• No results found

Colombiaanse integratiebeleving : belevingen van eigen integratie uitgelegd aan de hand van economisch, cultureel en sociaal kapitaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Colombiaanse integratiebeleving : belevingen van eigen integratie uitgelegd aan de hand van economisch, cultureel en sociaal kapitaal"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Colombiaanse Integratiebeleving

Belevingen van eigen integratie uitgelegd aan de

hand van economisch, cultureel en sociaal kapitaal

Bron: www.eluniversal.com.co

Rick Schoenmaeckers, 10578366 Bachelor scriptie Algemene Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam 1e lezer: Debby Gerritsen

2e lezer: Dorine Greshof

2 januari 2017 Woorden: 15.029 rickschoenmaeckers@gmail.com

(2)

2 Inhoudsopgave Voorwoord ... 4 Samenvatting ... 5 1. Inleiding ... 6 2. Theoretisch kader ... 8 2.1 Migratie ... 8 2.1.1 Colombia ... 10 2.2 Integratie ... 10 2.2.1 Theorie ... 10 2.2.2 Beleid... 11

2.3 Eigen percepties en integratiebeleving ... 13

2.3.1 Habitus ... 13 2.3.2 Veld ... 14 2.3.3 Economisch kapitaal ... 14 2.3.4 Cultureel kapitaal... 15 2.3.5 Sociaal kapitaal ... 16 3. Probleemstelling ... 18 3.1 Probleemomschrijving ... 18 3.2 Onderzoeksvraag ... 18 3.2.1 Deelvragen ... 18 3.3 Wetenschappelijke relevantie ... 19 3.4 Maatschappelijke relevantie ... 20 4. Methode ... 21 4.1 Strategie ... 21 4.2 Onderzoeksdesign ... 21 4.3 Onderzoeksmethoden ... 22 4.4 Interdisciplinariteit ... 22 4.5 Operationalisering ... 22 4.6 Onderzoekspopulatie ... 23 4.7 Ethische verantwoording ... 24 4.8 Dataverwerking en analyse... 24 5. Resultaten ... 26 5.1 Onderzoeksproces ... 26 5.2 Respondentengroep ... 27

(3)

3 5.4 Integratie ... 28 5.5 Belevingen ... 29 5.5.1 Economisch kapitaal ... 29 5.5.2 Cultureel kapitaal... 31 5.5.3 Sociaal kapitaal ... 33 5.6 Eigen integratie ... 35 6. Conclusie en discussie ... 36 6.1 Conclusie ... 36 6.2 Discussie ... 39 6.3 Reflectie... 40 7. Literatuur ... 41 8. Bijlagen ... 43

Bijlage 1: Interviewinstrument (Nederlands) ... 43

Bijlage 2: Interviewinstrument (Spaans) ... 45

Bijlage 3: Flyer respondentenwerving... 47

Bijlage 4: Coderingsschema ... 48

Bijlage 5: Respondentenschema ... 49

Bijlage 6: Gecodeerd transcript ... 50

(4)

4

Voorwoord

Voor u ligt het eindresultaat van mijn studie Algemene Sociale Wetenschappen. Het proces van de afgelopen maanden dat geleid heeft tot dit geschrift is een synthese van hetgeen ik hier door de jaren heen heb geleerd. Het schrijven van de scriptie is mij goed afgegaan. Het empirische onderzoek heb ik met veel plezier gedaan en was een buitengewoon leerzaam proces.

Het volbrengen van deze scriptie was mij echter niet gelukt zonder de hulp van een aantal personen. Allereerst wil ik Martijn Dekker bedanken die samen met mij de start heeft gemaakt van het scriptieproces. Ik heb Martijn als begeleider gekozen omdat ik hem zie als een zeer goede en

inspirerende docent die mij uitstekend kon helpen bij het schrijven van de scriptie. Helaas hebben wij dit niet samen kunnen afronden vanwege ziekte – heel veel sterkte met het hertstel.

Vervolgens wil ik graag Debby Gerritsen bedanken, de tweede lezer van mijn scriptie. Dankzij Debby heb ik het proces goed kunnen afronden. Ik kende Debby niet voor het schrijven van mijn scriptie maar dankzij de feedback die ik kreeg, is mij duidelijk geworden dat Debby een expert is op het gebied van migratie en integratie en een uitstekende begeleider is. Debby heeft met haar expertise bijgedragen aan een theoretisch sterk en kwalitatief goed betoog.

Verder wil ik graag Dorine Greshof bedanken die bereid was om mijn scriptie voortijdig als tweede lezer te beoordelen zodat ik in februari aan mijn master kan beginnen. Deze flexibele instelling heeft mij met name de laatste weken gerust gesteld.

Als laatste wil ik graag mijn ouders bedanken die mij altijd gesteund hebben tijdens mijn studie en waarop ik ook de laatste maanden altijd kon rekenen.

(5)

5

Samenvatting

Dit onderzoek geeft de verschillende belevingen weer van de eigen integratie van Colombiaanse immigranten die in de periode van 1982 tot 2014 in Groot-Amsterdam zijn komen wonen. Hiervan is een analyse gemaakt aan de hand van theorieën vanuit verschillende disciplines die het concept integratiebeleving verklaren. Deze analyse heeft haar theoretische basis in economisch, cultureel en sociaal kapitaal. Doormiddel van semigestructureerde interviews met 15 Colombiaanse migranten zijn interpretaties gedaan van de belevingen omtrent de eigen integratie. De belangrijkste bevindingen zijn dat Colombiaanse migranten het spreken van de taal als belangrijke indicator zien voor een goede integratie. Dit strookt met Bourdieu’s theorie over cultureel kapitaal. Daarnaast wordt in dit onderzoek de theorie met betrekking tot sociaal kapitaal bevestigd omdat uit de resultaten is gebleken dat het hebben van vrienden en sterke netwerken bijzonder belangrijk is voor de integratiebeleving van de respondenten. Verder kwam in dit onderzoek naar voren dat de Colombiaanse immigranten die in de afgelopen 10 jaar naar Nederland zijn gekomen, een relatief gemarginaliseerde groep betreft die een grote wil heeft om goed te integreren. Dit deel van de respondenten ervaart de eigen integratie overheersend positief. Dit onderzoek draagt bij aan de wetenschappelijke literatuur omtrent migratie- en integratie en kan worden gebruikt als ondersteuning in het ontwerpen van migratie- en

(6)

6

1. Inleiding

De Latijns-Amerikaanse migrantenpopulatie in Nederland is relatief klein en er is vrij weinig

onderzoek naar gedaan. Daarnaast wordt in de media niet veel over deze doelgroep bericht. Dit wordt soms afgeschreven op het feit dat ze ‘weinig problemen hebben veroorzaakt binnen de Nederlandse samenleving’, aldus de website www.noticias.nl (Noticias, 2006), die zich bezig houdt met het berichten over en vanuit Latijns-Amerika en met nieuws over latino’s in Nederland. Deze uitspraak is generaliserend en scheert alle Latijns-Amerikaanse migranten over één kam. In dit onderzoek wordt geprobeerd om deze generalisatie te doorbreken. Daarom wordt er gefocust op één nationaliteit: de Colombianen.

Colombiaanse migranten die door de jaren heen naar Nederland zijn gekomen hebben altijd te maken gehad met verschillende migratie en integratie paradigma’s. Deze paradigma’s zijn ontstaan dankzij grote golven migranten vanuit verschillende landen. Zoals de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders en de Antilliaanse en Surinaamse dekolonisatiemigranten. Als er bepaalde problemen ontstonden bij de migratie en integratie van een groep migranten werd er nieuw beleid ontworpen naar aanleiding van de moeilijkheden van de probleemgroep (Vermeulen & Penninx, 2000). De

Colombianen hadden zich hieraan aan te passen en er werd niet naar hun specifieke situatie gekeken. Over persoonlijke ervaringen van dit proces en de beleving die de Colombianen hadden omtrent de manier waarop het aanpassen hen werd opgelegd is in de wetenschappelijke literatuur weinig over bekend.

Met dit onderzoek wordt geprobeerd om meer inzicht te krijgen in de belevingen van Colombianen tegenover hun eigen integratie in de Nederlandse samenleving. Aangezien het concept integratiebeleving überhaupt ondervertegenwoordigd is in de wetenschappelijke literatuur is dit een bijdrage aan de migratie- en integratie- theorie. Om de belevingen omtrent de eigen integratie wetenschappelijk te kunnen interpreteren, wordt er gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur uit verschillende disciplines. De bevindingen die gedaan zijn kunnen bijdragen aan revisies en interpretaties omtrent integratiebeleid.

Deze interdisciplinaire aanpak wordt gehanteerd om een compleet en duidelijk beeld te verschaffen over de Colombiaanse migranten in Nederland. Het interpreteren van de belevingen van de Colombianen wordt gedaan aan de hand van de theorieën van Bourdieu over hoe individuen de sociale wereld ontvangen en begrijpen. Met behulp van zijn ideeën over economisch, cultureel en sociaal kapitaal krijgen deze percepties en belevingen invulling. Om op dit probleem een antwoord te vinden, wordt de volgende onderzoeksvraag gehanteerd: Wat is de beleving van Colombiaanse immigranten in Groot-Amsterdam omtrent hun integratie in de Nederlandse samenleving?

De Colombianen die in Nederland wonen vormen op dit moment de grootste groep Spaanstalige Latinomigranten (CBS, 2016). Met 15.346 individuen is dit en een relevante groep binnen de samenleving waar in de literatuur niet veel over is geschreven. Uit de manier waarop deze

(7)

7 groep aankijkt tegen integratie in het algemeen en tegen de eigen integratie in het bijzonder, kunnen conclusies worden getrokken die van waarde zijn voor het maatschappelijk belang omdat hieruit lessen kunnen worden gehaald voor toekomstig integratiebeleid.

Dit onderzoek is als volgt opgebouwd; eerst wordt er een theoretische basis gegeven waarin de belangrijkste theorieën en concepten met betrekking tot migratie en integratie worden besproken. Vervolgens worden de theorieën uiteengezet waarin het hoofdconcept integratiebeleving een

interpreteerbaar fundament krijgt. Aansluitend wordt er in de probleemstelling aandacht geschonken aan de onderzoeksvraag en de deelvragen. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk dieper ingegaan op de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie. Het hoofdstuk dat hierop volgt is de methode. In het methodedeel wordt aandacht besteed aan de onderzoeksstrategieën en wordt de interdisciplinaire operationalisering van de concepten beargumenteerd. Nadien worden het onderzoeksproces en de verworven resultaten van het onderzoek besproken. Hierop volgt de conclusie waarin de theorie verbonden wordt met de resultaten. In de discussie en de reflectie wordt vervolgens kritisch teruggekeken op zowel het onderzoek als op het onderzoeksproces.

(8)

8

2. Theoretisch kader

In het theoretische kader wordt het fundament van het onderzoek beschreven. Door middel van deze interdisciplinaire basis krijgen de concepten en dimensies die onderzocht worden een duidelijke vorm. Het eerste belangrijke concept dat uitvoerig wordt behandeld is migratie. Dit concept loopt over in een paragraaf over Colombia. Vervolgens wordt integratie belicht. Omdat dit een buitengewoon betwist concept is, wordt dit gedaan vanuit verschillende invalshoeken. Eerst vanuit de Nederlandse

beleidsliteratuur en de concrete indicatoren die daarbij horen. Daarna loopt de beschrijving van

integratie over in het hoofdconcept integratiebeleving. Dit wordt niet zo concreet benoemd maar wordt omschreven vanuit verschillende theorieën over percepties en belevingen. Deze percepties en

belevingen worden verklaard vanuit de theorie van Bourdieu (1986) over economisch, cultureel en sociaal kapitaal. Om hieruit meetbare indicatoren te verwerven vindt er een integratie plaats tussen verschillende disciplines.

2.1 Migratie

De wereld is steeds meer een global village geworden. Een wereld waarin kapitaalstromen, informatie, culturele ideeën, producten maar ook mensen steeds grotere geografische afstanden overbruggen en grenzen – zowel symbolisch als fysiek – oversteken en doorkruizen (Doomernik, Penninx &

Amersfoort, 1996). Met deze zin wordt er onder andere gewezen op internationale migratiestromen en de ontwikkeling daarvan door de jaren heen. In welke mate dit zich heeft ontwikkeld en waar dit door komt zal in deze paragraaf worden besproken. Daarbij wordt er gekeken hoe dit zich op nationaal niveau heeft gemanifesteerd.

Grote versnellingen in internationale migratiestromen zijn zichtbaar door de geschiedenis heen. Bijvoorbeeld na de eerste en de tweede wereldoorlog en na de dekolonisatie van landen. Door deze gebeurtenissen zijn vele miljoenen mensen vertrokken naar het buitenland wat heeft gezorgd voor differentiatie binnen bevolkingsgroepen. De reikwijdte van het concept migratie is groot; het kan zowel op macro als micro schaal plaats vinden, het kan een variërende tijdsspanne hebben en het is afhankelijk van zowel interne als externe factoren. Het is daarnaast belangrijk om in te zien dat een migrant niet iemand is die altijd alleen maar onderweg is. Het is iemand die onderweg is en

uiteindelijk op een plek terecht komt waar hij of zij zich kan settelen en kan blijven (King, 2012). Migratie heeft altijd al plaats gevonden maar kent haar pieken en dalen. De grote pieken van migratie zijn met name te herkennen in situaties die veroorzaakt zijn door push-factoren zoals oorlog, hongersnood, politieke instabiliteit of te weinig banen in het eigen land. Daarnaast kunnen pull-factoren een belangrijke rol spelen voor mensen om te migreren maar zorgen over het algemeen niet voor extreme migratiepieken. Pull-factoren kunnen beter betaalde banen zijn, politieke stabiliteit in het gastland of in het algemeen betere kansen en mogelijkheden. De reden om er uiteindelijk voor te kiezen om te migreren kan daarnaast een combinatie zijn van beide factoren (Round, 2008). De

(9)

9 geograaf King (2012) vult deze aanleiding tot migratie aan en beargumenteert dit in zijn artikel vanuit een verklarend framework. Dit framework heeft haar fundament in de oneerlijke ruimtelijke verdeling van welvaart, kansen en privileges. Hierbij benoemt King (2012) dat deze fundamentele aspecten voor migratie vrijwel altijd voor ongelijke ontwikkeling en aangepaste vestiging in een gastland zorgen. King (2012) bekijkt migratie meer vanuit de theoretische basis. Zo borduurt hij onder andere voort op Neomarxistische afhankelijkheidstheorieën en op wereldsysteem theorieën. Deze theorieën gaan uit van afhankelijkheidsrelaties tussen rijke en arme landen. Daarbij verklaart deze benadering dat armoede in ontwikkelingslanden zorgt voor rijkdom in de westerse ‘ontwikkelde’ wereld.

Vanuit de migratieliteratuur wordt door de experts Castles, de Haas en Miller (2014) nuance aangebracht in de benadering van King met behulp van de door hen beschreven migratiesysteem- en cumulatieve causaliteitstheorie. Deze theorie legt de nadruk op een individu’s agency en de systemen waardoor migratie plaatsvindt. Zij verklaren migratie aan de hand van causale verbindingen en netwerken van informatie, ideeën, goederen en sociaal kapitaal die migranten aantrekken en sturen. Deze verbindingen helpen migranten bij hun tocht van de ene naar de andere plek. Daarbij is de mate van een individu’s plaats-ongebondenheid sterk afhankelijk van de mate van diens agency. De opeenstapeling van deze verbindingen en netwerken zorgt voor een steeds groter groeiende groep migranten die elkaar telkens voorziet van belangrijke en relevante informatie. Deze instandhouding komt door de sterkere netwerken die ontstaan tussen migranten en daardoor ook tussen plaatsen. Castles, de Haas en Miller (2014) noemen dit mechanisme het ‘feedback systeem’.

De gevolgen van immigratie leiden vaak tot discussie. Vaak wordt er gezegd dat immigratie goed is voor een land en haar economie. Daarentegen heerst er een tegenstrijdig discours dat juist het tegendeel beweert. Waar door de een baanmogelijkheden en de vereniging van kennis en cultuur gezien wordt, wordt door de ander een kloof in de samenleving, grotere economische ongelijkheid en een afname van de welvaart gesignaleerd (Round, 2008; Ruyssen & Rayp, 2015). In Nederland is deze discussie al decennia lang aan de gang en er is door de jaren heen geen eenduidig beleid geweest. Daarnaast heeft ook de Europese Commissie de afgelopen jaren een belangrijke rol gespeeld bij de vorming van migratiebeleid. Het huidige beleid heeft gedetailleerde regels en voorwaarden verbonden aan migratie naar de Europese Unie (Chateau & Raffaelli, 2016). Daarnaast heeft Nederland zelf een uitgebreid protocol omtrent migranten en vreemdelingen. Zelf noemt Nederland het hedendaagse beleid ‘streng maar rechtvaardig’ (Rijksoverheid, z.j.).

De Colombianen, noch de Spaanstalige latino’s in het algemeen, zijn nooit in zulke grote getalen naar Nederland gekomen als andere groepen migranten. Zo zijn er momenteel slechts 15.346 Colombianen in Nederland tegenover bijvoorbeeld 349.022 Surinamers (CBS, 2016). Om deze reden zijn Colombianen binnen de verschillende beleidsvormen gevallen die naar aanleiding van specifieke migrantengroepen waren ontworpen. Er is nooit een beleidsstuk geschreven naar aanleiding van de Colombiaanse migranten die hun weg naar Nederland hebben gevonden. Om meer informatie over

(10)

10 Colombiaanse migratie te krijgen en om aansluiting te vinden bij deze doelgroep in Nederland wordt er in de volgende paragraaf ingegaan op Colombia.

2.1.1 Colombia

In Colombia leven ongeveer 46,5 miljoen mensen. Het land kent een buitengewoon gewelddadige geschiedenis en veel politieke en economische instabiliteit. Al meer dan 50 jaar woedt er een burgeroorlog die aan vele duizenden mensen het leven heeft gekost en waardoor miljoenen mensen ontheemd zijn geraakt en op de vlucht zijn geslagen. Sinds 2012 zijn er vredesbesprekingen met de grootste guerrillabeweging, de FARC (Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia –

Revolutionary Armed Forces of Colombia). Deze vredesbesprekingen leken geslaagd, totdat de Colombiaanse bevolking via een referendum de afspraken tussen de FARC en de regering verwierp. In november 2016 is er na enkele aanpassingen in het verdrag toch een akkoord getekend. Ondanks dat er veranderingen zichtbaar zijn, zal de oorlog in Colombia niet direct geëindigd zijn. Dit komt omdat het conflict in de loop der jaren dusdanig is geëscaleerd, dat er naast de FARC meerdere groeperingen bij de strijd zijn betrokken. Verschillende guerrillabewegingen en paramilitairen hebben zich gemengd en zorgen voor een uitermate complexe strijd. Dit conflict heeft dan ook geleid tot veel migratie binnen en vanuit Colombia. Momenteel zijn er meer dan zes miljoen Colombianen intern ontheemd geraakt en leeft 4,6% van de totale Colombiaanse bevolking in het buitenland (Ramírez, Zuluaga & Perilla, 2012; Montenegro, 2016).

2.2 Integratie

Integratie is een bijzonder concept dat nooit een éénduidige betekenis zal genieten (Sackman, 2003; Engbersen, 2009; Berry, 1997). Het concept wordt in deze paragraaf geanalyseerd vanuit verschillende invalshoeken. Namelijk vanuit het beleid en vanuit de wetenschap. Er worden Europese

integratiestrategieën behandeld en er worden verschillende perspectieven op het concept onthuld. Vanwege een oorzaak-gevolg situatie in het Nederlandse migratie- en integratiebeleid hebben de Colombianen nooit een specifieke integratieprocedure gekend. Nieuw beleid werd telkens ingevoerd naar aanleiding van voorgaande kennis over eerder beleid. Deze oorzaak-gevolg manier van

beleidsvoering is voornamelijk te herkennen in grote groepen arbeidsmigranten en

dekolonisatiemigranten die Nederland gekend heeft (Vermeulen & Penninx, 2000). Als laatste wordt er ingegaan op de integratiebeleving. Deze analyse wordt ondersteund door grand theories over habitus, het veld en de verschillende kapitalen zoals deze beschreven zijn door de socioloog Pierre Bourdieu.

2.2.1 Theorie

Nieuwkomers in een samenleving hebben te maken met een lastige opgave – integreren. Afhankelijk van de politieke en economische situatie in een land zullen er bepaalde normen en verwachtingen ontstaan tegenover migranten. De socioloog Banton (2001) beargumenteerd dat integratie een

(11)

11 ideologische weerspiegeling is vanuit de politiek. Hierdoor is het volgens hem niet mogelijk een eenduidig beleid te maken. Daarbij is het belangrijk om het integratiedebat altijd te analyseren vanuit de huidige tijdgeest. Deze tijdgeest kan positief aankijken tegen assimilatie, culturele verschillen of een collectieve identiteit, maar deze kan dat ook juist verafschuwen (Sackman, 2003; Vermeulen & Penninx, 2000; Engbersen, 2009). Daarnaast is integratie altijd tweeledig; het wordt bestudeerd vanuit de niet-dominante groep die dient te integreren en vanuit de dominante groep die bepaalde

verwachtingen en eisen heeft (Berry, 1997).

De psycholoog Berry (1997) omschreef integratie vanuit een overkoepelend concept: acculturatie. Acculturatie kan gezien worden als een socialisatieproces waarin een groep of een individu de kenmerken van een andere groep of omgeving overneemt of juist niet overneemt.

Acculturatie vindt plaats in een setting waar een minderheid socialiseert binnen een dominante groep. Binnen dit proces maakte Berry (1997) een onderscheid van vier verschillende strategieën: assimilatie, separatie, integratie en marginalisatie. De assimilatiestrategie vindt plaats wanneer de niet-dominante groep haar oorspronkelijke culture identiteit niet onderhoudt en veel interactie zoekt met de dominante cultuur. Deze strategie staat tegenover de separatie strategie waarin de niet-dominante groep juist de eigen cultuur probeert te waarborgen en interactie met de cultuur van de dominante groep probeert te vermijden. De mogelijkheid voor integratie ontstaat wanneer deze twee strategieën gecombineerd worden en er zowel aandacht en interactie is met de cultuur van de dominante groep, als dat de eigen cultuur gewaarborgd wordt. Als laatste strategie wordt marginalisatie genoemd, bij deze strategie is er weinig aandacht voor het behoud van de oorspronkelijke cultuur van de niet-dominante groep en tegelijkertijd weinig of geen aandacht voor de cultuur van de dominante groep. Deze laatste strategie is met name te zien wanneer iemand gevlucht is en de oorspronkelijke cultuur gedwongen is ontnomen (Berry, 1997).

Castles, de Haas en Miller (2014) vullen de psychologische acculturatiebenadering van Berry aan en introduceren het concept incorporation. Dit concept heeft een sociologisch- politicologisch fundament en kan gezien worden als een ideaaltype gekenmerkt door het streven naar volledige wederzijdse acceptatie. Een migrant wordt hierbij in het gastland gezien als een volledige gelijke politieke entiteit die helemaal in zijn waarde wordt gelaten. Op deze manier kan een individu zich als een volwaardig burger voelen en gedragen in het gastland, en tegelijkertijd onderdeel zijn van zijn oorspronkelijke ethische gemeenschap elders.

2.2.2 Beleid

In Europa onderscheiden de antropologen en specialisten in etniciteit- en migratiestudies Vermeulen en Penninx (2000) grofweg drie integratie modellen die veel kenmerken vertonen van Berry’s (1997) acculturatiestrategieën: het assimilatiemodel, het segregatiemodel en het multiculturaliteitsmodel. Door de geschiedenis heen heeft Nederland verschillende regimes doorlopen. Deze regimes werden ingevoerd naar aanleiding van de verschillende groepen migranten die naar Nederland kwamen. Tot

(12)

12 1973 werd er vooral gestreefd naar een sterke staat en nationale eenheid. De etnische minderheden werden veelal aan de zijlijn gezet en hier werd niet zo naar omgekeken. Een separatiepatroon in zowel het Nederlandse beleid als vanuit de acculturatiestrategie van de niet-dominante groep is in deze tijd duidelijk zichtbaar (Berry, 1997; Vermeulen & Penninx, 2000).

Volgens Vermeulen en Penninx (2000) werd na 1973 multiculturaliteit een belangrijk topic. Het multiculturaliteitsmodel vindt theoretische verzoening met de integratiestrategie van Berry (1997). Er werd gestreefd naar een samenleving waarin verschillende culturen vredig naast elkaar konden leven met zowel behoud van de eigen cultuur als interactie met de cultuur van de dominante groep. Hier gaat de socioloog Engbersen (2009) tegenin en hij beweert dat een multiculturele samenleving impliceert dat ver uiteenlopende culturen een zodanige eenheid vormen dat mensen elkaar respecteren en tolereren. Waar sociale integratie een proces is en telkens opnieuw wordt afgebakend, zou in een multiculturele samenleving elke cultuur al haar voorwaarden steeds moeten bijschaven en aanpassen. Alleen dan zou co-existentie van culturen mogelijk zijn.

Het segregatie- en assimilatiebeleid keerde volgens Engbersen (2009) in de jaren ’90 terug. Assimilatie werd vervolgens jarenlang als onbetwiste beste strategie gezien voor immigrantenbeleid. De sociologen Alba en Nee (1997) schreven hier echter eind jaren ’90 een uitgebreid kritisch artikel over en beargumenteerde dat er een verandering in de benadering van het begrip assimilatie nodig was. Zij zagen de oorspronkelijke definitie van assimilatie als een strategie die etnocentrisch was en patriottistische eisen stelden aan een minderheidsgroep die nieuw was in een land waarin zij sowieso al worstelde met het behoud van hun eigen culturele en etnische integriteit. Deze benadering kwam voort uit vroegere visies waarin assimilatie werd beschreven als het ‘ontleren van de inferieure cultuur om de nieuwe cultuur succesvol te leren als voorwaarde voor acceptatie door de dominante groep’ (Alba & Nee, 1997, p.827). Alba en Nee (1997) probeerden in het assimilatiedebat meer de nadruk te leggen op het begrijpen van etniciteit in een samenleving. Doormiddel van een modernere visie probeerden zij het debat rond assimilatie progressiever te maken. Deze benadering verklaart het werk van Banton (2001) waarin hij beargumenteert dat integratie een ideologische weerspiegeling is van de politiek. Dit impliceert dat benadering van integratie of assimilatie altijd moet worden gezien vanuit de huidige tijdgeest.

De sociologen Portes en Zhou (1993) benadrukken de negatieve kant van assimilatie met name als problematisch voor de tweede generatie migranten. Eerste generatie migranten hebben zich vaak binnen een dominante groep gesetteld met een bepaalde reden zoals bijvoorbeeld arbeid of veiligheid. Deze niet-dominante groep neigt naar Berry’s (1997) separatiestrategie. Het leven dat zij leiden in het gastland strookt vaak met de verwachtingen die zij van te voren hadden. In tegenstelling tot deze groep, zijn hun kinderen ‘gastland-georiënteerd’ en groeien op met de normen en waarden van de dominante groep. Hier komt met name de assimilatiestrategie ter sprake. Binnen het gezin van deze groep wordt echter vaak niet de taal gesproken van de dominante groep en is er niet veel aandacht voor de specifieke cultuur en gewoonten. Er ontstaat hierdoor een achterstand die de geassimileerde

(13)

13 tweede generatie migranten in een nadelige positie brengt. De uiteindelijke baan of positie die

bemachtigd wordt voldoet vaak niet aan de verwachtingen die er in principe waren naar aanleiding van de sociale context: hun land en hun landgenoten. Dit resulteert vaak in frustratie en onvrede onder de tweede generatie migranten (Portes & Zhou, 1993).

2.3 Eigen percepties en integratiebeleving

De hiervoor genoemde strategieën en modellen van integratie en acculturatie worden van buitenaf bepaald en in veel gevallen opgelegd aan migranten. Om achter de percepties en belevingen van migranten te komen dient er gekeken te worden naar het individu en zijn of haar belevingswereld. Het centrale concept in dit onderzoek is integratiebeleving. Deze fusie van de concepten integratie en beleving komt in migratie- en integratiestudies niet veel naar voren (McIlwaine, 2012). Voor dit concept dient daarom een theoretisch framework te worden neergezet om het op een

wetenschappelijke wijze te kunnen analyseren. In dit onderzoek wordt dit gedaan aan de hand van Bourdieu’s theorieën over de perceptie van de sociale wereld. Omdat er wordt gekeken naar

individuele belevingswerelden die context- en tijdsafhankelijk zijn, is het niet voldoende om slechts conventionele migratie- en integratie theorieën te bestuderen en is het van belang een grote

overkoepelende theorie – zoals die van Bourdieu – als leidraad te nemen in deze analyse (McIlwaine, 2012).

De socioloog Bourdieu (1994) beargumenteerde dat als je de sociologie van de mensen wilt begrijpen je moet kijken naar de sociale ruimte van een persoon waarin hij of zij de sociale wereld ontvangt en construeert. Zowel de manier waarop iemand de sociale wereld ontvangt als construeert gebeurt door subjectieve en objectieve structuren. Om deze structuren te kunnen begrijpen

introduceerde Bourdieu (1993; 1994) de concepten habitus en het veld. Hierin omschrijft hij habitus als hetgeen dat in het hoofd van individuen zit, als het ware de bril waar iemand door kijkt en het veld juist daarbuiten, als het ware de arena waarin iemand zich verplaatst (Ritzer, 2012). Eerst worden deze twee concepten dieper uitgelicht. Vervolgens worden de kapitalen die een individu kan accumuleren binnen het veld besproken. Dit wordt gedaan om de belevingswerelden van mensen in het

integratiedebat te kunnen plaatsen. Hier wordt een interdisciplinaire methode gebruikt om de concepten in de hedendaagse tijdgeest te kunnen begrijpen.

2.3.1 Habitus

Het habitus zijn de interne cognitieve structuren die bestaan uit bepaalde schema’s en series waardoor individuen de sociale wereld ontvangen, begrijpen en waarderen. Het zijn als het ware

geïnternaliseerde structuren die je zou kunnen zien als de ‘common sense’ van een individu. Deze structuren zijn bij iedereen anders en hebben te maken met de posities die iemand bekleedt in de sociale wereld. Daarnaast kunnen structuren overlappen als mensen dezelfde of vergelijkbare sociale posities bekleden. Daarbij is het habitus zowel duurzaam als vervangbaar. Dankzij gebeurtenissen uit het verleden past het habitus zich aan, aan hetgeen wat nog komen gaat. Het wordt tevens objectief

(14)

14 gereguleerd, dit houdt met name in dat het habitus niet zal worden beïnvloed door regels of door bepaalde machtsverhoudingen (Bourdieu, 1994). Een voorbeeld van aanpassing van het habitus is als migranten vanuit een sub-ontwikkeld land, zoals Colombia, in een ontwikkeld kapitalistisch systeem, zoals Nederland terecht komen. Hier zijn de objectieve structuren zoals de taal en cultuur anders dan in Colombia maar ook de subjectieve structuren zoals schema’s van percepties, gedachtegoed en acties die uit de structuren voortkomen. Bourdieu noemt deze verhandeling van het habitus hysteresis. Dit betekent interne chaos in het systeem vanwege historische waarden die niet in de nieuwe omgeving passen (Ritzer, 2012).

2.3.2 Veld

Het veld wat Bourdieu (1993) beschrijft kan gezien worden als een relationeel veld van interacties tussen individuen. Dit veld bestaat buiten het individuele bewustzijn en belichaamt het objectieve netwerk van relaties en instituties waarin een individu zich beweegt. Dit kan gezien worden als een analysis situs die ervoor zorgt dat elke positie objectief gedefinieerd wordt in een systeem waarin verschillende eigenschappen zich relatief opstellen tegenover andere posities. Hiermee wordt bedoeld dat elke positie, zowel een dominante als niet-dominante, afhangt van zijn eigen individuele bestaan (Bourdieu, 1993). Ritzer (2012) verduidelijkte deze definitie en beschreef het veld als een battlefield of een competitieve arena waarin iemand wordt aangedreven en gestuurd. Binnen het veld worden posities bemachtigd die men als individu of als collectief geheel probeert te verbeteren of te versterken. Dit laatste uit zich door middel van kapitalen die worden verworven of juist worden verkleind. Deze kapitalen zijn economisch kapitaal, cultureel kapitaal en sociaal kapitaal. Deze vormen van kapitaal worden daarom uitvoeriger besproken en gerelateerd aan migranten (Bourdieu, 1993).

2.3.3 Economisch kapitaal

Economisch kapitaal is in haar materialistische vorm het product van geaccumuleerde arbeid. De accumulatie van arbeid kost vaak tijd maar leidt tot winst en tot mogelijkheden. Deze visie van economisch kapitaal vindt haar basis in economische theorieën over winstmaximalisatie en

mercantilistische ruilprincipes. Het is de simpelste vorm van kapitaal en uit zich in principe in geld of de geïnstitutionaliseerde vorm daarvan: eigendommen (Bourdieu, 1986). Er wordt in het onderzoek gekeken naar de hoeveelheid economisch kapitaal dat iemand bezit en of dit van invloed is op de beleving naar de eigen integratie. Daarnaast wordt er gekeken naar iemands sociaaleconomische positie in het land van herkomst en in Nederland. Er wordt door de economen Ruyssen en Rayp (2015) gesuggereerd dat migranten een land uitkiezen om naartoe te gaan dat voor hen het beste is. Dit komt voort uit Borjas’ (in Russens & Rayp, 2015) economische theorie over self-selection. Deze theorie stelt dat migranten een land uitzoeken op basis van hun sociaaleconomische positie in het eigen land. Dit kan betekenen dat ze juist een hogere sociaaleconomische positie zullen bekleden in het gastland

(15)

15 maar ook het tegenovergestelde. Logischerwijs zullen beide groepen een verschillende integratie vertonen en deze daarom ook anders beleven.

2.3.4 Cultureel kapitaal

Het cultureel kapitaal dat iemand bezit heeft een complexere insteek dan het economisch kapitaal. Cultureel kapitaal bestaat volgens Bourdieu (1986) in drie verschillende vormen. De belichaamde vorm, de geobjectiveerde vorm en de geïnstitutionaliseerde vorm. Het cultureel kapitaal is net als economisch kapitaal een overdraagbaar goed. De overdraagbaarheid kent alleen een andere manier van overdracht. Zo is de accumulatie van het belichaamde culturele kapitaal niet direct overdraagbaar en aanpasbaar. Deze overdracht kost veel tijd en is een proces van internalisatie en bewustwording. Het algemene principe is te begrijpen vanuit de familie. Hier ligt de primaire overdracht in de vorm van opvoeding. Deze overdracht is een duurzaam proces van de vorming van de geest. De mate van cultureel kapitaal dat wordt overgebracht hangt af van de positie van de familie en de hoeveelheid cultureel kapitaal dat de familie bezit. Een duidelijk voorbeeld is bijvoorbeeld taalbeheersing. Deze vorm van cultureel kapitaal wordt meegegeven vanuit de familie en omgeving waarin je opgroeit. In deze benadering kan een directe verbinding worden gemaakt met wat Portes en Zhou (1993)

beschreven als reden voor frustratie en onvrede onder tweede generatie migranten. Deze frustratie en onvrede ontstaat door de achterstand die zij oplopen in hun taal en culturele eigenschappen – ofwel het ontbreken van de juiste overdracht van het belichaamde culturele kapitaal.

De tweede vorm die Bourdieu (1986) beschrijft is de geobjectiveerde vorm. Deze vorm van cultureel kapitaal wordt vaak overgedragen via de hiervoor besproken belichaamde vorm maar daarnaast vanuit de individuele wil naar dit kapitaal. Deze geobjectiveerde vorm gaat meer over de materialistische aspecten van cultureel kapitaal. Hiermee wordt bijvoorbeeld kunst bedoeld of

bepaalde media die worden bekeken. Maar ook de muziek die iemand luistert of bepaalde plaatsen die iemand bezoekt. De accumulatie van geobjectiveerd cultureel kapitaal is minder duurzaam en wordt resoluter geabsorbeerd. Daarnaast is deze vorm van kapitaal dynamischer en flexibeler. Om binnen het integratieproces assimilatie te voorkomen, is het van belang dat deze culturele kapitaalsvorm wordt geaccumuleerd in een gastland. Door de accumulatie van het cultureel kapitaal uit de oorspronkelijke omgeving en het kapitaal uit de nieuwe omgeving ontstaat er gemakkelijker een wederzijdse acceptatie tussen twee individuen met een andere culturele achtergrond (McIlwaine, 2012). Deze wederzijdse acceptatie zorgt er op haar beurt voor dat er een basis ontstaat waarmee incorporation mogelijk wordt (Castles, de Haas & Miller, 2014).

Als laatste vorm van cultureel kapitaal wordt de geïnstitutionaliseerde vorm besproken. Deze moet volgens Bourdieu (1986) apart van de vorige twee vormen gezien worden omdat deze haar overdracht buiten de belichaamde vorm vindt. Hiermee wordt gerefereerd aan het feit dat de belichaamde vorm zoals familie, een biologische grens impliceert. De overdracht van

(16)

16 universiteiten. Hierdoor heeft het een bepaalde legale basis die objectiever is dan de andere varianten. Deze legale basis uit zich in diploma’s of certificaten (Bourdieu, 1986).

Daarbij kan onder deze vorm van kapitaal het idee van ‘inburgeren’ van Vermeulen en Penninx (2000) geplaatst worden. Zij beschrijven dit als een objectief pakket van normen en waarden dat vanuit de staat wordt opgelegd aan de migrant. Er is geen ruimte voor subjectieve inbreng en de kennis dient te worden geabsorbeerd en te worden toegepast. Hierop aansluitend wordt

multiculturaliteit opnieuw ter discussie gesteld. Waar Engbersen (2009) en Vermeulen en Penninx (2000) co-existentie van culturen benoemen wordt dit door inburgeren juist ontmoedigd.

2.3.5 Sociaal kapitaal

Het sociaal kapitaal dat iemand geniet is sterk verbonden met de verschillende netwerken van mensen en de sterkte en duurzaamheid tussen die netwerken. Daarnaast is de mate van dit kapitaal afhankelijk van geïnstitutionaliseerde connecties die mensen hebben zoals met familieleden of georganiseerde groepen. Deze connecties zijn niet altijd natuurlijk of vanzelfsprekend maar er moet actief worden geïnvesteerd om de accumulatie van het sociaal kapitaal te bevorderen. Dit wil zeggen dat om sterke netwerken te verkrijgen of te behouden het nodig is om strategische of collectieve beslissingen te nemen die leiden tot sterkere banden binnen een netwerk. Binnen deze groepen en netwerken vinden veel materialistische en symbolische uitwisselingen plaats die bijdragen aan de mate van het sociaal kapitaal. Deze uitwisselingen kunnen weer bestaan uit economisch of cultureel kapitaal. Hierdoor wordt er een bepaalde winst behaald binnen een groep of netwerk dat een goede basis vormt voor solidariteit (Bourdieu, 1986). De socioloog Lim en politicoloog Putnam geven een goed voorbeeld van dit soort georganiseerde groepen. Zij benadrukken de positieve bijdrage die religieuze organisaties hebben op het sociaal kapitaal van mensen. Deze positieve bijdrage komt met name door de sterke netwerken die binnen deze organisaties worden gevormd en het gevoel van verbondenheid wat daardoor ontstaat (Lim & Putnam, 2010).

Vanuit het sociaal kapitaal kunnen de belevingen naar de integratie van migranten goed worden geïnterpreteerd. Als er wordt gesproken van groepsvorming van migranten dan wordt er gekeken naar de keuze van vrienden, sociale netwerken of organisaties waar zij lid van zijn. Daarnaast wordt de collectieve identiteit van een groep gekoppeld aan zowel de culturele als de sociale

component van die groep en in hoeverre zij zich daarmee verbonden voelen. Bijvoorbeeld gemeenschappelijke symbolen, gedeelde normen en waarden en gedeelde culturele tradities. Een migrant kan de collectieve identiteit van het herkomstland sterk behouden en daarnaast de collectieve identiteit van het gastland hoog in het vaandel hebben. De sterkte in verbondenheid van collectieve identiteiten kan een beeld geven van de mate van integratie van een migrant (Sackman, 2003).

Vervolgens worden er binnen het kader van migranten en hun sociale netwerken verschillende groepen onderscheiden. Vaak wordt er binnen die groepen verwezen naar diaspora’s. Dit zijn groepen migranten in een gastland die hun eigen gemeenschap hebben en binnen deze gemeenschap hun

(17)

17 traditionele gebruiken, banden en normen en waarden met elkaar blijven delen (Round, 2008). King (2012) vindt deze benadering van diaspora echter te eenvoudig. Hij beargumenteert dat diaspora een term is die zich door de jaren heen heeft gevormd en telkens andere betekenissen heeft aangenomen. De hedendaagse benadering van het begrip vindt haar basis in slachtofferschap en trauma’s die migranten bij zich dragen en zich op deze manier met elkaar verbonden voelen.

De socioloog Brubaker (2005) gaf een brede uiteenzetting van het concept. In zijn introductie werd de term long-distance nationalist benoemd. Deze term benadrukt de sterke verbondenheid die de diaspora onderhoud met het thuisland. Hierin wordt met name gedoeld op politieke betrokkenheid. Als deze betrokkenheid heel sterk is dan kan dit gevaarlijk worden en kunnen er terroristische of

ultranationalistische groeperingen ontstaan. Daarnaast omschreef hij verschillende positieve visies op diaspora. De criteria voor diaspora die Brubaker (2005) uiteindelijk definieerde benadrukte noch de negatieve, noch de positieve kant van het begrip. Zijn neutrale definitie is een goede basis om vanuit te werken in dit onderzoek. Hij definieerde diaspora vanuit drie centrale elementen: dispersion,

homeland orientation en boundary maintenance. Het alom geaccepteerde dispersion als onderdeel van diaspora gaat in op de verspreiding van etnische groepen over de wereld. Dit onderdeel benadrukt het bestaan van individuen die verspreid zijn over de wereld maar wel met elkaar zijn verbonden.

Vervolgens wordt met de homeland orientation de sterke oriëntatie bedoeld die de etnische groep behoudt met het thuisland, dit gaat zowel over loyaliteit, identiteit en de waarden die daar van toepassing zijn. Als laatste houdt de boundary maintenance met name het behoud van de eigen identiteit in die duidelijke afwijkt van de identiteit van het gastland (Brubaker, 2005). De visies op diaspora lopen uiteen, wel kan geconcludeerd worden dat een sterke verbondenheid met de diaspora voor een toename zal zorgen op het sociaal kapitaal van een individu.

(18)

18

3. Probleemstelling

In dit hoofdstuk worden de concepten die in het theoretisch kader zijn besproken omgevormd tot een onderzoeksvraag. Er wordt eerst een omschrijving van het probleem gegeven waarin wordt

teruggekoppeld naar de theorie. Vervolgens worden de onderzoeksvraag en de deelvragen verklaard en onderbouwd. Als laatste worden de wetenschappelijke en de maatschappelijke relevantie van het onderzoek toegelicht.

3.1 Probleemomschrijving

De Colombiaanse gemeenschap in Nederland is een relatief kleine groep waar weinig over bekend is. Deze groep is op verschillende momenten naar Nederland gekomen maar nooit in groten getale (Ramírez et al., 2012). Om deze redenen zijn zij binnen verschillende vormen en normen van

integratiebeleid gevallen die niet specifiek op hen gericht was. Er is dan ook niet veel bekend over de integratie van Colombianen in Nederland. Daarnaast weten we weinig over hoe Colombianen tegen integratie in het algemeen aankijken en hoe zij hun eigen integratie ervaren. De uiteenlopende definities die aan integratie worden gegeven binnen de wetenschappelijke literatuur en binnen het Nederlands beleid maken het daarbij lastig voor degene van wie er verwacht wordt te integreren om dit op een juiste manier te doen (Berry, 1997; Alba & Nee, 1997; Portes & Zhou, 1993; Sackman, 2003; Vermeulen & Penninx, 2000; Engbersen, 2009). Daarom is er naast de wetenschappelijke verklaringen over integratie ingegaan op de belevingswerelden en de percepties van de migranten aan de hand van Bourdieu’s vormen van kapitaal die zich manifesteren in het veld. Door integratiebeleving te koppelen aan economisch, cultureel en sociaal kapitaal wordt dit een interpreteerbaar concept.

3.2 Onderzoeksvraag

In dit onderzoek wordt getracht om de beleving naar de eigen integratie van de Colombianen in Groot Amsterdam weer te geven. Om resultaten te krijgen die valide en interpreteerbaar zijn en omdat de Colombiaanse gemeenschap in Groot Amsterdam de grootste Spaanstalige groep Latijns Amerikaanse migranten is (OIS, 2016), zal de leidende hoofdvraag gedurende dit onderzoek zijn: Wat is de beleving van Colombiaanse immigranten in Groot Amsterdam omtrent hun integratie in de Nederlandse samenleving?

3.2.1 Deelvragen

Om de onderzoeksvraag volledig te kunnen beantwoorden zijn er drie soorten deelvragen opgesteld. Een beschrijvende, een verklarende en een analytische. Deze deelvragen zijn ontworpen vanuit de theorieën die in het theoretisch kader zijn besproken. De eerste deelvraag is een beschrijvende vraag en gaat in op de doelgroep:

- Waarom emigreren Colombianen naar Nederland?

(19)

19 hun motivaties zijn om naar Nederland te komen. Door het beantwoorden van deze vraag kan er gekeken worden in hoeverre de achtergronden en de beweegredenen naar de migratie meespelen in de beleving over de eigen integratie van de migranten.

De tweede deelvraag heeft een verklarend karakter en probeert er achter te komen wat integratie voor de Colombiaanse migranten betekent:

- Wat verstaan Colombiaanse migranten onder integratie?

Deze deelvraag heeft als doel om onduidelijkheden binnen het ambigue begrip integratie te elimineren. Naar aanleiding van de literatuur wordt er verwacht dat er geen eenduidig antwoord op deze vraag zal komen vanuit de migranten.

De derde en laatste deelvraag is analytisch. Bij deze deelvraag worden percepties en belevingen geanalyseerd vanuit de theoretische concepten van Bourdieu:

- In hoeverre speelt economisch, cultureel en sociaal kapitaal een rol bij de beleving over de

eigen integratie van Colombiaanse migranten?

In de literatuur is beschreven hoe cultureel, sociaal en economisch kapitaal een rol kunnen spelen in de belevingen naar de eigen integratie van migranten (McIlwaine, 2012). Door beantwoording van deze deelvraag krijgt de centrale onderzoeksvraag een volledige invulling. Daarnaast kunnen de resultaten van het onderzoek met behulp van deze deelvraag op een wetenschappelijke wijze worden teruggekoppeld naar de literatuur.

3.3 Wetenschappelijke relevantie

Naast de discussie over wat integratie is en hoe het zich manifesteert zit er een niche in de

wetenschappelijke literatuur omtrent integratie en migratie van Colombianen in Nederland. Er wordt namelijk vooral gesproken over Latijns-Amerikanen in het algemeen. Dit is gezien de omvang van het continent, de culturele, nationale en collectieve verschillen tussen de landen veel te generaliserend (McIlwaine, 2011; McIlwaine, 2012). Het is daarom van belang om deze gewoonte te doorbreken en per land te onderzoeken hoe migranten hun eigen integratie beleven. Omdat in de meeste Latijns-Amerikaanse landen Spaans wordt gesproken is het relevant om een Spaanstalige doelgroep te analyseren. De grootste Spaanstalige groep Latijns-Amerikaanse migranten in Nederland zijn de Colombianen. In 2015 bedroeg deze groep 15.346 personen (CBS, 2016). Om waardevolle en valide conclusies te kunnen trekken, wordt er in dit onderzoek naar deze groep mensen gekeken.

Verder ligt er een wetenschappelijke lacune rondom het concept integratiebeleving. Deze fusie van de concepten integratie en belevingen is schaars en levert daarom een waardevolle aanvulling op aan het migratie- en integratiedebat.

(20)

20 dit een significante groep is die in de Nederlandse maatschappij leeft, is er niet veel onderzoek naar gedaan. Onderzoek naar de belevingen over de eigen integratie van latino migranten is überhaupt schaars, zowel in Nederland als in andere West-Europese landen.

3.4 Maatschappelijke relevantie

Omdat er weinig onderzoek is gedaan naar Colombianen in Nederland, lijkt het een groep mensen waarvan niet duidelijk is hoe zij zich beweegt, voelt en gedraagt binnen de maatschappij. Daarnaast is integratiebeleid altijd ontworpen op basis van de ervaringen van andere groepen migranten. Wat dit voor effect heeft gehad op de Colombianen, is niet bekend. Door dit onderzoek kan duidelijker in kaart worden gebracht hoe de Colombianen er voor staan met betrekking tot integratie. Bovendien kunnen er interessante trends en leefpatronen naar voren komen van de specifieke doelgroep. Uit de resultaten kunnen belangrijke aspecten worden gehaald voor de ontwikkeling van integratiebeleid voor

Colombiaanse migranten. Tevens kunnen er lessen worden geleerd met betrekking tot het ontwerpen van beleid voor specifieke doelgroepen.

(21)

21

4. Methode

Er zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de gebruikte onderzoeksmethoden. Eerst wordt de strategie besproken met daarin de voorkeuren en keuzes met betrekking tot de ontologie en

epistemologie. Vervolgens wordt uitgelegd waarom er in dit onderzoek is gekozen voor een case studie design. Daarna wordt verder ingegaan op de methoden van het onderzoek en de

operationalisering van de hoofdconcepten. Als laatste wordt de onderzoekspopulatie besproken en de wijze van benadering.

4.1 Strategie

De onderzoeksstrategie in dit onderzoek is kwalitatief van aard en heeft een inductieve inslag. Er is voor deze strategie gekozen omdat de persoonlijke belevingen en ervaringen van migranten worden onderzocht. Er wordt verwacht dat er vanuit de bevindingen een nieuwe theoretische basis ontstaat over de integratie van Colombiaanse migranten in Nederland. Deze theoretische basis zal voortkomen uit een iteratief proces waarbij telkens wordt gereflecteerd op de bestaande grand theories en middle range theories die behandeld zijn in het theoretisch kader (Bryman, 2012).

De ontologische basis is constructivistisch omdat de sociale fenomenen en hun betekenissen onderzocht worden. Sociale fenomenen zoals integratie en de beleving daarvan worden constant gereviseerd en op verschillende manieren verklaard. Daarnaast kan er worden gesproken van een ‘negotiated order’ (Bryman, 2012, p. 33), een denkwijze die niet uitgaat van vooraf bestaande karakteristieken en eigenschappen van sociale verschijnselen, maar juist van de sociaal

geconstrueerde. Deze visie is te herkennen in Bourdieu’s (1994) theorieën over habitus en het veld waarin de persoonlijke percepties van mensen bepaald worden door de omgeving. De epistemologie van het onderzoek is interpretivistisch omdat er subjectieve kennis wordt verworven vanuit sociale interactie tussen de onderzoeker en het onderzoeksobject – de Colombianen.

Er wordt gewerkt met een open onderzoeksvraag. Vanuit de kennis die is verworven in het theoretisch kader kan er gesteld worden dat de beleving naar de eigen integratie niet met een ja of nee, noch met een éénduidig antwoord beantwoord zal worden. Vanwege de breedte van de vraag is het nodig om enige richting te geven aan de respondenten. Deze richting wordt gegeven middels

Bourdieu’s ideeën over kapitalen. Aan de hand van het economisch, cultureel en sociaal kapitaal wordt de beleving naar eigen integratie van Colombiaanse migranten verklaard.

4.2 Onderzoeksdesign

Middels een intensive case-study design is de doelgroep in dit onderzoek geanalyseerd. De

Colombianen zijn de grootste groep Spaanstalige latino-migranten in Groot Amsterdam (OIS, 2016). Daarom geeft onderzoek naar deze mensen de meest waardevolle resultaten. Door intensief naar deze case te kijken, kunnen er geen uitspraken worden gedaan over de hele latino gemeenschap in

(22)

22 studie geeft wel de mogelijkheid om uitspraken te doen over deze gemeenschap. Daarbij kunnen nieuwe inzichten wellicht zinvol zijn voor soortgelijke cases (Bryman, 2012).

4.3 Onderzoeksmethoden

Het doel van dit onderzoek is om erachter te komen wat de belevingen zijn van Colombiaanse migranten naar hun integratie in de Nederlandse samenleving. Om achter de persoonlijke belevingen en ervaringen van de respondenten te komen is er gebruik gemaakt van semigestructureerde

kwalitatieve interviews. Deze interviews zijn afgenomen aan de hand van een interviewschema waarin de onderwerpen en de hoofdconcepten staan verwerkt in verschillende vragen.

Het interviewschema is zowel in het Nederlands als in het Spaans gebruikt, afhankelijk van de taal waarin het interview is afgenomen (Bijlage 1 & Bijlage 2). Dit schema is met name gebruikt om sturing te geven aan de interviews en diende niet strak te worden gehandhaafd. Dit is gedaan om de respondenten voldoende ruimte te geven voor persoonlijke verhalen. Door de interviews

semigestructureerd af te nemen is het daarnaast mogelijk om bepaalde belangrijke concepten te benoemen of deze in vragen te verwerken. Door dit te doen ontstaat er een samenhangend verhaal waarin mogelijke patronen kunnen worden ontdekt en van waaruit conclusies worden getrokken (Bryman, 2012). De vragen die worden behandeld tijdens de interviews zijn verworven door een interdisciplinair literatuur onderzoek. Vanuit de theorie zijn in verschillende disciplines indicatoren verworven die in de paragraaf operationalisering (paragraaf 4.5) worden besproken.

4.4 Interdisciplinariteit

De operationalisering van dit onderzoek berust op een iteratief en interdisciplinair proces. Interdisciplinariteit is een begrip met ambigue grenzen en met variërende reikwijdte tussen de verschillende academische disciplines. In dit onderzoek is er interdisciplinair te werk gegaan om een zo volledig mogelijk antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag. Dit houdt in dat dat er binnen de verschillende academische disciplines en sub-disciplines is geïntegreerd. Deze integratie vond plaats tussen theorieën en debatten vanuit de psychologie, sociologie, antropologie, economie en politicologie. Binnen deze disciplines zijn specialisten geraadpleegd op het gebied van migratie-, integratie-, en etniciteitsstudies. Welke indicatoren binnen welke disciplines zijn verworven wordt uiteen gezet in het hier opvolgende paragraaf (Keestra & Menken, 2016).

4.5 Operationalisering

Het hoofdconcept is integratiebeleving. Dit concept dient te worden geoperationaliseerd om deze te laten uitmonden in goede interviewvragen. Integratiebeleving wordt in dit onderzoek vanuit drie dimensies bekeken, te weten economisch kapitaal, cultureel kapitaal en sociaal kapitaal. Deze zijn verworven uit Bourdieu’s (1986) theorie over de manier waarop mensen de sociale wereld ontvangen en creëren. Om dit hedendaagse probleem te analyseren, is er een integratie geweest van verschillende disciplines die ervoor heeft gezorgd dat er heldere indicatoren konden worden opgesteld bij de

(23)

23 dimensies. Zo zijn er vanuit het economisch kapitaal de indicatoren ‘sociaaleconomische positie’ en ‘eigendommen’ verworven. Deze indicatoren zijn verworven vanuit de economische literatuur (Ruyssen & Rayp, 2015). Daarbij wordt economisch kapitaal behandeld aan de hand van de meest pure vorm zoals deze is beschreven in de sociologie: arbeid (Bourdieu, 1986).

De dimensie van het cultureel kapitaal heeft zijn indicatoren te danken aan literatuur vanuit de psychologie, de sociologie, de antropologie, en de politicologie. De verworven indicatoren zijn ‘tradities’, ‘onderwijs’, ‘taalbeheersing’ en ‘inburgeren’. Aan deze meetbare concepten is in het theoretisch kader uitgebreid aandacht besteed (Bourdieu, 1986; Sackman, 2003; Vermeulen & Penninx, 2000; Portes & Zhou, 1993; Engbersen, 2009). De laatste dimensie is het sociaal kapitaal. Hieruit zijn de indicatoren ‘collectieve identiteit’, ‘netwerken’, ‘religie’ en ‘diaspora’ gevloeid. Deze indicatoren komen voort zowel vanuit de politicologie en de sociologie als vanuit de geografie en de human geography (Sackman, 2003; Round, 2008; Lim & Putnam, 2010; Brubaker, 2005).

Ter verduidelijking is er een schematische weergave gemaakt in de vorm van een operationaliseringsschema:

Wat is de beleving van Colombiaanse immigranten in Groot Amsterdam omtrent hun integratie in de Nederlandse samenleving?

Eigenschapsbegrip Dimensie Indicatoren

Integratiebeleving

Definitie:

De ervaringen en ondervindingen van een individu naar de mate van zijn of haar integratie in de maatschappij.

Economisch kapitaal Sociaal economische positie Eigendommen

Arbeid Cultureel kapitaal Tradities

Onderwijs Taalbeheersing Inburgeren

Sociaal kapitaal Collectieve identiteit Netwerken

Diaspora Religie/ kerk

4.6 Onderzoekspopulatie

De groep respondenten die in dit onderzoek benaderd is zijn Colombiaanse migranten in Groot Amsterdam. Deze groep is de grootste Latijns-Amerikaanse, Spaans sprekende migrantengroep in Groot Amsterdam en daarom de meest interessante. Binnen deze doelgroep is er gekeken naar migranten die hier zijn gekomen tussen 1980 en 2014. Hiervoor is gekozen omdat de grootste internationale migrantengolf vanuit Colombia in de jaren ‘90 plaats heeft gevonden. Deze ruime marge geeft daarom vergelijkingsmogelijkheden. Daarbij is het interessant om te kijken of er

(24)

24 verschillen zijn in perioden waar migranten wel en niet te maken hadden met strenge integratie en inburgeringswetgeving (Vermeulen & Penninx, 2000; Ramírez et al., 2012; McIlwaine, 2012; Engbersen, 2009).

De respondenten zijn op verschillende manieren benaderd. Hier is voor gekozen om verwachte bias tegen te gaan (Bryman, 2012). In het vooronderzoek is geprobeerd om contactgegevens via de Colombiaanse ambassade op te vragen om een zo neutraal mogelijke groep respondenten te krijgen. Helaas is deze informatie vertrouwelijk en heeft dit geen respondenten opgeleverd.

Daarom zijn er ten eerste respondenten benaderd via de instelling ‘Casa Migrante’ in Amsterdam. Deze instelling heeft in 1961 haar deuren geopend als zijnde ‘een huis die haar deuren open heeft staan voor de Spaanstaligen in Nederland’. Casa Migrante probeert als brug te dienen tussen de Spaanstalige migrant en de Nederlandse samenleving. Getracht wordt de integratie te versoepelen en hulp te bieden waar dit nodig is (Casa Migrante, z.j.). Ten tweede zijn respondenten benaderd via het eigen netwerk. Via de beperkte connecties van de auteur zijn er via het

sneeuwbaleffect (Bryman, 2012) meerdere respondenten verworven. Verder is er via

Facebookgroepen zoals ‘Colombianos en Amsterdam’ en ‘Colombianos en Hollanda’ geprobeerd respondenten te werven. Als laatste is er geflyerd bij de Sint Nikolaas kerk (Bijlage 3). Deze kerk wordt veelvuldig gebruikt door de Latijns- Amerikaanse gemeenschap in Amsterdam en geeft daarom de mogelijkheid om in contact te komen met Colombianen.

4.7 Ethische verantwoording

Vanuit ethische overwegingen is er aan de respondenten volledige anonimiteit gegarandeerd. De interviews zijn gehouden in een voor de respondenten vertrouwelijke omgeving zodat zij vanwege de omgeving geen onprettige gevoelens konden krijgen. Van te voren is er duidelijk uitgelegd wat er met de resultaten gedaan wordt. Verschillende onderwerpen die zijn behandeld wekte voor sommige respondenten gevoelens van schaamte of verdriet op. Om deze reden is er van te voren afgesproken dat als iemand niet wilt reageren op een vraag of onderwerp, hij of zij dit niet hoeft te doen. Alle namen die in dit onderzoek worden gebruikt zijn pseudoniemen.

4.8 Dataverwerking en analyse

De verzamelde data bestaat uit Nederlandse en Spaanse transcripten van de semigestructureerde interviews. De interviews zijn opgenomen en direct na afname getranscribeerd om eventuele

observaties en belangrijke contextuele invloeden te kunnen noteren. Om de analyse zo overzichtelijk mogelijk te laten verlopen, is er in het Nederlands gecodeerd (Bijlage 4). De eerste codes zijn

verworven door open te coderen. Vervolgens zijn er nieuwe codes ontstaan door vragen aan te passen en axiaal te coderen. Deze iteratieve stap zorgde voor interviews die meer waardevolle elementen bevatten dan de voorgaande interviews. Uiteindelijk zijn er 35 codes verworven en ondergebracht in zes code families. Deze code families zijn: algemene informatie, migratie, integratie, economisch

(25)

25 kapitaal, cultureel kapitaal en sociaal kapitaal. De analyses zijn uitgevoerd met behulp van het

(26)

26

5. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten besproken die uit de 15 interviews zijn gekomen. Alle namen die genoemd worden, zijn pseudoniemen die in de bijlage staan vermeld in het respondentenschema (Bijlage 5). Als eerste wordt het onderzoeksproces toegelicht en de wijze waarop de respondenten zijn verworven komt hier aan de orde. Vervolgens wordt er aandacht besteed aan de respondentengroep. In de daaropvolgende paragraaf wordt gekeken naar de verschillende redenen waarom de respondenten naar Nederland zijn gekomen. Vervolgens wordt de integratie besproken. Dit deel is als volgt opgebouwd: eerst worden de eigen ideeën over integratie beschreven. Vervolgens worden de

belevingen die de respondenten hebben beschreven aan de hand het economisch, cultureel en sociaal kapitaal. Als laatste is er aandacht voor hoe de respondenten tegen hun eigen integratie aankijken.

5.1 Onderzoeksproces

In eerste instantie werd aangenomen dat het vinden van respondenten niet moeilijk zou verlopen. Dit bleek tijdens het proces echter lastiger te zijn dan verwacht. Allereerst is contact gelegd met ‘Casa Migrante’. Via Casa Migrante zijn drie respondenten verworven.

Vanuit Casa Migante werd er doorverwezen naar de Sint Nikolaas kerk op de Prins

Hendrikkade. De Latijns-Amerikaanse gemeenschap maakt veel gebruik van deze kerk en de predikant zou waarschijnlijk kunnen bijdragen aan het vinden van meer respondenten omdat dit een bekend man is binnen de Latijns-Amerikaanse gemeenschap in Nederland. Dit bleek in de praktijk lastiger dan verwacht; aanvankelijk werd geprobeerd telefonisch en via de mail contact te leggen. Omdat hier niet op gereageerd werd, zijn er twee kerkdiensten bijgewoond. Na afloop van de tweede mis is de

predikant benaderd. Zijn reactie op de vraag of hij kon bijdragen aan extra respondenten was als volgt: “De Colombianen in Nederland laten zich niet snel door vreemden interviewen, als ze je niet kennen, vertrouwen ze je niet en denken ze dat je van de IND [Immigratie en Naturalisatie Dienst] bent” (Persoonlijk gesprek, 5 november, 2016).

Omdat veel Colombianen de diensten in deze kerk bijwonen, is er toch voor gekozen de doelgroep via de kerk te benaderen. Dit is gedaan middels flyers (Bijlage 3) die na de mis zijn uitgedeeld. Dit heeft uiteindelijk één respondent opgeleverd en dat was de consul generaal van het Colombiaanse consulaat in Amsterdam. Na een uitnodiging op het consulaat waarin de consul vertelde wat de rol van het consulaat is bij de integratie van Colombianen, zijn er nieuwe methodes aangeboord om de Colombiaanse gemeenschap te bereiken. Het consulaat kon helaas niet bijdragen aan meer respondenten omdat dit vertrouwelijke informatie was.

Vervolgens zijn er op de Facebookgroepen: ‘Colombianos en Holanda’, ‘Colombianos en Amsterdam’ en ‘Latinos en Amsterdam’ advertenties geplaatst die twee respondenten hebben

opgeleverd. Vanuit de ondervraagde respondenten die al geïnterviewd waren en via het eigen netwerk zijn uiteindelijk de overige respondenten via een sneeuwbal effect bereikt.

(27)

27 Alle interviews zijn in de maand november (2016) afgenomen op verschillende locaties waar de respondenten zelf de voorkeur aan gaven. Zo zijn er interviews afgenomen in Casa Migrante, op het consulaat van Colombia, bij mensen thuis, in cafés, op een universiteit, in een portiek van een woning en in een auto op weg naar iemands werk. Er zijn 14 interviews opgenomen en getranscribeerd, één interview mocht niet worden opgenomen. Dit interview is direct na afname met behulp van notities uitgeschreven. Elf van de respondenten is de Nederlandse taal niet machtig en daarom zijn deze interviews in het Spaans afgenomen. De overige vier zijn in het Nederlands afgenomen. De duur van de interviews varieerde van 10 minuten tot 63 minuten, de meeste duurden ongeveer 35 minuten.

5.2 Respondentengroep

De respondenten vormen een gevarieerde groep Colombianen tussen de 22 en 54 jaar oud. Alleen van Sandra is haar leeftijd niet bekend omdat zij aangaf dat dit iets persoonlijks voor haar was. Er zijn in totaal vijf mannen en tien vrouwen geïnterviewd. De Colombianen die benaderd zijn, zijn allemaal naar Nederland gekomen tussen 1982 en 2014 en hebben de intentie om voorlopig in Nederland te blijven wonen. Deze intentie wordt bekrachtigd door het hebben van een Nederlands paspoort. Acht respondenten hebben die inmiddels bemachtigd en twee respondenten zitten in het proces om een Nederlands paspoort te krijgen. Alleen Jasmin (42) en José (22) hebbenSpaanse paspoorten, Jasmin gaf aan dat zij nog niet zeker wist hoelang ze wilde blijven en dat het daarom niet nodig was een Nederlands paspoort aan te vragen. José (22) was hier wel zeker van want hij wil in de toekomst het Nederlandse leger in. Richairo (23) heeft een verblijfsvergunning maar gaf aan dat dit voldoende voor hem was. Met deze kaart kan hij studeren en werken en dat is het belangrijkste voor hem. Denise (32) had een speciaal visum waarmee zij alle rechten van een Europeaan heeft, zij is aan deze kaart gekomen omdat zij een relatie heeft met een Italiaanse jongen. Omdat deze jongen een Europeaan is, kan zij met dit visum als Europeaan in Nederland leven.

5.3 Waarom naar Nederland?

De redenen waarom de respondenten er voor hadden gekozen om naar Nederland te komen zijn zeer uiteenlopend. Zo gaf Sandra aan dat zij jaren geleden met een Arubaan getrouwd was en daarom de Nederlandse nationaliteit kon krijgen. Nadat zij was gescheiden van haar partner leek het haar wel leuk om in Nederland te gaan wonen. Het was meer dat het zo uit kwam dan met voorbedachten rade. Dit is herkenbaar en blijkt uit meerdere interviews. Zo antwoordde Josefina (43) op de vraag waarom zij naar Nederland was gekomen: “Nou het was niet mijn keuze. Mijn moeder heeft voor mij gekozen. Mijn moeder was namelijk met een Nederlander getrouwd en toen gingen we dus verhuizen”. Dit laatste argument komt meerdere keren terug, ook Juan (50) en José (22) geven aan dat zij vooral vanwege hun moeder die of al in Nederland was of naar Nederland zou vertrekken de oversteek maakten.

Een andere terugkerende reden is studie. Zowel Denise (32), Tim (54), Alejandra (26) en Richairo (23) gaven aan dat dit de voornaamste reden was om naar Nederland te komen. De

(28)

28 mogelijkheden voor studie liggen wel uiteen; Tim en Denise hadden deze mogelijkheid zelf gecreëerd door vanuit Colombia op zoek te gaan naar plaatsen voor buitenlandse studenten in Nederland. Richairo en Alejandra hadden deze mogelijkheid omdat hun moeder getrouwd was met een Nederlander. Dankzij hun Nederlandse stiefvader konden zij hierheen komen en gaan studeren. Maria (40) en Martina (46) verlieten Colombia voor hun kinderen. Maria wilde hun een betere toekomst bieden:

“Ik ben hier vooral gekomen voor mijn kinderen.. een levensverandering, een andere manier van denken. Ik wilde eigenlijk gewoon een betere toekomst voor hen. En eerlijk gezegd; ze leven goed, ze hebben alles wat ze willen.. omdat zoals ik al zei: ‘ik heb het economisch gezien erg goed’. Ik wilde

niet dat mijn dochter op haar 18e kinderen zou krijgen. Ik heb dat gehad en dat kan ik niet veranderen,

ik wilde ook graag studeren.. nu wil ik deze mogelijkheid graag aan mijn kinderen geven”.

Layla (36) en Viola (49) zijn naar Nederland gekomen omdat zij beiden met een Nederlandse man zijn getrouwd. Janine (43) is ook met een Nederlandse man getrouwd, maar het huwelijk was niet haar reden om Colombia te verlaten. Zij ontmoette haar man toen zij hier al enkele jaren woonde. Het huwelijk met deze man was wel de reden dat haar kinderen naar Nederland konden komen. Als laatste is Jasmin (42) wel door haar vriend in Nederland terecht gekomen, haar vriend heeft echter niet de Nederlandse, maar zowel de Spaanse als de Marokkaanse nationaliteit.

De meeste respondenten gaven aan dat het bijzonder makkelijk was om Colombia te verlaten. De moeilijkheden omtrent de migratie begonnen in Nederland, aldus de respondenten. De jongere respondenten die naar Nederland zijn gekomen vanwege een ouder gaven aan dat de

migratieprocedure voor hen relatief eenvoudig was maar dat de ouder die al in Nederland verbleef wel veel werk heeft moeten verzetten om hun komst te realiseren. De respondenten die in de afgelopen 10 jaar de oversteek maakten, ervoeren de Nederlandse procedures als bijzonder ingewikkeld en

uitgebreid. Zeker de respondenten die de Nederlandse nationaliteit wilden bemachtigen of al hadden, gaven aan dat dit een eindeloze procedure is die heel veel inspanning en tijd vergt.

5.4 Integratie

In deze paragraaf wordt gekeken naar wat de Colombiaanse respondenten zelf verstaan onder het begrip integratie. De meest opvallende uitspraken die rondom dit concept zijn gedaan, worden hier uitgelicht. Er kwam in de interviews naar voren dat met name de mensen die de Nederlandse taal niet machtig waren, de taal expliciet als één van de belangrijkste indicatoren voor een goede integratie noemde. Zo zei bijvoorbeeld de Spaans sprekende Viola: “Integratie begint met de taal. Niet eerder dan dat ik de taal volledig spreek zal ik mij goed geïntegreerd voelen. Dankzij de taal kan je het gevoel krijgen om ‘onderdeel van’ te zijn”. Daartegenover zei de Nederlands sprekende Tim, die al 30 jaar in Nederland woont, het volgende: “Nou, kijk is, integratie voor mij betekent meedoen aan de filosofie van een maatschappij […] Integratie is voor mij gewoon meedoen en natuurlijk.. je identiteit

(29)

29 blijft gewoon wat het is.. maar je moet gewoon hier die cultuur respecteren”. Tim benoemde geen enkele keer ‘taal’ als belangrijke indicator bij vragen rondom integratie.

Een ander aspect wat bij twee respondenten naar voren kwam rondom het onderwerp integratie, was de Zwarte Pieten discussie. Beide respondenten zijn de Nederlandse taal machtig en vinden de Zwarte Pieten discussie een vorm van slechte integratie. Zo zei bijvoorbeeld Richairo: “Wat hoort daarbij? Ik denk dat er meer respect moet zijn, van beide kanten. Van Nederland en van buitenlanders. Buitenlanders gewoon.. soms willen ze te veel.. en het is gewoon Nederland snap je? En eh.. en dan moeten ze dat respecteren. Bijvoorbeeld met Sinterklaas dan vind ik het belachelijk dat Zwarte Piet, dit, dat.. het is gewoon gebeurd. En eh.. dat moet je gewoon accepteren.. dat is gewoon Nederland.. en als je dat niet leuk vindt dan moet je maar kijken waar je naar toe kan gaan”.

Juan was het hier mee eens en vergeleek de Nederlandse slavernij geschiedenis met die van Colombia. De strekking is voornamelijk dat het allemaal een beetje gezeur is.

Vervolgens gaven de respondenten verschillende keren aan dat het hebben van Nederlandse vrienden belangrijk is voor een goede integratie. Jasmin zei dat een combinatie van beide – zowel Colombiaanse als Nederlandse vrienden – een goede integratie is. Deze visie werd enigszins aangevuld door Janine, zij benadrukte dat wederzijdse acceptatie een belangrijke voorwaarde voor integratie is. Zij verwoordde dat zij wel graag wilde integreren, maar dat de afstandelijkheid van de Nederlanders een duidelijk probleem is.

5.5 Belevingen

In deze paragraaf wordt, op basis van een aantal uit de literatuur verkregen indicatoren, gekeken naar de reacties van de respondenten op vragen omtrent de verschillende kapitaaldimensies. De indicatoren en de reacties hierop worden in dit onderdeel bestudeerd.

5.5.1 Economisch kapitaal

Het grootste deel van de respondenten gaf aan geen bezittingen meer in Colombia te hebben. Juan, José en Denise gaven wel aan dat zij een stuk grond of een huis hadden geërfd of zouden erven maar dat zij daar niet zo veel mee deden of van plan waren mee te doen. De respondenten die hun

bezittingen in Colombia hadden verkocht, gaven aan daar vrede mee te hebben.

Layla en Maria zeidendat zij uit een welgestelde familie kwamen en een economische sterke positie hadden in Colombia. Layla zei bijvoorbeeld:

“[…] omdat wij geld hadden om hier te leven. Dat was meer dan genoeg.. in deze tijd dan. Later misschien niet meer, maar aan het begin wel. Ik denk dat dat een soort algemene wet is; als je niks meer nodig hebt, als je maar genoeg geld hebt waarmee je kan leven, in dat geval kan je gaan leven waar je maar wilt”.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het vraagt ook wel het nodige van de klanten. Naast motivatie nemen prb- klanten verantwoordelijkheid, tonen initiatief en beschikken ze over pro-

Zoek je gemeente (helemaal bovenin het scherm staat een zoekregel).. Zoek van daaruit de dichtstbijzijnde gemeente met een

In dit artikel kiezen we voor een focus op (of zoek- tocht naar) effectieve maatregelen binnen het inte- gratiebeleid, waarbij we ten eerste factoren defini- eren die een

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan

Bij bunzing is er weliswaar nog geen sprake van inteelt, maar bunzings uit West- Vlaanderen vertonen wel een lagere genetische diversiteit dan bunzings uit Limburg!. Op vlak

Niet alleen zou een verdere, gevoelige verhoging van het budget de uitstraling van de cultuur aan- zienlijk bevorderen, maar ook mogen, zoals recen- te studies aantonen,

Fase 3 kan terugkomen na het moment dat leerlingen een proefexamen gemaakt hebben, om na deze ‘generale repetitie’ extra te oefenen voor de ‘finale’, het ce. Een sleutelwoord