• No results found

De relatie tussen de audit committee kwaliteit en audit quality

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen de audit committee kwaliteit en audit quality"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Amsterdam Business School

De relatie tussen de audit committee kwaliteit en audit quality

Naam: Mick Bouwman

Studentnummerr: 10694250 Begeleider: Dr. P.Kroos

Datum: 15 Augustus 2016

Woorden: 8038

MSc Accountancy & Control, specialisatie [Accountancy] Faculteit of Economie & Business, Universiteit van Amsterdam

(2)

2 Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, [Mick Bouwman], dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

3

Samenvatting

Ondanks de invoering van de Sarbanes-Oxley Act in 2002 met onder andere regelgeving omtrent corporate goverance, waaronder de audit committee, heeft dit niet kunnen voorkomen dat zich nieuwe fraudegevallen en boekhoudschandalen hebben voorgedaan. Om te kijken of de ingevoerde regelgeving effectief is, wordt in dit paper onderzoek gedaan naar de relatie tussen de audit committee kwaliteit en de audit quality. Voorafgaand aan de analyses is een literatuur studie gedaan en zijn financiële expertise, activiteit en gender-diversiteit geïdentificeerd als determinanten voor audit committee kwaliteit. In dit onderzoek wordt verondersteld dat indien de audit committee tenminste één vrouwelijk lid heeft, de audit committee twee of meer financiële experts bevat en de audit committee gedurende het jaar acht of meer keer vergadert, dit leidt tot een hogere audit committee kwaliteit. Aangezien de audit committee invloed heeft op de hoogte van de audit fee is dit als proxy voor de audit quality genomen. Op basis van 7.241 firm-year observaties van S&P 1500 ondernemingen voor de periode 2008-2014 is dit geanalyseerd voor de determinanten expertise en gender-diversiteit. Voor de determinant activiteit zijn firm-year observaties voor het jaar 2014 met de hand verzameld uit de proxy statements in de iEdgar database. Het model is getest door gebruik te maken van een regressie analyse waarbij is gecorrigeerd voor een clustering van standard errors op basis van de CUSIP (unieke code van de onderneming). Hieruit blijkt dat indien de audit committee tenminste één vrouwelijk lid heeft, dit leidt tot een hogere audit fee (wat in dit onderzoek wordt gehanteerd als de maatstaf voor audit quality). Voor de determinanten financiële expertise en activiteit zijn geen significante relaties gevonden. Dit impliceert dat het aantal financiële experts of het aantal vergaderingen per jaar van de audit committee niet leidt tot een hogere audit fee.

(4)

4

Inhoudsopgave

1. Introductie ... 6 1.1 Achtergrond ... 6 1.2 Onderzoeksvraag ... 7 1.3 Relevantie ... 8 1.4 Structuur ... 8 2. Theoretisch raamwerk ... 9 2.1 Financial disclosure ... 9 2.2 Audit quality ... 10 2.2.1 Onafhankelijkheid ... 10 2.2.2 Competentie ... 10 2.3 Audit committee ... 11 2.3.1 Expertise ... 12 2.3.2 Activiteit ... 12 2.3.3 Gender-diversiteit ... 13 2.4 Hypotheses ... 13 3 Methodiek ... 15 3.1 Sample selection ... 15 3.2 Methodologie ... 16 3.2.1 Empirisch model ... 16 3.2.2 Controlevariabelen ... 17 4 Resultaten ... 19 4.1 Beschrijvende statistiek ... 19 4.2 Regressie-analyses ... 22 4.3 Robust analyses ... 23 5. Conclusie ... 25 Referentielijst ... 27

(5)

5 Bijlage I ... 31

(6)

6

1. Introductie

1.1 Achtergrond

Als gevolg van schandalen als Enron, WorldCom en Parmalat is het vertrouwen in de accountant door de maatschappij verslechterd. Het ongeloof bij het publiek dat de accountant deze fraudegevallen en faillissementen niet heeft zien aankomen, doet twijfel zaaien over het belang van de accountant. De maatschappij twijfelt aan de kwaliteit van de accountantscontrole (audit quality). Om het vertrouwen in de accountant te herstellen en de audit quality te verhogen is in de Verenigde Staten in 2002 de Sarbanes-Oxley Act (SOX) ingevoerd. De SOX (2002) bevat een scala aan nieuwe regelgeving op het gebied van de onafhankelijkheid van de accountant, corporate governance, financiële verantwoording en de verantwoordelijkheden van de bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen. Daarnaast heeft de SOX een non-profit orgaan in het leven geroepen dat toezicht moet houden: de Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB). Één van de onderdelen van de nieuwe regelgeving die is geïntroduceerd omtrent corporate governance is de verplichting voor beursgenoteerde ondernemingen tot het oprichten van een Audit Committee (Sarbanes-Oxley Act, 2002). De SOX (2002) definieert de Audit Committee als een committee, samengesteld door de Board of Directors, met als doel toezien op het proces omtrent financiële rapportage. Indien dit committee niet wordt opgericht, is de gehele Board of Directors de Audit Committee (Sarbanes-Oxley Act, 2002).

De introductie van een verplicht audit committee voor beursgenoteerde ondernemingen komt voort uit het rapport van het Blue Ribbon Committee (BRC) in 1999. In dit rapport doet de commissie tien aanbevelingen omtrent de verantwoordelijkheden van de audit committee op het gebied van onafhankelijkheid, omvang, financiële expertise en selectie, evaluatie en communicatie met de externe accountant (Abbott et al., 2000). Daarnaast wordt in een rapport van de Securities and Exchange Commission (SEC) gesteld dat een sterke corporate governance, Audit Committee is een corporate governance orgaan, een positief effect heeft op de audit quality (Securities and Exchange Commission, 2015). Uit het onderzoek van Klein (2002) blijkt dat een onafhankelijk audit committee zorgt voor minder earnings management. Zij definieert earnings management als het verdraaien van de werkelijke financiële prestaties van de onderneming (Klein, 2002). Daarnaast vermindert een onafhankelijk audit committee de invloeden die het management heeft op de geconstateerde bevindingen van de externe accountant (Carcello & Neal, 2000). De aanbevelingen van het BRC hebben geresulteerd in regelgeving omtrent de audit commitee in de Sarbanes-Oxley Act.

(7)

7 In sectie 301 uit de SOX (2002) is opgenomen dat beursgenoteerde ondernemingen een Audit Committee moeten samenstellen die verantwoordelijk is voor het benoemen, bepalen van de compensatie en het toezicht houden op het werk van de externe accountant. Hieronder valt ook het bemiddelen bij een conflict tussen het management en de externe accountant. Daarnaast zijn in sectie d van de Code of Federal Regulations (CFR) regels opgenomen omtrent het rapporteren van de audit committee. Hierin staat vermeld dat de audit committee moet rapporteren dat zij de financiële rapportage hebben beoordeeld en besproken met het management en dat zij de onafhankelijkheid van de externe accountant hebben besproken en hier documentatie voor hebben ontvangen. Daarnaast wordt vermeld dat de audit committee moet rapporteren of voorgenoemde onafhankelijk is en de mate van financiële expertise binnen de audit committee. Tevens vermeldt het rapport van de SEC (2015) dat in sectie 202 van de SOX is opgenomen dat de audit committee de audit fee en non-audit fee van de externe accountant moet goedkeuren. Tot slot moet in de financiële rapportage de audit fee, audit gerelateerde fee, alle andere fees en de verhouding tussen audit en non-audit fee (in een percentage) worden vermeld (Securities and Exchange Commission (2015).

1.2 Onderzoeksvraag

Ondanks de regelgeving die in 2002 is ingevoerd door middel van de SOX hebben zich sinds die tijd diverse fraudegevallen en faillisementen voor gedaan. Daarnaast beschrijft de SEC (2015) dat uit onderzoek onder investerdeers, audit committee leden en accountants blijkt dat er vraag is naar meer verantwoording van de audit committee. Verder blijkt uit het rapport van de SEC (2015) dat de audit committee en ondernemingen nu al op vrijwillige basis meer informatie verschaffen over de uitgevoerde werkzaamheden van de audit committee. Het rapport van de SEC (2015) stelt dat de PCAOB additionele ‘accounting standards’, zoals het opnemen van de naam van de tekenend partner, aan het ontwikkelen is. Deze additionele accounting standards hebben tevens invloed op de zichtbaarheid van de werkzaamheden (kwaliteit) van de audit committee (Securities and Exchange Commission, 2015).

Door de nieuwe fraudegevallen en faillisementen lijken de getroffen maatregelen niet effectief en kan tevens worden getwijfeld aan de kwaliteit van de audit committee. Uit het onderzoek van de SEC (2015) blijkt dat zij de werkzaamheden en zichtbaarheid van de audit committee willen uitbreiden om zo de kwaliteit van de audit committee te verhogen. Om te kijken of bovenstaande twijfels terecht zijn en de mate waarin de getroffen maatregelen het beoogde doel hebben gerealiseerd, is onderzoek gedaan naar de huidige kwaliteit van de audit committee en het effect hiervan op de audit quality. Dit resulteert in de onderstaande onderzoeksvraag:

(8)

8 ‘In hoeverre heeft de audit committee kwaliteit een effect op de audit quality?’

1.3 Relevantie

Sinds de invoering van de SOX is op verschillende wijze onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de audit committee. Uit een recent rapport van de SEC (2015) blijkt dat zij de verantwoordelijkheden van de audit committee willen uitbreiden. In dit onderzoek wordt de kwaliteit van het huidig functioneren van de audit committee onderzocht. Door met een brede blik te kijken naar verschillende kwaliteitsdimensies onderliggend aan de audit committee wordt naast de betrokkenheid en financiële expertise van de audit committee tevens onderzoek gedaan naar de gender-diversiteit van de audit committee als element van de kwaliteit van de audit committee. Hiermee levert het onderzoek een bijdrage aan de beschikbare literatuur omtrent de kwaliteit van de audit committee. Ook wordt achterhaald in hoeverre er een relatie bestaat tussen de kwaliteit van de audit committee en audit quality. Door te kijken naar een mogelijke determinant, namelijk de audit committee, is er tevens sprake van een bijdrage aan de literatuur omtrent de audit quality. Aangezien de SEC recent voornemens heeft gepubliceerd om de verantwoordelijkheden van de audit committee uit te breiden, levert dit onderzoek tevens een bijdrage aan deze maatschappelijke kwestie.

1.4 Structuur

Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag wordt in hoofdstuk 2 nader ingegaan op het belang van financial disclosure, de rol van de accountant en het functioneren van de accountant (audit quality). Ook wordt ingegaan op de relatie met en het functioneren van de audit committee. Dit leidt uiteindelijk tot de formulering van de hypotheses. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de gehanteerde methodiek toegelicht. De resultaten worden gepresenteerd in hoofdstuk 4. Op basis van de resultaten zal in hoofdstuk 5 een conclusie worden getrokken en de onderzoeksvraag worden beantwoord.

(9)

9

2. Theoretisch raamwerk

2.1 Financial disclosure

Het belang van een hoge audit quality vindt zijn oorsprong in de principes van financial disclosure. Volgens Beyer et al. (2010) wordt de incentive voor verslaggeving gedreven door de kapitaalverschaffers. Kapitaalverschaffers kunnen de potentie van de diverse ondernemingen berekenen om mogelijke investering te onderbouwen, de valuation role. Ook kunnen de kapitaalverschaffers die geïnvesteerd hebben in een onderneming met het gebruik van verslaggeving de prestaties van de onderneming beoordelen, de stewardship role (Beyer et al., 2010).

Om de onderneming juist te kunnen waarderen (voor zowel de valuation role als de stewardship role) hebben de kapitaalverschaffers informatie nodig. In hun onderzoek geven Beyer et al. (2010) aan dat de vraag naar informatie gepaard gaat met twee risico` s. Allereerst hebben de managers binnen de ondernemingen meer informatie over de toekomstige prestaties van de ondernemingen dan de kapitaalverschaffers (information asymmetry). Aangezien de managers van de ondernemingen veelal worden beoordeeld op de prestaties van de onderneming hebben zij er baat bij om goede resultaten te presenteren. Voor de kapitaalverschaffers is het daarom moeilijk om de onderneming juist te waarderen, met onder- of overwaardering tot gevolg (adverse selection). Ten tweede zorgt de scheiding van eigendom en control voor een probleem voor kapitaalverschaffers. De managers van de onderneming zijn bevoegd tot het nemen van beslissingen namens de onderneming. Aangezien zij worden beloond voor goede resultaten, maar niet aansprakelijk zijn voor eventuele verliezen zijn zij geneigd meer risico te nemen en de kapitaalverschaffers te misleiden (moral hazard). Deze mogelijke risico`s leiden er toe dat het management periodiek informatie verschaft in de vorm van de jaarrekening. De participanten van de kapitaalmarkt kunnen op basis van deze jaarrekening geïnformeerde beslissingen nemen over aankoop of verkoop van eigendomsrechten. Daarnaast kan op basis van de gerapporteerde informatie een oordeel worden geveld of het management de juiste beslissingen heeft genomen in het beste belang van de aandeelhouder (Beyer et al., 2010). Gegeven de cruciale rol die het management speelt bij de totstandkoming van de rapportages geven Armstrong et al. (2010) tevens aan dat de verschillende belangen zorgen voor vraag naar meer zekerheid.

Volgens DeAngelo (1981) zorgen de risico`s op adverse selection en moral hazard voor de vraag naar financial disclosure. Om de kapitaalverschaffers ervan te overtuigen dat de verstrekte informatie betrouwbaar is, veroorzaakt dit een vraag naar de diensten van de externe

(10)

10 accountant (DeAngelo, 1981). De externe accountant verstrekt een oordeel bij de verstrekte informatie omtrent de getrouwe weergave van de gepresenteerde cijfers en de mate waarin de opgestelde rapportages in lijn zijn met de geldende wet- en regelgeving.

2.2 Audit quality

Volgens DeAngelo (1981) kan de kwaliteit van de auditdiensten (audit quality) worden gedefinieerd als een door de maatschappij gewaardeerde kans dat de externe accountant (1) een fout constateert in de financiële administratie van de klant en (2) deze fout rapporteert. De kans dat de externe accountant een fout ontdekt is afhankelijk van de competenties van de accountant waaronder de middelen, uitgevoerde werkzaamheden en de omvang van deze werkzaamheden. De kans dat de accountant een fout rapporteert hangt af van de onafhankelijkheid van de accountant (DeAngelo, 1981). In de bestaande studies wordt audit quality gedefinieerd door onderscheid te maken tussen onafhankelijkheid en competentie.

2.2.1 Onafhankelijkheid

Het rapporteren van een geconstateerde fout wordt beïnvloed door de onafhankelijkheid van de accountant. Zo stellen Chung en Kallapur (2003) dat belangrijke klanten (hoge toekomstige inkomsten) ervoor zorgen dat de accountant niet langer onafhankelijk is. Bij een belangrijke klant is de accountant geneigd geconstateerde fouten niet te rapporteren. Dit wordt gezien als indicatie voor een lagere audit quality (Chung & Kallapur, 2003). Carey en Simnett (2006) stellen in hun onderzoek naar het effect van de tenure (hoe lang de accountant de controleverklaring tekent) van de tekenend partner op de audit quality, dat bij een korte duur van het aftekenen de tekenende accountant meer onafhankelijk is en derhalve eerder fouten rapporteert. Dit wordt gezien als indicatie voor een hogere audit quality (Carey & Simnett, 2006). Ook in recenter onderzoek van Kim et al. (2010) naar de relatie tussen de grootte van de accountantskantoren en audit quality veronderstellen zij dat grotere kantoren niet economisch gebonden zijn aan klanten. Dit wordt gezien als indicatie voor een hogere audit quality (Kim et al., 2010). Echter, recent onderzoek van Francis et al. (2013) laat zien dat de onafhankelijkheid van de accountant in het geding kan komen als een klant een belangrijk deel van de omzet vertegenwoordigd van een specifiek kantoor. Hieruit blijkt dat kleinere big 4 kantoren meer lagere kwaliteit controles uitvoeren voor grotere klanten dan de grotere kantoren van hetzelfde accountantskantoor (Francis et al., 2013).

2.2.2 Competentie

Behalve onderzoeken naar het positieve effect tussen de onafhankelijkheid van de accountant en audit quality, zijn er tevens onderzoeken uitgevoerd die zich richten op een andere mogelijke

(11)

11 verklaring voor audit quality. Volgens Myers et al. (2003) zorgt een lange tenure van de tekenend partner juist voor een hogere audit quality. Zij stellen dat dit komt doordat de tekenend partner en zijn team gedurende de jaren veel ervaring hebben opgedaan omtrent de klant en de industrie (Myers et al., 2003). Carey en Simnett (2006) menen echter in hun onderzoek dat een lange tenure kan lijden tot een te grote mate van vertrouwdheid die zorgt voor een lagere audit quality. Volgens Carey en Simnett (2006) voeren de tekenend partner en zijn team, na enkele jaren, ieder jaar dezelfde werkzaamheden uit. Hierdoor wordt de kans op het ontdekken van een fout kleiner (Carey & Simnett, 2006). Ander onderzoek naar de big 4 accountantskantoren en audit quality van Francis en Yu (2009) wijst uit dat big 4 accountantskantoren meer expertise bezitten en hierdoor de abnormal accrual (ongebruikelijke reserveringen) lager zijn. Zij zien een lage mate van abnormal accurals als een indicatie van een hoge audit quality (Francis & Yu, 2009). Aan de andere kant stellen Kim et al. (2010) dat grote accountantsondernemingen streven naar standaardisatie en een uniforme audit quality over de diverse kantoren. Dit impliceert dat de grootte van de individuele kantoren geen invloed heeft op de audit quality (Kim et al., 2010). Tot slot stellen Gul et al. (2013) dat er een positieve relatie is tussen de individuele competenties van de tekenend partner en de audit quality. Hierbij zijn individuele competenties als scholing, geslacht, werkervaring bij een big 4 kantoor, de positie binnen de onderneming en de politieke verbondenheid van de tekenend partner gebruikt als mate van individuele competentie (Gul et al., 2013).

2.3 Audit committee

De audit committee is een corporate governance orgaan en is geïntroduceerd als gevolg van SOX. Zoals vermeld in sectie 301 van SOX (2002) is de audit committee verantwoordelijk voor het toezichthouden, benoemen en het bepalen van de compensatie van de externe accountant. Indien zich conflicten tussen het management en de externe accountant voordoen, moet de audit committee hierin bemiddelen. Sectie d van de Code of Federal Regulations bevat regels omtrent de wijze van rapporteren van de audit committee. Deze moeten verklaren dat zij de financiële rapportage hebben beoordeeld en besproken met het management, de onafhankelijkheid van de externe accountant hebben besproken en hier documentatie voor hebben ontvangen, of de audit committee onafhankelijk is en de eventuele financiële expert binnen de audit committee. Het rapport van de SEC (2015) zegt dat in sectie 202 van de SOX tevens de non-audit fee van de externe accountant moet goedkeuren.

De kwaliteit van de audit committee is afhankelijk van een aantal determinanten te weten de onafhankelijkheid, de financiële expertise, de fequentie van vergaderen en de

(12)

gender-12 diversiteit van de leden van de audit committee. Onderstaand worden voorgenoemde determinanten voor een hoge audit committee kwaliteit beschreven.

2.3.1 Expertise

Abbott et al. (2003) stellen dat minimaal één lid van de audit committee financieel vakkundig moet zijn, zodat zij de overwegingen van de accountant beter kunnen begrijpen en daardoor een betere positie kunnen innemen in de discussies tussen management en de accountant (Abbot et al., 2003). Volgens Abbott et al. (2003) begrijpen leden van de audit committee met ervaring van internal control en meer financiële ervaring de bevindingen van de accountant en kunnen zij de accountant steunen in de discussie met het management (Abbott et al., 2003). Krishnan en Visvanathan (2008) hebben nader onderzoek gedaan naar de definitie van ‘financial expertise’. Hierbij hebben zij onderscheid gemaakt tussen accounting financiële experts, non-accounting financiële experts en niet financiële experts (Krishnan & Visvanathan, 2008). Uit dit onderzoek blijkt dat de audit committee met accounting financiële expert positief is geassocieerd met conservatisme (= hogere audit quality), terwijl dit niet het geval is bij non-accounting financiële experts en niet financiële experts (Krishnan & Visvanathan, 2008). Financiële expertise kan enkel effectief kan zijn als de audit committee een hoge power (de mate van autoriteit) heeft (Badolato et al., 2014). Uit het onderzoek naar de relatie tussen een hoge financiële expertise en een hoge mate van autoriteit en de mate van earnings management blijkt dat financiële expertise ansich niet voldoende is om de abnormal accruals te verlagen (Badolato et al., 2014).

2.3.2 Activiteit

Volgens Abbott et al. (2003) geeft het aantal vergaderingen van de audit committee per jaar een signaal af over de inspanningen van de audit committee bij het uitvoeren van de werkzaamheden (Abbott et al. 2003). Uit onderzoek van Sharma et al. (2009) blijkt dat de audit committee bij snel groeiende ondernemingen minder vaak vergaderen dan normale ondernemingen. Snel groeiende ondernemingen worden geassocieerd met een lage audit quality. Dit impliceert dat de activiteit van de audit committee een positief effect heeft op audit quality. Ook blijkt dat wanneer deze relatie minder sterk is bij een onafhankelijke audit committee (doordat deze objectiever zijn) dit de agency kosten verlaagd en zorgt voor minder benodigde vergaderingen (Sharma et al., 2009). Tot slot blijkt uit onderzoek van Soliman en Ragab (2014) dat een audit committee die veel vergaderd samenhangt met minder discretionary accruals. De discretionary accruals zijn een proxy voor earnings management (Soliman & Ragab, 2014).

(13)

13

2.3.3 Gender-diversiteit

Diversiteit kan volgens Kang et al. (2007) gedefinieerd worden als de verscheidenheid in samenstelling van bijvoorbeeld de board of directors. Daarnaast geven zij aan dat er twee soorten diversiteit bestaan. De waarneembare diversiteit zoals nationaliteit, afkomst en geslacht. Daarnaast is er de niet-waarneembare diversiteit zoals scholing, functionele en professionele achtergronden en industrie specifieke kennis (Kang et al., 2007). Volgens Erhardt et al. (2003) zorgt diversiteit in de board of directors voor een positief effect op de financiële performance van de onderneming. Dit komt doordat een grotere diversiteit aan mensen er voor zorgt dat conflicten ontstaan waardoor gemaakte keuzes beter onderbouwd zijn door de diverse meningen (Erhardt et al., 2003).

De bekendste verschillen in diversiteit zijn die tussen mannen en vrouwen. Zo blijkt uit het onderzoek van Stendardi et al. (2006) dat vrouwen meer gericht zijn op de details dan mannen. Ook blijkt dat vrouwen meer risicomijdend en conservatief zijn dan mannen (Fellner & Maciejovsky, 2007). Tevens stellen Miller en Triana (2009) dat het netwerk van vrouwen meer divers is dan mannen. Een divers netwerk bevat meer ‘weak ties’ die zorgen voor meer waardevolle informatie die gebruikt kan worden bij het nemen van beslissingen (Miller & Triana, 2009).

Uit recenter onderzoek van Francoeur et al. (2009) naar (uitgaande van de agency & stakeholder theory) de verhouding vrouwen in corporate governance organen & de top van het management en de prestaties van de ondernemingen blijkt dat een hoog percentage vrouwen zorgt voor een hogere winst voor aandeelhouders (Francoeur et al., 2009). Daarnaast blijkt uit het onderzoek van Adams en Ferreira (2009) dat de aanwezigheid van vrouwen in de board of directors zorgt voor een hogere mate van onafhankelijkheid, beter toezicht en hogere aanwezigheid bij vergaderingen. Tot slot vinden Srinidhi et al. (2011) dat ondernemingen met vrouwen aan de top een hogere kwaliteit van opbrengsten hebben. Volgens Srinidhi et al. (2011) komt dit doordat vrouwen betere toezichthoudende vaardigheden hebben dan mannen die zorgen dat de information asymmetry verlaagt (Srinidhi et al., 2011).

2.4 Hypotheses

Sinds de invoering van de SOX is een corporate governance orgaan in het leven geroepen die verantwoordelijk is voor het toezichthouden, benoemen en het bepalen van de compensatie van de externe accountant, de audit committee. In de huidige literatuur is onderzoek gedaan naar de audit committee kwaliteit. Deze wordt bepaald door de determinaten financiële expertise, activiteit en diversiteit. De financiële expertise verhoogd de kwaliteit door een beter begrip van

(14)

14 de werkzaamheden van de accountant (Abbott et al., 2003) en zorgt voor meer conservatisme (Krishnan & Visvanathan, 2008). Een actieve audit committee geeft een signaal af betrokken te zijn bij de organisatie (Abbott et al., 2003). Door actiever te zijn verlaagt dit de discretionary accruals (Soliman & Ragab, 2014). Daarnaast wordt de kwaliteit van de audit committee positief beïnvloed door diversiteit. Verschil in gender, opleiding of afkomst kan er voor zorgen dat vanuit bredere invalshoeken weloverwogen beslissingen worden genomen (Erhardt et al., 2003). Uit onderzoeken van Francouer et al. (2009) en Srinidhi et al. (2011) blijkt dat een groot percentage vrouwen in de top van een organisatie zorgt voor een hogere winst voor aandeelhouders en een hogere kwaliteit van de opbrengsten.

De invoering van de audit committee en andere maatregelen heeft niet kunnen zorgen dat zich nieuwe boekhoudschandalen hebben voorgedaan. Dit doet twijfelen aan de kwaliteit van de getroffen maatregelen en de effectiviteit van de audit committee. Echter, uit onderzoek van Aldamen et al. (2012) blijkt dat de impact van corporate governance organen gedurende de financiële crisis in 2008 groter is. De audit committee gerelateerde karakteristieken zijn hierbij het belangrijkst en laten een directe en indirecte invloed zien op de performance van ondernemingen (Aldamen et al. 2012). Recent onderzoek van Beck en Mauldin (2014) wijst uit dat een hoge mate van power bij de audit committee leidt tot een hogere audit committee kwaliteit (Beck & Mauldin, 2014).

Door recente ontwikkelingen in de financiële wereld en de literatuur is het relevant om onderzoek te doen naar de determinanten van een kwalitatief audit committee en de mate waarin de audit committee de audit quality kan verhogen. Dit resulteert in de onderstaande hypothese.

(15)

15

3 Methodiek

3.1 Sample selection

In dit onderzoek is data gecombineerd afkomstig uit drie verschillende databases voor de S&P 1500 ondernemingen in de Verenigde Staten (VS) voor de jaren 2008-2014. Dit is gedaan door gebruik te maken een unieke identifier bestaande uit de CUSIP en het jaartal, zodat een unieke firm-year observatie code ontstaat.

De aanvankelijke selectie bestaat uit 10.275 firm-year observaties voor de onafhankelijke variabelen financiële expertise en gender-diversiteit (afkomstig uit de ‘Institutional Shareholder Service Inc. (ISS)’ database). Voor de betreffende firm-year observaties is de data voor de afhankelijke variabelen audit fee uit de database ‘Audit Analytics’ gehaald. Vanwege het niet kunnen matchen van de CUSIP-year combinatie met de data uit ISS zijn 1.079 firm-year observaties verwijderd. De overige controlevariabelen zijn uit de database ‘Compustat – Capital IQ‘ gehaald bij de ‘annual fundamentals’. Vanwege het niet kunnen matchen van de CUSIP-year combinatie voor de controlevariabelen ‘current ratio’ en ‘leverage’ heeft dit geleid tot het verlies van nog eens 1.659 firm-year observaties. De firm-year observaties die in de categorieën financiële industrie of real estate vallen (SIC codes 60-69) zijn verwijderd uit de sample. Dit is gedaan vanwege het feit dat de balans van ondernemingen in deze industrieën significant afwijkt van de overige ondernemingen in de sample. Het aantal ondernemingen dat als financieel of real estate is geclassificeerd in de sample bedraagt 296. Uiteindelijk resulteert dit in een sample van 7.241 firm-year observaties zoals is weergegeven in de onderstaande tabel.

De data voor de activiteit van de audit committee is niet direct opvraagbaar uit een database. Derhalve is voor 500 willekeurige (eerste 500 ondernemingen geselecteerd op naam) ondernemingen voor het jaar 2014 (meest recente jaar in de sample) de input voor de activiteit handmatig verzameld vanuit de proxy statements uit de iEdgar database van de Securities and Exchange Commission. Om het proces te versnellen is gebruik gemaakt van een script dat de

(16)

16 proxy statements automatisch opent. Ook zijn voor deze sample de 23 firm-year observaties uit de categorieën financiële industrie of real estate (SIC codes 60-69) verwijderd. Dit resulteert in een sample van 477 firm-year observaties zoals is weergegeven in de onderstaande tabel.

3.2 Methodologie

3.2.1 Empirisch model

Zoals voorgaand beschreven wordt onderzoek gedaan naar de relatie tussen de kwaliteit van de audit committee en de audit quality. Hierbij wordt de voorgenoemde data gebruikt in het empirische model gebaseerd op dat van Hribar et al. (2014):

Ln (Audit Fee) i,t = β0 + β1 AC_QUAL i,t + Controls + ε

In het model is de afhankelijke variabele gedefinieerd als de natuurlijke logaritme van de totale audit fee voor onderneming i in jaar t.

Om te onderzoeken of er een relatie bestaat tussen de kwaliteit van de audit committee en de audit fee wordt voor elk van de determinanten een onafhankelijke variabele opgenomen in het empirische model. De onafhankelijke variabele AC_QUAL in het empirische model wordt als volgt gedefinieerd:

ACE i,t Dummy variabele waarbij 1 als het aantal financiële experts binnen de audit

committtee voor onderneming i in jaar t groter is dan 2 (de mediaan) en 0 als dit niet zo is;

ACG i,t Dummy variabele waarbij 1 als tenminste één lid van de audit committee voor onderneming i in jaar t een vrouw is en 0 als dit niet zo is;

ACA i,t Dummy variabele waarbij 1 als het aantal vergaderingen van de audit committee voor onderneming i in jaar t groter is als 8 (de mediaan) en 0 als dit niet zo is. Daarnaast zijn in het empirisch model controlevariabelen opgenomen. De controlevariabelen zijn nodig, omdat uit diverse studies blijkt dat de audit fee tevens afhankelijk

(17)

17 is van andere aspecten dan de kwaliteit van de audit committee. Op basis van de hypothese wordt verwacht dat β1 groter is dan 0.

3.2.2 Controlevariabelen

Voor de controlevariabelen wordt gebruik gemaakt van het model van Hribar et al. (2014). Dit model neemt audit fee verklarende determinanten van de onderneming die niet kwaliteit gerelateerd zijn mee waardoor de resterende waarde als kwaliteit gerelateerd kan worden beschouwd (Hribar et al., 2014).

Allereerst zijn controlevariabelen opgenomen voor de grootte van de ondernemingen. Zo blijkt uit onderzoek van Simunic (1980) dat de grootte van de onderneming samenhangt met een hogere audit fee. De controlevariabelen Ln (Assets), INV & REC zijn in het model opgenomen die op de onderstaande manier worden bepaald.

Ln (Assets) i,t De natuurlijke logaritme van de totale waarde van de assets voor

onderneming i in jaar t;

INV i,t De totale waarde van de voorraad naar ratio van de totale assets (t-1) voor

onderneming i in jaar t;

REC i,t De totale waarde van de vorderingen naar ratio van de totale assets (t-1)

voor onderneming i in jaar t.

Ten tweede zijn controlevariabelen opgenomen voor de complexiteit van de ondernemingen. Uit onderzoek van Hogan en Wilkins (2008) blijkt namelijk dat een hogere mate van complexiteit (risico classificatie) samenhangt met een hogere audit fee. Derhalve zijn de controlevariabelen CR, LEV, ROA en LOSS in het model opgenomen die op de onderstaande manier worden bepaald.

CR i,t Current ratio berekend door de vlottende acriva te delen door de

vlottende passiva voor onderneming i in jaar t;

LEV i,t De som van de kort- en langlopende schulden naar ratio van de totale assets (t-1) voor onderneming i in jaar t;

ROA i,t Opbrengsten uit gewone bedrijfsvoering na afschrijving naar ratio van de

(18)

18 LOSS i,t Dummy variabele waarbij 1 als de opbrengsten (bijzondere opbrengsten

uitgesloten) negatief zijn en 0 als dit niet zo is voor onderneming i in jaar t.

Ten derde zijn controlevariabelen opgenomen omtrent de controlerend accountant, omdat uit onderzoek van Lawrence en Zhang (2011) blijkt dat de controle door een big 4 accountant samenhangt met een hogere audit fee dan een controle door een non-big 4 accountants. Deze controlevariabelen BIG4 , Dec_YE en AUDOP zijn als volgt gedefinieerd.

BIG4 i,t Dummy variabele waarbij 1 als de onderneming is gecontroleerd door een

big 4 accountant en 0 als dit niet zo is voor onderneming i in jaar t; AUDOP i,t Dummy variabele waarbij 1 als een goedkeurende verklaring is verstrekt

en 0 als dit niet zo is voor onderneming i in jaar t;

Dec_YE i,t Dummy variabele waarbij 1 als het fiscale jaar eindigt in december en 0 als dit niet zo is voor onderneming i in jaar t.

Picconi en Reynolds (2012) hebben in hun onderzoek aangetoond dat het audit fee model verbetert als de audit fee en de waarde van de assets worden genormaliseerd (door middel van de logaritme). In het model wordt gecontroleerd voor industrie-effecten op het niveau van de 2-digit SIC codes. Het volledige empirisch model ziet er als volgt uit:

Ln (Audit Fee) i,t = β0 + β1 AC_QUAL i,t + β2 Ln (Assets) i,t + β3 INV i,t + β4 REC i,t + β5 CR i,t + β6 LEV i,t + β7 Dec_YE i,t + β8 ROA i,t + β9 LOSS i,t + β10 AUDOP i,t + β11 BIG4 i,t + ε

(19)

19

4 Resultaten

4.1 Beschrijvende statistiek

Tabel 3 bevat de beschrijvende statistiek van de ondernemingen uit de sample. Hieruit blijkt dat de ondernemingen gemiddeld een audit fee betalen van $3,6 miljoen. De middelste waarneming bedraagt $1,9 miljoen, dit laat zien dat het gemiddelde omhoog wordt getrokken door ondernemingen met een fors hogere audit fee.

Uit de onderstaande tabel 3 blijkt dat de ondernemingen gemiddeld een audit committee hebben bestaande uit vier leden. In 54% van de observaties is tenminste één vrouw lid van de audit committee en kunnen gemiddeld twee leden als financieel expert worden aangeduid. Tevens laat tabel 3 zien dat, gedurende 2014, de leden van de audit committees gemiddeld acht keer hebben vergaderd.

De bovenstaande tabel 3 laat ook zien dat de ondernemingen in de sample gemiddeld een totale asset waarde van $9,1 miljard hebben. De sample bestaat over het algemeen bestaat uit grote ondernemingen (S&P 1500). De 50ste en 75ste percentiel zijn beide lager dan het gemiddelde. Dit betekent dat een klein percentage van de ondernemingen in de sample het gemiddelde omhoog trekken. Daarnaast blijkt dat een derde van de ondernemingen een gebroken boekjaar heeft. De ondernemingen in de sample hebben gemiddeld een current ratio van 2,45. Dit betekent dat de ondernemingen in de sample erg liquide zijn. Bijna géén van de ondernemingen in de sample is verliesgevend geweest over de periode van 2008-2014. Over

(20)

20 dezelfde periode blijkt uit tabel 3 dat de gemiddelde Return On Assets 11% bedraagt. Van de ondernemingen in de sample wordt 93% gecontroleerd door een big 4 accountant. Hier is in 75% van de gecontroleerde jaarcijfers een goedkeurende verklaring bij verstrekt.

Tabel 4 bevat de correlatie matrix behorende bij het model zoals beschreven in hoofdstuk 3. Zoals blijkt uit tabel 4 is er een hoge correlatie tussen de natuurlijke logaritme van de audit fee en de natuurlijke logaritme van de assets (correlatie van 0,82). Dit betekent dat een hogere totale waarde aan asset zorgt voor een hogere audit fee. De audit committees van de ondernemingen met tenminste één vrouw hebben een hogere audit fee (correlatie van 0,24). Dit verband geldt ook voor de audit committees met twee of meer financiële experts (correlatie van 0,16) en de audit committees die in 2014 die acht keer of meer hebben vergaderd (correlatie van 0,23). Deze beschrijvende resultaten suggereren dat een hogere audit committee kwaliteit zich vertaald in een hogere audit quality. De tabel laat tevens zien dat ondernemingen met een boekjaar eindigend in december een hogere audit fee moeten betalen dan ondernemingen met een gebroken boekjaar (correlatie van 0,09). Zoals blijkt uit Tabel 3 hebben 66% van de ondernemingen een boekjaar hebben eindigend in december. Volgens Jones et al. (2010) hebben de accountantskantoren hierdoor een busy season met jaarrekening controles in de maanden januari tot en met april. Het controleren van de jaarrekening buiten deze piek zorgt voor een verlaging van de werkdruk voor de accountantskantoren. Hierdoor is het mogelijk dat ondernemingen die buiten deze piek worden gecontroleerd een lagere audit fee krijgen aangeboden. De current ratio van een onderneming heeft een negatief effect op de hoogte van de audit fee (correlatie van -0,31). Dit verband impliceert dat een hogere current ratio zorgt voor een lagere audit fee. Ondernemingen met een hoge current ratio hebben een betere liquiditeit en een verlaagde cliënt risk. Dit verband ligt in lijn met het onderzoek van Bell et al. (2008) waaruit blijkt dat een hogere cliënt risk leidt tot een hogere audit fee. Tot slot blijkt uit de bovenstaande tabel 4 dat big 4 accountants een hogere audit fee vragen dan non-big 4 accountants (correlatie van 0,29). Hier sluiten de resultaten aan bij de bevindingen uit het paper van Choi et al. (2008). Uit onderzoek van Francis en Yu (2009) blijkt dat big 4 kantoren meer expertise bezitten. Dit in combinatie met de omvang van de ondernemingen kan een verklaring zijn voor dit verband.

(21)

21 Tabel 4 laat zien dat ondernemingen met een hoge totale assets waarde vaker tenminste één vrouw (correlatie van 0,28) en 2 of meer financiële experts (correlatie van 0,18) in de audit committee hebben. De audit committees van ondernemingen met een hoge totale assets waarde hebben vaker vergaderd gedurende 2014 (correlatie van 0,22). Tevens blijkt uit de correlatie matrix dat ondernemingen met tenminste één vrouw (correlatie van 0,11) en 2 of meer financiële experts (correlatie van 0,08) in de audit committee een hogere leverage ratio hebben en betrokken zijn bij ondernemingen met een lagere current ratio (correlaties van -0,17 en -0,07).

Tot slot laat tabel 4 verbanden zien tussen de controlevariabelen. Zo hebben ondernemingen met een boekjaar eindigend in december een lagere voorraadwaarde (correlatie -0,22). De ondernemingen met een hogere voorraadwaarde hebben een hogere current ratio (correlatie van 0,12) en een hogere Return On Assets (correlatie van 0,11). Daarnaast blijkt dat ondernemingen met een lagere current ratio vaker door een big 4 accountant worden gecontroleerd.

(22)

22

4.2 Regressie-analyses

Het kan voorkomen dat één onderneming meerdere malen in het model is meegenomen, aangezien de data bestaat uit firm-year observaties. Dit zorgt ervoor dat in de sample soortgelijke waarnemingen per jaar zijn opgenomen. Om het effect hiervan te corrigeren is een regressie-analyse uitgevoerd waarbij gecorrigeerd is voor een clustering van standard errors op basis van de CUSIP (unieke code van de onderneming). Daarnaast is voor iedere determinant van de audit committee kwaliteit een regressie analyse uitgevoerd om het individuele effect van de betreffende determinant te bepalen.

(23)

23 De data in tabel 5 bevat de resultaten van de uitgevoerde regressie analyses die gebruikt is bij het testen of een hogere mate kwaliteit van de audit committee leidt tot een hogere audit quality. De resultaten laten een positieve significante (p-waarde van 0,0230) relatie zien tussen de audit committees met tenminste één vrouwelijk lid en de kwaliteit van de audit. Dit impliceert dat een audit committee met tenminste één vrouwelijk lid is geassocieerd met een hogere audit fee (wat in dit onderzoek wordt gehanteerd als de maatstaf voor audit quality). De resultaten van de determinant financiële expertise zijn niet significant geassocieerd met de hoogte van de audit fee. Dit impliceert dat het hebben van financiële experts in de audit committee niet leidt tot een hogere audit fee en dus geen effect heeft op de audit quality. Deze resultaten zijn in lijn met de resultaten van Badolato et al. (2014) waaruit bleek dat financiële expertise ansich geen effect heeft, maar enkel indien de audit committee ‘power’ heeft. Daarnaast is een verklaring dat leden van corporate governance organen, zo ook de audit committee, worden benoemd vanwege de opgedane ervaring binnen het bedrijfsleven. Bij het opdoen van ervaring in het bedrijfsleven is enig inzicht in de financiële positie van de onderneming vereist. De leden van de audit committee kunnen, zonder aangemerkt te zijn als financieel expert, de benodigde kennis hebben om de taken uit te voeren. De resultaten van de determinant activiteit van de audit committee zijn tevens niet significant geassocieerd met de audit kwaliteit. Deze resultaten zijn niet in lijn met eerder onderzoek van Sharma et al. (2009). De afwijkende resultaten kunnen worden veroorzaakt door de betrekkelijk kleine populatie waarover de analyse van de activiteit is uitgevoerd (477 observaties).

De controlevariabelen zijn in alle drie de regressies significant. Dit is in lijn met de bevindingen van het audit fee model uit het paper van Hribar et al. (2014). De omvang van de onderneming (natuurlijke logaritme van de assets) heeft de hoogste verklarende factor in dit model met een t-waarde van 53,53 bij gender-diversiteit, 54,98 bij de financiële expertise en 26,46 bij de activiteit van de audit committee. Daarnaast zijn bijvoorbeeld een grotere relatieve omvang van de voorraden en receivables positief geassocieerd met de audit fee en worden big 4 kantoren gekenmerkt door hogere audit fees. De modellen zijn zeer significant en verklaren in totaal 79,13% in het geval van gender-diversiteit, 79,07% bij financiële expertise en 81,23% bij de activiteit van de audit committee.

4.3 Robust analyses

Naast de gegroepeerde regressie analyse is de gevoeligheid van de data geanalyseerd met behulp van een Robust regressie analyse. De Robust regressie analyse kijkt naar de gemiddelde afwijking van de observaties ten opzichte van de regressie lijn. Hierbij geeft hij de observaties met een

(24)

24 kleine afwijking een zwaardere weging en de observaties met een grote afwijking een lichtere weging. Door deze methode wordt de invloed van outliers op het model gereduceerd.

De resultaten van de Robust regressie zijn opgenomen in tabel 6 in de bijlage. Deze uitkomsten zijn hetzelfde als de uitkomsten van de gegroepeerde regressie. De relatie tussen de audit committees met tenminste één vrouwelijk lid en de audit kwaliteit is wederom positief en significant. De uitkomst van de relatie tussen de audit committees met 2 of meer financiële experts en de audit kwaliteit is nog steeds niet-significant, ondanks de daling van de p-waarde. Hetzelfde geldt voor de relatie tussen de activiteit van de audit committees en de audit committee. Over het algemeen kan worden geconstateerd dat de resultaten een divers beeld geven. Voor één van de maatstaven voor audit committee kwaliteit vind ik zoals verwacht een positieve relatie tussen de kwaliteit van de audit committee en de audit kwaliteit. Voor twee andere maatstaven vind ik deze relatie echter niet.

(25)

25

5. Conclusie

In dit paper is onderzoek gedaan naar de relatie tussen de audit committee kwaliteit en de audit quality. Op basis van de beschikbare literatuur omtrent de audit committee kwaliteit zijn de determinanten financiële expertise en activiteit geïdentificeerd. Daarnaast is op basis van de beschikbare literatuur omtrent board-diversiteit de determinant gender-diversiteit geïdentificeerd. Uitgaande van bevindingen uit de bestaande literatuur is in dit onderzoek de verwachting opgesteld dat indien audit committee twee of meer financiële experts bevat, de leden van de audit committee acht of meer keer per jaar vergaderen en de audit committee tenminste één vrouwelijk lid heeft, dit zorgt voor de audit committee kwaliteit. Vervolgens is in dit onderzoek verondersteld dat een hogere audit committee kwaliteit leidt tot een hogere audit fee die beschikbaar is voor de externe accountant (wat in dit onderzoek wordt gehanteerd als de maatstaf voor audit quality).

De regressie met een clustering van standard errors op basis van de CUSIP (unieke code van de onderneming) zijn uitgevoerd voor de determinanten financiële expertise en gender diversiteit. Dit is gedaan over een sample van 7.241 firm-year observaties van S&P 1500 ondernemingen over de periode 2008-2014. Daarnaast is een Robust regressie uitgevoerd om het effect van outliers te verkleinen. Vanwege het feit dat de data voor de determinant activiteit met de hand is verzameld uit de iEdgar database van de Securities and Exchange Commission zijn voor deze determinant dezelfde analyses uitgevoerd, maar dan met een sample van 477 firm-year observaties over 2014.

Voor de determinant financiële expertise zijn geen significante resultaten gevonden. Dit impliceert dat het aantal financiële experts in de audit committee niet leidt tot een hogere audit fee. De analyses voor de determinant activiteit leiden tevens tot geen significante resultaten, dat impliceert dat het aantal vergaderingen per jaar niet leidt tot een hogere audit fee. Echter is voor de determinant gender-diversiteit een significant resultaat gevonden. Uit de analyses blijkt dat indien de audit committee tenminste één vrouwelijk lid heeft dit leidt tot een hogere audit fee (wat in dit onderzoek wordt gehanteerd als de maatstaf voor audit quality). Hiermee draagt dit onderzoek bij aan de literatuur omtrent de audit committee kwaliteit en is dit onderzoek bruikbaar voor regelgevende instanties. Om ondernemingen te verplichten vrouwelijke leden in de audit committee te houden dient echter nog nader onderzocht te worden.

Dit onderzoek heeft tevens een aantal beperkingen en aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Allereerst is in dit onderzoek geen rekening gehouden met de verschillende soorten financiële experts zoals accounting of industrie expertise. In volgend onderzoek kan de

(26)

26 determinant financiële expertise verder verdeeld worden om de effecten van een specifieke vorm van financiële expertise op de audit committee kwaliteit te onderzoeken. Ten tweede is in dit onderzoek een betrekkelijk kleine sample gebruikt voor het onderzoek naar de determinant activiteit. Dit heeft tot gevolg dat de uitkomsten mogelijk onnauwkeurig en niet representatief zijn. In volgend onderzoek kan de sample worden uitgebreid over meer bedrijven over meerdere jaren om een nauwkeuriger beeld te verkrijgen van het effect van de activiteit van de audit committee op de audit quality.

(27)

27

Referentielijst

Abbott, L.J., Parker, S., and Peters, G.F. (2000). The Effectiveness of Blue Ribbon Committee Recommendations in mitigating financial misstatements. Working paper.

Abbott, L.J., Parker, S., Peters, G.F., & Raghunandan, K. (2003). The association between audit committee characteristics and audit fee. Auditing: A journal of practice & theory, 22 (2), 17-32.

Adams, R.B., and Ferreira, D. (2009). Women in the boardroom and their impact on governance and performance. Journal of Financial Economics (94), 291-309.

Aldamen, H., Duncan, K., Kelly, S., McNamara, R., and Nagel, S. (2012). Audit

committee characteristics and firm performance during the global financial crisis. Accounting and Finance, 55 (4), 971-1000.

Armstrong, C.S., Guay, W.R., and Weber, J.P. (2010). The role of information and financial reporting in corporate governance and debt contracting. Journal of Accounting and Economics, 50 (2-3), 179-234.

Badolato, P.G., Donelson, D.C., and Ege, M. (2014). Audit committee financial expertise and earnings management: The role status. Journal of Accounting and Economics, 58 (2), 208-230.

Beck, M.J., and Mauldin, E.G. (2014). Who`s Really in Charge? Audit Committee versus CFO Power and Audit Fee. The Accounting Review, 89 (6), 2057-2085.

Bell, T.B., Doogar, R., and Solomon, I. (2008). Auditor Labor Usage and Fees under Business Risk Auditing. Journal of Accounting Research, 46 (4), 729-760.

Beyer, A., Cohen, D.A., Lys, T.Z., and Walther, B.R. (2010). The financial reporting environment: Review of the recent literature. Journal of Accounting and Economics 50, 296-343.

Carcello, J.V., and Neal, T.L. (2000). Audit committee composition and auditor reporting. The Accounting Review, 75 (4), 453-476.

(28)

28 Carey, P., and Simnett, R. (2006). Audit partner Tenure and Audit Quality. The Accounting Review, 81 (3), 653-676.

Choi, J.H., Kim, J.B., Liu, X., and Simunic, D.A. (2008). Audit Pricing, Legal Liability Regimes, and Big 4 Premiums: Theory and Cross-country Evidence. Contemporary Accounting Research, 25 (1), 55-99.

Cung, H., and Kallapur, S. (2003). Client Importance, Nonaudit Services, and Abnormal Accruals. The Accounting Review, 78 (4), 931-955.

DiAngelo, L.E. (1981). Auditor Size and Audit Quality. Journal of Accounting and Economics, 3, 183-199.

Erhardt, N.L., Werbel, J.D., and Shrader, C.B. (2003). Board of Director Diversity and Firm Financial Performance. Corporate Governance: An international review, 11 (2), 102-111.

Fellner, G., and Maciejovsky, B. (2007). Risk attitude and market behavior: Evidence from experimental asset markets. Journal of Economic Pshychology, 28, 338-350.

Francis, J.R. & Yu, M. D. (2009). Big 4 Office Size and Audit Quality. The Accounting Review, 84 (5), 1521-1552.

Francis, J.R., Michas, P.N., and Yu, M.D. (2013). Office Size of Big 4 Auditors and Client Restatements. Contemporary Accounting Research, 30 (4), 1626-1661.

Francoeur, C., Labelle, R., and Sinclair-Desgagné, B. (2009). Gender Diversity in Corporate Governance and Top Management. Journal of Business Ethics, 81 (1), 83-95.

Gul, F.A., Wu, D., and Yang, Z. (2013). Do Individual Auditors Affect Audit Quality? Evidence from Archival Data. The Accounting Review, 88 (6), 1993-2023.

Hogan, C.E., and Wilkins, M. S. (2008). Evidence on the Audit Risk Model: Do Auditors Increase Audit Fees in the Presence of Internal Control Deficiencies? Contemporary Accounting Research, 25 (1), 219-242.

(29)

29 Hribar, P., Kravet, T., and Wilson, R. (2014). A new measure of accounting quality. Review of Accounting Studies, 19, 506-538.

Jones, A., Norman, C.S., and Wier, B. (2010). Healthy Lifestyle as a Coping Mechanism for Role Stress in Public Accounting. Behavioral Research in Accounting, 22 (1), 21-41.

Kang, H., Cheng, M., and Gray, S.J. (2007). Corporate Governance and Board Composition: Diversity and independence of Australian boards. Corporate Governance: An international review, 15 (2), 194-207.

Kim, C.F., Choi, J.H., Kim, J.B., and Zang, Y. (2010). Audit Office Size, Audit Quality, and Audit Pricing. Auditing: A Journal of Practice & Theory, 29 (1), 73-97.

Klein, A. (2002). Audit committee, board of director characteristics, and earnings management. Journal of Accounting and Economics, 33, 1-39.

Krishnan, G.V., and Visvanathan, G. (2008). Does the SOX definition of an accounting expert matter? The association between audit committee directors accounting expertise and accounting conservatism. Contemporary Accounting Research, 25 (3), 827-857.

Miller, T., and Triana M.D.C. (2009). Demographic Diversity in the Boardroom: Mediators of the Board Diversity-Firm Performance Relationship. Journal of Management Studies, 35 (5), 755-786.

Myers, J.N., Myers, L.A., and Omer, T.C. (2003). Exploring the Term of the Auditor-Client Relationship and the Quality of Earnings: A Case for Mandatory Auditor Rotation? The Accounting Review, 78 (3), 779-799.

Lawrence, A., and Zhang, M.M.M.P. (2011). Can Big 4 versus Non-Big 4 Differences in Audit Quality Proxies Be attributed to Client Characteristics? The Accounting Review, 86 (1), 259-286.

(30)

30 Securities and Exchange Commission. (2015). Possible revisions to audit committee disclosure.

Sharma, V., Naiker, V., and Lee, B. (2009). Determinants of audit committee meeting frequency: evidence from a voluntary governance system. Accounting Horizons, 23 (3), 245-263.

Simunic, D.A. (1980). The Pricing of Audit Services: Theory and Evidence. Journal of Accounting Research, 18 (1), 161-190.

Soliman, M.M., and Ragab, A.A. (2014). Audit committee effectiveness, audit quality and earnings management: an emperical study of the listed companies in Eqypt. Research Journal of Finance and Accounting, 5 (2), 155-166.

Srinidhi, B., Gul, F.A., and Tsui, L. (2011). Female Directors and Earnings Quality. Contemporary Accounting Research, 28 (5), 1610-1644.

Stendardi, E. J., Graham, J.F., and O’ Reilly, M. (2006). The impact of gender on the personal financial planning process: Should financial advisors tailor their process to the gender of the client? Humanomics, 22 (4), 223-238.

(31)

31

Bijlage I

Onderstaand is de Robust regressie opgenomen die is gebruikt bij de gevoeligheidsanalyse van de resultaten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het Burgerlijk Wetboek II artikel 2:391 lid 3 wordt vermeld dat er aandacht besteed moet worden aan de financiële risico en het beleid inzake risicobeheer

At the second annual UC Irvine Audit Committee Summit, Jim Schnurr shared his perspectives on several issues facing audit committees, including the SEC’s concept release on

Other topics include the objectives of the independent private-sector audit and recommended next steps for registrants subject to the final rule and other conflict minerals

committees today, KPMG’s 2014 Global Audit Committee Survey captures the views of nearly 1,500 audit committee members around the world on a range of timely issues—from the

The updated version of the COSO Framework, issued in May 2013, emphasizes the role of the board—and thereby the audit committee, depending on governance structure—in creating

This Audit Committee Brief highlights recent standard- setting developments related to revenue recognition, financial instruments, and lease accounting, and includes questions

Wij moeten nooit toelaten dat onze ervaringen het Woord van God uitleggen, maar in plaats daarvan, moet het Woord van God onze ervaringen beheersen. verhoevenmarc@skynet.be

Correlatie