Vaardigheden 3.
Exponentiële groei 1. a. gdag 1,092 c. 128 8uur 1,09 g b. 1,0914 week g d. 123 3uur 1,09 g 2. a. 2 4t t (2 4) t 8t d. 8 4 t 2 (2 )3 2 t 22 3tb. niet juist: 2t 2t 2 2t 2t1 e. niet juist: 2 (2 )t t 2t c. 2t 2t 2t 2t 4 2t 2 22 t 2t2 f. 1 1 1 2 2 2 t t t t Vergelijkingen oplossen 3. a. 3 3 1 1 64 4 4 c. 1 1 2 22 5 5 32 2 (4 ) 4 b. 21 12 3 1 3 3 1 1 8 2 2 (4 ) 4 d. 316 16 31 (4 )2 31 432 4. a. 4t 2 b. 3t2 9 3 c. (3 3)t 9t1 1 2 2 1 2 1 4 2 2 2 t t t 1 2 2 2 1 2 1 2 3 3 2 2 t t t 1 2 1 2 2 1 2 3 3 1 2 2 4 t t t t t d. 1 2 2 8t ( ) t e. 102t 1000 f. 52 1t 0,008 3 2 2 2 3 2 1 t t t t t 2 3 1 2 10 10 2 3 1 t t t 2 1 3 5 5 2 1 3 1 t t t Exponentiële functies 5. a. 1 12 1 12 12 1 2 ( ) 4 t 4 4 t 4 (4 )t 4 ( )t f t b. 1 3 5 1 3 1 5 1 3 1 2 2 2 2 8 ( ) 2 ( ) t 2 ( ) t ( ) 2 (( ) ) 32 64 ( )t t g t c. h t( ) 5 3 t1 5 3 3t 115 3 t d. 2 2 1 1 2 2 6 ( ) 6 2 6 2 2 6 (2 ) 4 24 ( ) 2 t t t t t k t 6.
a. f(0) 5 2 210 52 25 snijpunt met de y-as: (0, 25)
b. 2 12 2 12 12 1 5 ( ) 5 t 5 5 t 25 (5 )t 25 ( )t f t c. 2 12 1 25 5 t 1 2 2 t 2 t 8 1 2 2 2 5 t 5 1 2t 4
7. a. 1 1 3 9 3 t 9t 2 1 1 2 3 1 2 1 2 1 3 3 3 3 (3 ) 3 3 3 3 3 1 2 3 4 1 t t t t t t t t t b. 1 1 2 1 1 2 2 3 ( ) 9 3 t 9t 3 3 3 t 3 3 t 3 3t 9 3t h t 8.
a. De grafiek van f gaat door (0, 12) en moet dus 12 naar beneden worden verschoven: g t( ) 12 1,5 t 12 b. h t( ) 12 1,5 t2 en h(0) 12 1,5 2 27 c. 1 2 3 ( ) 12 1,5 t 12 (1,5 )t 12 ( )t j t Standaardvorm 9. a. 18 600 000 1,86 10 7 d. 0,023 2,3 10 2 b. 23 000 000 000 2,3 10 10 e. 0,000 000 931 9,31 10 7 c. 2450 2,45 10 3 f. 0,000 000 000 056 5,6 10 11 Logaritmen 10. a. 81 100 243 , dus 4 3log(100) 5 b. 128 175 256 , dus 7 2log(175) 8 c. 1 3 4 , dus 0 4log(3) 1 d. 0,0625 0,1 0,125 , dus 1 2 3 log(0,1) 4 11. g 0 en g 1 a b, 0 12.
a. 33log(2)3log(4)3log(2 )3 3log(4) 3log(32)
b. 7log(126) 2 7log(3)7log(81) 7log(126)7log(3 )2 7log(81) 7 126 9 7 81 log( ) log(14) c. 3 2 8 16 64
3 log(2) 2 log(4) log(64) log(2 ) log(4 ) log(64) log( ) log(2)
d. 1 3 3 12 8 125
2 5
3 log(2) 3 log(5) log(25) log(2 ) log(5 ) log(25 ) log( ) log(200)
13.
a. 2log(3)2log( ) 2x b. 23log(2x 1) 3
2 2 1 3 log(3 ) log(4) 3 4 1 x x x 3 1 1 3 1 3 log(2 1) 1 2 1 3 x x x
c. log( )x log(2x 1) 1 d. log(4x) log(4x) 3 3 3 1 2 1 3 log( ) log( ) 2 x 1 3 x x 1 x x 2 2 2 2 log(16 ) log(8) 8 2 2 2 2 x x x x 14. a. 3x 4 0 x 1 0 1 3 3 4 1 x x 1 x b. 2log(3x4) 2log(x 1) 1
2log(3 4) 2log( 1) 2log(2) 2log(2 2) 3 x 4 2 x 2 x 2 S(2, 1) x x x 15. a. 2x 3 b. 3 5 x 4 c. 1 2 3 x15 2log(3) x 1 3 5 1 3 5 1 log(1 ) x x 1 1 2 3 4 3 2 x x 3log(2) 1 x d. 3x 3x18 e. 180 1 2 3 x 12 f. (6x 8)2 4 1 3 3 (1 3 ) 8 3 2 log(2) x x x 3 1 2 3 15 3 7 log(7) x x x 6 6 8 2 6 8 2 6 6 6 10 1 log(10) x x x x x x 16. a. x22x0 6 x 0 ( 2) 0 : , 0 2 , f x x D 6 : , 6 g x D
b. 2log(x22 ) 0x c. 2log(x22 )x 2log(6x)
2 0 2 2 2 1 2 1 0 1 2 1 2 ABC formule x x x x x x 2 2 2 2 6 6 ( 3)( 2) 0 3 2 (3, log(3)) ( 2, 3) x x x x x x x x x d. f x( )g x( ) voor x 2 , 0 2 , 3 17. a. y 3 2log( )x b. y 1 2log(x2) c. 3 4 5 log(x ) y 1 3 2 1 3 log( ) 2 y x y x 2 1 1 log( 2) y 1 x 2 2 2 2 y y x x 1 5( 4) 3 4 5 3 5 3 4 y y y x x x
18.
a. 2 12 2 2 2 2 1
2 2
log( ) log(6 2) log(3) log(2 2) log(3) 1 b. 2log(3)3log(4)4log(5)5log(2) log(2)log(3)log(4)log(3)log(5)log(4)log(2)log(5) 1
c. 9 9 1 1 1 3 3 2 2 2 2 4 (1 log(3)) (1 log(3)) (1 )(1 ) 19. a. 1 3(2x 1) 0 1 2 2 1 0 2 1 x x x b. 3 2 1 2 3 2 2 3
( ) 2 log( x ) 2 ( log(2 1) log(3)) 2 log(2 1 1 3 log(2 1)
f x x x x
c. 2 1
3
3 2 1 3 3 2 1 3 9 3 3 3 27
3 3 2 1 2 1
( ) 2 log( ) log(9) log( ) log( x ) log(9 ) log( )
x x x x f x d. f x( ) 0 27 2 1 1 2 1 27 2 28 14 x x x x e. f x( ) 0 voor 1 2, 14 x
Extra oefening Basis.
B-1.a. stelling c. definitie e. definitie b. definitie d. definitie f. stelling
B-2. Gegeven: een vierhoek ABCD met vier rechte hoeken.
Te bewijzen: vierhoek ABCD heeft twee symmetrieassen. Bewijs: de middelloodlijnen van AB en BC zijn
symmetrieassen van de vierhoek.
Gegeven: een vierhoek met twee symmetrieassen l en m en een rechte hoek A.
Te bewijzen: de vierhoek heeft vier rechte hoeken. Bewijs: het spiegelpunt van hoek A in lijn l is hoek B,
dus hoek B is ook recht. De spiegelpunten
van hoek A en B in lijn m zijn D respectievelijk C, dus die zijn ook recht. De vierhoek is een rechthoek.
B-3.
a. Stel dat lijn n en lijn m elkaar niet snijden. Dan zijn n en m evenwijdige lijnen. Omdat l en m evenwijdig zijn (gegeven) zijn de lijnen n en l evenwijdig. Dus n en l hebben geen punt gemeenschappelijk. Dat is in tegenspraak met het feit dat l en n een snijpunt hebben.
b. Stel dat lijn n en m elkaar snijden. Dan volgt uit a dat n en l elkaar ook snijden. Dat is in tegenspraak met het feit dat l en n evenwijdig zijn. Dus n en m zijn dan ook evenwijdig.
B-4.
a. Als in een trapezium de diagonalen gelijk zijn, dan is het trapezium gelijkbenig.
b. 1. BECD is een parallellogram (BD // EC en
BE // DC)
2. BD EC
3. VAEC is gelijkbenig (volgt uit 2 en AC BD (gegeven))
4. EAC AEC ABD (volgt uit 3 en F-hoeken)
5. AB is gemeenschappelijk en AC BD (gegeven)
6. VABDVBAC (ZHZ, volgt uit 4 en 5)
7. AD BC (volgt uit 6) B-5. a. b. ●AC BC en BAC ABC ●VPQC is gelijkbenig c. VPCBVQCA d. 1. PC PA AC CB BC QC 2. C is gemeenschappelijk 3. BC AC (gegeven)
4. VPCBVQCA (ZHZ, volgt uit 1, 2 en 3)
B-6.
a. VP: lijn door P loodrecht op AB.
VQ: lijn door Q loodrecht op CD.
VR: D
VS: lijn door S en M snijdt boog AD in het voetpunt.
b. Rechts van het verlengde van BA aan de kant van A en onder de lijn DR.
B-7.
a. d P A( , ) 4 : P ligt binnen de cirkel met middelpunt A en
straal 4.
( , ) ( , )
d P B d P C : P ligt op de middelloodlijn van BC.
b. Het middelpunt van de omgeschreven cirkel ligt op het snijpunt van de middelloodlijnen.
B-8.
a. d Q AD( , )d Q AB( , ): Q ligt op de bissectrice van DAB
( , ) ( , )
d Q AD d Q BC : Q ligt onder de middenparallel van AD en BC.
b. Het middelpunt van de ingeschreven cirkel van ABCD ligt op het snijpunt van de bissectrices.
( , ) 1
d R CD : Teken een lijn op afstand 1 evenwijdig aan CD.
B-9.
a. even ver van l en m: op de middenparallel van l en
m.
kleiner dan 1 cm van de cirkel: tussen twee cirkels met het zelfde middelpunt en stralen r 1 en r 1. b. – gelijke afstand tot AB en l: op de bissectrice van
hoek A.
– minder dan 2 tot m: tussen twee aan lijn m evenwijdige lijnen op afstand 2 van m.
B-10.
a.
b. Kies voetpunten V op lijn l. Construeer de snijpunten van de loodlijn uit V op l en de middelloodlijnen van PV. Dit zijn punten van de parabool.
c. de middelpunten M liggen op de lijn evenwijdig aan l op afstand 3.
( , ) ( , )
d M P d M l : M ligt boven de
Extra oefening Gemengd.
G-1. 1. DA DC (gegeven)2. DAC DCA (VACD is gelijkbenig)
3. BAC BCA (VABC is gelijkbenig)
4. DAB DCB (volgt uit 2 en 3)
5. DAE DCF (volgt uit 4 en gestrekte hoek)
6. E F 90o (gegeven)
7. VDAE VDCF (ZHH, volgt uit 1, 5 en 6)
8. DE DF G-2. a. PA PB c (driehoeksongelijkheid). Zo geldt ook: PB PC a en PA PC b Hieruit volgt: PB PC PA PC PA PB a b c 1 2 2( ) ( ) PA PB PC a b c PA PB PC a b c b. BQ c AQ en BQ a QC (driehoeksongelijkheid) 1 2 2 ( ) ( ) BQ c AQ a QC a AQ QC c a b c BQ a b c
c. ACBE is een vierhoek waarvan de diagonalen elkaar middendoor delen. ACBE is
een parallellogram. Dus BE AC b en AE BC a . 1 2 2 ( ) CD CE EB BC b a CD a b G-3. a. 1. DA BA (VABD is gelijkzijdig)
2. DAE CAE CAD60o CAD 3. BAC BAD CAD60o CAD 4. DAE BAC (volgt uit 2 en 3)
5. AE AS (VASE is gelijkzijdig)
6. VDAE VBAS (ZHZ, volgt uit 1, 4 en 5) b. Uit de congruentie van a volgt DEBS
En BS CS (VBCS is gelijkzijdig), dus DE CS G-4. a. AC2 AD2CD2 en BC2 BD2CD2 2 2 2 2 ( 2 2) 2 2 2 2 2 2 AD BD AC CD BC CD AC CD BC CD AC BC b. AD2 BD2 AC2BC2 AB2 2 2 2 AD AB BD
c. Dit kan niet omdat BD AD AB
d. AC2 AD2CD2 en BC2 BD2CD2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 AC AD BC BD AC AB BD AD AB BD
En dit kan niet omdat BDAD AB
e. A kan niet groter zijn dan 90o (zie a, b en c) en niet kleiner zijn dan 90o (zie d), dus A 90o.
G-5. Voor de punten P op de deellijnen van de
hoeken die l en m maken geldt:
( , ) ( , )
d P l d P m .
Voor de twee kwartcirkels geldt dat de punten dichter bij l liggen dan bij m.
G-6. a. b. M(3, 0), N(-1, 3) en P(2, 3) c. middelloodlijn AB: x1 middelloodlijn BC: 2 2 3 13 y x middelloodlijn AC: 1 2 3 23 y x d. AB en BC: 2 2 1 3 3 3 1 en 1 1 2 x y AB en AC: 1 2 1 3 3 3 1 en 1 2 2 x y BC en AC: 2 2 1 2 3x13 3x23 1 2 1 en 2 x y G-7. 1. VBMR is gelijkbenig (BM BR r ) 2. MBR MRB (volgt uit 1)
3. MRB90o (l is raaklijn aan cirkel)
4. MR // AB (volgt uit 3 en gegeven) 5. MRB RBA (Z-hoek)
6. MBR RBA (volgt uit 2 en 5)
7. R ligt op de bissectrice van hoek ABM (dus R ligt even ver van AB als van BM) G-8. a. d P c( , )PM r ( , ) ( , ) PM r d P l PM r d P l
b. De richtlijn ligt evenwijdig aan lijn l op afstand r. c.
-Extra oefening Vaardigheden.
Domein en bereik V-1. a. Df : 0 ,
en Bf : 0 ,
e. Dh : 0 , en Bh:¡ b. Dg : 2 ,
en Bg : 0 ,
f. Dm : , 4 en Bm:¡ c. Dh:¡ en Bh: , 0
g. Dp: 2 , en Bp:¡ d. Dj : 3 , 3
en Bj : 1, 4
h. Dq : , 0 0 , en Bq :¡ V-2. a. Df : , 0 0 , en Bf : , 0 0 , b. Dg : ,1 1, en Bg : , 0
4 , c. Dh: , 3 3 , en Bh: ,1 1, d. Dj :¡ en Bj :2 , 121 21 e. Dh:¡ en Bh:¡ f. Dm:¡ en Bm: , 0 g. Dp: 0 , 1 1, en Bp : , 0 0 , h. Dq:¡ en Bq: 2 , 8
Transformaties V-3. a. 1 3 ( ) sin( ) g x x b. 1 3 ( ) sin( ) 2 h x x c. 2 13 1 3 ( ) sin( ) omlaag sin( ) 2 naar rechts ( ) sin(x ) 2f x x y x h x V-4. a. g x( ) ( x3)2 b. 1 2 4 ( ) ( 3) h x x c. 2 , 4 1 2 1 2 3 1 2 4 16 16 ( ) Vy as ( ) naar links ( ) ( 3) f x x y x x k x x 2 2 2 1 1 1 4 4 16 ( ) ( 3) ( ( 12)) ( 12) h x x x x V-5.
a. een vermenigvuldiging t.o.v. de y-as met factor 1 9 .
b. k x( ) 9x 9 x 3 x ; een vermenigvuldiging t.o.v. de x-as met factor 3.
V-6. a. ,1 , 1 2 2 ( ) Vx as naar rechts 2 Vy as ( ) 2 2 f x x y x y x g x x b. domein en bereik van f is
0 ,c. verschuiving naar rechts en de vermenigvuldiging t.o.v. de y-as hebben invloed op het domein; de vermenigvuldiging t.o.v. de x-as op het bereik.
V-7. a. 6 , 3 1 , 8 1 3 3 ( ) naar rechts 6 Vy as 6 Vx as 8 6 g x x y x y x y x 1 1 3 ( ) 1 8 6 omlaag f x x
: 18 , f D en Bf : 1,
b. , 1 , 2 2 2 2 1 1 4 4 ( ) 2x Vy as 2 x (2 )x ( )x Vx as ( ) 2 ( )x g x y f x : f D ¡ en Bf : , 0 c. ( ) 1 3 1 , 3 3 2 ( ) 2 3 3 3 3 x as Vnaar rechts omhoog
g x y y f x x x x x : , 3 3 , f D en Bf : , 2 2 , Inverse functies V-8. a. 2 6 4... 1 4 4 2 2 6 2 6 ( ) 1 2 6 x x x x f x x b. 1 ...4 4 6 4 21 1 4 2 1 ( 1) ( 1) 6 inv( ) ( 1) 3 x x x x f x x V-9. a. 3 3 ...1 ( ) 1 3 x x f x x en dus 1 ... 1 3 inv( ) 1 3 x f x x x b. c. 3 naar links: 1 1 ( 3) 3 y x x en dan 3 omhoog: 1 3 y x V-10. a. 2 3... 2 15 1 2 5 2 3x ( ) 3x x x g x 3
5 5 log(...) 3log(5 ) 2 inv( ) 3log(5 ) 2
x x x g x x b. 1 1 1 ... 1 2 2 1 ...1 1 3 3 2 1 2 1 x x x x x y x x 1 1 1 2 3 1 ... 2 ... 1 1 3 2 2 2 3 3 9 9 9 1 1 2 4 4 4 inv x x y x x x x x