• No results found

Woede om het woud. De opkomst van de milieubeweging en het conflict om de Frankfurter luchthaven (1965-1987).

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Woede om het woud. De opkomst van de milieubeweging en het conflict om de Frankfurter luchthaven (1965-1987)."

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Woede om het woud

De opkomst van de milieubeweging en het conflict om de

Frankfurter luchthaven (1965 - 1987)

Mathijs Eskes 11739584

Afstudeerscriptie MA Duitslandstudies UvA Begeleider: Moritz Föllmer

Tweede lezer: Willem Melching Datum: 20 september 2018

(2)

1

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Onderzoeksopzet 4

Stand van de literatuur en bronnen 5

Hoofdstuk I. Tegencultuur en milieubewustzijn 8

Generatieconflict 8

Nieuwe sociale bewegingen 9

Opkomst van het milieubewustzijn 11

De anti-atoombeweging 14

Heropleven van de Koude Oorlog 17

Hoofdstuk II. Casus Startbahn West 18

Werk en welvaart 18

Een nieuwe startbaan 20

Vijftien jaar procederen 21

Het Bürgerinitiative gegen die Flughafenerweiterung (BI) 21

Hoofdstuk III. Strategieën van het burgerinitiatief 23

Ludieke acties 23

Een hut in het bos 24

Walldorf en Walddorf 25

Landdaghoorzitting 26

Volksraadpleging 27

Hoofdstuk IV. Ecologie versus economie 29

Ecologische crisis en technische Großanlagen 29

Behoud het Flörsheimer Woud 31

Hoofdstuk V. Demos en demo’s 34

‚Demokratie heißt für uns: Keine Startbahn West‘ 34

Verlangen naar inspraak 35

Coalitie van lang- en grijsharigen 36

(3)

2

Hoofdstuk VI. Ecologische burgeroorlog 40

Tag X 40

Slag om de startbaan 40

Kerkdienst aan de muur 42

Ecologische burgeroorlog 44

Gebroken belofte 45

Massademonstratie en luchthavenbezetting 46

Hoofdstuk VII. Dat startbaanbeweging valt uiteen 48

Uiteenvallen van de startbaanbeweging 48

De Groenen breken door 49

Schoten aan de startbaan 50

Conclusie 53

Literatuurlijst 57

(4)

3

Wenn ihr den letzten Fluß verdorben habt Und den letzten Baum geschlagen Und den letzten Fisch gefangen Erst dann, und daß ist schlimm Werdet ihr merken Daß man geld nicht essen kann

Opschrift plakkaat in het Flörsheimer Wald1

Inleiding

De milieuproblemen van de jaren ’70 en ‘80 waren niet mals. Pesticiden verspreidden zich via de gewassen door de voedselketen en maakten korte metten met insecten en vogels. Grote rivieren als de Rijn waren ernstig vervuild. Zure regen bedreigde het voortbestaan van de Europese bossen. Iconische diersoorten, zoals de ooievaar in West-Europa, waren bijna verdwenen. Deze kwesties openden een geheel nieuwe denkhorizon. Kernwapens konden in potentie de mensheid uitroeien, maar milieuproblemen konden dat ook.

Dit nieuwe besef leidde al snel tot handelen. In de jaren ‘70 werden in de meeste Europese landen milieuagentschappen en –ministeries opgezet. Er werd een reeks wetten doorgevoerd en maatregelen genomen. De pesticide DDT werd verboden, vervuiling van het oppervlaktewater werd aangepakt, CFK’s werden in de ban gedaan. De vogels en insecten waren gered - voor even dan -, de ooievaar keerde terug, en het gat in de ozonlaag werd gedicht. De zure regen bleek uiteindelijk ook mee te vallen. Het beleid leek goed uit te pakken.

In deze jaren hielden niet alleen overheden zich met de milieuproblematiek bezig. In West Duitsland ontstonden er tal van initiatieven vanuit de bevolking die lokale problemen aan de kaak stelden. We zouden ze nu single issue bewegingen noemen. Soms kon het er bij dit protest heftig aan toe gaan. Vooral grote projecten moesten het ontgelden. Zo wekten geplande kernenergiecentrales en stuwdammen veel wrevel op. Namen als Brokdorf en Gorleben zijn in Duitsland nog niet vergeten. Bij deze plaatsen vonden halve en hele veldslagen plaats tussen ordepolitie en massa’s demonstranten die eisten dat Duitsland zijn atoomprogramma zou stilleggen. Eind jaren ‘70 ontstonden uit al deze losse organisaties en initiatieven de West-Duitse Grünen, die zich van een radicale partij die fundamentele oppositie wilde voeren ontwikkelde tot een relatief normale parlementaire partij.2

Een interessante casus in dezen is het protest tegen de geplande uitbreiding van de luchthaven van Frankfurt. Al in 1961 had de Flughafenaktiengesellschaft Frankfurt am Main (FAG) plannen op tafel liggen om de capaciteit van het vliegveld te vergroten. Om deze plannen uit te kunnen voeren zouden er drie miljoen bomen moeten sneuvelen. De lokale bevolking was niet blij met het vooruitzicht op een nieuwe startbaan in de achtertuin en begon te procederen. Zo slaagden zij erin de bouw 15 jaar te vertragen. In 1978-9 werd echter duidelijk dat de omwonenden door de rechter niet in het gelijk

1 Horst Karasek, Das Dorf im Flörsheimer Wald. Eine Chronik vom alltäglichen Widerstand gegen die Startbahn

West (Darmstadt 1981) 208.

2 Frits Boterman en Willem Melching, De Duitse Phoenix. De geschiedenis van Duitsland in de 20e eeuw

(5)

4 gesteld zouden worden. In plaats van zich bij hun nederlaag neer te leggen, begonnen zij zich te organiseren. Het Bürgerinitiative gegen die Flughafenerweiterung (BI) besloot tot een koers van burgerlijke ongehoorzaamheid. Via talloze acties en demonstraties groeide het lokale protest uit tot de grootste Duitse protestbewegingen voor de komst van de vredesbeweging. Het burgerinitiatief was in staat om 150.000 mensen te mobiliseren. Haar krant de Umwelt Express bereikte nog eens een veelvoud daarvan. Deelstaat Hessen stond in de winter van 1981 in vuur en vlam. Toen verloor het burgerinitiatief de controle over de door haar ontketende krachten. Wat was hier aan de hand? Hoe kon het dat het verzet tegen een lokaal infrastructuurproject zo’n brede weerklank vond? En waarom liep het uiteindelijk uit de hand?

In deze scriptie wil ik onderzoeken, waarom het verzet van het Bürgerinitiative gegen die

Flughafenerweiterung en haar zusterorganisatie Arbeitskreis Volksbegehren tegen de uitbreiding van

de luchthaven van Frankfurt zo veel mensen kon mobiliseren en waarom het zo volhardend was. Gingen natuur en milieu de bevolking zo aan het hart of speelden er andere zaken een rol? Het zwaartepunt van de onderzoeking ligt op de historische context, de argumenten die het burgerinitatief naar voren bracht en de gebeurtenissen in de winter van 1981. Tevens werpt het laatste hoofdstuk de blik vooruit, op de band met de Groenen en de nasleep van het protest tot 1987.

De focus in het onderzoek ligt op het Bürgerinitiative gegen die Flughafenerweiterung. Het perspectief van hun tegenspeler, de deelstaatregering van Hessen, komt slechts sporadisch aan bod. De vraag waarom de overheid besloot haar gelijk met vertoon van man en macht door te zetten wordt daarom in dit onderzoek niet behandeld. Het burgerinitiatief verenigde zeer uiteenlopende groepen, van gematigd tot radicaal. Hoewel het optreden van radicale groepen her en der besproken wordt, ligt de nadruk in deze scriptie op de gematigde krachten. Wat maakte dat behalve de ‘langharigen’ ook de ‘grijsharigen’ werden gemobiliseerd voor een milieuthema?

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is in vijf hoofdstukken opgedeeld. Het eerste hoofdstuk behandelt de historische context. Het gaat in op de jaren ’60, ’70 en ’80, van studentenrevolte tot vredesbeweging. Wat heeft de ‘revolutie van ‘68’ te maken met de sociale bewegingen van de jaren ‘70 en vroege jaren ‘80? Daarnaast gaat het in op de opkomst van het milieubewustzijn in de jaren ’70. Wat is milieubewustzijn, wat is de voorgeschiedenis, en waarom brak het in de jaren ‘70 door naar een breed publiek? Waarom werd kernenergie één van de hoofdthema’s van de milieubeweging in deze tijd, en hoe zag dit protest er uit? Tot slot geeft het hoofdstuk een korte schets van het heroplaaien van de Koude Oorlog in ‘79/’80, en de daaruit voortkomende vredesbeweging. Rond 1980 zocht het burgerinitiatief tegen de uitbreiding van de Frankfurter luchthaven toenadering tot de vredesbeweging, en hoopte de thema’s milieu en vrede met elkaar te verbinden.

Het tweede hoofdstuk, ‘casus Startbahn West’, schetst het aanloop tot het protest tegen de aanleg van Startbahn 18 West nabij Frankfurt. Wat is de voorgeschiedenis van dit conflict? Waarom moest de luchthaven worden uitgebreid? Waarom ontstond daar protest tegen? Waarom werd er een burgerinitiatief opgericht? Hoofdstuk drie werkt dit verder uit. Het behandelt de strategieën die het burgerinitiatief toepaste. Wat waren de mogelijkheden, welke keuzes werden gemaakt, en hoe pakte dit uit?

De hoofdstukken vier en vijf gaan in op de argumentatie van het burgerinitiatief. In ‘economie versus ecologie’, wordt ingegaan op de vraag waarom het Flörsheimer Wald zo belangrijk werd geacht. Waarvoor stond het symbool? Wat bedoelden de startbaantegenstanders als ze het hebben over ‘wachstumspolitik’ en waarom wezen ze dit af? Welke argumenten voerde het burgerinitiatief aan in

(6)

5 hun poging om de overbodigheid van dit project te bewijzen? Waarom werden juist technische

Großanlagen steen des aanstoots voor de milieubeweging? Het vijfde hoofdstuk, ‘demos en demo’s’,

behandelt vervolgens de wijze waarop het burgerinitiatief zich verhield tot de West-Duitse democratie. Wat is een burgerinitiatief, en hoe zag het Bürgerinitiative gegen die Flughafenerweiterung zichzelf? Waarom legden de burgers zich niet neer bij de beslissingen van het parlement en rechtbank? Wat was het vijandbeeld van het burgerinitiatief?

De laatste twee hoofdstukken bespreken het hoogtepunt en de nasleep van het protest. Hoofdstuk zes, ‘ecologische burgeroorlog’, behandelt de maanden oktober en november 1981. In deze maanden spitste het verzet tegen Startbahn West zich toe en ontstond er een omvangrijke protestbeweging. Waarom liep het protest uit de hand? Waarom engageerden zich zo veel Hessenaren met deze lokale aangelegenheid, en waarom viel de burgerbeweging weer uit elkaar? Tot slot gaat hoofdstuk zeven in op de verschillende richtingen die de leden van de uiteenvallende protestbeweging uitgingen. De massa’s die op de startbaan af waren gekomen gingen zich op andere onderwerpen richten. De actieve leden uit de omgeving engageerden zich bij de Groenen of zetten het buitenparlementaire protest met de ‘restbeweging’ voort, terwijl de radicalen uit de stad een uitlaatklep vonden om zich uit te leven op de politie.

Stand van de literatuur en bronnen

Over de Startbahn West-protesten is nog niet zoveel geschreven. Op internet zijn er tal van krantenartikelen in regionale Duitse bladen waarin op de gebeurtenissen wordt teruggeblikt. De casus wordt af en toe genoemd in handboeken over de moderne Duitse geschiedenis. Er zijn ook een paar monografieën aan gewijd, maar deze zijn in Nederland nauwelijks te krijgen. Eén boek, Dieter Ruchts

Flughafenprojekte als Politikum. Die Konflikte in Stuttgart, München und Frankfurt (Frankfurt 1984), is

wel beschikbaar. Dit is een politicologische verhandeling waarin de strategie van het burgerinitiatief wordt besproken. Het werk is diachroon opgezet en zeer gedetailleerd, waardoor de ontwikkeling van het conflict niet altijd even helder is. Omdat het boek in 1984 verscheen, kon Rucht niet weten hoe de Startbahn-protesten in 1987 zouden aflopen. Een tweede publicatie is van de hand van Sabine Dworog. Zij beschrijft het perspectief van de overheid in haar artikel ‘Luftverkehrsinfrastruktur. Zur Rolle des Staates bei der Integration eines Flughafens in seine Umweld‘. Dit artikel bespreekt meer de algemene houding van overheden ten opzichte van luchthavens, en gaat slechts marginaal in op het conflict om Startbahn West.

Deze scriptie berust daarom voor een belangrijk deel op primair materiaal. Er is een ruime hoeveelheid bronnen beschikbaar over het conflict om de Frankfurter luchthaven. Zo beschikken de Nederlandse universiteitsbibliotheken over het merendeel van de publicaties die begin jaren ’80 verschenen waarin betrokkenen hun ervaringen schilderden, argumenten uiteenzetten of reflecteerden op het gebeuren. Belangrijke bronnen zijn de gedrukte pers. Het IISG beschikt over de gearchiveerde Tageszeitung. Deze krant verscheen vanaf 1978 en identificeerde zich sterk met de links-alternatieve milieu in Duitsland. Het vormt voor dit onderzoek een belangrijke bron om de gebeurtenissen in de winter van 1981 van dag tot dag te kunnen schetsen. Online zijn ook de archieven van Die Zeit en Der Spiegel beschikbaar. Dit zijn weekbladen waarin de hoofdpunten uit het nieuws worden besproken en geduid. Met name Der Spiegel kwam voor dit onderzoek van pas. Die Zeit heeft minder over de startbaanprotesten geschreven, maar is nuttig omdat het zich sterker dan der Spiegel of TAZ op de hand van de overheid stelt.

Het IISG beschikt ook over een aantal andere belangrijke primaire bronnen. Dit zijn alle 21 uitgaven van het informatieblad van het burgerinitiatief tegen de luchthavenuitbreiding, de BI-info.

(7)

6 Deze verscheen tussen september 1979 en 1987 en besprak de agenda van het burgerinitiatief, de stand van zaken en onderwerpen die rond de tijd van verschijnen relevant waren. Een vergelijkbare uitgave, maar veel professioneler uitgevoerd, was de Umwelt Express. Dit was een krant die op zijn hoogtepunt in november 1981 een oplage van 500.000 exemplaren bereikte. Het besprak argumenten tegen Startbahn West en de stand van zaken. Het blad probeerde al vroeg een breder scala aan milieuonderwerpen die in Hessen speelden te agenderen, maar moest als ‘eerste echte BI-krant’ wegens een gebrek aan inkomsten in juni 1983 al na twee jaar de handdoek in de ring gooien. Twee andere kranten waarover het IISG beschikt zijn de Hau Ruck en Radikal. Deze bladen dienden als informatiekanaal binnen de radicalere kringen. Waar Hau Ruck grotendeels over sabotageacties en dergelijke rondom Startbahn West gaat, wijdde Radikal slechts enkele bladzijden aan de protesten in het Flörsheimer Wald. Tot slot beschikt het IISG over een gestencild document van het burgerinitiatief over het hoe en waarom van het Volksbegehren.

Het Hessisches Hauptstaatsarchiv Wiesbaden bevat een rijke hoeveelheid materiaal over de Startbahn West-protesten. Onder andere stukken over politiemaatregelen, correspondentie van de betrokken politici en partijen, interviews en toespraken van Holger Börner, het Volksbegehren, etc. Deze stukken zijn uitermate geschikt om het perspectief van de overheid te belichten. Dit archief heb ik niet bezocht voor dit onderzoek.

(8)

7

Naoorlogse uitbreidingen van de Frankfurter luchthaven omstreeks 1980. Uit: Bürgerinitiative gegen

die Flughafenerweiterung Frankfurt am Main, „Keine Startbahn West“, Argumente, Bilder und

(9)

8

Wer zu Hause bleibt, wenn der Kampf beginnt Und läßt andere kämpfen für seine Sache Der muß sich vorsehen: denn Wer den Kampf nicht geteilt hat Der wird teilen die Niederlage. Nicht einmal den Kampf vermeidet Wer den Kampf vermeiden will: denn Es wird kämpfen für die Sache des Feinds Wer für seine eigene Sache nicht gekämpft hat.

- Citaat Bertolt Brecht in de Umwelt Express3

Hoofdstuk I. Tegencultuur en milieubewustzijn.

Dit eerste hoofdstuk behandelt de historische context van de Startbahn West-protesten. Drie ontwikkelingen in de West-Duitse samenleving staan centraal en vormen de achtergrond van het conflict. Dit waren (1) de politisering en mobilisering van een deel van de bevolking, mede dankzij de dreiging van een atoomoorlog, (2) de tegencultuur van het linksalternatieve milieu en het wantrouwen ten opzichte van autoriteit en overheid en (3) de opkomst van een breed gedeeld milieubewustzijn. Deze zelfde ontwikkelingen speelden ook in andere westerse landen. In West-Duitsland waren, net als in Italië, de tegenstellingen en de strijd wegens het fascistische verleden scherper dan elders. Dit hoofdstuk bespreekt de tegencultuur van de jaren ’70, de opkomst van het milieubewustzijn en de anti-kernenergiebeweging, en tot slot het heropleven van de Koude Oorlog in 1979.

Generatieconflict

De periode tussen 1947 en 1973, van Marshallhulp tot oliecrisis, was een periode van ongekende economische groei voor grote delen van West-Europa. Belangrijke luxegoederen werden goedkoop genoeg zodat ook de lage inkomens zich deze konden veroorloven. De door oorlog verwoeste economieën werden heropgebouwd, in Duitsland vond het Wirtschaftswunder plaats. De West-Europese landen bereikten hetzelfde consumptieniveau als de Verenigde Staten.4 Het autobezit kwam

binnen bereik van de massa, de televisie deed zijn intrede, evenals talloze huishoudelijke apparaten. De steden groeiden, de infrastructuur werd uitgebreid en mensen beschikten over meer vrije tijd. De zonen en dochters uit vele gezinnen waren de eersten uit de familie die in de gelegenheid kwamen om de universiteit te bezoeken. De toekomst zag er goed uit, het waren les trente glorieuses.

Gepaard aan de groeiende welvaart vond er in West-Duitsland en de rest van de westerse wereld vanaf begin jaren ’60 een culturele omwenteling plaats. De vooroorlogse maatschappij was paternalistisch en autoritair. Men voegde zich naar het gezag en deed wat er gezegd werd. Vlijt, bescheidenheid en ordelijkheid stonden hoog in het vaandel. Voor zover er überhaupt over de oorlog

3 Umwelt Express (augustus 1981).

4 Wolfgang König, ‘Die siebziger Jahre als konsumgeschichtliche Wende in der Bundesrepublik‘, in: K. Jarausch

(10)

9 werd gesproken, was er sprake van Duits slachtofferschap. De oorlogsmisdrijven of de eigen verantwoordelijkheid waren geen onderwerp van gesprek. De denazificatie was in West-Duitsland halfslachtig verlopen, veel oude kameraden wisten zich op mooie posten bij de overheid, ambtenarij, bedrijfsleven en rechterlijke macht te rehabiliteren. De naoorlogse generatie begon in de jaren ’60 deze volgzame houding ter discussie te stellen. Ze eiste meer ruimte voor zichzelf op, bevocht het dominante normen- en waardensysteem en wierp zich op als hoeder van de democratie. Dit protest draaide om emancipatie, liberalisering en medezeggenschap.5

Het hoogtepunt van het protest vond plaats in 1968, een jaartal dat nog altijd met een mythische waas omgeven is, het jaar van de studentenrebellie. Toen de sociaaldemocratische SPD samen met het christendemocratische CDU/CSU in 1966 een Grote Coalitie vormden – samen goed voor 86% van de stemmen - ontstond er een buitenparlementaire oppositie. Met zo’n almachtige coalitie leek er amper nog sprake te zijn van een noemenswaardige oppositie in het parlement. Stond de jonge democratie onder druk? Toen besloot deze grote coalitie in 1966 de noodtoestandswetten her in te voeren. Deze stelden het kabinet in staat om buiten het parlement om hard op te treden tegen binnenlandse tegenstanders. De herinneringen aan de nazitijd waren nog vers, de voorstellen leidden tot felle protesten. Tijdens een demonstratie tegen het bezoek van de Perzische sjah op 2 juni 1967 sloegen diens lijfwachten met slaghout op de demonstranten in. De West-Duitse politie keek toe en deed geen moeite de eigen bevolking te beschermen. Ze zetten de achtervolging in en gaven de demonstranten nog een pak rammel na. De woede was groot nadat bleek dat student Benno Ohnesorg door politiekogels om het leven was gekomen.6 Een gerechtshof waarin ook oud-nazi’s zitting hadden

sprak de dader vrij. De staat gaf blijkbaar een vrijbrief af om onwelgevallige demonstranten op klaarlichte dag uit de weg te ruimen. De situatie escaleerde toen het jaar daarop de charismatische studentenleider Rudi Dutschke bij een aanslag ernstig werd verwond. In de tas van de dader werden bladen van de uitgever Springer gevonden, drukker van Die Welt en Bild. Axel Springer voerde met zijn media een ware hetze tegen de studentenbeweging. Er volgde een weekend van demonstraties en vechtpartijen op verschillende plaatsen in West-Duitsland, bij het hoofdkantoor van Springer werden de distributiewagens in de fik gestoken.7

Nieuwe sociale bewegingen

In 1969 viel de buitenparlementaire oppositie uit elkaar. De Grote Coalitie van de SPD en CDU/CSU werd ontbonden en maakte plaats voor een nieuwe regering onder leiding van de charismatische Willy Brandt. Velen hadden hun hoop op Brandt gevestigd. Deze SPD-kanselier wilde ‘mehr Demokratie wagen’, en ging met veel elan aan de slag om de relatie tot Oost-Europa, de omgang met het naziverleden en de wijze van politiek bedrijven opnieuw vorm te geven.

De rebellen van ’68 waaierden uit tot een bonte schakering van groepen en clubjes. De hoofdmoot vond aansluiting bij de reguliere politiek en werd lid van de SPD, vakbond en aanverwante organisaties. Willy Brandt was Hoffnungsträger voor de naar verandering snakkende jongeren. Toch waren er ook talloze ‘68ers die een andere richting insloegen, zoals het linksalternatieve milieu. Met name in de bolwerken Frankfurt en West-Berlijn, maar ook in de meeste studentensteden en andere grotere plaatsen ontstond er een levendige alternatieve tegencultuur. De voormalige rijkshoofdstad was in trek omdat de inwoners daar niet dienstplichtig waren en zij door de afgelegen ligging meer

5 Frits Boterman, Cultuur als macht. Cultuurgeschiedenis van Duitsland 1800-heden (Utrecht 2013) 615. 6 Pas veel later bleek dat de dader een Stasi-agent was.

7 Frits Boterman, Cultuur als macht. Cultuurgeschiedenis van Duitsland 1800-heden (Utrecht 2013); Willem

(11)

10 vrijheid hadden dan in de rest van de BRD. Ook in Frankfurt bestond een levendige alternatieve wereld. In de jaren ‘70 kwam het hier tot heftige rellen. Krakers, waaronder knokploegleider Joschka Fischer, zochten bewust de confrontatie met het ‘staatsgeweld’.8 Het linksalternatieve milieu trok zo’n half

miljoen actieve leden en had groot aanzien onder de West-Duitsers onder de 30. Een andere, dogmatischere erfgenaam van ‘1968’, waren de talrijke K-Gruppen en maoïsten, voor wie het communisme het uitgangspunt was. Toch was dit een veel kleinere groep dan de alternatieven, op hun hoogtepunt in 1977 telden zij ongeveer 20.000 leden. Onderling waren deze groepen echter tot op het bot verdeeld, eind jaren ’70 raakte het dogmatisch communisme bovendien in crisis.9

Tot slot was er een klein aantal mensen dat radicaliseerde. Voor hen was geweld het enige middel dat de staat ertoe kon verleiden zijn masker af te leggen en zijn ware fascistische aard te tonen. Organisaties als de 2. Juni en de Rote Armee Fraktion brachten West-Duitsland meer dan een decennium in beroering met een reeks brisante aanslagen, ontvoeringen en bankovervallen. Het dramatische hoogte- of dieptepunt vond plaats in 1977, met de ontvoering van zakenman en industrieel Hans Martin Schleyer, de kaping van een Lufthansa-toestel door de PLO en de zelfmoord van Baader en Ensslin. Dit jaar verwierf bekendheid als de Deutsche Herbst. De hardvochtige reactie van de staat bevestigde voor de babyboomers eens te meer dat diens autoritaire reflexen nog lang niet overwonnen waren.

De naoorlogse generatie uitte haar kritiek op de heersende klasse niet alleen middels demonstraties en confrontatie, maar ook door actief op zoek te gaan naar een andere manier om het bestaan vorm te geven. Zij zochten een alternatief. Tegenover hiërarchie kwamen vlakke netwerkstructuren te staan, tegenover autoriteit basisdemocratie en inspraak, tegenover orde en discipline kwam lässigkeit en zelfontplooiing. Het alternatieve milieu hing aan elkaar door een dicht netwerk van boekhandels, cafés, crèches, woongroepen en projecten. De ´onmiddellijke nabijheid’ was essentieel, niet de afstandelijkheid en kilheid van de gebureaucratischeerde samenleving namen zij ten voorbeeld, maar het directe en echte contact tussen mensen.10 De alternatieven waren

overwegend jong, hoger opgeleid, en in welvaart en relatieve vrede opgegroeid. Hun politieke engagement kwam tot uitdrukking in de deelname aan talloze demonstraties, discussies en plena.

Binnen de alternatieve kringen ervoer men een gevoel van vervreemding door bureaucratie en technologie, die werd bestreden met de zoektocht naar ‘authenticiteit en gemeenschap’.11 Met

Herbert Marcuse’s One dimensional man (1964) in de hand leverden zij scherpe kritiek op het kapitalisme en de consumptiemaatschappij. Deze schiepen een schijnvrijheid, de mens was niet werkelijk vrij maar slaaf van zijn consumptie. Het kapitalisme kapselde alles en iedereen in en slokte alles op. Het stond een authentieke ontwikkeling en zelfontplooiing in de weg. Een breed scala aan bewegingen ontstond, van de vrouwenbeweging, tot de (nieuwe) vredesbeweging, ecologie- en anti-kernenergiebeweging en de burgerinitiatievenbeweging. De academische literatuur noemde deze bewegingen, in tegenstelling tot de klassieke arbeidersbeweging, de ‘nieuwe sociale bewegingen’.12

Eén van de thema’s waar de alternatieven zich mee bezig zouden gaan houden waren natuur, leefomgeving en milieu. Dit waren de jaren dat het milieubewustzijn doorbrak naar een breed publiek.

8 Willem Beusekamp, ‚Joschka Fischer heeft geen spijt’, De Volkskrant (2008).

9 Sven Reichardt, Authentizität und Gemeinschaft. Linksalternatives Leben in den siebziger und frühen achtziger

Jahren (Berlijn 2014) 10-13.

10 Idem 11 Idem

12 Hein-Anton van der Heijden, Tussen aanpassing en verzet. Milieubeweging en milieudiscours (Antwerpen 2000)

(12)

11

Opkomst van het milieubewustzijn

Milieubewustzijn is een containerbegrip. Het bevat een groot aantal zeer verschillende actiegebieden die bovendien tegenstrijdig kunnen zijn. De belangen van vogel- en kattenbeschermers laten zich bijvoorbeeld lastig verenigen. Het streven naar bescherming en behoud kan zich uitstrekken tot talloze zaken, zoals bijvoorbeeld water, bos, natuur, het landschap, wilde dieren, de bodem, stilte, het klimaat, de ozonlaag, de polen etc. Wat al deze velden gemeen hebben is het idee dat bescherming een gemeenschappelijke taak is of zou moeten zijn. Vaak heeft de milieubeschermer een zeer specifieke natuur voor ogen die behouden danwel verkregen dient te worden. Zo zijn de Nederlandse heide- en stuifzandgronden het resultaat van overbegrazing en bodemverschraling, en dus ooit dankzij mensenhand ontstaan. Tegenwoordig beschouwen we dit als oerlandschappen die in deze vorm behouden moeten blijven. Door begrazing, lage waterstanden en vuur wordt de heidegrond schraal, droog en open gehouden. Zonder ingrijpen zou er een bos ontstaan, dat echter niet minder natuurlijk zou zijn. Milieubescherming draait dus om keuzen en om tegengestelde belangen. Bij het ageren om milieukwesties gaat het bovendien lang niet altijd om de milieukwestie alleen, maar spelen sociale motieven een belangrijke nevenrol.13

De zorg om de natuurlijke omgeving was geen uitvinding van de jaren ’60 en ’70, maar bestond al zo lang als de mens. Zo is van de Noord-Amerikaanse jager-verzamelaars bekend dat zij met vuur grootschalig ingrepen in het landschap.14 Zij gaven de voorkeur aan vlaktes boven bos, omdat daar

meer wild voor kwam. Door het bos in brand te steken zorgden zij er voor dat het landschap open bleef. Ook in klassieke culturen als Mesopotamië en Egypte waren water- en bosbeheer waren nauw verbonden met macht en bestuur.15 In het vroegmoderne Europa was natuur in de eerste plaats

wildernis, een vijandige omgeving die getemd en ontgonnen moest worden. Deze opvatting veranderde geleidelijk in de 19de eeuw. Toen plattelandsbewoners massaal naar de verkrotte steden

verhuisden en industrie en spoor het aangezicht van de wereld veranderden, ontstond er een romantisch verlangen naar de natuur.16 In De Petersburgse Pest dreef de Russische schrijver Gontsjarev

mild de spot met zijn edelgeboren stadsgenoten die zich willens en wetens aan allerlei ongemakken blootstelden om zich buiten de stad in het groen te kunnen begeven. In de Verenigde Staten besloot president Theodore Roosevelt rond 1870 dat niet de culturele uitstraling van de steden, maar het natuurschoon Amerika’s ware schat vertegenwoordigde, en dat dit middels nationale parken beschermd moest worden. De Duitse Wandervogel zochten vanaf 1897 de vrijheid en ongekunsteldheid van het buitenleven op. De natuurbeleving in Duitsland was romantisch en conservatief, en kleurde onder de nazi’s bruin. De Heimatschutz en Blut- en Bodenideologie bloeiden. De nationaalsocialisten pasten de eugenetica en het sociaal-darwinisme ook op de natuurlijke omgeving toe. Zo probeerden de gebroeders Heck om de mythische oeros, een uitgestorven rund dat ooit de Duitse bossen bewoonde, door een fokprogramma opnieuw leven in te blazen. De fascistische edelgermaan kon immers niet zonder zijn bossen en oerfauna.

Na de oorlog verkleurde het Duitse milieubewustzijn opnieuw, nu van bruin naar groen, van conservatief naar progressief. De Grüne Wende, product van de jaren ’80, zou Duitslands imago blijvend positief beïnvloeden.17 Maar voor het zover kwam, moest het milieubewustzijn zich eerst

13 Joachim Radkau, Die Ära der Ökologie. Eine Weltgeschichte (München 2011) 16-23. 14 Charles Mann, 1491. De ontdekking van precolumbiaans Amerika (Amsterdam 2016).

15 Zie bijv. Joachim Radkau, Natur und Macht. Eine Weltgeschichte der Umwelt (München 2000). 16 Ulrich Linse, Ökopax und Anarchie (München 1986) 15-16.

(13)

12 ontwikkelen van een kwestie van enkelen tot een zorg van velen. Een aanzwellende stroom publicaties in de jaren ’60 en ’70, eerst vanuit de Angelsaksische landen, maar later ook vanuit Duitsland zelf, zou hierin een grote rol spelen. Een aantal van deze werken sloeg in als een bom. Zoals het boek Silent

Spring van de Amerikaanse biologe Rachel Carson, in 1962. Daarin toonde ze aan hoe het landbouwgif

DDT, dat ter bestrijding van insecten over de gewassen werd uitgestrooid, zich door de voedselketen langzaam omhoogwerkte. In het Californische Clear Lake bracht tussen 1950 en 1962 niet één vogel een kuiken groot. De DDT-ophoping die zij via hun prooidieren binnenkregen maakte de eierschalen zo dun, dat deze onder het gewicht van de broedende moedervogel knapten. Straks was de lente zonder vogelzang, aldus Carson. Het gebruik van DDT werd in de VS en West-Europa naar aanleiding van Silent Spring verboden, maar bleef in de DDR en de Derde Wereld nog lange tijd in gebruik.18

Dat er fel werd gereageerd op Carsons boek was mede te danken aan het feit dat het om een nieuw soort bedreiging ging. Dit was niet langer een lokale kwestie, maar een grensoverschreidend probleem waar iedereen aan werd blootgesteld. De gevaren van het naoorlogse tijdperk, zoals nucleaire straling, kanker, mutaties en vergiftiging, waren onzichtbaar. De onderliggende teneur van Carsons boek was een waarschuwing tegen het ingrijpen door de mens in natuurlijke processen.19 De

retoriek was er een van hubris, van hoogmoed die komt voor de val. Deze combinatie van tragedie en apocalyptiek werd een terugkerend onderdeel van de ecoliteratuur. Sinds Carson lag wetenschappelijk bewijs ten grondslag aan milieu-argumentatie.20

In de daaropvolgende jaren verscheen het ene na het andere boek, waar in apocalyptische tonen ondergangsscenario’s werden geschetst. Een ander boek dat grote indruk maakte was van de hand van de Amerikaanse bioloog en demograaf Paul R. Ehrlich. Hij publiceerde in 1967 The population

bomb. In dit Malthusiaanse betoog beschreef Ehrlich hoe de snelle groei van de wereldbevolking al in

de jaren ’70 zou leiden tot schaarste en massale verhongering.21

Een hoogtepunt bereikte de milieuliteratuur met het rapport van de Club van Rome, in 1972. Een groep wetenschappers beschreef hoe een snelgroeiende wereldbevolking en economie tegen zijn grenzen aan liep. Grenzeloze groei op een begrensde planeet was een economische fabel met rampzalige gevolgen. Door toenemende productie en welstand zou de mens de onvervangbare grondstoffen waarop zijn rijkdom was gebaseerd in hoog tempo opsouperen en zo zijn eigen neergang bewerkstelligen.22

Niet alleen boeken, maar ook gebeurtenissen droegen bij aan de opkomst van het milieubewustzijn. Eén van de grote ontdekkingen van de Amerikaanse ruimtereizen was niet zozeer de maan, alswel het aanschouwen van de aarde vanuit het heelal. Een iconische foto toonde de opkomst van de blauw-groene aarde boven een desolaat en pokdalig maanlandschap. De atmosfeer leek een nietige schil tussen levenloos gesteente en het uitgestrekte zwarte niets. Het werd eens te meer duidelijk hoe leeg en levenloos de ruimte eigenlijk was. De metaforen ‘ruimteschip aarde’ en ‘de blauwe planeet’ waren geboren. Andere belangrijke gebeurtenissen waren Earth Day, een evenement in de Verenigde Staten in 1970 waar miljoenen Amerikanen aan meededen en de Conferentie van Stockholm in 1972.23

18 Clive Ponting, A new green history of the world. The environment and the collapse of great civilisations (Londen

2007) 367-8.

19 Uekötter, The greenest nation 78, 86. 20 Radkau, Die Ära der Ökologie 34, 41.

21 Gary Haq en Alistair Paul, Environmentalism since 1945 (Londen 2012) 60-1.

22 Dennis Meadows e.a., Rapport van de club van Rome. De grenzen aan de groei (New York 1972). 23 Uekötter, The greenest nation 82.

(14)

13 In Duitsland kwam de publicatiestroom iets later op gang. Spraakmakend was Ein Planet wird

geplündert. Die Schreckensbilanz unserer Politik van de CDU-politicus Herbert Gruhl, in 1975. In een

rijkelijk van complexe grafieken en formules voorzien betoog schetste Gruhl een inktzwart beeld hoe de verwende mens de natuurlijke grenzen van de belastbaarheid van de planeet ruimschoots overschreed.24 Gruhl stapte een paar jaar later uit de CDU en begon zijn eigen partij, de Grüne Aktion

Zukunft (GAZ), één van de voorlopers van Die Grünen. Hij was de centrale figuur binnen de

conservatieve stroming van het opkomende groene gedachtengoed. Het liefst keerde Gruhl terug naar de tijd voor liberalisering en verwestersing, naar een voormoderne idylle waarin natuurconservering de leidraad was.25

In de milieuhistorische literatuur zijn verschillende verklaringen geopperd voor de opkomst van het milieubewustzijn in de tweede helft van de 20e eeuw. Een klassieke these was Ronald

Ingleharts postmaterialisme. Door de toegenomen welvaart en het ontstaan van de consumptiemaatschappij zou de mens zich niet meer hoeven te bekommeren om zijn basisbehoeften en zich dus kunnen richten op postmateriële waarden. Zelfontplooiing, kwaliteit van leven, milieu en seksegelijkheid kwamen centraal te staan, oftewel de thema’s die opkwamen binnen het alternatieve milieu van de jaren ’60 en ‘70.

De Duitse milieuhistoricus Joachim Radkau stelde hier vraagtekens bij. Volgens hem verklaarde de these van het postmaterialisme niet waarom juist milieu een centraal thema in de jaren ’70 en ’80 werd, dat hadden volgens hem net zo goed mensenrechten of de derde wereld kunnen zijn. Zou het niet simpelweg zo kunnen zijn, aldus Radkau, dat de opkomst van de milieubeweging verklaard kon worden uit de milieuproblemen zelf? Want in de naoorlogse periode werd geleidelijk duidelijk dat de vele losse milieuproblemen met elkaar samenhingen. De jaren ‘50 markeerden het begin van de antropocene milieuverandering. De decennia van weergaloze economische groei maakte dat de menselijke belasting van zijn omgeving precedentloos toenam. Dit noemde Radkau het omkiepen van de Trägheitsgesetz, de traagheidswet, de grens die techniek en organisatie stelden aan de menselijke invloed op zijn leefgebied.26 De milieubeweging van de jaren ’70 bracht, aldus Radkau, ‘eindelijk een

diep onbehagen onder woorden dat ik en ontelbare anderen al lange tijd ervoeren, maar tot dan toe nog niet politiek tot uitdrukking hadden kunnen brengen’.27

Ingleharts ‘postmaterialisme’ en Radkau’s ‘diepe onbehagen’ laten zich mooi combineren. Na de oorlog kwam er een generatie op die rammelde aan de poorten van de bestaande structuren en die een algehele culturele omwenteling nastreefden. Het bestaande was te star, verandering hing in de lucht. Tegelijkertijd was de mens met zijn enorme technologische vooruitgang in staat om steeds dieper in de natuurlijke omgeving in de breken. De economische groei van de van de naoorlogse decennia maakte dit ervaarbaar; overal verschenen snelwegen, nieuwe woonwijken, fabrieken, groeven, etc. Een reeks publicaties maakte een breed publiek bewust van de consequenties van de vooruitgang. In de jaren ’70 werd dit thema opgepikt en begonnen mensen te ageren voor ‘kwaliteit van leven’. Het thema in West-Duitsland waarin dit het sterkst tot uitdrukking kwam, was kernernergie.

24 Herbert Gruhl, Ein Planet wird geplündert. Die schreckensbilanz unserer Politik (Frankfurt am Main 1975) 25 Silke Mendel, “Nicht rechts, nicht links, sondern vorn.“ Eine Geschichte der Gründungsgrünen (München 2011)

93-4.

26 Ibidem 162.

27 Ibidem 8. ‚… da wurde endlich ein tiefes Unbehagen auf den Begriff gebracht und politikfähig gemacht, das ich

(15)

14

De anti-atoombeweging

De ‘68ers interesseerden zich aanvankelijk amper voor natuur- en milieubescherming, Heimat en

Natur waren bezoedeld door het fascisme. In de jaren ’70 kwam daar verandering in. Het thema werd

opgepoetst en kreeg een internationaal en progressief imago dankzij Earth Day en de conferentie van Stockholm. Bovendien leenden milieuthema’s zich uitermate goed voor massademonstraties en confrontatie.28 Dit gold vooral voor kernenergie, hét milieuthema van de jaren ’70. In de jaren ‘50 was

kernenergie nog één van de grote toekomstbeloften geweest; onuitputtelijk, goedkoop, probleemloos. Twintig jaar later sloeg de stemming na een reeks heftige controverses om. Sindsdien was het gebruik ervan in Duitsland problematisch. De conflicten om het gebruik van kernenergie leken sterk op het conflict om Startbahn West. In beide gevallen ging het om technische Großanlagen, waarbij de baten en de lasten niet door dezelfde groep gedragen werden. En ook hier kwamen toekomstpessimisme, milieu- en gezondheidszorgen en wantrouwen ten aanzien van de staat bijeen.

Kernenergie was zeer symbolisch en verenigde de kernthema’s van de milieubeweging. Voor velen was het een existentiële kwestie en symbool voor het antagonisme tussen economie en ecologie. De tegenstanders benadrukten de oncontroleerbare risico’s die kernenergie met zich meebracht. De journalist Robert Jungk schilderde in een bestseller het schrikbeeld van de atoomstaat. Dit was een land waar de bescherming van het nucleaire geheim en het nucleaire bijproduct plutonium zou nopen tot verscherpte bewaking, vaak en diep ingrijpen in de privacy van de burgers. Dit zou op termijn kunnen leiden tot een totalitaire surveillancestaat.29 De spoken uit het Duitse waren in Jungks betoog

op de achtergrond duidelijk aanwezig. Andere argumenten tegen het gebruik van kernernergie betroffen de veiligheids- en gezondheidsrisico’s die de centrales zouden opleveren. Voor de voorstanders was het een van de best beschikbare middelen om uit de energiecrisis te geraken, waar het Westen na de oliecrisis van 1973 in terecht gekomen was. Het zou Duitsland onafhankelijk maken van de grillen van toeleveranciers zoals de OPEC, en bovendien was het een schone en zuivere energiebron. Het leverde nieuwe banen op en kon het pad van economische groei, na ‘73 zo ruw afgekapt, opnieuw openleggen.30

De eerste plaats waar deze uiteenlopende opvattingen op elkaar botsten was het zuid-Badense Wyhl, gelegen aan de Rijn en de Franse grens. Er ontstond midden jaren ’70 een brede protestcoalitie van wijnboeren, omwonenden en studenten uit het alternatieve milieu van het nabijgelegen Freiburg tegen een geplande kerncentrale. Aanvankelijk volgde het protest wat in het Duits het Floriansprinzip wordt genoemd: ‘Heilige Sankt Florian, verschon’ mein Haus, zünd andere an’. Oftewel, kerncentrales prima, maar niet bij mij in de buurt. Spoedig kwam het protest nationaal onder de aandacht. Wyhl werd een trefpunt voor uiteenlopende groepen die tot dan toe onafhankelijk van elkaar hadden geopereerd. Niet alleen uit Duitsland, maar ook uit het naburige Frankrijk en Zwitserland kwamen kernenergietegenstanders samen. De Duitse demonstranten, met hun sterk uiteenlopende achtergronden, troffen elkaar voor het eerst. Zij gingen samenwerkingsverbanden aan en smeedden zich al doende aaneen tot een almaar sterkere anti-kernenergiebeweging, kraamkamer voor de Grünen.31 Geleidelijk aan werd het Floriansprinzip losgelaten en was het het Bondsduitse

atoomprogramma in zijn geheel dat ter discussie werd gesteld.

28 Ibidem 138, 226.

29 Jan Terlouw, ‚Voorwoord‘, in: Robert Jungk, De atoomstaat. De terreur van de technologische vooruitgang

(Amsterdam 1978) 10.

30 Mendel, “Nicht rechts, nicht links, sondern vorn.“ 332-3.

31 Dieter Rucht, Von Wyhl nach Gorleben. Bürger gegen Atomprogramm und nukleare Entsorgung (München

(16)

15 In Wyhl werd daags na het begin van de bouw het terrein bezet, na twee dagen werden de demonstranten door de politie verwijderd. Daarop volgde een reeks telkens grotere demonstraties. De Franse en Zwitserse activisten doorbraken de versperringen en wisten het terrein opnieuw te bezetten. Nu kwam het wel tot geweld, de politie moest zich na een handgemeen terugtrekken. Het terrein werd voor langere tijd bezet. Eind oktober volgden onderhandelingen van de burgerinitiatieven met de lokale CDU-fractievoorzitter. Er werd tot een bouwstop besloten, de tegenstanders werden niet vervolgd maar moesten wel het bouwterrein grotendeels ontruimen. De kwestie werd nu een juridisch geschil dat uiteindelijk door de rechter in Freiburg werd beslist. Wegens gebrekkige veiligheidsgaranties van de reactor trok deze de bouwvergunning in. De antikernenergiebeweging had haar eerste overwinning behaald. De gebeurtenissen in Wyhl waren het startschot om ook elders in beweging te komen.

In 1973 werd in het plaatsje Kalkar in Kleef, net over de Nederlandse grens, begonnen met de bouw van een nucleaire kweekreactor. In 1974 vond een eerste demonstratie plaats, met overwegend Nederlandse deelnemers. De hele jaren ‘70 en eerste helft de jaren ‘80 werd er geprotesteerd, de grootste demonstratie vond plaats in 1977 met 40.000 deelnemers. Uiteindelijk zou de kweekreactor pas in 1985 gereed komen, maar werd dankzij de vele protesten nooit in gebruik genomen. Tegenwoordig is er een attractiepark gevestigd.

In Sleeswijk-Holstein bereikten de protesten een nog grotere omvang. In 1975 werd in Borkdorf, een plaatsje aan de monding van de Elbe, begonnen met de bouw van een kerncentrale. Het jaar daarop vonden de eerste demonstraties plaats die uiteindelijk leidden tot een vierjarige bouwstop. Ondanks dat het bestuur van de stad Hamburg, waarvoor de centrale bedoeld was, unaniem tegen de kerncentrale was, besloten deelstaat en Bond het project toch door te zetten. ‘Warum?’, aldus Hermann Gremliza in een publicatie gericht tegen de centrale: ‘(…) met de idealen van een burgerlijke republiek, met het democratiebegrip van de Verlichting is dat niet meer te verklaren.‘32 De bouw werd

hervat en evenzo het protest. In februari 1981 volgde er een demonstratie met 100.000 deelnemers, waarbij het tot heftige confrontaties kwam met een grote politiemacht. In 1986, na het ongeluk in Tsjernobyl, kwam het opnieuw tot massademonstraties. Deze konden echter niet verhinderen dat later dat jaar de kerncentrale in gebruik werd genomen.

Eveneens in 1975 werd begonnen aan de bouw van een kerncentrale nabij het dorp Grohnde in het Nedersaksische Emmerthal. Na een korte bezetting door kernenergietegenstanders werd het bouwterrein in 1977 door de politie tot een ware vesting uitgebouwd. Tot tweemaal toe vond een bloedige bestorming van de omheining plaats. Toen dit tot niets leidde, werd op het naastliggende veld een anti-atoomdorp ingericht, dat na 72 dagen door een sterke politiemacht werd geruimd. Ondertussen kwam het in het Franse Malville, niet ver verwijderd van Wyhl, tot de heftigste confrontaties tussen politie en demonstranten in de Europese anti-kernenergieprotesten. In gevechten tussen 40.000 demonstranten en ordetroepen kwam uiteindelijk een demonstrant om het leven en raakten aan beide zijden vele mensen gewond.33

De laatste plaats in Duitsland die nog moet worden genoemd inzake het antiatoomprotest is Gorleben. Een van de problemen bij het opwekken van kernenergie was het radioactieve afval dat na afloop overbleef en nog vele duizenden jaren schadelijk was. Dit moest ergens veilig worden opgeslagen, bij voorkeur ondergronds. De locatiekeuze leidde, net zoals bij kerncentrales, wereldwijd

32 Hermann L. Gremliza, ‚Symbol Brokdorf‘, in: Stefan Aust ed., Brokdorf. Symbol einer politischen Wende

(Hamburg 1981) 158: ‚mit den Idealen einer bürgerlichen Republik, mit dem Demokratieverständnis der Aufklärung ist das nicht mehr zu erklären.‘

(17)

16 tot de nodige controverses. In Duitsland waren de zoutkoepels van Gorleben na langdurige deliberaties geselecteerd. Behalve een ondergrondse eindopslag moest het complex ook een kerncentrale en een opwerkingsfabriek voor uranium omvatten. De locatie leek ideaal. De geologische ondergrond was stabiel, de omgeving dunbevolkt, en Gorleben lag in de oosthoek van Nedersaksen, omgeven door het grondgebied van de DDR. In het geval dat de bouwwerken doelwit van oorlogshandelingen zouden worden, zou de DDR met de gebakken peren zitten.34

De lokale boeren protesteerden als eerste tegen het plan. Ze vreesden dat hun producten niks meer waard zouden zijn met de komst van het complex. Al snel kregen de boeren steun van de antikernenergiebeweging en de betroffen gemeenten, die het plan resoluut afwezen. De ministerpresident van Nedersaksen, Ernst Albrecht van het CDU, voelde zich in de maag gesplitst met het plan van de Bondsregering. Wegens de protesten besloot hij af te zien van de bouw van de kerncentrale en de opwerkingsfabriek, maar zette het eindopslagcomplex desalniettemin door.Omdat de acties van de demonstranten de bouwwerkzaamheden amper vertraging opleverden, besloten de activisten tot een permanente bezetting middels een dorp. In mei 1980 bezetten zij Bohrstelle 3 en richtten een huttendorp in. De dorpelingen riepen de Republik Freies Wendland uit en stichtten her en der in de BRD ‘ambassades’ die het geïnteresseerde publiek informeerden over de voortgang van zaken. De nieuwe republiek kende een eigen dorpsleven, inclusief kerk, vaste inwoners en grote aantallen bezoekers in het weekend. Er trad zelfs een symfonieorkest op. Al een maand later werd in Gorleben een indrukwekkende politiemacht samengetrokken, bestaande uit agenten, pantserwagens en een helikopter, ruiters, honden en waterkanonnen. Zij sloten het dorp hermetisch af. De dorpelingen verzamelden zich zingend op het centrale plein. Terwijl de politie hen verwijderde, begonnen bulldozers met de sloop van het huttendorp. Na 33 dagen hield de republiek vrij Wendland op te bestaan.35 Uiteindelijk kwam het Atommühllager Gorleben in 1995 gereed. Dit ging niet zonder

rimpelingen, in de daaropvolgende jaren vonden er regelmatig protesten tegen het transport van kernafval plaats.

Heropleven van de Koude Oorlog

Een belangrijk onderwerp dat altijd op de achtergrond van de kernerergieprotesten en Startbahn West-protesten sluimerde en soms de kop op stak, was de Koude Oorlog en de bewapeningswedloop. Eind jaren ’70 laaide de rivaliteit tussen de supermachten Sovjet-Unie en Verenigde Staten opnieuw op. De geopolitieke ontspanning van de jaren ’70 kwam ten einde en daar werden de invloedssferen in Oost- en West-Europa onherroepelijk in meegesleurd. Bewapening speelde een hoofdrol. De logica van de nucleaire afschrikking stelde dat het gebruik van een militair middel door de tegenpartij moest worden beantwoord met het verhogen van de inzet. Conventionele wapens moesten worden beantwoord met korte-afstandsatoomwapens, korte-afstandsatoomwapens met middellange-afstandsatoomwapens, etc, tot en met de inzet van intercontinentale kernkoppen. Een conflict zou kunnen leiden tot oorlog, oorlog tot nucleaire escalatie, en nucleaire escalatie tot algehele wederzijdse vernietiging. In het Engels werd deze logica treffend uitgedrukt met het acroniem MAD – mutual

assured destruction – waanzin inderdaad.

Aan een evenwichtssituatie kwam midden jaren ’70 een eind door het plaatsen van de Sovjet-Russische SS-20 raketten in Oost-Europa. Deze nieuwe raketten met drievoudige kernkop gaven de Sovjet-Unie in Europa een overwicht op de middelste schaal van nucleaire escalatie. Omdat

34 Ibidem 104-110. 35 Ibidem 100-140.

(18)

17 Bondskanselier Helmut Schmidt vreesden dat West Duitsland daarmee gechanteerd kon worden, vroeg deze in NAVO-verband aan zijn Amerikaanse bondgenoten om het herstel van de militaire balans. Hoewel de Amerikanen de noodzaak er niet zo van inzagen, stemden zij er op aandringen van Schmidt mee in. In 1979 werd het zogenoemde NAVO-dubbelbesluit genomen. In vijf West-Europese landen, waaronder West-Duitsland en Nederland, zouden de Amerikanen kruisraketten en Pershing II’s plaatsen, tenzij de Sovjets bereid waren om slechts een beperkt aantal SS-20’s te plaatsen.36

Het NAVO-dubbelbesluit leidde tot massaal protest in West-Europa. In de Bondsrepubliek, Nederland, Groot-Britannië en Italië ontwikkelden de vredesbewegingen zich in korte tijd tot massabewegingen. Meer dan vier op de tien mensen in de plaatsingslanden verwierpen het plaatsingsbesluit onvoorwaardelijk, in Italië zelfs zes op de tien.37 Er ontstonden talloze

vredesinitiatieven, clubs en organisaties die zich op uiteenlopende wijze met de wapenwedloop bezighielden. Tussen 1980 en 1983 werden er in West-Europa massademonstraties gehouden tegen het idee van algehele wederzijdse vernietiging, waarin vele honderdduizenden hun misnoegen kenbaar maakten.

Met het aantreden van de voormalige acteur en ‘gezond verstand-politicus’ Ronald Reagan in januari 1981 werd de dreiging van een atoomoorlog des te acuter. In zijn kabinet werd gesproken over nucleaire conflicten die ‘gewonnen’ konden worden, of die ‘tot Europa beperkt’ konden blijven.38

Reagan lag voortdurend op ramkoers met zijn Sovjet-tegenspeler. Hij beschouwde de Unie van Socialistische Sovjet-republieken als ‘een boosaardig rijk’. In West-Europa waren velen er van overtuigd dat het niet de vraag was óf de bom zou vallen, maar wanneer.

De historica Susanne Schregels beschreef hoe de oriëntatie op de eigen omgeving, de ‘nahraumorientierung’, het bepalende politieke handelingsmodel werd van de vredesbeweging. De vredesactivisten brachten begin jaren ‘80 de militaire infrastructuur in de eigen omgeving in kaart, concretiseerden de uitwerking van een atoomoorlog in de eigen stad of dorp, en met de inzet van het eigen lichaam streden ze voor het creëren van atoomwapenvrije plekken. De vredesactivisten wilden druk uitoefenen op de politiek en een nieuwe manier van denken teweeg brengen. Dit zou op termijn leiden tot andere politieke keuzes. Tevens werd in de kringen van de vredesactivisten de machtsaanspraak van de staat geproblematiseerd.39 Dit gebeurde niet alleen in de vredesbeweging,

maar ook binnen de milieubeweging.

36 Helmut Schmidt, ‚Null-Lösing: im deutschen Interesse‘, Die Zeit (08-05-1987); L. Rühl, Mittelstreckenwaffen in

Europa. Ihre Bedeutung in Strategie, Rüstungskontrolle und Bündnispolitik (Baden-Baden 1987).

37 NARA, West European public opinion on INF, RG306 US Information Agency, Office of Research and Media

Reaction; Box 45.

38 Armand Clesse, ‘The peace movements and the future of West European security’, in: Van den Dungen ed.,

West European pacifism and the strategy for peace (London 1985) 54; S. Talbott, Deadly Gambits. The Reagan administration and the stalemate in nuclear arms control (London 1985).

39 Susanne Schregel, Der Atomkrieg vor der Wohnungstür. Eine Politikgeschichte der neuen Friedensbewegung in

(19)

18

„Die Wettbewerbsfähigkeit unserer Exportwirtschaft hängt davon ab, daß Ingenieure, Monteure, Ersatzteile in kurzer Zeit zu jedem Abnehmer in der Welt gebracht werden können.“

- Regeringsverklaring Holger Börner, 25 februari 198140

Hoofdstuk II. Casus Startbahn West

Nu we de historische context hebben geschetst, wordt het tijd om het eigenlijke onderwerp van deze scriptie ter hand te namen, namelijk de Startbahn West-protesten. Deze protesten besloegen een lange periode, van de presentatie van de uitbreidingsplannen van de Frankfurter luchthaven in 1961 tot en met het uitdoven van het laatste protest in 1987. Het hoogtepunt vond plaats in 1980-1981, toen het lokale conflict regionaal in de belangstelling kwam te staan en het burgerinitiatief voor de duur van enkele maanden uitgroeide tot een massabeweging. Dit hoofdstuk gaat eerst in op de argumentatie van de Hessische regering en de luchthaven. Waarom was het eigenlijk nodig om het vliegveld uit te breiden? Vervolgens schetst het hoofdstuk de reactie van de omliggende gemeentes en omwonenden en de eerste 15 jaar van het protest. Waarom legden de zij zich niet neer bij de uitkomst van de processen?

Werk en welvaart

In de driehoek Frankfurt, Darmstadt en Wiesbaden woonden omstreeks 1980 ongeveer anderhalf miljoen mensen. In de daaraan voorafgaande decennia was deze Rhein-Main-agglomeratie opgestuwd in de vaart der volkeren. Snelwegen en spoorbanen verwerkten groeiende vervoersstromen, hoogspanningsleidingen doorkruisten het landschap, er werden fabrieken gebouwd, en energiecentrales aangelegd en chemieconcerns gevestigd. Frankfurt groeide uit tot financieel centrum en verwierf de spotnaam Bankfurt. De agglomeratie oefende een grote aantrekkingskracht op de omliggende gebieden. Jongeren trokken voor werk en betere kansen naar dit stedelijk gebied, waardoor de druk op infrastructuur, woonruimte en werkgelegenheid toenam. De Rhein-Main-agglomeratie was Hessens economische kernland en droeg wezenlijk bij aan de economie van de Bondsrepubliek.

De Flughafenaktiengesellschaft Frankfurt am Main (FAG), de uitbater van de luchthaven van Frankfurt, wilde zoveel mogelijk luchtverkeer naar Frankfurt toe trekken. De luchthaven moest de draaischijf van midden-Europa worden, de naaf in een grensoverschrijdend economisch netwerk, waar personen, goederen en ideeën binnen Duitsland, Europa en de wereld werden uitgewisseld. In dit streven concurreerde Frankfurt niet alleen met andere Duitse steden, maar ook met de omliggende Europese landen. Het ommeland profiteerde van de werkgelegenheid die dit opleverde. Alleen de luchthaven zelf bood al zo’n 30.000 mensen een belegde boterham. Daaraan gerelateerd ontstonden er congrescentra, dependances van internationale concerns, hotels, toeleveranciers, verzekeraars etc. De luchthaven ontwikkelde zich tot een stad op zich. De Lufthansa, die Frankfurt als belangrijkste vliegveld uitverkoren had, bood nog eens duizenden mensen werk. De FAG was een florerende

(20)

19 onderneming die begin jaren ’80 jaarlijks aan het eind van de rekening zeventigmiljoen D-mark overhield. De overheid profiteerde mee, want Bund, Land en Stadt waren gedrieën de eigenaren van de FAG.41

Holger Börner, tussen 1976 en 1987 minister-president van Hessen, onderschreef het belang van de luchthaven. Het vervulde een cruciale functie in het economisch weefsel van de regio en was een vliegwiel voor bedrijvigheid. Op 25 februari 1980 lichtte hij tijdens zijn regeringsverklaring zijn standpunt toe: ‘Vandaag noch morgen leeft dit land van de verkoop van grondstoffen. Het is volledig afhankelijk van zijn kunde hoogwaardige industriële goederen en dienstverlening te exporteren. Het moet op dit vlak wereldwijd concurrerend blijven. De vervlechting van de Bondsrepubliek met de wereldeconomie neemt toe. Dat vereist krachtige wereldwijde verbindingen voor het regelmatige en betaalbare vervoer van personen, vracht en post. De concurrentiepositie van onze exporteconomie hangt er van af dat ingenieurs, monteurs en reserveonderdelen in korte tijd naar elke afnemer ter wereld gebracht kunnen worden’.42 In een globaliserende wereld en een land dat zich

Exportweltmeister zou gaan noemen, was een goede luchthaven eenvoudigweg onmisbaar.

Een luchthaven alleen was niet voldoende, deze moest ook aan de vraag naar vliegbewegingen kunnen voldoen. Op dit vlak wrong de schoen. De bestuursvoorzitter van de FAG stelde in 1981 dat de

Flughafen Frankfurt al jaren aan de grens van zijn belastbaarheid opereerde en de vraag niet meer aan

kon. Door dit capaciteitsgebrek traden vertragingen op die voor de luchtvaartmaatschappijen onacceptabel waren.43 De prognoses van de FAG stelden een verdere toename van het luchtverkeer

in het vooruitzicht. Wilde de economie van de Rhein-Mainz-agglomeratie blijven groeien en zodoende banen en welvaart scheppen, dan was uitbreiding van de luchthaven absoluut noodzakelijk. Werd er niet uitgebreid, dan zouden de luchtvaartmaatschappijen naar elders uitwijken, naar Parijs, Amsterdam of Rome. De FAG zou stagneren, bedrijven zouden wegtrekken en de hele regio zou er op achteruitgaan. Frankfurt zou internationaal niet meer concurrerend zijn, zijn draaischijffunctie verliezen, talloze banen zouden verloren gaan en Hessen zou verarmen. Al deze problemen konden door de bouw van Startbahn 18 West vermeden worden. Niet alleen kon deze negatieve verwachting worden voorkomen, de vergrote luchthaven zou ook voordelen opleveren. De FAG becijferde dat Startbahn West in tien jaar tijd tot 12.000 nieuwe banen zou kunnen scheppen.44

Deze argumenten werden telkens herhaald. ‘Capaciteitsplafond’ en ‘werkgelegenheid’ waren de sleutelwoorden in dit betoog van economische groei en vooruitgang enerzijds en het schrikbeeld van krimp en verarming anderzijds. Omdat het duidelijk was dat de uitbreidingsplannen in de regio omstreden waren, organiseerde de FAG in 1980 een groot opgezette reclamecampagne om zich te

41 Dworog, Sabine, ‘Luftverkehrsinfrastruktur. Zur Rolle des Staates bei der Integration eines Flughafens in seine

Umwelt‘, Saeculum 58 (2007) 115-149, aldaar 115-6; Rucht, Flughafenprojekte als Politikum 210.

42 BI-info 12 (mrt 1981). Regeringsverklaring Holger Börner, 25 februari 1981; “Dieses Land lebt weder heute

noch morgen vom Verkauf von Rohstoffen. Es ist auf Gedeih und Verderb von seiner Fähigkeit abhängig, hochwertige Industriegüter und Dienstleistungen zu exportieren. Es muß auf diesem Gebiet weltweit wettbewerbsfähig bleiben. Die weltwirtschaftliche Verflechtung der Bundesrepublik nimmt zu. Das erfordert weltweite, leistungsfähige Verbindungen für die regelmäßige und wirtschaftliche Beförderung von Personen, Fracht und Post. Die Wettbewerbsfähigkeit unserer Exportwirtschaft hängt davon ab, daß Ingenieure, Monteure, Ersatzteile in kurzer Zeit zu jedem Abnehmer in der Welt gebracht werden können.“

43 Erich Beck geciteerd in: Rucht, Flughafenprojekte als Politikum 210-211; ‘seit Jahren hat der Frankfurter

Flughafen die Grenze der Leistungsfähigkeit seines Starts- und Landebahnsymstems erreicht. Das bestehende Bahnsystem kann schon heute die Verkehrsanforderungen nicht erfüllen und schon gar nicht die Anforderungen der Zukunft gerecht werden. Durch die fehlende Kapazität treten Verspätungen auf, die für die Fluggesellschaften nicht mehr tragbar sind…‘

(21)

20 rechtvaardigen en het publiek van het belang van de uitbreiding te overtuigen. Aanplakbiljetten verkondigden leuzen als: ‘Meer passagiers willen naar Frankfurt. Meer vracht. Meer vliegtuigen. Dat betekent: meer economische verbindingen. Meer werk. Daarom bouwen we een Startbahn 18 West.’45

De regering van Hessen was van mening dat de deelstaat niet zonder de luchthaven kon en kreeg in deze opvatting steun van de oppositie. De luchthaven vervulde een te centrale functie in de economie van de regio. Deze werd steeds internationaler. Hessen moest concurrerend blijven, anders liepen de bedrijven weg en ging er werkgelegenheid verloren. De luchthaven moest kunnen groeien. Als ze de vraag niet meer aankon, zou ze duurder worden voor de gebruikers en minder aantrekkelijk. De vliegmaatschappijen konden net zo gemakkelijk uitwijken naar andere luchthavens. De wereldwijde concurrentiestrijd vergde soms offers en in dit geval was dat een bos. De regio kreeg er echter veel moois voor terug, namelijk welvaart en werkgelegenheid. Bij economische groei werd de taart groter, zowel burgers als overheid hadden bij een gelijke inspanning een groter budget beschikbaar om hun kosten te dekken. Economische groei betekende vooruitgang.

Een nieuwe startbaan

Al in 1961 presenteerde de FAG plannen om het vliegveld flink uit te breiden. De luchthaven bestond op dat moment uit twee parallelle banen die zowel als start- en landingsbaan benut konden worden. In de jaren ‘50 was het straalvliegtuig, een Duitse vinding uit de Tweede Wereldoorlog, doorgebroken voor het goederen- en personenvervoer en nam het de plaats in van de voorheen dominante propellertoestellen. Deze straalvliegtuigen hadden langere start- en landingsbanen nodig dan hun voorgangers. De beide bestaande banen van de Frankfurter luchthaven waren aan verlenging toe en er moest een derde baan bij komen.

De FAG zat echter met een probleem. De Frankfurter luchthaven was in 1935 van zijn oorspronkelijke locatie aan de rand van de stad een eind naar het zuiden verlegd, temidden van een oud Bannforst, een bos dat ooit toebehoorde aan een lokale vorst. Het vliegveld schurkte nu tegen de zuidgrens van het grondgebied van de stad Frankfurt aan. Aan de noord- en oostzijde werd het terrein ingeklemd door snelwegen en een belangrijk verkeersknooppunt. Aan de zuidzijde hadden de Amerikanen na afloop van de Tweede Wereldoorlog een luchtmachtbasis gevestigd. De enige richting waarin uitbreiding mogelijk was, was het westen, dieper het bos in. Dit was in de jaren ‘40 en ‘50 bij verscheidene uitbreidingen gebeurd. De uitbreidingsplannen die nu op tafel lagen vereisten de aankoop van grond van de omliggende gemeentes en zouden een forse inbreuk betekenen op het

Flörheimer Wald.

De mogelijkheden voor een nieuw aan te leggen baan waren beperkt. De beste optie leek een baan die haaks op het bestaande stelsel stond. Om technische redenen was deze nieuwe baan alleen geschikt voor startende vliegtuigen, en alleen in zuidelijke richting. Met een lengte van 4000 meter betekende dit dat het oppervlakte van de luchthaven aanzienlijk vergroot werd. Het vergde een offer van evenzovele hectares woud. Deze overweging speelde in de jaren ‘60 voor de verantwoordelijke Hessische minister geen rol van betekenis. Zonder verdere plichtplegingen ondertekende hij de benodigde vergunningen. In 1965 waren de plannen voor de aan te leggen Startbahn 18 West rond. Pas in 1984, 19 jaar later, zou hij gereed komen.

45 Ulrich Cremer ed., Bauen als Urerfahrung. Dargestellt am Beispiel des Hüttendorfes gegen die Startbahn West

(München 1982) 12: ‚Mehr Passagiere wollen nach Frankfurt. Mehr Fracht. Mehr Flugzeuge. Das Heißt: Mehr Wirtschaftsverbindungen. Mehr Arbeit. Darum bauen wir die Startbahn 19 West.‘

(22)

21

Vijftien jaar procederen

Toen de gemeentes rondom het vliegveld lucht kregen van de uitbreidingsplannen van de FAG reageerden zij scherp. Zij zagen geen van allen been in een grotere luchthaven naast de deur. Bezorgde omwonenden dienden bezwaarschriften in en wezen de verantwoordelijke politici op de problematische gevolgen die de luchthaven op de omgeving zou hebben. Met pamfletten en informatiebijeenkomsten probeerden ze dorps- en buurtgenoten bewust te maken van het onheil dat hen boven het hoofd hing. Zowel de gemeente Groß-Gerau als enkele ingezetenen uit het luchthavenommeland spanden een reeks van processen aan die het grootste deel van de jaren ’60 en ’70 in beslag zouden nemen. Deze processen draaiden om de rechtmatigheid van de benodigde vergunningen. Al die tijd kon er geen begin worden gemaakt met het rooien van het bos of de aanleg van Startbahn West.

In deze eerste fase van het protest tegen de luchthavenuitbreiding vonden er geen demonstraties plaats. De acties waren gezagsgetrouw en bleven binnen de kaders van de wet. De felste tegenstanders van de uitbreidingsplannen van de FAG woonden in de gemeente Mörfelden-Walldorf. Mörfelden en Walldorf waren de twee dorpen ten zuidoosten van de luchthaven. Ze hadden het meest te lijden onder de extra vliegbewegingen die Startbahn West op zou leveren. De vliegtuigen maakten een hoop kabaal, ze waren bovendien luider dan tegenwoordig. De omwonenden vreesden dat het gebulder hun dag– en nachtrust zou verstoren. Huizen zouden hun waarde verliezen, het grondgebied van de gemeente kromp, en een flink stuk van het nabijgelegen bos zou tegen de vlakte gaan. Onder aanvoering van de pastoor Kurt Öser verenigden de startbaantegenstanders zich tegen de voorgenomen uitbreiding in de Interessengemeinschaft gegen Fluglärm. Deze vereniging bestond uit een handvol leden en coördineerde de juridische voortgang. Zij waren niet tegen de luchthaven an sich, want veel inwoners uit omliggende dorpen hadden er hun baan aan te danken, wel waren ze tegen Startbahn West.46

Naarmate de jaren ’70 vorderden leken de startbaantegenstanders het pleit te gaan verliezen. De zaak werd al jaren heen en weer geschoven, belandde van Wiesbaden in Berlijn en weer terug. Ook een Verfassungsbeschwerde bij het constitutioneel hof te Karlsruhe mocht niet baten. Uiteindelijk besloot de rechtbank in de tweede week van oktober 1980 in het voordeel van de FAG. In zijn huidige toestand kon de luchthaven het bestaande luchtverkeer onvoldoende verwerken. Omdat dit de nationale en internationale betekenis van de luchthaven kon schaden, was de uitbreiding middels Startbahn 18 West een ‘dringende vereiste’.47 Noch de startbaantegenstanders, noch de regering van

Hessen wachtte het besluit van de rechtbank af. De Hessische minister van economische zaken Heinz-Herbert Karry van de liberale FDP verordonneerde een maand voor de rechterlijke uitspraak viel dat er een begin gemaakt moest worden met de bouwwerkzaamheden. Het bos kon worden gerooid.

Het Bürgerinitiative gegen die Flughafenerweiterung (BI)

Ondertussen hadden de startbaantegenstanders ook niet stilgezeten. In februari 1979 richtten zij in Mörfelden het Bürgerinitiative gegen die Flughafenerweiterung (BI) op. Dit was een reactie op de verkoop van 303 hectare staatsbos van Hessen aan de FAG. De percelen die nodig waren om de twee

46 Jürgen Heinrich Martin, ‚ Bürgerinitiative und Bewegung‘, in: Bürgerinitiative gegen die Flughafenerweiterung

Frankfurt Rhein-Main ed., Nur wer sich bewegt, spürt seine fesseln. Erfahrungen aus der Bewegung gegen die

Startbahn West (Offenbach 1982) 31-2; Dirk Treber en Martin Kessel, ‚Wie alles anfing‘, Keine Startbahn West! Argumente, Bilder und Berichte (Frankfurt am Main 1981) 97-99.

47 Uitspraak van het Hessische Verwaltunggerichthof, geciteerd door: Dieter Rucht, Flughafenprojekte als

(23)

22 bestaande startbanen naar het westen toe uit te breiden, waren nu in handen van de luchthaven gekomen. De omwonenden vreesden dat de eerste bomen weldra zouden sneuvelen terwijl de rechtszaken nog niet ten einde waren. ‘Milieupastoor’ Kurt Öser organiseerde één van de eerste demonstraties. Er namen zo’n 4000 mensen deel aan een wandeling richting het grote duin in het

Flörsheimer Wald, het startbaanbos. Deze bood een goed uitzicht op de voortgang van de

werkzaamheden. Houthakkers waren doende bomen te vellen. Huisvrouwen, gepensioneerden, scholieren, jong en oud, hand- en hoofdwerkers uit de omliggende dorpen keken toe. De aanblik van de boomstronken en de wetenschap dat dit pas het begin was, maakte velen kwaad en strijdlustig.48

De omwonenden, verenigd in het burgerinitiatief, begonnen zich af te vragen of dit wel een kwestie was om over te laten aan de gerechtshoven. De vraag of er al dan niet een nieuwe startbaan moest komen was voor hen niet juridisch, maar politiek. In de deelstaatpolitiek waren alle partijen, zowel de coalitiepartijen SPD en FDP als de oppositiepartij CDU, vóór de luchthavenuitbreiding. Het was dus aan de omwonenden in het luchthaven-ommeland om hun volksvertegenwoordigers in Wiesbaden te tonen dat het electoraat niet unaniem achter de uitbreidingsplannen stond.

De eisen die het burgerinitiatief stelde waren helder. Geen Startbahn West en tussen 22.00 en 06.00 ‘s nachts mocht er niet gevlogen worden. Om deze eisen kracht bij te zetten was het noodzakelijk een sterke beweging op te bouwen. De eerste acties bestonden uit demonstraties en informatiebijeenkomsten. Het BI wilde de Hessische minister-president Holger Börner (SPD) 30.000 handtekeningen overhandigen om te tonen hoe breed het verzet leefde. De uitbreidingsplannen wekten wrevel. Gevraagd of hij de petitie wilde ondertekenen, antwoordde een van de omwonenden ‘ich kaaf mer noch e flak!’.49 Het beoogde aantal handtekeningen werd ruimschoots gehaald, het

onderwerp begon te leven. Zo wilde de belangenvereniging tonen dat zij niet een ‘geprivilegieerde minderheid’ waren, zoals de regering schamperde, maar de meerderheid van de omwonenden.

Overigens was het burgerinitiatief niet de enige lokale of regionale belangenorganisatie die streed tegen de luchthavenuitbreiding. De politieke partijen van de gemeente Walldorf-Mörfelden hadden zich eveneens verenigd en spraken zich unaniem uit tegen het beleid van hun partijgenoten in Hessen. Zij trokken nationaal de aandacht toen vier partijleden, van elke partij één, in hongerstaking gingen in het raadshuis van Mörfelden. Na de beginfase van het protest verdween deze vereniging weer grotendeels uit beeld. Het burgerinitiatief tegen de luchthavenuitbreiding vormde in de daaropvolgende jaren steeds de spil van het verzet tegen Startbahn West.

48 Dirk Treber en Martin Kessel, ‚Wie alles anfing‘, in: Bürgerinitiative gegen die Flughafenerweiterung Frankfurt

am Main, „Keine Startbahn West“, Argumente, Bilder und Berichte (Offenbach 1981) 105.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De rechtszekerheid betreffende het al dan niet bouwen/verkavelen ontstaat door het advies dat wordt uitgebracht door de gemachtigde ambte- naar na een meervoudige toetsing aan in

x Er bestaat geen éénduidige betekenis van het concept „„feedback‰‰ in de literatuur. Dit leidt tot conceptuele onduidelijkheid. Hetzelfde begrip verwijst naar uiteenlopende

De medewerker in de watersportindustrie controleert machines, handgereedschappen en materialen, die hij gebruikt tijdens het uitvoeren van service- en reparatiewerkzaamheden

29 North, Understanding the process of economic change, 50... tutions of any sort, whether private- or public-order, effectively deterred it. 30 They argue on the basis of game

De reeks 'Historische Boekerij' verschijnt onder verantwoorde- Inhoud lijkheid van het Historisch Documentatiecentrum voor het Ne-.. derlands Protestantisme (1800-heden) van de

Electrons are accelerated to multi-TeV energies at the forward shock as traced by synchrotron X-ray outer filaments (Hughes et al. Here we adopt an electron acceleration.. 2003 ),

In het rapport van de RVZ wordt een verschuiving gesignaleerd van paternalistische zorg (de arts vertelt wat de zorgvrager moet doen), via informed consent (de arts

Deze studie geeft inzicht in de concurrentiekracht van de Franse vruchtgroentesector (tomaat, paprika en komkommer) en in de afzetmogelijkheden voor Nederlandse vruchtgroenten op