• No results found

De horizontale verantwoording na het pgb-alarm

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De horizontale verantwoording na het pgb-alarm"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De horizontale verantwoording na het

pgb-alarm

Een onderzoek naar de reacties van de Sociale Verzekeringsbank en staatssecretaris Van Rijn op #pgbalarm

Master Thesis

Naam : Roshni Soechit

Onderwijsinstelling : Universiteit Leiden

Opleiding : Management van de Publieke Sector

Docent : Prof. A. Timmermans

Tweede lezer : Dr. D.E. Breeman

Externe begeleider : Dr. E. van Venetië

Studentnummer : 1598600

(2)

Samenvatting

Per 1 januari 2015 is de verantwoordelijkheid voor de uitbetaling van het persoonsgebonden budget (pgb) overgedragen aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit was voorheen belegd bij de gemeenten en zorgkantoren. Deze transitie heeft weinig voorbereiding gekend, wat onder andere ten grondslag lag aan het ontstaan van problemen in de uitvoering bij de SVB. De achterstanden in de uitbetaling van het pgb hebben in een korte tijd grote vormen aangenomen. Veel zorgverleners en pgb-houders zijn hierdoor in financiële problemen terecht gekomen. Marije ten Broeke, pgb-houder, gaf aan meerdere malen bij de SVB aangeklopt te hebben om de kwestie aan te kaarten. Volgens haar bleef ze ongehoord door de SVB. Uit wanhoop heeft ze op 31 januari 2015 op twitter haar ongenoegen geuit over de misstanden bij de SVB, met als topic #pgbalarm. Binnen enkele dagen werd #pgb, met meer dan 80.000 retweets en 2,5 miljoen volgers, trending topic op twitter. Onbewust was een grassrootsbeweging geboren. Een grassrootsbeweging is een groep mensen, die op informele wijze bijeen is gekomen, met als doel om invloed te kunnen uitoefenen op problemen, die voor haar van belang zijn. De druk van de grassrootsbeweging #pgbalarm op social media dwong Kamervragen af. Staatssecretaris Van Rijn werd veelvuldig tijdens debatten ter verantwoording geroepen. De discussie werd nu verplaatst naar de politieke arena. Het imago van de SVB werd door de pgb-problematiek geschaad. Desondanks heeft de SVB zich op de achtergrond gehouden.

Dit onderzoek analyseert de reacties van staatssecretaris Van Rijn als politiek verantwoordelijke en de SVB als uitvoeringsverantwoordelijke (gezamenlijk antagonisten genoemd in dit onderzoek), als gevolg van de grassrootsacties die in het kader van de pgb-problematiek op twitter hebben plaatsgevonden. Het onderzoek staat voorafgaand aan de reacties ook stil bij het horizontale verantwoordingsproces van de antagonisten. Antagonisten zijn in deze context de actoren waartegen de grassrootsactie is gericht. Bij het horizontale verantwoordingsproces is gekeken naar de drie fasen; de informatiefase, de debatfase en de oordeelfase.

Uit het onderzoek blijkt dat staatsecretaris Van Rijn zowel in de informatie-, debat- als oordeelfase horizontale verantwoording heeft afgelegd. De SVB heeft in de informatiefase nagenoeg geen horizontale verantwoording afgelegd. Ook is de SVB in een later stadium van de debatfase tot verantwoording overgegaan. De oordeelfase startte met een onderzoek van de Nationale Ombudsman. Aan deze oordeelfase was een informele sanctie gekoppeld voor de

(3)

SVB, namelijk de reputatieschade. Het vertrek van de voorzitter van de Raad van Bestuur van de SVB was de uiteindelijke formele sanctie, waarmee de oordeelfase in januari 2016 afgesloten werd.

De reacties van staatssecretaris Van Rijn en de SVB op de acties van de grassrootsbeweging #pgbalarm, laten een duidelijk verschil zien. Staatssecretaris Van Rijn heeft meer vanuit een open benadering gereageerd, en stond daarmee meer open voor interactie met de grassrootsbeweging. De SVB heeft met zijn gesloten reacties geen toenadering getoond richting de grassrootsbeweging. De SVB is vooral intern op zoek gegaan naar oplossingen. In het reactieverloop van staatssecretaris Van Rijn is veel dynamiek te vinden. Dit in tegenstelling tot de SVB, die een statisch reactieverloop laat zien met alleen gesloten reacties.

De verschillen in de reactietypen van de SVB en staatsecretaris Van Rijn zijn te verklaren door de complexiteit van de rol van de SVB als ZBO. Een ZBO is onafhankelijk en heeft meer autonomie dan organisaties binnen de centrale overheid. Van ZBO’s wordt in deze moderne maatschappij verwacht dat deze horizontale verantwoording afleggen aan de afnemers van hun diensten en alle andere betrokken partijen. De politiek verantwoordelijke minister of staatssecretaris blijft wel systeemverantwoordelijk. De taak- en verantwoordelijkheidsverdeling zijn onduidelijk, waardoor de SVB is vervallen in het traditionele verticale verantwoordingsproces. De SVB heeft de interactie met de grassrootsbeweging overgelaten aan staatsecretaris Van Rijn. De SVB zal zich bewust moeten worden van de noodzaak van de horizontale verantwoording, die past bij de huidige tijd. Daarnaast dienen de taken en verantwoordelijkheden van de uitvoeringsverantwoordelijke en de politiekverantwoordelijke duidelijk afgebakend te worden. De verandering van verticale naar horizontale verantwoording heeft echter tijd nodig, aangezien culturele veranderingen binnen institutionele organisaties incrementeel zijn.

(4)

Inhoud

1. Inleiding ... 6

1.1 Wat zijn grassroots? ... 7

1.2 Onderzoeksvraag ... 9 1.3 Maatschappelijke relevantie ... 9 1.4 Wetenschappelijke relevantie ... 9 1.5 Deelvragen ... 10 1.6 Leeswijzer ... 10 2. Theoretisch kader ... 12 2.1 Verzelfstandiging publiekstaken ... 12

2.2 Verantwoording bij ZBO’s ... 13

2.2.1 Verticale verantwoording bij ZBO’s ... 14

2.2.2 Horizontale verantwoording bij ZBO’s ... 14

2.2.3 Vormen van horizontale verantwoording ... 16

2.2.4 Fasen van het horizontale verantwoordingsproces ... 17

2.2.5 Horizontale verantwoording door politieke bewindvoerder ... 18

2.3 Reactietypen ... 18 2.4 Hypothesen ... 23 3. Methoden ... 25 3.1 Onderzoeksontwerp en dataverzameling ... 25 3.2 Variabelen ... 25 3.3 Validiteit ... 25 3.4 Betrouwbaarheid ... 26 3.5 Limitatie onderzoek ... 26 4. SVB aan zet ... 28

4.1 Wat is het persoonsgebonden budget ... 28

4.2 De Sociale Verzekeringsbank als ZBO ... 28

4.3 Problemen in de aanloop van de uitvoering trekkingsrechten door de SVB. ... 29

4.3.1 Geen uitvoeringstoets ... 30

4.3.2 Problemen gegevensoverdracht ... 30

4.3.3 Kort tijdsbestek tussen het wetgevingstraject en de implementatie ... 30

4.3.4 Ontoereikende informatievoorziening ... 31

4.3.5 Te weinig focus op de burger ... 31

(5)

4.5 #Pgbalarm ... 31

4.6 Reactie #pgbalarm politiek verantwoordelijk ... 33

4.7 Reactie #pgbalarm uitvoeringsverantwoordelijke ... 36

5. Staatssecretaris Van Rijn en de SVB op het matje ... 39

5.1 De fasen van het horizontale verantwoordingsproces ... 39

5.1.1 Analyse van de informatiefase ... 39

5.1.2 Analyse van de debatfase ... 40

5.1.3 Analyse van de oordeelfase ... 40

5.2 Reactietypen van “de antagonisten” ... 41

5.2.1 Reactie politiek verantwoordelijke: Staatssecretaris Van Rijn ... 42

5.2.2 Reactie uitvoeringsverantwoordelijke: SVB ... 46

5.3 Uitkomsten ... 49

5.4 Verklaring voor verantwoording van de antagonisten ... 50

5.5 Bruikbaarheid theorieën ... 51

6. Conclusie en aanbevelingen ... 53

Literatuurlijst ... 58

Bijlage 1 : Overzicht actoren ... 66

(6)

1. Inleiding

Het is heel nieuwsvolgend Nederland niet ontgaan. Staatssecretaris Martin Van Rijn heeft zich in 2015 meerdere malen moeten verantwoorden tegenover de Tweede Kamer en de media over de pgb-problematiek.1 Hoe is het rumoer hieromtrent echter ontstaan? In dit tijdperk hebben

burgers een hardere stem, die veel mensen bereikt. Burgers hebben daardoor veel meer invloed dan ooit te voren. Social media zijn een zeer krachtig instrument gebleken die voor veel opschudding kunnen zorgen in zowel de politiek als de maatschappij. Op twitter ontstond op 30 januari 2015 een trending topic genaamd #pgbalarm. Dit is de aanleiding geweest voor de reeks aan verantwoordingsmomenten, die staatssecretaris Van Rijn heeft moeten doorlopen. Met de komst van de trekkingsrechten werd de uitvoering van het persoonsgebonden budget (pgb) per 2015 van gemeenten en zorgkantoren naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) overgedragen. Deze transitie is niet geheel vlekkeloos verlopen. Veel pgb-houders en zorgverleners zijn gedupeerd. Hoewel het vanaf januari 2015 al duidelijk was dat er problemen zijn met de uitbetalingen van pgb’s, heeft dit onderwerp niet eerder de politieke agenda in Den Haag weten te bereiken. De groep mensen, die de pbg-problematiek met het trending topic op de politieke agenda heeft weten te plaatsen, wordt als een grassrootsbeweging herkend. De druk vanuit de grassrootsbeweging werd steeds meer opgevoerd, zodanig dat deze reacties heeft afgedwongen van staatsecretaris Van Rijn, die de politiek verantwoordelijke is van het pgb-dossier. De grote belangstelling voor de pgb-problematiek vanuit de burgers, media en de oppositiepartijen in de Tweede Kamer veroorzaakte een sneeuwbaleffect en verplaatste de discussie naar de politieke arena. De SVB als uitvoeringsverantwoordelijke heeft uiteindelijk ook in het openbaar moeten reageren op alle berichten over de misstanden in de pgb-uitbetalingen door de SVB. De pgb-problematiek heeft het imago van de SVB geschaad. De directeur van de SVB heeft op 22 januari 2016 haar functie moeten neerleggen in verband met de aanhoudende pgb-problematiek. Ook staatsecretaris Van Rijn heeft meerdere malen om deze zelfde pgb-problematiek moties van wantrouwen moeten bevechten.2 Desondanks heeft staatssecretaris Van Rijn het vertrouwen van de Tweede Kamer weten te behouden.

Dit onderzoek richt zich op de reacties van staatssecretaris Van Rijn en de SVB, als gevolg van de grassrootsacties die in het kader van de pgb-problematiek op twitter hebben plaats gevonden.

1 Debat gemist (2015), https://debatgemist.tweedekamer.nl/zoeken?search_api_views_fulltext=pgb, bezocht op

11 november 2015.

2 Trouw (2015), Motie van wantrouwen tegen Van Rijn om pgb,

http://www.trouw.nl/tr/nl/4516/Gezondheid/article/detail/3928465/2015/03/26/Motie-van-wantrouwen-tegen-Van-Rijn-om-pgb.dhtml, bezocht op 11 november 2015.

(7)

Om de reacties beter te begrijpen wordt de casus tweeledig geanalyseerd. Als eerste wordt nader ingezoomd op de verantwoordingsprocessen van de politiek verantwoordelijke en de uitvoeringsverantwoordelijke. Vervolgens worden de afzonderlijke reacties van staatssecretaris Van Rijn en de SVB nader onderzocht. Op basis van de uitkomsten van de analyse zal naar een verklaring voor de reacties van beide worden gezocht.

1.1 Wat zijn grassroots?

Grassroots zijn een groep mensen, die op informele wijze bijeen is gekomen met als doel om invloed te kunnen uitoefenen op problemen of onderwerpen, die voor haar van belang zijn (Timmermans en Van Venetië, 2015: 3). Steeds meer grassroots fungeren als een beweging, die problemen op de maatschappelijke en/of politieke kaart wil zetten. Een grassrootsbeweging komt als burgerinitiatief tot stand. De kunstmatige variant op de grassroots wordt astroturfing genoemd. Hier is sprake van wanneer andere actoren zoals overheden, bedrijven of organisaties voor eigen doeleinden een grassrootsbeweging initiëren en het bewust doen lijken op een burgerinitiatief, om op deze manier invloed uit oefenen op de politiek en/of maatschappij (Anderson, 1996).

Grassroots is een modern begrip wat de laatste jaren zeer is gaan opspelen in de politieke arena. Dit fenomeen is, echter in andere hoedanigheden, veel ouder. Eeuwenlang zijn grassroots verbonden met de democratie. In China en andere Aziatische landen wordt in gebieden, waar de economie en het onderwijs onderontwikkeld zijn, nog altijd gebruik gemaakt van de grassroots democratie (Junlin, 2014). Verkozen dorps- of stamhoofden zijn de besluitvormers van de leefgemeenschappen. De besluitvorming wordt hier dus door de burgers en voor de burgers vormgegeven. Het staat vast dat het begrip grassroots inherent is aan burgers. Dit onderzoek heeft echter betrekking op grassroots in een andere context. Binnen dit onderzoek wordt gesproken over grassrootsbewegingen in de context van sociale protest groepen.

Typen grassroots

Het ontstaan van een grassrootsbeweging kan diverse redenen ten grondslag hebben. Ook kan het gericht zijn op verschillende antagonisten. De betekenis van de antagonist in deze context is de actor waartegen de grassrootsactie is gericht. Burgers kunnen een grassrootsbeweging oprichten tegen andere burgers of wel het publiek. Een goed voorbeeld hiervan is de Pietitie. De Pietitie is een beweging die voor het traditionele sinterklaasfeest is met zwarte pieten. Deze grassrootsbeweging is ontstaan als een antibeweging tegen protestengroepen, die de zwarte piet

(8)

als racistisch aanmerken en hiertegen strijden.3 Grassrootsbewegingen kunnen zich ook richten

op private organisaties. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als consumenten zijn gedupeerd door een private organisatie en hier een compensatie bij willen afdwingen. De media kunnen ook antagonisten zijn van grassrootsbewegingen. Grassrootsbewegingen kunnen zich inzetten om media tot de orde te roepen, wanneer zij zich geraakt voelen door berichtgeving in de media. Tot slot kunnen grassroots tevens gericht zijn op politieke besluitvormers. Grassrootsbewegingen trachten vaak invloed uit te oefenen op de politieke agenda. Opgemerkt wordt dat er een onderscheid is tussen de conventionele lobby (van private partijen) en activiteiten van grassrootsbewegingen (Timmermans en Van Venetië, 2015: 5-6).

Grassrootsbewegingen die gericht zijn op politieke besluitvormers zijn in vier typen te onderscheiden: consumentenactivisme, burgerinitiatieven in een participerende governance, NIMBY (Not In My Back Yard) en sociaal-cultureel activisme. Bij consumentenactivisme zijn het vooral de gedupeerden die in beweging komen tegen een publieke of private partij. Het betreft hier een specifieke groep met eigen belangen. Grassrootsbewegingen die vallen onder het type burgerinitiatieven in een participerende governance kaarten problemen uit het publieke domein aan en proberen daar zelf oplossingen voor te vinden, daar publiek organisaties hierin gefaald hebben. Mensen kunnen ook samen komen in de vorm van een grassrootsbeweging ter protectie van hun directe omgeving. Soms worden politieke besluiten genomen die ongunstig kunnen uitvallen voor de woonomgeving van mensen. Hierbij kan gedacht worden aan de proefboringen naar schaliegas (Timmermans, 2014). Wanneer de betrokken mensen elkaar steunen om een politiek besluit met betrekking tot hun omgeving te voorkomen dan wel terug te draaien, dan wordt er gesproken van het grassrootstype NIMBY. Wanneer burgers voor een bepaalde ideologie maatschappelijke steun proberen te mobiliseren wordt er gesproken van sociaal-cultureel activisme (Timmermans en Van Venetië, 2015: 20).

Dit onderzoek focust zich op de grassrootsbeweging, die in het kader van de pgb-problematiek op organische wijze op twitter is samengekomen. De grassrootsbeweging uit dit onderzoek valt onder het type consumentenactivisme. Opvallend is dat de mensen die tot deze grassrootsbeweging gerekend worden elkaar niet kennen, noch de intentie hadden om samen een protestgroep of beweging te vormen. Toch hebben zij door hun individuele ervaringen,

3RTLnieuws (2013), De grote Zwarte Piet-controverse: hoe het allemaal begon (2013),

http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/binnenland/de-grote-zwarte-piet-controverse-hoe-het-allemaal-begon, bezocht op 2 juni 2016.

(9)

ergernissen en meningen te delen op twitter elkaar versterkt in hun standpunt. Hoewel het elkaar versterken en daardoor grote aandacht verkrijgen voor dit onderwerp aanvankelijk onbewust is gegaan, heeft het een groot effect gehad op de politieke agenda van besluitvormers.

1.2 Onderzoeksvraag

De vraagstelling binnen dit onderzoek luidt als volgt.

Op welke wijze hebben de politiek verantwoordelijke en de uitvoeringsverantwoordelijke op de acties van de grassrootsbeweging #pgbalarm gereageerd en hoe kunnen de reacties van beide verklaard worden?

1.3 Maatschappelijke relevantie

Dit onderzoek biedt inzicht in het verloop van de verantwoording en de typen reacties op grassrootsacties van de SVB en de politiek verantwoordelijke, staatssecretaris Van Rijn. Grassrootsbewegingen komen in de moderne maatschappij steeds meer voor en zijn krachtiger en invloedrijker dan voorheen door instrumenten als social media. Hoewel dit onderzoek een specifieke casus betreft, kan dit ZBO’s en hun politiek verantwoordelijken voorbereiden en bewust maken op eventuele grassrootsacties gericht op hun. De wijze van verantwoording en de typen reacties van ZBO’s en hun politiek verantwoordelijken kunnen een tegenreactie te weeg brengen en/of effect hebben op hun reputatie. Door te anticiperen en bedachtzamer te reageren kunnen ZBO’s en hun politiek verantwoordelijken meer controle behouden op de effecten van grassrootsacties.

1.4 Wetenschappelijke relevantie

Tot op heden zijn er weinig onderzoeken gedaan naar reacties van antagonisten uit het publieke domein op grassrootsacties. Gamson (1975) heeft beschreven hoe antagonisten op sociale protestgroepen kunnen reageren. Nadien is er veel veranderd in de maatschappij, toch zijn de onderzoeken naar dit onderwerp beperkt gebleven. Sociale protestgroepen zijn vergelijkbaar met grassrootsbewegingen. De wijze van actie voeren is echter door de jaren heen veranderd, mede door digitalisering. Juist omdat er nog maar weinig bekend is op dit vlak, is het wetenschappelijk interessant om te onderzoeken hoe er door antagonisten uit het publieke domein in dit moderne digitale tijdperk omgegaan wordt met actievoering vanuit grassrootsbewegingen. Met dit onderzoek wordt verwacht een bijdrage te leveren aan het

(10)

antwoord op de puzzel, hoe de druk vanuit grassroots invloed uitoefent op antagonisten uit het publieke domein en hoe de laatst genoemde hiermee omgaan.

1.5 Deelvragen

Om tot antwoord te kunnen komen op de vraagstelling zal eerst antwoord gegeven worden op de onderstaande deelvragen.

- Wat is de oorsprong van #pgbbalarm? - Hoe heeft #pgbalarm zich verspreid?

- Op welk moment heeft de politiek verantwoordelijke gereageerd op #pgbalarm en met

welke reacties?

- Op welk moment heeft de uitvoeringsverantwoordelijke gereageerd op # pgbalarm en

met welke reacties?

- Op welke wijze zijn de fasen van het verantwoordingsproces belopen?

- Hoe hebben de reactietypen van beide verantwoordelijke partijen zich ontwikkeld? 1.6 Leeswijzer

De onderzoeksvragen uit hoofdstuk 1 vormen de grondslag voor de onderstaande hoofdstukindeling.

Hoofdstuk 2 vormt het theoretisch kader waarbinnen theorieën ten aanzien van verantwoordingsprocessen bij ZBO’s en reactietypen worden besproken om de casus #pgbalarm inzichtelijk te maken. Op basis van deze theorieën worden in hoofdstuk 2 tevens de hypothesen gevormd.

Hoofdstuk 3 betreft het methodologische kader, waarin het onderzoeksontwerp en de afbakening van de het onderzoek zijn beschreven.

In hoofdstuk 4 is een casusbeschrijving opgenomen van #pgbalarm, waarbij wordt gestart met een introductie van het persoonsgebonden budget en de SVB als uitvoeringsverantwoordelijke. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 een beschrijving gegeven van de reacties van zowel de politiek verantwoordelijke als uitvoeringsverantwoordelijke.

(11)

Hoofstuk 5 behelst de analyse van het horizontale verantwoordingsproces van de politiek verantwoordelijke en de uitvoeringsverantwoordelijke. Dit wordt gevolgd door een analyse op reactieniveau van beide.

Het onderzoek wordt afgesloten met hoofdstuk 6, waarin alle bevindingen uit de voorgaande hoofdstukken worden vertaald in de conclusie en aanbevelingen.

(12)

2. Theoretisch kader

Om het verloop van de casus beter te kunnen begrijpen, wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van een aantal theorieën. De verzelfstandiging van publiekstaken wordt als startpunt genomen om de positie van het ZBO te verduidelijken. Vervolgens wordt op basis van de theorieën van Schillemans (2007) een verdiepingsslag gemaakt in de verantwoordingsprocessen van zowel de politiek verantwoordelijke als de uitvoeringsverantwoordelijke. Om de daadwerkelijke reacties van zowel de politiek verantwoordelijke als de uitvoeringsverantwoordelijke inzichtelijk te maken en te kunnen analyseren, wordt gebruik gemaakt van de taxonomie van reacties van antagonisten van Mangelsdorf, Timmermans en Van Venetië (2016). De taxonomie van reacties van deze auteurs is gebaseerd op theorieën van Gamson (1975) en Van Venetië (2015).

2.1 Verzelfstandiging publiekstaken

Volgens Scheltema (1974) is in 1575 het eerste ZBO in Nederland ontstaan in de vorm van de Rijksuniversiteit Leiden. Gesteld kan worden dat het fenomeen al eeuwenoud is, echter hier is pas in 1974 de term zelfstandig bestuursorgaan aan gegeven door Scheltema zelf. De trend tot het verzelfstandigen van overheidstaken in Nederland is vanaf de jaren tachtig ingezet. Het ministerie van Financiën geeft de volgende definitie aan verzelfstandiging “ Een bestuursorgaan op het niveau van de centrale overheid, dat niet hiërarchisch ondergeschikt is aan een minister en niet is een adviescollege’’(Ministerie van Financiën in Schillemans, 2007: 30). De komst van New Public Management zorgde voor een andere stijl van besturen waarbij de klant centraal staat en efficiëntie en effectiviteit een groot aandachtspunt is. Het publieke domein zou conform het New Public Management meer als het private domein te werk moeten gaan (Christensen, Laegreid, Roness en Rovik, 2007: 4). Verzelfstandiging was een onderdeel van deze nieuwe stijl van besturen. Als we kijken naar de ontwikkelingen in het bestuur van Nederland dan zijn er enkele motieven te ontdekken bij de Nederlandse overheid om tot verzelfstandiging over te gaan. Door de publieke taken buiten de overheid te plaatsen, kan de overheid bezuinigen en afslanken (Plug, Timmerman en Dekker, 2004:19). Veel burgers pleiten voor een kleinere kostenbesparende overheid. Door de publiekstaken te verzelfstandigen lijkt de overheid gehoor te geven aan deze eis van het publiek. Uit diverse onderzoeken (Van der Meer en Rooborgh, 1993: 422-423, Kickert 1998: 32-33) blijkt echter dat de kosten niet noodzakelijkerwijs verminderd zijn, maar onder een andere noemer worden afgeboekt. Hierdoor heeft het er schijn van dat de verzelfstandingsacties een bijdrage hebben geleverd in de bezuinigingen. Verzelfstandiging zou de doelmatigheid moeten vergroten van de uitvoering (Schillemans,

(13)

2007:37). Dit aspect blijkt echter eveneens niet concreet bewezen (Pollit, 2003: 40). Als tweede motief wordt de bescherming van ministers genoemd tegen schending bij eventuele misslagen in de uitvoering (’t Hart & Wille et al., 2002: 233). Ministers zouden door verzelfstandiging verminderd verantwoordelijk zijn voor fouten die in de uitvoering worden gemaakt. Ten aanzien van uitvoeringsorganisaties was de politiek in de jaren tachtig ervan overtuigd, dat deze betere resultaten zouden boeken als ze op afstand geplaatst zouden worden van de centrale overheid. Daardoor zouden zij vrij zijn van het verticale ministeriële toezicht (Schillemans, 2007:16).

2.2 Verantwoording bij ZBO’s

Alvorens ingegaan wordt op de verantwoordingsprocessen bij ZBO’s, is het van belang om de definitie te formuleren die voor dit onderzoek wordt gehanteerd. In dit onderzoek wordt de definitie van Bovens gehanteerd zoals Schillemans (2007: 61) deze in zijn boek heeft beschreven:

“Verantwoording is de communicatierelatie tussen een handelende persoon of instantie ( een ‘actor’) en een beoordelende persoon of instantie (een ‘forum’) waarbij de actor zich verplicht voelt of verplicht is om het forum inzicht te geven in zijn handelen ( in de ruimste zin van het woord) en dit indien nodig toe te lichten en te rechtvaardigen. Het gaat daarbij over bepaalde handelingen waaraan bepaalde verwachtingen zijn gekoppeld en waarvoor bepaalde randvoorwaarden gelden. De actor geeft inzicht in zijn gedrag, geeft een er een verklaring voor en verdedigt zich zo nodig tegen aantijgingen”.

Publieke organisaties hebben een grote verantwoordingsplicht. Daar waar private organisaties vaak enkel verantwoording intern naar de eigenaar en eventuele stakeholders hoeven af te leggen, maken publieke organisaties deel uit van een parlementair politieke keten van bestuur en dienen verantwoording af te leggen aan het electoraat (Christensen, Laegreid, Roness en Rovik, 2007: 4). Binnen de publieke organisaties hebben ZBO’s een bijzondere positie als het gaat om het afleggen van verantwoording. ZBO’s zijn bewust op afstand geplaatst van de centrale overheid, om ze meer autonomie en onafhankelijkheid toe te kennen. Dit heeft echter als gevolg gehad dat de verantwoordingslijnen onduidelijk zijn geworden. Daar in dit onderzoek het verantwoordingsproces van de SVB en haar politieke bewindvoerder gevolgd zal worden, is het van belang om eerst helder te krijgen hoe verantwoordingsprocessen bij ZBO’s formeel zijn vastgelegd. Schillemans (2007) beschrijft in zijn boek ‘Verantwoording in

(14)

de schaduw van de macht’ aan welke typen verantwoording ZBO’s over het algemeen zijn blootgesteld.

2.2.1 Verticale verantwoording bij ZBO’s

Onder verticale verantwoording wordt de hiërarchische verantwoording verstaan richting de bovengeschikten. De hiërarchische verhoudingen samen met de geformaliseerde regels zijn kenmerkend voor verticale verantwoording (Schillemans, 2007:40).

Doordat uitvoeringsorganisaties op afstand zijn geplaatst van de centrale overheid, heeft de minister minder formele verantwoordelijkheid hierover (Smullen en van Thiel, 2002:43). De verantwoordelijkheid van de minister voor organisaties binnen de centrale overheid is drieledig. De ambtenaren dienen de opdrachten van de minister uit te voeren, de minister is verantwoordelijk voor het handelen van zijn ambtenaren en de minister kan alleen regeren als hij de steun en vertrouwen van de Tweede Kamer geniet (’t Hart en Wille et al., 2002: 29). Dit is bij ZBO’s niet het geval. De minister is slechts systeemverantwoordelijk (’t Hart en Wille et al., 2002: 240). De ZBO’s zijn zelf verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en besluiten, de minister is hierin niet aanwijzingsbevoegd (Zijlstra, 1997:97). De verantwoordingsprocessen bij ZBO’s zijn door vele uitzonderingsregels op de ministeriële verantwoordelijkheid onduidelijk en onoverzichtelijke geworden (Bovens, 2003: 46). Door de onduidelijkheid in de verantwoordingsprocessen bij ZBO’s kan de verzelfstandigingsparadox optreden (Schillemans, 2007: 46-47). Om de vrijheden van ZBO’s te kunnen reguleren en controleren kan juist extra toezicht worden opgelegd. Wat dus zou moeten leiden tot het afnemen van hiërarchie, veroorzaakt een averechts effect.

2.2.2 Horizontale verantwoording bij ZBO’s

Van der Meer en Ham (2001:11) stellen dat de vermindering van verticale verantwoording gecompenseerd zal moeten worden door horizontale verantwoording. Bij horizontale verantwoording wordt er verantwoording afgelegd aan andere partijen dan de minister. Horizontale verantwoording is niet hiërarchisch van aard (Schillemans, 2007: 19). De horizontale verantwoording is de verantwoording die een aanbieder van diensten aflegt aan de afnemers van diensten, maar ook aan een ieder die als nevenpartij betrokken is (Schillemans, 2007:40). Burgers zijn de afnemers van diensten van de ZBO’s. ZBO’s leggen de horizontale verantwoording voornamelijk aan de burgers af.

(15)

De publieke sector heeft de laatste decennia een flinke groei meegemaakt (Van der Meer, Van den Berg en Dijkstra, 2011: 28). Met deze groei gaat meer verantwoording gepaard. Daarbij is de burger van tegenwoordig mondiger4 en roept meer dan tevoren de overheid ter

verantwoording. De ZBO’s hebben net als bij andere overheidsorganisaties instrumenten en middelen in de organisatie ingebed, die verbonden zijn met hun plicht tot verantwoording. Te denken valt hier aan gedragscodes, raden van advies en toezicht, visitaties, gesprekken met burgers, et cetera. De horizontale verantwoording past volgens veel auteurs in de tegenwoordige tijd. Het zich verantwoorden in directe omgeving past beter bij een zelfstandige organisatie, en zeker in deze tijdsgeest (Van Thiel 2000: 28). Door de focus meer te leggen op horizontale verantwoording in plaats van verticale verantwoording kunnen ZBO’s zich ontwikkelen tot klantgerichte dienstverlenende organisaties (Schillemans 2007: 21). Schillemans (2007: 40) brengt een nuancering aan in de horizontale verantwoording. Hij geeft aan dat bij horizontale verantwoording het slechts gaat om een gedeeltelijke horizontalisering. De hiërarchische ofwel verticale verantwoording zal blijven bestaan. De horizontalisering is een aanvulling hierop en staat daardoor in de schaduw van de hiërarchie. De rol van de minister is weliswaar enigszins anders ingeregeld in relatie tot ZBO’s, aangezien er hier sprake is van verminderde ministeriële verantwoordelijkheid. De minister blijft echter altijd eigenaar, toezichthouder en beleidsverantwoordelijk van ZBO’s (Schillemans, 2007: 40) Dit is een hiërarchische verhouding met de ZBO’s. Met deze hiërarchische verhouding gaan hiërarchische maatregelen gepaard. Dit lijkt in tegenspraak met de autonomie van de ZBO’s en de zogenaamde beperking van de ministeriële verantwoordelijkheid. De tegenstrijdigheden in de formele vastlegging van de verantwoordelijkheden en uitvoering in de praktijk bewijzen dat het complexe materie is. Veel auteurs pleiten dan ook voor een herinrichting van ZBO’s, met een duidelijke verticale structuur (Schillemans, 2007: 19). Veel auteurs pleiten voor een horizontale verantwoording bij publieke organisaties (Van der Meer en Ham, 2001: 113; Bovens, 2003: 46-47; Van Montfort en Michels, 2001: 165; Pollit, 2003: 98-99). In de hedendaagse democratie horen publieke organisaties zich horizontaal te verantwoorden. Met de verantwoording naar het electoraat, toezichthouders, de Algemene Rekenkamer en de Nationale Ombudsman gebeurt dit uiteraard voor een groot deel al. Schillemans (2007: 56-59) herkent in diverse literatuur vijf argumenten voor horizontale verantwoording. Als eerste argument wordt compensatie voor de formele beperking van de ministeriële verantwoordelijkheid bij ZBO’s genoemd. De beperking in de

4Blok, S.A. en Van Rijn, M.A. (2014), Transitieagenda Langer zelfstandig wonen (Kamerbrief), Den Haag:

Ministerie van BZK, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2014/06/04/kamerbrief-over-langer-zelfstandig-wonen, bezocht op 25 oktober 2015.

(16)

hiërarchische verantwoording kan gecompenseerd worden door nieuwe horizontale vormen van verantwoording, die veel breder en toereikender zijn dan de verticale verantwoording. Het tweede argument ligt dicht tegen het eerste aan. Zoals eerder aangegeven wordt de horizontalisering als aanvulling gezien van de verticale verantwoording, daar verticale verantwoording altijd, in een minimalistische vorm weliswaar, bij ZBO’s aan de orde is. De horizontalisering als aanvulling op de verticale verantwoording completeert de democratische verantwoording (Van der Lans et al. in Schillemans, 2007: 57). Het derde argument is dat horizontalisering effect zou hebben op het leervermogen van publieke organisaties. Door horizontale verantwoording vindt er directe verantwoording plaats naar de afnemers van publieke diensten of te wel burgers. Op deze wijze worden publieke organisaties geconfronteerd met de kwaliteitsbeleving van de burgers. Dit kan een prikkel zijn voor publieke organisaties om de kwaliteit van hun diensten te verbeteren (Schillemans, 2007: 57). Maatschappelijk

vertrouwen wordt als vierde argument aangeduid. Horizontale verantwoording kan er voor zorgdragen dat twijfels van burgers over de integriteit van publieke organisaties worden weggenomen. Horizontale verantwoording fungeert als een brug tussen de uitvoeringsorganisatie en haar omgeving (Bovens, 2005: 49). Als vijfde en laatste argument wordt aangekaart dat horizontale verantwoording kan bijdragen aan de optimalisering van de

governance-structuur. Door horizontale verantwoording kan zelfregulatie bij

uitvoeringsorganisaties plaatsvinden. Dit is een manier om de autonomie van ZBO’s in tact te houden en de verantwoordingsplicht toch na te komen. De nieuwe manier van verantwoorden, die horizontalisering bepleit, zou de overmatige hiërarchische verantwoordingsstructuur het hoofd kunnen bieden (Schillemans, 2007:59).

2.2.3 Vormen van horizontale verantwoording

Om de horizontale verantwoording in te bedden kunnen ZBO’s gebruik maken van diverse verantwoordingsarrangementen. Een van de verantwoordingsarrangementen is de interne ombudsman. Dit is een persoon (of orgaan), die binnen een ZBO een onafhankelijke rol speelt in klacht-, bezwaar- en beroepzaken. Een ander verantwoordingsarrangement kan het college van deskundigen zijn. Zij hebben een specialistische taak binnen een ZBO en zijn verantwoordelijk voor het onderzoeksprogramma vanuit een wetenschappelijk perspectief. Dan zijn er nog raden en/of fora van cliënten, klanten, leveranciers of belanghebbenden. Visitaties worden ook tot de verantwoordingsarrangementen gerekend. Visitaties zijn evaluaties van onafhankelijke colleges die in het openbaar het ZBO beoordelen volgens een vastgesteld beoordelingskader. Het horizontale verantwoordingarrangement met de meeste bevoegdheden

(17)

is de raad van toezicht. Veelal zijn raden van toezicht bevoegd om acties en/of veranderingen af te dwingen van ZBO’s door middel van sancties (Schillemans, 2007:73).

2.2.4 Fasen van het horizontale verantwoordingsproces

Een verantwoordingsproces is meestal opgebouwd uit drie fasen; de informatiefase, de

debatfase en de oordeelfase (Elzinga in Schillemans, 2007: 62). In de informatiefase informeert de actor het forum over zijn acties. De belanghebbenden hebben bepaalde verwachtingen van de actor. In deze fase geeft de actor al dan niet op eigen initiatief een verklaring voor zijn eigen handelen. Daaropvolgend is de debatfase. In deze fase krijgt de verantwoording meer de vorm van een dialoog, waarin het forum de actor bevraagt en/of nadere informatie opvraagt. De actor zal zijn handelen nader moeten verklaren, verdedigen en/of rechtvaardigen. De laatste fase van het verantwoordingsproces betreft de oordeelfase. In de oordeelfase beoordeelt het forum op basis van alle gewonnen informatie of er formele acties door het forum ondernomen moeten worden. De formele acties kunnen zijn: sancties, beloningen, boetes, ontslag, promotie en aanscherping van de wet- en regelgeving (Schillemans, 2007: 62). Opgemerkt wordt dat ook informele sancties aan de orde kunnen zijn in deze laatste fase. Wanneer het oordeel van het forum openbaar wordt gemaakt naar het publiek, kan de actor reputatieschade oplopen. Dit wordt gezien als de informele sanctie van binnen het horizontale verantwoordingsproces.

Schillemans (2007: 63) wijst acht elementen aan die binnen de drie fasen van het horizontale verantwoordingproces te herkennen zijn. Deze elementen zijn: relatie, plicht, gedrag, uitleg, nadere bevraging, beoordeling, verwachtingen en consequenties. Het forum en de actor staan altijd in relatie met elkaar. De actor is verplicht of voelt zich verplicht om zijn gedrag te verantwoorden. In het kader van de verantwoordingsplicht zal de actor uitgebreid zijn acties moeten uitleggen. Het forum bevraagt hem nader, waarna het zijn oordeelt velt over het gedrag van de actor. Het oordeel is afhankelijk van de verwachtingen die het forum aan het gedrag van de actor had. Uiteindelijk kan het geheel uitmonden tot consequenties voor de actor.

Het verantwoordingsproces heeft Schillemans (2007: 64) in een schema weergegeven wat is opgenomen in figuur 1.

(18)

Figuur 1: Schema horizontaal verantwoordingsproces (Bron: Schillemans (2007:63))

2.2.5 Horizontale verantwoording door politieke bewindvoerder

Ook van de minister wordt steeds meer en meer horizontale verantwoording gevraagd. Daar waar de mondige burgers ZBO’s tot de orde roepen, zijn zij zich ook bewust van de eindverantwoordelijkheid van de minister in deze. De minister wordt evengoed door het publiek ter verantwoording geroepen, hetzij via politieke debatten, hetzij via de media. In de verticale verantwoordingslijn is de minister een schakel tussen de regering en de uitvoeringsorganisaties. Hierdoor heeft de minister een dubbelrol in de principaal-agent theorie. Voor de uitvoeringsorganisatie heeft hij de rol van principaal. Richting de regering is de minister de agent die verantwoordelijk is voor de uitvoeringsorganisatie en over dit onderwerp meer informatie beschikt dan de regering (Schillemans, 2007: 49).

2.3 Reactietypen

Gamson beschrijft in zijn boek “The Strategy of the social protest” (1975) hoe antagonisten van sociale protestgroepen kunnen reageren op acties van de laatst genoemde. Gamson heeft de uitkomsten van opgeloste issues van protestgroepen in vier kwadranten geplaatst. Volgens hem zijn sociale protestgroepen het meest succesvol wanneer zij acceptatie bij de antagonist(en) te

(19)

weeg brengen (Gamson, 1975: 31). Acceptatie kan de relatie tussen de antagonist(en) en de sociale protestgroep(en) veranderen van een vijandige naar een positievere relatie. Gamson benoemt vier indicatoren voor acceptatie van sociale protestgroepen. De eerste indicator betreft

consultatie. Bij consultatie ligt het initiatief bij de antagonist om bij een crisissituatie in consultatie te treden met de sociale protestgroep(en). Enkel wanneer de consultatie door de antagonist geïnitieerd is duidt dit op acceptatie. Als tweede indicator noemt Gamson

onderhandelen. Wanneer de antagonist bereid is om op een continue basis te onderhandelen met de woordvoerders van de protestgroep(en), duidt dit op acceptatie door de antagonist. Als derde indicator wordt door Gamson de formele erkenning genoemd. De antagonist maakt expliciet duidelijk dat hij de sociale protestgroepen erkent als een rechtmatige partij, waar de antagonist in formele zin mee te maken zal hebben. Tot slot benoemt Gamson als vierde indicator inclusie. In deze vorm van acceptatie worden leiders en belangrijke leden van de protestgroep(en) opgenomen in de organisatie van de antagonist. Dit wil zeggen dat de leiders en leden van de protestgroepen een positie en status krijgen binnen de organisatiestructuur van de antagonist (Gamson, 1975: 32). Gamson merkt bij de bovengenoemde indicatoren op dat het van de situatie en van de soort protestgroep afhankelijk is, welke vorm van acceptatie van toepassing is.

Gamson (1975) spreekt over vier reactiecategorieën die hij in de onderstaande kwadranten heeft ondergebracht.

Figuur 2: Reactiecategorieën Gamson (Bron: Gamson (1975)

Bij het reactietype full response ofwel volledig respons zijn de doelen van de sociale protestgroep behaald en heeft deze acceptatie verkregen bij de antagonisten. Wanneer de sociale protestgroep zijn doelen behaalt maar geen acceptatie bij de antagonist heeft kunnen verwezenlijken, is er sprake van pre-emption ofwel voorkeursrecht. Als de doelen van de sociale protestgroep niet bereikt zijn, maar er is wel acceptatie bij de antagonist gerealiseerd,

Yes No

Yes Full response Pre-emption

No Co-optation Collapse

Objectives of social protest group are met

(20)

dan kan gesproken worden over co-optation ofwel vennootschapsrecht. Van collapse ofwel mislukking wordt gesproken wanneer zowel de doelen van de sociale protestgroep niet zijn bereikt noch acceptatie van de antagonist is gewonnen (Gamson, 1975: 33).

De reactievormen van Gamson (1975: 31-37) tonen overeenkomsten met de reactietypen beschreven door Van Venetië (2015). De door grassrootsacties getroffen organisaties en/of personen kunnen op verschillende wijzen reageren op grassrootsactiviteiten en lobby’s. Het doel van de organisatie of persoon met haar of zijn manier van reageren op grassroots is om zo min mogelijk schade op te lopen ten aanzien van het imago. Van Venetië (2015) kaart negen reactietypen aan die worden gebruikt. door organisaties en/of personen die door grassroots aangesproken zijn. De organisatie of persoon kan ervoor kiezen om te wachten en niets te doen. Het niet reageren is ook een reactie, net zoals het niet besluiten bij besluitvorming evengoed een besluit is (Dye in Howlett, Ramesh en Perl, 2009: 5). Een ander reactietype is een dialoog aangaan. Door een gesprek met de grassroots te initiëren kan de aangesproken organisatie of persoon vertrouwen winnen door zijn kant van het verhaal uit te leggen, een charme offensief in te zetten of de tegenpartij de overtuigen van zijn visie. Een nieuw speelveld creëren behoort ook tot een van de reactietypen. De aangesproken organisatie of persoon kan ervoor kiezen om elders draagvlak te verkrijgen of platforms te creëren, waar burgers medezeggenschap hebben en mee kunnen denken over alternatieve oplossingen. Samenwerken is eveneens een reactietype volgens Van Venetië. De aangesproken organisatie omarmt de actiegroep bij dit reactietype en gaat vervolgens samen op zoek naar oplossingen voor de knelpunten die door de actiegroep aangekaart zijn. De actiegroep krijgt bij dit reactietype de volledige medewerking van de aangesproken organisatie. Dit kan bijvoorbeeld ook financiële steun zijn. In het verleden zijn er verschillende situaties geweest waarbij de aangesproken organisaties het afkopen van

actiegroepen als reactietype hebben gehanteerd. Te denken valt aan onderwerpen waarbij burgers zijn benadeeld en tot actievoering zijn overgegaan. De (locale) overheid heeft in dergelijke gevallen een financiële compensatie uitgekeerd aan burgers. Een voorbeeld hiervan is de kwestie omtrent aardgaswinning in Groningen, waarbij minister Kamp de gedupeerden een financiële compensatie heeft beloofd.5Een ander reactietype waar Van Venetië over rept is

negeren. De aangesproken organisatie kan de actiegroep(en) totaal negeren en doorgaan met de oorspronkelijke plannen. Een ander interessant reactietype van de aangesproken organisatie is

5 NRC (2014),‘Kamp biedt ruimte om Groningen financieel te compenseren’,

http://www.nrc.nl/nieuws/2014/01/13/kamp-biedt-ruimte-om-groningen-financieel-te-compenseren, bezocht op 11 december 2015.

(21)

imiteren. De aangesproken organisatie kijkt bij deze strategievorm de lobbytechnieken af bij de actiegroep en voert vervolgens op de zelfde manier actie. De aangesproken organisatie kan bijvoorbeeld zelf een actiegroep oprichten als zijnde een contrabeweging op de bestaande actiegroep. Daarnaast kan de aangesproken organisatie de (social) media benaderen om haar boodschap te verkondigen om de actiegroep te overmeesteren. Het bestrijden van de actiegroep wordt door Van Venetië eveneens als een reactietype aangemerkt. De aangesproken organisatie zal bij dit reactietype een tegenoffensief creëren, waarbij het probleem vanuit een ander perspectief geframed wordt. Ook zal de aangesproken organisatie sympathisanten en medestanders mobiliseren om een sterkere positie in het speelveld te bemachtigen. Als laatste reactietype merkt Van Venetië anticiperen aan. Door vroegtijdig het probleem op te sporen en met de actiegroep in gesprek te treden kan voorkomen worden dat het probleem een grotere gedaante aanneemt (Van Venetië, 2015).

De reactiecategorieën van Gamson (1975) en de reactietypen benoemd door Van Venetië (2015) hebben Mangelsdorf, Timmermans en Van Venetië (2016) samengebracht in de taxonomie, zoals weergegeven in figuur 3. Deze taxonomie geeft weer welke type reacties antagonisten kunnen hebben op acties van grassrootsbewegingen.

(22)

Figuur 3: Taxonomie reacties antagonisten (Bron: Mangelsdorf, Timmermans en Van Venetië (2016))

In de taxonomie is onderscheid gemaakt tussen reacties vanuit een open en een gesloten benadering. Met een open benadering wordt bedoeld dat de antagonist open staat voor interactie met de grassrootsbeweging. Een gesloten benadering duidt erop dat de antagonist geen interactie heeft met de grassrootsbeweging en zelf op zoek gaat naar oplossingen voor de problemen (Mangelsdorf, Timmermans en Van Venetië, 2016: 11). De reactietypen die gecategoriseerd zijn onder full response staan voor de meest open benadering. De antagonist is bereid in gezamenlijkheid met de grassrootsbeweging een adequate oplossing te vinden. Dit doet de antagonist door te onderhandelen, samenwerken of te anticiperen. De categorie co-optation bevat reactietypen met een open benadering, echter minder open dan bij full response. De antagonist zal interactie zoeken met de grassrootsbeweging met als doel de grassrootsbeweging te stoppen met actievoering of om het probleem zo veel mogelijk te

(23)

reduceren. De antagonist kan dit bereiken door te overtuigen, praten, afkopen of een nieuw speelveld te creëren. De meest gesloten benadering is collapse. Hierbij heeft de antagonist een defensieve houding en staat niet open voor interactie met de grassrootsbeweging. Reactietypen die hiermee gepaard gaan zijn verdedigen, imiteren, vechten en negeren. De passievere reactietypen van deze benadering zijn observeren en wachten. Pre-emption is de iets minder gesloten benadering. De antagonist wil wel accepteren en veranderen, maar doet dit zonder interactie met de grassrootsbeweging (Mangelsdorf, Timmermans, Van Venetië, 2016:11).

2.4 Hypothesen

Op basis van de beschreven theorieën worden de volgende twee hypothesen opgesteld.

Hypothese 1

De politiek verantwoordelijke zal eerder horizontale verantwoording afleggen dan de SVB, wanneer de druk vanuit grassroots op een maatschappelijk onderwerp hoog wordt opgevoerd.

Hypothese 2

De SVB zal in haar verantwoordingsproces eerst reacties vertonen vanuit een gesloten benadering en vervolgens meer neigen naar reacties vanuit een open benadering. Terwijl de politiek verantwoordelijke aanvankelijk in het verantwoordingsproces meer reacties zal vertonen vanuit een open benadering, waarna deze zullen verschuiven naar een gesloten benadering.

De politiek verantwoordelijke staat dichter bij de Tweede Kamer, die als afgevaardigde van het publiek fungeren. Wanneer de druk vanuit grassroots op een maatschappelijk onderwerp wordt opgevoerd, is het aannemelijk dat de informatie snel de Tweede Kamer bereikt. Met Kamervragen wordt de politiek verantwoordelijk direct ter verantwoording geroepen. De afstand tussen het publiek en de SVB is groter, daar geen afgevaardigde van het publiek hier als tussenschakel fungeert. De instrumenten die voor de horizontale verantwoording gelden, worden niet optimaal gebruikt. De SVB zal naar verwachting meer in de verticale lijn verantwoorden en terughoudend zijn in de horizontale verantwoording. Om bovengenoemde redenen wordt verwacht dat de politiek verantwoordelijke eerder geneigd is horizontale verantwoording af te leggen dan de SVB

(24)

In de tweede hypothese wordt de verwachting uitgesproken dat de SVB aanvankelijk gesloten zal reageren, waarna een verschuiving zal plaatsvinden naar een open reactie. Daar de SVB met betrekking tot de pgb-problematiek veel geconfronteerd is met negativiteit, is de verwachting dat de SVB als eerste de neiging zal hebben zich te verdedigen en intern naar oplossingen te zoeken. Naar verwachting zal de SVB pas nadat er intern orde op de zaken is gesteld, open reageren naar de grassrootsbeweging in kwestie. Het is aannemelijk dat de politiek verantwoordelijke, gezien zijn positie tussen de politiek en de uitvoering, de kwestie zo snel mogelijk zal willen sussen. De politiek verantwoordelijke zal mogelijk eerst verzoeningspogingen doen door middel van open reacties om rust in de omgeving te creëren. Wanneer dit is bereikt, is de verwachting dat de politiek verantwoordelijke vervolgens veranderingen zal aanbrengen bij de SVB ter verbetering van de werkprocessen aldaar. Veranderen is een type reactie vanuit een gesloten benadering. Daar er bij de SVB veel veranderd moest worden, is de verwachting dat SVB voornamelijk gesloten reageert. Hoewel de politiekverantwoordelijke naar verwachting het voortouw neemt en voor een open benadering kiest, zal het politieke aandeel afnemen naar mate de urgentie van het onderwerp afneemt. Vervolgens is het aan de SVB als de uitvoeringsverantwoordelijke om de problemen het onderwerp af te handelen.

(25)

3. Methoden

In dit hoofdstuk komen de gebruikte methoden aan de orde. Het onderzoeksontwerp en de dataverzameling worden beschreven in paragraaf 3.1. Paragraaf 3.2 behelst in beknopte vorm de variabelen van dit onderzoek. In paragraaf 3.3 en 3.4 komen de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek aan de orde. Deze zijn nauw verbonden met de limitatie en de leemtes van dit onderzoek, die beschreven worden in paragraaf 3.5.

3.1 Onderzoeksontwerp en dataverzameling

Dit onderzoek betreft een kwalitatief onderzoek en is descriptief van aard. Het onderzoek is gericht op de casus #pgbalarm en is daarmee een single case study (Bryman, 2012: 70). Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de deskresearch methode (Bryman, 2012: 658-682), waarbij internetpublicaties als voornaamste bron gelden. De onderzoekseenheden zijn de SVB als organisatie en de politieke bewindvoerder, staatssecretaris van Rijn in de uitvoering van het pgb. Op basis van het theoretisch kader zal de in hoofdstuk 4 beschreven casus nader geanalyseerd worden. Het onderzoek kan eveneens gezien worden als een inventarisatieonderzoek, daar met dit onderzoek een inventarisatie wordt gemaakt hoe er bij een ZBO, zoals de SVB, wordt gereageerd op acties vanuit grassrootsbewegingen. Het onderzoek betreft geen critical case analyse. Het heeft als doel om inzicht te verkrijgen in hoe de druk van de grassrootsbeweging #pgbalarm de reactie van de SVB en staatssecretaris Van Rijn heeft beïnvloed. Door middel van de conclusies, die voortkomen uit dit onderzoek, kan lering getrokken worden voor eventueel toekomstige incidenten van dezelfde aard.

3.2 Variabelen

De onafhankelijke variabele in dit onderzoek betreft de druk vanuit de grassrootsbeweging #pgbalarm. De afhankelijke variabelen zijn de reacties van de SVB en de politieke bewindvoerder, staatssecretaris Van Rijn. In dit onderzoek zal in kaart gebracht worden op welke wijze het uitoefenen van druk door grassrootsbewegingen invloed heeft op de reacties van de politiek verantwoordelijke en uitvoeringsverantwoordelijke in kwestie op grassrootsacties.

3.3 Validiteit

Zoals bij de meeste single case study’s is de externe validiteit van dit onderzoek is beperkt, daar de resultaten uit deze specifieke casus een lage generaliseerbaarheidsgehalte hebben. Het doel

(26)

van dit onderzoek is om een inzichtelijk te krijgen in hoe de SVB en staatsecretaris van Rijn omgegaan zijn in de specifieke situatie met betrekking tot de twitteractie #pgbalarm. Hoewel de uitkomst van dit onderzoek niet generaliseerbaar is, kan deze andere ZBO’s en politieke bewindvoerders wel inzicht bieden in de mogelijke dynamiek tussen hen en grassrootsbewegingen.

3.4 Betrouwbaarheid

Voor dit onderzoek zijn slechts reacties van de SVB en staatssecretaris Van Rijn in ogenschouw genomen die in het openbaar zijn verschenen. Interne ontwikkelingen bij en tussen de SVB, VWS en staatssecretaris Van Rijn vallen buiten de scope van dit onderzoek. Bij een herhaaldelijk onderzoek naar dezelfde reacties (Bryman, 2012: 69-70) van de SVB en staatsecretaris Van Rijn, worden gelijke resultaten verwacht. Gesteld kan worden dat dit onderzoek een herhaalbaarheid heeft en dat daarmee de betrouwbaarheid is gegarandeerd.

3.5 Limitatie onderzoek

Dit onderzoek heeft betrekking op de grassroots-actie #pgbalarm en de openbare reacties hierop van de SVB en staatssecretaris Van Rijn over de periode van 30 januari 2015 tot en met 1 juli 2015. Ter illustratie van het verloop van de pgb-problematiek is gebruik gemaakt van openbare informatie, startend bij het besluit in het jaar 2012 om de trekkingsrechten in te voeren. Het onderzoek behelst een tijdslijn van medio 2012 tot en met 22 januari 2015. Het onderzoek is tweeledig. In eerste instantie worden de verantwoordingsprocessen van staatssecretaris Van Rijn en de SVB geanalyseerd. Voor deze analyse is de periode van medio 2012 tot en met 22 januari 2016 in acht genomen. Voor de analyse van de reacties is een andere scope aan de orde, namelijk 30 januari 2015 tot en met 1 juli 2015. Na het zomerreces van 2015 van de Tweede Kamer hebben eveneens debatten over de pgb-problematiek plaatsgevonden. Gebeurtenissen met betrekking tot de pgb-problematiek na 1 juli 2015 vallen buiten het kader van de reactie-analyse. De reden voor een kleinere scope in reactie-analyse is het volgende. De reacties en debatten die na het zomerreces hebben plaatsgevonden, zijn in tijd ver verwijderd van het moment van de grassrootsactie. Het is dan ook niet met zekerheid te stellen dat deze reacties en debatten nog het gevolg zijn van de grassrootsactie. De beschouwing van de reacties is dan ook afgebakend tot 1 juli 2015.

In de relatie tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabelen zijn mogelijke andere externe factoren, die als mediërende of modererende variabelen (Bryman, 2012: 713) kunnen

(27)

opspelen, niet in beschouwing genomen. De tijdsgeest en de maatschappelijke sfeer zouden bijvoorbeeld van invloed kunnen zijn op hoe de SVB en staatssecretaris Van Rijn op de druk vanuit de grassrootsbeweging #pgbalarm reageren. Omdat de mate van invloed van eventuele modererende en/of mediërende variabelen niet concreet meetbaar is, is de beschouwing van deze variabelen in dit onderzoek minder van waarde.

Tot slot wordt met klem benadrukt dat dit onderzoek geen waardeoordeel geeft over de reacties van staatssecretaris Van Rijn en de SVB. De reacties van beide worden niet als goed of fout aangemerkt, maar zijn slecht geobserveerd om de casus beter te kunnen begrijpen.

(28)

4. SVB aan zet

In dit hoofdstuk wordt de casus omtrent de pgb-problematiek nader beschreven. In eerste instantie wordt in paragraaf 4.1 een uitleg gegeven van het persoonsgebonden budget. Paragraaf 4.2 buigt zich over de rol van de SVB als zelfstandig bestuursorgaan. In de paragrafen 4.3 en 4.4 wordt respectievelijk ingegaan op de problemen in de aanloop en in de uitvoering van de wijzigingen van het persoonsgebonden budget. In paragraaf 4.5 worden de acties van de grassrootsbeweging op twitter beschreven. Ten slotte volgen in de paragrafen 4.6 en 4.7 de reacties van respectievelijk de politiek verantwoordelijke en de uitvoeringsverantwoordelijke. Opgemerkt wordt dat in de beschrijving van deze casus in dit hoofdstuk diverse actoren aan de orde komen. Een opsomming van deze actoren is opgenomen in bijlage 1. Hiernaast is in bijlage 2 een tijdlijn opgenomen, waarin schematisch de gebeurtenissen chronologisch zijn weergegeven.

4.1 Wat is het persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget (pgb) is sinds 1995 in het leven geroepen.6 Met deze regeling kunnen mensen die recht hebben op (thuis)zorg ervoor kiezen om zorg in te kopen bij zelf geselecteerde (thuis)zorgaanbieders. Het pgb werd voor 2007 gefinancierd vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Met de komst van de Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 is het accent gaan liggen op het participeren in de maatschappij. Een deel van de pgb werd vervolgens ondergebracht in de Wmo, welke onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten kwam te vallen.

4.2 De Sociale Verzekeringsbank als ZBO

De Sociale Verzekeringsbank (SVB) is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Rond 1985 is de Nederlandse overheid gestart met het verzelfstandigen van overheidsdiensten (Ter Bogt in Korsten, 2005: 117). Met de komst van New Public Management (NPM) heeft de overheid veel taken afgestoten (Christensen, Laegreid, Roness en Rovik, 2007: 7). Een deel van de taken is geprivatiseerd. Andere taken zijn ondergebracht bij agentschappen en ZBO’s. Agentschappen en ZBO’s opereren zelfstandig, maar vallen onder ministeriële verantwoordelijkheid. Het verschil tussen een ZBO en een agentschap is dat een ZBO meer als een particuliere organisatie opereert. De minister is enkel systeemverantwoordelijk (Schillemans, 2007: 44). Bij een

6 Bussemaker, J. (2007), pgb in perspectief (Kamerbrief DLZ/ZI-U-2811809),

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2007/11/12/pgb-in-perspectief, bezocht op 25 oktober 2015.

(29)

agentschap is de minister volledig verantwoordelijk voor alle aspecten van het agentschap (Schillemans, 2005: 4).

De SVB is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de volgende wetten en regels met betrekking tot de sociale zekerheid: de kinderbijslag, de Algemene Ouderdomswet, de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen, de Algemene Nabestaandenwet, Internationale detachering, de overbruggingsuitkering met betrekking tot de nieuwe pensioenleeftijd, de Asbestregeling, remigratie uitkeringen, de Wet langdurige zorg, het Mantelzorgcompliment, Gemoedsbezwaren tegen de volksverzekering en sinds 1 januari 2015 ook het pgb.7 De SVB voert in het kader van de transitie van het pgb het trekkingsrecht uit. Het trekkingsrecht houdt in dat het budget voor de zorg niet naar de rekening van de pgb-houders wordt overgemaakt, maar door de SVB wordt beheerd. De SVB controleert vooraf de zorgovereenkomsten die tussen budgethouder en zorgverlener worden gemaakt en betaalt rechtstreeks aan de zorgverlener (Van Zutphen, 2015: 5).

Staatssecretaris Martin van Rijn is portefeuillehouder van onder andere de AWBZ, Wlz, Wmo, mantelzorg en het jeugdbeleid.8 Daar het pgb op basis van de genoemde wetten wordt

toegekend, maakt dit niet minister Schippers, maar staatssecretaris Van Rijn verantwoordelijk voor de meeste zaken die betrekking hebben op het pgb.

4.3 Problemen in de aanloop van de uitvoering trekkingsrechten door de SVB.

Halverwege het jaar 2012 is bekend gemaakt dat het trekkingsrecht ingevoerd zou worden. In dit kader zijn het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), SVB, CAK, VNG en Per Saldo bijeen gekomen om invulling te geven aan de uitvoering van het trekkingsrecht. In 2013 is de SVB in samenwerking met een aantal gemeenten van start gegaan met een pilot, waarna deze in 2014 is afgerond. In het voorjaar van 2014 heeft VWS een Programmaplan Trekkingsrechten pgb in werking gesteld (Van Zutphen, 2015: 10). Vanaf dat moment is aandacht gekomen voor de implementatie van de trekkingsrechten. Een stuurgroep werd in 2013 in het leven geroepen. Deze bleek pas vanaf het voorjaar van 2014 actief te zijn met de implementatie. De deelnemende partijen van de stuurgroep waren VWS, SVB, Vereniging van

7 De Sociale Verzekeringsbank, De uitvoerder van volksverzekeringen in Nederland, https://www.svb.nl/int/nl/index.jsp, bezocht op 9 december 2015.

8 Rijksoverheid (2015), Portefeuille staatssecretaris,

https://www.rijksoverheid.nl/regering/inhoud/bewindspersonen/martin-van-rijn/portefeuille-staatssecretaris, bezocht op 9 december 2015.

(30)

Nederlandse Gemeenten (VNG), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Zorginstuut Nederland, de G4-gemeenten en Per Saldo. Enkele deelnemende partijen gaven aan dat de stroperige besluitvorming te wijten was aan VWS, die geen strakke regie wist te houden (Van Zutphen, 2015: 10). Overigens was de stuurgroep van mening dat de trekkingsrechten bij één loket belegd moesten worden om de uniformiteit en de doelmatigheid te bewaken. De SVB leek hiervoor de beste keus, daar hij eerder al voor de gemeenten de arbeidsjuridische afhandeling deed van het pgb (Van Zutphen, 2015: 11). Opgemerkt wordt dat ZN te allen tijde heeft gepleit voor een decentrale uitvoering van de trekkingsrechten door de gemeenten (Van Zutphen, 2015: 12). Staatsecretaris Van Rijn heeft de uiteindelijke beslissing genomen om de centrale uitvoering van de trekkingsrechten door SVB per 1 januari 2015 in te laten gaan, samen met de wijzigingen in de zorgwetten.9 In de voorbereiding is al een aantal zaken verkeerd verlopen, zo constateerde de Nationale Ombudsman (Van Zutphen, 2015: 12). Deze zaken komen in de onderstaande subparagrafen aan bod.

4.3.1 Geen uitvoeringstoets

Voorafgaand aan de implementatie van de trekkingsrechten had een uitvoeringstoets plaats moeten vinden. De uitvoeringstoets is een oordeel op bestuurlijk niveau ten aanzien van de uitvoerbaar- en handhaafbaarheid. De uitvoeringstoets heeft, zo ver de Nationale Ombudsman heeft kunnen constateren, niet plaatsgevonden (Van Zutphen, 2015: 12).

4.3.2 Problemen gegevensoverdracht

Het overdragen van gegevens vanuit de gemeenten en de zorgkantoren is zeer moeizaam verlopen, daar zij zich onvoldoende hebben voorbereid. Ook bleken de ICT-systemen van gemeenten en zorgkantoren onvoldoende aan te sluiten op het ICT-systeem van de SVB, waardoor geen gegevensoverdracht plaats kon vinden. De gemeenten en zorgkantoren konden hierdoor niet tijdig de gegevens aanleveren, waarop de SVB hen verzocht deze middels een Excel sheet aan te leveren (Van Zutphen, 2015: 13). Het hele proces van de gegevensoverdracht heeft hierdoor een behoorlijke vertraging opgeleverd.

4.3.3 Kort tijdsbestek tussen het wetgevingstraject en de implementatie

Aanvankelijk zouden de trekkingsrechten per 1 januari 2014 gefaseerd ingevoerd worden. Vanuit de stuurgroep werd aangegeven dat dit streven niet haalbaar zou zijn, waarna is gekozen

9 Movisie (2014), Wijzigingen AWBZ en Wmo: een overzicht,

(31)

voor een integrale invoering per l1 januari 2015 (Van Zutphen, 2015: 13). De wetgeving omtrent de trekkingsrechten is pas in juli 2014 definitief afgerond. Dit heeft geresulteerd in een voorbereidingstijd voor de implementatie van maar slechts zes maanden (Van Zutphen, 2015: 14).

4.3.4 Ontoereikende informatievoorziening

Het onderzoek van de Nationale Ombudsman (Van Zutphen, 2015) wijst uit dat er nagenoeg geen algemene informatie is verstrekt aan de pgb-houders over wijziging in de uitvoering van het pgb per 1 januari 2015. De SVB gaf te kennen dat de informatieverstrekking in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de gemeenten en de zorgkantoren was. Wel heeft de SVB pgb-houders op individueel niveau zoveel mogelijk geïnformeerd over de toen op handen zijnde wijzigingen (Van Zutphen, 2015: 14).

4.3.5 Te weinig focus op de burger

Volgens het onderzoek van de Nationale Ombudsman zijn gedurende het uitvoeringsproces de burgers steeds meer op de achtergrond geraakt. De focus van de stuurgroep is te veel op fraudebestrijding gaan liggen (Van Zutphen, 2015:16).

4.4 Wetswijzigingen pgb

Sinds januari 2015 hebben wetswijzigingen plaats gevonden met betrekking tot de zorg in Nederland. Het persoonsgebonden budget (pgb) voor de zorg is in het kader van de wetswijzingen opgenomen in vier wetten; de Wet langdurige zorg (Wlz), de Wet maatschappelijke zorg 2015 (WMO 2015), de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet (Zvw).10 De SVB is sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitbetalingen van de persoonsgebonden budgetten. Het nieuwe pgb-stelstel heeft het geheel alleen nog maar gecompliceerd, volgens veel pgb-gerechtigden (Van Zutphen, 2015: 23).

4.5 #Pgbalarm

Het begon allemaal op 30 januari 2015 bij Marije ten Broeke, die voor de uitbetaling van de zorgverleners vanuit het pgb van haar zoon Pleun, door de SVB van het kastje naar de muur werd gestuurd. Mevrouw ten Broeke werd volgens eigen zeggen niet gehoord door de SVB,

10 Rijksoverheid, Waar vraag ik een persoonsgebonden budget (pgb) aan?,

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-en-ondersteuning-thuis/vraag-en-antwoord/pgb-aanvragen, bezocht op 28 oktober 2015.

(32)

waarna ze met een tweetal vrienden op Twitter #pgbalarm begon.11 Deze tweets werden die

zelfde avond door veel twitteraars opgepikt, waaronder Mona Keijzer van het CDA. Een retweet van Mona Keijzer met #pgbalarm maakte dit onderwerp die avond en de dagen daarop volgend een “trending topic”.12 Nog meer ontevreden pgb-gerechtigden zijn vervolgens ook

hun verhalen gaan delen, wat als gevolg had dat binnen enkele dagen 80.000 tweets op internet te vinden waren over de miststanden bij de SVB. Binnen twee dagen bereikte dit onderwerp 2,5 miljoen volgers. Alle rumoer omtrent het pgb bracht Kamervragen te weeg, waar eerder geen gehoor aan werd gegeven. Staatsecretaris Van Rijn werd tijdens een spoeddebat op 4 februari 2015 aan de tand gevoeld. Staatssecretaris Van Rijn erkende dat er problemen zijn geweest bij de SVB, voornamelijk op het gebied van ICT, maar de achterstanden zouden volgens hem al voor een deel zijn weggewerkt.13 Het resterende deel van de achterstand zou binnen één week weggewerkt worden, zo beloofde staatssecretaris Van Rijn aan de Tweede Kamer. Hierna hebben meer dan zeven debatten over deze kwestie plaatsgevonden, echter het probleem leek nog altijd geen oplossing te kennen. Staatssecretaris Van Rijn geeft aan dat de ICT-problemen bij de SVB hardnekkiger zijn dan gedacht.14

Het #pgbalarm heeft zich binnen twee weken verder uitgebreid met meer individuele pgb-gerechtigden, die op één of andere manier benadeeld zijn door de SVB. Op 17 februari 2015 verscheen het nieuws in de traditionele media dat 60% van 80.000 tweets afkomstig was van een groep van 24 individuele twitteraars. De media hebben deze groep de naam ‘de bende van 24’ gegeven.15 De gebeurtenissen met betrekking tot het #pgbalarm op social media zijn

opgepikt door de traditionele media. De uitvergroting van de situatie kan gezien worden als een “bandwagon effect” (Halpin, 2011), waarbij een issue buitenproportioneel aandacht heeft gekregen van de media. ‘De bende van 24’ reageerde echter op de aantijgingen middels een lijst van twitteraars, die deel hadden genomen aan #pgbalarm. Met deze lijst wilde zij bewijzen

11 Volkskrant (2015), #pgbalarm: hoe Twitter de pgb-chaos aan de kaak stelde,

http://www.volkskrant.nl/wetenschap/-pgbalarm-hoe-twitter-de-pgb-chaos-aan-de-kaak-stelde~a3842794/, bezocht 28 oktober 2015.

12 Zorgbegrip (2015), het grote pgb-debat, http://www.zorgbegrip.nl/het-grote-pgb-debat/, geraadpleegd op 18

oktober 2015.

13 NU, (2015), Achterstand met pgb's is volgens Van Rijn inmiddels weggewerkt,

http://www.nu.nl/politiek/3994826/achterstand-met-pgbs-volgens-van-rijn-inmiddels-weggewerkt.html, bezocht op 28 oktober 2015.

14 VNG, Tweede Kamerdebatten over pgb-problemen,

https://vng.nl/onderwerpenindex/sociaal-domein/persoonsgebonden-budget-pgb/tweede-kamerdebatten-over-pgb-problemen, bezocht op 28 oktober 2015.

15 De Telegraaf (2015), Pgb-alarm truc van handjevol opruiers, http://linkis.com/amazonaws.com/s4Gnw,

(33)

dat het hier niet een ‘handje vol opruiers’ betreft, zoals de media ze beschreven, maar dat meer dan 500 twitteraars betrokken zijn geweest. Belangenverenigingen Per Saldo, Orange Monday en de actiegroep Break the System hebben zich aangesloten bij #pgbalarm en streden mee voor een betere inrichting en afwikkeling van de pgb-uitbetalingen door de SVB.

In mei 2015 waren in de kranten wederom grote koppen te vinden over de misstanden van de SVB. De SVB zou zorginstellingen gedwongen hebben om positieve tweets uit te zetten in ruil voor een snellere uitbetaling van de pgb.16 Deze aantijgingen zijn echter niet bewezen. Wel is zeker dat het imago van de SVB is beschadigd.

4.6 Reactie #pgbalarm politiek verantwoordelijk

Binnen twee dagen na de eerste tweet met #pgbalarm zijn de eerste Kamervragen gesteld over de achterstanden van de uitbetalingen van de pgb’s bij de SVB.17 Opgemerkt wordt dat voor

deze twitterexplosie diverse Kamerleden een debat wilden over de wantbetalingen van de pgb. Doordat er geen meerderheid was in de kamer voor dit onderwerp, bleef het eerder van de politieke agenda.18 Wat politici eerder niet voor elkaar kregen, heeft het pgb-alarm in slechts

twee dagen voor elkaar gekregen.

Op 3 februari 2015 deed VWS een persbericht van staatssecretaris Van Rijn uit, waarin hij toezegt dat de SVB extra kracht zal bijzetten om de zaken op orde te krijgen. De declaraties van zorgverleners die tot dan toe nog niet betaald zouden zijn, zouden opnieuw ingestuurd kunnen worden. Staatssecretaris Van Rijn beloofde dat 75% van de declaraties binnen vijf dagen afgehandeld zou worden. De overige 25% zou uiterlijk medio februari 2015 afgehandeld zijn (Van Zutphen, 2015: 24).

Op 4 februari 2015 vond een spoeddebat19 plaats, nadat Mona Keizer en andere Kamerleden van de oppositie de “trending topic” #pgbalarm hadden opgemerkt. In dit spoeddebat hebben Mona Keizer van CDA, R. Leyten van SP, P. Dijkstra van D66, C. Ellemeet van GroenLinks

16 NRC (2015),Overheid eiste geheimhouding van zorginstelling in ruil voor pgb,

http://www.nrc.nl/nieuws/2015/05/20/overheid-eiste-geheimhouding-van-zorginstelling-in-ruil-voor-pgb#, bezocht op 28 oktober 2015.

17Volkskrant (2015), #pgbalarm: de doorbraak van de twitterlobby, http://www.volkskrant.nl/politiek/-pgbalarm-de-doorbraak-van-de-twitterlobby~a4228302/, bezocht op 3 februari 2016.

18 Hart van Nederland (2015), Twitteractie pgb leidt tot Kamerdebat, http://www.hartvannederland.nl/top-nieuws/2015/twitteractie-pgb-leidt-tot-kamerdebat/, bezocht op 6 februari 2016.

19 Debat gemist (2015), Noodscenario voor pgb-houders,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ten tijde van het vaststellen van de begroting 2014 was er vanuit gegaan dat de naheffing in 2014 betaald zou gaan worden en dit bedrag gedekt zou worden uit de Algemene Reserve..

Voor de duur van het lopende vervoerscontract zijn reeds aanvullende afspraken gemaakt met onze vervoerder (Munckhof).. Hierdoor zal het tot het eind van dit vervoerscontract

De Groep van 6 is in het verleden ontstaan uit ontevredenheid over de plannen voor Rijsdijk-Achterdijk bij omwonenden Essendael en Ghijseland. De Groep heeft in het verleden

Daarom heeft u met Wecycle een samenwerkingsovereenkomst afgesloten voor inzameling van afgedankte elektrische apparaten en energiezuinige lampen (e- waste). Uw inwoners en

(3) Het niet indexeren van alle pgb-tarieven (opbrengst € 60 miljoen) Ad 1) Een lager tarief voor niet-professionele zorg voor nieuwe budgethouders De huidige pgb-tarieven

Het is ook heel slecht als een manager zich niet interesseert voor de inhoud van het werk, maar wel heel dirigistisch in- grijpt. Of een grote – dure –hofhou- ding aanlegt voor

Voor het kappen van enkele bomen die in het tracé van het aan te leggen fietspad staan, en voor het leggen van een voedingskabel voor de openbare verlichting, is

Geen bijzonderheden of meldingen terug te vinden in het systeem.. Aug 26/28 aug