• No results found

Agility bij AFC Ajax : een onderzoek naar het effect van huiswerkoefeningen bij de meisjes aan de hand van het Athletic Skills Modelvan AFC Ajax

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Agility bij AFC Ajax : een onderzoek naar het effect van huiswerkoefeningen bij de meisjes aan de hand van het Athletic Skills Modelvan AFC Ajax"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EEN ONDERZOEK NAAR HET EFFECT VAN

HUISWERKOEFENINGEN BIJ DE MEISJES VAN AFC AJAX AAN DE HAND VAN HET ATHLETIC SKILLS MODEL

Opleiding Academie voor Lichamelijke Opvoeding ’19-‘20 Faculteit Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam

Onderzoeksthema: Bewegen en sport Datum 2e gelegenheid: 19-06-2020 Begeleider: Erik Hein

Beoordelaar: Douwe van Dijk

AGILITY BIJ AFC AJAX

(2)

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord...3 Samenvatting...4 Inleiding...5 Methode...10 Resultaten...20 Discussie...24 Conclusie...27 Literatuur...28 Bijlages...32

Bijlage 1: Formulier toestemming ouders + extra informatie speelster...32

Bijlage 2: Trainingen bij Ajax + agility huiswerkoefeningen (per lichting)...33

Trainingen en begintest 2011-2012 (O9) traject...34

Trainingen en begintest 2009-2010 (O11) traject...36

Trainingen en begintest 2007-2008 (O13) traject...40

Huiswerkoefeningen O9, O11 & O13 groep...42

Bijlage 3: Protocol AFL Agility Test bij Ajax...64

Bijlage 4: Relevante SPSS output...66

Shapira Wilk test...66

(3)

VOORWOORD

Het afstudeeronderzoek wat u nu voor u heeft liggen is ontstaan vanuit mijn passie voor de sport. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van mijn opleiding aan de Academie Lichamelijke Opvoeding (ALO) in Amsterdam. Het uitvoeren van mijn onderzoek heeft plaatsgevonden bij AFC Ajax. Tijdens mijn tijd op de ALO ben ik naast het lesgeven in het onderwijs al vrij snel in aanraking gekomen met het training geven en coachen in de voetbalwereld. In mijn derde jaar van de opleiding ben ik door Klaas Boomars in contact gebracht met Ajax voor een stageplek voor mijn minor Sportcoaching. Hier ben ik Klaas nog steeds heel dankbaar voor. Het heeft veel wegen voor mij geopend en tot op de dag van vandaag ben ik nog steeds actief bij Ajax. Na mijn eerste jaar bij Ajax ben ik na gaan denken hoe ik nog meer van toegevoegde waarde kon zijn binnen Ajax. Vanuit hier ben ik met mijn stagebegeleider bij Ajax, Daphne Koster, in gesprek gegaan over wat de mogelijkheden waren. Ik heb aangegeven dat ik aan de slag wilde om mijn afstudeeronderzoek bij Ajax te doen en samen hebben we besproken wat de grootste meerwaarde, vanuit mijn kennis, voor Ajax zou zijn. Aan de hand van dit gesprek zijn we tot de conclusie gekomen dat ik mij bezig zou gaan houden met het opzetten van de inhoud van de trainingen voor het talententraject, waarbij ik voor mijn

afstudeeronderzoek het onderwerp ‘performance trainingen gericht op agility’ zou onderzoeken. Door het coronavirus is het onderzoek helaas anders gelopen dan vooraf verwacht en gepland. Uiteindelijk heb ik geprobeerd de aanpassingen zo te maken dat de meerwaarde van het onderzoek hoog bleef, maar waarbij ik wel van mening ben dat er zonder de corona beperkingen nog meer uit het onderzoek te halen valt. Hier wil ik de aankomende jaren nog verder mee aan de slag gaan. Het is een onderwerp wat ik interessant vind en graag verder uitzoek.

In het proces van mijn afstudeeronderzoek heb ik veel hulp gehad. Daarom wil ik graag nog een aantal mensen bedanken. Allereerst wil ik Daphne Koster bedanken voor de mooie kansen bij Ajax en het vertrouwen om mij deze verantwoordelijkheid te geven. Daarnaast wil ik ook nog Loïs Schenkel en Chantal de Ridder van Ajax bedanken. Zij hebben mij geholpen tijdens het proces van de metingen en de interventie, maar hebben ook veel meegedacht over alles wat betrekking had op mijn scriptie. Daarbij wil ik ook Mandy de Boer bedanken voor het helpen bij het uitvoeren van de metingen en testen bij Ajax. Als laatste wil ik nog Erik Hein bedanken voor het begeleiden tijdens mijn scriptie. Zeker in de periode van het coronavirus heeft hij mij geholpen in het zoeken naar oplossingen en aanpassingen om alsnog mijn scriptie door te kunnen voeren. Al deze personen hebben mij heel erg geholpen tijdens het proces van mijn afstudeeronderzoek en daar ben ik hun zeer dankbaar voor. Veel leesplezier!

(4)

SAMENVATTING

Dit onderzoek is opgezet omdat AFC Ajax is gestart met een talententraject voor meisjes. Hierbij is het doel om dit talententraject steeds verder uit te breiden. Binnen de trainingen van het talententraject is het de bedoeling om een performance gedeelte op te zetten. Door het coronavirus hebben de

performance trainingen niet bij Ajax kunnen plaatsvinden. Hierdoor is het onderzoek aangepast om te kijken of de performance trainingen ook effect hebben als dit door middel van huiswerkoefeningen gegeven wordt. Het talententraject is nog in de beginfase en de term ‘performance’ is breed. Daarom is er voor dit onderzoek gekozen om te focussen op de agility. Dit is een belangrijk onderdeel van de performance en veelvoorkomend binnen het voetbal.

Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen of de huiswerkoefeningen, aan de hand van het Athletic Skills Model, de agility van de speelsters van het AFC Ajax talententraject verbeterd. Er hebben in totaal 54 speelsters aan het onderzoek deelgenomen. De gemiddelde leeftijd van de speelsters was 10,75 jaar (SD = 1,6).

Bij de interventiegroep is zowel een begin- als eindmeting gedaan. In de periode tussen de begin- en eindmeting (periode van 9 weken) hebben de speelsters video’s gekregen van huiswerkoefeningen. Bij zowel de begin- en eindmeting is gebruik gemaakt van de AFL Agility Test. De beginmeting heeft plaatsgevonden in de blaashal op Sportpark de Toekomst onder neutrale weersomstandigheden. Bij de beginmeting werd de tijd gemeten door SmartGoals. De eindmeting heeft, in verband met COVID-19, bij de speelsters in hun eigen omgeving plaatsgevonden. Hierbij is de tijd gemeten aan de hand van stopwatches.

De uitkomsten van de begin- en eindemeting zijn via Excel verwerkt en via SPSS 25.0 geanalyseerd. De data van de begin- en eindmeting zijn geanalyseerd aan de hand van de Shapira Wilk Test en de afhankelijke t-toets.

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat het gemiddelde verschil tussen de begin- en eindmeting linksom (M = 1,04; SD = 0,44) en het verschil tussen de begin- en eindmeting rechtsom (M = 1,04; SD = 0,44) significant is (p <0,05) bij de 2011-2012 groep. Voor de 2009-2010 groep is het

gemiddelde verschil tussen de begin- en eindmeting linksom (M = 0,78; SD = 0,43) en het verschil tussen de begin- en eindmeting rechtsom (M = 0,74; SD = 0,44) ook significant (p <0,05). Bij de oudste leeftijdsgroep (2007-2008) bleek het gemiddelde verschil tussen de begin- en eindmeting linksom (M = 0,71; SD = 0,33) en het verschil tussen de begin- en eindmeting rechtsom (M = 0,8; SD = 0,42) wederom significant (p <0,05).

(5)

De conclusie uit dit onderzoek is dat er een significant verschil is gevonden bij de agility (links- en rechtsom) van alle drie de leeftijdsgroepen (O9, O11 & O13). De eerste aanbeveling op basis van mijn onderzoeksresultaten is dat het van belang is om bij een vervolgonderzoek te zorgen dat de begin- en eindmeting op dezelfde manier worden afgenomen. Op deze manier kan er een betrouwbare conclusie worden getrokken. De tweede aanbeveling is om de interventie uit te voeren aan de hand van

trainingen in plaats van huiswerkoefeningen. Het significante verschil is in dit onderzoek klein, doordat er in de huiswerkoefeningen met minder variatie geoefend kon worden en dus het leereffect kleiner was. De laatste aanbeveling is om ook gebruik te maken van een controlegroep. Op deze manier kan vergeleken worden of er een verschil is als de interventiegroep training krijgt op basis van het Athletic Skills Model en de controlegroep deze manier van trainen niet krijgt.

INLEIDING

“De lichaamstechniek van veel topsporters is ver onder de maat.”. Dit zijn Frans Bosch zijn woorden in een recent interview met Van Steenbergen (2020) in het NRC. Bosch is specialist in beweging en coördinatie van topsporters. Ook bij grote clubs als FC Barcelona en West Ham United heeft hij gekeken hoe het er bij die clubs aan toe ging. Helaas bleek ook daar dat er te weinig aandacht aan de lichaamstechniek geschonken werd. Als er dan ingezoomd wordt op de Nederlandse voetbalbond, blijkt ook hier nog veel winst te halen. Hierover zegt Bosch het volgende: “Bij de Nederlandse

voetbalbond, de KNVB, hebben ze bijvoorbeeld ooit bedacht dat zonder bal trainen geen zin heeft. Dat is echt nonsens. Voetballers hebben over het algemeen een slechte lichaamsbeheersing. Ik heb klussen gedaan bij clubs in de Premier League, de hoogste Engelse competitie. Als je daar van de twintig twee spelers treft die op niveau bewegen, dan is het veel. Achttien van de twintig hebben een lichaam dat nodig onderhoud verdient.” Dat de lichaamstechniek zo onder de maat is van topsporters is op zijn zachtst gezegd zorgwekkend.

Motoriek

Lichaamstechniek van een sporter bestaat uit de disciplinaire lichaamsbewegingen die de sporter maakt. Hoe complexer de beweging is, hoe duidelijker het is te zien hoe de lichaamstechniek van een sporter is (Savelsbergh & Oudejans, 2005). Het vermogen tot bewegen is de motoriek en dus de lichaamstechniek van een sporter.Veelal komt naar voren dat motoriek (het vermogen tot bewegen) essentieel is om tot succes in de sport te komen (Jess et al., 1998; Moore et al., 1998; Wolstencroft, 2002; Lodeweges & Stoelers, 2007). De motoriek van een sporter ligt aan de basis en zal dus

uiteindelijk bepalend zijn voor de lichaamstechniek van de sporter. Hierbij bestaat de motoriek uit een aantal grondmotorische eigenschappen en vaardigheden. De motorische vaardigheid van een sporter is afhankelijk van de kwaliteit en onderlinge relatie tussen de grondmotorische eigenschappen (Lenoir &

(6)

Vandorpe, 2013). Deze grondmotorische eigenschappen bestaan uit coördinatie, lenigheid,

uithoudingsvermogen, kracht en snelheid (CLUKS) (Runhaar et al., 2010). Hoe efficiënt de uitvoering is tussen de lenigheid, kracht, snelheid en uithoudingsvermogen wordt bepaald door de coördinatie van de sporter. Uiteindelijk staan de grondmotorische eigenschappen in verbinding met elkaar. Het is vrijwel niet mogelijk om een eigenschap geïsoleerd te trainen. Daarom kiest het Athletic Skills Model (ASM) ook niet voor deze grondmotorische eigenschappen (ASM, z.d.). Om deze eigenschappen te trainen kiest het ASM voor de Conditions of Movement (COM). Elke ‘condition’ heeft meerdere elementen van de grondmotorische eigenschappen. Er zijn 5 verschillende COM: agility, flexibility, stability, power en endurance. De COM beïnvloeden elkaar en zorgen uiteindelijk voor een

verbetering in de motoriek van een sporter (Wormhoudt et al., 2012). Volgens Jess et al. (1998) & Moore et al. (1998) is de motoriek dan ook het meest bepalend in het niveau van sportprestaties dat iemand kan halen.

Agility

Als er verder ingezoomd wordt op de COM is de agility, in Nederlandse termen vaak benoemd als wendbaarheid, een cruciale factor bij het voetbal (Mirkov et al., 2010). Vooral als er gekeken wordt naar later succes in het voetbal dan speelt vooral agility een belangrijke rol (Figueiredo et al., 2009). Ook andere onderzoekers hebben bewezen dat agility één van de belangrijkste discriminerende factoren is als er gekeken wordt naar het verschil tussen een amateur voetballer en een professionele voetballer (Molnar et al., 2010a, 2010b; Sermaxhaj &Telai, 2014; Milanović et al., 2013; Idrizovic, 2014; Sermaxhaj et al., 2015).

Observeer maar eens de bewegingen tijdens een wedstrijd van Frenkie de Jong, één van de meest besproken voetballers op dit moment. Randy Sedoc beschrijft in het boek ‘Frenkie’ (2019) mooi de motorische kwaliteiten van De Jong. Doordat De Jong laag zit met zijn knieën en “heel elastisch” is, is hij in staat om makkelijk te wenden en keren (agility). Naast Frenkie de Jong, onderscheiden ook spelers als Lionel Messi en de, inmiddels overleden, voetballegende Johan Cruijff zich in hun motoriek waarbij hun agility erboven uitsteekt.

Maar wat houdt de agility precies in? In de literatuur zijn er veel verschillende opvattingen over wat agility precies inhoudt. Vroeger werd het benoemd als het vermogen om de bewegingsrichting en lichaamspositie zo snel mogelijk te veranderen (Clarke, 1959; Draper & Lancaster, 1985). Oftewel, het wenden en keren van het lichaam. Toch bestaat agility niet alleen uit het wenden en keren van het lichaam. Agility bevat ook verschillende motorische kenmerken zoals coördinatie, snelheid, vermogen en balans (Lalieu & Rietvelt, 2014). Het Athletic Skills Model (ASM) is nog concreter met betrekking tot de kern van agility. In het ASM boek, ‘Athletic Skills Model’, staat beschreven dat agility bestaat uit complexe bewegingsvormen waarin alle elementen van coördinatie een specifieke rol spelen.

(7)

Uiteindelijk bestaat de term agility dus uit behendigheid, handigheid, snelheid, souplesse, techniek, vaardigheid, beweeglijkheid en timing. Hierbij zijn agility onderdelen als snelheid, balans,

reflexbeheersing en kracht vereisten (Plisk, 2002; Sheppard & Young, 2006; Lalieu & Rietvelt, 2014). Agility met betrekking tot voetbal

Zodra bij iemand de agility goed ontwikkelt is, kan deze persoon explosief en efficiënt meerdere complexe bewegingen achter elkaar uitvoeren. Bij een voetballer wordt dan ook een optimale timing van bewegen vereist. Tijdens wedstrijden en trainingen zullen er veel elementen voorkomen zoals het wisselen van richting of het afremmen en vervolgens weer versnellen. Deze bewegingen staan van tevoren niet gepland waardoor de speelster zich elke keer weer moet aanpassen. Voetbal vraagt dus een hoog niveau van agility (Wormhoudt et al., 2012).

In de wedstrijd veranderen spelers gemiddeld iedere 4 tot 6 seconden van richting (Koolwijk, 2013). Hoe sneller een speler kan wenden en keren, hoe hoger het niveau van de speler zal zijn. Het is dan ook van groot belang dat dit bij de jeugd al goed getraind wordt. Dit kan zowel met als zonder bal getraind worden. Uiteindelijk wordt van de totaal gelegde afstanden van een professionele

voetbalspeler tijdens de wedstrijd ‘slechts’ 1,2 tot 2,4% met de bal gelopen (Di Salvo et al, 2007). De momenten van richtingsveranderingen in een wedstrijd zullen dus grotendeels zonder bal plaatsvinden. Hierdoor is belangrijk dat speelsters niet alleen maar met bal trainen op het verbeteren van de agility. Naast de reguliere trainingen kan agility nog beter worden weggezet in de vorm van performance trainingen. Tijdens deze performance trainingen is variatie van groot belang. Wormhoudt et al. (2012) hebben bewezen dat door gevarieerd te trainen, een groter leereffect optreed.

Het is dus belangrijk dat de agility van de speelsters verbeterd wordt. Een hoog niveau van agility zorgt voor een grotere kans op het later succes hebben in het voetbal (Molnar et al., 2010a, 2010b; Milanović et al., 2013; Sermaxhaj & Telai, 2014; Idrizovic, 2014; Sermaxhaj et al., 2015). Om de agility te verbeteren is vooral variatie en het trainen in de sensitieve periodes van belang omdat dit zorgt voor een groter leereffect (Wormhoudt et al., 2012).

Sensitieve periodes

Zoals hierboven benoemd is het aanbieden van variatie binnen de oefeningen van groot belang om de agility te verbeteren, maar naast de variatie is ook het trainen binnen sensitieve periodes van groot belang om de agility te kunnen verbeteren. Binnen het ontwikkelingsmodel van ASM wordt

aangehaald dat sporters in verschillende sensitieve periodes komen. In deze sensitieve periodes zijn de sporters extra gevoelig voor bepaalde ervaringen, zoals voor de COM, en is het belangrijk dat hier extra aandacht aan besteed wordt. Om als voorbeeld te nemen: een 7 á 8 jarige is tijdens deze leeftijd gevoelig voor de agility (Drabnik, 1996). Tijdens deze fases is het van belang om deze vaardigheid

(8)

aan te bieden. In figuur 1 is te zien wanneer en in welke motorische sensitieve periodes de meisje zitten.

In het onderzoek van Sopa & Pomohaci (2016) wordt ook aangetoond dat het trainen in de sensitieve periodes een positief effect heeft en ook voor het onderzoek van Michailidis et al. (2013) geldt dit. Aan de hand van een 12-weeks programma gericht op het trainen van de agility zijn er bij beide onderzoeken zichtbare verbeteringen in de agility te zien. Bij beide onderzoeken ging het hier om spelers die rond de 10 jaar waren. Niet alleen bij 10-jarige is een positief effect te zien aan de hand van het trainen in de sensitieve periodes. Ook bij spelers vanaf 10 jaar is een duidelijke verbetering te zien aan de hand van trainingsprogramma’s gericht op de agility. Thomas et al. (2009) heeft aan de hand van een 8-weeks trainingsprogramma ook een zichtbare verbetering weten aan te tonen in de agility van de spelers. Hierbij waren de spelers tussen de 12 en 13 jaar.

Zoals onder andere in het onderzoek van Sermaxhaj et al. (2015) is aangetoond dat agility van groot belang is voor succes in het voetbal. Daarnaast hebben ook bovengenoemde onderzoeken,

bijvoorbeeld het onderzoek van Sopa & Pomohaci (2016), aangetoond dat agility aan de hand van een trainingsprogramma van meerdere weken verbeterd kan worden in een relatief korte periode (12 weken).

(9)

Gat in onderzoek

Echter zijn de meeste onderzoeken over agility puur gericht op het mannelijke geslacht. Zowel bij voetbal als bij andere sporten. Bij de leeftijd 8 tot en met 12 jaar is er geen onderzoek die zich richt op vrouwelijke voetballers. Daarnaast is er dus ook geen onderzoek te vinden die zich richt op de

combinatie van agility en vrouwelijke voetballers. Toch begint bij de vrouwen het voetbal steeds groter te worden en ook het niveau hoger. Kijk maar naar het Nederlands elftal van de vrouwen. Zij speelden in 2019 nog de WK-finale tegen Amerika. Om bij de vrouwen het niveau in het voetbal nog verder te kunnen ontwikkelen is het belangrijk dat hier dan ook nog meer onderzoek naar gedaan wordt. Op dit moment kan er nog niet gesteld worden of de agility bij vrouwelijke voetballers verbeterd na een trainingsprogramma van meerdere weken. Daarnaast zijn er ook geen onderzoeken gedaan naar het effect van huiswerkoefeningen (door middel van voorbeeldvideo’s) om de agility te verbeteren. Al met al is het dus van groot belang dat hier meer naar gekeken gaat worden om op deze manier het niveau van de speelsters in het voetbal te verhogen.

Aan de hand van bovenstaande probleemsituatie is dan ook de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:

Is er na een periode van 9 weken, door middel van huiswerkoefeningen aan de hand van het Athletic Skills Model (ASM), een verbetering in de agility (zonder bal) van de MO9 (2011-2012), MO11 (2009-2010) en MO13 (2008-2007) van het AFC Ajax talententraject in vergelijking tot de beginmeting?

Hypothese

Er wordt verwacht dat de agility van alle speelsters verbeterd gedurende de interventie en dit uiteindelijk uit de resultaten van de eindmeting naar voren komt. In het onderzoek van Sopa & Pomohaci (2016) wordt er ook door middel van een trainingsprogramma van meerdere weken gewerkt aan de agility van kinderen tussen 10 en 12 jaar. Daarnaast maakt dit onderzoek ook gebruik van de AFL Agility Test om de resultaten te meten. Uit het onderzoek van Sopa & Pomohaci (2016) is aan de hand van de AFL Agility Test naar voren gekomen dat de agility met 1,52 seconden verbeterd werd na het trainingsprogramma van meerdere weken. Hierdoor is de verwachting dat de speelsters van Ajax ook door middel van een trainingsprogramma van meerdere weken, gericht op het verbeteren van de agility, hun agility zullen verbeteren. Daarnaast wordt bij de speelsters van Ajax het

trainingsprogramma gekoppeld aan de sensitieve periodes waar de speelsters op dat moment inzitten en bestaan de performance trainingen uit gevarieerde bewegingssituaties. Wormhoudt et al. (2012) tonen aan dat door te trainen in de sensitieve periodes en gevarieerde bewegingssituaties neer te zetten het leereffect groter is.

(10)

Door de combinatie van het trainingsprogramma van meerdere weken, het trainen in de sensitieve periodes en de gevarieerde bewegingssituaties tijdens de performance trainingen is de verwachting dat de speelsters van Ajax hun agility verbeteren.

METHODE

Deelnemers

In tabel 1 en 2 is de informatie over de speelsters van het Ajax Talententraject verwerkt die hebben deelgenomen aan het onderzoek.

Tabel 1: Aantal geselecteerde speelsters per lichting uit voortraject en talentendag. Geselecteerd uit voortraject Geselecteerd talentendag februari 2020 Totaal N Percentage (%) N Percentage (%) N Percentage (%) 2011-2012 (O9) 14 35.9 2 13.33 16 29.63 2009-2010 (O11) 12 30.77 6 40 18 33.33 2007-2008 (O13) 13 33.33 7 46.67 20 37.04 Totaal (N & percentage (%)) 39 100 15 100 54 100

Tabel 2: Leeftijden per lichting.

Leeftijd

Lichting N Percentage (%) M SD

2011-2012 (O9) 16 29.63 8.81 0.57

2009-2010 (O11) 18 33.33 10.59 0.57

2007-2008 (O13) 20 37.04 12.44 0.6

2007-2012 (O9, O11 & O13) 54 100 10.75 1.6

De speelsters van de 2011-2012 en 2007-2008 groep hebben het hoofdtraject gevolgd van 1 training en 9 weken huiswerkvideo’s bij Ajax. De speelsters van 2009-2010 groep hebben het hoofdtraject gevolgd van 2 trainingen en 9 weken huiswerkvideo’s bij Ajax. De trainingen bij Ajax zijn geleid door Loïs Schenkel, Chantal de Ridder, Mandy de Boer en mij. Loïs Schenkel en Chantal zijn beide oud-speelsters van de Ajax Vrouwen. Loïs was tot en met het seizoen 2018-2019 speelster van de Ajax Vrouwen en heeft de opleiding Academie Lichamelijke Opvoeding (ALO) afgerond. Daarnaast is Loïs sinds seizoen 2015-2016 betrokken bij het talententraject van Ajax. Ook Chantal is tot en met het seizoen 2018-2019 speelster van de Ajax Vrouwen geweest en heeft de opleiding Sport, Management

(11)

& Ondernemen (SM&O) afgerond. Daarnaast is Chantal in het bezit van haar UEFA C & B. Mandy loopt momenteel stage bij de Ajax Coaching Academy en is vanuit daar als stagiaire trainster bij ons aangesloten. Daarnaast is Mandy zelf als speelster actief in de Topklasse, dit is één niveau onder de eredivisie.

Naast de trainingen en huiswerkoefeningen bij Ajax spelen de speelsters allemaal bij een amateurclub. Het grootste gedeelte van de speelsters speelt tussen de jongens (96,3 %) en maar een klein gedeelte speelt tussen de meisjes (3,7 %). Daarnaast spelen de speelsters op verschillende niveaus bij hun amateurclub. In tabel 3 en 4 staan de gegevens van de speelsters hierover verwerkt.

Tabel 3: Verdeling van speelsters die in een jongens- of meisjesteam spelen.

Jongensteam Meisjesteam Lichting N Percentage (%) N Percentage (%) 2011-2012 (O9) 16 100 0 0 2009-2010 (O11) 17 94.44 1 5.56

2007-2008 (O13) 19 95 1 5 Totaal Percentage (%)

Totaal

(N & percentage (%))

52 96.3 2 3.7 54 100

Tabel 4: Niveau van speelsters bij amateurclub (per lichting). 2011-2012 (O9) lichting Niveau N Percentage (%) 3e klasse 2 12.5 2e klasse 2 12.5 1e klasse 2 12.5 Hoofdklasse 10 62.5 Totaal (N) 16 100 2009-2010 (O11) lichting Niveau N Percentage (%) 4e klasse 1 5.56 3e klasse 0 0 2e klasse 2 11.11 1e klasse 5 27.77 Hoofdklasse 10 55.56 Totaal (N) 18 100

(12)

2007-2008 (O13) lichting Niveau N Percentage (%) 2e klasse 1 5 1e klasse 4 20 Hoofdklasse 10 50 3e divisie 4 20 2e divisie 1 5 Totaal (N) 20 100

Tabel 5: Niveau van speelsters bij amateurclub (alle lichtingen). Alle lichtingen Niveau N Percentage (%) 4e klasse 1 1.85 3e klasse 2 3.7 2e klasse 5 9.26 1e klasse 11 20.37 Hoofdklasse 30 55.56 3e divisie 4 7.41 2e divisie 1 1.85 Totaal (N) 54 100

Tot en met de O12 (2008) is het hoogste amateurniveau de hoofdklasse en bij de O13 (2007) is het hoogste amateurniveau divisie 1 (KNVB, 2019). Bij de speelsters van Ajax speelt het grootste gedeelte (N = 35; 64,82 %) hoofdklasse of hoger. Daarnaast speelt 96,3% van de speelsters bij een

jongensteam. Hieruit kan opgemaakt worden dat de speelsters bij hun amateurverenigingen op (het) hoog(ste) niveau spelen en daarmee het niveau van hun voetbalkwaliteiten hoog ligt.

Voor de testen en metingen en het gebruiken van de gegevens hebben alle ouders/verzorgers van de speelsters toestemming gegeven. De ouders/verzorgers hebben allemaal een brief ontvangen en deze ondertekend. Zie bijlage 1 voor de brief.

Interventie

Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen of de huiswerkoefeningen de agility van speelsters van het Ajax talententraject verbeterd.

De eerste week hebben alle speelsters de beginmeting gedaan op sportpark De Toekomst. Alleen de 2009-2010 (O11) groep heeft na de beginmeting nog 1 interventietraining gehad bij Ajax. Tijdens deze training hebben de speelsters 20 minuten performance training gekregen gericht op het

(13)

verbeteren van de agility. De overige trainingstijd van 55 minuten is besteed aan voetbal specifieke oefeningen. Hierna hebben alle interventietrainingen in de eigen omgeving van de speelsters

plaatsgevonden door middel van huiswerkoefeningen. In tabel 6 is een overzicht te zien van de inhoud van de trainingen bij Ajax per lichting.

Tabel 6: Overzicht trainingen bij Ajax per lichting.

Lichting Training 1 inhoud Training 2 inhoud

2011-2012 (O9) Warming-up: Snel voetenwerk Performance: AFL Agility Test Techniek: Passeerbewegingen Duelvorm: 1 tegen 1 2009-2010 (O11) Warming-up: Snel voetenwerk Warming-up: Snel voetenwerk Performance:

AFL Agility Test

Performance:

Evenwichtsvermogen & koppelingsvermogen / kinetisch differentiatievermogen

Techniek:

Passeerbewegingen

Techniek:

Kap- & draaivormen Duelvorm: 1 tegen 1 Duelvorm: 1 tegen 1 2007-2008 (O13) Warming-up: Snel voetenwerk Performance: AFL Agility Test Techniek:

Passeerbewegingen Duelvorm:

1 tegen 1

De rest van de interventie bestond dus uit 9 weken video huiswerkoefeningen van Ajax. Elke 2 weken kregen de speelsters op vrijdag via de e-mail video’s van de huiswerkoefeningen. Deze

(14)

huiswerkoefeningen zijn opgenomen door drie trainers van het talententraject. Vervolgens kregen de speelsters 2 weken de tijd om met de oefeningen aan de slag te gaan en deze oefeningen te herhalen. De speelsters moesten hier zelf mee aan de slag gaan in hun eigen omgeving. Van deze oefeningen maakten de speelsters compilatievideo’s van de door hun uitgevoerde huiswerkoefeningen. De video’s hebben de speelsters opgestuurd naar Ajax en deze video’s zijn in ProSoccerData (PSD) gezet. De video huiswerkoefeningen bestonden uit oefeningen met en zonder bal, waarbij er één deel op techniek (met bal) en één deel op performance (agility) was gericht. In tabel 7 is een overzicht gemaakt van de huiswerkoefeningen.

Tabel 7: Indeling huiswerkoefeningen.

Deel 1: Techniek Deel 2: Performance

Week 1 & 2 Snel voetenwerk en dribbelvormen Oog-handcoördinatie

Week 3 & 4 Passeren Evenwichtsvormen en ritmische vormen Week 5 & 6 Freestyle Parcours (met en zonder bal)

Week 7 & 8 Kappen en draaien Sprintvormen

Week 9 AFL Agility Test

-De uitgebreide uitwerking van de metingen en interventie staan uitgewerkt in bijlage 2 en 3.

Procedure

Tijdens het onderzoek zijn er, door middel van een experimenteel onderzoek, kwantitatieve gegevens verzameld. De procedure is uitgevoerd aan de hand van een begin- en eindmeting van de AFL Agility Test. Door middel van deze test wordt er meer informatie verkregen over de agility van de speelsters. Het onderzoek is gestart op woensdag 4 maart 2020 met de beginmeting van de 2011-2012 (O9) en de 2009-2010 (O11) groep. Op woensdag 11 maart is de 2007-2008 (O13) gestart met de beginmeting en heeft de 2007-2008 (O13) groep hun eerste training gehad. Hierna heeft de interventie 9 weken geduurd. De interventie bestond uit huiswerkoefeningen die door de trainers op video zijn gezet. Elke twee weken kregen de speelsters nieuwe huiswerkoefeningen met als afsluiting de eindmeting. Tussen 16 en 20 mei 2020 hebben vervolgens de eindmetingen plaatsgevonden.

De AFL Agility Test bij de beginmeting is uitgezet met gebruik van een meetlint, tape en slalompalen. Op de plekken van de slalompalen en begin- en eindpoort zijn stukken tape geplakt. Hierdoor kon de slalompaal of poort goed terug worden gezet als deze verschoof van zijn plek. Voor de test is er in de kleedkamer aan de hand van een coachbord uitgelegd hoe de test uitgevoerd moest worden. Alle speelsters hebben hierna een warming-up van 10 minuten met bal gedaan. Vervolgens is de test in groepen van vier speelsters afgenomen. Bij elke groep werd de test van tevoren nog een keer

(15)

doorlopen om te zorgen dat de speelsters wisten welke richting zij moesten rennen en hier dus geen fouten konden ontstaan. Bij de beginmeting is de test zowel links als rechtsom uitgevoerd. Hierbij is de test bij elke kant twee keer uitgevoerd met een rustperiode van twee minuten tussen de tests. In de resultaten van het onderzoek is het beste resultaat van zowel links- als rechtsom gebruikt.

Bij de eindmeting met de AFL Agility Test hebben de speelsters door het COVID-19 virus in hun eigen omgeving de test uitgevoerd. Van tevoren hebben de speelsters een video binnengekregen waarin er uitgelegd werd hoe de test uitgezet moest worden met een voorbeeld erbij. Dit is in

combinatie met een protocol (zie bijlage 2) voor de AFL Agility Test gestuurd naar de speelsters. Alle speelsters hebben de test uitgezet met een meetlint, tape en pionnen. Op de plekken van de pionnen en poorten hebben de speelsters tape geplakt. Hierdoor konden de pionnen en poorten weer op de juiste plek gezet worden als deze zouden verschuiven. Na het uitzetten van de AFL Agility Test hebben de speelsters een video gekregen waarin uitgelegd werd hoe de test vervolgens uitgevoerd moest worden met een voorbeeld erbij. In het protocol stond ook uitgelegd hoe de test uitgevoerd moest worden. Hierbij stond beschreven, en ook in een video een voorbeeld gegeven, dat de speelsters voor het uitvoeren een warming-up moesten doen. Na het volgen van het protocol en bekijken van de

voorbeeldvideo’s hebben de speelsters de eindmeting zowel links- als rechtsom twee keer uitgevoerd. Tussen deze metingen hebben de speelsters een rustperiode van twee minuten gehouden. Van het uitvoeren van de warming-up en de test hebben alle speelsters een video gemaakt en opgestuurd naar Ajax. In de resultaten van het onderzoek is het beste resultaat van zowel links- als rechtsom gebruikt. In bijlage 3 staat het protocol van de AFL Agility Test uitgewerkt die bij Ajax is afgenomen en in bijlage 2 staat de inhoud van de interventie huiswerkoefeningen uitgewerkt en het protocol voor de AFL Agility Test om thuis uit te kunnen voeren.

Meetinstrumenten

Protocol

Voor dit onderzoek is gekozen voor de AFL Agility Test in combinatie met de SmartGoals als meetinstrument om de agility te meten. Bij de AFL Agility Test wordt binnendoor en buitenom vijf slalompalen gerend. In totaal wordt er een afstand van ongeveer 40 meter afgelegd, waarbij de richtingsveranderingen allemaal groter zijn dan 90○ (Pyne et al., 2005; Young et al., 2011; Sopa &

Pomohaci, 2016). Hierbij is er gekozen om de tijd te meten door middel van SmartGoals, omdat deze zorgen voor een precisie van 0,01 in de uitslagen en dit zorgt voor een hoge betrouwbaarheid (Heger, de Graaf, & Gerritsen, 2011). Bij de AFL Agility Test start de meting zodra de speelster met één voet door de startpoort van de SmartGoal rent. De tijd stopt vervolgens weer zodra de speelster met één voet door de finishpoort rent. De test wordt zowel links- als rechtsom twee keer afgenomen. Tussen de afnames van de AFL Agility test zit een rustperiode van twee minuten. Bij de meting wordt de eerste twee keer via linksom gemeten en de laatste twee pogingen via rechtsom gemeten. Van zowel links-

(16)

als rechtsom wordt de snelste tijd meegenomen in de resultaten van het onderzoek. Het uitgebreide protocol voor de AFL Agility Test is te vinden in bijlage 2 & 3.

Validiteit

De keuze voor de AFL Agility Test is mede voortgekomen uit het feit dat binnen de Ajax

jeugdopleiding (bij de jongens) deze test al gebruikt wordt om de agility te meten. Door bij alle teams dezelfde testen te gebruiken kunnen de gegevens vergeleken worden. Hierdoor kunnen er (op de lange termijn) betere conclusies getrokken worden over de uitkomsten van de test. De resultaten van de jongens en de meisjes kunnen dan vergeleken worden en/of de relatie tussen de leeftijd en resultaten. Zo bied de test een grotere meerwaarde voor de club. De AFL Agility Test is ontwikkelt door de Australian Football League (AFL). Bij deze test wordt binnendoor en buitenom 5 slalompalen gerend. In totaal wordt er een afstand van ongeveer 40 meter afgelegd, waarbij de richtingsveranderingen allemaal groter zijn dan 90○ (Pyne et al., 2005; Young et al., 2011; Sopa & Pomohaci, 2016). Naast

Ajax wordt de test ook op grote schaal gebruikt bij de AFL om de spelers te beoordelen op hun vermogen om van richting te veranderen (agility) en hiermee talent te identificeren (Pyne et al., 2005). Hierbij wordt de validiteit niet beschreven, maar de AFL is de hoogste professionele competitie in het Australian Football. Door de jaren heen is de AFL steeds sneller geworden, mede door het

uitgebreider identificeren van talent aan de hand van onder andere de AFL Agility Test (Dawson et al., 2004). Zoals in de inleiding al beschreven zijn de vereiste hoofdonderdelen bij agility: snelheid, balans, reflexbeheersing en kracht (Plisk, 2002; Sheppard & Young, 2006; Lalieu & Rietvelt, 2014). Door de richtingsveranderingen en de afgelegde afstanden bij de AFL Agility Test komen al deze onderdelen terug in de test. Hiermee kan gesteld worden dat de AFL Agility Test alle hoofdonderdelen van de agility meet en dus het meetinstrument valide is. Aan de hand van deze test zal de hoofdvraag op een correcte wijze beantwoord kunnen worden.

Betrouwbaarheid

De betrouwbaarheid van het onderzoek hangt van meerdere factoren af. Bij de beginmeting is er hoge mate van betrouwbaarheid behaald door het gebruik van de SmartGoals en de uitvoering van de test in de Adidas hal van Ajax.

Bij de beginmeting werd de tijd dus gemeten door middel van de SmartGoals. Deze SmartGoals bestaan uit SmartFrames, SmartLights en een SmartRemote. Met de SmartFrames kunnen de SmartLights makkelijk bevestigt worden. De SmartLights zijn het brein van de SmartGoals en laten zien waar de speelster naartoe moet rennen. Om de SmartGoals te kunnen besturen is er een

SmartRemote nodig. Hiermee kunnen onder andere de SmartLights aan- en uitgezet worden of een andere kleur krijgen. Door de SmartGoals te verbinden met de SmartGoals app kunnen de resultaten automatisch opgeslagen worden. Zodra de speelster door de startpoort rent start de stopwatch automatisch op de SmartGoals app. Als de speelster vervolgens door de finishpoort rent stopt de tijd

(17)

ook automatisch op de SmartGoals app. Hierna kan de tijd opgeslagen worden onder de naam van de speelster. De tijden wordt door de SmartGoals app in seconden weergegeven met twee decimalen. Het systeem meet de tijd met 0,01 precisie. Door deze precisie hebben de resultaten van de beginmeting een hoge betrouwbaarheid (Heger, de Graaf, & Gerritsen, 2011).

Naast de SmartGoals zorgt ook het uitvoeren van de beginmeting in de Adidas hal van Ajax voor een hoge mate van betrouwbaarheid. Deze blaashal is een bescherming tegen de veranderende

weersomstandigheden van buitenaf. Door de overkoepeling kan er het hele jaar door in dezelfde weersomstandigheid getraind worden. Dit zorgt ervoor dat wind, regen, sneeuw etc. niet van invloed zijn op de uitslagen van de meting (Poly-Ned, z.d.). Zodra het tijdens de beginmeting regent dan wordt de ondergrond gladder en zal dit invloed hebben op uit de uitkomst van de AFL Agility Test. Als vervolgens tijdens een andere meting het niet regent, kunnen de metingen niet goed met elkaar vergeleken worden omdat de weersomstandigheden niet hetzelfde waren. Doordat in de blaashal de weersomstandigheden hetzelfde blijven voeren alle speelsters onder dezelfde omstandigheden de beginmeting uit.

De combinatie van de SmartGoals en de Adidas hal zorgen ervoor dat de beginmeting bij de AFL Agility Test een hoge betrouwbaarheid hebben. Door deze twee factoren zou het niet uitmaken wie de onderzoeker van de test is. De uitslagen zullen op hetzelfde neerkomen en de omstandigheden zullen niet veranderen. Daarom is de betrouwbaarheid bij de beginmeting hoog (Zwieten & Willems, 2004). COVID-19 & betrouwbaarheid

In eerste instantie zouden de speelsters van Ajax via dezelfde manier als de beginmeting, de eindmeting doen bij Ajax in de Adidas hal. Door het coronavirus kon deze meting niet meer

plaatsvinden bij Ajax. Hierdoor was het niet mogelijk om op precies dezelfde manier de eindmeting te doen. De betrouwbaarheid waarborgen bij de eindmeting was door het coronavirus dus lastiger. Door alle factoren die de betrouwbaarheid in twijfel konden trekken zoveel mogelijk uit te sluiten is er alles aan gedaan om de betrouwbaarheid toch nog zo hoog mogelijk te houden. De factoren waarmee rekening is gehouden en die gebruikt zijn om de betrouwbaarheid zo hoog mogelijk te krijgen zijn: ondergrond, schoeisel, weersomstandigheden, voorbeeldvideo’s, meetinstrument, uitgebreid protocol en kwaliteit uitvoering.

Allereerst is gekeken naar wat er nodig was om de eindmeting zoveel mogelijk te gelijk te houden met de beginmeting. De beginmeting is op kunstgras uitgevoerd, waarbij alle speelsters een voetbaltenue en voetbalschoenen met noppen droegen. In het protocol voor de eindmeting is verwerkt dat de speelsters de test op kunstgras moesten uitvoeren in hun voetbaltenue met voetbalschoenen aan. Hierna is er gekeken naar de weersomstandigheden. In de blaashal zijn de weersomstandigheden neutraal en hebben wind, regen of sneeuw geen invloed op de test. De speelsters moesten de eindmeting daarom uitvoeren op de dagen dat er geen sneeuw, regen, storm etc. was. In de periode

(18)

waarin de eindmeting plaatsvond (16 tot en met 20 mei 2020) is er gekeken naar hoe het weer was. Tussen 16 en 20 mei was de gemiddelde temperatuur 14,02 °C en de gemiddelde windkracht 3,9 m/sec (13,96 km/u), waarbij er 0,00 mm neerslag is gevallen (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), 2020). Als er gekeken wordt naar de Windschaal van Beaufort gepresenteerd door het KNMI is er te zien dat op basis van de gemiddelde windkracht op de schaal van 0 tot 10, op kracht 3 zit. Dit valt onder matige wind en wordt omschreven als het opwaaien van stof (KNMI, 2020). Hierdoor is de wind dus ook niet van grote invloed geweest op de eindmeting. In de blaashal van Ajax wordt de temperatuur tussen de 10 en 13 °C gehouden. Hierdoor is het verschil in temperatuur tussen de begin- en eindmeting ook minimaal. Al met al, zijn de weersomstandigheden zoveel mogelijk gelijk aan elkaar gebleven tijdens de begin- en eindmeting tot zover dat mogelijk was. Om te zorgen dat de test door alle speelsters hetzelfde neergezet en uitgevoerd werd, net zoals bij de beginmeting, is er een uitgebreid protocol opgesteld met de daar bijbehorende voorbeeldvideo’s. Voor het uitzetten van de AFL Agility Test hebben de speelsters net zoals bij de beginmeting gebruik gemaakt van een meetlint, tape en pionnen. Voor het uitzetten van de test kregen de speelsters een voorbeeldvideo van hoe de test uitgezet moest worden en was dit ook stap voor stap uitgelegd in het protocol. Voor het uitvoeren van de warming-up en het uitvoeren van de test waren ook voorbeeldvideo’s met als ondersteuning een stappenplan in het protocol gemaakt. Al deze stappen moesten de speelsters zelf ook vast laten leggen door hun ouders/verzorgers op camera en naar Ajax toesturen. Hierdoor kon er bij Ajax gekeken worden of alles op correcte wijze was uitgevoerd. Doordat de test niet bij Ajax uitgevoerd kon worden, konden de speelsters niet gebruik maken van de SmartGoals om de scores vast te leggen. Het meetinstrument bij de eindmeting was daarom de stopwatch in plaats van de SmartGoals. Hierdoor waren de ouders/verzorgers verantwoordelijk voor het timen van de eindmeting. Dit zorgt ervoor dat alle ouders/verzorgers het moment van starten en stoppen bepalen. Hierdoor veranderde het feit dat er vanuit één onderzoeker gemeten werd en daardoor de tijden van de speelsters een grote variatie hadden. Om dit te voorkomen is er middels de ingezonden video’s van de eindmetingen door één onderzoeker bij Ajax opnieuw elke meting getimed, om op deze manier de betrouwbaarheid te vergroten. Eén speelster in de 2011-2012 (O9) heeft wel gebruik gemaakt van SmartGoals als meetinstrument voor de eindmeting. Hierdoor kon er goed gekeken worden naar de vooruitgang van deze speelster en dit in vergelijking tot de andere behaalde scores. De verbetering bij deze speelster tussen de begin- en eindmeting was linksom 1,52 seconden en rechtsom 1,64 seconden. Door deze scores te vergelijken met de uiteindelijk gemiddelde verbetering binnen de 2011-2012 (O9) groep linksom (M = 1,0; SD = 0,39) en rechtsom (M = 1,04; SD = 0,44) valt er te zeggen dat de scores zonder SmartGoals dichtbij de scores van de speelster met SmartGoals liggen. Hieruit is op te maken dat de eindmeting met stopwatch zo betrouwbaar mogelijk is gemaakt. Dit valt nog verder te

ondersteunen door het onderzoek van Sopa & Pomohaci (2016). Uit dit onderzoek werd na een trainingsprogramma van meerdere weken, met de AFL Agility Test als begin- en eindmeting, een

(19)

verbetering gevonden van 1,52 seconden. Ook deze scores komen overeen met de scores uit dit onderzoek.

Al met al, zijn alle factoren zo betrouwbaar mogelijk gemaakt om de begin- en eindmeting goed met elkaar te kunnen vergelijken.

In bijlage 2 en 3 zijn de protocollen van de begin- en eindmeting te vinden. In bijlage 2 staat het protocol van de AFL Agility Test die voor de eindmeting gebruikt is. In bijlage 3 staat het protocol van de AFL Agility Test die bij de beginmeting is gebruikt.

Dataverzameling en statische analyse

De dataverzameling voor alle metingen is gedaan via de mobiele telefoon. De data is in de SmartGoals app binnen gekomen. Deze app kon vervolgens de gegevens weer doorzetten naar de laptop op Excel. Vanuit Excel is de data doorgevoerd naar SPSS. Voor de analyses in SPSS is versie 25.0 gebruikt. De data is in de SmartGoals app binnen gekomen. Deze app is gekoppeld aan mijn laptop, dus daar krijg ik uiteindelijk alle data op binnen. Dit heb ik vervolgens verwerkt op Excel. Via Excel heb ik het vervolgens in SPSS kunnen zetten.

Allereerst is er gekeken, door middel van de Shapira Wilk test of de data normaal verdeeld waren. Na het uitvoeren van de Shapira Wilk test is de afhankelijke t-toets gebruikt om de hoofdvraag te

beantwoorden.

De afhankelijke t-toets werd gebruikt om de gemiddelde scores per groep tussen de begin- en eindmeting met elkaar te vergelijken. Dit was om te kijken of de speelsters verbeterd waren in hun score ten opzichte van de beginmeting. De scores van de begin- en eindmeting zijn hierbij dus afhankelijk van elkaar.

Om te kijken hoe uitzonderlijk en betrouwbaar de resultaten waren werd de waarde berekent. De p-waarde werd dus gebruikt om de hypothese te toetsen. Voor het significantie niveau is de p-p-waarde 0,05. Dit betekent dat bij een significantieniveau van p<0,05 werd de nulhypothese verworden en de onderzoekshypothese aangenomen. Zie tabel 8 voor de nulhypothese en de onderzoekshypothese.

Tabel 8: Beschrijving nulhypothese en onderzoekshypothese.

Nulhypothese (H0) Onderzoekshypothese (H1)

De agility van de speelsters verbeterd niet na een periode van 9 weken.

De agility van de speelsters is verbeterd na een periode van 9 weken.

(20)

RESULTATEN

De relevante SPSS-output resultaten zijn in bijlage 4 toegevoegd.

In de 2011-2012 groep (n=16) is bij 100% (n=16) de beginmeting gedaan en bij 100% (n=16) de eindmeting. Ook in de 2009-2010 groep (n=18) en in de 2007-2008 groep (n=20) is bij 100%

(2009-2010 (N=18) & 2007-2008 (N=20)) de beginmeting gedaan en bij 100% (2009-2010 (N=18) & 2007-2008 (N=20)) de eindmeting. Er zijn geen missende waarden bij de groepen. Op basis van deze gegevens is de gemiddelde (mogelijke) verbetering bij de drie leeftijdsgroepen bepaald.

De Shapira Wilk test is gebruikt om de scores op normaliteit te bepalen.

Bij de 2011-2012 groep zijn de beginmeting linksom (p = 0,368), eindmeting linksom (p = 0,119) en eindmeting rechtsom (p = 0,908) normaal verdeeld. Uit de beginmeting rechtsom kwam een

significantie van p = 0,015. Deze data is niet normaal verdeeld.

Bij de 2009-2010 groep zijn de beginmeting linksom (p = 0,944), beginmeting rechtsom (p = 0,541) en eindmeting rechtsom (p = 0,123) normaal verdeeld. Uit de eindmeting linksom kwam een significantie van p = 0,041. Deze data is niet normaal verdeeld.

Bij de 2007-2008 groep zijn de beginmeting linksom (p = 0,060), eindmeting linksom (p = 0,321), beginmeting rechtsom (p = 0,366) en eindmeting rechtsom (p = 0,376) allemaal normaal verdeeld. Doordat meer dan de helft van de data normaal verdeeld waren en er vergeleken moest worden tussen de begin- en eindmeting per groep, is er gebruik gemaakt van de afhankelijke t-toets om de

hoofdvraag te beantwoorden.

De afhankelijke t-toets is gebruikt om de begin- en eindmeting zowel links- als rechtsom per leeftijdsgroep met elkaar te vergelijken.

Bij de 2011-2012 (O9) groep was het verschil in de gemiddelde tijden (in sec.) voor de beginmeting linksom (M = 9,45; SD = 0,43) en de eindmeting linksom (M = 8,45; SD = 0,53) significant (t(15) = 10,24; p < 0,05). Ook het verschil in gemiddelde tijden (in sec.) bij de beginmeting rechtsom (M = 9,52; SD = 0,56) en de eindmeting rechtsom (M = 8,49; SD = 0,51) was significant (t(15) = 9,48; p <0,05). Hierbij was het gemiddelde verschil tussen de begin- eindmeting linksom M = 1,0 (SD = 0,39) en het verschil tussen de begin- en eindmeting rechtsom M = 1,04 (SD = 0,44). Zie tabel 5.

(21)

Tabel 5. Gegevens van de afhankelijke t-toets met betrekking tot de begin- en eindmeting bij de AFL

Agility Test van de 2011-2012 (O9) groep.

AFL Agility Test Beginmeting linksom Tijd (sec.) Eindmeting linksom Tijd (sec.) 2011-2012 (O9) groep: gemiddelde (SD) 9,45 (0,43) 8,45 (0,53) Beginmeting rechtsom Tijd (sec.) Eindmeting rechtsom Tijd (sec.) 2011-2012 (O9) groep: gemiddelde (SD) 9,52 (0,56) 8,49 (0,51) Verschil begin- en eindmeting linksom Tijd (sec.) Verschil begin- en eindmeting rechtsom Tijd (sec.) p-waarde 2011-2012 (O9) groep: gemiddelde (SD) 1,0 (0,39) 1,04 (0,44) <0,05

AFL Agility Test linksom AFL Agility Test rechtsom 7.8 8 8.2 8.4 8.6 8.8 9 9.2 9.4 9.6 9.8 9.45 9.52 8.45 8.49

Gemiddelde scores AFL Agility Test

Beginmeting Eindmeting Ti jd in s ec .

Figuur 3. Gemiddelde scores begin- en eindmeting AFL Agility Test bij de 2011-2012 (O9) groep.

Bij de 2009-2010 (O11) groep was het verschil in de gemiddelde tijden (in sec.) voor de beginmeting linksom (M = 9,08; SD = 0,34) en de eindmeting linksom (M = 8,30; SD = 0,39) significant (t(17) = 7,68; p < 0,05). Ook het verschil in gemiddelde tijden (in sec.) bij de beginmeting rechtsom (M = 9,06;

(22)

SD = 0,45) en de eindmeting rechtsom (M = 8,31; SD = 0,43) was significant (t(17) = 7,22; p < 0,05). Hierbij was het gemiddelde verschil tussen de begin- eindmeting linksom M = 0,78 (SD = 0,43) en het verschil tussen de begin- en eindmeting rechtsom M = 0,74 (SD = 0,44). Zie tabel 6.

Tabel 6. Gegevens van de afhankelijke t-toets met betrekking tot de begin- en eindmeting bij de AFL

Agility Test van de 2009-2010 (O11) groep.

AFL Agility Test Beginmeting linksom Tijd (sec.) Eindmeting linksom Tijd (sec.) 2009-2010 (O11) groep: gemiddelde (SD) 9,08 (0,34) 8,30 (0,39) Beginmeting rechtsom Tijd (sec.) Eindmeting rechtsom Tijd (sec.) 2009-2010 (O11) groep: gemiddelde (SD) 9,06 (0,45) 8,31 (0,43) Verschil begin- en eindmeting linksom Tijd (sec.) Verschil begin- en eindmeting rechtsom Tijd (sec.) p-waarde 2009-2010 (O11) groep: gemiddelde (SD) 0,78 (0,43) 0,74 (0,44) <0,05

AFL Agility Test linksom AFL Agility Test rechtsom 7.8 8 8.2 8.4 8.6 8.8 9 9.2 9.08 9.06 8.3 8.31

Gemiddelde scores AFL Agility Test

Beginmeting Eindmeting Ti jd in s ec .

(23)

Bij de 2007-2008 (O13) groep was het verschil in de gemiddelde tijden (in sec.) voor de beginmeting linksom (M = 8,78; SD = 0,23) en de eindmeting linksom (M = 8,01; SD = 0,38) significant (t(19) = 9,57; p < 0,05). Ook het verschil in gemiddelde tijden (in sec.) bij de beginmeting rechtsom (M = 8,88; SD = 0,26) en de eindmeting rechtsom (M = 8,08; SD = 0,42) was significant (t(19) = 8,45; p < 0,05). Hierbij was het gemiddelde verschil tussen de begin- eindmeting linksom M = 0,71 (SD = 0,33) en het verschil tussen de begin- en eindmeting rechtsom M = 0,8 (SD = 0,42). Zie tabel 7.

Tabel 7. Gegevens van de afhankelijke t-toets met betrekking tot de begin- en eindmeting bij de AFL

Agility Test van de 2007-2008 (O13) groep.

AFL Agility Test Beginmeting linksom Tijd (sec.) Eindmeting linksom Tijd (sec.) 2007-2008 (O13) groep: gemiddelde (SD) 8,78 (0,23) 8,01 (0,38) Beginmeting rechtsom Tijd (sec.) Eindmeting rechtsom Tijd (sec.) 2007-2008 (O13) groep: gemiddelde (SD) 8,88 (0,26) 8,08 (0,42) Verschil begin- en eindmeting linksom Tijd (sec.) Verschil begin- en eindmeting rechtsom Tijd (sec.) p-waarde 2007-2008 (O13) groep: gemiddelde (SD) 0,71 (0,33) 0,8 (0,42) <0,05

(24)

AFL Agility Test linksom AFL Agility Test rechtsom 7.8 8 8.2 8.4 8.6 8.8 9 9.2 9.08 9.06 8.3 8.31

Gemiddelde scores AFL Agility Test

Beginmeting Eindmeting Ti jd in s ec .

Figuur 3. Gemiddelde scores begin- en eindmeting AFL Agility Test bij de 2007-2008 (O13) groep.

DISCUSSIE

Het doel van dit onderzoek was om te achterhalen of huiswerkoefeningen aan de hand van het Athletic Skills Model de agility van speelsters van het Ajax talententraject verbeterde. Deze speelsters waren verdeeld over drie leeftijdsgroepen: 2011-2012 (O9), 2009-2010 (O11) en de 2007-2008 (O13) groep. Per groep is er apart gekeken of er een verbetering heeft plaatsgevonden in scores tussen de begin- en eindmeting. Uit de resultaten is gebleken dat er bij zowel de O9, O11 en O13 groep een significant verschil was in de agility tussen de begin- en eindmeting van zowel links- als rechtsom.

Vergelijking met andere onderzoeken

Dit resultaat komt overeen met de voorgestelde onderzoekshypothese, waarbij er dus een significant verschil in agility werd verwacht bij de speelsters van Ajax. Deze hypothese is onderbouwd vanuit de literatuur. Uit eerder gedaan onderzoek van Sopa & Pomohaci (2016) kwam namelijk ook naar voren dat de agility aan de hand van een trainingsprogramma van meerdere weken significant verbeterde. Bij dit onderzoek werd ook de AFL Agility Test gebruikt om de metingen uit te voeren. De doelgroep van dit onderzoek was gemiddeld 10 jaar. Uit ander onderzoek van Thomas et al. (2009) werd er gekeken naar 12 en 13 jarige voetballers. Hier werd ook aan de hand van een trainingsprogramma van

meerdere weken de agility significant verbeterd. Toch is de kanttekening bij dit onderzoek dat dit om het mannelijke geslacht gaat. Dit zorgt ervoor dat het moeilijk te vergelijken omdat het mannelijke

(25)

geslacht een andere groei doormaakt dan het vrouwelijke geslacht en dit dus ook van invloed is op de uitkomst van het onderzoek.

De kanttekening van het onderzoek van Thomas et al. (2009) is gelijk ook de kanttekening voor alle vergelijkingen met andere onderzoeken. Er zijn geen onderzoeken die zich richten op vrouwelijke voetbalsters tussen de leeftijd 7 en 12 jaar, maar ook geen onderzoeken die zich richten op het effect van huiswerkoefeningen meegeven. Hierdoor is het nog lastig om te onderbouwen of het trainen van de agility middels huiswerkoefeningen ook een eerder bewezen effect heeft. Dit zorgt er wel voor dat de essentie van dit onderzoek groot is en het zeer nuttige informatie oplevert.

Toch is er één onderzoek die wel degelijk onderbouwd dat het trainen van agility voor verbetering zorgt. Dit is het onderzoek van Wormhoudt et al. (2012). Deze onderzoekers hebben het Athletic Skills Model ontwikkelt en hierbij bewezen dat vooral het trainen in de sensitieve periodes en variatie in de aangeboden oefeningen zorgt voor een groter en sneller leereffect. Daarnaast is er hier gekeken naar zowel de jongens als de meisjes en de verschillende leeftijden. Hierdoor valt aan te tonen dat het trainen in de sensitieve periodes, zoals agility, voor een groter leereffect zorgt en dus aan de hand van oefeningen dit verbeterd kan worden. Daarom is er voor de uitwerking van de oefeningen gekozen om het Athletic Skills Model te gebruiken.

Kanttekeningen methode

Het onderzoek is aangepast vanwege het coronavirus. Er moesten hierdoor andere keuzes gemaakt worden in het interventieprogramma en de eindmeting. Het interventieprogramma is hierdoor thuis uitgevoerd en aangepast omdat er geen optie meer was om bij Ajax aan de slag te gaan. Dit heeft ervoor gezorgd dat er minder variatie in de huiswerkoefeningen aangeboden kon worden en dus ook het leereffect minder groot is (Wormhoudt et al., 2012). Dit is terug te zien in de resultaten uit dit onderzoek in vergelijking met het onderzoek van Sopa & Pomohaci (2016).

Naast het verschil in interventieprogramma was vooral het grootste en belangrijkste verschil de eindmeting. Doordat de speelsters thuis zelf de eindmeting moesten uitzetten, uitvoeren en timen veranderde de betrouwbaarheid in grote mate. De meting kon niet meer uitgevoerd worden onder de neutrale omstandigheden in de Adidas hal bij Ajax en er kon ook geen gebruik worden gemaakt van de SmartGoals. Om de betrouwbaarheid toch weer zo hoog mogelijk te krijgen is er gebruik gemaakt van voorbeeldvideo’s en een uitgebreid protocol. Dit met als doel om de eindmeting, zo goed als dat kon, waterdicht te maken. Hierbij was het grootste obstakel dat er door middel van een stopwatch gemeten moest worden. Dit obstakel is zoveel mogelijk getackeld door één persoon bij Ajax alles nog een keer te laten nameten om vanuit één iemand de resultaten te krijgen. Daarnaast is er gekeken naar een andere speelster uit de 2011-2012 (O9) groep die de eindmeting wel met SmartGoals heeft weten uit te voeren. Bij deze speelster was de verbetering linksom 1,52 seconden en rechtsom 1,64 seconden. Hierna is gekeken naar de gemiddelde verbetering binnen de 2011-2012 (O9) groep bij de meting

(26)

linksom (M = 1,0; SD = 0,39) en rechtsom (M = 1,04; SD = 0,44). Hierdoor was er te zien dat deze gemiddeldes (waarbij de standaarddeviatie in acht wordt genomen) niet ver uit elkaar lagen en dus de metingen niet ver uit elkaar lagen.

Ook de validiteit van de eindmeting werd door middel van het coronavirus minder hoog. Doordat de speelsters zelf met meetlint, tape en pionnen aan de slag moesten kunnen er andere afstanden zijn afgelegd bij de AFL Agility Test dan hoe dat in het protocol beschreven is. Als dit het geval is dan zorgt dat ervoor dat de agility niet meer op dezelfde manier gemeten wordt, er andere resultaten uit komen en dus de resultaten niet betrouwbaar zijn. Doordat speelsters video’s hebben gestuurd van het uitzetten en uitvoeren voor de eindmeting is er geprobeerd om de validiteit en betrouwbaarheid zo hoog mogelijk te houden. Dit betekent niet dat dit dan ook tot in de precisie goed gegaan is bij alle speelsters, omdat dit niet tijdens de eindtest door de onderzoekers op de plek zelf gecontroleerd kon worden.

Een andere factor die van invloed op de resultaten heeft kunnen zijn is de grootte van de

interventiegroepen. Hierbij geldt dat hoe kleiner de groep van de steekproef is, hoe groter de kans op toevalligheden is (Moore & McCable, 2004). In totaal deden er 54 deelnemers mee, maar daarbij werden deze deelnemers in drie leeftijdsgroepen opgesplitst. Hierdoor ontstond er een O9 (N = 16), O11 (N = 18) en O13 (N = 20) groep. Waarbij de kans dan groter is dat de resultaten

onbetrouwbaarder zijn omdat de onderzoeksgroepen klein zijn. In dit onderzoek is het grootste gedeelte van de resultaten wel normaal verdeeld, op de beginmeting rechtsom en de eindmeting linksom na. Om te zorgen dat in een vervolgonderzoek alle resultaten normaal verdeeld zijn is aan te raden om de onderzoeksgroep per leeftijd groter te maken. Hierdoor wordt de kans op een niet normale verdeling kleiner en dus de resultaten betrouwbaarder.

Aanbeveling beroepspraktijk en vervolgonderzoek

Met bovengenoemde kritische punten met betrekking tot het onderzoek kan er een aanbeveling voor zowel de beroepspraktijk als voor een vervolgonderzoek gemaakt worden. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er een significant verschil is tussen de begin- en eindmeting en dus de

onderzoekshypothese aangenomen kan worden. Toch zijn de resultaten niet geheel betrouwbaar door het ontstaan van het coronavirus. Het coronavirus heeft ervoor gezorgd dat zowel de interventie als de eindmeting aangepast moesten worden en er niet met een controlegroep gewerkt kon worden. Om voor een vervolgonderzoek de betrouwbaarheid hoger te krijgen is het van belang dat de begin- en eindmeting op dezelfde manier en in dezelfde omstandigheden uitgevoerd worden (Zwieten & Willems, 2004). Hierdoor kan er een betrouwbaardere conclusie uit de resultaten getrokken worden, waardoor er op de langere termijn meer mee gedaan kan worden. Voor de interventie was het de bedoeling om deze bij Ajax uit te voeren. Het verschil tussen huiswerkoefeningen of trainingen bij Ajax is dat speelsters bij Ajax gevarieerder kunnen trainen en er ook een hogere mate van feedback

(27)

aanwezig is. De speelsters kunnen onder andere in duels komen en er is meer materiaal en ruimte beschikbaar om variatie aan te bieden. Vanuit het onderzoek van Wormhoudt et al. (2012) blijkt dat hoe meer variatie er aangeboden wordt, hoe groter het leereffect is. Hierdoor ontstaat de kans op een hogere en snellere verbetering in de agility meer. De aanbeveling voor de beroepspraktijk, maar ook voor een vervolgonderzoek is daarom om de interventie uit te voeren door middel van trainingen in plaats van huiswerkoefeningen op afstand. Hierdoor is de kans groter dat er een groter significant verschil is tussen de begin- en eindmeting. In dit onderzoek is het verschil wel significant, maar niet significant groot. De laatste aanbeveling is om naast een interventiegroep ook gebruik te maken van een controlegroep. Hiermee kan er een betere conclusie getrokken worden of de specifieke

interventietrainingen gebaseerd op het Athletic Skills Model ook echt voor een verbetering zorgen in vergelijking met de controlegroep die niet via deze manier trainingen aangeboden krijgen.

CONCLUSIE

De conclusie die getrokken kan worden uit dit onderzoek is dat er aan de hand van het

trainingsprogramma van meerdere weken (9 weken) een significante verbetering in de agility bij de speelsters van Ajax heeft plaatsgevonden. Hiermee kan gesteld worden dat de onderzoekshypothese aangenomen mag worden. Toch is er wel een kanttekening omdat door het coronavirus een aantal belangrijke factoren voor de betrouwbaarheid veranderd moesten worden, hierdoor is de

betrouwbaarheid lager en de verbetering van de agility minder groot. Ondanks deze kanttekening is de positieve verbetering wel reden om een vervolg aan dit onderzoek te geven.

(28)

LITERATUUR

ASM. (z.d.). Een andere manier van denken over bewegen: ASM. Geraadpleegd van

https://www.athleticskillsmodel.nl/over-asm/

Caioli, L., & Collot, C. (2019). Frenkie (1ste editie). Nederland: Thomas Rap.

Clarke, H.H. (1959). Application of measurement to health and physical education. Englewood Cliffs, New Jersey: Prentice-Hall.

Dawson, B., Hopkinson, R., Appleby, B., Stewart, G., & Roberts, C. (2004). Player movement patterns and game activities in the Australian Football League. Journal of Science and Medicine in Sport, 7, 278–291.

Di Salvo, V., Baron, R., Tschan, H., Montero, F., Bachl, N., & Pigozzi, F. (2007). Performance Characteristics According to Playing Position in Elite Soccer. International Journal of Sports Medicine, 28, 222-227.

Drabnik, J. (1996) Children & Sports Training. Island Pond, VT, USA: Stadion Publishing Compagny.

Draper, J.A., & Lancaster, M.G. (1985) The 505 test: A test for agility in the horizontal plane. Australian Journal for Science and Medicine in Sports, 17(1): 15–18.

Figueiredo, A. J., Gonçalves, C. E., Coelho E Silva, M. J., & Malina, R. M. (2009). Characteristics of youth soccer players who drop out, persist or move up. Journal of sports sciences, 27(9), 883-891. Heger, C., de Graaf, M., & Gerritsen, M. (2011). “Where science meets business”. Geraadpleegd van

https://assets.tue.nl/fileadmin/content/innoveren/TU_e_Innovation_Lab/Spin-off_2014/BP-SmartGoals.pdf

Idrizovic, K. (2014). Physical and anthropometric profiles of elite female soccer players. Medicinadello sport, 67(2), 273-287.

Jess, M., Collins, D., & Burwitz, L. (1998). Children and physical activity: the centrality of basic movement skill development. Congress Conference Proceedings. St Mary’s College. Londen: ICHPER.SD.

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). (2020). KNMI - Windschaal van Beaufort. Geraadpleegd van https://www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/uitleg/windschaal-van-beaufort

(29)

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). (2020). Weergegevens Schiphol Mei 2020 - Weerstatistieken KNMI. Geraadpleegd van https://weerstatistieken.nl/schiphol/2020/mei

Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). (2019). Handboek competitiezaken amateurvoetbal (1.4). Geraadpleegd van https://www.knvb.nl/downloads/sites/bestand/knvb/20461/handboek-competitiezaken-av-2019-2020

Koolwijk, P. (2013). Vermoeidheid in het voetbal. Sportgericht, 67(5), 2–5.

Lalieu, B., & Rietvelt, J. (2014). Agility: Effectiever trainen en revalideren door eenduidige definities. Sportgericht, 68(5), 10–14.

Lenoir, M. & Vandorpe, B. (2013). De Körperkoordinationstest für Kinder: KTK-NL. Volledig herwerkte en vertaalde versie, met nieuwe normen voor Vlaanderen/Nederland. Signaal, 83, 4-17. Lodeweges, M. & Stoelers, G. (2007). Spelenderwijs bewegen. In Vrije Universiteit Brussel (Red.), Praktijkgids voor de basisschool (pp. 101-122). Brussel: Vrije Universiteit Brussel.

Meylan, C., & Malatesta, D. (2009). Effects of In-Season Plyometric Training Within Soccer Practice on Explosive Actions of Young Players. Journal of Strength and Conditioning Research, 23(9), 2605– 2613.

Michailidis, Y., Fatouros, I. G., Primpa, E., Michailidis, C., Avloniti, A., Chatzinikolaou, A., Kambas, A. (2013). Plyometricsʼ Trainability in Preadolescent Soccer Athletes. Journal of Strength and Conditioning Research, 27(1), 38–49.

Milanovic, Z., Sporis, G., Trajkovic, N., James, N., & Samija, K. (2013). Effect of a 12 Week SAQ Training Programme on Agility with and without the Ball among Young Soccer Players. Journal of Sports Sciences and Medicine, 12, 97-103.

Mirkov, D., Kukolj, M., Ugarkovic, D., Koprivica, V., & Jaric, S. (2010). Development of Anthropometric and Physical Performance Profiles of Young Elithe Male Soccer Players: A Longitudinal Study. Journal of Strength and Conditioning Research, 24(10), 2677-2682

Molnar, S., Popovic, S., & Smajic, M. (2010a). Comparation some motoric abilities two generation of football school players (in Montenegrin). Sport Mont, 21, 22(8), 64-68.

Molnar, S., Smajic, M., Popovic, S., & Tomic, B. (2010b). Analysis of differences between boys attending a football school and those who do not do sport with specific-motor abilities (in Montenegrin). Sport Mont, 23, 24(8), 204-209.

Moore, D. S., & McCable, G. P. (2004). Introduction to the practice of statistics. New York: W. H. Freeman and Company.

(30)

Moore, P.M., Collins, D., Burwitz, L., & Jess, M.C. (1998). The development of talent study. Londen: English Sports Council.

Plisk, S.S., (2002). ‘Speed, agility and speed-endurance development’. In: T.R. Baechle & R.W. Earle, Essentials of Strength Training and Conditioning (p. 471-492). Champaign, IL: Human Kinetics. Poly-Ned. (z.d.). Voetbalhallen. Geraadpleegd van https://polyned.nl/luchthallen/voetbalhallen/ Pyne, D. B., Gardner, A. S., Sheehan, K., & Hopkins, W. G. (2005). Fitness testing and career progression in AFL football. Journal of Science and Medicine in Sport, 8, 321–332.

Runhaar, J, Collard, D.C.M., Singh, A.S., Kemper, H.C.G., van Mechelen, W., & Chinapaw, M. (2010). Motor fitness in Dutch youth: Differences over a 26-year period (1980-2006). Journal of Science and Medicine in Sport. 13, 323–328.

Savelsbergh, G.J.P. & Oudejans, R.D.D. (2005). Visuele informatie en bewegingsgedrag in voetbal. Sportgericht, 59 (5), 16-21.

Sermaxhaj, S. & Telai, B. (2014). Influence of some anthropometric variables and the specific motoric on the success of the Football players of First Junior League of Kosovo, Research in Physical Education, Sport and Health, 111-115.

Sermaxhaj, S., Arifi, F., Bahtiri, A., & Imrani, I. (2015). The difference in anthropometric

characteristics, motor and technical skills among successful soccer players to those less successful. Sport Mont, 43,44,45.

Sheppard, J., & Young, W. (2006). Agility Literature Review: Classifications, Training and Testing. Journal of sports sciences. 24(9). 919-932.

Sopa, I. S., & Pomohaci, M. (2016b). Study regarding the development of agility skills of students aged between 10 and 12 years old. Timisoara Physical Education and Rehabilitation Journal, 9(17), 7–16.

Thomas, K., French, D., & Hayes, P. R. (2009). The Effect of Two Plyometric Training Techniques on Muscular Power and Agility in Youth Soccer Players. Journal of Strength and Conditioning Research, 23(1), 332–335.

Tomkinson, G. (2010). Motor fitness in Dutch youth: Differences over a 26-year period (1980–2006). Journal of Science and Medicine in Sport. 13, 323–328.

van Steenbergen, E. (2020). Topclubs doen eigenlijk maar wat als het om bewegen gaat. NRC. Geraadpleegd van https://www.nrc.nl/nieuws/2020/01/05/topclubs-ook-fc-barcelona-doen-eigenlijk-maar-wat-als-het-om-bewegen-gaat-a3985781

(31)

van Zwieten, M., & Willems, D. (2004). Waardering van kwalitatief onderzoek. Huisarts en Wetenschap, 47(13), 38–43.

Wolstencroft, E. (2002). Talent Identification and Development: An academic Review. A report for sportscotland by the University of Edinburgh. Edinburgh: sportscotland.

Wormhoudt, R., Teunissen, J. W., & Savelsbergh, G. J. P. (2012). Athletic skills model. Voor een optimale talentontwikkeling. Nieuwegein: Arko Sports Media.

Young, W., Farrow, D., Pyne, D., McGregor, W., & Handke, T. (2011). Validity and reliability of agility tests in junior Australian football players. Journal of Strength and Conditioning Research, 25, 3399–3403.

(32)

BIJLAGES

Bijlage 1: Formulier toestemming ouders + extra informatie speelster.

Formulier speelster

Gegevens speelster

Naam (voornaam + achternaam) E-mailadres Leeftijd Geboortedatum Lengte Gewicht Gegevens (amateur)club Club Team Niveau

Aantal trainingen per week Welke dagen?

Aantal uur training

Voetbalschool (extra training)* Welke dag?

Aantal uur KNVB*

Datums van de trainingen/wedstrijden Welke dag?

Aantal uur AFC Ajax*

Datums van de trainingen/wedstrijden Welke dag?

Aantal uur

Toestemming (omcirkel het antwoord)

Ik geef als ouder/verzorger toestemming om bovenstaande gegevens te gebruiken voor het onderzoek van Lotte Winder.

(33)

Bijlage 2: Trainingen bij Ajax + agility huiswerkoefeningen (per lichting).

Trainingen AFC Ajax

(34)

Trainingen en begintest 2011-2012 (O9) traject

Training 1

Voetenwerk

Performance

Snel voetenwerk:

Verschillende vormen van snel voetenwerk. Agility test: o Linksom 2x o Rechtsom 2x

Techniek

Duelvorm

Techniekvormen in straatjes: o Dribbel o Passeerbeweging o Versnelling 1 tegen 1: o Dribbel o Passeerbeweging o Passing o Duel

Uitwerking training:

Voetenwerk Snel voetenwerk

Alle speelsters staan met een bal in de 16 meter. Hierbij dribbelen de speelsters door elkaar en voeren zij verschillende vormen van snel voetenwerk uit.

Vormen snel voetenwerk:

o V-beweging (éénbenig & tweebenig). o Tussentikken.

o Tippen.

o Tussentikken en afrollen.

o Bal terughalen achter het standbeen.

Performance

Agility test

Er is een zigzag parcours uitgezet waar er om 5 palen geslalomd moet worden (zie bijlage 2). Bij de start en finish staan twee SmartGoals waarmee de tijd gemeten wordt. Na een korte warming-up starten de speelsters met de test.

o Als de speelster er klaar voor is gaat ze in een rechte houding met één voet op de startlijn staan.

o Op mijn signaal mag de speelster starten met de test.

o Tijdens het slalommen mogen de slalom palen niet geraakt worden. Als dit wel gebeurd dan wordt de test onderbroken en daarna opnieuw gestart.

o Elke speelster krijgt twee pogingen. Tussen deze twee pogingen zit 2 á 3 minuten rust.

o De speelsters doen de test zowel rechts als linksom.

Bijlage 1

Organisatietekening snel voetenwerk.

Bijlage 2

Organisatietekening AFL agility test.

(35)

Techniek

Techniekvorm in straatjes

De speelsters staan verdeeld over verschillende straatjes (zie bijlage 3). Zodra de speelsters klaarstaan roepen ze allebei ‘ja’, hierna starten de tegelijkertijd met dribbelen naar het midden. Op het midden maken de speelsters een passeerbeweging en versnellen hierna schuin richting de pion.

Passeerbewegingen:

o Overstap (links en rechts). o Enkele schaar (links en rechts). o Dubbele schaar (links en rechts).

Duelvorm

1 tegen 1

De speelsters staan in de organisatie zoals afgebeeld in bijlage 4. Aan de ene kant staan de speelsters met de bal en aan de andere kant staan de speelsters zonder bal.

o Speelsters met bal dribbelt in een maakt een passeerbeweging. o Vervolgens speelt ze de speelster zonder bal in.

o Hierna volgt een 1 tegen 1, de speelsters kunnen scoren door over de lijn te dribbelen.

o Als er gescoord is of de bal is uit start de volgende 1 tegen 1.

Bijlage 3

Organisatievorm techniek in straatjes.

Bijlage 4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De suggestie wordt gedaan door een aanwezige dat mensen pas toe komen aan niet-technische revalidatie als de opties voor technische revalidatie uitgemolken zijn. Afsluiting

The reason to include ,,fear&#34; in these term and concept studies is to determine, whether fear has to figure as a third universal at the side of shame and guilt in

In response to these before mentioned alarming trends a number of countries have placed more and more attention on physical education (PE), physical activity and sports

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan

Er is geen significant verschil zichtbaar in de perceptie of ze soms mogen kiezen om een opdracht voor te bereiden aan de hand van een schema of aan de hand van een

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

De convocatie voor deze dag wordt meegestuurd met het volgende nummer van Afzettingen. 23 september 2006

L'itinéraire de la chaussée romaine que l'on suivait de Reims à Warcq et à laquelle les premiers inventeurs déjà prêtaient Cologne comme destination, n'avait été jusqu'à