PROVINCIE LIMBURG 63-33250 STAD BORGLOON
SECTORAAL BIJZONDER PLAN VAN AANLEG " ZONEVREEMDE BEDRIJVEN "
BPA “LOOZA” - wijziging en uitbreiding
Opgesteld volgens artikel 14 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996
STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
Opgesteld door TECHNUM N.V.
Afdeling Ruimtelijke Planning Ilgatlaan 23 - 3500 HASSELT Hasselt, 06 april 2000
De Stedenbouwkundige,
Gezien en voorlopig goedgekeurd door de gemeenteraad in vergadering van
De Secretaris, De Burgemeester,
Het College van Burgemeester en Schepenen bevestigt dat onderhavig plan ter inzage van het publiek op het gemeentehuis werd neergelegd
van tot
De Secretaris, De Burgemeester,
Gezien en definitief aangenomen door de gemeenteraad in vergadering van
De Secretaris, De Burgemeester,
INHOUDSOPGAVE
STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 1
ALGEMENE BEPALINGEN 3
ARTIKEL 1:GRENS VAN HET BIJZONDER PLAN 3
ARTIKEL 2: BESTAANDE TOESTAND 3
ARTIKEL 3: PUBLICITEIT 3
BIJZONDERE BEPALINGEN 3
ARTIKEL 4: GEBIED VOOR AFVALVERWERKING, BIJ HET BEDRIJF LOOZA, TE INTEGREREN IN EEN
PERCEEL –PARKGEBIED 3
ARTIKEL 5: ZONE VOOR K.M.O. 4
ARTIKEL 6: BUFFERZONE 5
ARTIKEL 7: VOORTUINSTROOK 5
ARTIKEL 8: ZONE MET NABESTEMMING 5
ARTIKEL 9: AGRARISCHE ZONE 6
63-33250 3
Algemene bepalingen
Artikel 1 : Grens van het bijzonder plan
Deze grenzen duiden het grondgebied aan, onderworpen aan de voorschriften van bijbehorend plan.
Artikel 2 : Bestaande toestand
De uitbreiding van de bestaande bedrijven Looza en Lux kan slechts overwogen worden nadat garanties gegeven zijn voor de aanleg en de rust van de omgeving, en eveneens de nodige waarborgen gegeven zijn voor realisatie van het zuiveringsstation.
Door het College van Burgemeester en Schepenen wordt de goedkeuring van de bouwaanvraag voor constructies afhankelijk gesteld van een beplantingsplan voor de groenstrook, de bufferzone en de parkaanleg. Bij de bouwaanvraag dient een beplantingsplan gevoegd te worden, waarop de soort en het aantal aan te planten bomen, heesters en struiken is aangeduid.
De groenstroken moeten na oprichting van de gebouwen in het onmiddellijk daaropvolgend en geschikt seizoen beplant worden. Het assortiment dient te bestaan uit streekgebonden beplanting.
Artikel 3 : Publiciteit
De bestaande wetten en reglementen zijn van toepassing.
Bijzondere bepalingen
Artikel 4 : Gebied voor afvalverwerking, bij het bedrijf Looza, te integreren in een perceel – PARKGEBIED
b) Bestemming
Alvorens over te gaan tot het realiseren van om het even welk deel dient er over gewaakt te worden dat de harmonieuze samenhang met de omgeving niet verstoort maar geherwaardeerd wordt. Een globaal landschapsplan over gans de zone van het B.P.A. zal ter goedkeuring voorgelegd worden. De zuiveringsaccommodatie dient te kaderen in een landschapsherstelplan.
In dit plan zullen de hellingen en aanhogingen van de randgebieden, bufferzones van de ambachtelijke zone, eveneens vervat zijn. Tussen de slagmolen en het bestaande bedrijf dient eveneens een streekgebonden beplanting als uitloper van het parkgebied aangelegd te worden.
De bebouwing moet opgetrokken worden binnen de op de kaart aangeduide zones. Hoger vermeld landschapsplan maakt een integrerend deel uit van de bouwaanvraag.
Aan volgende bijkomende voorwaarden moet voldaan zijn : b) Minstens 80% van het perceel moet onbebouwd blijven.
c) Het volume van de op te richten gebouwen moet zich bevinden binnen het gabariet gevormd door een hoek van 45° die aanvangt ter hoogte van het grondpeil aan de perceelsgrenzen.
d) De maximum hoogte van het gebouw, gemeten vanaf gemiddeld peil boordsteen dorpel tot de bovenkant van de gevelbekroning, is bepaald op 3,54 meter.
e) Dakhelling is vrij.
f) Alle van buitenuit zichtbaar blijvende gevels, zowel van het hoofdgebouw als van de aanhorigheden, evenals vanuit de omgeving en van op de openbare weg zichtbare delen van het complex zullen uitgevoerd worden in welgevormde baksteen, natuur- of kunstmatige
steen of andere materialen die esthetisch kunnen verantwoord worden en aangepast aan het kader van het gebouw en van de omgeving.
Artikel 5 : Zone voor K.M.O.
b) Bestemming
Zijn toegelaten, K.M.O. en opslagplaatsen die het karakter van lichte industrie hebben en niet schaden aan de bestaande bedrijvigheden “Looza”.
Zijn eveneens toegelaten parkings, burelen en tentoonstellingsruimten noodzakelijk bij de productiehallen. Huisvesting van het bewakingspersoneel of directiewoning is toegelaten. Eén bedrijfswoning per bedrijf is toegelaten met een maximale nuttige vloeroppervlakte van 200m2.
Detailhandel met het doel inrichten van een toonzaal toegankelijk voor het publiek is niet toegelaten, indien dit de enige activiteit van de op te richten gebouwen is; detailhandel met het doel inrichten van een toonzaal toegankelijk voor het publiek, die geen verband houden met industriële of ambachtelijke activiteiten, zijn evenmin toegestaan.
In elk geval moet de detailhandel van ondergeschikt belang zijn t.o.v. de productie-activiteit of de ambachtelijke activiteit.
Het bedrijf zal de nodige maatregelen treffen om te verhinderen dat haar werkzaamheden op het terrein luchtbezoedeling zouden veroorzaken. Ook de geluidshinder en het lozen van afvalstoffen zal binnen de perken van de richtlijnen van de bevoegde overheid blijven.
Het storten in open lucht is in principe verboden. Stapelplaatsen zullen aan het oog onttrokken worden door een aangepaste architectuur en beplanting of steense muur te integreren in een beplanting.
Alle verkeersbewegingen dienen te gebeuren via de gewestweg St.-Truiden – Tongeren.
c) Inplanting
Behoudens het renoveren van het bestaand industrieel erfgoed zullen nieuwe inplantingen geschieden binnen de op het plan aangeduide zone in een vrijstaande bebouwingsvorm. Het volume van het gebouw dient begrepen te zijn binnen een hoek van 45° gemeten vanaf het grondpeil op de perceelsgrens. De minimumbreedte van een perceel is 40 meter. De afstand van de zijgevel tot de laterale grens van de kavel moet tenminste 3 meter bedragen. De breedte van de voorgevel bedraagt minimum 12 meter. De grondoppervlakte mag 2/3 van de totale oppervlakte van het eigendomsperceel niet overschrijden. De bebouwde oppervlakte, inclusief parkeer en opslagruimte, moet minstens 50% van de bebouwbare oppervlakte bedragen. De maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter uitzondering voor silo’s of voor specifieke vereisten in het productieproces.
d) Beplanting
De niet-bebouwde gedeelten dienen beplant te worden.
63-33250 5
e) Materialen
De zichtbaar blijvende gevels moeten uitgevoerd worden in welgevormde baksteen, natuur- of kunstmatige steen of andere materialen die esthetisch verantwoord zijn.
De architectuur dient wat vorm, aard en kleur der materialen, hoogte en profiel betreft, te harmoniëren met de omgeving.
De daken dienen belegd met pannen, natuurleien of kunstleien of esthetisch verantwoorde materialen.
f) Afsluitingen
Straat- en zijdelingse afsluitingen mogen in metselwerk, in draadafsluiting, te integreren in groene beplanting of siermateriaal uitgevoerd worden.
Artikel 6 : Bufferzone
De groene bufferzone is verplicht op de aangeduide plaatsen. Zij heeft een esthetische en
afschermende functie. Om deze afschermende functie te kunnen vervullen moet de beplanting een dicht structuur hebben, opgebouwd uit een bodembedekkende kruidlaag, heestermassieven en hoogstammig groen. De landschappelijke waarde van deze zones zal verhoogd worden door het gebruik van streekeigen groen, ecologisch groen als ook door haar esthetisch uitzicht.
De beplantingen mogen gerealiseerd worden op een aarden wal met een minimum hoogte van 1.50m.
De beplanting moet permanent zijn over de volledige oppervlakte van de zone met de noodzaklijke verscheidenheid om haar functie te vervullen. Enkel normale snoeiingen, onderhoud en vervangingen zijn toegelaten.
Het doorbreken van de bufferzone is in geen enkel toegelaten, ook niet om een toegang tot de zone voor ambachtelijke bedrijven te realiseren.
Alle bebouwing, reclame of stapelen van materialen erin is verboden.
Artikel 7 : Voortuinstrook
Er mogen geen nieuwe gebouwen van welke aard ook worden opgericht. Het bestaande groen zal zo optimaal mogelijk beschermd worden.
Alle achteruitbouwzones zullen als gazon, met streekgebonden beplantingen worden aangelegd, gehandhaafd en gebruikt.
In de achterbouwzone mag te hoogste 75% van de oppervlakte verhard worden ten behoeve van inritten naar het achterliggend gebied, toegang gebouwen, parking, laden en lossen, enz.
Artikel 8 : Zone met nabestemming b) Bepaling
Deze zone heeft betrekking op percleen waarop nu gebouwen opgetrokken zijn, maar waar normalerwijze deze gebouwen niet toegelaten kunnen worden. Naargelang de situatie wordt deze zone, zone voor bebouwing of zone voor voortuinstroken of zone voor industriële activiteiten (renovatie van archeologisch erfgoed).
c) Bestemming
Binnen deze zone mogen de bestaande gebouwen hetzij een industriële, hetzij een woonfunctie, handel, dienst, toozaal, krijgen. Aan deze gebouwen zijn verbouwingswerken toegelaten.
Voor gebouwen en delen ervan die niet in de woonzone op het bestemmingsplan bestendigd worden, mag het bestaande volume en het hoogtegabariet behouden blijven op voorwaarde evenwel dat de bestemming en renovatie de goede ordening van de plaats niet in het gedrang brengt en verantwoord is in het kader van de bestemming van het gebouw en de omgeving.
Bij afbraak van deze gebouwen dient het gebied de bestemming te krijgen van de op het bestemmingsplan voorziene zonering (grondkleur).
Artikel 9 : Agrarische zone
De op het plan bepaalde zone geeft de hoofdbestemming van het gebied aan.
Alvorens over te gaan tot het wijzigen van om het even welk deel van het gebied, dient er over gewaakt te worden dat de harmonische samenhang en de waardevolle elementen in het landschap.
Bij elke bestemmingswijziging in het gebied zal een gedetailleerde verantwoording over het geheel bijgevoegd worden.
Het beplantingsplan zal enerzijds rekening houden met de te bezwaren landschapselementen en anderzijds met de in te brengen accomodaties zoals beschermgroen rond de werkplatforms, bufferzones rond constructies, enz...
a) Bestemming
In dit gebied moet er gestreefd worden naar een evenwicht tussen de mogelijkheden voor agrarische ontwikkeling en haar bijzonder karakter, nl. “landbouwzone”. Het beleid is erop gericht een aangepaste agrarische functie te behouden en zo mogelijk te versterken. De aanwezige visuele openheid in samenhang met het functioneel (agrarisch) gebruik dient beschermd te worden.
De op het bestemmingsplan aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende samenhangende doeleinden :
b) agrarische bedrijfsvoering
c) behoud en/of herstel van de visuele openheid van het akkerlandschap en boomgaarden
d) de toegelaten vormen van agrarische bedrijfsvoering
e) behoudens serrebouw en o.a. teelt van tuinbouwproducten (aardbeien, champignonskwekerijen) enz. Zijn verder niet aan de grond gebonden agrarische activiteiten (bio-industrieën) en nieuwe vestigingen verboden
f) overschakeling naar bosgebied is niet toegestaan g) Bezettingscoëficiënt
De maximum bebouwde oppervlakte voor serres en verharde ruimte mag de 80 % niet overschrijden.
h) Vorm en voorkomen
Alle van buitenuit zichtbaar blijvende gevels, zowel van het hoofdgebouw als van de aanhorigheden, evenals de van op de openbare weg zichtbare delen van het gebouw zullen uitgevoerd worden in materialen die stedenbouwkundig en esthetisch kunnen verantwoord worden in het kader van het bedrijf en zijn omgeving.
63-33250 7
De hoogte van de gebouwen is bepaald op minimum 2.80 meter en maximum 7.20 meter. De dakhelling is volgens keuze van de ontwerper.
i) Inplanting
De inplanting van de gebouwen is vrij, mits volgende liggingsbepalingen :
j) De afstand tot de perceelgrens is gelijk aan de hoogte van het gebouw, met een minimum van 5.00 meter
k) Op ten minste 20 meter afstand tot de grens van elke andere zone (hovingen).
l) Aanleg van vrije ruimten, groenvoorzieningen en de bescherming van het natuurlijke karakter van de omgeving
Het natuurlijk karakter van het terrein en de omgeving dient te worden gerespecteerd.
Waardevolle beplante bermen dienen te worden beschermd, onderhouden en geïntegreerd in het geheel van het in te dienen inplantingsplan. Dit inplantingsplan streeft de verwezenlijking van een erfbeplanting na.