• No results found

De sportvereniging en haar leden in Suriname

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De sportvereniging en haar leden in Suriname"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De sportvereniging en haar leden in Suriname

ALO 2010/2011

Onderzoeksverslag

Student

 Leon Pol (231852)

 4 BVT, Academie Voor Lichamelijke Opvoeding, Domein Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam

 19-05-2011

 1

e

gelegenheid

Onderzoeksbegeleidster

 Mirka Janssen

(2)

2

Samenvatting

In Suriname zijn relatief weinig kinderen lid van een sportvereniging. Over cijfers beschikt het CBS in Suriname niet, maar het gaat om ongeveer 3% van de bevolking, aldus het directoraat sportzaken van het Ministerie van jeugd en sport in Suriname. Ex-atlete Letitia Vriesde is een stichting gestart (Stichting Letitia Vriesde Sport Promotie Suriname) om meer jongeren aan het sporten te krijgen. Dit onderzoek richt zich op de vraag of de buurtsportactiviteiten van de stichting ertoe leiden dat meer jongeren lid worden van een sportvereniging. De onderzoekshypothese die hierbij is gesteld, is dat het sportpromotie programma van Letitia Vriesde positieve invloed uitoefent op de vermeerdering van het aantal leden van de sportverenigingen in Paramaribo.

Gedurende een interventie van twee maanden, waarin kinderen tussen de 7 en 12 jaar (N = 60) deelnemen aan de buurtsportactiviteiten, wordt middels een enquête voor en na de interventie nagegaan wat het effect van de buurtsportactiviteiten op de kinderen is. Gebleken is dat de buurtsportactiviteiten er niet toe leiden dat kinderen lid worden van een sportvereniging (P > 0.05). Met name bij meisjes (P = 0.083), kinderen jonger dan tien jaar (P = 0.102) en kinderen uit achterstandswijken (P = 0.157) heeft de interventie geen effect gehad.

Enkel bij de kinderen uit normale wijken (P = 0.048) is er een kleine stijging te zien. Daarnaast is een enquête gehouden onder scholieren van een basisschool (N = 139), waaruit is gebleken dat de onafhankelijke- (deelnemen aan de buurtsportactiviteiten) geen invloed op de afhankelijke variabele (wel of geen lid) heeft (p>0.05). Op basis van deze enquête kan geconcludeerd worden dat de sportverenigingen voor de meeste kinderen niet bereikbaar zijn en de contributie niet betaald kan worden. Daarnaast kunnen de kinderen onder de naam van de stichting meedoen aan wedstrijden en toernooien. Hierdoor is het voor de kinderen niet noodzakelijk om lid te worden van een sportvereniging, omdat de buurtsportactiviteiten ongeveer dezelfde functie hebben als een sportvereniging.

(3)

3

Inhoudsopgave

Voorwoord: 4

Inleiding: 5

Onderzoeksvraag 7

Hypothese 7

Methode: 8

Deelnemers 8

Meetinstrumenten 8

Meetmethode 8

Resultaten: 10

Uitkomst onderzoeksvraag 10

Discussie 13

Conclusie en aanbeveling: 15

Literatuurlijst: 16

Bijlage: 20

Bijlage 1 20

Bijlage 2 25

Bijlage 3 28

Bijlage 4.1 32

Bijlage 4.2 33

Bijlage 4.3 34

Bijlage 4.4 35

Bijlage 4.5 36

Bijlage 4.6 37

Bijlage 4.7 38

Bijlage 4.8 39

Bijlage 4.9 40

Woordtelling en Ephorus 41

Beoordeling onderzoeksvoorstel 45

Veranderingen aangebracht 46

(4)

4

Voorwoord:

Deze scriptie is geschreven ter afsluiting van mijn studie voor Leraar Lichamelijke Opvoeding aan de Hogeschool van Amsterdam.

Halverwege mijn studie aan de Hogeschool van Amsterdam had ik het gevoel dat ik de Nederlandse

sportcultuur wel kende. Het werd tijd voor een nieuwe uitdaging. Ik wilde sportlessen verzorgen in een land waar de levenswijze en levensinstelling anders is. Deze uitdaging heb ik gevonden in Suriname. Vooraf wist ik weinig over Suriname. In Suriname heeft Letitia Vriesde (ex-topatlete) een eigen stichting gestart; de Stichting Letitia Vriesde Sport Promotie Suriname. In vele (buiten)wijken van Suriname worden buurtsportactiviteiten gehouden om kinderen een kans te geven te kunnen deelnemen aan de bewegingscultuur. Met deze

buurtsportactiviteiten hoopt men o.a. nieuwe talenten te ontdekken. Talenten die zich, samen met de kinderen die enthousiast zijn geworden voor een bepaalde sport, vervolgens aanmelden bij een sportvereniging. De buurtsportactiviteiten die ik vanuit Nederland ken zijn ook een soort promotie voor het verenigingsleven. Ik vond het interessant om te onderzoeken wat nu de effecten zijn van de buurtsportactiviteiten en of hiermee een impuls gegeven kan worden aan de Surinaamse bewegingscultuur.

Ten eerste gaat mijn dank uit naar mijn scriptiebegeleidster, mevrouw Janssen. Ze heeft mij geholpen bij het formuleren van de juiste onderzoeksvraag en bij het op de juiste manier verwerken van de gevonden data.

Daarnaast wil ik de begeleiders van de buurtsportactiviteiten bedanken voor de medewerking aan dit onderzoek. Ze hebben mij geholpen bij het invullen van alle enquêtes en hebben ervoor gezorgd dat de kinderen konden deelnemen aan de interventie.

Ook wil ik de heer Dahoe van voetbalvereniging Leo Victor en de heer Esajas van atletiekvereniging Profosu even noemen in mijn voorwoord, voor hun openlijke gesprekken over de Surinaamse bewegingscultuur. Ik kon altijd bij hen terecht voor vragen over het verenigingsleven.

Ik wil nog twee personen bedanken voor hun bijdrage waaronder Alfons van Dal van PC Plus. Hij heeft het SPSS programma op mijn computer weten te installeren. Ten slotte dank ik mevrouw Fajaté van het CBS in Suriname die gegevens vrijgaf over de sportverenigingen in Suriname.

(5)

5

Inleiding

‘Sport has the power to change the world. It has the power to inspire. It has the power to unite people in a way that little else does. Sport can awaken hope where there was previously only despair.’ (Nelson Mandela, op de NOC*NSF website, 2009)

Het meest recente voorbeeld van bovenstaande citaat is Usain Bolt die, tijdens de Olympische Spelen van Beijing in 2008, Jamaica op de kaart zette door drie keer een wereldrecord te lopen op de 100, 200 en 4x100 meter. Het zijn niet alleen de sportprestaties van individuele sporters of landenteams die een land extra betekenis geven, maar ook de plek waar dit soort grote toernooien gehouden worden geeft een extra impuls aan een land.

Sporttoernooien zijn niet alleen goed voor de promotie van een land, maar ook goed voor de gezondheid van de mensen die deelnemen aan de sportactiviteiten. Sportbeoefening en lichaamsbeweging is een belangrijke component in de volksgezondheid als het gaat om primaire en secundaire preventie van ziekten. Naast de directe gevolgen van een tekort aan bewegen zoals overgewicht heeft een tekort aan bewegen op lange termijn ook invloed op de gezondheid (Crespo et al., 2002, Elling et al., 2002). Het vroegtijdig krijgen van hart- en vaatziekten, diabetes, osteoporose, beroerte, chronische ziektes en kanker kunnen gevolgen zijn van te weinig lichaamsbeweging (van Wieringen, 2009, Warburton et al., 2006, Kathryn et al., 2009). Een te kort aan lichamelijke activiteit is wereldwijd verantwoordelijk voor 2 miljoen sterfgevallen per jaar (WHO, 2010).

Daartegenover staat dat voldoende lichamelijke activiteit gemiddeld 1 jaar toevoegt aan het leven (Tiessen- Raaphorst et al., 2005). Sport en bewegen is niet alleen goed voor de lichamelijke gezondheid, zoals een verbetering van de stofwisseling, een vermindering van het lichaamsvet en een verlaging van de bloeddruk (Tiessen-Raaphorst et al., 2005). Ook de sociale en emotionele gezondheid word verbeterd: Sociale omgang, leiderschap, sociale vaardigheden zoals de omgang met regels en winst/verlies versterken de ontwikkeling van het kind (van Wieringen, 2009, Asztalos et al., 2009, McCurdy et al., 2010).

In verschillende landen worden sportprojecten en campagnes georganiseerd om daarmee de gezondheid van de bevolking te bevorderen. In Nederland bijvoorbeeld heeft het NISB (Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen) campagnes als ’30 minuten bewegen per dag’, ‘de Nationale Traploopweek’ en de

‘wateetenbeweegik-bus’ (NISB, 2010). In Amerika is er het project, ‘Lets move!’, opgezet door de First Lady. Zij probeert kinderen, d.m.v. sporten en lessen over voeding, een gezondere leefstijl aan te leren (Let’s move, 2010). Daarnaast maakt het Amerikaanse Department of Health de bevolking bewust d.m.v. sociale marketing via billboards, tv en radio (CDC, 2002-2006). In Duitsland heeft de BASF Group de campagne: ‘Get physical, step bij step’, waar binnen bedrijven een stappenteller word uitgedeeld aan de werknemers en word bijgehouden wie de meeste stappen zet (BASF, 2009). De WHO (World Health Organisation) organiseert sinds 2002 een

‘move for health’ day. Één keer per jaar organiseren alle lidstaten op dezelfde dag allerlei activiteiten om de sport en gezondheid te promoten (WHO, 2010).

Verscheidene landen hebben de aanbevolen hoeveelheid lichamelijke activiteit per dag in een norm uitgedrukt.

Landen die een officiële beweegnorm hebben komen onderling in overeenstemming met elkaar. In Nederland is de NNGB (Nederlandse norm gezond bewegen), in 1998 opgesteld door het RIVM, TNO en NOC*NSF. Deze geeft aan dat jongeren tot 18 jaar 60 minuten per dag, zeven dagen in de week matige lichamelijke activiteiten moeten uitvoeren. Bij ouderen vanaf 18 jaar ligt deze grens op 30 minuten bewegen per dag, vijf dagen in de week. Naast deze gezondheidsnorm is er nog een fitnorm die stelt dat er 20 minuten per dag, 3 dagen in de week intensieve lichamelijk activiteiten verricht moet worden en een combinorm wat een combinatie van de eerste twee genoemde normen is (Tiessen-Raaphorst et al., 2005, Breedveld et al., 2006). In Amerika bestaat er ook een gezondheidsnorm, opgesteld door de American College of Sports Medicine en door de American Heart Association. Deze norm bestaat ook uit de gezondheidsnorm en fitnorm zoals die in Nederland is opgesteld.

Nederland en Amerika kennen twee verschillende klimaten, maar de beweegnorm komt wel overeen (Pate et al., 1995); (Haskell et al., 2007); (Pierre et al., 2009).

Uit onderzoek is gebleken dat slechts 40% van de wereldbevolking voldoet aan de aanbevolen hoeveelheid lichamelijk activiteit per dag (WHO, 2010).

(6)

6

Het blijkt dus dat bewegen goed is voor de gezondheid en dat kinderen minimaal 60 minuten per dag moeten bewegen. Het is ook gebleken dat mensen die op jonge leeftijd zijn gaan sporten, dit op latere (volwassen) leeftijd langer blijven doen. Als men daarentegen pas op latere leeftijd in aanraking komt met de sportsector, word dit sporten minder lang volgehouden (Kjonniksen et al., 2009, Rowe et al., 2004). Projecten kunnen daar een bijdrage aan leveren, maar bieden geen structurele oplossing. Er is één plek waar deze structurele oplossing geboden wordt: de sportvereniging, (NOC*NSF, 2009).

Toch loopt het aantal leden, ook in de kinderleeftijd, van sportverenigingen de laatste jaren terug. Daar zijn verschillende redenen voor: lichamelijke gesteldheid, kennis over welke sportverenigingen er in de buurt zijn, geld, bereikbaarheid en motivatie (Allender et al., 2006, Maslow, 1943, Alleydog, 1998). Om kinderen toch te interesseren voor een lidmaatschap bij de sportvereniging, moet een vereniging aansluiten bij de

gedragsmotieven van kinderen. David Mc Clelland (1995, 2009, 2010) geeft aan dat er drie gedragsmotieven zijn: De motivatie tot presteren, de motivatie tot aansluiting en de motivatie tot gezag. Deze gedragsmotieven komen vaak vanuit het kind zelf of door omgevingsfactoren als ouders en vriendjes (Maas, 2008, Deci et al., 1985, Edward et al., 2010). De voornaamste reden bij meisjes om te sporten is: een sociaal netwerk creëren, nieuwe vaardigheden leren en het zelfbeeld verhogen. Bij jongens zijn competitie en uitdaging de belangrijkste drijfveren om te sporten (Sirard et al., 2006, Frederick et al., 1993). Voor beide groepen geldt dat plezier, ouders en de veilige omgeving een belangrijk motief is om deel te nemen aan sportactiviteiten (Allen, 2003).

Voor kinderen moet er dus bij sportactiviteiten een evenwicht zijn tussen leren, plezier en presteren (Maslow, 1943). Wanneer deze persoonlijke doelstellingen voor een kind behaald worden, treedt er succeservaring op en blijft de interesse voor de sportbeoefening aanwezig (Allender et al., 2006).

Over de hele wereld worden sportactiviteiten buiten de vereniging om georganiseerd om ervoor te zorgen dat kinderen gemotiveerd en gestimuleerd worden om te gaan sporten en vervolgens lid te worden van een sportvereniging (Rijksoverheid, 2010), NOC*NSF, 2010). De doelgroep waarvoor deze activiteiten

georganiseerd worden zijn meestal kinderen tussen de 5 en 12 jaar. Mede omdat kinderen op die leeftijd nog relatief veel vrije tijd hebben en nog geen zorgen aan hun hoofd hebben als huiswerk, werk en relaties (Buisman, 2004).

Dit onderzoek richt zich op de Surinaamse jeugd. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de lichamelijke (in)activiteit van de jongeren in Suriname en het Centraal Bureau voor Statistiek Suriname heeft hier dan ook geen officiële statistische gegevens van. Wel heerst het algemene beeld dat veel Surinamers te weinig

lichaamsbeweging hebben, er veel overgewicht is door verkeerde voeding (en te weinig beweging) en dat sport geen vanzelfsprekende activiteit is op scholen. Dit word bevestigd door het directoraat sportzaken van het Ministerie van jeugd en sport in Suriname. In Suriname zijn ongeveer 13.000 mensen lid van een vereniging.

Beter gezegd: in Paramaribo zijn 13.000 mensen lid zijn van een vereniging, omdat er buiten Paramaribo geen sportverenigingen zijn. In Suriname leven ongeveer 515.000 mensen wat betekent dat 2.5% van de bevolking lid is van een vereniging. In vergelijking met een land als Nederland, waarin 31% van de bevolking lid is van een vereniging, is het ledenaantal in Suriname erg gering (van Wieringen, 2009, de Groot, 2008).

De voetbalverenigingen in Suriname worden het drukst bezocht met ongeveer 10.000 leden. De volleybal-, basketbal- en atletiek verenigingen volgen met ongeveer 1.000 leden. De zwem- en vechtsporten trekken zo’n 500-1.000 leden. In Suriname worden sinds 2008, door de Surinaamse ambassade, subsidies beschikbaar gesteld voor het programma Sport en Ontwikkeling. Het gaat hierbij om 75.000 euro op jaarbasis. Via dit programma kan de organisatie geld vragen voor bepaalde projecten (Koninkrijk der Nederlanden, 2010). Het bekendste project is de Stichting Letitia Vriesde Sportpromotie Suriname. Deze stichting (opgezet door Letitia Vriesde) organiseert sportactiviteiten in de (achterstands)wijken van Paramaribo met als doelstelling om het (top)sportklimaat te verbeteren (Koninkrijk der Nederlanden, 2010).

Dit project richt zich met name op de achterstandswijken, omdat de kansen voor kinderen om deel te nemen aan sportactiviteiten daar het kleinst zijn. Zoals eerder vermeld zijn geld, bereikbaarheid en kennis voor velen een beperkende factor om te kunnen sporten. Kinderen in achterstandswijken zijn gewend om op straat te

(7)

7

sporten met buurtgenoten. Lid zijn van een sportvereniging is niet vanzelfsprekend bij deze kinderen (Wendell et al., 1998).

Letitia Vriesde:

‘’De buurtsportactiviteiten zijn een belangrijk middel om kinderen in de achterstandsbuurten aan het sporten te krijgen. De stap naar een vereniging kan dan eenvoudiger gemaakt worden. Goed ontwikkelde breedtesport is namelijk de basis voor het ontwikkelen van toekomstig topsport talent in Suriname.’’ (Letitia Vriesde, 2010)

De buurtsportactiviteiten worden wekelijks of om de week georganiseerd in verschillende (achterstands)wijken van Paramaribo. In de schoolvakanties gaat deze frequentie omhoog. Er word zoveel mogelijk gebruik gemaakt van vaste begeleiders per buurt, zodat de kinderen gewend raken aan hun instructeurs. De instructeurs kunnen op hun beurt en niveau van de kinderen beter inschatten. Per buurt bezoeken er rond de 50 tot 100 kinderen de buurtsport activiteiten. De promotie hiervan wordt zeer lokaal uitgevoerd zodat de aanloop van kinderen buiten de buurt geminimaliseerd word. Atletiek staat het meest op het programma. Daarnaast komen er ook vele spelsporten aan bod zoals voetbal en slagbal. De activiteiten duren maximaal drie uur, rekening houdend met de inspanningsbelasting van de kinderen. De activiteiten worden volledig gefinancierd vanuit het geld van sponsors. Vanuit deze financiering worden ondermeer sportmaterialen gekocht en onderhouden, worden de begeleiders vergoed en krijgen de kinderen te drinken (letitiavriesde.com, 2010).

Het is interessant om te onderzoeken wat de effecten zijn van de buurtsportactiviteiten en of hiermee daadwerkelijk een impuls gegeven kan worden aan de Surinaamse bewegingscultuur. Om te kijken naar het effect van dit project kan de volgende onderzoeksvraag gesteld worden:

Hierbij komen de volgende deelvragen aan de orde:

Hypothese

De verwachting is dat het sport promotieprogramma van Letitia Vriesde positieve invloed uitoefent op de vermeerdering van het aantal leden van de sportverenigingen in Paramaribo. Kinderen komen op deze manier in contact met het verenigingsleven.

Er zal naar verwachting een verschil zijn tussen kinderen in de achterstandswijken en de gewone buurten, waarbij het effect in de gewone buurten groter zal zijn (Wendell et al., 1998).

Daarnaast zullen er naar alle waarschijnlijkheid meer jongens dan meisjes meedoen aan de activiteiten van de stichting (Chiou et al., 2009).

Kijkend naar de leeftijd is de verwachting dat de jongste deelnemers eerder meedoen met de stichting en eerder lid zullen worden van een sportvereniging dan de oudere deelnemers (Rowe et al., 2004, Kjonniksen et al., 2009).

Leidt het deelnemen aan het sportprogramma van de stichting Letitia Vriesde, door Surinaamse jongeren van 7-12 jaar, er toe dat de kinderen lid worden van een sportvereniging?

Is er een verschil tussen achterstandswijken en ‘gewone’ wijken?

Is er een verschil te zien in leeftijd?

Is er een verschil te zien in geslacht?

(8)

8

Methode:

Deelnemers:

De deelnemers van dit onderzoek (groep A) waren kinderen die geen lid zijn van een sportvereniging en sinds kort meedoen met de buurtsportactiviteiten van Letitia. Er zijn 60 deelnemers gebruikt voor dit onderzoek. De deelnemers hadden een leeftijd van 7-12 jaar, waarvan de helft mannelijk en de andere helft vrouwelijk was.

Benadering deelnemers: De kinderen zijn benaderd via de stichting van Letitia Vriesde en hebben een vragenlijst ingevuld en er zijn acht kinderen geïnterviewd. Van te voren is hierover de stichting van Letitia / de instructeurs ingelicht voor een afspraak. Wanneer een enquête wordt ingevuld, gaf een deelnemer hiermee toestemming.

De interventie:

Kinderen uit verschillende wijken deden gedurende twee maanden, één keer per week mee aan de activiteiten van de Stichting Letitia Vriesde Sport Promotie. De stichting motiveerde de kinderen om deel te nemen aan de buurtsportactiviteiten doordat de kinderen werden opgehaald van huis en de kinderen mochten meedoen met officiële wedstrijden. In acht verschillende (buiten)wijken werden één tot drie keer per week buurtsportactiviteiten gehouden. Kinderen konden zich hier vrijwillig en gratis bij aansluiten. De activiteiten die georganiseerd werden waren (de meeste onderdelen van) atletiek, voetbal, basketbal, hockey, slagbal en verschillende spellen. Daarbij kregen de kinderen tussendoor te drinken. Bij elke wijk waren drie tot vier begeleiders aanwezig die de kinderen die verder weg woonden ophaalde en weer thuisbrachten.

Meetinstrumenten:

Er zijn enquêtes en interviews gebruikt . De enquêtes zijn gebaseerd op eerder gebruikte vragenlijsten (EMGO, ‘Baseline-vragenlijst-vallen’. Mulier Instituut, 2008, ‘Vragenlijst leerlingen scholenonderzoek’). De meetinstrumenten zijn te vinden in Bijlage 1.

Enkele voorbeeld vragen uit de gebruikte enquêtes en afgenomen interviews zijn ‘Ben je lid van een sportvereniging?’; ‘Zou je lid willen zijn van een sportvereniging?’; ‘Hoe vaak doe je mee met de

buurtsportactiviteiten van de stichting van Letitia Vriesde?’. Voor alle overige vragen word verwezen naar Bijlage 2.

Procedure:

Gedurende twee maanden werd er bekeken of kinderen na het volgen van het sportpromotie programma lid werden van een sportvereniging. De kinderen werden hierbij gevolgd doordat aan het begin van het onderzoek een vragenlijst ingevuld hebben. Gedurende het onderzoek moesten zij zich elke week melden zodat hun aanwezigheid gecontroleerd kon worden. Aan het einde van de activiteitendag werden de kinderen bijeen geroepen in het jeugdhonk van de stichting. Hier konden de kinderen aan tafel zitten en de enquêtes invullen. Deze enquêtes werden tegelijkertijd uitgedeeld door drie instructeurs, die er tevens op toezagen dat de kinderen niet overlegden met elkaar en dat de enquêtes ook daadwerkelijk werden ingevuld.

Het ging hierbij om tien tot vijftien kinderen per keer. Als de kinderen klaar waren werden de ingevulde enquêtes aan een van de instructeurs gegeven. Als dank daarvoor kregen de deelnemers een lolly en een kleurplaat (deze kon worden losgescheurd van de laatste bladzijde van de enquête) en dan mochten de kinderen naar huis. Daarvoor waren verder geen begeleiders meer voor nodig. Twee maanden later, wanneer de kinderen hadden deelgenomen aan het sportprogramma, werd nogmaals dezelfde enquête ingevuld.

De werknemers/instructeurs van de Stichting Letitia Vriesde Sport Promotie Suriname hebben geholpen bij het in contact komen en blijven van de deelnemers. Daarnaast hebben de instructeurs de interventie uitgevoerd.

Het was niet nodig om de instructeurs van te voren in te lichten over de procedure, omdat de interventie een bestaand programma was waarbij het juist belangrijk was dat deze werd uitgevoerd zoals het altijd werd gedaan.

(9)

9

Data verwerking: Voor het verwerken van de data werden de antwoorden van de enquêtes en interviews overgenomen op digitale scoreformulieren. Op deze formulieren kwamen alle antwoorden van de enquêtes/interviews in één tabel. Bij meerkeuzevragen werden de antwoorden geturfd. Bij open vragen werden de antwoorden gecategoriseerd. Deze verschillende onderwerpen werden vervolgens geturfd.

De gegevens van de scoreformulieren werden vervolgens verwerkt in het programma SPSS 16.0. Hierbij is gebruik gemaakt van de ‘Chi-kwadraat test’. Voor alle analyses werd een significantieniveau van p < 0.05 gehanteerd.

Procesevaluatie: Na de uitvoering van de interventie werd deze geëvalueerd. Hierdoor kon worden nagegaan waarom er een bepaald effect optrad / uitbleef. Om de resultaten van de interventie extra te kunnen

onderbouwen werden nog een aantal steekproeven gehouden met verschillende deelnemers.

* Er werden kinderen geïnterviewd (Groep B) die al lange tijd meededen met de buurtsportactiviteiten, maar nog geen lid waren van een sportvereniging. Voor het invullen van de interviews werden er een aantal kinderen voor de interventie en een aantal kinderen na de interventie geïnterviewd. Dit gebeurde in het jeugdhonk van de stichting. Hierbij werd steeds één kind geïnterviewd.

* Kinderen van verschillende basisscholen in verschillende wijken vulden enquêtes in (Groep C). De kinderen hebben de laatste tien minuten van de les de enquêtes ingevuld. Hierbij hoefde enkel de onderzoeker aanwezig te zijn samen met de docent. Wanneer het kind de enquête had ingevuld, leverde hij deze in bij de onderzoeker en kon dan weer gaan zitten.

* Daarnaast hebben er een aantal gesprekken plaatsgevonden met trainers en bestuursleden van verschillende sportverenigingen (Groep D). Deze gesprekken vonden plaats vlak voor of na een training.

De procesevaluatie is gedaan volgens het REAIM model (Brug et al., 2007, Andela et al., 2008). Dit model steunde op vijf onderdelen en hield het volgende in:

- Reach: De representativiteit van de deelnemers die bereikt werd.

- Efficacy: Het effect van de interventie op de deelnemers.

- Adoption: De representativiteit van de organisaties en instellingen die deelnamen aan de interventie.

- Implementation: De mate waarin de interventie werd uitgevoerd, zoals van te voren was opgesteld.

- Maintenance: De mate waarin de interventie werd toegepast binnen de organisatie en wat het lange termijn effect op het individu was.

(10)

10

Resultaten

Het doel van dit onderzoek was om na te gaan of kinderen, die in eerste instantie geen lid waren van een sportvereniging, na de interventie wel lid zijn geworden van een sportvereniging. De interventie bestond uit het deelnemen aan de buurtsportactiviteiten van de stichting Letitia Vriesde Sport Promotie Suriname

gedurende twee maanden. Bij de buurtsportactiviteiten zijn 60 kinderen ondervraagd en op de scholen zijn dat er 139 kinderen. Daarnaast is met 8 kinderen uit verschillende wijken een interview afgenomen.

De deelnemers waren jongens en meisjes met een gemiddelde leeftijd van 9.40 jaar (sd=1.77) die zowel in achterstandswijken als normale wijken wonen.

Deelname aan de interventie:

De buurtsportactiviteiten, die drie jaar geleden opgestart zijn, werden druk bezocht met een gemiddelde van 50-75 kinderen per keer en per wijk. De helft van alle ondervraagden deed minimaal één keer per week mee.

Met name in de achterstandswijken deden de jongere kinderen (tot tien jaar) één tot twee keer per week mee (zie Bijlage 4.9, Figuur 4.9.7 voor een grafische weergave). 37% van de ondervraagden deed minimaal één keer per twee weken mee. Vooral in de normale wijken, waar de activiteiten ook maar één keer in de week of één keer in de twee weken werden gehouden. Er is wel een verschil in geslacht en leeftijd op te merken. Jongens én kinderen tot tien jaar nemen vaker deel aan de activiteiten dan meisjes en kinderen ouder dan 10 jaar(zie Bijlage 4.9, Figuur 4.9.7 voor een grafische weergave).

Als er word gekeken naar het aantal keer dat de kinderen per week mee zouden willen doen, is te zien dat dit percentage veel hoger ligt. Vrijwel iedereen wil minstens één keer per week meedoen en het liefst twee tot drie keer per week (63%). Met name in de normale wijken zouden kinderen meer willen sporten bij de stichting van Letitia (zie Bijlage 4.9, Figuur 4.9.8 voor een grafische weergave).

Effect interventie

Voor de interventie was 25% van de kinderen lid van een sportvereniging. Na de interventie was dit percentage 28%, maar dit verschil is niet significant (p=0.083). Met name de meisjes, kinderen in achterstandswijken en kinderen jonger dan 10 jaar zijn geen lid van een sportverenging en hierbij is het percentage na de interventie zelfs afgenomen. Bij de jongens was een lichte stijging te zien. In de achterstandswijken was 15% van de kinderen voor de interventie lid van een sportvereniging. Na de interventie was dit percentage 10%. Een daling in het percentage, maar dit verschil is niet significant (p=0.157). In de normale wijken was 45% van de kinderen voor de interventie lid van een sportvereniging. Na de interventie was dit percentage 65%. Een stijging in het percentage en dit verschil is significant (p=0.048). Van alle jongens was 32% van de kinderen voor de interventie lid van een sportvereniging. Na de interventie was dit percentage 41%. Een stijging in het percentage, maar dit verschil is niet significant (p=0.083). Van alle meisjes was 13% van de kinderen voor de interventie lid van een sportvereniging. Na de interventie was dit percentage 0%. Een daling in het percentage, maar dit verschil is niet significant (p=0.083). Van alle kinderen jonger dan tien jaar was 9% van de kinderen voor de interventie lid van een sportvereniging. Na de interventie was dit percentage 21%. Een stijging in het percentage, maar dit verschil is niet significant (p=0.102). Van alle kinderen ouder dan tien jaar was 46% van de kinderen voor de interventie lid van een sportvereniging. Na de interventie was dit percentage 38%. Een daling in het percentage, maar dit verschil is niet significant (p=0.102). (Zie Figuur 1.1 voor een grafische weergave).

(11)

11

Figuur 1.1: Verschil in percentage van het aantal kinderen dat lid was van een sportvereniging voor en na de interventie.

Procesevaluatie:

Van alle ondervraagden zou 78% voor de interventie en 83% na de interventie lid willen zijn van een sportvereniging. Met name de jongens en kinderen tot 10 jaar. Daarnaast geldt voor alle variabelen dat het percentage voor ‘wel lid willen zijn’ hoger dan 70% ligt (zie Bijlage 4.9, Figuur 4.9.4 voor een grafische weergaven). De meest voorkomende reden dat kinderen geen lid zijn is omdat de sportvereniging niet bereikbaar is (38%). Daarnaast sport 24% liever ergens anders en is er voor 27% van de kinderen geen geld om contributie te betalen (achterstandswijken en kinderen ouder dan tien jaar). Slechts 11% zegt geen zin te hebben om lid te worden van een sportvereniging (Zie Figuur 1.2 voor een grafische weergave).

40% van de kinderen die wel lid zijn van een sportvereniging geven daarbij als meest voorkomende reden dat ze er ‘goed in willen worden’ en wedstrijden kunnen winnen (met name kinderen uit achterstandswijken en jongens). Daarnaast vindt 30% het ook belangrijk om met vrienden bezig te zijn (vooral de kinderen ouder dan tien jaar) en 21% is lid van een sportvereniging omdat sporten goed is voor de gezondheid. Dit laatste komt met name voor bij de meisjes en kinderen uit de normale wijken (zie Bijlage 4.9, Figuur 4.9.1 voor een grafische weergave).

Figuur 1.2: opgegeven reden waarom kinderen geen lid zijn van een sportvereniging.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

Aantal leden van een sportvereniging

Lid voor de interventie Lid na de interventie

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

geen zin geen geld voor contributie

sport liever ergens anders

kan er niet komen

Reden van niet lid zijn

Totaal

(12)

12

De procesevaluatie is middels het REAIM model geëvalueerd. Het REAIM model steunt op vijf onderdelen.

Achtereenvolgens zijn dit: Reach, Efficacy, Adoption, Implementation en Maintenance.

We kunnen stellen dat de deelnemers voor dit onderzoek juist gekozen zijn. Het zijn de kinderen in de juiste leeftijdscategorie (de kinderen mogen nog meedoen met de stichting en zitten net voor de pubertijd; een fase waarin andere dingen plaats gaan nemen in het leven, waardoor spelen en plezier hebben niet meer het enige is waar een persoon mee te maken krijgt). Daarnaast zijn zij representatief voor het doel van dit onderzoek:

sporten in de vrije tijd. Aangezien deze kinderen zich vrijwillig aangemeld hebben en vrijwillig meedoen, hebben deze deelnemers het kenmerk dat het sporten leuk vind.

Voor het individu heeft het als gevolg dat deelname aan de bewegingscultuur de persoon fitter en gezonder maakt. Ook heeft het geleerd om te gaan met andere kinderen in een andere setting. Een setting waarin dingen anders kunnen lopen, waarin iemand tegen confrontaties oploopt, waarin een kind leert omgaan met

competitie en elkaar leert accepteren. Het effect op lange termijn dat er meer kinderen lid worden van een sportvereniging blijft voor dit moment nog even uit.

Ook de organisatie staat representatief voor dit onderzoek. Zij zouden immers de brug moeten zijn naar het verenigingleven toe. Echter, de Surinaamse cultuur heeft het verenigingsleven niet hoog staan. Het behoort niet, zoals in welvarende landen, tot een secundaire levensbehoefte. Kinderen (met name in de

achterstandswijken) zijn niet gewend om lid te zijn van een vereniging. De onderzoeksvraag is hier wel puur op gefocust en houdt er geen rekening mee dat enkel het sporten bij de buurtsportactiviteiten voor deze kinderen bijna gelijk staat aan het sporten bij een vereniging voor kinderen uit welvarendere landen.

De interventie is uitgevoerd zoals van te voren omschreven. Omdat veel kinderen al een tijd meededen in de wijken, hebben er wel meer wijken dan gepland deelgenomen aan het onderzoek. Dit had als nadeel dat de onderzoeker niet overal aanwezig kon zijn om te controleren of de absentie door de begeleiders op een juiste manier werd bijgehouden. Het voordeel was wel dat het opschrijven van de namen vanaf het begin al wordt gedaan door de stichting. Begeleiders zijn hierdoor gewend om een presentielijst bij te houden. De deelnemers aan de enquête die als controlegroep dienden zijn wel veranderd. In plaats van kinderen van sportverenigingen zijn kinderen van basisscholen ondervraagd. Hierdoor kan niet meer worden nagegaan of de kinderen die lid zijn bij een sportvereniging vroeger ook hebben deelgenomen aan de buurtsportactiviteiten. Door kinderen op een basisschool te ondervragen kan wel bepaald worden of het deelnemen aan de buurtsportactiviteiten en het lid worden van een sportvereniging afhankelijk van elkaar zijn. De omvang van dit onderzoek zou te groot worden wanneer beide deelnemers gebruikt zouden worden.

De buurtsportactiviteiten zullen op hetzelfde pad doorgaan na de interventie. De interventie komt ook overeen met de buurtsportactiviteiten waardoor de interventie geen invloed heeft op de buurtsportactiviteiten zelf.

(13)

13

Discussie

Uit de resultaten is gebleken dat de buurtsportactiviteiten, van de stichting van Letitia Vriesde sportpromotie Suriname, weinig tot geen effect hebben op een toename van het aantal leden van een sportvereniging (p=0.083). De buurtsportactiviteiten zorgen er echter wel voor dat kinderen veel kunnen sporten (tot wel drie keer per week). Hierdoor worden de doelstellingen die normaliter bij de sportverenigingen tot uiting komen nu met de buurtsportactiviteiten bewerkstelligd. Zoals in de procesevaluatie al aan het licht kwam, bleek dat de stichting zich niet puur focust op het werven van leden voor een sportvereniging. Zij proberen op een eigen manier de bewegingscultuur bij kinderen in gang te houden. Hierin bereikt de stichting een positief effect op de sportende jeugd. Echter de doelstelling een brug te slaan van structureel sporten op jonge leeftijd naar blijven sporten op latere leeftijd, wordt hiermee niet gemaakt. Deze uitkomst is anders dan vooraf verwacht werd.

Economische belemmeringen vormen een belangrijke rol in de toegang tot sportverenigingen voor kinderen.

Dit komt overeen met de vooraf opgestelde hypothese. Dit wordt ondersteund door interviews met trainers (Lennart Esajas, 22-03-2011en Remak Dahoe, 28-02-2011).

Naast Economische belemmeringen is ook de onbereikbaarheid van een sportvereniging een reden waardoor kinderen geen lid zijn. De meeste sportverenigingen liggen in de stad en kinderen hebben geen geld of kennis om hier met de bus naar toe te gaan.

Deze factoren zijn met name voor de kinderen uit achterstandswijken een probleem. Daarom is het voor hen goed dat de buurtsportactiviteiten in hun wijk met een grote frequentie worden uitgevoerd. De stichting doet er dan ook goed aan om zich vooral op de achterstandswijken te richten met de buurtsportactiviteiten. Naast het organiseren van buurtsportactiviteiten kunnen de kinderen ook meedoen aan atletiekwedstrijden. De stichting laat de kinderen meedoen onder de naam ‘De toekomst’. 58% van de kinderen geeft aan weleens mee te doen met deze wedstrijden. Zowel jongens als meisjes en met name de kinderen uit achterstandswijken (zie Bijlage 4.9, Figuur 4.9.5 voor een grafische weergave). Een uitkomst dus voor de kinderen die wel willen, maar niet kunnen meedoen aan wedstrijden. Tegelijkertijd is het nadeel hier wel van dat de kinderen niet per se meer lid hoeven te worden van een sportvereniging. Door de buurtsportactiviteiten kunnen de kinderen begeleid sporten en wedstrijden spelen terwijl deelname daaraan gratis is. De buurtsportactiviteiten en de wedstrijden met ‘De toekomst’ hebben dus dezelfde functie als een sportvereniging.

Naast het verschil in wijken zijn er ook verschillen in geslacht te zien. Meer jongens dan meisjes zijn lid van een sportvereniging en nemen deel aan de buurtsportactiviteiten (p=0.00). Dit komt overeen met de vooraf opgestelde hypothese. In het hoofdstuk ‘inleiding’ (P.6) kwam al naar voren dat jongens over het algemeen meer sporten (Chiou et al., 2009). Uit dit onderzoek is gebleken dat dit in de meeste wijken van Paramaribo niet veel anders is. Ondanks dat de meisjes aangeven wel graag te willen sporten, wordt dit minder gedaan. Er ligt bij de begeleiders van de buurtsportactiviteiten de taak om hier meer aandacht aan te besteden. Uit de enquêtes is o.a. gebleken dat de sportactiviteiten die meisjes graag willen doen weinig worden gedaan, terwijl de activiteiten die de jongens graag zouden willen doen juist heel veel worden gedaan. Een kleine aanpassing in het programma kan de motivatie om mee te doen voor meisjes al doen toenemen.

Ook zijn er verschillen in leeftijd te zien. Er zijn meer kinderen tussen de 10 en 12 jaar lid van een

sportvereniging dan kinderen van 7 tot 10 jaar (ondanks een lichte stijging na de interventie bij de jongere kinderen) (P=0.003). Deze uitkomst komt niet geheel overeen met de vooraf opgestelde hypothese, waarin wordt aangenomen dat jongere kinderen eerder lid worden en blijven van een sportvereniging. Bij de jongere kinderen komt dit met name omdat er geen vervoer is naar de vereniging toe en er (met name in de

achterstandswijken) geen geld van thuis uit mee gegeven wordt. Jonge kinderen kunnen niet uit zichzelf stappen ondernemen om lid te worden van een vereniging. Daar moet iemand anders bij helpen. Vanuit de stichting word hier nog weinig mee gedaan. De begeleiders zouden de kinderen meer kennis moeten geven over het sporten bij een vereniging.

(14)

14

De motivatie bij de kinderen om te sporten is er wel, met name in de achterstandswijken en op jonge leeftijd.

De opkomst bij de buurtsportactiviteiten is ook erg hoog. De kinderen willen en kunnen er gemakkelijk komen.

Daarnaast is er ook nog tijd voor. Als er gekeken wordt wat de kinderen van de buurtsportactiviteiten vinden op een schaal van één tot tien (tien is het hoogst), dan ligt het gros van de cijfers tussen de zeven en tien (zie Bijlage 4.9, Figuur 4.9.10 voor een grafische weergave). De meeste jongens vinden vooral de competitieve sporten leuk om te doen, terwijl voor meisjes sociale motieven en gezondheid de belangrijkste rol speelt. Dit komt overeen met de bestaande literatuur (Sirard et al., 2006, Frederick et al., 1993).

Wanneer kinderen niet lid zijn van een sportvereniging zijn de buurtsportactiviteiten wel een goede manier voor de kinderen om alsnog te sporten en op een positieve manier met hun gezondheid bezig te zijn. Één van de doelen waar een sportvereniging ook naar toewerkt. De buurtsportactiviteiten in de meeste normale wijken worden echter maar om de week gehouden. Deze frequentie zal dan omhoog moeten.

Het nadeel is alleen wel dat wanneer de kinderen ouder worden, er niet meer mee gedaan mag worden met de buurtsportactiviteiten omdat er een leeftijdsgrens aan verbonden is. Veel kinderen die naar de leeftijd van 15 tot 20 jaar groeien haken daarnaast ook vaak af van het sporten. Er komen dan andere dingen om de hoek kijken zoals werk en uitgaan. De kans dat iemand op die leeftijd zich nog aanmeldt bij een vereniging wordt dan steeds kleiner zoals ook uit eerder literair onderzoek is gebleken (Kjonniksen et al., 2009, Rowe et al., 2004).

Daarom is het belangrijk dat de kinderen die nog jong zich bij een sportvereniging aansluiten.

(15)

15

Conclusie

Er was weinig tot geen effect op de toename van het aantal leden van sportverenigingen na deelname aan de buurtsportactiviteiten (P=0.187). Er zijn verschillende factoren die invloed hebben op het wel of niet lid worden van de vereniging, waar de stichting weinig actie in kan ondernemen. Hiervoor zou de overheid met impulsen moeten komen. Er zou bijvoorbeeld gekeken kunnen worden of er een bus ingezet kan worden die kinderen gratis ophaalt en weer thuis brengt. Daarnaast zouden sportverenigingen een vergoeding moeten krijgen waardoor de contributie voor (jongere) kinderen verlaagd of eventueel afgeschaft kan worden.

Aanbevolen wordt dan ook om te kijken of er mogelijkheden zijn om de brug naar de sportvereniging toe makkelijker te maken. De overheid kan daarin een rol spelen.

Daarnaast zouden de begeleiders van de buurtsportactiviteiten meer over de sportvereniging moeten vertellen.

Ook zouden de sportactiviteiten in de normale wijken vaker uitgevoerd kunnen worden. Met een frequentie van één tot twee keer per week. Hierdoor kunnen de kinderen veel sporten en daar is ook vraag naar in die wijken.

Ten slotte zou ‘De toekomst’ tot officiële sportvereniging ‘gedoopt’ kunnen worden. Dit is voor de kinderen goed bereikbaar en hiermee krijgt de stichting een grotere vergoeding waarmee het de begeleiders beter kan opleiden en waardoor de stichting aan meer wedstrijden kan deelnemen.

Voor een vervolgonderzoek zou het leerzaam zijn om te ontdekken of er mogelijkheden liggen voor het beter bereikbaar maken van de sportvereniging en of contributie voor leden omlaag kan. Daarnaast zou er ook onderzocht kunnen worden of de stichting beter gefinancierd kan worden (en niet afhankelijk hoeft te zijn van sponsors), waardoor de begeleiders beter opgeleid kunnen worden en zo kan het contrast tussen de

buurtsportactiviteiten en sportvereniging iets kleiner worden. Hierdoor kan gekeken worden of de beperkende factor alsnog verholpen kan worden, of dat er gekeken wordt of de buurtsportactiviteiten op een hoger niveau gebracht kan worden zodat kinderen niet per se naar een sportvereniging toe hoeven.

(16)

16

Literatuurlijst

’t Hart H., van Dijk J., de Goede M., Jansen W. & Teunissen J. (1998). Onderzoeksmethoden. 3e druk, ISBN 90- 5352-451-7, 229-263.

Allen, J.B. (2003). Social Motivation in Youth Sport. JOURNAL OF SPORT & EXERCISE PSYCHOLOGY, 225, 551 - 567

Allender, S., Cowburn, G. & Foster, C. (2006). Understanding participation in sport and physical activity among children and adults: a review of qualitative studies. Health Education Research, 21-6, 826-835.

Alleydog. (1998). Motivation. Psychologie topics. http://www.alleydog.com/topics/motivation.php

,

bezocht op 17-11-2010 om 20.15 uur

Andela, R.M., Dijkstra, A., Slaets, J.P.J. & Sanderman R, 2008. Verpleegkunde. Het RE-AIM model bij effectonderzoek van praktische interventies.

Asztalos, M., Wijndaele, K., Bourdeaudhuij, I., Philippaerts, R., Matton, L., Duvigneaud, N., Thomis, T., Duquet, W., Lefevre, J. & Cardon, G. (2009). Specific associations between types of physical activity and components of mental health. Journal of Science and Medicine in Sport, 12, 468–474

basf.com (2009). Sustainability. BASF Health Promotion Campaign 2009

http://www.basf.com/group/corporate/en/sustainability/employees/occupational- medicine/campaigns/steps-to-health-2009, bezocht op 18-11-2010 om 21.00 uur

Breedveld, K. & Tiessen-Raaphorst, A (2006). Rapportage sport 2006. Sociaal en cultureel planbureau, 7 Brug, J., van Assema, P. & Lechner, L., 2007. Van Gorcum. Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. 5e

druk, ISBN 978 90 232 4336 6, 210-218.

Businessballs.com (1995-2009). David McClelland. David McClelland's motivational needs theory:

http://www.businessballs.com/davidmcclelland.htm

, bezocht op 15-12-2010 om 18.00 uur

Crespo, CJ., Palmirie, MR., Perdomo, RP., Mcgee, DL., Smit, E., Sempos, CT., Lee, IM. & Sorlie, PD. (2002). The

Relationship of Physical Activity and Body Weight with All-Cause Mortality: Results from The Puerto Rico Heart Health Program. AEP, 12-8, 543-552

cdc.gov (2002-2006). Youth media campaign. VERB, it’s what you do.

Chiou, M. & Bosveld, W. (2009), Sportmonitor 2009. Dienst maatschappelijke ontwikkeling, 9173, 24, 43 De Groot, M. (2008), Maatschappelijke actieve sportverenigingen in beeld. DSP-Groep, 16

De Groot, M. (2008), Maatschappelijke actieve sportverenigingen in beeld. DSP-Groep, 11-12, 15

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New York:

Plenum.

Deci, EL. & Ryan RM. (2000). Self-determination theory and the facilitation of Intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68-78.

(17)

17

Diabetes Fonds (2010). Achtergrondinformatie. Nationale traploop week.

http://www.traploopweek.nl/index.php?p=513913#

, bezocht op 27-03-2010 om 17.30 uur

Elling A. & Klerken J. (2002). Sport en het bevorderen van een gezondere leefstijl onder (kansarme) jongeren.

W.J.H. Mulierinstituut. 3-8

Frederick, C.M. & Ryan, R.M. (1993). Differences in motivation for sport and exercise and their relations with participation and mental health. Journal of Sport Behaviour, 16, 124-146.

goal-setting-guide.com (2010). Motivation Theory. Motivation: http://www.goal-setting-guide.com/motivation- theory, bezocht op 03-01-2011 om 15.00 uur

Haskell, WL., Lee, IM., Pate, RR., Powell, KE., Barry, SN., Franklin, A., Caroline A., Heath, GW., Thompson, PD. &

Bauman, A. (2007). Physical Activity and Public Health. ACSM/AHA, 116: 1081-1093.

heart.org (2010). Prevention & Treatment of Diabetes. Introduction:

http://www.heart.org/HEARTORG/Conditions/Diabetes/PreventionTreatmentofDiabetes/Prevention- Treatment-of-Diabetes_UCM_002036_Article.jsp, bezocht op 19-11-2010 om 09.00 uur

Kjonniksen L., Anderssen N. & Wold B. (2009). Organized youth sport as a predictor of physical activity in adulthood. Scandinavian Journal of Medicine & Science in Sports. 19, 5, 646–654.

L’abée D. & van Dijk D. (2007). Adviesrapport Veldinput ‘Sportieve naschoolse opvang en naschoolse sportactiviteiten’. NISB.

Letitia Vriesde (2010). Welkom. Stichting Letitia Vriesde Sportpromotie Suriname.

http://www.letitiavriesde.com/St_LVSS/Welkom.html

, bezocht op 25-03-2010 om 13.00 uur

letitiavriesde.com (2010). Buurtsport. Stichting Letitia Vriesde Sportpromotie Suriname.

http://www.letitiavriesde.com/St_LVSS/Buurtsport.html

, bezocht op 25-03-2010 om 18.30 uur

letsmove.gov (2010). Get active. Physical activity. http://www.letsmove.gov/getactive.php

, bezocht op 15-

11-2010 om 22.00 uur

McCurdy, LE., Phil, M., Winterbottom, KE., Mehta, SS. & Roberts, JR. (2010). Using Nature and Outdoor Activity to Improve Children’s Health. Curr Probl Pediatr Adolesc Health Care, 5, 102-117

Maas. 2008. Intrinsieke motivatie van kinderen in sport en spelsituaties. Bachelorthesis, p3-5, p8-11, p14-15, p21-24

Murawski, ME. & Perri, MG. (2009). The contributions of weight loss and increased physical fitness to improvements in health-related quality of life. Eating Behaviors, 1-4

Maslow, A. (1943). A Theory of Human Motivation. Psychological Review, 50, 5.

nederlandseambassade.sr (2010). Cultuur en sport. Projecten ondersteunt door de ambassade.

http://www.nederlandseambassade.sr/Cultuur_en_Sport/Sport_en_Ontwikkelinghttp://www.nederla ndseambassade.sr/Cultuur_en_Sport/Sport_en_Ontwikkeling/Projecten_ondersteund_door_de_amba ssade

, bezocht op 23-12-2010 om 12.30 uur

(18)

18

nederlandseambassade.sr (2010). Cultuur en sport. Sport en ontwikkeling.

http://www.nederlandseambassade.sr/Cultuur_en_Sport/Sport_en_Ontwikkeling

, bezocht op 23- 12-201- om 14.00 uur

nisb.nl (2010). Projecten. NISB. http://www.nisb.nl/projecten.html

, bezocht op 27-11-2010 om 14.00 uur

NOC*NSF (2009), Olympisch Plan 2028. NOC*NSF, 8, 14-20, 23-24

NOC*NSF (2009). Heel Nederland naar Olympisch niveau. Het Olympisch plan 2028.

NOC*NSF (2010). Olympisch plan 2028. Heel Nederland naar Olympisch niveau!:

http://www.nocnsf.nl/nocnsf.nl/olympisch-plan-2028/olympisch-plan-2028

, bezocht op 04-12-2010 om 19.00 uur

nocnsf.nl (2010). Home. Olympisch vuur. http://www.olympisch-vuur.nl/homepage

, bezocht op 05-12-2010 om 20.00 uur

Pate, RR., Pratt, M., Blair, SN., Haskell, WL., Macera, CA., Bouchard, C., Buchner, D., Ettinger, W., Heath

, GW.

, King, AC., Kriska, A., Leon, AS., Marcus, BH., Morris

, J.

, Paffenbarger,

RS.,

Patrick

, K.

, Pollock

, ML.

, Rippe, JM., Sallis, J. & Wilmore, JH. 1995. A Recommendation From the Centers for Disease Control and Prevention and the American College of Sports Medicine. JAMA, 1;273(5),402-407

Pierre, V., Candeias, V., Merchez, P., Collazos, V., Desloovere, P., Waak, A., Anenden, V., Elsheikh, E., Gaggero, C., Adurias, M., Bull, F., Khasnabis, C., Ciecierska, M., Xuereb, G., Kokic, M., Engelsman, MC., Moindot, N., Sherer, C., Smith, V. Branco, MC. & Onur, BS. (2009). Global Recommendations on Physical Activity for Health. WHO, 9-11, 16-29, 37.

Rijksoverheid (2010). Sport. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/sport

bezocht op 02-12-2010 om 21.00 uur

rijksoverheid.nl (2010). Organisatie. VWS. http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/vws/organisatie

bezocht op 09-12-2010 om 11.00 uur

Rowe N., Beasley N. & Adams R. (2004). Driving up participation: The Challenge for sport. Sport England. 28-38, 69-78

Sirard J.R., Pfeifer K.A. & Pate R.R. (2006). Motivational factors associated with sports program participation in middle school students. Society for Adolescent Medicine, 38, 6, 696-703

sportservicedesk.nl. Ledenbinding. Sportservicedesk. http://www.sportservicedesk.nl/themas/ledenbinding

, bezocht op 05-01-2011 om 15.30 uur

Tiessen-Raaphorst, Z.H., Kerssens J.J., de Bakker D.H. & Wendel-Vos G.C.W (2005). Sporters vitaal!. Nivel, 7-9, 25-35

Van Wieringen, J.C.M. (2009), Standpunt Beweegstimulering door de jeugdgezondheidszorg. RIVM, 9-10, 12, 15

(19)

19

Warburton E.R., Nicol, CW. & Shannon SD. (2006). Health benefits of physical activity: the evidence. CMAJ, 1-4, 6

WHO (2010). Move for Health. ‘Move for health’ day: http://www.who.int/moveforhealth/countries/en/

, bezocht op 28-11-2010 om 21.30 uur

who.int (2010). Global Strategy on Diet, Physical Activity and Health. Physical Inactivity: A Global Public Health Problem: http://www.who.int/dietphysicalactivity/factsheet_inactivity/en/index.html

, bezocht op 07-01-2011 om 09.00 uur

who.int (2010). Move for Health. Why ‘Move for health’: http://www.who.int/moveforhealth/en/

, bezocht op

28-11-2010 om 20.00 uur

(20)

20

Bijlage 1: Vragenlijst Groep A

Waarover gaat deze vragenlijst?

Deze vragenlijst bestaat uit vragen over jezelf, vragen over waar je sport, waarom je sport en hoe vaak je sport.

Hoe vul je de vragenlijst in?

Kleur het hokje zo in:

Als je je vergist: Zet dan een groot kruis door het “foute” hokje en kleur het andere “goede” hokje in. Een voorbeeld zie je hieronder:

Goed fout

Is het een Toets?

Dit is geen toets. Een antwoord is dus nooit goed of fout. Geef altijd een eerlijk antwoord op de vragen. Je vriendje of vriendinnetje kan hele andere antwoorden geven, dus overleggen heeft geen zin.

Als je een antwoord niet weet, of je snapt de vraag niet; dan ga je niet gokken, maar zet je een groot ‘?’ voor de vraag.

Voornaam: ………

Achternaam: ………..………...

Leeftijd: ……….…...…….

Adres: ………..………

Werk ouders: ………..……….

jongen

meisje

(21)

21 1. Ben je lid van een sportvereniging?

 ja

 nee

2. Zou je lid willen zijn van een sportvereniging?

 Ja, welke? ………...

 nee, waarom niet?………....

………

3. Ken je een sportvereniging bij jou in de buurt?

 ja, welke?………...

 nee

4. Waar sport je graag? (meerdere antwoorden mogelijk)

 op Straat

 op School

 bij een Sportvereniging

 bij de buurtsportactiviteiten van Letitia Vriesde, met Juffrouw olivia

 Ergens anders, namelijk: ………

5. Hoe heb je van de buurtsportactiviteiten van de stichting van Letitia Vriesde gehoord? (meerdere antwoorden mogelijk)

 Ouders

 Vriendje

 School

 Anders, namelijk: ……….

6. Hoe vaak doe je mee met de buurtsportactiviteiten van de stichting van Letitia Vriesde?

 Meer dan 1x per week

 1x per week

 1x per twee weken (om de zaterdag)

 1x per drie weken

 1x per maand

 Minder dan 1x per maand

(22)

22

7. Hoe vaak zou je mee willen doen met de buurtsportactiviteiten van de stichting van Letitia Vriesde?

 Meer dan 1x per week

 1x per week

 1x per twee weken

 1x per drie weken

 1x per maand

 Minder dan 1x per maand

8. Vind je sporten leuk? (omcirkel het nummer)

1 = heel stom

10 = heel leuk

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

9. Zou je van sporten je beroep willen maken?

 ja

 nee, waarom niet?………....

………

10. Welke sportactiviteiten vind je het leukst om te doen? (meerdere

antwoorden mogelijk)

 Voetbal

 basketbal

 slagbal

 hockey

 volleybal

 atletiek

 bal spelletjes

 kring spelletjes

 tik spelletjes

11. Waar sport je het liefst? (1 antwoord invullen)

 Straat

 School

 Sportvereniging

 Buurtsportactiviteiten van Letitia Vriesde

(23)

23

(24)

24

(25)

25

Bijlage 2: Vragenlijst Groep B

Waarover gaat deze vragenlijst?

Deze vragenlijst bestaat uit vragen over jezelf, vragen over waar je sport, waarom je sport en hoe vaak je sport.

Is het een Toets?

Dit is geen toets. Een antwoord is dus nooit goed of fout. Geef altijd een eerlijk antwoord op de vragen. Je vriendje of vriendinnetje kan hele andere antwoorden geven, dus overleggen heeft geen zin.

Als je een antwoord niet weet, of je snapt de vraag niet; dan ga je niet gokken.

Voornaam: ………

Achternaam: ………..………...

Leeftijd: ……….…...…….

Adres: ………..………

Werk ouders: ………..……….

jongen

meisje

(26)

26

Waarom ben je geen lid van een sportvereniging?

………

………

………

Zou je lid willen zijn van een sportvereniging?

………

………

………

Zou je er tijd voor hebben?

……….………….………

……….………….………..

……….………….………

Wat vind je wel en niet leuk aan een sportvereniging?

………

………

………

Welke sportverenigingen zitten er bij jou in de buurt en waar zitten ze?

………

………

………

Ken je broers/zussen/ouders/vriendjes die lid zijn van een sportvereniging?

………

………

………

Hoe vaak doe je mee met de sportactiviteiten van Letitia?

………

………

………

(27)

27

Hoe vaak zou je mee willen doen met de sportactiviteiten van Letitia?

………

………

………

Vind je het bij Letitia nog leuk?

………

………

………

Zou je graag andere sportactiviteiten willen doen bij Letitia, of is vind je het goed zo?

………

………

………

Waar sport je het liefst?

………

………

………

Waarom doe je mee met de activiteiten van Letitia?

……….………….………

……….………….………..

……….………….………

Geeft Letitia jou informatie over sportverenigingen?

……….………….………

……….………….………..

……….………….………

Als jij je eigen leven mag indelen, wat zou je dan allemaal doen in een week?

……….………….………

……….………….………..

……….………….………

(28)

28

Bijlage 3: Vragenlijst Groep C

Waarover gaat deze vragenlijst?

Deze vragenlijst bestaat uit vragen over jezelf. De vragen gaan over sportverenigingen in het algemeen, niet alleen over jou sportvereniging.

Hoe vul je de vragenlijst in?

Kleur het hokje zo in:

Als je je vergist: Zet dan een groot kruis door het “foute” hokje en kleur het andere “goede” hokje in. Een voorbeeld zie je hieronder:

Goed fout

Is het een Toets?

Dit is geen toets. Een antwoord is dus nooit goed of fout. Geef altijd een eerlijk antwoord op de vragen. Je vriendje of vriendinnetje kan hele andere antwoorden geven, dus overleggen heeft geen zin.

Als je een antwoord niet weet, of je snapt de vraag niet; dan ga je niet gokken, maar zet je een groot ‘?’ voor de vraag.

Voornaam: ………

Achternaam: ………..………...

Leeftijd: ……….…...…….

Adres: ………..………

Werk ouders: ………..……….

jongen

meisje

(29)

29 1. Ben je lid van een sportvereniging?

 Ja

 Nee

2A. Waarom ben je lid van een sportvereniging?

Omdat:………...………

………

………..

2B. Waarom ben je GEEN lid van een sportvereniging?

Omdat:………...

………

……….

3. Hoe oud was je toen je lid werd van deze sportvereniging?

……… jaar

 Ik ben geen lid van een sportvereniging

3. Is dit de enige sportvereniging waar je lid van bent?

 ja

 nee, ik ben ook lid van: ……….…

…..………...……….

 Ik ben geen lid van een sportvereniging

7. Waar sport je graag? (meerdere antwoorden mogelijk)

 Straat

 School

 Sportvereniging

 Ergens anders, namelijk: ………

8. Wat is je favoriete sport?

………..…...

(30)

30

10. Waar sport je het liefst? (1 antwoord invullen)

 Straat

 School

 Sportvereniging

 Ergens anders, namelijk: ………

11. Heb je weleens van de buurtsportactiviteiten van de stichting van Letitia Vriesde gehoord?

 ja

 nee

12. Heb je weleens meegedaan met de buurtsportactiviteiten van de stichting van Letitia Vriesde?

 Ja

 nee

13. Wat vond je van de buurtsportactiviteiten van de stichting van Letitia Vriesde?

 Leuk

 Stom

 Weet ik niet meer

 Ik heb nooit meegedaan

De volgende vragen alleen beantwoorden als je lid bent van een sportvereniging.

14. Toen je voor het eerst meedeed met de buurtsportactiviteiten van de stichting van Letitia Vriesde, was je toen ook al lid van een

sportvereniging?

 ja

 nee

 Ik heb nooit meegedaan met Letitia

15. Toen je lid werd van een sportvereniging, deed je daarna nog mee met de buurtsportactiviteiten van de stichting van Letitia Vriesde?

 Ja, hoeveel keer nog?...keer

 Nee

 Ik heb nooit meegedaan met Letitia

(31)

31

16. Doe je nu (nog) weleens mee met de buurtsportactiviteiten van de stichting van Letitia Vriesde?

 Ja, hoeveel keer per maand? ...keer

 Nee

17. Hebben je ouders vroeger op een sportvereniging gezeten?

 Ja, op welke dan?...

 nee

 weet ik niet

(32)

32

Bijlage 4.1

Resultaten onderzoeksvraag Case Processing Summary

Cases

Valid Missing Total

N Percent N Percent N Percent onafh * afh 139 100.0% 0 .0% 139 100.0%

onafh * afh Crosstabulation afh

nee ja Total onafh nee Count 51 28 79

% within afh 53.1% 65.1% 56.8%

ja Count 45 15 60

% within afh 46.9% 34.9% 43.2%

Total Count 96 43 139

% within afh 100.0% 100.0% 100.0%

Chi-Square Tests

Value df

Asymp. Sig. (2- sided)

Exact Sig. (2- sided)

Exact Sig. (1- sided) Pearson Chi-Square 1.741

a

1 .187

Continuity Correction

b

1.286 1 .257 Likelihood Ratio 1.762 1 .184

Fisher's Exact Test .201 .128

Linear-by-Linear

Association 1.728 1 .189 N of Valid Cases 139

a. 0 cells (.0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 18.56.

b. Computed only for a 2x2 table

(33)

33

Bijlage 4.2

Resultaten interventie Group statistics

Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 Lidvoor .25 60 .437 .056

Lidna .30 60 .462 .060

Wilcoxon Signed Ranks Test

Ranks

N Mean Rank Sum of Ranks

Lidna - Lidvoor Negative Ranks 0a .00 .00

Positive Ranks 3b 2.00 6.00

Ties 57c

Total 60

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

Wel lid Niet lid

Voor de interventie

Totaal

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

Wel lid Niet lid

Na de interventie

Totaal Test Statisticsb

Lidna - Lidvoor

Z -1.732a

Asymp. Sig. (2-tailed) .083 a. Based on negative ranks.

b. Wilcoxon Signed Ranks Test

(34)

34

Bijlage 4.3

Resultaten achterstandswijk Paired Samples Statistics

Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 AchterstandswijkVoor .15 40 .362 .057

AchterstandswijkNa .10 40 .304 .048

Wilcoxon Signed Ranks Test

Ranks

N Mean Rank Sum of Ranks AchterstandswijkNa -

AchterstandswijkVoor

Negative Ranks 2

a

1.50 3.00 Positive Ranks 0

b

.00 .00

Ties 38

c

Total 40

a. AchterstandswijkNa < AchterstandswijkVoor b. AchterstandswijkNa > AchterstandswijkVoor c. AchterstandswijkNa = AchterstandswijkVoor Test Statistics

b

Achterstandswij kNa -

Achterstandswij kVoor

Z -1.414

a

Asymp. Sig. (2-tailed) .157 a. Based on positive ranks.

b. Wilcoxon Signed Ranks Test

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Wel lid Niet lid

Voor de interventie

Achterstands wijk

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Wel lid Niet lid

Na de interventie

Achterstands wijk

(35)

35

Bijlage 4.4

Resultaten normale wijk Paired Samples Statistics

Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 NormalewijkVoor .45 20 .510 .114

NormalewijkNa .65 20 .489 .109

Wilcoxon Signed Ranks Test

Ranks

N Mean Rank Sum of Ranks NormalewijkNa -

NormalewijkVoor

Negative Ranks 0

a

.00 .00 Positive Ranks 4

b

2.50 10.00

Ties 16

c

Total 20

a. NormalewijkNa < NormalewijkVoor b. NormalewijkNa > NormalewijkVoor c. NormalewijkNa = NormalewijkVoor Test Statistics

b

NormalewijkNa -

NormalewijkVo or

Z -2.000

a

Asymp. Sig. (2-tailed) .046 a. Based on negative ranks.

b. Wilcoxon Signed Ranks Test

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

Wel lid Niet lid

Voor de interventie

Normale wijk

0%

20%

40%

60%

80%

Wel lid Niet lid

Na de interventie

Normale wijk

(36)

36

Bijlage 4.5

Resultaten Jongens Paired Samples Statistics

Mean N Std. Deviation

Std. Error Mean Pair 1 JongenVoor .32 37 .475 .078

JongenNa .41 37 .498 .082

Wilcoxon Signed Ranks Test

Ranks

N Mean Rank Sum of Ranks JongenNa - JongenVoor Negative Ranks 0

a

.00 .00

Positive Ranks 3

b

2.00 6.00

Ties 34

c

Total 37

a. JongenNa < JongenVoor b. JongenNa > JongenVoor c. JongenNa = JongenVoor Test Statistics

b

JongenNa - JongenVoor

Z -1.732

a

Asymp. Sig. (2-tailed) .083 a. Based on negative ranks.

b. Wilcoxon Signed Ranks Test

0%

20%

40%

60%

80%

Wel lid Niet lid

Voor de interventie

Jongen

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

Wel lid Niet lid

Na de interventie

Jongen

(37)

37

Bijlage 4.6

Resultaten Meisjes Paired Samples Statistics

Mean N Std. Deviation

Std. Error Mean Pair 1 MeisjesVoor .13 23 .344 .072

MeisjesNa .00 23 .000 .000

Wilcoxon Signed Ranks Test

Ranks

N Mean Rank Sum of Ranks MeisjesNa - MeisjesVoor Negative Ranks 3

a

2.00 6.00

Positive Ranks 0

b

.00 .00

Ties 20

c

Total 23

a. MeisjesNa < MeisjesVoor b. MeisjesNa > MeisjesVoor c. MeisjesNa = MeisjesVoor Test Statistics

b

MeisjesNa - MeisjesVoor

Z -1.732

a

Asymp. Sig. (2-tailed) .083 a. Based on positive ranks.

b. Wilcoxon Signed Ranks Test

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Wel lid Niet lid

Voor de interventie

Meisje

0%

20%

40%

60%

80%

100%

120%

Wel lid Niet lid

Na de interventie

Meisje

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Behalve de in deze statuten vermelde verplichtingen kunnen door de vereniging slechts verplichtingen aan de leden worden opgelegd na voorafgaande toe- stemming van de

Deelnemen aan deze onderzoeken is niet alleen interessant voor NOC*NSF of uw sportbond, maar levert ook voor uw club een aantal voordelen op:?. • Inzicht in de stand van zaken

Indien de sportvereniging kan aantonen dat er geen, onvoldoende of niet aangepaste sportinfrastructuur aanwezig is op het gemeentelijk grondgebied om de beoogde

Naast het ontruimen van het gebouw moet ook gedacht worden aan bestrijden van een beginnende brand en het levensreddend kunnen optreden in niet-bedreigde situaties, bij leden

Het verschil tussen deze en de voorgaande maatschappelijke rollen is dat de voorgaande drie benadrukken hoe sportverenigingen van- uit zichzelf van betekenis kunnen zijn voor

Op advies van de Gehandicaptenraad behoudt het college van burgemeester en schepenen zich het recht om personen waarvan men oordeelt dat zij niet aan deze norm

De premier wordt daarin vakkundig bijgestaan door zijn minister van Buitenlandse Zaken, die niet alleen op diplomatiek vlak de ene flater na de ander begaat, maar eind

Lid van een sportvereniging en/of andere (commerciele) sportaanbieder Als lid van een sportvereniging In groepsverband, georganiseerd door uzelf, familie, vrienden en/of kennissen