• No results found

Smelly cats, unagi and opinionated cows : een inhoudsanalyse van de humortypen in Friends

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Smelly cats, unagi and opinionated cows : een inhoudsanalyse van de humortypen in Friends"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Smelly cats, unagi and opinionated cows:

Een inhoudsanalyse van de humortypen in Friends.

Bachelorthesis Joren de Bruin Studentnr. 10631267

5-6-2016 Aantal woorden: 6798

(2)

2

Samenvatting

Friends is een van de meest populaire sitcoms allertijden en heeft een groot deel van dit succes ongetwijfeld te danken aan de humor die erin wordt toegepast. In dit onderzoek worden de 236 afleveringen van de Friends onderworpen aan een inhoudsanalyse waarbij wordt gekeken naar de typen humor die gedurende de serie worden gebruikt, zowel over de serie als geheel, als ook voor de individuele personages. De humortypen die de personages gebruiken worden vervolgens benut om een aantal ‘vaste’ archetypen van personages in sitcoms te identificeren die ook in andere series dan Friends terug te vinden zijn. De

resultaten tonen aan dat in Friends ironie en humor met zowel visuele en verbale elementen de boventoon drijft, en dat er gedurende de serie een lichte toename van simpele humortypen zoals slapstick en onbegrip plaatsvindt. Daarnaast zijn aan de hand van de gebruikte

(3)

3

Inleiding

Na jarenlang de kijkcijfers te hebben gedomineerd trok de slotaflevering van de serie Friends, die op 6 mei 2004 op de zender NBC werd uitgezonden, maar liefst 52,5 miljoen kijkers. Hiermee was het een van de meest bekeken slotafleveringen van een sitcom

allertijden (Carter, 2004). Ook de invloed van Friends is duidelijk te herkennen in modernere, eveneens succesvolle sitcoms zoals How I Met Your Mother, New Girl en The Big Bang Theory, die veelal soortgelijke premissen en personages lijken in te zetten (Travers, 2014). Dit toont aan dat Friends niet alleen een commercieel succes was, maar door invloed op nieuwere series nog steeds relevant is. In zekere zin kan Friends gezien worden als het archetype van een succesvolle moderne multicamera sitcom.

Humor is enerzijds een belangrijk onderdeel van het format van een sitcom (hetgeen staat voor situational comedy), wat in het geval van Friends impliceert dat de humor die hierin is toegepast deels verantwoordelijk is voor het succes ervan (Mills, 2009). De verschillende typologieën van humor die in de literatuur zijn terug te vinden vereenvoudigen het schetsen van een concept dat eenduidig op kwantitatieve wijze kan worden onderzocht. (Buijzen & Valkenburg, 2004; Goldstein, 1993).

Ondanks de aanwezigheid van humor als inductief concept binnen wetenschappelijk onderzoek zijn er weinig inhoudsanalyses te vinden met televisieprogramma’s als

onderzoeksmateriaal; Zhang (1996) stelt bijvoorbeeld een positief effect van humor in reclames op koopgedrag en brand-attitude vast, maar gaat niet gedetailleerd in op de typen humor die hierbij gebruikt worden. Er is daarnaast niet eerder een uitputtende inhoudsanalyse over de gehele looptijd van een serie verricht, hoewel deze wel inzichten kan bieden in de achterliggende succesformule en zo bijvoorbeeld inspiratie geven aan programmamakers die pogen het succes van Friends te repliceren. Bovendien wordt humor als concept duidelijk serieus genomen in zowel de academische als commerciële context (zoals in de

bovengenoemde effectenstudie van Zhang) en kan dit onderzoek daarmee indirect bijdragen aan de bestaande kennis.

Het eerste doel van dit onderzoek is om door middel van een uitputtende kwantitatieve analyse van de serie Friends ten vast te stellen welke typen humor erin worden gebruikt. Vervolgens wordt nagegaan of dit gebruik gedurende de looptijd van de serie is veranderd. Voor dit onderzoek zal humor worden onderverdeeld in een aantal nauwkeurig gedefinieerde typen zoals parodie, slapstick, satire of ironie, waarmee vervolgens over de gehele serie kan worden gekeken naar de mate waarin elk type voorkomt. De exacte invulling van elk type humor wordt zo nauwkeurig mogelijk beschreven aan de hand van bestaande literatuur om tot

(4)

4

eenduidige definities te komen waarmee de validiteit en betrouwbaarheid kunnen worden gewaarborgd. Specifieker wordt er gekeken naar de verhouding tussen ‘simpele’ en

‘complexe’ humortypen, en hoe deze verandert gedurende de serie (Buijzen & Valkenburg, 2004; Fink, 2013).

Ook wordt er gekeken naar de associatie tussen bepaalde humortypen en bepaalde personages. Hoewel er een groot aantal niet-wetenschappelijke artikelen is te vinden over verschillende typen personages die in sitcoms kunnen worden aangetroffen, wat aantoont dat er duidelijk pogingen worden gedaan om een soort bredere, overkoepelende typologie te formuleren, is hier nog niet eerder onderzoek naar gedaan. In dit onderzoek wordt dan ook gekeken of er een aantal verschillende typen personages worden onderscheiden aan de hand van de humortypen die zij het meest gebruiken, en hoe dit past binnen de bestaande ideeën over archetypen van personages uit sitcoms. Dit zou een eerste aanzet kunnen geven tot de ontwikkeling van een wetenschappelijk gefundeerde typologie, die bijvoorbeeld nuttig zou zijn voor analyses van sitcoms als geheel.

De onderzoeksvraag die hieruit naar voren komt luidt als volgt: Hoe wordt humor

gebruikt in de serie Friends?

Theoretisch Kader Drie Theorieën over Humor

Onderzoeken naar humor als concept nemen over het algemeen een drietal theorieën als uitgangspunt: de incongruity theory, de relief theory en de superiority theory (Meyer, 2000; Goldstein, 1993; Lieberman, Neuerdorf et al., 2009). Ook Buijzen en Valkenburg (2004), wiens typologie grotendeels de basis vormt voor het onderscheid in verschillende humortypen in dit onderzoek, hebben gebruik gemaakt van deze drie theorieën.

Volgens de incongruity theory komt humor voort uit het feit dat er in een situatie of dialoog een bepaalde richting wordt gesuggereerd waar vervolgens van wordt afgeweken. Hierbij wordt met name de cognitie benadrukt: een eventuele toehoorder moet bekend zijn met de richting die wordt gesuggereerd om een eventuele afwijking van de ‘norm’ te kunnen herkennen. De verrassing die hierdoor wordt teweeggebracht is vervolgens datgene wat de toehoorder aan het lachen zou moeten brengen. In de praktijk is deze theorie duidelijk te herkennen in bijvoorbeeld de incongruentie tussen de setup en de punchline van een grap (Meyer, 2000).

Binnen de relief theory wordt humor opgevat als een opbouw van emoties en een daarop volgende ontlading. Dit heeft veelal betrekking op situaties waarbij mensen zich

(5)

5

ongemakkelijk voelen. In dergelijke situaties (of ze nu in de werkelijkheid plaatsvinden of ‘gesimuleerd’ zijn, zoals in een televisieserie) bestaat er de neiging om door middel van lach het ongemak van een situatie te verjagen; een humoristische opmerking of gebeurtenis kan mensen daarnaast een uitweg bieden om de opgebouwde spanning op te lossen (Meyer, 2000).

Tot slot lachen mensen volgens de superiority theory omdat ze een gevoel van triomf of superioriteit over anderen ervaren. Impliciet aan deze theorie is dan ook het idee dat er een ‘doelwit’ voor de humor is. Dit doelwit wordt om een bepaalde reden als inferieur

waargenomen (bijvoorbeeld vanwege een ‘ongepaste’ handeling of opmerking), wat tot gelach leidt en een eigen gevoel van superioriteit aanwakkert door middel van leedvermaak. Het lachen om anderen heeft daarbij de functie om ongepast gedrag af te straffen, terwijl het daarnaast ook het gevoel van saamhorigheid tussen de ‘lachers’ kan aanwakkeren, om zo uiteindelijk de integriteit van de groep als geheel te versterken (Meyer, 2000).

Buijzen en Valkenburg (2004) stellen dat hoewel deze theorieën oorspronkelijk weliswaar apart en overkoepelend waren bedoeld (d.w.z. elke theorie zou op zichzelf staand een verklaring voor elke mogelijke vorm van humor moeten zijn), ze tegenwoordig meer worden opgevat als elkaar complementerend. Zo zou sommige humor het best aan de hand van de superiority theory kunnen worden uitgelegd, terwijl in andere gevallen misschien de incongruity theory uitkomst biedt.

Zeven Humortypen

Met het oog op deze theorieën hebben Buijzen en Valkenburg (2004) in hun

onderzoek op inductieve wijze een groot aantal verschillende humortypen onderscheiden en die vervolgens met behulp van een factoranalyse in zeven hogere categorieën ondergebracht. Hoewel er andere typologieën over humor in de literatuur te vinden zijn, zoals in de studie van Lieberman, Neuendorf et al. (2009), wordt bij deze studie de indeling van Buijzen en Valkenburg (2004) als uitgangspunt genomen, omdat zij elk van deze zeven hoofdtypen relatief uitvoerig hebben beschreven en geoperationaliseerd:

Clowneske humor is veelal visuele humor. De nadruk bij dit type ligt niet zozeer op wát er gezegd of gedaan wordt, maar hóe. Een personage dat overdreven mimiek en gebaren gebruikt, een grappig accent of spraakgebrek hanteert, of in het algemeen vreemd of

excentriek gedrag vertoont dat van de maatschappelijke norm afwijkt valt hieronder. Slapstick. Bij slapstick wordt de humor veelal ontleend aan fysieke pijn die een personage ondergaat. Een personage dat over een bananenschil uitglijdt en met veel spektakel te gronde gaat (een pratfall) is hier een klassiek voorbeeld van. Net als bij clowneske humor komt de humor vooral uit het zichtbare gedrag van een personage, alleen is er bij slapstick in

(6)

6

grotere mate sprake van ‘onbedoeld’ gedrag. Waar clowneske humor zich meer lijkt te baseren op de incongruity theory (door onverwachte handelingen te tonen) is slapstick

duidelijker gebaseerd op de superiority theory, waarbij er gelachen wordt om het ongeluk van een personage. (Caron, 2006; Buijzen & Valkenburg, 2004)

Onbegrip. Bij onbegrip komt de humor voort uit het feit dat een bepaald personage een concept niet of verkeerd begrijpt. Dit is te verklaren vanuit de superiority theory, omdat het vaak om een concept gaat dat de toeschouwer wel begrijpt, waardoor hij of zij het

personage kan uitlachen. Dit onbegrip komt niet per definitie voort uit domheid, maar kan ook aangeven dat een personage wereldvreemd of excentriek is. In tegenstelling tot clowneske humor is hier echter een nadruk op de inhoud en niet zozeer op de vorm.

Parodie. Bij een parodie worden bepaalde elementen uit een herkenbare situatie of medium (vaak bekende films en televisieseries) overgenomen en op humoristische wijze neergezet of uitvergroot. In tegenstelling tot satire is een parodie meestal niet nadrukkelijk kritisch, maar speelt het in op een onderwerp dat bij het publiek herkenbaar is. Een parodie is vaak overkoepelend, met meerdere grappen die eraan bijdragen (omdat er ook meerdere elementen worden geïmiteerd). Binnen dit onderzoek worden losse verwijzingen naar bekende personen of gebeurtenissen ook als parodie gezien, indien ze als grappen worden opgevat. (Hutcheon, 1985)

Satire is erop gericht om door middel van humor een bepaalde bekende persoon, institutie of situatie belachelijk te maken en te bekritiseren. Bij satire wordt het medium zelf als een soort spreekbuis gebruikt door de auteur om ergens kritiek op te leveren. Er ligt daarom een grote nadruk op de kennis over het externe onderwerp dat wordt aangehaald en/of bekritiseerd. Wanneer het publiek de kennis over de context niet bezit zal de humor van het satirische aspect aan hen voorbij gaan (Kreuz & Roberts, 1993).

Ironie. Bij ironie wordt het tegenovergestelde bedoeld van wat er wordt gezegd of uitgebeeld. Kreuz & Roberts (1993) onderscheiden vier vormen van ironie: Socratische ironie (waarbij een spreker doet alsof hij/zij iets niet weet), dramatische ironie (het publiek heeft bepaalde kennis die bij een personage ontbreekt), ironie van het lot (een onverwacht verband tussen twee situaties) en verbale ironie (een personage zegt bewust het tegenovergestelde van wat hij/zij bedoelt). Ook understatements en laconiek gedrag worden onder ironie gerekend (McKay, 2002). Hierbij komt de humor voort uit het feit dat een personage een onverwacht kalme reactie geeft op een bepaalde gebeurtenis. Woordgrappen (puns) worden eveneens tot deze categorie gerekend. De humor hierbij komt vanuit een dubbelzinnige betekenis van een woord (Van Mulken, Van Enschot-van Dijk & Hoeken, 2005). Andere dubbelzinnigheden

(7)

7

zoals eufemismen en (seksuele) metaforen vallen hier eveneens onder. Sarcasme is een concept dat weliswaar onderdeel uitmaakt van ironie (Buijzen en Valkenburg, 2004), maar niettemin afzonderlijk genoemd moet worden. Er zijn veel gevallen waarbij een personage een opmerking maakt die inhoudelijk gezien niet binnen de vier eerder genoemde vormen van ironie past, maar qua ‘vorm’ (stemtoon en gezichtsuitdrukking) wel duidelijk sarcastisch is en ook als humoristisch wordt opgevat. Het onderzoek van Attaldo, Eisterhold et al. (2003) biedt een overzicht van een aantal vorm-elementen waaraan sarcasme valt te herkennen die in dit onderzoek worden gebruikt.

Schaamte. Naast deze zes is er in dit onderzoek besloten om schaamte als aparte, zevende categorie op te nemen. Buijzen en Valkenburg categoriseren schaamte weliswaar als onderdeel van ironie vanwege de factorladingen, maar met de huidige opkomst van series die zogeheten cringe comedy centraal stellen, zoals The Office, lijkt dit humortype tegenwoordig dermate veelvoorkomend dat het als aparte categorie nadere bestudering behoeft (Middleton, 2013; Weisfeld & Weisfeld, 2014). Schaamte als humortype kan verklaard worden aan de hand van zowel de relief theory als de superiority theory: een personage bevindt zich in een beschamende of compromitterende situatie, en het gevoel van plaatsvervangende schaamte brengt kijkers aan het lachen als ontlading van opgebouwde spanning, of juist omdat ze leedvermaak ervaren aan de schaamte van het personage in kwestie.

De drie theorieën kunnen worden gebruikt om de gegeven humortypen dusdanig te categoriseren: verrassing, clowneske humor, parodie en ironie vallen onder de incongruity theory omdat deze gelach teweeg brengen als respons op een onverwachte gebeurtenis.

Onbegrip, satire en slapstick vallen onder de superiority theory omdat er een duidelijk doelwit bestaat waar iemand zich superieur aan kan voelen. Schaamte valt tenslotte het duidelijkst onder de relief theory. Hierbij is het echter van belang op te merken dat veel van de humortypen meerdere theorieën als mogelijk uitgangspunt kunnen hebben. Ook is het onwaarschijnlijk dat elk humortype evenredig is vertegenwoordigd in de serie: Friends zal waarschijnlijk vanwege de opzet veel minder gebruik maken van satirische humor dan een politiek getinte talkshow zoals The Daily Show of een geëngageerde animatieserie als

Southpark omdat een sitcom over het algemeen niet als hoofddoel heeft om kritiek te leveren op een bepaalde institutie (Hmielowski, Hobert & Lee, 2011). De eerste onderzoeksvraag is er dan ook op gericht om globaal genomen de balans van de verschillende humortypen op te maken om zo de context op te zetten voor de rest van het onderzoek.

(8)

8

Buijzen en Valkenburg (2004) maken een onderscheid tussen simpelere (slapstick, clowneske humor, onbegrip) en ‘complexere’ vormen van humor (verrassing, parodie, satire en ironie). Fink (2013) maakt een soortgelijk onderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ humor. Het is goed denkbaar dat er in latere seizoenen van de serie een sterkere tendens naar geavanceerdere humortypen zal zijn. Dit is conform de incongruity theory, die stelt dat humor vooral

verrassend moet zijn; wanneer de kijkers al goed bekend zijn met de verschillende personages uit de serie, zullen de schrijvers van de serie wellicht geavanceerdere humortypen toepassen om alsnog deze verrassing bij kijkers op te wekken.

RQ2: Is er naarmate de serie vordert een significante toename van

geavanceerdere humortypen ten opzichte van simpelere humortypen waarneembaar?

Sedita (2006) betoogt dat personages in sitcoms veelal bepaalde archetypen aanhouden (bijvoorbeeld excentriekelingen of neuroten). Hoewel de opvattingen over de exacte invulling van deze archetypen uiteen lopen en de typologieën niet aan de hand van kwantitatief

onderzoek zijn ontworpen, geven ze niettemin een interessante richting voor dit onderzoek aan. Een soortgelijke typologie is ook te vinden op de website TVtropes (n.d.), waarbij voor de verschillende persoonstypen ook als voorbeeld personages uit Friends worden gegeven.

Vanuit het perspectief van dit onderzoek is het goed denkbaar dat elk personage overwegend bepaalde types humor gebruikt die verband houden met het archetype van dat personage. Zo zou een wereldvreemd of excentriek personage bijvoorbeeld vaker kunnen neigen naar onbegrip of clowneske humor, terwijl een straight man meer ironie of verrassing benut. Het artikel van TVtropes vormt daarmee een interessant uitgangspunt voor dit

onderzoek, omdat er aan de hand van de humor die een personage gebruikt kan worden getoetst of dat personage wel of niet voldoet aan het archetype dat in het artikel wordt genoemd. TVtropes benoemt en beschrijft de personages als volgt:

The Square – Monica: Een personage dat grotendeels bestaat om te reageren op de humor (bedoeld of onbedoeld) van de andere personages. Dit zou zich waarschijnlijk niet uiten in een sterke aanwezigheid van een bepaald humortype, maar meer in een algemeen lagere mate van grappen die door het personage worden gemaakt.

The Wisecracker – Chandler: Dit personage wordt beschreven als iemand die veel grappen maakt over de anderen, maar hierbij geen kwaad in de zin heeft, met een nadruk op woordgrappen en sarcastische quips. Dit persoonstype wordt hier geassocieerd met het humortype ironie, omdat dit zowel sarcasme als woordgrappen omvat.

(9)

9

The Dork – Ross: Dit type wordt beschreven als een personage dat zich stereotypische ‘nerdy’ interesses aanmeet en vaak sukkelig of onhandig overkomt. Bij Ross is dit herkenbaar in zijn voorliefde voor paleontologie en Star Wars. Daarnaast is dit personage vaak de dupe van de anderen. In dit onderzoek wordt dit personage geassocieerd met slapstick en schaamte, omdat dit allebei humortypen zijn die nadrukkelijk ten koste van iemand gaan en ook humor vanuit onhandig of sukkelig gedrag omvatten.

The Goofball – Phoebe, Joey: Dit is een personage met als hoofdkenmerk een zekere mate van wereldvreemdheid, of nadrukkelijke domheid. Deze karaktertrek uit zich vervolgens dan ook in vreemd of lachwekkend gedrag waar de andere personages (met name de

wisecracker) op kunnen reageren. Dit personage wordt hier het sterkst geassocieerd met de humortypen clowneske humor en onbegrip, omdat bij deze humortypen het lachen om afwijkend gedrag of domheid centraal staat.

Van de archetypen die Sedita (2006) identificeert in zijn boek komen er een aantal sterk overeen met de typen die in dit onderzoek worden gebruikt, hoewel de verdeling vaak enigszins afwijkt. Zo zou het type dat hij the logical smart one noemt zowel kunnen slaan op de square of op de wisecracker. Anderen, zoals the lovable loser zijn bijvoorbeeld wel direct te vertalen naar de dork. Al met al lijkt het dat de hier gehanteerde typologie redelijk kan worden onderbouwd vanuit andere bronnen. (Rohrbacher, 2015)

RQ3: Hoe zijn de verschillende humortypen verdeeld over de personages en

conformeert deze verdeling aan bestaande ideeën over personage-archetypen in sitcoms?

Methode Steekproef

Binnen dit onderzoek vormen alle verschenen afleveringen van de sitcom Friends het onderzoeksmateriaal voor een kwantitatieve inhoudsanalyse. De 236 afleveringen van de serie zijn van 1994 tot en met 2004 wekelijks uitgezonden op de zender NBC op

donderdagavonden. De afleveringen zijn opgedeeld in 10 seizoenen met 24-25 aflevering per seizoen (seizoen 10 vormt hierop een uitzondering met maar 18 afleveringen). Het

gemiddelde aantal grappen per aflevering is 99,04 met een standaardafwijking van 12,82. De kortste en langste aflevering zijn respectievelijk 20:47 en 31:59 (M = 22:46, SD = 1:21) minuten lang. Friends is in Amerika volgens de TV Parental Guidelines gewaardeerd als TV-PG en TV-14 (ouderlijk toezicht gewenst voor kijkers van jonger dan 14 jaar) met een groot

(10)

10

aantal milde of middelmatige verwijzingen naar seks, sporadisch grof taalgebruik en een redelijke mate van alcoholgebruik.

Procedure

Friends wordt in dit onderzoek geanalyseerd door middel van een kwantitatieve inhoudsanalyse, met behulp van een codeboek (zie Appendix A) en een codeerschema. In een kwantitatieve inhoudsanalyse vormen objectief waarneembare elementen uit een medium het onderzoeksmateriaal. In het geval van dit onderzoek geldt bijvoorbeeld humor als een een dergelijk element. Het codeboek omvat twee hoofddelen: in het eerste deel worden

afleveringen als analyse-eenheid gebruikt en wordt informatie zoals de titel, datum van verschijning, de Nielsen rating en de synopsis van IMDb genoteerd. Het tweede deel gebruikt grappen als analyse-eenheid: hierbij wordt er gekeken naar het personage dat de grap maakt, het doelwit van de grap, het humortype van de grap en of de grap gerelateerd is aan een taboeonderwerp. De voor dit onderzoek relevante variabelen zijn het personage dat de grap maakt en het humortype. Het codeboek maakt daarnaast expliciet melding van hoe en

wanneer iets als grap wordt meegenomen in de analyses. Over het algemeen wordt het gelach uit het publiek of de laugh track (indien deze wordt gebruikt) hierbij als afbakening gezien. Een ‘grap’ wordt hier niet gedefinieerd in de traditionele zin maar verwijst naar vrijwel elke humoristische situatie die zich in de sitcom voordoet en gelach teweeg brengt. Het hieraan gerelateerde personage is dan ook niet per se iemand die nadrukkelijk een grap maakt, maar het personage dat de aanstichter van de komische situatie is.

Voor het coderen van de serie is gebruik gemaakt van een Excel-bestand waarbij elke variabele een aparte kolom vormde. De grappen zijn in de rijen geplaatst en vervolgens gecodeerd door de juiste optie te selecteren in elke kolom. Elke kolom had door middel van datavalidatie een vast aantal keuzemogelijkheden om zo spelfouten te voorkomen en tijd te besparen bij het invoeren. De ingevoerde gegevens konden vervolgens vanuit Excel naar SPSS worden omgezet om analyses uit te voeren. De afleveringen van de serie werden grotendeels random verdeeld onder de drie codeurs door middel van een voor dit onderzoek geschreven computerprogramma. Er zijn enige dubbele afleveringen waarbij is besloten ze bij elkaar te houden zodat de twee delen altijd door één en dezelfde codeur worden bekeken. Dit is gedaan om rekening te houden met grappen die gebruik maken van continuïteit tussen de twee afleveringen.

De serie is door de codeurs bekeken op een laptop of desktop met het Excel-bestand ernaast geopend. Telkens wanneer een grap wordt geïdentificeerd werd het afspelen

(11)

11

gegeven variabelen ook een identificatiekenmerk van elke grap genoteerd: dit zijn ofwel de drie laatste woorden voor de laugh track, of een korte omschrijving (in het geval dat de grap non-verbaal was). Dit is gedaan om de verschillende gecodeerde versies op elkaar af te kunnen stemmen (zodat de codeurs ter vergelijking allemaal dezelfde grappen hadden gecodeerd).

De eerste kolom van het codeerschema betreft het personage dat de grap maakt. De keuzemogelijkheden die hierbij worden onderscheiden zijn alle zes hoofdpersonages van de serie. Daarnaast is er een categorie voor grappen die door meerdere mensen tegelijk worden gemaakt en twee categorieën voor mannelijke en vrouwelijke personages in een bijrol, waarbij de naam van het personage niet wordt gespecificeerd. De tweede kolom gaat over het humortype van de grap: de mogelijke categorieën hierbij volgen de humortypen die eerder vanuit bestaande literatuur zijn onderscheiden. Als derde wordt er gekeken naar het doelwit van de grap. De categorieën zijn hierbij hetzelfde als bij het personage dat de grap maakt. In het geval dat er geen doelwit van de grap wordt geïdentificeerd wordt deze categorie

leeggelaten. Tot slot is er vastgelegd of de grap verwant is aan een bepaald taboeonderwerp met als mogelijke antwoordcategorieën seks, drugs, alcohol en tabak. Deze twee laatste variabelen zijn niet binnen dit onderzoek gebruikt, maar maakten deel uit van een grotere studie. Een gedetailleerdere beschrijving is te vinden in het codeboek (Appendix A).

Pretest

De variabele humortype is opgesteld aan de hand van bestaande literatuur over

humortypen om de validiteit te bevorderen. (Attaldo, Eisterhold ,2003; Buijzen & Valkenburg, 2004; Hmielowski, Hobert & Lee, 2011; Kreuz & Roberts, 1993; Middleton, 2013; Weisfeld & Weisfeld, 2014) Daarnaast is een aantal pretests verricht om intercodeursbetrouwbaarheid tussen de drie codeurs vast te stellen en eventueel te verbeteren. Met een Krippendorf’s Alpha (voortaan Kalpha) van 0.97 was de betrouwbaarheid van de variabele personage uitstekend. De variabele humortype bleek met Kalphawaarden van 0.25 en 0.52 na twee verschillende metingen niet betrouwbaar genoeg. Er bleek onder de codeurs onduidelijkheid te zijn over de exacte definities van de verschillende humortypen. Om dit te verbeteren is er in de eerste plaats een extra waarde genaamd ‘overig’ aan de variabele toegevoegd, waaronder grappen die niet duidelijk onder een van de andere categorieën pasten konden worden geplaatst. Ook is de studie van Boxman-Shabtai en Shifman (2014) over ambiguïteit rondom het coderen van humortypen geraadpleegd. Aan de hand hiervan is het codeboek uitgebreid met een groter aantal voorbeelden en specifieke instructies over hoe een codeur dient om te gaan met grensgevallen (grappen die meer dan één humortype lijken te bevatten). Een voorbeeld van

(12)

12

deze instructies is bijvoorbeeld om de inhoud van een grap prioriteit te geven boven de vorm. Zo kan een personage een woordgrap maken (inhoudelijk), maar dit met een grappige

intonatie doen (vorm). Ook na deze ingreep bleek de Kalpha met 0.43 niet voldoende, dus is er besloten om de categorie Verrassing samen te voegen met Overig en als missing te definiëren omdat beide als restcategorieën werden opgevat waar moeilijk definieerbare grappen onder werden geplaatst. Als resultaat hiervan steeg de Kalpha naar 0.66, wat voldoende betrouwbaarheid aangeeft (Hayes & Krippendorff, 2007).

Metingen

Personage. Voor elke grap (d.w.z. humoristische situatie) is het personage dat als de

aanstichter ervan geldt gecodeerd. Dit betekent niet dat een personage per definitie bewust grappig probeert te zijn, maar in feite de belangrijkste rol speelt in het opwekken van observeerbare humor (in de vorm van een hoorbaar gelach). Op die manier zijn ook personages die onbedoeld grappig zijn meegerekend. De variabele is op nominaal niveau gemeten met negen antwoordcategorieën. Zo kan de grap worden gemaakt door een van de zes hoofdpersonages, door een mannelijke of vrouwelijke bijrol waarvan de naam niet is genoteerd, of door meerdere personen tegelijkertijd.

Humortype. De mogelijke humortypen zijn gebaseerd op het onderzoek van Buijzen

& Valkenburg (2004). De typen die hier worden onderscheiden zijn “Satire”, “Parodie”, “Ironie”, “Clowneske Humor”, “Schaamte”, “Slapstick”, “Onbegrip” en “Overig”.

Oorspronkelijk werd er ook gebruik gemaakt van een achtste humortype, “Verrassing”, maar na het testen op intercodeursbetrouwbaarheid is er besloten om dit samen te voegen met de categorie “Overig”. De typen kunnen daarnaast worden onderscheiden in bijvoorbeeld visuele tegenover verbale humor of inhoudelijke humor tegenover vorm-elementen. Deze secundaire elementen zijn niet expliciet genoteerd, maar kwamen aan bod wanneer er bij een codeur onduidelijkheid bestaat over het exacte humortype van een grap. Zo zijn er instructies over welk humortype prioriteit krijgt wanneer een grap uit een visueel en een verbaal element lijkt te bestaan (zie ook Appendix A).

Aflevering. Per aflevering wordt een nummer van 1 t/m 236 genoteerd dat de

chronologische volgorde van de aflevering in de serie geeft. Deze variabele wordt gebruikt als meting van tijd om in dit geval veranderingen in de frequenties van humortypen over de hele serie waar te kunnen nemen.

(13)

13

Resultaten

Het eerste doel van dit onderzoek is om te kijken naar de verdeling van de humortypen genomen over de gehele serie, als ook de verdeling onder de verschillende personages apart. Dit wordt gedaan door na te gaan of elk humortype significant meer met een bepaald

personage wordt geassocieerd dan met anderen, of dat er juist sprake is van een relatief gelijke verdeling van humortypen onder verschillende personages.

Ten eerste worden de gemiddelde scores van de personages op elk humortype met elkaar vergeleken. Gemiddelde score betekent hier de relatieve frequentie waarbinnen een personage grappen van een bepaald humortype maakt. Vervolgens wordt door middel van een eenwegsvariantieanalyse met bonferroni post-hoc test de significantie van de eventuele onderlinge verschillen vastgesteld. Er is gekozen voor deze handelswijze omdat het hierbij in tegenstelling tot een T-test mogelijk is om in een enkele analyse meer dan twee gemiddelden tegelijkertijd te vergelijken. Bij alle analyses geldt een betrouwbaarheidsinterval van 95%. De zes personages hebben een totaal van 20241 grappen gemaakt, waarvan 4240 door Chandler, 4064 door Joey, 2208 door Rachel, 3512 door Phoebe, 2782 door Rachel en 3435 door Ross.

Gemiddelde Scores Humortypen

Figuur 1: Gemiddelde scores clowneske humor

Van het totale aantal grappen dat door de zes hoofdpersonages is gemaakt (N=20241) zijn er 5087 (25.13%) gecodeerd als clowneske humor. De p-waarden die hier genoteerd worden geven de significantie van het verschil tussen de scores van het genoemde personage en de overige personages aan. Als er slechts een enkele p-waarde wordt vermeld dan kan er

0 0,05 0,1 0,15 0,2 0,25 0,3 0,35

(14)

14

worden aangenomen dat deze geldt voor alle gevallen. In figuur 1 is te zien dat Phoebe het hoogste scoort op clowneske humor (M = 0.29, SD = 0.46), maar hierin niet significant verschilt van Joey (M = 0.27, SD = 0.45) en Ross (M = 0.28, SD = 0.45). Wél is haar gemiddelde significant hoger dan dat van Chandler (M = 0.2, SD = 0.4, p < 0.001), Monica (M = 0.2, SD = 0.4, p < 0.001), en Rachel (M = 0.25, SD = 0.43, p < 0.001).

Figuur 2: Gemiddelde scores ironie

:

Het humortype ironie komt voor in 3886 (19.2%) van de grappen. In figuur 2 scoort Chandler (M = 0.36, SD = 0.48) significant hoger dan alle andere personages op ironie, met een verschil van 0,13 met het eerstvolgende personage (Monica, M = 0.23, SD= 0.42, p < 0.001). Ook Monica zelf scoort significant hoger dan de overige personages, terwijl Joey met M = 0.09, SD = 0.28 juist significant het laagste scoort (p < 0.001 in alle gevallen voor beiden). 0 0,05 0,1 0,15 0,2 0,25 0,3 0,35 0,4

(15)

15

Figuur 3: Gemiddelde scores schaamte

Het humortype schaamte is geïdentificeerd in 1328 (6.56%) van de grappen in totaal. In figuur 3 is te zien dat Ross (M = 0.13, SD = 0.34) significant het vaakst wordt geassocieerd met schaamte (p<0.001), terwijl Phoebe (M = 0.02, SD = 0.15) lager scoort dan de anderen (met uitzondering van Joey, wiens verschil met Phoebe niet significant is).

Figuur 4: Gemiddelde scores slapstick

Het humortype slapstick is aangetroffen in 459 (2.23%) van de grappen. Ook bij slapstick (figuur 4) scoort Ross (M = 0.05, SD = 0.21, p < 0.001) het hoogste, terwijl de overige personages onderling niet significant van elkaar verschillen.

0 0,02 0,04 0,06 0,08 0,1 0,12 0,14

Chandler Joey Monica Phoebe Rachel Ross

0 0,01 0,02 0,03 0,04 0,05 0,06

(16)

16

Figuur 5: Gemiddelde scores onbegrip

Het humortype onbegrip komt voor in 1629 (8.05%) van de grappen. Joey (M = 0.2, SD = 0.4, p < 0.001) is in figuur 5 het personage dat het sterkste wordt geassocieerd met het humortype onbegrip. Daarnaast scoort ook Phoebe (M = 0.1, SD = 0.3) significant hoger dan de overige personages.

Figuur 6: Gemiddelde scores overig

Het humortype overig beslaat 7584 (37.84%) van de grappen. Uit figuur 6 blijkt dat Monica (M = 0.38, SD = 0.49) en Rachel (M = 0.38, SD = 0.49), die geen van beiden

0 0,05 0,1 0,15 0,2 0,25

Chandler Joey Monica Phoebe Rachel Ross

0 0,05 0,1 0,15 0,2 0,25 0,3 0,35 0,4

(17)

17

‘uitblonken’ in een de andere categorieën, samen met Phoebe (M = 0.36, SD = 0.48) significant hoger scoren in de categorie overig dan hun drie mannelijke tegenspelers (p < 0.001).

Het humortype satire is op het totale aantal grappen (N = 20241) maar 15 keer gecodeerd, en de resultaten hiervoor geven dus minieme, statistisch niet-significante

verschillen aan tussen de personages. Het humortype parodie is eveneens redelijk evenredig verdeeld, hierbij is het enige significante verschil tussen Chandler (M = 0.017, SD = 0.13, p = 0.031) en Rachel (M = 0.01, SD = 0.09).

Tabel 1

Overzicht gemiddelde scores humortype

Personage Grappen Clownesk Ironie Schaamte Slapstick Onbegrip Overig Satire Parodie

Chandler 4240 0.20 0.36 0.08 0.02 0.03 0.30 0.01 0.02 Joey 4064 0.27 0.09 0.04 0.02 0.20 0.38 0.01 0.01 Monica 2208 0.20 0.23 0.05 0.02 0.04 0.44 0.01 0.01 Phoebe 3512 0.29 0.13 0.02 0.01 0.10 0.43 0 0.01 Rachel 2782 0.25 0.18 0.06 0.03 0.05 0.43 0.01 0.01 Ross 3435 0.28 0.16 0.13 0.05 0.05 0.32 0.01 0.01 Totaal 20241 0.25 0.19 0.06 0.02 0.08 0.37 0.01 0.01

Noot. De rij totaal geeft het percentage van elk humortype op het totaal van alle grappen bij elkaar aan. De kolom grappen geeft het totale aantal grappen dat het personage heeft gemaakt aan.

Veranderingen in complexiteit van humor over tijd

Het secundaire doel van dit onderzoek is het vaststellen hoe de humor gedurende de looptijd van de serie verandert. Hierbij worden de humortypen onderverdeeld in categorieën die corresponderen aan het onderscheid dat Buijzen en Valkenburg (2004) in hun artikel maken tussen humortypen die een hoge of lage mate van cognitieve betrokkenheid vereisen. De humortypen slapstick, verrassing, clowneske humor en onbegrip worden door hen gezien als simpeler, terwijl satire, parodie en ironie cognitief complexer zijn. Dit onderzoek houdt hetzelfde onderscheid aan, maar voegt het humortype schaamte (dat bij Buijzen en

(18)

18

rechtvaardiging dat het identificeren van een situatie als beschamend veelal een grote mate van bewustzijn van sociale interacties van de kijker vereist.

Er wordt hierbij gekeken naar de correlatie tussen de chronologische volgorde van de afleveringen (die kan worden opgevat als een oplopende variabele die de tijd meet) en de frequentie van grappen die behoren tot complexe of simpele humor in die afleveringen. Uit de resultaten blijkt dat complexe humor geen significante relatie heeft met een toename in tijd, r(234) = -0.04, p = 0.52. Simpele humor heeft echter wel een zwakke positieve correlatie met tijd r(234) = 0.17, p = 0.01. Dit wil zeggen dat de aanwezigheid van simpele humortypen licht toeneemt naarmate de serie vordert.

Discussie Humortypen in het algemeen

De algemene doelstelling van dit onderzoek was het geven van een indruk van de manier waarop humor wordt gebruikt in de serie Friends. Dit is gedaan door in de eerste plaats te kijken naar welke humortypen over de hele serie genomen dominant zijn. Uit de resultaten blijkt dat 37% van de gemaakte grappen onder het humortype ‘overig’ valt. Dit valt te verklaren vanuit het feit dat onder ‘overig’ ook alle grappen van het humortype ‘verrassing’ zijn gerekend, nadat was gebleken dat een groot aantal grappen vrij ambigu was en er maatregelen moesten worden getroffen om de betrouwbaarheid van het onderzoek te waarborgen. Dit resultaat geeft een behoorlijke mate van onduidelijkheid over de invulling van de verschillende humortypen aan, en betekent dus dat het bestaande model nog verbeterd zou moeten worden. Met 25% is clowneske humor het meest dominante type humor.

Clowneske humor is een vrij brede categorie, waaronder zowel vele visuele als verbale elementen zijn gerekend, dus het is misschien evenmin verbazend dat Friends in deze categorie hoog scoort, met name omdat veel van de humor uit de serie uit vorm-elementen leek te komen (bijvoorbeeld de manier waarop iets wordt gezegd). Ironie is met 19% de derde dominante categorie, wat zich uit in het feit dat een ander belangrijk deel van de humor van Friends lijkt te bestaan uit ‘gevatte’ of ‘vlotte’ opmerkingen die andere personages maken, evenals sarcastische of laconieke reacties op komische situaties die zich voordoen.

De geringe aanwezigheid van satire en parodie, twee humortypen die vrij nadrukkelijk het medium zelf ontstijgen door te verwijzen naar aspecten uit de werkelijkheid of andere media, kunnen worden geïnterpreteerd als bewuste keuze voor een bepaald format sitcom (Mills, 2009): het doorbreken van de vierde muur of op een andere manier wijzen op de kunstmatigheid van de serie zelf zou de illusie van de werkelijkheid die Friends probeert te

(19)

19

creëren kunnen schaden (Auter & Davis, 1991). Daarnaast zouden dergelijke verwijzingen de serie ook nadrukkelijker in een bepaald tijdperk verankeren, wat de houdbaarheidsdatum van eventuele herhalingen van de serie zou verkorten.

Humortypen per personage

Er is ook gekeken naar hoe zwaar elk humortype met elk van de personages apart is geassocieerd, en de resultaten hiervan worden afgezet tegenover het type personage dat op TVtropes wordt beschreven. Het humortype overig wordt hier buiten beschouwing gelaten omdat dit niet eenduidig kon worden gecodeerd en er moeilijk conclusies uit kunnen worden getrokken over een personage, aangezien het een samengevoegde categorie is. Er is te zien dat ongeveer 40% van Phoebe’s grappen binnen het archetype van Goofball valt. Dit is een type personage dat wordt gekarakteriseerd door zweverigheid, wereldvreemdheid of domheid. Haar mate van clowneske humor (significant hoger dan Chandler, Monica en Rachel) en onbegrip (significant hoger dan alle andere personages met uitzondering van Joey) geeft een indicatie dat deze karakterisering van Phoebe met voorbehoud accuraat is. Kanttekening hierbij is wel dat clowneske humor als categorie vrij breed is en dus niet per definitie wereldvreemdheid hoeft aan te geven. De link tussen domheid en de categorie onbegrip is daarentegen wel vrij eenduidig. Dit uit zich ook bij het personage van Joey, wiens grappen voor 47% binnen dit archetype vallen. Zijn mate van clowneske humor is met 27% significant hoger dan die van Chandler, Monica en Rachel. Ook Joey wordt getypeerd als Goofball, hetgeen gezien de resultaten redelijk accuraat lijkt, maar met een grotere nadruk op domheid (in de zin van onbegrip) dan bij Phoebe.

Monica scoort met 23% na Chandler het hoogste op ironie. Afgezien daarvan is er geen categorie waarop ze hoger dan alle andere personages scoort. Bovendien maakt ze met 2208 grappen in totaal het laagste aantal grappen van alle personages. Dit kan een indicatie zijn voor de accuraatheid van haar typering als Square, een personage dat zelf maar in mindere mate grappen maakt en vooral als ‘normaal’ persoon reageert op de komische

situaties om haar heen. Haar relatief hoge mate van ironie kan echter ook aangeven dat ze zich meer in de richting van een Wisecracker bevindt.

36% van Chandler’s grappen bestaan uit ironie. Hij is hiermee het enige personage dat het hoogste scoort op een ander humortype dan ‘overig’. Dit geeft dan ook een sterke

aanduiding dat zijn typering als Wisecracker terecht is, aangezien dit een personage is dat op het pathologische af grappen maakt over anderen en een voorliefde heeft voor sarcasme en woordspelingen. Deze karakteristieken sluiten sterk aan bij de hier gehanteerde definitie van het humortype ironie.

(20)

20

Ross scoort met respectievelijk 5% en 13% hoger op slapstick en schaamte dan de andere personages en heeft daarnaast met 28% een significant hogere score op clowneske humor dan Chandler, Monica en Rachel. Zijn relatief hoge scores op slapstick en schaamte komen overeen met de karakteristieken van de Dork, een personage dat sukkelig of nerdy overkomt en vaak de dupe is van de grappen van andere personages. Met name schaamte impliceert dat Ross vaak ‘voor paal’ wordt gezet, terwijl een verhoogde mate van slapstick een indicatie kan zijn van onhandigheid. (TVtropes, n.d.; Sedita, 2006)

Er is in de typologie geen indicatie gegeven van het type personage dat Rachel zou zijn, maar haar mate van overeenkomst met de scores van Monica geeft de indruk dat zij eveneens als een Square zou kunnen worden gerekend (zo heeft ze na Monica met 2782 het laagste aantal grappen). Ook de humortypen parodie en satire konden binnen de typologie niet direct worden gelinkt aan een bepaald type personage (hetzelfde gold voor alternatieve

typologieën zoals die van Sedita, 2006) en kwamen daarnaast niet vaak genoeg voor om tot zinnige uitspraken te leiden.

Complexiteit over tijd

De resultaten geven aan dat naarmate de serie vordert er een lichte toename is in het aantal grappen dat wordt gecategoriseerd als simpel. De oorspronkelijke aanname was dat naarmate de kijkers een grotere bekendheid verwierven van de verschillende personages en hun

karaktertrekken, de serie verder en dieper zou kunnen gaan op hun onderlinge interacties, en daarmee ook hun humor complexer zou worden. Dit is niet het geval gebleken, aangezien de mate complexe humor gedurende de loop van de serie niet significant veranderde. Er zijn verschillende verklaringen denkbaar voor de bovengenoemde toename in simpele humor: het zou kunnen dat er gedurende de 10 jaar dat de serie liep bij het publiek een voorkeur uitging naar een bepaald type humor dat hier gecategoriseerd is als simpel, en dat de showrunners simpelweg gehoor gaven aan bredere, externe trends in sitcoms als geheel (Bennet, 2014). Een andere mogelijke verklaring is het idee dat personages in sitcoms over langere tijd in zekere zin zelfkarikaturen neigen te worden en vaak worden teruggebracht tot een aantal simpelere karaktertrekken. Naarmate de personages tweedimensionaler worden, is het goed denkbaar dat dit ook voor de typen humor die worden gebruikt geldt. (“Flanderization”, n.d.; Stefánsson, 2013)

(21)

21

Conclusie

Over de humor van Friends kan gezegd worden dat deze deels voortkomt uit het lachen om visuele en verbale vorm-elementen (bijvoorbeeld Ross die iets op zijn karakteristieke zeurderige manier zegt), en deels uit ‘gevatte’, licht sarcastische opmerkingen die de personages naar elkaar maken. Daarnaast is er gedurende de serie een lichte toename van ‘simpele’ humor waarneembaar. De meerderheid van de grappen was echter niet duidelijk in een van de bestaande categorieën onder te brengen. Slapstick komt over het algemeen veel minder vaak voor, wat redelijk consistent is met de verwachtingen: Friends is immers geen serie die bekend staat om overdreven fysieke humor, die vaak ook meer is voorbehouden aan series die zich richten op jongere doelgroepen (Buijzen & Valkenburg, 2004). Daarnaast zijn de humortypen parodie en satire vrijwel afwezig. Ook dit viel te verwachten, aangezien Friends als sitcom als hoofddoel heeft te vermaken, niet om ergens kritiek op te leveren. (Mills, 2009)

De verdeling van de humortypen over de personages lijkt een redelijk sterke indicatie te geven dat de personages bepaalde archetypen aanhouden: de mate waarin Chandler naar verhouding bijvoorbeeld ironische opmerkingen maakt zegt iets over zijn personage en maakt de typering die door TVtropes is gegeven aannemelijk. Dit geldt ook voor de link tussen Joey en het humortype onbegrip. Door de bredere opvatting van de categorie clowneske humor is het moeilijker om aan de hand daarvan te zeggen of het personage van Phoebe daadwerkelijk wereldvreemdheid als belangrijke karaktertrek heeft. Clowneske humor zou namelijk ook andere karakteristieken kunnen aanduiden. De relatief hoge scores van Ross op slapstick en schaamte geven daarentegen op zijn minst wel aan dat hij een personage is dat vaak de slachtofferrol vervult.

Al met al lijkt het aannemelijk dat het humortype dat een personage het meeste

gebruikt als richtlijn kan worden gebruikt om tot een gefundeerd, breder toepasbaar overzicht van de verschillende personagetypen in sitcoms te komen, en een richting geven voor

mogelijk vervolgonderzoek. Daarnaast blijkt de hier gebezigde typologie van verschillende humortypen grotendeels bruikbaar, en zou met enige aanpassing kunnen worden benut voor soortgelijke inhoudsanalyses van andere series. Een eerste mogelijke uitbreiding op dit onderzoek zou kunnen gaan over het vaststellen of de overhand van ironie en clowneske humor ook geldt voor andere sitcoms uit dezelfde tijd en locatie, of dat deze verdeling van humortypen juist specifiek is aan het format van Friends.

(22)

22

Literatuur

Attardo, S., Eisterhold, J., Hay, J., & Poggi, I. (2003). Multimodal markers of irony and sarcasm. Humor, 16(2), 243-260.

Auter, P. J., & Davis, D. M. (1991). When characters speak directly to viewers: Breaking the fourth wall in television. Journalism & Mass Communication Quarterly, 68(1-2), 165-171.

Bennett, T. (2014). Showrunners: The Art of Running a TV Show. Titan Books (US, CA).

Boxman‐Shabtai, L., & Shifman, L. (2014). Evasive targets: Deciphering polysemy in mediated humor. Journal of Communication, 64(5), 977-998.

Buijzen, M., & Valkenburg, P. M. (2004). Developing a typology of humor in audiovisual media. Media Psychology, 6(2), 147-167.

Caron, J. E. (2006). Silent Slapstick Film as Ritualized Clowning: The Example of Charlie Chaplin. Studies in American Humor, (14), 5-22.

Carter, B. (May 8, 2004) ‘Friends’ Finale’s Audience is the Fourth Biggest Ever. The New York Times. Retrieved from www.nytimes.com

Fink, E. J. (2013). Writing The Simpsons: A case study of comic theory. Journal of Film and Video, 65(1), 43-55.

Flanderization (n.d.). In Wiktionary. Retrieved june 5, 2016, from

https://en.wiktionary.org/wiki/Flanderization

Goldstein, J. (1993). Humor and comedy in mass media. Zeitschrift für Medienpsychologie, 5, 246-256.

Hayes, A. F., & Krippendorff, K. (2007). Answering the call for a standard reliability measure for coding data. Communication methods and measures,1(1), 77-89.

(23)

23

Hmielowski, J. D., Holbert, R. L., & Lee, J. (2011). Predicting the consumption of political TV satire: Affinity for political humor, The Daily Show, and The Colbert

Report. Communication Monographs, 78(1), 96-114.

Hutcheon, L. (1985). A theory of parody: The teachings of twentieth-century art forms (Vol. 874). University of Illinois Press.

Kreuz, R. J., & Roberts, R. M. (1993). On satire and parody: The importance of being ironic. Metaphor and Symbol, 8(2), 97-109.

Lieberman, E. A., Neuendorf, K. A., Denny, J., Skalski, P. D., & Wang, J. (2009). The language of laughter: A quantitative/qualitative fusion examining television narrative and humor. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 53(4), 497-514.

McKay, J. (2002). Generation of idiom-based witticisms to aid second language learning. Stock et al.(2002), 77-87.

Meyer, J. C. (2000). Humor as a double‐edged sword: Four functions of humor in communication." Communication theory, 10(3), 310-331.

Middleton, J. (2013). Documentary's Awkward Turn: Cringe Comedy and Media Spectatorship. Routledge.

Mills, B. (2009). The sitcom. Edinburgh University Press.

Potter, W. J., & Warren, R. (1998). Humor as camouflage of televised violence. Journal of Communication, 48(2), 40-57.

Rohrbacher, G.T. (2015, October 16). 10 types of comedy archetypes. Retrieved from

http://www.backstage.com/advice-for-actors/backstage-experts/10-types-comedy-archetypes/

Sedita, Scott. (2006). The eight characters of comedy: a guide to sitcom acting and writing. Atides Publ.

(24)

24

Sitcom Character Archetypes. (n.d.). Retrieved from

http://tvtropes.org/pmwiki/pmwiki.php/Main/SitcomCharacterArchetypes

Stefánsson, S. B. (2013). The Id, the Ego and the Superego of The Simpsons.

Travers, B. (2014). ‘Friends’ 20th Anniversary: 11 Shows That Tried to Replace It (and Failed). Retrieved from http://www.indiewire.com/article/friends-20th-anniversary-11-shows-that-tried-to-replace-it-and-failed-20140922

Van Mulken, M., Van Enschot-van Dijk, R., & Hoeken, H. (2005). Puns, relevance and appreciation in advertisements. Journal of pragmatics, 37(5), 707-721.

Weisfeld, G. E., & Weisfeld, M. B. (2014). Does a humorous element characterize embarrassment? Humor, 27(1), 65-85.

Zhang, Y. (1996). Responses to humorous advertising: The moderating effect of need for cognition. Journal of Advertising, 25(1), 15-32.

(25)

25 Appendix A Codeboek 1. Naam Codeur 1. Anna 2. Fianne 3. Joren I. IDENTIFICATIEKENMERKEN 2. Titel aflevering

Volledige titel van de aflevering 3. Nummer aflevering 4. Seizoen

5. Datum

Datum waarop de aflevering voor het eerst in de Verenigde Staten werd uitgezonden. Genoteerd als JJJJ-MM-DD

6. Lengte aflevering

Lengte van de aflevering in minuten 7. Nielsen rating

Aantal kijkers per aflevering in miljoenen 8. IMDb rating

Cijfer dat door IMDb gebruikers aan de aflevering is gegeven 9. Synopsis

Plot van de aflevering overgenomen van IMDb

II. KENMERKEN GRAP 10. Grap

Nummer van de grap in de aflevering

- Iets wordt als grap gerekend wanneer er een laugh track wordt afgespeeld

- De laugh track moet luid en duidelijk zijn; het gaat daadwerkelijk om hard gelach, niet als er alleen wordt nagegrinnikt.

- Elke laugh track verwijst naar een nieuwe grap, ook als de grap voortbouwend is op een eerdere grap

11. Personage

Naam van het personage die de grap maakt/ om wie er gelachen wordt (non-verbaal dus ook) 1. Chandler

2. Joey 3. Monica 4. Phoebe 5. Rachel

(26)

26 6. Ross

7. Man (naam onbelangrijk) 8. Vrouw (naam onbelangrijk) 9. Meerderen

- Wanneer meerdere personages bijdragen aan de grap, wordt het personage genoteerd dat als laatste spreekt of handelt voordat de laugh track wordt afgespeeld

- Wanneer een personage iets zegt of doet waardoor hij of zijzelf het ‘target’ van de humor wordt (onbedoeld), dan wordt dit personage gecodeerd als zowel de aanstichter als het target van de grap.

- Wanneer er om een bepaalde setting/situatie gelachen wordt, in plaats van om een specifiek personage of een specifieke grap, wordt er gekozen voor ‘meerderen’.

12. Humortype

Type humor van de grap

Satire:

Kan in zekere zin gezien worden als een meer ‘doelgerichte’, cynischere vorm van parodie. Satire is erop gericht om door middel van humor een bepaalde bekend persoon, institutie of situatie belachelijk te maken en te bekritiseren. Dit type humor komt veel voor in politiek getinte, satirische nieuwsprogramma’s en praatshows zoals The Daily Show, The Colbert Report en het Britse Have I Got News For You. Ook in de ietwat cynischere sitcoms laat de schrijver of show-runner met satire zijn of haar (negatieve) mening over een bepaald

onderwerp doorschemeren. Kan zowel verbaal als visueel zijn.

Voorbeelden:

“That’s the Jim Belushi of speech openings… it accomplishes nothing, but everyone keeps using it, and nobody understands why” – Annie Edison, Community - S03E11, Urban Matrimony and the Sandwich Arts. (Over Jim Belushi)

“We gotta be really careful about the ratio; we get too many black guys, people think it’s a black bar. That would not help us (…) Black bars don’t win awards, I don’t know why, but they don’t.” - Dennis Reynolds, It’s Always Sunny in Philadelphia – S09E03, The Gang Desperately Tries to Win an Award. (Over racisme bij de Emmy’s/Oscars)

Parodie: Bij een parodie worden bepaalde elementen uit een herkenbare situatie of medium

(vaak bekende films en televisieseries) overgenomen en op humoristische wijze neergezet of uitvergroot. Een parodie is vaak overkoepelend, met meerdere grappen die eraan bijdragen (omdat er ook meerdere elementen worden geïmiteerd). Een sleutel-element hierbij is

herkenbaarheid: de grappen binnen dit humortype zijn vaak alleen grappig wanneer de kijker de oorsprong ervan begrijpt. De humor komt dan voort uit het feit dat deze elementen in een nieuwe context worden geplaatst.

Verwijzingen naar bekende personen, media of gebeurtenissen (referentiehumor), zolang ze niet satirisch zijn, worden als parodie gecodeerd. Een voorbeeld hiervan kan zijn wanneer een

(27)

27

personage zijn/haar huidige situatie expliciet vergelijkt met een bepaalde film (“This is just like what happened in …”)

Voorbeeld:

Seinfeld – S05E05, The Bris. Gedurende de aflevering besluit een echtpaar met een

pasgeboren baby om Kramer als peetvader te kiezen. Kramer imiteert dan met zijn stem en gebaren Marlon Brando in The Godfather: “Don’t ever go against the family, Jerry.” Ook in de laatste scène zien we hem door een deuropening met de twee ouders om hem heen, voordat één van hen de deur sluit: een visuele imitatie van de laatste scène van The Godfather, met Kramer als Michael Corleone.

Friends – S01E03, The One with the Thumb. De personages zijn erg gesteld op Monica’s vriendje; wanneer ze hen het nieuws brengt dat ze het met hem heeft uitgemaakt beginnen ze zich te gedragen alsof zíj degenen zijn die ze heeft gedumpt. Dit doen ze aan de hand van clichématige zinnen als “Is there someone else?” ?”, “I just want things back, the way they were.” of “So that’s it… it’s over? Just like that?” De humor hierbij komt uit het feit dat deze zinnen herkenbaar zijn als clichés die bij vaak bij het beëindigen van een romantische relatie worden gezegd (zowel in fictie als in de werkelijkheid), en vervolgens in een nieuwe,

onverwachte context worden geplaatst. Hier wordt er dus niet zozeer een bepaald specifiek medium geparodieerd, maar meer een herkenbare situatie (het einde van een relatie).

Ironie (Woordgrappen, Sarcasme)

Bij ironie wordt het tegenovergestelde bedoeld van wat er wordt gezegd of uitgebeeld. Ook understatements en laconiek gedrag worden onder ironie gerekend. Hierbij komt de humor voort uit het feit dat een personage een onverwacht kalme reactie heeft.

Voorbeeld: Wanneer personage A een bal in het gezicht krijgt wordt dit gecodeerd als slapstick. De reactie van personage B hierop (“That’s going to leave a mark.”) wordt vervolgens gecodeerd als ironie.

Een woordgrap, of ‘pun’ speelt in op een dubbelzinnige betekenis van een woord (soms alleen de klank ervan). Een klassiek voorbeeld is een personage dat “Duck!” (Bukken!) roept,

waarop de ander begint rond te kijken of er ergens een eend rondvliegt. Hiertoe worden ook andere dubbelzinnigheden zoals eufemismes en (seksuele) metaforen gerekend.

Sarcasme overlapt met ironie, maar is vaak specifieker gericht op het neerhalen van een ander personage. Hierbij hoeft er strikt genomen niet het tegenovergestelde te worden gezegd van wat er wordt bedoeld; sarcasme is ook te herkennen aan gelaatsuitdrukking en intonatie. Een emotieloze gezichtsuitdrukking (deadpan), fronsende wenkbrauwen of een lichte, zelfvoldane glimlach (smirk) kunnen allemaal indicatoren zijn voor sarcasme. Qua intonatie is sarcasme onder anderen herkenbaar aan lang uitgerekte klinkers (“Oh, reaaaaally?”)

(28)

28

Voorbeeld: Wanneer Personage A een aankondiging maakt van een activiteit die personage B niet ziet zitten, kan B zijn/haar ongenoegen aantonen door bijvoorbeeld overdreven

enthousiast te doen. Dit wordt als ironie gecodeerd wanneer binnen de context van dezelfde grap meteen duidelijk is dat B ondanks zijn/haar gedrag de activiteit totaal niet ziet zitten. Wanneer personage B juist op een heel emotieloze en onenthousiaste manier een vreudgekreet slaakt als respons (“Yay.”) dan wordt dit ook als ironie gerekend.

Slapstick

Bij slapstick wordt de humor ontleend aan fysieke pijn die een personage ondergaat. Een personage dat over een bananenschil uitglijdt en met veel spektakel te gronde gaat (een pratfall) is hier een klassiek voorbeeld van. Ook wanneer meerdere personages elkaar op een overdreven manier pijn doen (bewust of onbewust) geldt dit als slapstick. Als een personage klungelig gedrag vertoont dat níet per se tot pijn lijdt, dient dit eveneens gecodeerd te worden als slapstick en niet als clownesque gedrag. Het verschil is dat slapstick veelal onbedoeld is (‘per ongeluk’), terwijl clownesque humor juist bewust wordt gedaan door het personage. Slapstick is nadrukkelijk visueel en non-verbaal.

Clowneske Humor

Clowneske humor is veelal visuele humor. De nadruk bij dit type ligt niet zozeer op wát er gezegd of gedaan wordt, maar hóe. Een personage dat overdreven mimiek en gebaren

gebruikt, een grappig accent of spraakgebrek hanteert, of in het algemeen ‘vreemd’/excentriek gedrag vertoont dat van de maatschappelijke norm afwijkt valt hieronder (bijv. Phoebe die praat met dieren) . Ook humor met grappige props(voorwerpen) wordt als clownesque humor gerekend, tenzij een van deze voorwerpen wordt gebruikt om iemand pijn te doen (dan is het vrij letterlijk slapstick).

Imitatie van een ander personage valt hier ook onder, maar moet onderscheiden worden van satire en parodie. Wanneer in Friends Joey bijvoorbeeld als grap Ross’ sullige gedrag overdreven nadoet, geldt dit als clownesque humor en niet als parodie of satire.

Verrassing

Verrassing is een veelvoorkomend concept in humor dat teruggrijpt op de incongruity theory. Hierbij gaat het erom dat er een bepaalde richting of concept wordt gesuggereerd, waar vervolgens bewust van wordt afgeweken.

Humoristische overdrijving valt ook onder deze categorie. Dit kan aan de ene kant een overdreven reactie zijn, maar ook hyperbolen (Verbale overdrijving: “Doing that is going to take ages!”). Vaak wordt overdrijving gecombineerd met clownesque humor (denk

bijvoorbeeld aan een personage dat op een komische manier flauwvalt na het horen van slecht nieuws). In zulke gevallen wordt het humortype als Verrassing gecodeerd en niet als Slapstick.

In het geval van een running joke/callback (terugverwijzing) wordt deze alleen als Verrassing gecodeerd wanneer er geen sprake is van een duidelijk ander humortype. Als een sitcom bijvoorbeeld een running joke heeft over personages die gedurende de aflevering meermaals ergens over struikelen (waarbij het duidelijk is dat het om humoristische herhaling gaat), dan

(29)

29

wordt deze elke keer als slapstick gecodeerd. Een terugverwijzing die níet op zichzelf kan staan als grap en dus ook niet in een ander humortype thuis is te brengen (zoals Ross aan het einde van de pilot van Friends doet: “I just grabbed a spoon.”) wordt daarentegen wel als Verrassing gecodeerd.

Onbegrip

Bij onbegrip komt de humor voort uit het feit dat een bepaald personage een concept niet of verkeerd begrijpt. Dit komt vanuit de superiority theory, omdat het vaak om een concept gaat dat de kijker wel begrijpt, en het personage om die reden kan uitlachen. Dit onbegrip komt niet per se voort vanuit domheid, maar kan ook aangeven dat een personage wereldvreemd of excentriek is, of om een andere reden ongepast gedrag uit in een bepaalde situatie. Het

personage moet hierbij ‘eerlijk’ zijn: als een personage alleen maar doet alsof het iets niet begrijpt (vaak om zo juist een ander personage belachelijk te maken) dan dient het als ironie gecodeerd te worden.

Hierbij vormt de scene de context: als binnen dezelfde scene duidelijk is dat het personage het onbegrip alleen maar veinst, dan geldt het humortype als Ironie. Wanneer dit niet het geval lijkt te zijn, dan dient de grap als Onbegrip te worden gecodeerd, óók als in een latere scène blijkt dat het personage het toch wel begreep.

Schaamte

Dit type humor gaat uit van de relief theory; een personage bevindt zich in een beschamende of compromitterende situatie, en het gevoel van plaatsvervangende schaamte brengt de kijker aan het lachen als ontlading van opgebouwde spanning. In het geval dat dit type wordt gecombineerd met andere typen humor (een personage ondervindt schaamte nadat het door bijv. onbegrip of slapstick belachelijk is gemaakt), wordt het indien mogelijk als aparte grap gecodeerd (d.w.z. grap 1 = slapstick, grap 2 = schaamte). De schaamte moet expliciet en duidelijk zichtbaar zijn: wanneer de schaamte impliciet is (bijv. een personage struikelt en staat weer op, maar er wordt verder niet bij stil gestaan) dan wordt het niet als dusdanig gecodeerd.

Een typisch voorbeeld is dat een personage iets doet of zegt, waarna er een ongemakkelijke stilte valt: de stilte vormt hierbij een apart onderdeel van de gehele grap (waar ook specifiek om wordt gelachen), en wordt dus als Schaamte gecodeerd.

Randgevallen:

Visueel vs. Verbaal

Wanneer een grap zowel visueel als verbaal is dan dient er gekeken te worden naar welk aspect de ‘trigger’ of ‘punchline’ vormt die de laugh track teweeg brengt.

(30)

30

Verbale humor kan grappig zijn om zowel de manier waarop iets gezegd wordt als wát er gezegd wordt. In het geval dat beide elementen in een grap voorkomen krijgt Inhoud de voorrang.

Voorbeeld: Ross heeft de koelkast georganiseerd en legt de functie van elk laatje uit. Bij het laatste laatje zegt hij met nadruk dat hij daar alle bedorven producten heeft geplaatst. In dit geval wordt dit als verrassing gecodeerd omdat de grap inhoudelijk een onverwachte wending heeft. Zijn neurotische/passief-aggressieve uitspraak zou als clownesk of ironisch kunnen worden gezien, maar omdat dit betrekking heeft op de vorm krijgt Verrassing hier de voorrang.

Clowneske Humor vs. Slapstick

Slapstick is over het algemeen puur visueel terwijl Clowneske Humor ook verbale elementen kan bevatten. Ross die zeurderig over de telefoon klaagt dat hij zijn broek niet meer op kan trekken geldt dan ook als Clowneske Humor en niet als slapstick. De handeling zelf (Ross die zijn broek niet op kan trekken en het toch probeert) geldt als slapstick, maar omdat er

nadrukkelijk om een verbaal vorm-element wordt gelachen (Ross die tegen Joey klaagt met een huilerig stemmetje) geldt dit als clownesk.

Bij een puur visuele grap is intentie de doorslaggevende factor. Elke grap die direct fysieke pijn (bedoeld en onbedoeld) als gevolg heeft is vrij fundamenteel slapstick. Dit geldt ook wanneer een personage een voorwerp dat geen pijn voelt te lijf gaat; de nadruk ligt op de geweldadigheid van de handeling. Grootse gebaren, ongepaste stemverheffing en cartoon-achtige mimiek (personages die elkaar veelbetekenend aankijken of een gek loopje doen) gelden als clownesk, zolang dit expres is. Wanneer er sprake is van een fysieke handeling die (deels) zonder intentie wordt uitgevoerd geldt dit als slapstick.

De intentionaliteit heeft hier geen betrekking op de intentie tot humor maar op de intentie tot handelen. Wanneer een personage bijvoorbeeld op een overdreven, grappige manier met zijn been hinkt door een verstuikte spier dan heeft hij waarschijnlijk niet de intentie om anderen aan het lachen te maken, maar wel de intentie om ergens heen te lopen. Er gaat kortgezegd niets ‘mis’: hij/zij verricht de handeling met succes maar komt alsnog grappig over. Wanneer er wel een duidelijke intentie tot humor is (personage trekt gek gezicht voor een camera) dan is dit eenduidig ook clownesk gedrag.

Slapstick daarentegen komt voort uit het feit dat een handeling ergens onbedoeld misgaat: Ross probeert zijn broek op te trekken door poeder op zijn benen te strooien, maar maakt het alleen maar erger, wat tot humor leidt.

Clowneske Humor vs. Verrassing

Wanneer het om een overdreven reactie gaat (hyperbool), die door middel van clowneske humor wordt uitgebeeld (bijv. Rachel die schreeuwt als reactie op het horen van Monica en Chandler’s geheime relatie via de telefoon), geldt dit als Verrassing. De humor moet hierbij nadrukkelijk voortkomen uit het feit dat de reactie te groots/dramatisch is binnen de gegeven situatie.

Als een uitspraak verrassend is vanwege de clowneske toon moet er worden gekeken naar de vorm tegenover de inhoud: Ross die wordt begroet door zijn vrienden en antwoordt met een flauw “yeah…” is inhoudelijk verrassend en wordt als verrassing gecodeerd. Als hij zou hebben geantwoord met een inhoudelijk ‘normale’ begroeting (“Hi, guys”), maar op een heel depressieve toon dan zou het als clownesk worden gecodeerd.

(31)

31

De scheidslijn tussen inhoud en vorm kan makkelijk worden vastgesteld door te kijken of de humor nog steeds deels naar voren komt wanneer de grap wordt uitgeschreven. Als de humor alleen duidelijk is wanneer de grap gezien/gehoord wordt dan is het waarschijnlijk een puur vorm-element.

Clownesk & Slapstick vs. Schaamte

Schaamte kan zowel visueel als verbaal zijn. Ross die zonder iets te zeggen de kamer

binnenloopt met zijn broek op zijn knieën en poeder op zijn benen is niet clownesk, want het is geen bewust/intentioneel gedrag. Het is ook geen slapstick omdat er geen sprake is van een handeling. De slapstick is al gebeurd in een eerdere scène en we zien daar nu het resultaat van: Ross in een beschamende situatie.

Ironie vs Onbegrip

Wanneer een personage als gevolg van het feit dat hij/zij iets niet begrijpt een ironische opmerking maakt wordt dit als Onbegrip gecodeerd. Voorbeeld: Rachel is gefrustreerd omdat Joey zich volgens haar niet genoeg druk maakt over de geheime relatie van Monica en

Chandler. Joey denkt echter dat ze gefrustreerd is omdat hij de relatie beschreef als ‘they’re doing it.’, dus hij verbetert zichzelf op een sarcastische toon door te zeggen “they’re making love.” De humor komt voort uit het feit dat Joey Rachel’s irritatie verkeerd interpreteert. Daarnaast is het sarcasme hier een vorm-element terwijl het onbegrip inhoudelijk verschijnt, dus onbegrip krijgt hier sowieso de voorkeur.

Richtinggevende vragen:

- Is de grap visueel of verbaal (of beiden?)

- Ligt de humor in de inhoud of in de vorm van wat er gezegd wordt? - Is er sprake van

- Zijn er meerdere humortypen te identificeren binnen de grap? - Is er sprake van een ‘slachtoffer’ of ‘doelwit’ van de grap?

Clownesk Slapstick Ironie Verrassing Schaamte Satire Parodie Onbegrip Vis/Ver Beiden Visueel Verbaal Beiden Beiden Beiden

(Vaak Ver) Beiden Beiden (Meestal Ver) Inh/Vorm Vorm (tenzij excentriek gedrag) n.v.t. Beiden (soms alleen Vorm)

Beiden Beiden Beiden Beiden Inhoud

Doelwit? Nee (Tenzij imitatie) Ja Meestal soms Ja Ja (Onderwerp) Ja (Onderwerp) Ja (Spreker)

(32)

32

13. Target grap Slachtoffer van de grap 1. Chandler 2. Joey 3. Monica 4. Phoebe 5. Rachel 6. Ross

7. Man (naam onbelangrijk) 8. Vrouw (naam onbelangrijk) 9. Meerderen

 Iemand is het target van de grap als een specifiek persoon duidelijk belachelijk wordt gemaakt. Als iemand reageert op een opmerking van een ander of deze opmerking belachelijk maakt, wordt het personage zelf dus niet belachelijk gemaakt. Het gaat hier dus echt om de persoon zelf waarbij bijvoorbeeld zijn of haar karakter of uiterlijk belachelijk wordt gemaakt tijdens de grap. Belangrijk is dus dat er echt een vorm van belediging of negatieve nadruk in voor komt. Iemand is ook het slachtoffer van de grap als hij/zij na gedaan of geimiteerd wordt.

14. Onderwerp Onderwerp van de grap

Seks

Het onderwerp van de grap wordt als seks gecodeerd als de grap over geslachtsgemeenschap, masturbatie of pornografie gaat. Dit hoeft niet expliciet in de grap genoemd te worden maar kan ook uit de context gehaald worden. Hierbij geldt de gehele aflevering als de context. Grappen over andere onderwerpen zoals naaktheid of geslachtsdelen worden niet onder seks gerekend behalve als hier indirect geslachtsgemeenschap mee wordt bedoeld.

Voorbeeld:

Friends – S01E03, The One with the Thumb. Monica vertelt over haar mislukte date en zegt hierbij ‘He will never see me naked’. Hier bedoelt ze mee dat ze nooit seks met hem zal hebben. De grap wordt gecodeerd als seks.

Alcohol

Het onderwerp van de grap wordt als alcohol gecodeerd als de grap gaat over het drinken van alcoholhoudende dranken of het dronken of aangeschoten zijn. Ook grappen over het

verslaafd zijn aan het drinken van alcoholische dranken wordt onder alcohol gerekend. Dit hoeft niet expliciet in de grap genoemd te worden maar kan ook uit de context gehaald worden. Hierbij geldt de gehele aflevering als de context.

Drugs

(33)

33

of harddrugs gaat. Hieronder vallen middelen als marihuana maar ook als er over medicatie als genotmiddel wordt gesproken wordt dit als drugs gecodeerd. Ook het verslaafd zijn aan drugs wordt hieronder gecodeerd. Het onderwerp hoeft niet expliciet in de grap genoemd te worden maar kan ook uit de context gehaald worden. Hierbij geldt de gehele aflevering als de context.

Tabak

Het onderwerp van de grap wordt als tabak gecodeerd als de grap gaat over roken van

sigaretten, sigaren of een pijp. Ook het verslaafd zijn aan het roken van tabak wordt hieronder gecodeerd. Het roken van een joint wordt niet als tabak maar als drugs gecodeerd. Het

onderwerp hoeft niet expliciet in de grap genoemd te worden maar kan ook uit de context gehaald worden. Hierbij geldt de gehele aflevering als de context.

Homoseksualiteit

Het onderwerp van de grap wordt als homoseksualiteit gecodeerd als de grap gaat over een romantische of seksuele relatie tussen twee mensen van hetzelfde geslacht. Ook wanneer iemand zich als een stereotype homoseksueel gedraagt wordt dit gecodeerd als

homoseksualiteit. Het onderwerp hoeft niet expliciet in de grap genoemd te worden maar kan ook uit de context gehaald worden. Hierbij geldt de gehele aflevering als de context.

15. Identificatiekenmerk: de eerste drie woorden van de laatstgesproken zin voor de laugh track, of een korte beschrijving van de visuele grap.

III. SOCIALE ROLLEN

Sociale rollen zijn interpersoonlijke- en werkrollen die aan de personages gekoppeld worden per aflevering. De sociale rollen waaruit gekozen kan worden, zijn thuis, familie, vrienden, romantiek, werk en seks. Op basis van de synopsis kan per aflevering bepaald worden welke rol(len) aan welk personage gekoppeld worden. Hierbij hoeft er niet aan elk personage een sociale rol gekoppeld te worden, omdat er ook afleveringen zijn waarin bepaalde personages een minder grote rol hebben. Soms komen in de synopsis uberhaupt niet alle personages voor. Soms kan een personage ook aan meerdere rollen gekoppeld worden, bijvoorbeeld als Monica in dezelfde aflevering problemen heeft met haar familie, maar ook op haar werk. Er mogen maximaal TWEE rollen per personage per aflevering genoteerd worden.

Categorieen:

Thuis → Het overgrote deel van de serie is natuurlijk thuis bij de hoofdpersonages

opgenomen, dus het is belangrijk dat dit niet als een soort ‘rest categorie’ gekozen wordt. Het gaat er hier echt om dat het bij een bepaald personage in die aflevering specifiek om ‘thuis’ draait. Bijvoorbeeld wanneer Joey en Chandler de hele dag thuis in hun stoelen tv zitten te kijken en de deur niet uit gaan. Of bijvoorbeeld wanneer een personage thuis aan het koken is, aan het schoonmaken is of bijvoorbeeld op het kind van Ross aan het oppassen is. Het

belangrijkste is dat uit de synopsis duidelijk wordt dat het onderwerp ‘thuis’ duidelijk de leidraad bij een personage was, boven de andere sociale rollen.

Familie → Hier telt het bijvoorbeeld niet als Monica een ruzietje heeft met Ross, het moet echt de leidraad zijn van het verhaal bij een bepaald personage per aflevering. Bijvoorbeeld als het ‘half broertje’ van Phoebe op bezoek komt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Type partner Zijn zelf benaderd Technologische kennis en met HR gewoon gekozen door ministerie. Belangrijke criteria Betrouwbaar Snelheid

• Seven specially targeted programs for lignite areas were designed and approved by the Green Fund (Action Plans for Sustainable Energy and Climate, Action Plans for

 Ανάπτυξη και πιστοποίηση δεξιοτήτων για τη δημιουργία νέων επαγγελματιών πληροφορικής. Οι δράσεις της Προτεραιότητας 4 αναμένεται να συμβάλλουν

Er zijn mensen, die aan het verwerven van inkomen uit arbeid niet toekomen (bejaarden, gehandicapten, werklozen, enz.) De samenleving behoort hen een in- komen te garanderen.

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden

Neem aan een vv-verschaffer heeft de keus tussen een risicoloze en een risicodragende lening, beide ter grootte van ƒ100. De risicoloze levert na een jaar een bedrag

overdetermination of our conclusions? Moreover, what does it mean to understand the social context of Antiquity? 115 How we as scholars imagine the social situations will have

Bij simulatie 1 werd namelijk geen gebruik gemaakt van het feit dat het netwerk in staat is verschillende situaties te onderscheiden doordat een bepaalde input tegelijk