• No results found

E. Beukers (ed.), Hollanders en het water. Twintig eeuwen strijd en profijt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "E. Beukers (ed.), Hollanders en het water. Twintig eeuwen strijd en profijt"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beukers, E. (ed.), Hollanders en het water. Twintig eeuwen strijd en profijt (Hilversum: Verloren, 2007, 606 blz.,€39,-, ISBN 978 90 6550 973 4). Met Hollanders en het water is een nieuw, lijvig werk over de relatie tussen mens en water in de provincies Zuid- en Noord-Holland verschenen, beginnend bij de Romeinse tijd en eindigend bij de dag van vandaag. Een blik op de inhoudstafel van deze publicatie in twee boekdelen leert dat de inhoudelijke ambities bijzonder hoog lagen: men kan vrijwel geen onderwerp bedenken dat niet in het boek terecht is gekomen. Behalve de waterstaatsge-schiedenis van zeedijken, polders en hoogheemraadschappen staat ook de geschiedenis van talloze andere deelgebieden op het programma: binnenscheep-vaart, zeehavens, zoetwatervisserij, zeevisserij, drink- en afvalwater, de beteke-nis van water in ’s lands oorlogvoering en waterrecreatie. Daarbij hebben de redacteurs voor elk van de (thematische opgebouwde) hoofdstukken zonder meer een beroep kunnen doen op specialisten: auteurs als D. Aten, M. van Tielhof, W. van der Ham, L. Sicking hebben elk een indrukwekkende staat van dienst op het vlak van waterstaatsgeschiedenis. Anderen schrijven vanuit een andere achtergrond, zoals militair historicus W. Klinkert die de rol van het water in de militaire geschiedenis na 1550 analyseert.

Sommige van de genoemde onderwerpen zijn door de historiografie rijkelijk bedeeld, andere veel minder. Dat desondanks een overtuigend, inhoudelijk evenwicht werd bereikt, is voor zo’n uitgave zonder meer een mooi resultaat. In deze recensie worden enkele algemene gedachten rond het geheel geformuleerd.

Elk van de auteurs is specialist op zijn terrein en heeft steeds een eigen invalshoek en aanpak gehanteerd. De schrijvers werden dus niet in een keurslijf gedwongen en die vrijheid komt het geheel zonder meer ten goede. Enkele bijdragen zijn in principe wel inhoudelijk aan elkaar verwant, maar door een expliciete koppeling of vergelijking niet voorop te stellen, kunnen daarom wel in ieder verhaal andere accenten gelegd worden. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de bijdragen over de vroegmoderne waterstaat in Noord- en Zuid-Holland, respectievelijk van de hand van D. Aten en M. van Tielhof. Op sommige vlakken zijn er tussen beide provincies grote gelijkenissen, anderzijds zijn er ook grote verschillen. De specifieke ontwikkelingen in beide regio’s worden steeds in ruime mate recht gedaan, al wijzen de respectievelijke auteurs uiteraard wel op de ontwikkelingen in de andere provincie. Hierdoor krijgt de lezer twee zelfstandige verhalen die elk ten volle hun eigenheid behouden en wordt overbodige herhaling op voorhand uitgesloten. Ook bij andere bijdragen is dat het geval.

Vrijwel alle auteurs slagen er ook op voortreffelijke wijze in de relatie mens-water in zijn brede maatschappelijke context te plaatsen. Dat die relatie erg complex en bovendien ambivalent is (de titel maakt terecht gewag van ‘strijd en profijt’), komt steeds weer aan de oppervlakte. Het werk toont op die manier niet alleen goed aan hoe water een essentieel deel is van de Hollandse (en bij uitbreiding Nederlandse) geschiedenis, maar ook dat er geen WEBRECENSIE BEHORENDE BIJBMGN 124:1 (2009)

(2)

eenduidige en eenzijdige verklaringen zijn in de waterstaatsgeschiedenis. De omgang van de mens met het hem omringende water werd steeds beïnvloed door politieke, sociale, economische, landschappelijke en culturele factoren. Het boek gaat over de geschiedenis van het water, maar evenzeer over maatschappelijke geschiedenis, of het nu gaat om het arbeidsleger van polder-jongens, de sociale positie van vissersvrouwen in de vroegmoderne tijd (346-349), of de verspreiding van waterleidingen als onderdeel van een beschavings-offensief na 1890 (412-413).

Tot slot komt ‘Hollanders en het water’ de verdienste toe een zeer groot wetenschappelijk domein voor een breed publiek toegankelijk te maken. Droge, saaie academische bedenkingen blijven achterwege, ten voordele van een goed gebracht verhaal waarin de grote lijnen in de geschiedenis steeds duidelijk worden gemaakt. Talrijke kaderteksten doorspekken het geheel met anekdotes en de bijzonder rijke illustraties maken dat het boek ook visueel erg (aan)spreekt. Hoewel het werk niet (expliciet) de bedoeling heeft weten-schappelijk innoverend te zijn, kan het daartoe wel inspireren. De geschiedenis van de relatie tussen mens en water is in de afgelopen decennia namelijk niet alleen steeds intenser, maar ook steeds breder aangepakt. De veelheid aan nieuwe onderwerpen en invalshoeken heeft tot een overspecialisatie en segmentering van de watergeschiedenis geleid. Op een recente studiedag van de vereniging voor waterstaatsgeschiedenis werd hierop door verschillende spre-kers gewezen. Wie de bijdragen in dit werk leest, zal trouwens zonder veel problemen inzien dat heel wat elementen uit de Hollandse watergeschiedenis met elkaar in samenhang evolueren. Dit werk is het eerste dat er naar streeft heel uiteenlopende onderwerpen met als centrale kern water bijeen te brengen. Vanuit dat perspectief hadden de redacteurs een ‘integrale’ watergeschiedenis voor ogen en daar zijn ze ook in geslaagd. In zekere zin stelt het geheel aan bijdragen de wetenschappers voor de uitdaging een meer holistische benadering en visie op de watergeschiedenis te ontwikkelen en uit te werken.

Dit boek mag aangeprezen worden. De academicus zal uiteraard te rade gaan bij de vakliteratuur. Maar het brede publiek waarvoor het werd geschreven, wordt hier een mooi aanbod gedaan. Het boek is niet alleen een zeer veel omvattend naslagwerk. Het publiek maakt hier ook op een uiterst boeiende en verzorgde wijze kennis met een grondige weergave van de state of the art van de Hollandse watergeschiedenis.

S. Zeischka, Gent WEBRECENSIE BEHORENDE BIJ BMGN 124:1 (2009)

(3)

Groeneveld, G., Zo zong de NSB. Liedcultuur van de NSB 1931-1945 (Nijmegen: Vantilt, 2007, cd + 224 blz.,€27,70, ISBN 978 90 77503 66 9). Vaak werd en wordt er gemopperd dat Nederland geen zangtraditie kent en er wordt vaak aan toegevoegd dat dat jammer is. Wellicht bij carnaval en enigszins bij voetbalwedstrijden, maar niet te vergelijken met de Engelse stadion-liederen, de Vlaamse muziekdagen en de massale Baltische koren. Je zou kunnen stellen dat onze liedcultuur zich in de (protestante) kerken afspeelde en dat Nederland de zang niet politiek gebruikte, zoals de Vlamingen het voor hun taalpolitiek hanteerde en de Balten om de Russen te verjagen.

Gerard Groeneveld geeft in zijn nieuwe boek een totaaloverzicht van de liedcultuur die de NSB zeer actief bedreef, maar die na de Duitse nederlaag natuurlijk ook verdween. Omdat veel van het Nederlandse nationaal-socia-listische gedachtegoed zijn wortels in nazi-Duitsland had, geeft de schrijver eerst een uitgebreid overzicht van de liedcultuur vanaf het ontstaan van de Duitse nazipartij. In de‘Kampfzeit’, die liep tot de machtsovername van Hitler in 1933, waren politieke strijdliederen van groot belang. De liederen werden gebruikt bij het ‘veroveren van de straat’, veelal op communistische tegen-standers en ter opluistering van partijbijeenkomsten. De strijdliederen waren ter zelfbevestiging, maar ook ter overtuiging van de politieke tegenstander; met liedteksten werd meer bereikt dan met pamfletten, werd wel gedacht. Het was vooral de SA, de Sturmabteilung van de partij, die op straat het gevecht zocht en er werden dan ook voor hen speciale liederen gecomponeerd. Soms was het een nazitekst op een socialistisch strijdlied, maar het werden steeds vaker eigen composities. Een van de bekendste was wel het Horst Wessel-lied, genoemd naar een jeugdige Berlijnse WA-vechtjas én componist. Diens ‘Die Fahne hoch!. Die Reihen fest geschlossen!’ werd zeer populair en zeker nadat Wessel als 22-jarige ‘martelaar’ om het leven kwam. Er was een communistische knokploeg bij betrokken, maar het was meer een afrekening in een soeteneurs-milieu, dan een politieke moord. Dat deerde de latere propagandaminister Goebbels, toen nog Gauleiter van Berlijn, niet en de begrafenis van Horst Wessel bracht de bekendheid van zijn lied tot grote hoogte.

Toen Hitler aan de macht was, hoefde de straat niet meer veroverd te worden, maar de aandacht van de nazi’s voor het nazilied verflauwde niet; nu moest iedereen in het gelijkgeschakelde Duitsland eraan geloven en elke suborganisatie kreeg zijn eigen liederenbundel. De mannelijke en de vrouwe-lijke jeugdorganisaties, de Reichsarbeitsdienst en de SS; allen eigen liederen met een aangepaste naziboodschap. Toen de oorlog uitbrak, kwam de nadruk vanzelfsprekend meer op soldatenliederen te liggen; strijdbaar marcheren tegen Polen, Frankrijk en Rusland, maar ook de piloten en de marine hadden hun eigen liederen.

De NSB hield het in eerste instantie bij bestaande, vaderlandslievende liederen, waarbij de Gouden Eeuw bewierookt werd, maar ook populaire Zuid-Afrikaanse liedjes kwamen aan bod. Langzaam aan kwamen er ‘eigen’ liederen in omloop en in 1934 verscheen al de eerste NSB-liederenbundel, Hou WEBRECENSIE BEHORENDE BIJBMGN 124:1 (2009)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hier kan de overheid binnen de agribusiness stimulerend optreden, zoals ook voor andere sectoren plaatsvindt: onder meer door stimulering van clustervorming,

Men ging er over het algemeen vanuit dat verreweg de meeste tijgers geen menseneters waren. De tijger zou, in deze visie, een aangeboren afschuw van en ontzag voor mensen hebben,

[r]

heeft er, na onze zo bizonder geslaagde, jaarlijkse vergadering, de gehele vaderlandse pers eens op nageslagen, om te zien wat die ervan gemaakt heeft. Nu,

~eelen staat geen daad verrichten zonder Haren verantwoordelijken Minister, en zal nu die Minister, juist wegens die verantwoorde- lijkheid, wel altijd het objectieve

Het plan is geënt op voorkoming van verpaupering en leegstand, het plan doet recht aan uw centrumplan, het plan is ontwikkeld met de meeste zorg voor het straatbeeld (het straat-

De sterke wind heeft ze op doen waaien en nu vliegen ze wild in

Als bij een oplossing van kwik(II)chloride een oplossing van kaliumjodide wordt gevoegd ontstaat ogenblikkelijk een oranje neerslag van kwik(II)jodide.. Na toevoegen van