• No results found

en democratie c

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "en democratie c "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

0 socialisme -

CD ::I

':I"

"0 0

CD

en democratie c

::l Q.

0

<

"C

1976/9

QI

"C ~

Ol Q.

"0 ;:;.

CD ... ~

c 3 3

11

~

Verkiezingsprogram 387 len van den Heuvel

Afspraken vooraf 397 Eddy van den Brink

Doorgaan zonder partij?

Werkgelegenheid 402 H. C. Heering

Noordelijk perspectief Buitenland

407 David van Ooijen

Het Noordierse conflict als Iers probleem Onderwijs

417 Jan Noordzij

Oppassen met getuigen Politiek

424 H. M. Franssen

Parlementaire democratie op weg naar 1984 428 De pen op papier

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

385

(2)

Biografische notities

len van den Heuvel is voorzitter van de PvdA.

Dr. Eddy van den Brink

is directeur-secretaris van de Nationale Commissie Ontwikkelingssamenwer- king in Amsterdam.

H. C. Heering

is lid van het college van Gedeputeer- de Staten van Groningen.

David van Ooijen

is lid van de Tweede-Kamerfractie van de PvdA.

J. Noordzij

is leraar bij het VWO te Amsterdam.

Drs. H. M. Franssen

is lid van de Tweede-Kamerfractie van de PvdA.

386

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

(3)

len van den Heuvel

Afspraken vooraf

Wie zich, ter voorbereiding van de verkiezingen van 1976, verdiept in de publikaties rondom de beide vorige Kamerverkiezingen (1971 en 1972) breekt bijna zijn nek over de woorden vernieuwing en duidelijkheid. 'Tot op de dag van vandaag zijn het "inner circles"

die onze "Ieiders" bedenken. Zij hebben in de jaren zestig

"Ieiders" als De Quay, Marijnen, Ca/s, Zij/stra en De Jong uitgevonden.

Het geheim van Noordeinde heet vandaag het geheim van Soestdijk, maar het principe is hetzelfde gebleven: ons clubje bedenkt de mensen die ons regeren.

~n

dat principe strijdt met elke demokratische vezel', schreef Van Thijn in februari 1970 in S en D naar aanleiding van het rapport van de staatscommissie- Cals/Donner inzake de Grondwet en de Kieswet:

Een nieuw politiek bestel, een herziening van het kiesstelsel om de kiezers meer invloed te geven op de samenstelling van de

regering. Het was een gedachte die het PvdA-congres van 1976 al omhelsd had door het aannemen van de conclusies van het rapport 'Een stem die telt'. De behoefte aan vernieuwing, aan meer zeggenschap van de kiezers, werd in progressieve kringen alom gevoeld. Er was dan ook alle aanleiding toe. De

protestbeweging van de jaren '60 had duidelijk aangetoond dat de mensen niet tevreden waren met de verzorgingsstaat die hun door een aantal goedwillende regenten was bereid. De grote

organisaties, de vele regelingen die door deze regenten met de beste bedoelingen in het leven waren geroepen, maakte de mensen om wie het allemaal begonnen was niet langer gelukkig.

Men wilde zélf beslissen, op zijn minst méé-beslissen.

De herziening van het kiesstelsel was slechts één van de middelen die genoemd werden ter genezing van vele kwalen. De PvdA probeerde, los van deze hervormingen haar eigen

geneesmiddelen aan te dragen. Zo werd in 1969 de bekende anti- KVP-motie aangenomen, waarmee uitgesproken werd dat het oude bestel, dat leidde tot geheime onderhandelingen na de verkiezingen, waarop geen kiezer meer invloed kon uitoefenen, werd verlaten. Vóór de verkiezingen moest duidelijkheid bestaan over de koers die na de verkiezingen zou worden gevolgd. Dan pas konden de kiezers weten waartoe hun stem leidde.

Natuurlijk klaagden vooral de confessionele partijen steen en

been . Hun kracht had immers vooral gelegen in de

socialisme en democratie. nummer 9. september 1976

387

<

CD

...

i'

~

N

3' cc

UI

" cc o ...

3

(4)

onduidelijkheid. Door de keuze voor of tegen een

veranderingsgericht beleid te ontgaan konden ze immers zowel hun conservatieve als progressieve schapen in het confessionele hok houden. De PvdA werd zelfs ondemocratisch gedrag

verweten. Vóórdat de kiezers hun stem hadden uitgebracht wist men al wat er moest gebeuren! Achteraf kan men zeggen dat er in onze kring meer zekerheid was over wat niet meer dan over wat nog wel moest gebeuren.

De lessen waren hard geweest en de frustraties zaten diep. Vele jaren coalitie-regeren had de partij doordrongen van de

onhoudbaarheid van de situatie.

'Het ligt voor de hand, dat in een politiek systeem, waarin ons clubje bepaalt wie er regeert en wie niet, er van fundamentele maatschappijhervorming geen sprake kan zijn. Niet voor niets werd het kabinet-Cals ten val gebracht op het moment dat, op zichzelf nog zeer bescheiden, structuurhervormingen aan de orde dreigden te komen. Dat men voor de schijn een andere aanleiding zocht is slechts een bewijs te meer dat men zich in een 'clubjes - systeem' graag van maatschappijhervormers bedient voor de versiering maar niet voor de bepaling van het werkelijke beleid', schreef Van Thijn in het eerder genoemde artikel.

'Dat nooit meer' zeiden we tegen elkaar en we zochten naar middelen die ertoe konden leiden dat we

regeringsverantwoordelijkheid konden dragen zonder in de val van de versiering te lopen.

Ondanks de nostalgie die hier en daar de kop opsteekt, ten

aanzien van de jaren '60, is het goed te bedenken dat ook toen het pad niet over rozen ging. De vernieuwing in het kiesstelsel,

waarop toen nog de hoop gevestigd was, was er nog niet. De nieuwe partijen, die ter linker zijde waren ontstaan, 0'66 en de PPR, waren nog niet bereid te kiezen voor een links alternatief.

In zijn bekende artikel 'De smalle marge van demokratische politiek' in Sen 0 augustus 1970 constateert Joop den Uy/: 'Het verzet tegen de uitholling van onze parlementaire democratie heeft de afgelopen paar jaar tot een reeks pogingen geleid daarin verandering te brengen. Maar zo kort voor de verkiezingen ziet het ernaar uit dat de situatie waarin de kiezer zich zal bevinden weinig verschilt van die in februari 1967. Zo mogelijk nog verwarder en onoverzichtelijker'. Als middel om uit de moeilijkheden te komen bepleit hij een partieel stembusakkoord, dus overeenstemming over enkele programpunten en nauwe aansluiting bij het actieprogram van de gezamenlijke vakbeweging.

De geschiedenis ging ondertussen zijn eigen gang . De wens van Den Uyl werd bij de verkiezingen van 1971 niet vervuld. De progressieven gingen op eigen kracht de verkiezingen in en na de verkiezingen formeerde Steenkamp het kabinet-Biesheuve/ dat slechts een kort leven beschoren zou zijn .

388

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

<

co

..,

'"

ëj)'

!:::!.

:::l CO (/l

'C

.., cc o ..,

Ol

3

(5)

In 1972: Keerpunt

En zie ... in 1972 werden enkele verwachtingen vervuld. Naast de PPR was nu ook 0'66 bereid te praten over samenwerking van links. Omdat men hervorming van het kiesstelsel absoluut afwees, weigerde de PSP helaas zich bij de progressieve samenbundeling aan te sluiten, maar het leek er toch op dat er eindelijk iets van de idealen verwezenlijkt kon worden.

Keerpunt '72 kwam tot stand. Moeizaam, toegegeven. Inhoudelijk niet iedereen tot tevredenheid stemmend, akkoord. Met een procedure die niet bepaald in overeenstemming was met de regels die voor de interne partijdemocratie golden, ook dát moet erkend worden . Maar we gingen met veel elan de verkiezingen in;

vroegen om een duidelijke keuze vóór de verkiezingen van de confessionele partijen en we presenteerden aan de kiezers het progressief regeer-akkoord . Dit zou het worden als de

progressieve partijen gingen regeren. Hierover zou na de verkiezingen niet meer onderhandeld worden.

De verkiezingsuitslag van november 1972 was een overwinning voor de gekozen lijn: de polarisatie leek te gaan werken; de PvdA werd de grootste partij en ook de tegenpool - de VVO - boekte flinke winst . De KVP zakte voor het eerst sinds 1945 af tot een middelgrote partij.

De moeilijke kabinetsformatie die volgde, ligt ons allen nog vers in het geheugen. De formatie duurde 5 maanden en pas na lang onderhandelen slaagden de formateurs Burger en Ruppert erin het 'gekste kabinet uit de Nederlandse geschiedenis' tot stand te brengen. Een kabinet met een linkse meerderheid, steunend op een linkse minderheid in het parlement en gedoogd door twee van de drie confessionele

'~racties,

die met 6 ministers in het kabinet vertegenwoordigd zijn.

Deze geschiedenis in vogelvlucht leek mij nodig om in staat te zijn enkele conclusies voor de toekomst te trekken. Immers, als men een gedragslijn voor de toekomst wil bepalen, is het goed zich af te vragen of de geschiedenis iets te leren geeft.

Het roemloze einde van de staatkundige vernieuwingsbeweging heeft alle hoop op herziening van het kiesstelsel de bodem in geslagen. Aan 0'66 komt de eer toe deze vernieuwingsbeweging in gang te hebben gezet. Achteraf moet men wel de conclusie trekken dat het enthousiasme dat ook in confessionele kring leefde voor staatkundige vernieuwingen, waarschijnlijk meer bepaald is door de vrees voor het elektorale succes van 0'66 dan door het verlangen naar vernieuwing zelf. Hoe is anders te verklaren dat de voorstellen van het kabinet-Den Uyl, op basis van het rapport Cals- Donner, zozeer schipbreuk hebben geleden in het parlement.

Men mag daar meer of minder droevig over zijn, niet te

ontkennen valt dat herziening van het kiesstelsel en een hieraan

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

389

<

Cl)

....

?<;' ëij'

!:::!.

:::l

<0

(f)

'"C

....

cc o ....

Dl

3

(6)

gekoppelde hervorming van het partijensysteem er voor de naaste toekomst niet in zit.

Ervan uitgaande, dat het verlangen naar duidelijkheid, naar meer kiezersinvloed op toekomstige regeringen ondanks de alom gesignaleerde restauratiegolf, in de PvdA nog steeds leeft, zullen wij in de komende maanden de vraag te beantwoorden hebben met welke middelen die kiezers-invloed zo groot mogelijk te maken is.

De PvdA zal zich daarbij tot het uiterste moeten inspannen de voorspelbaarheid van haar beleid te garanderen.

De duidelijkheid voor de kiezers zou het meest gediend zijn met de oplossing die wij ook in '71 en '72 aanbevolen. Er vindt

programvergelijking plaats door de partijen die elkaar als politieke regeringspartners wensen te beschouwen .

Het resultaat van die vergelijking zou dan een regeerakkoord kunnen zijn, dat ter beoordeling aan de kiezers wordt voorgelegd.

Als de huidige regeringspartners erin zouden slagen een dergelijk akkoord voor de verkiezingen te sluiten, zou de kiezer weten wat er op

~pel

staat: de keuze gaat dan tussen een beleid als

voorgesteld door de VVD of voortzetting van de huidige koers.

De partijen onderling houden dan nog voldoende mogelijkheden over om zich op onderdelen ten opzichte van elkaar te profileren.

Helaas - het ziet er ook nu niet naar uit dat de confessionele regeringspartijen tot die duidelijke keus bereid zullen zijn.

Een nieuw keerpunt dan maar? Een regeerakkoord met de PPR lijkt er voor de volgende verkiezingen wel in te zitten. Maar 0'66, wat er van over is of wat er voor in de plaats komt, zal zeker niet bereid zijn zich in een gedetailleerd regeerakkoord aan de linkse partijen te binden.

Trouwens, hoe zou zo'n regeer-akkoord moeten werken? Zou het opnieuw on-onderhandel baar moeten worden verklaard? Dat zou of tot oppositie, of opnieuw tot allerlei vreemde kunstgrepen na de verkiezingen leiden.

Oppositie geen schande ...

Natuurlijk zou het niet bij voorbaat moeten worden uitgesloten dat de PvdA, samen met de PPR in de komende regeerperiode in de oppositie terecht komt. Oppositie is geen schande, hoeft ook niet persé onvruchtbaar te zijn. Men leze hierover nog eens na wat Den Uyl in augustus 1970 in zijn smalle-marges-verhaal schreef:

'De oppositie is evenmin machteloos! Vaak worden oppositionele moties, na eerst verworpen te zijn, toch uitgevoerd. Vaak krabbelt het kabinet terug. Ik geef wat voorbeelden.

1 De loonstopnota werd in 1968 schielijk weer ingetrokken.

2 De prijzenstop kwam er, zij het te laat.

3 De leerlingenschaal werd verlaagd nadat eerst de motie, die er om vroeg, verworpen was.

390

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

<

Cl) ...

7<;'

ai·

!::!.

::I CC

IJ)

"0 ...

cc o

...

Ol

3

(7)

4 De grote steden kregen enige financiële armslag toen met

onbestuurbaarheid gedreigd was.

5 Er kwam een zekere afplatting van de verlaging van de inkomstenbelasting voor hogere inkomens.

6 De minimumlonen gingen omhoog met de regel'ingslonen nadat dit eerst furieus was afgewezen.

7 Griekenland werd uit de Raad van Europa gestoten, al liep Luns bepaald niet voorop.

8 Het kabinet werd vastgelegd op een aangenomen motie-Van den Doel voor opvoering van de woningbouw.'

... maar wel onvergeeflijke fout

Toch zou een PvdA, als grootste partij van Nederland, een onvergeeflijke fout maken als men a priori voor die oppositie zou kiezen. Het is nog steeds modieus om te beweren dat mee verantwoordelijkheid dragen in een kapitalistische maatschappij tot verloedering leidt.

De geschiedenis van het kabinet-Den Uyl wordt daarbij gebruikt om aan te tonen hoe ook dit kabinet met linkse meerderheid als versiering is gebruikt, hoe een conservatieve Kamermeerderheid werkelijke maatschappelijke veranderingen weet tegen te houden, waardoor alleen wat sleutelen in de kapitalistische marge

overblijft.

Wie dat zo gemakkelijk zegt, zou er goed aan doen de feiten onder ogen te zien. Dit kabinet maakte een start met een aantal

veranderingen die wellicht later pas naar hun werkelijke betekenis te schatten zullen zijn: het onderwijsbeleid werd omgebogen ten gunste van wat - modieus, maar er is geen ander woord -

kansarmen worden genoemd; de koppeling van de sociale minima werd een feit; de onderkant van de inkomenspyramide werd aanzienlijk opgetild: zowel AOW, als ABW-uitkeringen stegen, evenals het minimum-loon; er kwam een volkshuisvestingsbeleid van de grond waarin gebroken werd met grootschaligheid en kaalslag: door middel van een huursubsidiesysteem werden goede huurhuizen betaalbaar voor iedereen; er ligt een aantal wetsontwerpen ter bescherming van het milieu.

Zeker er zijn nog wensen genoeg. Er is nog een aantal

fundamentele zaken die op parlementaire afhandeling wachten - een integraal inkomensbeleid is nog niet ontwikkeld, de sociaal- economische situatie is slecht, de relatie met de vakbeweging is verstoord. Rozegeur en maneschijn is het bepaald niet. Maar wie al te gemakkelijk alles wat dit kabinet tot stand gebracht heeft bagatelliseert, weigert de structurele blindheids-oogkleppen af te zetten en de werkelijkheid te zien.

Toch moeten ook de gevaren niet onderschat worden. Achteraf gezien (en achteraf praten is gemakkelijk) moet men constateren dat de PvdA zich in het verleden wel eens te veel heeft laten

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

391

<

CD

...,

~ CD

!::!.

~

CO CII '0

..., cc o ...,

Dl

3

(8)

verleiden tot het sluiten van compromissen. Vanuit een negatieve benadering kun je dat verklaren met beschuldigingen over regeer- geilheid, maar als je van dichtbij hebt kunnen zien hoevéél je kunt doen als regeringspartij, juist voor de mensen om wie het

allemaal begonnen is, weet je beter. Een partij als de PvdA moet willen regeren. Ook al is de stelling van Den Uyl over de macht van een oppositiepartij nog steeds juist, je hebt in de regering veel constructieve macht. Wie zich dat realiseert zint op middelen om in die regering te blijven. Dat mag ons echter nooit

terugbrengen tot de positie waarin we in de jaren '50 waren gemaneuvreerd. Op het moment dat teveel mensen de

herkenbaarheid van meeregerende socialisten niet meer zien, is het ogenblik gekomen om afscheid te nemen.

Wanneer dat moment zal komen, valt tijdens de rit al moeilijk te voorspellen, maar vóór de verkiezingen mag de keus voor

oppositie nooit gemaakt worden. Wij moeten kiezen voor regeren.

Als men twijfelt over de mate waarin het mogelijk zal zijn het eigen programma uit te voeren, moet met harde voorwaarden in de hand geprobeerd worden voldoende steun van de kiezers te krijgen en zo de positie ten opzichte van de partners versterken.

Hiermee wil niet gezegd zijn dat het uitsluiten van één of

meerdere politieke partijen als mogelijke regeringspartner onder geen voorwaarde in aanmerking zou komen.

De discussie hierover zal in de maanden, voorafgaande aan het verkiezingscongres van januari 1977 moeten worden gevoerd. Dan zal er nog voldoende gelegenheid zijn voor alle wijze opmerkingen van welke wijze partijgenoot ook. Dat houden de lezers tegoed.

Dus toch een nieuw keerpunt? Wie zich de formatie van het kabinet-Den Uyl herinnert weet beter. Hoe waardevol Keerpunt ook is geweest, hoezeer het ook gefunctioneerd heeft als toetsingsinstrument voor het beleid van onze mensen in het kabinet, erkend moet worden dat het niet heeft gewerkt als onaantastbaar, on-onderhandel baar regeerakkoord . Er zijn mooie termen als actualiseren en temporiseren voor gebruikt; de formule van 2 programma's als basis voor dit kabinet is gevonden, het feit blijft dat de bedoeling die er achter zat: de kiezers zekerheid geven over het te verwachten beleid, niet is gehaald.

Onderhandelen is niet verwerpelijk

Er is niet onderhandeld, riepen we bij de totstandkoming van het kabinet en in de strikte zin was het waar. Maar het effect voor de kiezers was hetzelfde; men kon niet weten of het beleid op Keerpunt dan wel op het confessionele program zou worden

gebaseerd. •

Het is misschien goed hier vast te stellen dat er geen bezwaren zijn tegen onderhandelen als zodanig. Onderhandelingen

op zichzelf zijn volstrekt niet verwerpelijk. Binnen een democratie

392

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

<

CD ...

~ CD N

CC ::l rJl '0 ...

co o

...

Ol

3

(9)

zal altijd onderhandeld moeten worden. Niet alleen tussen, maar ook binnen partijen. Elk

PvdA-verkiezfng~programma

is een produkt van lange onderhandelingen; binnen een

programcommissie, binnen het partijbestuur, in afdelings- en gewestelijke vergaderingen, op congressen. Alleen een dictator ontkomt aan onderhandelingen en hoezeer we soms ook zuchten over de arbeidsintensieve procedures die binnen democratische besluitvormingsprocessen gevolgd moeten worden, niemand van ons wil het anders. Daarvoor zit de behdefte aan democratie te diep in ons hart gebakken .

Het lijkt erop , dat voor het eerst in de geschiedenis KVP en ARP niet geheel afwijzend staan tegenover het doen van duidelijke uitspraken voor de verkiezingen . Dat is winst. Dat mag ook door ons best erkend worden. Maar een intentie -verklaring is natuurlijk niet hetzelfde als afspraken vooraf. Of men bovendien dit

voornemen tegen de druk van de derde CDA-'broeder' in zal handhaven is nu niet te voorspellen . Het is één van de

moeilijkheden waarom deze twee gedogende partijen vragen als men besluit tot één CDA-lijst.

Dat brengt mij op de politieke hypotheek waarover men in die kringen zo graag spreekt. Deze rust zeker niet alleen op het onderlinge verkeer . Bovenstaande gedachte over mogelijke

afspraken gaan vanzelfsprekend uit van de veronderstelling dat de hypotheek die op de regeringssamenwerking rust ook wordt ingelost : alleen als met ons een begin gemaakt wordt met een aantal fundamentele maatschappijveranderingen, is er over vóór- overleg te praten, maar daarover straks meer.

Ondoorzichtige, oncontroleerbare onderhandelingen tussen partijen na de verkiezingen, hebben het karakter van handjeklap tussen enkele 'hoge heren' (en dames?). Om met Van Thijn te spreken: ons clubje zal het wel uitmaken . Daarmee wilden we breken. Dat wilden we toen en alle argumenten die daarvoor destijds zijn aangevoerd gelden nu 'nog. Of het zou zo moeten zijn, dat ook bij progressieven het verlangen naar duidelijkheid

afneemt, tegelijk met de elektorale aantrekkingskracht van D'66.

Welke mogelijkheden blijven over als men de politieke realiteit onder ogen ziet? Een meerderheid van progressieven zal ook de grootste optimist onder ons bij de volgende verkiezingen niet verwachten. Uitgaande van de verwachting dat de confessionele partijen niet bepaald enthousiast zijn over de gedachte aan regeringssamenwerking met de VVD, is een progressief minderheidskabinet een theoretische mogelijkheid. Het lijkt er echter op dat D'66 niet bereid zal zijn voor de verkiezingen met PvdA en PPR een programakkoord te sluiten. Dat zou betekenen dat ook een progressief minderheidskabinet pas in

onderhandelingen na de verkiezingen tot stand zou kunnen komen.

In bepaalde omstandigheden moet zo'n kabinet niet helemaal uitgesloten worden geacht, maar de ervaringen, daarmee in het

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

393

<I

(I) I

..,

7<:'

ê

:::l

:'

CC VI '0

..,

<0

o ..,

Ol

3

(10)

buitenland opgedaan, geven alle aanleiding tot voorzichtigheid.

Nogmaals: in bepaalde omstandigheden zou het een oplossing kunnen zijn, maar dan zouden wel heel hoge eisen gesteld moeten worden aan de kabinetsformateur. Homogeniteit van de ploeg zou een absolute voorwaarde zijn en daaraan heeft het in het

progressieve deel van het kabinet-Den Uyl nogal eens ontbroken.

Zeker geen oplossing dus, waar we bij voorbaat alle heil van moeten verwachten.

Of het CDA tot stand komt is niet te voorspellen. De dames en heren zeggen daarover in september te zullen beslissen. Of zo'n beslissing er komt en of die, als er wat besloten wordt, voldoende uitsluitsel geeft over de gevolgen die dit voor de Nederlandse politiek zal hebben, laat zich bij confessionele partijen - helaas - nóg nooit voorspellen. Helderheid is niet hun sterkste eigenschap.

Als de KVP en AR hun beloften gestand doen en bereid blijken samen met ons de VAD, de grondpolitiek, de Wet op de OR, en enkele economische stuurmaatregelen tot stand te brengen, die als begin van de maatschappelijke veranderingen kunnen worden gezien ...

Als bovendien blijkt, dat die beide partijen zich met ons realiseren dát het bij de voorliggende wetsontwerpen en voorstellen slechts om minimale aanzetten gaat ... Als het kabinet niet tussentijds struikelt over een ander belangrijk verschilpunt ... , dan nóg lijkt de kans klein dat men bereid zal zijn op de door ons begeerde wijze afspraken vooraf te maken.

De smalle marges van programma's

Zoals we hebben gezien, biedt een regeer-akkoord als Keerpunt geen oplossing. Hoewel het woord 'kernprogramma', door Joop den Uyl gesuggereerd in zijn 'smalle marges' doet vermoeden dat hij een andere oplossing aanbeveelt, moet men bij nauwkeurige lezing van de door hem genoemde punten (zie de 'smalle marges van demokratische politiek' S en 0, 8, 1970,. pag. 316) vaststellen dat een aantal daarvan teveel Keerpuntachtige trekken vertoont.

Zo zal bijvoorbeeld het punt 'groei van de collectieve voorzieningen en de financiering daarvan' niet als hard niet- onderhandel baar punt kunnen worden opgenomen. Zelfs niet, als men op basis van de nieuw verworven inzichten zou kiezen voor een formulering in overeenstemming met de 1 %-doctrine van Duisenberg. Immers, nu al blijkt uit de discussies rondom de 1 %- operatie op hoeveel verschillende manieren die in te vullen is. Een invulling waarbij bijvoorbeeld wel op de welzijnsdepartementen als CRM en Onderwijs en op Ontwikkelingssamenwerking zou worden bezuinigd, terwijl Defensie onaangetast blijft of zelfs Qlijft groeien, zal voor de progressieve kiezer onaanvaardbaar zijn. Toch blijft een kabinet dat het beleid aldus invult binnen de

voorwaarden.

394

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

<

CD

..,

7<:"

a;'

!::!.

:J CC Cf)

"0

..,

co

o ..,

Ol

3

(11)

Kortom: de aan de kiezer gesuggereerde duidelijkheid, blijkt een farce. Dán maar liever op basis van eigen verkiezingsprogramma's hard onderhandelen na de verkiezingen. Weliswaar niet met de begeerde duidelijkheid vooraf, maar eerlijk aangemelde

onduidelijkheid is altijd te verkiezen boven schone schijn, die niet wordt waargemaakt. Op die manier is al te veel vertrouwen van de kiezers verspeeld.

Een minimum-programma

Wie althans enigermate wil blijven vasthouden aan het beginsel van duidelijkheid blijft geen andere keus over dan een minimum- programma met een zeer beperkt aantal, hard geformuleerde, niet poly-interpretabele punten. Dat 'zeer beperkt' zal zeer letterlijk moeten worden genomen. Om enig inzicht te geven: stel men kiest voor 5 punten, zoals:

1 handhaving netto-netto koppeling;

2 inkomenspolitiek waarbij inkomens boven een te noemen bedrag per jaar terug gaan met een vast te leggen minimumpercentage.

Maximum inkomen;

3 voortzetting onderwijsbeleid t.a.v. de kansarmen;

4 te noemen percentage van het nationaal inkomen dat aan ontwikkelingshulp zal worden besteed;

5 concrete voorstellen op het gebied van sociale wetgeving, waardoor ook de gehuwde vrouw als zelfstandig individu wordt behandeld.

Het is een vrij willekeurige greep uit de vele mogelijkheden. Toch bestaat zelfs bij dit aantal al het gevaar dat enkele wel en andere niet door de potentiële coalitiepartners zullen worden

overgenomen. En hard vasthouden aan 5 punten tegenover een gesprekspartner die 4 punten wil overnemen. zal door grote groepen kiezers als onredelijke stokpaardjes-rijderij kunnen worden ervaren.

Mocht het kabinet voortijdig struikelen over een bepaald punt dan zal dit breekpunt, ook als dit er in andere omstandigheden

misschien buiten was gevallen, vanzelfsprekend tot de minimum- programpunten moeten behoren . Daarmee is dan meteen de garantie gegeven dat men niet eerst een kabinet laat stranden op een punt waarop later toch compromissen mogelijk blijken. In de discussie die in het verleden over minimumprogramma's zijn gevoerd is heel dikwijls het argument gebruikt dat een minimumprogramma de rest van het verkiezingsprogramma minder belangrijk zou maken .

Mede hierdoor, zo redeneerde men niet ten onrechte, zal er vanuit de partij een sterke druk zijn om (te) veel punten in zo'n

minimumprogramma op te nemen. Een ieder heeft immers wel een of meer punten waar men extra zwaar aan tilt.

Met een minimumprogramma met een zeer klein aantal (bijv. 3)

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

395

<

(1)

..,

7 '

ëir

~.

:J CC VI

"0

..,

cc

o ..,

Ol

3

(12)

niet onderhandel bare belangrijke en precies geformuleerde punten kan men voorkomen dat de rest van het verkiezingsprogramma gedegradeerd wordt tot iets onbelangrijks. Vasthouden aan een zo gering aantal zorgvuldig geselecteerde punten kan nauwelijks als Prinzipen-Reiterei worden beschouwd. Die zorgvuldige selectie is dus nodig en zal door een congres moeten gebeuren. Het is vergadertechnisch een klein kunstje om uit een lijst van aangemelde programma-punten, door middel van een puntenwaardering tot een selectie te komen. Ook voor de moeilijker operatie om samen met de PPR tot een minimum- programma te komen, moet een goede procedure te bedenken zijn.

Het lijkt een mager overschot je van onze hooggestemde

verwachtingen over duidelijkheid en invloed van de kiezers. Het is in de gegeven omstandigheden het optimaal haalbare. En in de politiek is realistisch zijn geen schande. Dat is het wel als echte Real -Politiker alle eerder verkondigde principes loslaten.

396

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

<

CD

..,

'"

iD·

!::!.

::l

<0

Cl)

"C

..,

cc

o ..,

Dl

3

(13)

Eddy van den Brink

Doorgaan zonder partij?

Het program van Duisenberg

De kranten hadden erover geschreven, partijbestuurders hadden erover gemopperd en daarna liet het meinummer van Socialisme en Democratie zien, waarover het ging: het program van

Duisenberg.

Korter, bondiger, overzichtelijker, beter geschreven en

realiseerbaarder dan het partijbestuursontwerp zou het zijn, zo verluidde. Dat beloofde wat, voor wie het PB-program had gelezen en ook vond, dat het wel wat bondiger enz. gekund zou hebben.

Het moge dan helemaal niet kunnen in de procedure, zo'n ander program, volgens het partijbestuur, procedurele moeilijkheden zouden toch opgelost moeten kunnen worden. Als het nu écht beter is, dan ligt een gewoon partijlid toch iets minder lang wakker over de procedure.

De verwachtingen waren dus gespannen. Ook al omdat een bewindsman toch niet zomaar over afgesproken regels

heenwandelt, en verder omdat niet de eerste de beste zijn nek uitsteekt met een eigenhandig vervaardigd ontwerp.

Slecht stuk

Bestudering leidt tot ontgoocheling . Zelfs gemeten aan eigen vooropgeschreven bedoelingen schiet het tekort. Het program van Duisenberg is gewoon een slecht stuk. Door het te schrijven blameert zich een politieke intellectueel; door het te produceren achter het partijbestuur aan diskwalificeert zich een partijgenoot.

Minzamer kan het niet gezegd worden door wie het stuk meet met twee maten: het partijbestuursontwerp en de eigen bedoelingen.

PB-program

Vergelijken met en meten aan het partijbestuursprogram impliceert geenszins, dat dat boven alle lof verheven zou zijn.

Duisenberg moet alleen beter zijn, als hij al na het PB tegen het PB in wil gaan. Dat is niet teveel gevraagd, want zo briljant is het PB-ontwerp niet; hoe zou het ook: na een toegegeven mislukking van een vroeger inventariserend programstuk in ijltempo een program in elkaar zetten en ermee voor de dag komen op een moment, dat de belangrijkste financiële knopen voor de komende

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

397

(14)

jaren niet alleen niet doorgehakt, maar zelfs niet eens bekend zijn.

In maart broedde het kabinet nog op de één-percentsoperatie en ik heb me laten vertellen, dat geen partijbestuurder toen zelfs maar vertrouwelijke inzage in de stukken gehad heeft.

Van die moeilijkheid kan zich ook de minister van Financiën, ook de architect van de één-percentsoperatie, niet afmaken door er in zijn ontwerp (5 en 0, 76, 5, blz. 216) gewoon van uit te gaan. Dat heeft niets te maken met deskundigheid, bevoegdheid of

voorsprong, ook nog niet eens met procedurele moeilijkheden, dat heeft te maken met politiek gevoel van wie een program wil voorstellen aan een partij, die bezorgd in de weer is met

aarzelingen en voorwaarden. Een hele partijraadsvergadering was daar op 27 maart druk mee, en nam daar besluiten over. Wie zich van dat getob afmaakt, door glashard op te schrijven wat hij had voorgesteld, minacht daarmee een partij in moeilijkheden op een manier die geen aanspraak kan maken op 'vertrouwen in de gekozenen en aangestelden'.

Betaaibaarheid

Dat zich van de partij afmaken is de enige manier om toen, in het voorjaar, met een program te voldoen aan de eigen Duisenbergse maatstaf van de betaaibaarheid (212). Een betaalbaar program maken kon toen alleen, wie eerst doet wat Duisenberg zegt; één percent. Maar juist wie dat zegt moet toch weten, dat daarbij politiek meer aan de hand is, dan de formulering van

economische noodzakelijkheden. Juist de noodzaak dringt een partij in de bocht van groei naar krimp en door zo'n bocht kan alleen een volk, kiezers, een partijvolk gestuurd worden, dat mee wil. Wie zich daarvan afmaakt, krijgt geen vertrouwen, dus geen macht om te sturen - die komt niet door die bocht, die vliegt eruit.

Bovendien, betaalbaar of onbetaalbaar kan men het PB-program noemen, dat allerlei dure dingen voorstelt, op een manier die het mogelijk maakt de kosten te berekenen en dan te schrikken. Maar aan het program van Duisenberg valt weinig te berekenen. Een investeringsfonds (217) kan wel duur worden, maar moet

betaalbaar blijven als er niets over de omvang of capaciteit wordt voorgesteld. Een inkomensbeleid (219) kan misschien duur

worden, maar blijft betaalbaar als bijvoorbeeld de netto-koppeling van de minima niet wordt voorgesteld en als van 'een snellere stijging van de laatste inkomens' (219) enkel het streven wordt uitgesproken, met ook nog een slag om die arm. Zelfs voor de ontwikkelingshulp valt geen getal (215). Als dure dingen enkel worden nagestreefd of bestudeerd (216, 220), dan is

betaaibaarheid geen probleem, en dus ook geen maatstaf voor Duisenbergs program. Dat is dan ook niet beter dan het

partijbestuur, dat is vluchten voor de moeilijkheid.

398

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

<

CP

...,

7'

CD'

~.

:J CC

IJ)

'0

...,

cc

o ..,

Q.)

3

(15)

... ...

,

D 'I'"

Ö·

~.

,

p

3

Toetsingsinstrument

Een andere eigen maatstaf van Duisenberg is, dat een program 'overeengekomen uitgangspunten en uitgezette hoofdlijnen' moet bevatten waaraan 'het beleid van een bestuurder ... getoetst' kan worden (212). De enkele gegeven voorbeelden van vaagheid (er komen er nog meer) van zijn stuk doen al niet vermoeden dat van die toetsing al te veel werk gemaakt kan worden. Hij lijkt daar ook helemaal niet op uit te zijn, als hij juist in dat verband roept om een 'vergaande mate van bereidheid tot delegatie van vertrouwen' (212). Dan gaat het niet om toetsen, maar om de

bewegingsvrijheid van de bestuurder (211). Die bewegingsvrijheid is nodig en het vragen erom is legitiem . Maar een program schrijven dat alleen vraagt om vertrouwen en dat alleen bewegingsvrijheid geeft, maakt zich af van de functie van een politiek program, toetsingsinstrument te zijn.

Zo heeft Keerpunt gefunctioneerd. Dat is lastig en vervelend, het ontaardt gemakkelijk in letterknechterij en georganiseerd

wantrouwen. Ik zal de laatste zijn om te ontkennen, dat Keerpunt zo óók gebruikt is. Natuurlijk is de guillotine een radicaal middel tegen hoofdpijn, maar wie zich zo van Keerpunt en toetsing afmaakt, speelt met politiek vertrouwen.

Het sterkste voorbeeld van deze toetsloze vrijblijvendheid

(bewegingsvrijheid) ligt op Duisenbergs eigenste terrein. Als hij de één-percentsnorm heeft geprogrammeerd (216), komt hij op het stellen van prioriteiten: 'de financiële ruimte voor nieuw beleid (moet) worden geschapen door beleidsombuigingen elders' (216).

Meer niet!

Doorgaan 77

Derde maatstaf van Duisenberg: een program moet doorregeren mogelijk maken, althans 'de voorwaarden daartoe te onzen gunste beïnvloeden' (212) . Operationalisering wordt zoals zoveel in dit stuk aan de lezer overgelaten. Of aan de bewindsman?

Voor doorregeren zijn op zijn minst drie dingen nodig:

coalitiepartners, kiezers en een partij.

Duisenberg noemt de coalitiepartners niet, zinspeelt er zelfs niet op, of het moest zijn met een vage verwijzing: 'de feitelijke ontwikkelingen' (212), die we met een program niet uit het oog mogen verliezen . Afkeurende reacties in de partij morren, dat hij naar het CDA toe heeft geschreven . Zolang hij dat er zelf niet bijzegt, kan zoiets nauwelijks worden aangetoond. Wel staat vast, dat alle partijen rechts van de PvdA weinig aanstotelijks in zijn program zullen kunnen vinden. Zelfs de VVD zal haar best moeten doen, om op dit lage water nog spijkers te vinden: onderwijs (222/3) taalt niet naar de middenschool, regeling van het inkomen van vrije-beroepsbeoefenaren, maximum -inkomen en zelfs de

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

399

<I

(I) I

...,

'"

CD'

~. *

cc

::J lil

"C

...,

cc

o ...,

Cl

3

(16)

koppeling hoeven niet. dienstverband van medici hoeft alleen 'eventueel' (224).

Het is nog de vraag of dat het doorregeren zo bevordert. Dit stuk bevat geen wisselgeld voor onderhandelingen, het maakt coalitie- onderhandelingen overbodig; er is voor coalitiepartners geen eer aan te behalen. Het program mist onderscheidend vermogen, alweer een functie van een verkiezingsprogram, die Duisenberg wegpoetst. Voor doorregeren zijn ook kiezers nodig. Daar maakt Duisenberg zich wel expliciet zorgen over: we mogen met een program -niet 'het incasseringsvermogen van onze kiezers uit het oog verliezen' (212). Over de derde, elektorale functie van een verkiezingsprogram zijn we het eens. Maar nog niet over de daarachter verborgen stelling, dat het PB-program wél en hij niét het incasseringsvermogen van onze kiezers uit het oog verliest.

Het verschil bestaat voornamelijk in weg laten: controle van de EEG op multinationals (PB VI, A, 4), alle voorwaarden aan en toetsing van de NAVO (PB VI, Dl, ontwikkelingshulp 1'/2% (CP VI, B, 5), stopzetting Indonesië (PB VI, B, 4l. ontwikkelingsfunctie buitenlandse dienst (PB VI, B, 10), onafhankelijkheid van de Antillen (PB VI, B, 11), dat gaat allemaal uit het buitenland-

hoofdstuk van het partijbestuur. Maximum-inkomen, regeling vrije beroepen en de koppeling bleek Duisenberg al uit het

inkomensbeleid te hebben gehaald. De commissaris algemeen belang (PB V, A, 3), zeggenschap van gemeenschap en

werknemers over produktie, investeringen en kapitaalstromen (PB V, A,

8)

hoeven niet voor de bedrijven. Het hele grondbeleid (PB IV, A, 12-14) vervalt uit de ruimtelijke ordening. Uit het onderwijs (PB lil, B) vervallen het terugbrengen van de groepsgrootte, integratie van kleuter- en basisonderwijs, de middenschool en de zelfbepaling van betrokkenen. Uit het welzijnsbeleid (PB lil, A) verdwijnen harmonisatie en democratisering, zelfwerkzaamheid en het specificeren van 'mensen in achterstandssituaties' (223, vgl.

PB lil, A,

4).

Op Duisenbergs eigen terrein, zo bleek al, kregen we de één-percent erbij, missen we de prioriteiten en worden de gehuwde vrouw, de alternatieve samenlevingsvormen (216) en het minimum-inkomen voor zelfstandigen in de doofpot van studie en onderzoek gestopt.

Nu zullen 'er best kiezers zijn, die zich door al deze dingen uit het partijbestuursprogram laten afschrikken. Maar het is de vraag of die nu zo worden aangetrokken door het zwijgen dat Duisenberg er toe doet. En wie juist op die punten uit was, jaagt hij naar de PPR.

De partij

Erger is, dat Duisenberg er niet zo mee rekent, dat voor

doorregeren ook een partij nodig is. En het incasseringsvermogen van de partij zou best verdragen, dat er hardhandig zou zijn gekapt in de verlanglijst die het partijbestuur heeft geschreven.

400

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

<

CD

..,

"

!:::!.

ei,

::J

te lil

"0

..,

cc

o ..,

Q)

3

(17)

<

ro

...,

~

:D

"

::J

o

'Jj ::J

...,

:J o

...,

II

3

Maar wat Duisenberg heeft gedaan is niet stroomlijnen en beperken tot hoofdpunten. Hij laat dingen weg die de partij tot hoofdpunten heeft gemaakt. Wie na het congres van 1975 bars beweert dat 'het Nederlandse lidmaatschap van de NAVO wordt gehandhaafd' (214), verder niets, wie uit de

ontwikkelingssamenwerking en uit de investeringen in

ontwikkelingslanden (215) de criteria laat vervallen, wie uit het inkomensbeleid de koppeling en uit de ruimtelijke ordening het grondbeleid schrapt, vervreemdt zich van zijn partij. Dat is vragen om moeilijkheden.

Zonder partij kun je niet doorregeren.

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

401

< I Cl)

...,

~

(ij

N

cc

::J IJl

"0

...,

cc

o ...,

Dl

3

(18)

H. C. Heering

Noordelijk perspectief

Het karakter van de Nederlandse samenleving was zo'n kleine honderd jaar geleden toch nog wel sterk agrarisch. Een Groninger boer was dan ook iemand die in de maatschappij van toen sterk meetelde. Maar niet alleen wat geld en grond betreft deed het Noorden van zich spreken. De beginnende vaak uit de landbouw voortkomende industrialisatie gaf ook het Noorden een behoorlijk aandeel in nieuwe vormen van werkgelegenheid. Op politiek gebied vervulde het Noorden een voortrekkersfunctie. De eerste rode kamerleden werden in Noordelijke districten gekozen.

Deze tijden waren eens. Thans is het Noorden langzamerhand bezig weg te zakken tot een relatie met het westen van het land die men zonder veel overdrijving als semi-koloniaal kan betitelen.

Het verhaal is bekend. Sicilië, een Romeinse provincie, oftewel wingewest werd tweeduizend jaar geleden uitgemergeld door de verbouw van koren dat naar Rome werd verscheept zonder dat de Sicilianen er veel wijzer van werden. Gedeelten van de Groninger en Drentse bodem komen straks enkele tientallen of misschien nog meer centimeters (verder) onder de zeespiegel te liggen omdat het aanwezige aardgas eruit wordt gehaald. Veel wijzer worden de Noordelingen er niet van want het gas wordt met grote stalen buizen weggevoerd en tegen goed geld verkocht aan onder meer buitenlandse bedrijven. Zelfs de schadeloosstelling voor de gevolgen van de bodemdaling is onvoldoende geregeld. Men versta mij goed, ik weet ook wel dat bodemschatten nationaal bezit zijn en ik besef ook nog wel dat de regering de gasguldens goed kan gebruiken voor al dan niet leuke dingen voor al dan niet linkse mensen. Allemaal à la bonheur. Maar als er dan bij de aanspraak op de gasgelden een stuk nationale solidariteit voorop staat en ook moet staan dan moet dit ook gelden bij de algemene welvaartsverdeling over de regio's in ons land.

Tot dusver is van een eerlijk delen van de welvaart regionaal weinig terecht gekomen. De werkloosheidspercentages in het Noorden waren en zijn hoog t.o.v. overig Nederland. In Drente bijna viermaal zo hoog als in Utrecht. Onderzoekingen in het kader van het Integraal Structuur Plan voor het Noorden des lands hebben uitgewezen dat dit beeld bij ongewijzigd beleid nog , zal verslechteren. Ook kwalitatief is het werkgelegenheidsaspect voor het Noorden weinig opwekkend. Bij fusies en concentraties in het bedrijfsleven zijn veel interessante functies uit het Noorden verdwenen. Vooral in de sector dienstverlening tikt dit zwaar aan.

402

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

(19)

Wat dit betekent in een tijd van stijgend opleidingsniveau is duidelijk. Vroeger leverde het Noorden politieagenten, die de lagere school met vrucht doorlopen hadden, aan de grote steden in het Westen. Nu mogen het boekhouders en chemici zijn.

Zoals gebruikelijk heeft de overheid net zo hard als het

bedrijfsleven meegedaan aan de aftakeling van het Noorden. Voor de aardigheid ga ik nog even terug naar het Sicilië van 2000 jaar geleden. Wie werd daar als regionaal opperhoofd door Rome naar toegestuurd? Dat was een voormalig consul die als proconsul in de provincie een in alle opzichten bevredigend slot aan zijn politiek bestuurlijke carrière probeerde te breien. De huidige situatie is op de keper beschouwd weinig anders. Het is niet meer de local gentry die als vertegenwoordiger van de centrale

overheid in de noordelijke provincies op het veelal van een ietwat hogere rugleuning voorziene gestoelte de ereplaats neemt. Dit is natuurlijk wat de feodale gentry betreft alleen maar toe te juichen maar verlies van het lokale element betekent hoe aan ook verlies van een stuk regionale identiteit.

Laten wij dit Siciliaans intermezzo voor wat het is. Op breder vlak ligt de zaak veel ernstiger. Ieder zichzelf respecterend departement heeft langzamerhand wel een of meer mannetjes in de regio. Deze mannetjes zitten er in het algemeen niet, zoals bij de Commissaris der Koningin ten dele wel het geval is, voor eigen verantwoording maar louter en alleen ter versteviging van taak en functie van hun departement. Het is een bekend maar in zijn praktisch regionaal bestuurlijke consequenties nog steeds onvoldoende beseft feit dat er bij deze wildgroei van gedeconcentreerde diensten aan

integratie en coördinatie niet is gedacht. Dit mag uiteraard de departementale pret niet drukken. De treinen eerste klasse rijden immers om provinciale en gemeentebestuurders in staat te stellen ter bedevaart te gaan bij Haagse Hoogmogenden.

Afstand

Zo'n expeditie naar ons bestuurlijk Mekka kost je dan wel een dag.

Dat is zonder meer lastig. Veel erger is dat deze dag de grote afstand illustreert die er feitelijk en psychologisch ligt tussen het Noorden en Den Haag. Het is logisch dat naarmate deze afstand groter is departementale centralisatie en ook de meest

geraffineerde vorm daarvan t .W. deconcentratie als des te knellender wordt ervaren. Het wordt dan ook tijd dat er een tweede Thorbecke opstaat die in het kabinet zoveel te zeggen heeft dat de klok van 1813 weer wat kan worden teruggezet. In deze tijd waar allerwegen het accent van het sectorale naar het integrale wordt verlegd staan de gedeconcentreerde velden voor de landman uit de regio wit om te oogsten.

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

403

~I CD

.., ..

co 7' CD

co Cl) CD :::l ':T

~.

a.

(20)

Wij socialisten hebben bij mijn weten niet vaak voorop gelopen bij het afstoten van rijkstaken naar lagere besturen. Ik geef toe dat de mindere man daar in het verleden ook vaak niet beter van

geworden zou zijn. Ik idealiseer ook allerminst de kracht en kunde van de lagere besturen. Ik behoor niet tot diegenen die opgeklopte verhalen lanceren over de zogenaamde vierde macht. Toch geef ik als democraat aan gekozen bestuurders de voorkeur boven al dan niet gedeconcentreerde maar in ieder geval democratisch niet aanspreekbare ambtenaren.

De hele situatie, sociaal-economisch, maar ook bestuurlijk is fnuikend voor het maatschappelijk zelfvertrouwen en

zelfbewustzijn in grote delen van het Noorden.

Negatieve factoren als ongeloof, wantrouwen, apathie, stagnatie, onderlinge ruzies en verlies aan realiteitszin dreigen overwegend te worden . Frustraties worden nog extra aangewakkerd doordat men het Noorden dan blijkbaar wel geschikt acht om middels zijn zoutcavernes te fungeren als (inter)nationale beerput voor

radioactief strontium enz. Ook de 'toewijzing' van enkele militaire oefenterreinen is sociaal psychologisch een negatieve vondst van formaat.

Buitenstaanders, en dat ben ik als Groninger, zien de Friese regionale identiteit vooral als een cultureel vraagstuk. Men hoeft echter beslist geen 100% marxist te zijn om onder deze cultuur ook een flink stuk sociale economische problematiek te ontdekken.

Aan declassering op taalgebied al dan niet gepleegd door een deels extern georiënteerd maatschappelijk establishment, is min of meer annex declassering op ander maatschappelijk terrein.

Het is beslist niet zo dat er aan de Noordelijke problemen niets is of wordt gedaan. Zo zijn we in Nederland nu ook weer niet.

Tientallen politici en ambtenaren lopen zich het vuur uit de sloffen om verbetering in de zaak te brengen. De grote vraag is alleen hoe. Voor sommigen is het antwoord simpel. Maak de algehele voorwaarden voor het bedrijfsleven zo goed mogelijk. Dan gaat het in het Westen des lands regenen en in het Noorden druppen.

Zelfs zal het zo kunnen zijn dat bij een verzadigde bodem in het Westen alle hemelwater uiteindelijk in de perifere regiones terecht komt. Ik voor mij zie deze theorie en zeker de noordelijke

overstortfunctie niet zo zitten. Welvaart is een relatief begrip en het is altijd zuur een overvloedige regen bij de ander te zien als je eigen"gewas nog best wat nattigheid kan gebruiken. Bovendien is het allerminst aantrekkelijk om net als de gastarbeiders en de vrouwen als een soort conjuncturele buffer te fungeren.

De oplossing ligt naar mijn mening ook niet - althans zeker niet in de eerste plaats - in de tot dusver gebruikte incentives als premiëring industrievestiging en verbetering infrastructuur. De praktijk heeft dit afdoende aangetoond. De enige werkelijk ' fundamentele oplossing is naar mijn mening een zodanige

beheersing van de investeringen door de overheid dat, nog afgezien van andere na te streven doeleinden, óók een eerlijke

404

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

(21)

~

CD

...

7<:"

:c

CD C!>

:0 CD :l

=r-CD

a:

verdeling van de werkgelegenheid over de diverse regiones kwalitatief en kwantitatief tot de mogelijkheden gaat behoren . Het is niet nodig hiervoor het systeem van de ondernemersgewijze produktie vaarwel te zeggen of een plan economie op te zetten waar het laatste slakropje van de laatste groenteboer staat vermeld. Aan de andere kant vraag ik mij af of de op zichzelf zeer aantrekkelijke voorstellen , vermeld in de onlangs uitgebrachte nota-Selectieve Groei (Economische Structuurnota) regionaal voldoende soulaas kunnen gaan bieden. Veel zal hierbij afhangen van de bereidheid van het parlement om de overheid inderdaad die bevoegdheden en mogelijkheden te geven, die ze voor een goed regionaal beleid nodig heeft.

Er zijn veel mensen, die een broertje dood hebben aan versterking van de invloed van de overheid op het sociaal -economisch

gebeuren. Dat is hun goed recht. Niet hun goed recht is echter om, uitgaande van het 'Iaissez faire, laissez aller' aan te komen dragen met schijnoplossingen voor de Noordelijke problematiek.

Ik denk bijvoorbeeld aan de kreet om maar niet te zeuren over het milieu als er nog zoveel werkloosheid is. Ook zou het Noorden zich als een zoet en braaf jongetje verre moeten houden van verderfelijke zaken als overheidsbedrijven, meerderheidscolleges, verplicht Fries taalonderwijs, sociaal statuut of 5 ploegenstelsel.

Het is duidelijk dat een dergelijke visie vooral sociaal- psychologisch onverantwoord is, omdat men in feite de ene achterstand inruilt tegen een andere die op de duur misschien nog zwaarder op de maag ligt.

Vetleren medaille

De kansen voor het Noorden liggen niet in een demografisch of anderszins bepaalde imitatie van het Westen maar in eigen karakter en mogelijkheden, waarbij het experiment niet moet worden geschuwd . Aan het loslaten van de realiteit bestaat hierbij geen behoefte. Industrialisatie op basis van de weefgetouwen van Gandhi is een even sympathieke als elitaire utopie. Maar de industrialisatie van de Eemsmond zal ruimtelijk en anderszins wel volgens moderne inzichten en duidelijke normen moeten

plaatsvinden.

Mogelijkheden die het Noorden heeft om eigen bedrijven te stichten in NOM -verband moeten creatief worden aangegrepen en niet met koudwatervrees worden bezien. Als de uitwerking van de nota-Selectieve Groei interessante kansen gaat bieden door combinatiemogelijkheden van de regionale component met bijvoorbeeld een component als het speerpuntenbeleid dan moeten die anticiperend worden benut. Het Integraal Structuur Plan voor het Noorden des lands moet meer worden dan het zoveelste middel om wat geld in de regio te pompen . Het moet de

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

405

~I

CD I

...

7<:" ,

~ I

ëD , cc '

C!>

:l =r- CD

a.

(22)

basis gaan vormen voor een stuk bestuurlijke vernieuwing in de relatie tussen de regio en Den Haag. Men moet ook niet bang zijn om het Noorden eens als sociale proeftuin te gebruiken

bijvoorbeeld in de vorm van vervroegde pensionering voor bepaalde bedrijfstakken. Voorwaarde is wel dat dergelijke experimenten niet worden gezien als een voorbereiding tot een definitief lager economisch niveau. Aan sociale reservaten bestaat geen behoefte. Het kan ook geen kwaad een ietwat onorthodoxe relatie aan te gaan tussen de Groninger Universiteit en een semi- overheidsinstelling als de Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij.

Verbreek eens het CBS-monopolie en geef de regio meer statistische bevoegdheden. Misschien komen dan de resultaten van de volkstelling ook sneller ter beschikking van de regio die ze nodig heeft. Wat is er op tegen om de medische achterstand t.O.V.

het buitenland in te lopen door de stichting van een hartkliniek nabij Groningen. Dat is minder ver van Amsterdam dan Houston.

De regio zal bij brood alleen niet leven. Daarom moet ook een experimenterende theatergroep als Genesius worden gesteund.

Die heeft nl. op landelijk niveau het overtuigend bewijs geleverd dat een stuk zelfstandige cultuur niet overgoten met een ranzig of pittig regionaal sausje een realiteit kan zijn .

AI deze experimenten worden niet genoemd omdat het Noorden zo nodig origineel moet wezen. De tijd dat bestuurders om een vetleren medaille streden in een interregionaal creatief spel zonder grenzen is gelukkig een beetje passé. Het gaat mij ook niet om het spel maar om de knikkers. Experimenten en

voortrekkersactiviteiten kunnen er toe bijdragen dat het Noorden weer geloof en hoop in eigen maatschappelijke en economische mogelijkheden krijgt. Wat daarvoor natuurlijk bovenal nodig is, is een stuk nationale solidariteit.

Het is aan regering en parlement daaraan gestalte te geven .

406

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

(23)

David van Ooijen

Het Noordierse conflict als Iers probleem

Een beschouwing naar aanleiding van reisindrukken

In Noord-Ierland gaan sinds enige weken de huisvrouwen de straat op om te demonstreren tegen het geweld en het optreden van terreurgroepen. Het tij lijkt daar te keren! Doch in de Ierse Republiek overweegt de regering de noodtoestand uit te roepen en daarmee een groot deel van de grondwet buiten werking te stellen. Wat is er eigenlijk aan de hand op het Ierse eiland, dat wel de 'grote teen van Europa' wordt genoemd?

Het Noordierse conflict

Gemakshalve wordt het conflict in Noord-Ierland vaak omschreven als een strijd tussen een protestantse meerderheid en een

minderheid van katholieken. Religieuze motieven zouden daarbij een belangrijke functie hebben.

Een dergelijke voorstelling van zaken is echter te vereenvoudigd om nog juist te kunnen worden genoemd.

In Noord-Ierland staan in werkelijkheid twee groepen tegenover elkaar, die beide zichzelf ervaren als een bedreigde minderheid en waarbinnen vele opvattingen leven omtrent de manier waarop aan die ervaren dreiging een einde kan worden gemaakt.

De ene minderheid wordt gevormd door de ongeveer een half miljoen tellende veelal minder draagkrachtige en meest katholieke Noord -Ieren, die gezien de wijze waarop zij in het verleden zijn behandeld (huismanskiesrecht, geen gelijke rechten op

overheidsfuncties en andere banen, werkeloosheid tot 50% in hun wijk e.d.) weinig reden hebben om de band van Noord-Ierland met Groot-Brittannië als aantrekkelijk te beschouwen. Zij hopen - ten minste op den duur - dat Noord-Ierland deel zal gaan uitmaken van de Ierse Republiek.

Ulster immers is in 1920 tot stand gekomen mede met het doel in staat te zijn met een comfortabele meerderheid van stemmen te kiezen voor een blijvende band met Groot-Brittannië. Daarom werden drie - in overgrote meerderheid katholieke -

graafschappen door de Britten van Ulster afgescheiden en werd Noord-Ierland gevormd uit de zes graafschappen met een

gemengde bevolking. De andere minderheid wordt gevormd door

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

407

(24)

tot vele kerken behorende protestanten en buitenkerkelijken van

protestantse afkomst, aangevoerd door zakenlieden, accountants, groot-grondbezitters, advocaten, middenstanders, geestelijken en anderen die vrezen iets te verliezen indien een grotere

maatschappelijke gelijkheid zou worden bereikt; alsmede zeer vele weinig draagkrachtige kleine middenstanders en arbeiders die met de min of meer bevoorrechten gemeen hebben, dat ze - terecht of ten onrechte - menen verlies te lijden indien Noord-Ierland de band met Groot-Brittannië zou beëindigen en deel zou gaan uitmaken van de Ierse Republiek.

Die vrees kan zijn ingegeven door de grotere armoede in de Repu, bliek, geringere sociale voorzieningen, de overheersende positie van een traditionele rk-kerk en geringere persoonlijke vrijheid. Zo ervaren de ongeveer 1 miljoen Noordierse

'protestanten' zichzelf als een minderheid tegenover de 3 miljoen 'katholieken' op het eiland. Op politiek vlak komt die vrees van de 'protestanten' tot uiting in het feit dat de verschillende

Unionistische partijen een meerderheidsregering voorstaan zonder de republikeinen (rk) daarin te laten delen. Velen hebben echter het geloof in politieke partijen verloren en nemen hun toevlucht tot geweld om door middel daarvan hun politieke visie te

realiseren. Zo verklaarde de leider van de UDA, de 29-jarige John Orchin; 'The politicians have failed to get majority rule back. If they don't seize it, then we will have to'.'

Overigens menen maar weinig Noordierse Republikeinen dat een vereniging van Noord en Zuid binnen afzienbare tijd tot stand kan en moet komen. De Social Democratie and Labour Party (SDLP), waarvan Gerry Fitt de leider is en waarop de meeste katholieken

hun stem uitbrengen, spreekt de laatste jaren nog zelden over een verenigd Ierland, maar des te meer over een 'verenigd Noord- Ierland'. Zo zei John Hume, de plaatsvervangend leider van de SDLP en minister in het laatste Noordierse kabinet : 'Wij spreken niet over de eenheid van Ierland, over één vlag, over één

parlement, over één staat. Ons gaat het om de eenheid van het Noordierse volk'.2

Alleen kleine groeperingen, waaronder de para-militaire IRA (lrish Republican Army). geloven in een desnoods met geweld

afgedwongen vereniging met de Republiek. De Provisional Sinn Féin ('Wij zelf alleen') staat een hereniging van het oude Ulster voor: samenvoeging van Noord-Ierland met de graafschappen Donegal, Monaghan en Cavan, als een zelfbesturende provincie binnen de Republiek. Buiten Sinn Féin gelooft echter vrijwel niemand in de haalbaarheid van een dergelijk plan. Niettemin kan men op vele plaatsen in de Republiek aanplakbiljetten aantreffen waarop deze 'oplossing' wordt aangeprezen. De Sinn Féin en de IRA zijn immers in de Republiek actief en vinden op vele plaatsen aanhang onder de bevolking. Er zijn zelfs in de Republiek

verschillende opleidingsinstituten, waar IRA-leden worden

getraind. In juli j.1. werd een dergelijk trainingskamp door de Ierse politie ontdekt in Donegal. De bewoners waren inmiddels

408

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

CD

;:j: C (l) :J Ol :J Cl.

(25)

;:

,

I

vertrokken.

3

Er wordt nauwelijks aan getwijfeld dat

politiefunctionarissen de IRA tevoren hebben gewaarschuwd dat een politieinval te verwachten was. Toen twee jaar geleden een bijeenkomst van de toppen van de IRA en de UDA in de provincie Donegal door de politie werd overvallen, waren de deelnemers van de conferentie reeds twee dagen tevoren precies op de hoogte van hetgeen de politie wist, zodat men gemakkelijk wist te ontkomen.

4

Para-militairen

De overgrote meerderheid van de Noord-Ieren is na jaren het slachtoffer te zijn geworden van gewelddaden van ongeveer 40 para-militaire groepen het moorden en de terreur moe geworden.

Huisvrouwen gaan de laatste tijd de straat op om tegen het zinloze geweld en de terreur van elkaar afslachtende gewapende benden te protesteren. Reeds lang worden andersdenkende katholieken niet meer ontzien door de Irish Republican Army (IRA) en vermoorden de protestantse para-militairen de 'ontrouwen' uit eigen kring. Groepen van de Ulster Defence Association (UDA) hebben verschillende wijken bezet en oefenen daar de macht uit.

Aan de zijde van de republikeinse para-militairen woedt een strijd tussen de Provisional en de Official IRA. IRA-jongeren terroriseren wijken, eisen geld voor de 'bescherming' die zij bieden en lijken bij het leggen van bommen niet al te selectief. Ook vele

katholieken worden van dat geweld het slachtoffer. De laatste tijd moet ook de Social Democratic and Labour Party (SDLP) het in de ogen van de Provisional IRA ontgelden. In augustus j.1. mislukte op het nippertje een aanslag op de leider van de SDLP, Gerry Fitt, doordat deze zich gewapenderwijs wist te ontzetten.

5

Een andere vorm van terreur door de IRA deed zich in november 1975 voor, toen in Armagh bij tussentijdse verkiezingen de katholieke kiezers met geweren de toegang tot de stembus werd ontzegd. Protestanten konden ongehinderd hun stem uitbrengen.

Daardoor werd niet de SDLP-er Paddy Kowan gekozen, doch de kandidaat van de Unionisten, hoewel deze partij normalerwijs niet veel meer dan 10% van de stemgerechtigden achter zich heeft in het district Armagh. Daarmee werd weer op een andere wijze duidelijk dat de Provisional IRA, alsmede de daarmee verbonden politieke organisatie de Provisional Sinn Féin, zijn doeleinden niet tracht te bereiken met democratische middelen. De IRA is zowel in Groot-Brittannië als in de Ierse Republiek een verboden

organisatie, waarvan het lidmaatschap strafbaar is. De Sinn Féin echter is in beide landen een aanvaarde partij. In de Republiek bezet zij in tal van gemeente- en graafschapsraden zetels.

In Noord-Ierland hebben de para-militairen door schietpartijen (3000 à 5000 per jaar), bomaanslagen (ongeveer 1000 per jaar), verwoestingen, afpersing, moorden (jaarlijks 300) en vrijwel

socialisme en democratie, nummer 9, september 1976

409

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De zorg voor ouderen kan echter niet op zichzelfworden beschouwd, maar maakt deel uit van het totale, com- plexe stelsel van voorzieningen, dat we in de voorbije decennia in ons

Naast de basisregeling - die voor alle leden van minderheidsgroepen geldt - en de regeling van 55+ - welke slechts geldt voor personen die 5 jaar of langer in Nederland

Wij mogen niet spreken over socialisatie van de produktiemiddelen zonder rekening te houden met de veranderingen, die zich in onze maatschappelijke instellingen hebben

jaar daarvoor veel te kort is. Op korte termijn zal ons probleem met Afrika dus nog wel blijven dat de bewoners er vooralsnog weg willen of om hulp vra- gen. Bovendien moeten wij

Maar gaandeweg ontstonden er steeds meer irritaties bij de confessionelen, vooral omdat de minister- president bij het zoeken naar oplossingen meer partijpoliticus bleek

Door links activistische standpunten in te nemen aangaande buitenlandse politiek kon Nieuw Links zich een duidelijke progressieve identiteit aanmeten en werd de

Publiek-private constructies zijn vooral van bete- kenis voor de sociaal-democratie als we ernst wiilen maken met behoud van natuur, milieu en cultuur.. De

In dit onderzoek wordt gekeken of het sluiten van zorgcentra (met hun faciliteiten) en daarmee het scheiden van wonen en zorg, wel een goed idee is en of het doel van dit beleid – het