• No results found

Advies betreffende ecohydrologische herstelmaatregelen voor het Kolisbos-Dorperloop (Limburg)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Advies betreffende ecohydrologische herstelmaatregelen voor het Kolisbos-Dorperloop (Limburg)"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Advies betreffende ecohydrologische

herstelmaatregelen voor het Kolisbos-Dorperloop

(Limburg)

Nummer: INBO.A.2010.234

Datum: 7 oktober 2010

Auteur: Piet De Becker

Contact: Marijke Thoonen – marijke.thoonen@inbo.be

Kenmerk aanvraag: Mail ANB Limburg 2008

Geadresseerde: Katia Nagels

Agentschap voor Natuur en Bos Provinciale Dienst Limburg Hendrik Van Veldekegebouw Koningin Astridlaan 50 bus 5 3500 Hasselt

katia.nagels@lne.vlaanderen.be

Cc: martine.waterinckx@lne.vlaanderen.be;

kobe.janssen@lne.vlaanderen.be;

(2)

In het gebied Kolisbos (Neerpelt-Bocholt) langsheen de Dorperloop worden enkele oppervlakte- en grondwatermeetpunten opgevolgd door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). INBO heeft op vraag van ANB Limburg het meetnet geplaatst.

Aan het INBO wordt gevraagd de voorlopige meetresultaten te interpreteren. Uitgaande van de onderzochte ecohydrologische standplaatskarakteristieken worden de mogelijk te ontwikkelen grondwaterafhankelijke vegetatietypen voor Kolisbos afgeleid.

In november 2008 werden zes piëzometers en twee peilschalen geplaatst in het Kolisbos. Een situering van de meetpunten is te vinden in figuur 1.

Figuur 1: Locatie van de hydrologische meetpunten in Kolisbos – Dorperloop.

De nummers 1 tot en met 6 zijn grondwatermeetpunten (piëzometers), 7 en 8 zijn oppervlaktewatermeetpunten (peilschalen). De peilschalen zijn in de Dorperloop

VRAAGSTELLING

(3)

De meetpunten werden door ANB (boswachter Johan Van Hertem) opgevolgd. Gedurende meer dan anderhalf jaar (november 2008 - …) werden peilmetingen uitgevoerd. Op die manier werden tijdreeksen van grondwatertafelschommelingen verkregen (figuur 2). In de zomer van 2009 werden meetpunten 4 en 5 beschadigd. Deze konden niet verder opgemeten worden.

De meetlocaties zijn actueel nog niet topografisch ingemeten en er werden nog geen chemische analysen uitgevoerd. Beide activiteiten zijn gepland in december 2010. De tijdreeksen van de peilschommelingen zijn vrij kort. Echt betrouwbare conclusies kunnen pas getrokken worden na een viertal jaar meten. Niettemin kunnen reeds een aantal conclusies getrokken worden met het oog op natuurherstel in het gebied.

-1.5 -1 -0.5 0 0.5 1 01/08 12/08 12/09 Datum D ie p te o n d e r h e t m a a iv e ld ( m ) DOBP001X DOBP002X DOBP003X DOBP004X DOBP005X DOBP006X DOBS007X DOBS008X

Figuur 2: Tijdreeksen van oppervlakte- en grondwatertafelschommelingen.

Uit de tijdreeksen kunnen een aantal grondwaterkarakteristieken berekend worden die weergegeven zijn in tabel 1. Het gaat om de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG), de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG), de gemiddelde grondwaterstand (GG), de hoogste (Min) en de laagste (Max) grondwaterstand.

Tabel 1: Grondwaterkarakteristieken voor de metingen in het Kolisbos voor 2009. (uitgedrukt in meter ten opzichte van het maaiveld). Negatieve cijfers zijn waarden onder het maaiveld, positieve cijfers zijn waarden boven het maaiveld.

(4)

Op nagenoeg alle locaties schommelt de grondwatertafel 80 à 90 cm op jaarbasis. Dit kan niet nagegaan worden voor de meetpunten 4 en 5 wegens vroegtijdige beschadiging, maar het parallelle verloop van die (korte) tijdreeksen met de tijdreeksen van de andere grondwatermeetlocaties doet vermoeden dat het peilverloop hier in grote mate overeenkomstig is.

Opvallend is de vrij hoge waterstand in de winter tot ver in het voorjaar op nagenoeg alle locaties.

In de bosjes langsheen de Dorperloop zijn overal kleinere en grotere veenmostapijten te vinden bestaande uit de drie soorten: Sphagnum palustris, Sphagnum fimbriatum en Sphagnum flexuosum. In de boomlaag is er, naast een reeks duidelijk aangeplante boomsoorten, een aandeel zachte berk te vinden, een soort die vrijwel nooit aangeplant wordt. Over het volledige valleigedeelte is een netwerk aan ontwateringsgreppels aanwezig.

Ondanks op dit ogenblik nog geen chemische analyseresultaten beschikbaar zijn voor het grondwater, mag aangenomen worden dat de chemische samenstelling vrij mineraalarm is. Einde van dit jaar kan uitsluitsel gegeven worden over deze werkhypothese.

Uit bovenstaande analyses volgt dat twee potentiële grondwaterafhankelijke vegetatietypen haalbaar zijn in het Kolisbos langs de Dorperloop:

 Bij verdere spontane ontwikkeling, dus een ‘niets doen beheer’, zal op basis van de voorlopige interpretatie van de metingen het bostype oligotroof

elzen-berkenbroek, een beekbegeleidende bostype (Natura 2000 habitat

91E0_vt) ontwikkelen.

 Bij grondig ingrijpen, namelijk kappen en jaarlijks maaien, is een zure, kleine

zeggenvegetatie (Natura 2000 habitat 7140_meso) de vervanggemeenschap.

Aangezien de evolutie richting bos gedurende vermoedelijk verschillende decennia, is de keuze voor het eerste vegetatietype, namelijk oligotroof elzen-berkenbroek het meest voor de hand liggende.

Voor de optimale ontwikkeling van oligotroof elzen-berkenbroek zijn de grondwatertafelschommelingen op jaarbasis te sterk. Uit studies van referentiesites elders in Vlaanderen en West-Europa blijkt dat de grondwatertafelschommelingen op jaarbasis voor optimaal ontwikkelde oligotrofe elzen-berkenbroeken zich situeren tussen 10 en 40 cm, met uitzonderlijk een uitschieter tot 80 cm (De Becker et al. 2004). In het winterhalfjaar dienen de peilen gelijk met of iets onder het maaiveld te staan. Mocht er gekozen worden voor het herstel van open vegetatietypen, dan zijn de actuele omstandigheden eveneens ongunstig. Voor de optimale ontwikkeling van kleine zeggenvegetaties zijn maximale grondwatertafelschommelingen van 20 tot 30 cm op jaarbasis optimaal (Callebaut et al. 2007).

In beide gevallen, open of gesloten vegetaties, is het afbouwen van het drainagesysteem nodig voor degelijk ecohydrologisch herstel in dit gebied.

(5)

Callebaut, J.; De Bie, E.; De Becker, P.; Huybrechts, W. (2007). NICHE Vlaanderen : SVW : 1-7. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, 2007(3). De Becker, P.; Jochems, H.; Huybrechts, W. (2004). Onderzoek naar de abiotische standplaatsvereisten van verschillende beekbegeleidende alno-padion & alnion incanae-gemeenschappen. Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud, 2004(17).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In ieder geval zijn drijftilvegetaties onder het heersend hydrologisch regime een tijdelijk verschijnsel in het Vijverbroek en kunnen ontstaan/hersteld/in stand gehouden worden

De verbetering van de structurele kennis van het functioneren van het gehele systeem (inclusief de waardeoordelen van de verschillende stakeholders) moet toelaten

Het aantal grote meeuwen, en zeker het aantal Zilvermeeuwen, langs onze kust is namelijk groter dan wat het aantal broedparen doet vermoeden (in juli 2008 werden 16.317

- Ook toen de vos zijn intrede nog niet gedaan had in onze duingebieden (in de tweede helft van de vorige eeuw) werden deze niet gebruikt als broedgebied

Geoorde futen maken hierin soms hun nesten maar deze zijn nefast voor de andere soorten zoals kluut en kleine plevier.. Op basis van deze informatie kunnen de doelstellingen

Op die manier kunnen zones aangeduid worden waar met een minimum aan inspanning (dikwijls zelfs gewoon niets meer doen) bijzonder soortenrijke bosgemeenschappen

De waterbalans van de waterlopen in huidige en toekomstige situatie dient expliciet besproken te worden (op basis van bestaande informatie) in de ecohydrologische studie, met focus

Eerst moet duidelijk in beeld gebracht worden of het venpeil door het freatische grondwater gestuurd wordt dan wel of het een stuwwater ven of een combinatie van beide ventypes