 7 8.6 81 100 19.8\21 25.9 1 1 13.6 81 100 4.9) 5 6.2

-

81 100 6.2 2 2.5 4 4.9 81 100 kennis in praktijk brengen een juiste indruk krijgen van de organisatie

leren wat er van de verpleeg-kundige won~ .. verwacht

(34)

4.2.-13

n % n

I

Kennis in praktijk brengen 39 48.8 35

Juiste indruk krijgen van de

2 2.5 ]3

organisatie

132

Leren wat er van de verpleegkundige 39 48.8

wordt verwacht

77. Zoudt U Uw vrienden of vriendinnen die daarvoor belangstelling hebben de dagop-leiding tot verpleegkundige willen aanraden

78. Wilt U drie voorbeelden geven van typisch huishoudelijke taken.

79. Wilt U drie voorbeelden geven van typisch verpleegtechnische taken

80. Wilt U drie voorbeelden geven van typisch sociaal-begeleidende taken

81. Wilt U drie voorbeelden geven van typisch verzorgende taken

82. Als je zelf opnieuw zou kunnen beginnen, zou je dan weer het verpleegkundig beroep kiezen?

n % 38 I 46.9 33 I 40.7 8 I 9.9 ~

I

2.5 2 3 tot. % n % n % 43.8 6 7.5 80 100 16.3 65 81.3 80 100 40.0 9 11.3 80 100 n % 27 33. ja beslist 42 51.9 ja 10 12.3 weet ik niet 2 '1 .5 nee nee beslist • • • • • • • • e . . . .. .. ,,:z;i.e. • • p,f.l-.'1 '. 'j .• ~ ~.l~ . . . .. • 6-• • • • • • e , ,. (I • • • • • • • • z.ie. po..!;; 4·2,-2.0

·

,.

... .

. . . 1I • • • • • •

·

..

,. ,.

... .

z ie pa.!j -4.2. -20

·

...

"

... .

zie pa.S' 4·2.-2.0

· ... .

ja beslist ja weet ik niet nee

nee beslist niet

niet

Wilt U voor elk veld van de gezondheidszorg aangeven of U het met de onder-staande uitspraken eens of oneens bent?

83. Als het liefst verpleegtechnisch werk wil doen, kun je daarvoor goed tereens in

zeer mee mee

eens eens onzeker

mee one ens zeer mee one ens A-ziekenhuis Psychiatrische inrichting Zwakzinnig~nzorg Verpleegtehuis Wijkverpleging n % n % "1 /0 % n % n n 50

!

61. 7

I

30 ; 37.0

I -

1. 2

1-

i_

.

I

3~8~1~6~:~7~.~5~_4~1~, ~41~.~3~13~0~1~3~7~.5

:-

t

7 8.6114117.3 42:53.0117121.0 3: 3.7

I

54 66.7 I 17: 21 .0 5: 6.2 I 2; 2.5 5: 6.2132 39.5123:28.5 20! 24.7

I

1 I 1.2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik leer elke les en hierdoor ontstaat groei, niet alleen in de vaardigheden die nodig zijn als trainingsacteur, maar ook door de kennis die wordt aangeboden middels jullie theorie

The final conclusion that can be drawn from this research is that the tested latency and jitter values won’t affect the perceived audio and video quality for the everyday use of

Bepaal de rang en de signatuur van φ2. Bepaal de eigenwaarden en eigenvectoren

Bereken de determinant van de matrix.. Bepaal de rang en de signatuur

Ook waren er een groot aantal ideeën die nu niet gehonoreerd konden worden, maar welllicht later bij het beter uitwerken van een plan alsnog hun idee zouden kunnen indienen voor

De conditiefactor (figuur 3B) ligt bijgevolg voor 8 individuen tussen 0,9 en 1,1 wat wijst op een goede conditie.. Tien individuen hebben zelfs een zeer

Dementerende ouderen verbergen zich niet meer achter een “ikkige” rol maar zijn precies zoals ze zijn?. Ze leven hier

De dagen zijn veel langer, omdat het ‛s morgens vroeg licht is en ‛s avonds laat donker wordt.. In de natuur is alles groen en we brengen dit warme seizoen met een ijsje bij het