Vraag nr. 128 van 25 maart 1998
van de heer FREDDY FEYTONS Huisvestingspremies – Evaluatie
Verwijzend naar het antwoord van de minister op mijn schriftelijke vraag nummer 61 van 2 december 1997 zou ik het volgende willen stellen (B u l l e t i n van Vragen en A n t w o o rden nr. 8 van 30 januari 1998, blz. 1124 – red.).
De minister schrijft dat de basisallocatie 53.04 betreffende de uitbetaling van premies en tege-moetkomingen in een krediet voorzag van 755,8 miljoen en dat hiervan slechts 287.840.000 frank werd aangewend voor vereffening. Voor de basisal-locatie 53.06 betreffende de betalingen van het aandeel in de financiële lasten van de hypothecaire l e n i n g e n , was in een krediet voorzien van 559 mil-joen en werd slechts 278.815.000 frank vastgelegd. Gelet op deze resultaten en op de nood aan initia-tieven ter stimulering van de nieuwbouw kunnen, mits aanpassing van de maatregelen, b i j k o m e n d e inspanningen van de overheid worden ingevoerd zonder dat dit de begrotingsruimte voor verbete-rings- en aanpassingspremies nadelig zal beïnvloe-den.
Heeft de minister de bestaande regelgeving reeds geëvalueerd om de vastgestelde budgettaire ruimte maximaal te kunnen aanwenden voor vernieuw-bouw ?
Antwoord
De Vlaamse volksvertegenwoordiger heeft in zijn vraag nr. 61 van 2 december 1997 geïnformeerd naar de bedragen die in 1996 werden aangewend eensdeels voor de uitbetalingen in het kader van de verbeterings- en aanpassingspremie, en ander-deels voor de tegemoetkoming in de leninglast en voor het renoveren van een bestaande woning (van vóór 1946).
In het antwoord hierop, gepubliceerd in het Bulle-tin Vragen en Antwoorden nr. 8 van 30 januari 1 9 9 8 , bladzijde 1124, werd gemeld dat in 1996 respectievelijk 287.840.000 frank en 278.814.960 frank werden vastgelegd voor het aspect renovatie van deze twee toelagen. Deze vastleggingen voor
renovatie vormen één onderdeel van de basisallo-caties 53.04 en 53.06.
Er zal hierbij worden benadrukt dat de globale, o p het einde van het jaar beschikbare vastleggingskre-dieten van de bassisallocatie 53.04 (755.800.000 frank onder meer ook dienstig voor de premiestel-sels van vóór 1 april 1993) en de basisallocatie 53.06 (559.000.000 frank) wel degelijk in 1996 inte-graal – op een bedrag van 506.000 frank na – voor de twee basisallocaties samen voor vastleg-ging werden benut.
Bij vergelijking van de afgeronde bedragen, die in het kader van de op 1 april 1993 in werking getre-den reglementeringen in 1996 voor betaling, v a s t-gelegd werden, komt men tot het besluit dat uitein-delijk 67 % voor vernieuwbouw bestemd was. Dit blijkt uit de volgende cijfers :
A. De tegemoetkoming in de hypothecaire lenings-last (TIL) voor:
1. de koop of bouw van een nieuwe woning : 197 mln. fr.
2. de koop van een woning in de openbare sec-tor : 69 mln. fr.
3. de koop in de private sector van een bestaande woning, gelegen in een herwaar-derings- of woonnoodgebied : 14 mln. fr. 4. de renovatie van een bestaande woning van
vóór 1946 : 279 mln. fr.
B. De verbeterings- en aanpassingspremie : 8 4 7 mln. frank.
De vernieuwbouw betreft de stelsels A.4 en B. Deze vertegenwoordigen 567 mln. fr. op een totaal van 847 mln.fr., dit is 67 %.
Een vergelijkbaar percentage (69 %) verkrijgt m e n , indien men voor hetzelfde jaar (1996) de nieuwe toegekende toelagen voor dezelfde verrich -tingen beschouwt : 8.178 toelagen voor vernieuw-bouw op een totaal van 11.892 toelagen.
Dezelfde verhouding vindt men terug over de drie afgelopen jaren samen.
Nieuw toegekende 95 96 97 Samen
A. 1. TIL nieuwbouw 2.630 2.353 2.624 7.607
2. TIL koop openbaar 681 1.142 1.198 3.021
3. TIL koop privé 230 219 254 703
4. TIL renovatie 1.862 2.428 2.600 6.890
B. Verbeterings- en
aan-passingspremie 6.000 5.750 6.457 18.207
Totaal 11.403 11.892 13.133 36.428
De evolutie van elk stelsel afzonderlijk wordt per maand en per provincie permanent opgevolgd. De invoering van de nieuwe stelsels per 1 april 1993 is voornamelijk ingegeven door een streven naar meer vereenvoudiging en overzichtelijkheid, door de aanmoediging van inbreidingsgerichte operaties en van de herwaardering van het bestaande patrimonium, door de bekommernis om de geviseerde doelgroep beter te bereiken en ten slotte door stringentere budgettaire verplichtingen. Deze beoogde doelstellingen werden in belangrijke mate verwezenlijkt. Zoals reeds werd vermeld, wordt terzelfdertijd de beschikbare budgettaire ruimte zeker volledig benut.