• No results found

Onderzoeksrapport Adolescentenstrafrecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoeksrapport Adolescentenstrafrecht"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ONDERZOEKSRAPPORT

ADOLESCENTENSTRAFRECHT

Naam: Karima Akkouh

Studentnummer: 500711993

Opleiding: HBO Rechten

Hogeschool van Amsterdam Afstudeerbegeleider: Mevr. A. Elburg

Opdrachtgever: Reynaerde Advocaten

Mevr. P. Figge

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn afstudeeronderzoek over het adolescentenstrafrecht. In de periode van mei tot en met oktober 2019 heb ik me bezig gehouden met het onderzoek. Ik heb erg veel geleerd van dit onderzoek. Ik had hiervoor nog nooit van het adolescentenstrafrecht gehoord, dus dit was een geheel nieuw onderwerp voor mij. Ik vond het daarom ook heel interessant om te onderzoeken, omdat ik op deze manier weer iets nieuws kon leren.

Bij deze wil ik graag mevrouw P. Figge bedanken omdat ik voor haar kantoor een onderzoek mocht verrichten. Bedankt voor alle tijd en hulp. Ook wil ik mijn afstudeerbegeleidster mevrouw A. Elburg bedanken voor de begeleiding en het vertrouwen. Bedankt voor alle steun.

Ik wens u veel leesplezier toe! Karima Akkouh

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 1 Verklarende woordenlijst ... 4 Afkortingenlijst ... 5 Samenvatting ... 6 Hoofdstuk 1 Inleiding ... 7 1.1 Aanleiding ... 7 1.2 Opdrachtgever ... 7 1.3 Praktijkprobleem ... 7 1.4 Doelstelling ... 8 1.5 Centrale vraag ... 8 1.6 Deelvragen ... 8 1.7 Onderzoeks- en begripsafbakening ... 8 1.8 Methodologische verantwoording ... 8 1.9 Leeswijzer ... 10

Hoofdstuk 2 Wat houdt het adolescentenstrafrecht in voor jongvolwassenen? ... 11

2.1 De ontwikkeling van het adolescentenstrafrecht ... 11

2.2 Het huidige adolescentenstrafrecht ... 11

2.3 Pedagogische aanpak ... 12

2.4 Deelconclusie ... 12

Hoofdstuk 3 Op welke momenten kan er een beslissing genomen worden over de toepassing van het adolescentenstrafrecht? ... 13 3.1 Beslismomenten ... 13 3.1.1 ZSM ... 13 3.1.2 Voorgeleiding rechter-commissaris ... 13 3.1.3 De terechtzitting ... 14 3.2 Deelconclusie ... 14

Hoofdstuk 4 Onder welke omstandigheden kan het adolescentenstrafrecht volgens de wetgever toegepast worden op jongvolwassenen? ... 15

4.1 Artikel 77c Sr ... 15

4.2 Persoonlijkheid van de dader ... 15

4.3 Omstandigheden waaronder het feit is begaan ... 15

4.4 Het advies van de deskundigen ... 15

4.4.1 Wegingskader reclassering ... 15

4.4.2 Wegingslijst NIFP ... 16

(4)

4.5 Deelconclusie ... 17

Hoofdstuk 5 Welke straffen kunnen worden opgelegd aan jongvolwassenen die worden berecht volgens het adolescentenstrafrecht? ... 18

5.1 Sancties jeugdstrafrecht ... 18

5.2 Deelconclusie ... 19

Hoofdstuk 6 Welke omstandigheden leiden er in de praktijk toe dat de rechter ervoor kiest om het adolescentenstrafrecht al dan niet toe te passen op jongvolwassenen?... 20

6.1 Omstandigheden die een rol kunnen spelen ... 20

6.1.1 Stoornis ... 20

6.1.2 Gebrekkige ontwikkeling ... 20

6.1.3 Recidiverisico ... 21

6.1.4 Pedagogische aanpak ... 21

6.1.5 Omstandigheden waaronder het feit is begaan ... 22

6.1.6 Leeftijdsadequaat ... 22

6.1.7 Gericht op verandering ... 23

6.1.8 Leefomstandigheden ... 23

6.1.9 Meewerken onderzoek ... 23

6.2 Het advies van de deskundigen ... 24

6.3 Deelconclusie ... 24

Hoofdstuk 7 Conclusies & aanbevelingen ... 26

7.1 Eindconclusies ... 26 7.2 Aanbevelingen ... 27 Literatuuroverzicht ... 29 Jurisprudentieoverzicht ... 30 Bijlagen ... 31 Bijlage 1 Indicatielijst OM ... 31

Bijlage 2 Wegingskader reclassering ... 32

Bijlage 3 Wegingslijst NIFP ... 34

(5)

Verklarende woordenlijst

ADHD

Attention Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) is een verzamelnaam voor snel afgeleid en hyperactief gedrag.

Contra-indicatie

Aanwijzing of omstandigheid die pleit tegen het nemen van een bepaalde maatregel.

Indicatie

Aanwijzing die aangeeft welke behandeling moet worden toegepast.

Jongvolwassene

Persoon tussen de 18 en 23 jaar.

Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie

Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) biedt expertise en kennis op het gebied van de forensische psychiatrie en psychologie en somatische zorg in justitiële inrichtingen.

PDD-NOS

Een stoornis die valt onder de stoornissen waartoe ook het autisme behoort, de autismespectrumstoornissen (ASS).

Recidive

Recidive houdt in dat een persoon in herhaling valt bij het plegen van een bepaald strafbaar feit.

Reclassering

De reclassering is een instantie die personen begeleidt die als gevolg van het (vermoeden van het) plegen van een strafbaar feit met politie of justitie in aanraking zijn gekomen.

Risicofactor

Omstandigheden of factoren die een verhoogde kans geven op een negatieve toestand, gebeurtenis of situatie.

Terechtzitting

De behandeling van het strafbare feit door de rechter.

Voorgeleiding

Verhoor van een verdachte door de officier van justitie om te bepalen of de verdachte langer vast moet zitten.

Voorlopige hechtenis

De fase van het voorarrest vanaf de inbewaringstelling bij de rechter-commissaris.

Vordering inbewaringstelling

(6)

Afkortingenlijst

GBM Gedragsbeïnvloedende maatregel

NIFP Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie

OM Openbaar Ministerie

PIJ Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen

RSJ Raad voor de Sanctietoepassing en Jeugdbescherming

RvdK Raad voor de Kinderbescherming

Sr Wetboek van Strafrecht

Sv Wetboek van Strafvordering

WODC Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

(7)

Samenvatting

Reynaerde Advocaten heeft mij gevraagd om onderzoek te doen naar de toepassing van het adolescentenstrafrecht in de praktijk. Het adolescentenstrafrecht kan op grond van artikel 77c Sr worden toegepast als de rechter daar grond voor ziet in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Als het adolescentenstrafrecht wordt toegepast, wordt de jongvolwassene tussen de 18 en 23 jaar berecht volgens het jeugdstrafrecht in plaats van het volwassenenstrafrecht. De advocaten op dit kantoor krijgen vaak te maken met zaken waarin zij een cliënt bijstaan tussen de 18 en 23 jaar. Deze cliënten zouden volgens het adolescentenstrafrecht berecht kunnen worden als de rechter hier gronden voor ziet. Toch gebeurt dit vaak niet. Het is voor de advocaten op dit kantoor niet duidelijk onder welke omstandigheden de rechter ervoor kiest om het adolescentenstrafrecht al dan niet toe te passen. Het doel van dit onderzoek is meer inzicht creëren in de manier waarop de rechter tot het besluit komt om het adolescentenstrafrecht wel of juist niet toe te passen. Zo zal het voor de advocaten van Reynaerde Advocaten duidelijk zijn hoe zij een gemotiveerd beroep kunnen doen op het adolescentenstrafrecht.

De centrale vraag van mijn onderzoek luidt dan ook als volgt: ‘Welke omstandigheden moeten de advocaten van Reynaerde Advocaten naar voren brengen bij de strafrechter voor een geslaagd beroep op het adolescentenstrafrecht, zoals bedoeld in artikel 77c Sr, bij een jongvolwassene tussen de 18 en 23 jaar?’. Om bovenstaande vraag te kunnen beantwoorden heb ik om te beginnen

theorieonderzoek verricht. Hieruit is naar voren gekomen dat het adolescentenstrafrecht gericht is op de ontwikkeling van jongvolwassenen. Hierbij staat een pedagogische aanpak centraal. De pedagogische aanpak is gericht op heropvoeding, onderwijs en resocialisatie. Door de

jongvolwassene op deze wijze te helpen bij zijn ontwikkeling, kan het recidiverisico verlaagd worden. Dit is gunstig voor de jongvolwassene zelf, maar ook voor de maatschappij. De rechter kan door de reclassering en het NIFP geadviseerd worden over de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Naast het theorieonderzoek is er ook praktijkonderzoek verricht. Hiervoor zijn 25 uitspraken van rechtbanken uit heel Nederland geanalyseerd om erachter te komen welke omstandigheden in de praktijk al dan niet leiden tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. Uit dit onderzoek is

gebleken dat de gebrekkige ontwikkeling of een stoornis waar de jongvolwassene aan leidt een grote rol speelt bij de beslissing voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht. Ook het recidiverisico speelt een rol bij de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Deze omstandigheden hangen vaak samen met de mogelijkheden voor een pedagogische aanpak. Dit komt omdat een pedagogische aanpak zou kunnen helpen om de jongvolwassene te helpen bij de ontwikkeling van zijn

achterstand, en tevens het verlagen van een hoog recidiverisico. Daarnaast is uit het onderzoek naar voren gekomen dat de rechter het adolescentenstrafrecht niet zal toepassen als de jongvolwassene keer op keer strafbare feiten pleegt, of als er sprake is van zwaarwegende contra-indicaties zoals een justitiële voorgeschiedenis, psychopathische trekken en een criminele levensstijl.

Om een gemotiveerd beroep te kunnen doen op het adolescentenstrafrecht moet er dus sprake zijn van een jongvolwassene die geen zicht heeft op zijn eigen gedrag of lijdt aan een stoornis of

gebrekkige ontwikkeling. Dit moet wel in samenhang zijn met de mogelijkheid van een pedagogische aanpak, zodat de jongvolwassene geholpen kan worden bij zijn ontwikkeling.

(8)

Hoofdstuk 1

Inleiding

1.1 Aanleiding

Adolescenten blijken verantwoordelijk voor een groot deel van de criminaliteit. Adolescenten zijn jongeren en jongvolwassenen tussen de 15 en 23 jaar. In 2009 viel een derde van de verdachten in deze leeftijdscategorie.1 Op 1 april 2014 is om die reden het adolescentenstrafrecht in werking getreden. Het adolescentenstrafrecht is een apart straffenstelsel ontwikkeld voor jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar. Het adolescentenstrafrecht kan op grond van artikel 77c Sr worden

toegepast als de rechter daar grond voor ziet in de persoonlijkheid van de dader of de

omstandigheden waaronder het feit is begaan. Als het adolescentenstrafrecht wordt toegepast, wordt de jongvolwassene tussen de 18 en 23 jaar berecht volgens het jeugdstrafrecht in plaats van het volwassenenstrafrecht.2 Het adolescentenstrafrecht is gericht op een pedagogische aanpak met als doel om de jongvolwassenen te stimuleren om een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen en om verder crimineel gedrag te voorkomen. In deze leeftijdscategorie zijn de jongeren zich nog aan het ontwikkelen, waardoor het makkelijk is hun gedrag te beïnvloeden. 3 Zo kan er gezorgd worden voor een kleinere kans op herhaling in de toekomst. Jongeren die worden veroordeeld volgens het jeugdstrafrecht krijgen eerder een taakstraf opgelegd dan een gevangenisstraf. Dit heeft als voordeel dat zij nog steeds hun lessen kunnen blijven volgen op school.4

1.2 Opdrachtgever

Mijn onderzoek vindt plaats in opdracht van Reynaerde Advocaten, vertegenwoordigd door mr. P. Figge. Dit kantoor is gespecialiseerd in het strafrecht. De advocaten op dit kantoor behandelen ook strafzaken waarin een jongvolwassene verdachte is en de vraag speelt of het adolescentenstrafrecht al dan niet kan worden toegepast.

1.3 Praktijkprobleem

Zoals hierboven genoemd krijgen de advocaten van Reynaerde Advocaten vaak te maken met zaken waarin een jongvolwassene verdachte is. De vraag die dan speelt is of het adolescentenstrafrecht al dan niet toegepast kan worden. Vaak wordt het adolescentenstrafrecht niet toegepast, terwijl de advocaten van mening zijn dat dit wel had moeten gebeuren. Het is voor de advocaten dan ook niet altijd duidelijk wat de reden hiervoor is, en welke omstandigheden ertoe leiden dat de rechter ervoor kiest om het adolescentenstrafrecht wel toe te passen. Hierdoor weten de advocaten niet hoe zij een gemotiveerd beroep kunnen doen op de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Er is mij daarom gevraagd om te onderzoeken welke omstandigheden ervoor zorgen dat de rechter al dan niet overgaat tot toepassing van het adolescentenstrafrecht.

1 Kamerstukken II 2012/13 33498, nr. 3, p. 1. 2 Dorp e.a. 2019, p. 73.

3 Kamerstukken II 2012/13 33498, nr. 3, p. 1.

(9)

1.4 Doelstelling

Het doel van mijn onderzoek is erachter komen onder welke omstandigheden de rechter besluit om het adolescentenstrafrecht toe te passen op jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar. Ik zal dit doen door allereerst theorieonderzoek te verrichten. Hierdoor zal het duidelijk worden wat het

adolescentenstrafrecht inhoudt, en wat volgens de wetgever gronden zijn voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Verder zal ik verschillende uitspraken omtrent het adolescentenstrafrecht analyseren om er zo achter te komen welke omstandigheden ertoe leiden dat de rechter het adolescentenstrafrecht al dan niet besluit toe te passen. Door hier meer duidelijkheid over te creëren, kan ik mijn opdrachtgever hierover adviseren. Zo zullen de advocaten van Reynaerde Advocaten weten hoe zij een gemotiveerd beroep kunnen doen op het adolescentenstrafrecht.

1.5 Centrale vraag

Welke omstandigheden moeten de advocaten van Reynaerde Advocaten naar voren brengen bij de strafrechter voor een geslaagd beroep op het adolescentenstrafrecht, zoals bedoeld in artikel 77c Sr, bij een jongvolwassene tussen de 18 en 23 jaar?

1.6 Deelvragen

Theorieonderzoek

1. Wat houdt het adolescentenstrafrecht in voor jongvolwassenen?

2. Op welke momenten kan er een beslissing genomen worden over de toepassing van het adolescentenstrafrecht?

3. Onder welke omstandigheden kan het adolescentenstrafrecht volgens de wetgever toegepast worden op jongvolwassenen?

4. Welke straffen kunnen worden opgelegd aan jongvolwassenen die worden berecht volgens het adolescentenstrafrecht?

Praktijkonderzoek

5. Welke omstandigheden leiden er in de praktijk toe dat de rechter ervoor kiest om het adolescentenstrafrecht al dan niet toe te passen op jongvolwassenen?

1.7 Onderzoeks- en begripsafbakening

Het onderzoek beperkt zich tot het strafrecht en wordt uitgevoerd in opdracht van Reynaerde Advocaten. De doelgroep in dit onderzoek zijn jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar die in een strafrechtelijk proces zitten.

1.8 Methodologische verantwoording

Dit onderzoek bestaat uit literatuur- en bronnenonderzoek. Daarnaast is er ook een jurisprudentieonderzoek verricht.

(10)

Theorieonderzoek

Deelvraag 1: Wat houdt het adolescentenstrafrecht in voor jongvolwassenen?

De eerste deelvraag zal ik beantwoorden aan de hand van de memorie van toelichting en andere relevante kamerstukken omtrent het adolescentenstrafrecht zoals bedoeld in artikel 77c Sr. Ik heb deze stukken gebruikt omdat hierin duidelijk wordt uitgelegd wat het adolescentenstrafrecht is en wat het doel hiervan is. Verder heb ik uitgebrachte artikelen en rapporten over het

adolescentenstrafrecht bestudeerd. Dit zijn voornamelijk rapporten van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Hierin is uitgebreid onderzoek gedaan naar wat het adolescentenstrafrecht inhoudt, voor wie het bedoeld is, en wat het doel hiervan is.

Deelvraag 2: Op welke momenten kan er een beslissing genomen worden over de toepassing van het adolescentenstrafrecht?

Deze deelvraag zal ik beantwoorden door gebruik te maken van rapporten van het WODC en het NIFP. In deze rapporten wordt besproken op welke momenten er gekeken wordt of de

jongvolwassene in aanmerking komt voor het adolescentenstrafrecht, en door wie dit gedaan wordt. Door dit te onderzoeken zal het duidelijk zijn op welke momenten er een beslissing wordt genomen over de toepassing van het adolescentenstrafrecht, en op welk moment de advocaat hier eventueel een beroep op zou kunnen doen.

Deelvraag 3: Onder welke omstandigheden kan het adolescentenstrafrecht volgens de wetgever toegepast worden op jongvolwassenen?

Deze deelvraag zal ik tevens beantwoorden aan de hand van relevante kamerstukken en overige bronnen omtrent het adolescentenstrafrecht zoals bedoeld in artikel 77c Sr. Aan de hand hiervan heb ik onderzocht welke omstandigheden volgens de wetgever zouden moeten leiden tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. Voor deze vraag heb ik wederom rapporten van het WODC gebruikt, waarin staat uitgelegd hoe de rechter tot zijn besluit komt. Ook heb ik een rapport van het

Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) gebruikt. Door deze bronnen te gebruiken heb ik kunnen onderzoeken welke omstandigheden volgens de wetgever leiden tot toepassing van het adolescentenstrafrecht, en op welke manier wordt vastgesteld of er sprake is van deze omstandigheden.

Deelvraag 4: Welke straffen kunnen worden opgelegd aan jongvolwassenen die worden berecht volgens het adolescentenstrafrecht?

De laatste theoretische deelvraag zal ik beantwoorden aan de hand van relevante kamerstukken en overige bronnen waarin informatie staat over straffen uit het jeugd- en volwassenenstrafrecht. Ik heb de straffen uit het jeugdstrafrecht benoemd en uitgelegd in hoeverre deze verschillen met straffen uit het volwassenenstrafrecht. Op deze manier zal het duidelijk zijn waarom het in sommige gevallen beter kan zijn om volgens het jeugdstrafrecht berecht te worden.

(11)

Praktijkonderzoek

Deelvraag 5: Welke omstandigheden leiden er in de praktijk toe dat de rechter ervoor kiest om het adolescentenstrafrecht toe te passen op jongvolwassenen?

De laatste deelvraag zal ik beantwoorden door middel van jurisprudentieonderzoek. Ik heb hiervoor gezocht op de zoekterm ‘adolescentenstrafrecht’, omdat zo alle uitspraken naar voren kwamen waarin dit onderwerp wordt besproken. Vervolgens heb ik gefilterd op uitspraken van rechtbanken uit 2018 en 2019. Ik heb gezocht op uitspraken uit heel Nederland, omdat de advocaten van Reynaerde Advocaten overal in Nederland cliënten bijstaan. Op deze manier kon ik erachter komen of er in verschillende arrondissementen anders wordt geoordeeld. De reden dat ik voor uitspraken uit 2018 en 2019 heb gekozen, is omdat het adolescentenstrafrecht al in 2014 is ingevoerd. Door de meest recente uitspraken te kiezen, wordt het voor de opdrachtgever duidelijk hoe de rechter er tegenwoordig mee omgaat. Dit zou namelijk kunnen verschillen met hoe de rechter vlak na de invoering omging met de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Hier kwamen meer dan 100 uitspraken uit. Deze uitspraken stonden gesorteerd op relevantie. Ik ben vervolgens gewoon het lijstje afgegaan en heb gekeken welke uitspraken gingen over jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar. Ik heb hierbij zowel uitspraken bekeken waarin het adolescentenstrafrecht wel is toegepast als waarin het niet is toegepast. Om de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek te waarborgen heb ik vervolgens 25 uitspraken geselecteerd, waarin duidelijk wordt gemotiveerd waarom het adolescentenstrafrecht wel of niet is toegepast. In de uitspraken die zijn gebruikt werd er in 14 uitspraken gekozen voor toepassing van het adolescentenstrafrecht, en in de overige 11 niet. De reden dat ervoor is gekozen om hier onderscheid in te maken is om meer duidelijkheid te kunnen creëren over de verschillende factoren die een rol spelen bij zowel de toepassing van het

adolescentenstrafrecht als het niet toepassen hiervan. In alle uitspraken is er gekeken welke omstandigheden de rechter meeneemt bij de beoordeling van de vraag of het

adolescentenstrafrecht al dan niet moet worden toegepast. Ik heb al deze omstandigheden

geanalyseerd en kort toegelicht wat de reden is dat deze leiden tot het al dan niet toepassen van het adolescentenstrafrecht. Ik heb vervolgens gekeken welke omstandigheden de rechter het vaakst meeneemt, en of deze op zichzelf genoeg reden zijn om het adolescentenstrafrecht toe te passen, of dat dit in combinatie is met andere omstandigheden. De gebruikte uitspraken staan genummerd in bijlage 4.

1.9 Leeswijzer

Om te beginnen zal ik in hoofdstuk 2 uitleggen wat er wordt verstaan onder het

adolescentenstrafrecht. In hoofdstuk 3 zal toegelicht worden op welke momenten er beslist kan worden of het adolescentenstrafrecht van toepassing wordt geacht. Vervolgens zal ik in hoofdstuk 4 meer vertellen over de omstandigheden die volgens de wetgever leiden tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. Tot slot zullen de straffen die opgelegd kunnen worden bij toepassing van het adolescentenstrafrecht besproken worden. Deze hoofdstukken zullen samen het

theorieonderzoek vormen. In hoofdstuk 6 zal het praktijkonderzoek besproken worden, waarin uitspraken geanalyseerd zullen worden en duidelijk zal worden welke omstandigheden er in de praktijk toe leiden dat de rechter besluit om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Hieruit volgt in hoofdstuk 7 een eindconclusie en aanbeveling.

(12)

Hoofdstuk 2

Wat houdt het adolescentenstrafrecht in voor jongvolwassenen?

In dit hoofdstuk zal ik de eerste deelvraag beantwoorden, namelijk: ‘Wat houdt het

adolescentenstrafrecht in voor jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar?’. Om te beginnen zal ik omschrijven hoe het adolescentenstrafrecht tot stand is gekomen en wat de aanleiding hiervoor is geweest. Vervolgens zal in paragraaf 2.2 uitgelegd worden wat het huidige adolescentenstrafrecht inhoudt. In paragraaf 2.3 volgt er een conclusie.

2.1 De ontwikkeling van het adolescentenstrafrecht

Door de jaren heen is er veel nagedacht over een apart strafstelsel voor jongvolwassenen. Sinds 1951 hebben verschillende commissies voorstellen gedaan voor een apart strafstelsel voor

jongvolwassenen. De gedachte was dat sancties uit het jeugdstrafrecht effectiever zouden zijn voor jongvolwassenen dan sancties uit het volwassenenstrafrecht. Uit de gedragswetenschappen kwam de bevinding dat criminaliteit vooral het resultaat is van een gebrekkige geborgenheid en

verwaarlozing in het gezin. Ook werd er door de commissie-de Jong gesteld dat de psychische stabilisatie van jongvolwassenen pas rond het 23ste of 24ste levensjaar is voltooid. Toch werd er geen apart strafstelsel voor jongvolwassenen ontwikkeld. In 1965 werd wel de mogelijkheid ingevoerd om het jeugdstrafrecht toe te passen op jongeren tussen de 18 en 21 jaar.5

In 2011 pleit de Raad voor de Sanctietoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) wederom voor een apart strafrecht voor jongvolwassenen tussen de 18 en 24 jaar. Volgens de RSJ wijst wetenschappelijk onderzoek erop dat de ontwikkelingen van jongeren nog niet is voltooid als ze 18 zijn. De

ontwikkeling van jongvolwassenen gaat bij de meerderheid van jongvolwassenen nog door tot na hun 23ste jaar. Functies die jongeren remmen in risicogedrag ontwikkelen zich pas na het 20ste levensjaar. Jongvolwassenen zijn ook minder goed in staat om hun emoties te reguleren. De ontwikkeling van jongeren stopt dus niet bij het 18e levensjaar, maar loopt door tot ongeveer het 23ste of 24ste levensjaar.6

2.2 Het huidige adolescentenstrafrecht

Op 1 april 2014 is het adolescentenstrafrecht zoals we het nu kennen in werking getreden. De grondslag voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht is terug te vinden in artikel 77c Sr. De rechter kan het adolescentenstrafrecht toepassen bij een jongvolwassene tussen de 18 en 23 jaar als hij daar grond voor ziet in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De leeftijdsgrens is hierbij opgetrokken van 21 jaar naar 23 jaar.7 Bij toepassing van het adolescentenstrafrecht wordt de jongvolwassene berecht volgens het jeugdstrafrecht in plaats van het volwassenenstrafrecht.8 Met de nieuwe wetgeving omtrent het adolescentenstrafrecht is de nadruk meer te komen liggen op de advisering over de ontwikkelingsfase waarin de jongvolwassene zich bevindt.9 Zoals hierboven omschreven staat is het adolescentenstrafrecht ingevoerd omdat

5 Van der Laan e.a. 2016, p. 23-24. 6 Van der Laan e.a. 2016, p. 28. 7Tiemens, TPWS 2018/24, p. 2. 8 Dorp e.a. 2019, p. 73. 9 Tiemens, TPWS 2018/24, p. 2.

(13)

jongvolwassenen nog niet genoeg zijn ontwikkeld. Uit criminologisch onderzoek is gebleken dat er een verband is tussen leeftijd en crimineel gedrag. In 2009 was de leeftijdscategorie van 16 tot 23 verantwoordelijk voor een derde van alle criminaliteit.10 Risicogedrag tussen deze leeftijden komt voornamelijk door een onvoltooide ontwikkeling van belangrijke hersenfuncties. Volgens de wetenschap stopt de ontwikkeling van jongeren niet als ze 18 jaar zijn, maar vindt deze juist pas na hun 18e plaats. Omdat jongvolwassenen nog niet helemaal ontwikkeld zijn op emotioneel, sociaal en moreel gebied is er in die leeftijdscategorie dan ook vaak sprake van criminaliteit. Vooral tot 20 jaar blijkt dat leeftijdsgenoten een grote invloed kunnen hebben bij het nemen van risicovolle

beslissingen. Na hun 20ste levensjaar blijkt dat jongvolwassenen beter in staat zijn om beslissingen te nemen en de consequenties van hun daden te overzien.11

2.3 Pedagogische aanpak

Het adolescentenstrafrecht is een apart strafstelsel ontwikkeld voor jongvolwassenen, waarin een pedagogische aanpak centraal staat. Dankzij de pedagogische aanpak die het jeugdstrafrecht biedt, kan er heropvoeding, onderwijs en een op resocialisatie gerichte benadering plaatsvinden.12 Hiermee wordt de jongvolwassene geholpen bij zijn ontwikkeling en kan recidive teruggedrongen worden, wat niet alleen in het belang van de jongvolwassene is, maar ook in het belang van de maatschappij.13 Het doel van het adolescentenstrafrecht is om jongvolwassenen te stimuleren om een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen en om verder crimineel gedrag te voorkomen. In deze leeftijdscategorie zijn de jongvolwassenen zich nog aan het ontwikkelen, waardoor het makkelijk is hun gedrag te beïnvloeden.Het adolescentenstrafrecht zou voor meer flexibiliteit moeten zorgen voor het toepassen van sancties uit het jeugdstrafrecht. 14 Ondanks dat er dankzij het adolescentenstrafrecht sprake is van flexibiliteit bij het strafstelsel, wordt er in het strafprocesrecht wel duidelijk onderscheid gemaakt tussen ouder en jonger dan 18 jaar. Jongeren vanaf 18 jaar worden wel door een normale rechter beoordeeld in plaats van door een

kinderrechter.15

2.4 Deelconclusie

In dit hoofdstuk is uitgelegd wat het adolescentenstrafrecht inhoudt. Het adolescentenstrafrecht is een strafstelsel voor jongvolwassenen die nog niet volledig ontwikkeld zijn. Het

adolescentenstrafrecht is in het leven geroepen omdat jongvolwassenen tussen de 18 en 23 nog niet volledig ontwikkeld zijn, en dit invloed kan hebben op crimineel gedrag. Omdat deze

jongvolwassenen zich nog aan het ontwikkelen zijn, is het makkelijker om hun gedrag te

beïnvloeden. Als de rechter in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan grond ziet om het adolescentenstrafrecht toe te passen, wordt de jongvolwassene volgens het jeugdstrafrecht berecht. Het jeugdstrafrecht biedt pedagogische mogelijkheden die gericht zijn op heropvoeding, onderwijs en resocialisatie.

10 Tiemens, TPWS 2018/24, p. 1.

11 Kamerstukken II 2012/13 33498, nr. 3, p. 14. 12 Van der Laan e.a. 2016, p. 10.

13 Tiemens, TPWS 2018/24, p. 1.

14 Kamerstukken II 2012/13 33498, nr. 3, p. 1. 15 Janssen 2015, p. 123.

(14)

Hoofdstuk 3

Op welke momenten kan er een beslissing genomen worden over de

toepassing van het adolescentenstrafrecht?

Er zijn meerdere momenten waarop er een beslissing genomen kan worden over de toepassing van het adolescentenstrafrecht. In dit hoofdstuk zal ik deze momenten en de betrokken partijen bespreken. Hierna zal een conclusie volgen.

3.1 Beslismomenten

3.1.1 ZSM

Het eerste moment waarop er een beslissing genomen kan worden over de toepassing van het adolescentenstrafrecht is aan de ZSM-tafel. 16 Bij de ZSM-werkwijze wordt er bij veelvoorkomende misdrijven na de aanhouding van een verdachte zo snel mogelijk beslist over het afdoeningstraject.17 Het Openbaar Ministerie (OM) kan op dit moment een eerste inschatting maken over de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Het OM kan hiervoor advies inwinnen bij de reclassering en/of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Omdat er niet altijd advies beschikbaar is op dat moment, is er een indicatielijst (bijlage 1) opgesteld voor het OM, met criteria afgeleid van het wegingskader Adolescentenstrafrecht (wegingskader), die gebruikt kan worden aan de ZSM-tafel.18 Het wegingskader en de indicatielijst zullen in hoofdstuk 5 verder toegelicht worden. Aan de hand van deze indicatielijst kan het OM beoordelen of toepassing van het

adolescentenstrafrecht mogelijk is. Als hieruit volgt dat het adolescentenstrafrecht mogelijk van toepassing is, kan het OM dit in de dagvaarding opnemen en advies opvragen bij de reclassering.19 Als er geen sprake is van een vermoeden van psychische ziektes en/of een ontwikkelingsachterstand volstaat het advies van de reclassering. Als er sprake is van aanwijzingen van psychische ziektes en/of een ontwikkelingsachterstand is het oordeel van een gedragsdeskundige nodig.20 In hoofdstuk 4 zal de rol van reclassering en het NIFP nader toegelicht worden.

3.1.2 Voorgeleiding rechter-commissaris

Als de zaak van de jongvolwassene niet volgens de ZSM-werkwijze wordt behandeld, zal de zaak worden voorgeleid bij de rechter-commissaris. De officier van justitie kan op grond van artikel 63 lid 5 Sv in de vordering inbewaringstelling van een jongvolwassene opnemen of het jeugdstrafrecht toegepast zou kunnen worden. Het is belangrijk om zo vroeg mogelijk in het strafproces een

inschatting te maken over de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Als de inverzekeringstelling van een jongvolwassene leidt tot een voorgeleiding bij de rechter-commissaris, brengen de

reclassering en/of het NIFP advies uit over de toepassing van het adolescentenstrafrecht. 21 Als de officier van justitie in de vordering opneemt dat de mogelijkheid van toepassing van het

adolescentenstrafrecht bestaat, kan de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis in een justitiële

16 Vogelvang & Kempes 2015, p. 12.

17 ‘Landelijke invoering van de ZSM werkwijze’, Om.nl. 18 Poppens & De Jonge 2014, p. 6.

19 Poppens & De Jonge 2014, p. 6. 20 Vogelgang & Kempes 2015, p. 12-13. 21 Poppens & De Jonge 2014, p. 10.

(15)

jeugdinrichting plaats laten vinden in plaats van in een huis van bewaring. Als de

rechter-commissaris besluit om de jongvolwassene te schorsen, kan begeleiding door de jeugdreclassering opgelegd worden.22 Als de officier van justitie niet in zijn vordering opneemt dat hij toepassing van het adolescentenstrafrecht mogelijk acht, kan de jongvolwassene niet in een justitiële

jeugdinrichting geplaatst worden.23

3.1.3 De terechtzitting

Tot slot wordt er tijdens de terechtzitting door de rechter een definitief besluit genomen over de toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechter kan voorafgaand aan de zitting advies inwinnen bij de reclassering en/of het NIFP. 24 Als de rechter besluit het adolescentenstrafrecht toe te passen, zal de jongvolwassene volgens het jeugdstrafrecht berecht worden.25 In hoofdstuk 5 wordt besproken welke straffen er in dat geval opgelegd kunnen worden. In het volgende hoofdstuk zal ik uitleggen welke omstandigheden er volgens de wetgever toe leiden dat de rechter kiest voor toepassing van het adolescentenstrafrecht.

3.2 Deelconclusie

In dit hoofdstuk is de deelvraag ‘Op welke momenten kan er een beslissing genomen worden over de toepassing van het adolescentenstrafrecht?’ beantwoord. Er zijn drie momenten waarop er een beslissing genomen kan worden over de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Dit kan namelijk aan de ZSM-tafel, tijdens de voorgeleiding en tijdens de terechtzitting. Aan de ZSM-tafel kan het OM aan de hand van de indicatielijst een inschatting maken of de jongvolwassene in aanmerking komt voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Als de jongvolwassene wordt voorgeleid bij de rechter-commissaris kan de officier van justitie in de vordering inbewaringstelling opnemen of hij van plan is om het adolescentenstrafrecht te vorderen. Door dit te doen kan de jongvolwassene tijdens de voorlopige hechtenis in een justitiële jeugdinrichting geplaatst worden. Het laatste moment waarop er een beslissing genomen kan worden, is tijdens de terechtzitting. Op dit moment besluit de rechter of het adolescentenstrafrecht daadwerkelijk toegepast zal worden. Het OM, de officier van justitie en de rechter kunnen over de toepassing van het adolescentenstrafrecht geadviseerd worden door de reclassering en het NIFP.

22 Poppens & De Jonge 2014, p. 10. 23 Tiemens, TPWS 2018/24, p. 2. 24 Vogelvang & Kempes 2015, p. 12. 25 Janssen 2015, p. 122.

(16)

Hoofdstuk 4

Onder welke omstandigheden kan het adolescentenstrafrecht volgens

de wetgever toegepast worden op jongvolwassenen?

In dit hoofdstuk zal ik antwoord geven op de deelvraag: ‘Onder welke omstandigheden kan het adolescentenstrafrecht volgens de wetgever toegepast worden op jongvolwassenen?’. Ik zal

beginnen met de voorwaarden voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Vervolgens zal ik de rol van de reclassering en het NIFP hierin toelichten. Hieruit zal een conclusie volgen.

4.1 Artikel 77c Sr

Volgens artikel 77c Sr kan het adolescentenstrafrecht toegepast worden op jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar indien de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De hoofdregel blijft dat de jongvolwassene volgens het volwassenenstrafrecht berecht wordt, tenzij artikel 77c Sr toegepast kan worden. Volgens de memorie van toelichting geven een beperkte ontwikkeling van de persoonlijkheid of de

aanwezigheid van een stoornis aanleiding tot het toepassen van het adolescentenstrafrecht.26

4.2 Persoonlijkheid van de dader

Bij de voorwaarde ‘persoonlijkheid van de dader’ wordt er gekeken naar de aanwezigheid van een psychische stoornis of onvoltooide emotionele, sociale, morele en intellectuele ontwikkeling bij de jongvolwassene. Dit wordt vastgesteld door een psychiater en/of psycholoog.27

4.3 Omstandigheden waaronder het feit is begaan

In de memorie van toelichting wordt er niet heel diep ingegaan op deze grond. Er wordt als voorbeeld genoemd dat er van deze grond sprake kan zijn indien er strafbare feiten in groepsverband worden begaan, waarbij zowel minderjarige als meerderjarige daders worden berecht. Bij een te strikte hantering van de leeftijdsgrens bestaat de mogelijkheid dat er te grote verschillen ontstaan in de straffen. Gelet op ieders aandeel en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, zouden deze verschillen minder groot moeten zijn.28

4.4 Het advies van de deskundigen

4.4.1 Wegingskader reclassering

Zoals in paragraaf 3.1 is beschreven kunnen de reclassering en het NIFP de rechter adviseren over de noodzakelijkheid van de toepassing van het adolescentenstrafrecht. De reclassering heeft het ‘Wegingskader Adolescentenstrafrecht’ (hierna: wegingskader) (bijlage 2) ontwikkeld als hulpmiddel voor professionals bij de vraag of een jongvolwassene volgens het volwassenenstrafrecht of

26 Kamerstukken II 2012/13 33498, nr. 3, p. 18. 27 Prop e.a. 2018, p. 29.

(17)

jeugdstrafrecht bestraft moet worden. In dit wegingskader zijn indicaties en contra-indicaties opgenomen om te toetsen of toepassing van het adolescentenstrafrecht geschikt wordt geacht. Daarnaast vraagt de reclassering advies op bij de Raad voor Kinderbescherming (RvdK).29 Aan de hand van de informatie van de RvdK wordt ook bekend of er al sprake is van begeleiding door de jeugdreclassering. Als dat het geval is kan de reclassering de jeugdreclassering benaderen voor advies.30

4.4.2 Wegingslijst NIFP

In paragraaf 3.1.1 wordt benoemd dat in het geval van aanwijzingen van psychische ziektes en/of een ontwikkelingsachterstand het oordeel van een gedragsdeskundige nodig is.31 Dit oordeel wordt gevormd door het NIFP. Het NIFP kan hiervoor gebruikmaken van een voorgeleidingsconsult, een trajectconsult of een rapportage pro Justitia.32 Een voorgeleidingsconsult wordt aangevraagd voor de voorgeleiding aan de rechter-commissaris. Er wordt hierbij gekeken of er een

pro-Justitiaonderzoek uitgevoerd moet worden. Daarnaast wordt er onderzocht of een jongvolwassene psychologische of psychiatrische zorg nodig heeft.33 Een trajectconsult is een eenmalige screening op basis waarvan een eerste indruk wordt verkregen van de verstandelijke vermogens, de

psychiatrische en psychische stoornissen van de jongvolwassene.34 Dit vindt plaats na de

voorgeleiding.35 Hierbij wordt een kinder- en jeugdpsychiater ingezet vanwege zijn expertise met betrekking tot het ontwikkelingsniveau en de psychische ziektes van jongvolwassenen. Bij de uitvoering van rapportages pro Justitia worden rapporteurs ingezet van wie bekend is dat ze expertise hebben op het gebied van de ontwikkeling van jongvolwassenen.36

Het advies van het NIFP komt tot stand door het gebruikmaken van een wegingslijst (bijlage 3). Deze wegingslijst is in 2013 ontwikkeld door het NIFP.37 Aan de hand van de wegingslijst kan het

functioneren van de jongvolwassene op diverse vaardigheden en van zijn directe sociale omgeving onderzocht worden. Ook hiervoor wordt gekeken naar diverse indicaties en contra-indicaties.38

Indicaties

De handelingsvaardigheden en pedagogische beïnvloeding van de jongvolwassene kunnen indicaties zijn voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht.39 Hierbij wordt vooral gelet of de

jongvolwassene de risico’s van zijn eigen handelen kan overzien, impulsief handelt of

meeloopgedrag vertoont. Ook wordt er gekeken of de continuering van school noodzakelijk is, de jongvolwassene actief deelneemt aan zijn gezin en of een pedagogische aanpak noodzakelijk is.40

29 Van der Laan e.a. 2016, p. 48. 30 Poppens & De Jonge 2014, p. 10. 31 Vogelgang & Kempes 2015, p. 12-13. 32 Buysse e.a. 2013, p. 23.

33 Barendregt e.a. 2018, p. 42.

34 Kamerstukken II 2008/13 31110, nr. 9, bijlage 1. 35 Barendregt e.a. 2018, p. 42.

36 Buysse e.a. 2013, p. 23.

37 Vogelvang & Kempes 2015, p. 12. 38 Van der Laan e.a. 2016, p. 49. 39 Poppens & De Jonge 2015, p. 11. 40 Poppens & De Jonge 2015, p. 14-16.

(18)

Contra-indicaties

De justitiële geschiedenis, criminele levensstijl, psychopathische trekken en pedagogische onmogelijkheden zijn contra-indicaties voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht.41 Hiervoor wordt er gekeken of de jongvolwassene bijvoorbeeld al eerder justitiële sancties heeft laten mislukken, bewust kiest voor een criminele levensstijl of psychopathische trekken heeft.42

4.4.3 Indicatielijst OM

Tijdens het ZSM-overleg kan het OM een inschatting maken of de jongvolwassene in aanmerking komt voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Hiervoor is een indicatielijst opgesteld dat is afgeleid van het wegingskader.43 Er is sprake van indicaties voor het adolescentenstrafrecht als de jongvolwassene nog naar school gaat, nog bij zijn ouders woont of een licht verstandelijke beperking heeft. De ernst van het feit, de mate van justitiële voorgeschiedenis en het weigeren om mee te werken aan begeleiding worden gezien als contra-indicaties.44

4.5 Deelconclusie

In dit hoofdstuk is de deelvraag: ‘Onder welke omstandigheden kan het adolescentenstrafrecht volgens de wetgever toegepast worden op jongvolwassenen?’ beantwoord. Het

adolescentenstrafrecht kan toegepast worden als er wordt voldaan aan de voorwaarden uit artikel 77c Sr. Als de rechter daar in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheid waaronder het feit is gepleegd reden voor ziet, kan het adolescentenstrafrecht worden toegepast. De reclassering en/of het NIFP kunnen de rechter hierover adviseren. Dit doen zij aan de hand van een

wegingskader of wegingslijst. De inhoud van het wegingskader en de wegingslijst komen in grote lijnen met elkaar overeen. Voor indicaties wordt er gekeken naar de handelingsvaardigheden en de pedagogische beïnvloeding. De justitiële voorgeschiedenis, criminele leefstijl, psychopathische trekken en pedagogische onmogelijkheden van de jongvolwassene worden gezien als

contra-indicaties. Als er genoeg indicaties zijn voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht nemen de reclassering en/of het NIFP dit mee in het advies. Het OM kan zelf tot een beslissing komen over de toepassing van het adolescentenstrafrecht aan de hand van een indicatielijst. Deze wordt

geraadpleegd tijdens het ZSM-overleg.

41Poppens & De Jonge 2015, p. 11. 42 Poppens & De Jonge 2015, p. 16-17. 43 Poppens & De Jonge 2015, p. 35. 44 Poppens & De Jonge 2015, p. 36.

(19)

Hoofdstuk 5

Welke straffen kunnen worden opgelegd aan jongvolwassenen die

worden berecht volgens het adolescentenstrafrecht?

In dit hoofdstuk zal ik de laatste theoretische deelvraag beantwoorden, namelijk: ‘Welke straffen kunnen worden opgelegd aan jongvolwassenen die worden berecht volgens het

adolescentenstrafrecht?’. In paragraaf 5.1 zal ik de straffen uit het jeugdstrafrecht op een rijtje zetten, en hierbij de verschillen of overeenkomsten benoemen met de straffen uit het

volwassenenstrafrecht. Vervolgens zal er in paragraaf 5.2 een conclusie volgen.

5.1 Sancties jeugdstrafrecht

Als een jongvolwassene wordt berecht volgens het adolescentenstrafrecht zijn de straffen en maatregelen van het jeugdstrafrecht van toepassing.45 Deze zullen hieronder benoemd worden.

- De rechter kan ervoor kiezen om een geldboete op te leggen. Dit kan ook in het volwassenenstrafrecht. 46

- De rechter kan ervoor kiezen om een taakstraf op te leggen. Deze taakstraf kan bestaan uit een werkstraf, een leerstraf, of een combinatie hiervan. In het volwassenenstrafrecht kan een taakstraf alleen bestaan uit een werkstraf. 47

- De jongvolwassene zal bij de oplegging van een gevangenisstraf geplaatst worden in een justitiële jeugdinrichting. Als de jongvolwassene volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht, zal hij in een penitentiaire inrichting geplaatst worden.48

- Er kan een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) opgelegd worden. De GBM is gericht op heropvoeding en het verminderen van criminele activiteiten.49 Bij de GBM is er geen sprake van plaatsing in een justitiële jeugdinrichting of vrijheidsbeneming op een andere manier. De rechter kan naast de oplegging van de GBM ook nachtdetentie of elektronisch toezicht bevelen ter ondersteuning van de maatregel. Als de jongvolwassene tijdelijk geen motivatie heeft om deel te nemen aan de GBM kan hij voor korte duur in een justitiële jeugdinrichting geplaatst worden. Zo kan deelname aan het programma afgedwongen worden, zonder dat dit direct hoeft te leiden tot de tenuitvoerlegging van vervangende jeugddetentie.50

- De rechter kan er ook voor kiezen om een pij-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) op te leggen. Dit is een behandelmaatregel die plaatsing in een justitiële jeugdinrichting met zich meebrengt. Een vereiste om de behandelmaatregel op te kunnen leggen is dat er ten tijde van het gepleegde feit sprake moet zijn geweest van een

gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van het geestesvermogen van de

jongvolwassene. Deze maatregel heeft een maximale duur van zeven jaar.51 De maatregel kan na 7 jaar omgezet worden in tbs met dwangverpleging.52

45 Kempen, FJR 2014/29, p. 3.

46 ‘Adolescentenstrafrecht: aanbodpalet’, Wegwijzerjeugdenveiligheid.nl. 47 ‘Adolescentenstrafrecht: aanbodpalet’, Wegwijzerjeugdenveiligheid.nl. 48 ‘Adolescentenstrafrecht: aanbodpalet’, Wegwijzerjeugdenveiligheid.nl. 49 Kamerstukken II 2012/13 33498, nr. 3, p. 38.

50 Kempen, FJR 2014/29, p. 5. 51 Kempen, FJR 2014/29, p. 4. 52 Kempen, FJR 2014/29, p. 5.

(20)

Bovengenoemde sancties zijn gericht op de pedagogische aanpak die centraal staat in het adolescentenstrafrecht. De genoemde maatregelen kunnen niet opgelegd worden in het

volwassenenstrafrecht. Verder kan de rechter er bij de toepassing van het adolescentenstrafrecht voor kiezen om de jongvolwassene te laten begeleiden door de jeugd- of volwassenenreclassering. Als de jongvolwassene volgens het volwassenenstrafrecht berecht wordt, zal hij begeleid worden door de volwassenenreclassering.53

5.2 Deelconclusie

In dit hoofdstuk is antwoord gegeven op de laatste deelvraag, namelijk: ‘Welke straffen kunnen worden opgelegd aan jongvolwassenen die worden berecht volgens het adolescentenstrafrecht?’. Als de rechter ervoor kiest om een jongvolwassene volgens het adolescentenstrafrecht te berechten, zal er een sanctie uit het jeugdstrafrecht opgelegd worden. Deze sanctie kan bestaan uit een

geldboete, taakstraf, gevangenisstraf of een maatregel. Deze sancties kunnen verschillen van het volwassenenstrafrecht. Als de jongvolwassene een gevangenisstraf opgelegd krijgt, zal hij deze moeten uitzitten in een justitiële jeugdinrichting in plaats van een penitentiaire inrichting. Daarnaast kan de taakstraf van volwassenen alleen bestaan uit een werkstraf, terwijl deze in het

jeugdstrafrecht kan bestaan uit een werkstraf, een leerstraf of een combinatie hiervan. Als laatste punt kan de jongvolwassene een GBM of pij-maatregel opgelegd krijgen. Deze maatregelen bestaan niet in het volwassenenstrafrecht.

(21)

Hoofdstuk 6

Welke omstandigheden leiden er in de praktijk toe dat de rechter

ervoor kiest om het adolescentenstrafrecht al dan niet toe te passen

op jongvolwassenen?

In dit hoofdstuk zal ik de laatste deelvraag beantwoorden, namelijk: ‘Welke omstandigheden leiden er in de praktijk toe dat de rechter ervoor kiest om het adolescentenstrafrecht al dan niet toe te passen op jongvolwassenen?’. Dit heb ik gedaan aan de hand van een jurisprudentieonderzoek. In paragraaf 6.1 heb ik de omstandigheden benoemd die ik uit de uitspraken heb kunnen halen. Ik zal ook een paragraaf wijden aan het advies dat wordt gegeven door de deskundigen, en hoe vaak de rechter hierin meegaat. Aan de hand hiervan zal er een conclusie gevormd kunnen worden, waarmee de deelvraag beantwoord wordt. De gebruikte uitspraken staan genummerd in bijlage 4.

6.1 Omstandigheden die een rol kunnen spelen

6.1.1 Stoornis

In 5 van de 14 uitspraken waarin het adolescentenstrafrecht wel werd toegepast was er sprake van een stoornis bij de jongvolwassene. 54 In 4 van de 11 uitspraken waarbij het adolescentenstrafrecht niet werd toegepast was er ook sprake van een stoornis.55 Onder een stoornis kan bijvoorbeeld ADHD worden verstaan, maar ook een stoornis door cannabisgebruik kwam voor in deze uitspraken. In de uitspraken waarin het adolescentenstrafrecht wel werd toegepast, was er een mogelijkheid voor een pedagogische aanpak. In paragraaf 6.1.4 zal ik nader toelichten wat deze mogelijkheden inhouden. De reden dat er in 4 van de 11 uitspraken geen adolescentenstrafrecht werd toegepast, hoewel er wel sprake was van een stoornis, is omdat er geen pedagogische mogelijkheden waren om de jongvolwassene te kunnen helpen bij de ontwikkeling hiervan.

6.1.2 Gebrekkige ontwikkeling

In 17 van de 25 onderzochte uitspraken was er sprake van een gebrekkige ontwikkeling bij de jongvolwassene. Dit betekent dat de jongvolwassene lijdt aan een achterstand in de ontwikkeling. Als de jongvolwassene bijvoorbeeld verstandelijk beperkt of zwakbegaafd is, is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling. In 1256 van deze uitspraken werd het adolescentenstrafrecht wel

toegepast, en in de overige 557 uitspraken niet. In de uitspraken waarin het adolescentenstrafrecht wel werd toegepast, waren er mogelijkheden voor een pedagogische aanpak. In de uitspraken waarin hier geen mogelijkheden voor waren, werd het adolescentenstrafrecht niet toegepast.

54 Uitspraken 4,5,6,7,9.

55 Uitspraken 19,21,22,25.

56 Uitspraken 1,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,14. 57 Uitspraken 16,19,21,22,25.

(22)

6.1.3 Recidiverisico

In 12 van de 25 uitspraken werd er gesproken over het recidiverisico.58 Als er sprake is van recidiverisico, is de kans op herhaling van strafbare feiten aanwezig. Volgens de

ervaringsdeskundigen zou een pedagogische aanpak dit risico kunnen verminderen. In 6 uitspraken was het risico op recidive hoog. In 359 van deze uitspraken werd het adolescentenstrafrecht wel toegepast, en in de andere 360 niet. In 4 uitspraken was er sprake van een laag risico. Bij deze uitspraken was er 261 keer wel sprake van de toepassing van het adolescentenstrafrecht, en 262 keer niet. In uitspraak 12 kon het recidiverisico niet ingeschat worden omdat de jongvolwassene het strafbare feit ontkende. In uitspraak 20 werd gesteld dat het recidiverisico samenhangt met de keuzes die de jongvolwassene maakt.

In de uitspraken waarin het adolescentenstrafrecht werd toegepast en er sprake was van een laag recidiverisico, werd geconstateerd dat dit risico hoger zou worden als er geen sprake zou zijn van een pedagogische behandeling. In de uitspraken waarin er sprake was van een hoog recidiverisico, maar er geen adolescentenstrafrecht werd toegepast, was er geen mogelijkheid voor een

pedagogische aanpak, of is uit eerdere behandelingen gebleken dat dit geen effect heeft op de jongvolwassene.

6.1.4 Pedagogische aanpak

Een belangrijk aspect van de toepassing van het adolescentenstrafrecht bleek de mogelijkheid van een pedagogische aanpak. Dat blijkt ook uit bovengenoemde omstandigheden. In de zaken waarin het adolescentenstrafrecht werd toegepast en sprake was van deze omstandigheden, bleek de mogelijkheid van een pedagogische aanpak een belangrijk onderdeel voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht. Een pedagogische aanpak is gericht op heropvoeding, onderwijs en resocialisatie. Volgens de uitspraken bestaat deze aanpak vaak uit (intensieve) begeleiding. Een pedagogische aanpak wordt geschikt geacht als deze kan helpen bij de ontwikkeling van de

jongvolwassene en het verlagen van het recidiverisico. Zoals in paragraaf 5.1 is besproken, zijn er in het volwassenenstrafrecht geen mogelijkheden voor dergelijke begeleiding.63 In 19 van de 25 uitspraken werd er gesproken over de mogelijkheden van een pedagogische aanpak.64 Er wordt niet toegelicht wat deze mogelijkheden inhouden. In 10 van deze uitspraken bleken er wel

mogelijkheden voor een pedagogische aanpak. In 8 van die uitspraken werd het

adolescentenstrafrecht dan ook toegepast.65 In uitspraak 17 werd het adolescentenstrafrecht niet toegepast, ondanks dat er wel pedagogische mogelijkheden zijn, omdat er contra-indicaties waren die te zwaar wogen. Deze contra-indicaties waren de justitiële voorgeschiedenis, de psychopathische trekken en de criminele levensstijl van de jongvolwassene. In uitspraak 19 concludeerde de rechter dat de jongvolwassene eerder maatregelen volgens het adolescentenstrafrecht opgelegd heeft gekregen, maar vervolgens is gebleken dat een pedagogische aanpak geen effect heeft op de jongvolwassene. 58 Uitspraken 1,2,4,5,12,13,15,19,20,21,22,25. 59 Uitspraken 1,4,13. 60 Uitspraken 19,21,25. 61 Uitspraken 2,5. 62 Uitspraken 15,22.

63 Van der Laan e.a.2016, p. 50.

64 Uitspraken 1,3,4,5,6,7,10,11,13,15,16,17,18,19,20,21,22,24,25. 65 Uitspraken 1,4,5,6,7,10,13.

(23)

6.1.5 Omstandigheden waaronder het feit is begaan

Volgens artikel 77c Sr kan het adolescentenstrafrecht worden toegepast als hier gronden voor te vinden zijn in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. In sommige uitspraken wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen deze twee voorwaarden. Toch is in de meeste uitspraken te zien dat dit niet wordt gedaan. Zo wordt de voorwaarde

‘omstandigheden waaronder het feit is begaan’ maar in 2 uitspraken expliciet benoemd.66 Er wordt niet ingegaan op wat hieronder wordt verstaan. Na het jurisprudentieonderzoek heb ik echter geconcludeerd dat met de voorwaarde ‘omstandigheden waaronder het feit is begaan’ meestal wordt bedoeld in welke staat de jongvolwassene zich ten tijde van het plegen bevond. Dit is omdat er in de meeste uitspraken werd vastgesteld dat de jongvolwassene geen zicht had op zijn daden en de mogelijke gevolgen hiervan ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. In uitspraak 4 staat namelijk het volgende: ‘Over de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd hebben de deskundigen geconstateerd dat er sprake is van een sterke doorwerking van de psychopathologie van de verdachte. Er kan anderzijds niet met zekerheid worden gezegd dat de verdachte zich in de aanloop naar het gebeuren en gedurende zijn dissociatie tijdens de feiten niet bewust is geweest van het ontoelaatbare van zijn handelen. Maar in ieder geval heeft hij zijn handelen niet conform dat besef vorm weten te geven.’ In uitspraak 7, waarin het adolescentenstrafrecht onder andere werd toegepast op grond van de omstandigheden waaronder is feit is begaan, werd door de reclassering vermeld dat de problematiek van de jongvolwassene invloed heeft op zijn denken en handelen. In deze zaak kwam dat doordat de jongvolwassene leed aan ADHD, PDD-NOS en een verstandelijke beperking, maar dit kan ook veroorzaakt worden door bijvoorbeeld cannabisgebruik. Dit zijn natuurlijk stoornissen waar de verdachte aan lijdt, die in eerste instantie vallen onder de persoonlijkheid van de dader, maar omdat deze stoornissen er ook voor kunnen zorgen dat de jongvolwassene geen zicht heeft op zijn handelen, valt dit onder de omstandigheden waaronder het feit is begaan. In 9 van de 25 uitspraken werd benoemd dat de jongvolwassene geen zicht had op zijn handelen ten tijde van het gepleegde feit.67 In 7 van deze uitspraken was er tevens sprake van een stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling.68 In 4 van deze uitspraken heeft de rechter het

adolescentenstrafrecht toegepast, omdat een pedagogische aanpak de jongvolwassene zou kunnen helpen om meer inzicht in zijn daden en gedrag te krijgen.69 In de overige uitspraken is het

adolescentenstrafrecht niet toegepast, omdat er geen mogelijkheden waren voor een pedagogische aanpak.

6.1.6 Leeftijdsadequaat

Een factor die hiernaast naar voren kwam, was of de jongvolwassene zich gedraagt naar zijn leeftijd of zich juist jonger gedraagt. In 3 van de 25 uitspraken kwam de jongvolwassene jonger over dan zijn kalenderleeftijd.70 In 171 van deze zaken heeft de rechter dat geconstateerd tijdens de terechtzitting, in de overige uitspraken hebben de reclassering en de gedragsdeskundigen dit vastgesteld. In al deze 3 uitspraken werd het adolescentenstrafrecht toegepast.

66 Uitspraken 4,7. 67 Uitspraken 1,5,7,10,15,16,19,20,22. 68 Uitspraken 1,5,7,10,16,19,22. 69 Uitspraken 1,5,7,10. 70 Uitspraken 3,8,11. 71 Uitspraak 3.

(24)

6.1.7 Gericht op verandering

In 4 van alle uitspraken werd de motivatie om het leven op de juiste rails te krijgen benoemd. De jongvolwassene was in deze gevallen gemotiveerd om naar school te gaan, een baan te zoeken, en afstand te nemen van de criminaliteit.72 In al deze uitspraken werd het adolescentenstrafrecht wel toegepast.

6.1.8 Leefomstandigheden

Volgens het wegingskader dat in paragraaf 4.4.1 wordt besproken zijn de leefomstandigheden van de jongvolwassene indicaties voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht. Onder

leefomstandigheden wordt onder andere verstaan of de jongvolwassene nog thuis woont, goed contact heeft met zijn ouders en werkt of naar school gaat. Deze factoren worden volgens het wegingskader als indicaties voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht gezien. Toch blijkt tijdens het analyseren van de uitspraken dat de leefomstandigheden maar in 6 van de 25 uitspraken worden besproken.73 In 3 van deze uitspraken was er sprake van positieve leefomstandigheden, wat door de rechter en/of deskundigen werd gezien als beschermfactor en heeft geleid tot toepassing van het adolescentenstrafrecht.74 In de overige uitspraken werden de leefomstandigheden van de jongvolwassene als risicofactoren gezien. Er was dan bijvoorbeeld sprake van een kwetsbare thuissituatie, of de jongvolwassene ging niet naar school of had geen werk. In uitspraken 11 en 13 waren er ondanks de slechte leefomstandigheden nog wel andere factoren, zoals de persoonlijkheid van de jongvolwassene, die toepassing van het adolescentenstrafrecht wel noodzakelijk maakten.

6.1.9 Meewerken onderzoek

In 4 van de 25 uitspraken werd er gesproken over de wil van de jongvolwassene om mee te werken aan het onderzoek naar zijn persoonlijkheid.75 Als de jongvolwassene meewerkt aan het onderzoek kunnen de deskundigen een beter oordeel vormen over zijn gedrag en het recidiverisico. Ook de rechter kan, als de jongvolwassene tijdens de terechtzitting openheid vertoont, aan de hand hiervan een beter oordeel vellen. In 2 van de uitspraken ontkende de jongvolwassene het ten laste gelegde feit.76 Ondanks het ontkennen van de jongvolwassenen kon er wel een stoornis worden vastgesteld en werd het adolescentenstrafrecht in deze uitspraken toegepast. In uitspraak 1 zweeg de

jongvolwassene tijdens de gesprekken met de psychiater en psycholoog. Echter heeft hij tijdens de terechtzitting meer openheid van zaken gegeven, waardoor de rechter de indruk heeft gekregen dat de jongvolwassene baat heeft bij een pedagogische aanpak. Het adolescentenstrafrecht werd dan ook toegepast. In uitspraak 17 werd het volwassenenstrafrecht geadviseerd voordat de

jongvolwassene het strafbare feit had bekend. Nadat hij had bekend, werd het

adolescentenstrafrecht geadviseerd. Toch werd het adolescentenstrafrecht niet toegepast omdat er sprake was van zwaarwegende contra-indicaties, te weten de justitiële voorgeschiedenis, de

psychopathische trekken en de criminele levensstijl van de jongvolwassene.

72 Uitspraken 1,3,5,10. 73 Uitspraken 1,2,6,11,13,20. 74 Uitspraken 1,2,6. 75 Uitspraken 1,5,12,17. 76 Uitspraken 5,12.

(25)

6.2 Het advies van de deskundigen

Zoals in hoofdstuk 4 is beschreven, kunnen de reclassering en het NIFP de rechter adviseren over de toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechter is niet verplicht om dit advies over te nemen, maar doet dit vaak wel. In 19 van de 25 uitspraken heeft de rechter het advies van de deskundigen overgenomen.77 . In 11 van de 14 uitspraken waarin het adolescentenstrafrecht wel werd toegepast, werd dit gedaan op grond van het deskundigenadvies.78 In de 11 uitspraken waarin besloten werd het adolescentenstrafrecht niet toe te passen, werd in 8 uitspraken het advies hiervoor

overgenomen.79 Dit deskundigenadvies kan van de reclassering en/of het NIFP komen. Zij onderzoeken de jongvolwassene en adviseren aan de hand van hun bevindingen of het adolescentenstrafrecht wel of niet toegepast zou moeten worden. In de uitspraken waarin de rechter het advies niet heeft overgenomen, was hij het niet eens met dit advies. In uitspraken 1, 3 en 12 waren er volgens de deskundigen geen aanknopingspunten voor toepassing van het

adolescentenstrafrecht. De rechter heeft toen anders besloten omdat tijdens de terechtzitting is gebleken dat hier wel degelijk aanknopingspunten voor zijn. Zo leek de jongvolwassene volgens de rechter bijvoorbeeld jonger in zijn doen of laten, of heeft hij laten merken gemotiveerd te zijn om zijn leven te beteren. De reden dat het advies in de overige uitspraken niet werd overgenomen is omdat de contra-indicaties, zoals psychopathische trekken en een criminele levensstijl, te zwaar wogen tegenover de indicaties, of omdat de jongvolwassene keer op keer strafbare feiten blijft plegen, waardoor toepassing van het adolescentenstrafrecht geen effect zou hebben. 80

6.3 Deelconclusie

Volgens artikel 77c Sr kan het adolescentenstrafrecht worden toegepast op jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar als de rechter daar grond voor vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De rechter kan hierover geadviseerd worden door de deskundigen, maar kan ook een besluit nemen aan de hand van zijn eigen waarnemingen. Tijdens het analyseren van de uitspraken heb ik geprobeerd te letten op de voorwaarden genoemd in artikel 77c Sr, maar het bleek dat deze voorwaarden in de meeste uitspraken niet zo worden benoemd. Toch heb ik zoveel mogelijk geprobeerd hier onderscheid in te vinden. Volgens de theorie heeft de persoonlijkheid van de dader vooral te maken met de ontwikkeling van de jongvolwassene. Uit de analyse van de uitspraken komt naar voren dat de gebrekkige ontwikkeling of een stoornis die de jongvolwassene heeft een grote rol speelt bij de beslissing voor het toepassen van het

adolescentenstrafrecht. Ook het recidiverisico speelt een rol bij de toepassing van het

adolescentenstrafrecht. Deze omstandigheden hangen vaak samen met de mogelijkheden voor een pedagogische aanpak. Dit komt namelijk omdat een pedagogische aanpak de jongvolwassene zou kunnen helpen bij de ontwikkeling van zijn achterstand, en tevens het verlagen van een hoog recidiverisico. Toch bestaat er niet altijd een mogelijkheid voor een pedagogische aanpak. Dit is bijvoorbeeld het geval als de jongvolwassene al eerder volgens het adolescentenstrafrecht is berecht en er is gebleken dat een pedagogische aanpak geen effect heeft op de jongvolwassene. In dit geval zal de rechter ervoor kiezen om het adolescentenstrafrecht niet toe te passen.

77 Uitspraken 2,4,5,6,7,8,9,10,11,13,14,15,16,18,19,21,22,23,24. 78 Uitspraken 2,4,5,6,7,8,9,10,11,13,14.

79 Uitspraken 15,16,18,19,21,22,23,24. 80 Uitspraken 17,20,25.

(26)

Bovenstaande omstandigheden kunnen gerangschikt worden onder de voorwaarde ‘de

persoonlijkheid van de dader’. Het zicht op eigen gedrag ten tijde van het gepleegde feit van de jongvolwassene valt onder de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Als blijkt dat de jongvolwassene ten tijde van het gepleegde feit geen zicht had op zijn eigen gedrag en de mogelijke gevolgen hiervan kan de rechter ervoor kiezen om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Ook in dit geval zou er wel een mogelijkheid moeten zijn voor een pedagogische aanpak.

Zoals ik hierboven heb beschreven zal de rechter het adolescentenstrafrecht niet toepassen als er geen mogelijkheid is voor een pedagogische aanpak. Daarnaast zal de rechter in het geval van een jongvolwassene die keer op keer strafbare feiten pleegt er eerder voor kiezen om hem te berechten volgens het volwassenenstrafrecht. Verder kunnen zwaarwegende contra-indicaties een reden zijn om het adolescentenstrafrecht niet toe te passen. Hierbij kan gedacht worden aan een justitiële voorgeschiedenis, psychopathische trekken en een criminele levensstijl.

Er kan dus geconcludeerd worden dat vooral in het geval van een stoornis, gebrekkige ontwikkeling, of als de jongvolwassene geen zicht heeft op zijn eigen gedrag, de rechter ervoor zal kiezen om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Dit kan echter alleen als er mogelijkheden bestaan voor een pedagogische aanpak. Als hier geen mogelijkheid voor is of eerder is gebleken dat een dergelijke aanpak geen effect heeft, zal de rechter het adolescentenstrafrecht niet van toepassing achten. Naast bovengenoemde factoren kwamen er ook andere redenen naar voren die de rechter meenam in zijn besluit om het adolescentenstrafrecht wel of juist niet toe te passen, zoals het meewerken aan het onderzoek. Deze redenen waren echter vaak in combinatie met de bovengenoemde

omstandigheden, en waren op zichzelf niet zwaarwegend genoeg om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Toch is het de jongvolwassene aan te raden om altijd mee te werken aan het onderzoek van de deskundigen, en ook om alle vragen te beantwoorden tijdens de terechtzitting. Zo krijgen de deskundigen en de rechter een beter beeld van de persoonlijkheid van de dader en kan er een betere inschatting worden gemaakt of de jongvolwassene baat heeft bij toepassing van het adolescentenstrafrecht. Daarnaast is het ook belangrijk dat de jongvolwassene gericht is op verandering en een betere toekomst. Als de jongvolwassene afstand wil nemen van zijn criminele leefstijl, zal de rechter eerder geneigd zijn om het adolescentenstrafrecht toe te passen.

(27)

Hoofdstuk 7

Conclusies & aanbevelingen

In dit hoofdstuk zullen de eindconclusies en aanbevelingen worden besproken. In paragraaf 7.1 zal de centrale vraag beantwoord worden. In paragraaf 7.2 zullen er aanbevelingen worden gegeven.

7.1 Eindconclusies

In deze paragraaf zal er antwoord worden gegeven op de centrale vraag: ‘Welke omstandigheden moeten de advocaten van Reynaerde Advocaten naar voren brengen bij de strafrechter voor een geslaagd beroep op het adolescentenstrafrecht, zoals bedoeld in artikel 77c Sr, bij een

jongvolwassene tussen de 18 en 23 jaar?’.

Het adolescentenstrafrecht kan toegepast worden op grond van artikel 77c Sr. Dit artikel luidt als volgt: Ten aanzien van de jongvolwassene die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de

leeftijd van achttien jaren doch nog niet die van drieëntwintig jaren heeft bereikt, kan de rechter, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh.

Het doel van het adolescentenstrafrecht is jongvolwassenen die onvolledig ontwikkeld zijn te helpen bij hun verdere ontwikkeling. Op deze manier kan het recidiverisico afnemen. Dit is gunstig voor de jongvolwassene en de maatschappij. Een pedagogische aanpak staat daarom ook centraal in het adolescentenstrafrecht. Deze pedagogische aanpak is gericht op heropvoeding, onderwijs en resocialisatie. Als de jongvolwassene volgens het adolescentenstrafrecht wordt berecht, zullen de sancties van het jeugdstrafrecht van toepassing zijn. Er kunnen verschillende sancties opgelegd worden, zoals een geldboete, taakstraf, gevangenisstraf of een maatregel. Als de jongvolwassene een gevangenisstraf opgelegd krijgt, zal hij deze moeten uitzitten in een justitiële jeugdinrichting in plaats van een penitentiaire inrichting. De taakstraf kan bestaan uit een werkstraf, leerstraf of een combinatie hiervan. Verder kan de jongvolwassene een GBM of pij-maatregel opgelegd krijgen. Deze maatregelen bestaan niet in het volwassenenstrafrecht. Al deze sancties hebben een pedagogisch karakter, om de jongvolwassene te kunnen helpen bij zijn ontwikkeling.

Zoals in artikel 77c Sr staat vermeld, kan het adolescentenstrafrecht toegepast worden als de rechter daar grond voor vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Bij de voorwaarde ‘persoonlijkheid van de dader’ wordt er gekeken naar de aanwezigheid van een psychische stoornis of onvoltooide emotionele, sociale, morele en intellectuele ontwikkeling bij de jongvolwassene. Dit wordt vastgesteld door een psychiater en/of psycholoog. De tweede voorwaarde wordt in de theorie niet heel duidelijk uitgewerkt. Aan de hand van het

praktijkonderzoek heb ik toch vast kunnen stellen dat er bij de voorwaarde ‘omstandigheden waaronder het feit is begaan’ gesproken kan worden van een jongvolwassene die geen zicht had op zijn eigen gedrag ten tijde van het plegen van het ten laste gepleegde feit.

Uit het praktijkonderzoek is naar voren gekomen dat de rechter vooral in het geval van een stoornis, gebrekkige ontwikkeling, of als de jongvolwassene geen zicht heeft op zijn eigen gedrag ten tijde van het plegen van het feit voor toepassing van het adolescentenstrafrecht zal kiezen. Dit kan echter alleen als er mogelijkheden bestaan voor een pedagogische aanpak. Als hier geen mogelijkheid voor

(28)

is of eerder is gebleken dat een dergelijke aanpak geen effect heeft, zal de rechter het adolescentenstrafrecht niet van toepassing achten.

Naast bovengenoemde factoren kwamen er ook andere redenen naar voren die de rechter meenam in zijn besluit om het adolescentenstrafrecht wel of juist niet toe te passen, zoals het meewerken aan het onderzoek. Deze redenen waren echter vaak in combinatie met de bovengenoemde

omstandigheden, en waren op zichzelf niet zwaarwegend genoeg om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Toch is het de jongvolwassene aan te raden om altijd mee te werken aan het onderzoek van de deskundigen, en ook om alle vragen te beantwoorden tijdens de terechtzitting. Zo krijgen de deskundigen en de rechter een beter beeld van de persoonlijkheid van de dader en kan er een betere inschatting worden gemaakt of de jongvolwassene baat heeft bij toepassing van het adolescentenstrafrecht. Daarnaast is het ook belangrijk dat de jongvolwassene gericht is op verandering en een betere toekomst. Als de jongvolwassene afstand wil nemen van zijn criminele leefstijl, zal de rechter eerder geneigd zijn om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De advocaat kan zijn cliënt adviseren om voornoemde ook duidelijk te laten merken aan de rechter tijdens de terechtzitting.

Er is geen wettelijke grondslag waarin staat dat de advocaat van de jongvolwassene zich kan beroepen op de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Toch zijn er wel enkele momenten waarop de advocaat zijn voorkeur voor het adolescentenstrafrecht kenbaar kan maken. De advocaat wordt aangeraden om op het moment van de vordering inbewaringstelling aan de officier van justitie kenbaar te maken dat toepassing van het adolescentenstrafrecht gewenst wordt. Op deze manier kan de officier van justitie de overweging maken om dit in de vordering op te nemen, zodat de voorlopige hechtenis van de jongvolwassene in een justitiële jeugdinrichting kan plaatsvinden. Als de officier van justitie van plan is toepassing van het adolescentenstrafrecht te vorderen, vraagt hij hiervoor advies op bij de reclassering en het NIFP. De advocaat zou dit zelf ook van tevoren kunnen doen. Daarnaast kan de advocaat de rechter tijdens de terechtzitting verzoeken om toepassing van het adolescentenstrafrecht. Ook hiervoor zou de advocaat advies kunnen opvragen bij de

reclassering en het NIFP.

7.2 Aanbevelingen

Aanbeveling 1:

Zoals ik heb aangegeven kan de officier van justitie bij de vordering inbewaringstelling aangeven of het adolescentenstrafrecht toegepast zou kunnen worden. Dit is voor de advocaat een goed moment om aan te geven dat de jongvolwassene in aanmerking komt voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Zo kan de officier van justitie dit meenemen in de vordering.

Aanbeveling 2:

Uit het praktijkonderzoek is gebleken dat de mogelijkheid van een pedagogische aanpak in het geval van een stoornis, gebrekkige ontwikkeling, geen zicht hebben op het eigen gedrag of een hoog recidiverisico een belangrijke reden is voor de rechter om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Ik adviseer de advocaat dan ook om, indien er sprake is van een van deze omstandigheden, de noodzaak van een pedagogische aanpak te benadrukken tijdens de terechtzitting.

(29)

Aanbeveling 3:

Met het oog op de hierboven genoemde aanbeveling is het de advocaat aan te raden om de jongvolwassene duidelijk te maken dat meewerken aan het onderzoek van de gedragsdeskundigen en de vragen van de rechter te beantwoorden erg belangrijk is. Als de jongvolwassene meewerkt, kunnen de gedragsdeskundigen en de rechter namelijk beter inschatten of hij in aanmerking komt voor het adolescentenstrafrecht. Ook werkt het in het voordeel van de jongvolwassene om duidelijk te laten merken dat hij gemotiveerd is om naar school te gaan en afstand te nemen van zijn

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De criminaliteit onder 16- tot en met 22-jarigen tussen 2007 en 2012 lijkt volgens figuur 2 flink afgenomen te zijn, maar dat hoeft in werkelijkheid niet zo te zijn?. 2p 19 Leg

jonge verdachten per 1000, dus om geregistreerde criminaliteit 1 • Echter niet alle strafbare feiten die gepleegd worden door jongeren. tussen de 16 en 22 jaar komen ter kennis van

Daarnaast heeft deze evaluatie ook een empirische component waarbij op geaggregeerd niveau wordt gekeken naar verschillen in de toepassing van het jeugdstrafrecht bij 18-

Voor de selectie van zaken van jongvolwassenen berecht volgens het jeugd- strafrecht (artikel 77c lid 1 Sr.) worden zaken uit de voorselectie geselecteerd van personen die 18 tot

Uit het voorgaande blijkt dat er verschillen zijn tussen jongvolwassenen die een jeugdsanctie en die een volwassenensanctie krijgen. Deze resultaten zeggen niets over de

Ten tweede signaleren we dat waar de ene rechtbank bepaalde criteria als contra-indicatie ziet voor toepassing van het jeugdstrafrecht, zoals de ernst van het feit of het advies

GEEN VERSCHIL IN RECIDIVE NA (JEUGD) DETENTIE MOGELIJK EEN INDIRECT POSITIEF EFFECT OP RECIDIVE ONDUIDELIJKHEID OVER DOELGROEP LANDELIJKE VARIATIE IN VORDERING EN

gever algemeen zijn over welke jongvolwassenen nu in aanmerking komen voor het jeugdstrafrecht (de juridische conditie ‘persoonlijkheid van de dader’). Er wordt volstaan met