• No results found

Jaarverslag 2014. Een keerpunt voor het Centrum

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Jaarverslag 2014. Een keerpunt voor het Centrum"

Copied!
88
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jaarverslag 2014

Een keerpunt voor het Centrum

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord5

2014: EEN KEERPUNT VOOR HET CENTRUM



6

HOOFDSTUK 1

Markante gebeurtenissen uit 2014 9

1. VERKIEZINGEN EN NIEUWE REGERINGEN



10

11 Evaluatie van de federale antidiscriminatiewetten 10 12 Homofobie  10 13 Veruiterlijking van overtuigingen, neutraliteit van overheidsdiensten  11 14 Werk Positieve acties  11 15 Huisvesting  11 16 Handicap en de follow-up van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap  12 17 Roma en woonwagenbewoners  12 18 Vergrijzing van de bevolking  12 19 Transversaliteit 13

2. HANDICAP: EEN STRENG RAPPORT VAN HET VN-COMITÉ



13 3. DIVERSITEITSBAROMETER HUISVESTING: VERONTRUSTEND KLIMAAT VAN

DISCRIMINATIE



14 4. EDIV: EEN TOOL VOOR ONDERNEMINGEN OM MET DIVERSITEIT OM TE GAAN



15 5. DE AANSLAG OP HET JOODS MUSEUM VAN BELGIË



16 6. DE RECHTSZAAK NAAR AANLEIDING VAN DE MOORD OP IHSANE JARFI



16

HOOFDSTUK 2

Dossiers en meldingen in 2014 19

1. DOSSIERS



22

11 1670 nieuwe dossiers geopend in 2014 22 12 2065 dossiers afgesloten in 2014 25 13 Gerechtelijke procedures 26

2. MELDINGEN ...27

(4)

HOOFDSTUK 3

Discriminatie per domein 31

1. WERK



32

11 Zorgwekkend groot aantal pesterijen 33 12 Discriminatie van en sociale uitval bij jongeren met een migratieachtergrond 34 13 Levensbeschouwelijke diversiteit op de werkvloer 34 14 Arbeidsmarkt afgesloten voor personen met een handicap 35 Uitdagingen voor de toekomst: oudere werknemers 35

2. HUISVESTING



36

21 Lessen uit de diversiteitsbarometer  36 22 Lessen uit de zaak Jan Hans Immo 38 Uitdagingen voor de toekomst: de regionalisering van materies in verband met het recht op huur 38

3. ONDERWIJS



39

31 Met een handicap is de vrije schoolkeuze nog steeds niet gewaarborgd 39 32 Schoolreglementen over het dragen van religieuze symbolen  40 33 Pesterijen op school 41 Uitdagingen voor de toekomst: de diversiteitsbarometer onderwijs 41

4. SAMENLEVING



42

41 Gewelddadiger gedrag tot en met haatmisdrijven 42 42 Discotheken, horecasector: niet iedereen is welkom 43 Uitdagingen voor de toekomst: opleiden en bewustmaken 43

5. MEDIA, INTERNET



43

51 Haatboodschappen en politieke communicatie 43 52 Gaza doet het internet ontsporen  44 53 Roma gestigmatiseerd in de pers 45 Uitdagingen voor de toekomst  46

6. POLITIE, JUSTITIE



46

61 Diversiteitsbeleid: een onophoudelijke taak  46 62 Omzendbrief col 13/2013: nog te weinig toegepast? 47 Uitdagingen voor de toekomst: herstelrecht  48

HOOFDSTUK 4

Discriminatie per criterium 49

1. ‘RACIALE’ CRITERIA



50

11 Antisemitisme 51 12 De Roma die niemand wil 52

2. HANDICAP



53

21 Hindernissenbaan voor rolstoelgebruikers 53 22 Werk en langdurige ziekten 54 23 Obesitas en handicap 55 24 Internering: grondrechten dreigen vergeten te worden 55

3. GELOOF OF LEVENSBESCHOUWING



55

4. SEKSUELE GEAARDHEID



57

(5)

41 Het interfederaal actieplan tegen homofoob en transfoob geweld 57 42 Omgaan met seksuele geaardheid op school: het blijft moeilijk  58 43 Co-ouderschap: een belangrijke stap voorwaarts  58

5. LEEFTIJD



59 6. VERMOGEN



60

HOOFDSTUK 5

Het Centrum netwerkt 61

1. NATIONAAL



62

11 Intrafrancofoon overlegplatform 62 12 Brussel: partnerschap met Actiris 62 13 Vlaanderen: onderwijs en werk 62 14 Een partner van het middenveld 63 15 Nationaal mensenrechteninstituut 63

2. INTERNATIONAAL



63

HOOFDSTUK 6

Uitdagingen voor de toekomst  65

1. DECENTRALISATIE VAN HET CENTRUM CONSOLIDEREN



66

11 Vlaanderen  66 12 Wallonië 67 13 Brussel  68

2. DE BEVOEGDHEDEN VAN DE GEMEENSCHAPPEN EN DE GEWESTEN ONDERSCHRIJVEN



68 3. STRIJD TEGEN ‘STRUCTURELE’ DISCRIMINATIE



68 4. DRIE HOOFDLIJNEN



69

41 Een centrum dat participatie bevordert 69 42 Een centrum dat openstaat voor actoren uit de samenleving  69 43 Een centrum dat de kennis van en het respect voor de grondrechten bevordert  69

BIJLAGEN 71

1. HET CENTRUM IN HET KORT



72

11 Opdrachten 72 12 Organigram en omschrijving 72

2. RAAD VAN BESTUUR



74

3. BALANS EN RESULTATENREKENINGEN VAN HET CENTRUM



75

4. PUBLICATIES VAN HET CENTRUM



76

5. LOKALE AANSPREEKPUNTEN VAN HET CENTRUM



79

(6)
(7)

Voorwoord

(8)

2014, EEN KEERPUNT VOOR HET CENTRUM

Dit jaarverslag is bijzonder. Het is immers het allereerste jaarverslag van het Interfederaal Gelijkekansencentrum (verder: ‘het Centrum’). Op 15 maart 2014 is het Centrum interfederaal geworden en kreeg het een nieuwe naam.

Toch is er geen sprake van een totale ommekeer. Al van bij zijn oprichting werd er door het Centrum beleidsmatig met het gewest- en gemeenschapsniveau rekening gehouden.

Zo werd er reeds één derde van de leden van de raad van bestuur door de gewesten en de gemeenschappen voorgedragen. Het Centrum ging ook steeds nauwer met deze politieke entiteiten samenwerken voor de beleidsmateries waarvoor zij bevoegd werden, zoals huisvesting, onderwijs en werk.

Voor het Centrum zelf is de overgang wel ingrijpend.

Zo is er een nieuwe raad van bestuur die sinds februari 2015 in werking is getreden. De raad is samengesteld uit 21 effectieve leden (10 daarvan zijn aangeduid door de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de 11 anderen door de gewest- en gemeenschapsparlementen (4 door het Vlaams Parlement, 2 door het Waals Parlement, 2 door het Franse Gemeenschapsparlement, 2 door het Brussels parlement en 1 door het parlement van de Duitstalige Gemeenschap). De raad zal twee co-voorzitters aanduiden en in de loop van 2015 ook een nieuwe co- directie benoemen. Het is deze raad van bestuur die dit jaarverslag heeft goedgekeurd. Intern kunnen we spreken van een echte herstructurering1 die de lokale inbedding van het nu Interfederaal Gelijkekansencentrum verankert.

In Vlaanderen werden in het kader van het gelijkekansen- en gelijkebehandelingsdecreet in juli 20082, dertien Meldpunten Discriminatie opgericht. Ze werden door de Vlaamse administratie voor Gelijke Kansen gefinancierd, door de steden beheerd en konden rekenen op de steun van het Centrum bij het behandelen van meldingen en dossiers (discriminatie, haatmisdrijven, haatboodschappen).

Sinds 1 januari 2014 maken de Meldpunten integraal deel uit van het Interfederaal Gelijkekansencentrum en werden de medewerkers personeelsleden van het Centrum. Voor hen was de overgang meer dan een louter administratieve aangelegenheid: de overstap naar een onafhankelijke openbare instelling betekent ook dat er op een andere manier wordt aangekeken tegen het lokale

1 Zie het organigram van het Centrum als bijlage, pp 73

2 Zie het decreet op http://www.gelijkekansen.be/Hetbeleid/Wetgeving/

Vlaanderen/GKGBdecreet.aspx

beleid om diversiteit te bevorderen en discriminatie tegen te gaan.

In Wallonië zijn de Espaces Wallonie bevoegd om slachtoffers van discriminatie op te vangen en om hen met het Centrum in contact te brengen. In de loop van 2014 heeft het Centrum de ambtenaren van de Espaces Wallonie opgeleid en hen de nodige informatie bezorgd.

In 2015 moet de ‘verankering’ van het Centrum in de Waalse steden concreet vorm krijgen. In het hoofdstuk

‘Toekomstige uitdagingen’ komt u hierover meer te weten.

(pp. 65)

Wat betekent deze interfederalisering van het Centrum voor de burger? Veel en weinig. De aanwezigheid in grote Vlaamse en Waalse steden en later ook in de Brusselse gemeenten, zal het Centrum vlotter toegankelijk maken, zowel voor de slachtoffers van discriminatie als voor alle personen, organisaties, overheden of instanties die een beroep willen doen op de expertise van het Centrum. De taken van het Centrum zijn tijdens deze overgangsfase echter niet veranderd. Het Centrum bleef ‘open tijdens de werken’ en zijn diensten waren zoals gebruikelijk voor iedereen toegankelijk. Het bleef diversiteitsopleidingen in openbare instellingen en particuliere ondernemingen verzorgen. Ook de behandeling van meldingen en individuele dossiers – de missie waarvoor het Centrum het beste gekend is bij het grote publiek – ging onverminderd voort.

Het nieuwe Centrum behoudt met andere woorden zijn drievoudige opdracht die het van de wetgever kreeg:

1. Meldingen behandelen over feiten die discriminatie doen vermoeden en over haatmisdrijven en haatboodschappen;

2. Preventief werken door burgers en betrokken actoren te informeren en op te leiden via studiedagen, praktijkgerichte acties, bewustmakingscampagnes en via de media;

3. Het gevoerde antiracisme- en antidiscriminatiebeleid evalueren, adviezen en aanbevelingen formuleren om de wetgeving, regels en praktijken te verbeteren.

Individuele dossiers behandelen, informeren en begeleiden

Door een lokaal netwerk uit te bouwen, kan het Centrum gerichter te werk gaan omdat de situatie in de drie gewesten van het land niet dezelfde is. De lokale

(9)

verankering in Wallonië zal niet noodzakelijk op dezelfde manier functioneren als de Meldpunten in Vlaanderen, maar de uitdaging om de dienstverlening van het Centrum beter toegankelijk te maken, blijft dezelfde.

Het Centrum zal meer moeten investeren in samenwerking met lokale partners, net zoals dat nu al het geval is met

‘nationale’ actoren zoals vakbonden, middenveld- en beroepsorganisaties. Het Centrum is nu trouwens volledig bevoegd om zich over de bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten te buigen. Het kan voortaan op basis van hun decreten en ordonnanties gerechtelijke stappen ondernemen. Hierdoor dient zich een nieuw actieterrein voor het Centrum aan, niet alleen op juridisch vlak, maar ook wat betreft het opzetten van structurele en preventieve acties.

Opvolging van beleidsmaatregelen verzekeren, maatregelen stimuleren en aanbevelingen formuleren

Samenwerken met de deelstaten is niets nieuws. Lang voor het Centrum officieel een interfederale instelling werd, sloot het al protocollen met de gemeenschappen en de gewesten. Het Centrum heeft nu wel meer armslag om op te treden in sectoren die tot de bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten behoren en heeft meer mogelijkheden om in deze materies gerechtelijke stappen te ondernemen. Wanneer het bijvoorbeeld gaat om de gebrekkige toegankelijkheid van het openbaar vervoer voor personen met een handicap, kijkt het Centrum niet langer alleen naar de NMBS, maar ook naar De Lijn, de TEC of de MIVB.

Impact op de gewest- en gemeenschapsrege- ringen

2014 was niet alleen het jaar waarin het Centrum officieel een interfederale instelling werd. Er vonden ook federale en regionale verkiezingen plaats. Dat betekent dat de verschillende regeringen de komende jaren een nieuw beleid zullen uitstippelen. Het Centrum wil dat gelijke kansen en de bestrijding van discriminatie niet de bevoegdheid van één enkele minister of staatssecretaris is. Het moet een transversale aangelegenheid worden die deel uitmaakt van alle beleidsmaatregelen die op het gebied van werk, huisvesting, gezondheid en mobiliteit worden genomen, en het moet vooral prioriteit krijgen.

De zesde staatshervorming heeft het pakket bevoegdheden van de deelstaten gevoelig uitgebreid. Het overdragen van bevoegdheden is echter een tweesnijdend zwaard. Het kan enerzijds voor een positieve dynamiek zorgen wat betreft de bevordering van gelijke kansen in decreten en beleidsmaatregelen van de gemeenschappen en de gewesten en de legitimiteit van het Centrum in de deelstaten vergroten. Anderzijds kan het ook een rem zetten op de agenda wanneer de goede wil niet bij iedereen aanwezig is.

Zodra de nieuwe regeringen geïnstalleerd waren, kon het Centrum een eerste reeks werkvergaderingen beleggen met de verschillende ministers voor Gelijke Kansen.

Het zal dit initiatief in 2015 voortzetten. Het overdragen van bevoegdheden kan dus een zegen of een vloek zijn, afhankelijk van de manier waarop de overheden ermee omspringen. Werk, onderwijs en huisvesting zijn zowel kweekvijvers voor discriminatie als hefbomen om een gelijke toegang tot rechten te waarborgen. De gewestelijke regeringen hebben de enorme verantwoordelijkheid om werk te maken van een samenleving met meer gelijkheid.

Wat de toegang tot huisvesting betreft, kunnen de decreten bijvoorbeeld de bestaande regelgeving om directe of indirecte discriminatie te voorkomen al dan niet versterken. De gewestelijke decreetgevers kunnen nog een stap verder gaan en bijvoorbeeld gewestelijke inspecteurs de bevoegdheid geven om gevallen van discriminatie op te sporen.

Het Centrum zal almaar vaker specifieke aanbevelingen moeten formuleren die rekening houden met het beleid dat ieder gewest voert, maar ook met de situatie in het middenveld. Zo heeft het Centrum al gereageerd op het verbod op religieuze symbolen in het Franstalig hoger onderwijs. Dit probleem is niet in die vorm aan de orde in het noorden van het land.

In Vlaanderen heeft het Centrum moeten bemiddelen bij De Lijn over elektrische scooters voor personen met beperkte mobiliteit. In de loop van 2013 voerde de vervoersmaatschappij plots een verbod in en mochten deze scooters niet langer mee op de bus of op de tram, wat duidelijk de mobiliteit van de betrokken personen belemmerde. Voor het Centrum was er sprake van discriminatie op basis van een handicap. In de loop van 2014 zette het Centrum zijn bemiddelingswerk met De Lijn voort en begon de vervoersmaatschappij haar beslissing om scooters van personen met een beperkte mobiliteit te verbieden, te herzien, of in ieder geval te nuanceren. Scooters met bepaalde technische kenmerken mogen opnieuw op bussen en trams.

(10)

Ook in Brussel kwam het Centrum tussen na een actieonderzoek over de sector van de thuishulp en de thuiszorg. Specifiek voor de gewestelijke overheid werkte het Centrum hiervoor een aanbeveling uit.

Als het gaat om het opzetten van een campagne om de toegankelijkheid van scholen voor kinderen met een handicap te bevorderen, is het interessant om weten dat momenteel drie op tien scholen in Vlaanderen toegankelijk zijn, tegenover slechts één op tien in Wallonië.

Gidsfunctie op federaal niveau

In de strijd tegen racisme en discriminatie blijft de federale regering natuurlijk een belangrijke rol spelen, ook wanneer het gaat om bevoegdheden die ze deelt met de gemeenschappen en gewesten. Op het vlak van werk, de sociale zekerheid, het OCMW-beleid, het strafrechtelijke beleid en de politie moet er nog heel veel gebeuren.

In de loop van 2014 stelde het Centrum jammer genoeg vast dat in bepaalde dossiers geen vooruitgang werd geboekt. Zo heeft België nog altijd geen interfederaal actieplan tegen racisme, hoewel dit onmiddellijk na de Wereldconferentie tegen racisme in 2001 in Durban was aangekondigd. Toen ons land in 2007 een nieuwe antidiscriminatiewetgeving invoerde, voorzag die ook een koninklijk besluit over positieve actie. Acht jaar later is er nog steeds geen KB. We hebben een wetgeving die discriminerend gedrag verbiedt en bestraft, maar die geen gerichte acties toelaat of aanmoedigt. Een werkgever die bij voorkeur oudere werknemers of werknemers van buitenlandse herkomst in dienst neemt, kan hiervoor gestraft worden. Het Centrum betreurt deze terughoudendheid die de vraag naar een globaal, transversaal gelijkekansenbeleid alleen maar dringender en dwingender maakt.

De verleiding voor de overheden is groot om gelijke kansen te zien als materie die uitbesteed kan worden aan een instelling zoals het Centrum, en dit principe en grondrecht niet in alle beleidsmaatregelen voor alle sectoren samen toe te passen. Dat is niet de opdracht van het Centrum:

dat staat slachtoffers bij, geeft burgers informatie over hun rechten en plichten, maakt mensen bewust van de discriminatieproblematiek en geeft overheden advies om hun beleid te verbeteren, maar niet om dit in hun plaats te doen. Toch heeft men vaak de neiging om zich tot het Centrum of andere gespecialiseerde actoren te wenden, wanneer concrete maatregelen uitblijven.

Het Centrum is een katalysator voor het beleid, geen administratie. De strijd tegen discriminatie bevorderen,

is een gedeelde verantwoordelijkheid van alle actoren in de samenleving. Met zijn acties wil het Centrum elk van deze actoren beter wapenen zodat die zelf kunnen meewerken aan het realiseren van deze doelstelling.

Dit geldt zowel voor de burgers als voor organisaties en politieke actoren.

Dit eerste jaarverslag van het Interfederaal Gelijkekansencentrum start met een overzicht van een aantal markante gebeurtenissen in 2014 waarbij het Centrum sterk betrokken was. Daarbij gaat bijzondere aandacht naar de verkiezingen van mei 2014, de publicatie van de ‘Diversiteitsbarometer Huisvesting’

maar evengoed naar dramatische gebeurtenissen zoals de aanslag op het Joods Museum als de rechtszaak na de moord op Ihsane Jarfi.

Naar goede gewoonte zetten we ook in dit jaarverslag de belangrijkste cijfers over dossiers en meldingen op een rijtje. U leest hierover in hoofdstuk 2 waarbij de stijging van de cijfers ten opzichte van 2013 duidelijk het effect van de integratie van de Meldpunten (in Vlaanderen) in het Centrum het voorbije jaar illustreert.

In de daaropvolgende hoofdstukken zoomen we in op de voornaamste discriminatiedossiers per domein (werk, huisvesting, onderwijs, samenleving, media/internet en politie/justitie) en vervolgens per discriminatiegrond (raciale criteria, handicap, geloof/levensbeschouwing, seksuele geaardheid, leeftijd en vermogen).

Dat het Centrum samenwerkt met tal van partners is niet nieuw en wordt beschreven in ‘Het Centrum netwerkt’. De uitdagingen die het Centrum wil aangaan, worden tot slot opgelijst in het hoofdstuk ‘Uitdagingen voor de toekomst’.

We wensen u een aangename lectuur.

Patrick Charlier, dd adjunct-directeur Jozef De Witte, Directeur

1

(11)

Markante gebeurtenissen uit 2014

1

(12)

2014 werd gekenmerkt door een reeks verwachte, institutionele momenten en door een aantal dramatische gebeurtenissen die de Belgische samenleving door elkaar hebben geschud en het Centrum tot actie dwongen. We halen hier de belangrijkste of relevantste feiten aan.

1. VERKIEZINGEN EN NIEUWE

REGERINGEN

Naar aanleiding van de regionale en federale verkiezingen van 25 mei 2014 stuurde het Centrum een memorandum3 naar alle voorzitters en studiediensten van de partijen.

Een tweede lijst met aandachtspunten volgde. Die was bestemd voor de verschillende ministers van Gelijke Kansen en voor de regeringen en was bedoeld om de algemene beleidsnota’s gestalte te geven. Bij diezelfde gelegenheid ontmoette het Centrum ook heel wat partners om zijn prioriteiten uiteen te zetten.

Welke voorstellen van het Centrum hebben de federale regering en de gemeenschaps- en gewestregeringen in overweging genomen? Over het algemeen is de balans vrij positief. In alle regeerakkoorden is er sprake van samenwerking met het Centrum. Aan Vlaamse kant kondigt het regeerakkoord al de evaluatie door het parlement aan, zoals vermeld in artikel 7 van het samenwerkingsakkoord4.

De Brusselse regering vermeldt dat ze in een ordonnantie zal vastleggen in welke gevallen het Centrum gemachtigd is om gerechtelijke stappen te ondernemen.

Het klopt dat zeker niet alle aanbevelingen van het Centrum zijn overgenomen. Sommige hebben nauwelijks weerklank gevonden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de uitwerking van een interfederaal actieplan tegen racisme waar nochtans al langer vraag naar is. De Franse Gemeenschap stelt ‘een nationaal of intrafrancofoon plan’

tegen racisme voor, terwijl de Brusselse regering van de strijd tegen discriminatie en racisme ‘de rode draad wil maken die door alle getroffen beleidsmaatregelen

3 Zie: http://www.diversiteit.be/federale-verkiezingen-13-juni-2010- memorandum-van-het-centrum-0

4 Voor het samenwerkingsakkoord zie http://www.diversiteit.be/sites/

default/files/documents/article/samenwerkingsakkoord_belgisch_

staatsblad_0.pdf

loopt’. Ook de Waalse regering vermeldt in haar beleidsverklaring dat ze ‘met de grootste vastberadenheid’

een antiracismebeleid wil voeren. Vlaanderen wil

‘integratiepacten’ sluiten waarbij iedereen zich ertoe verbindt om directe en indirecte discriminatie en racisme te bestrijden. De Duitstalige Gemeenschap verbindt zich ertoe om discriminatie en racisme te bestrijden in het kader van het ‘integratieconcept’ dat in de Raad voor Ontwikkelingssamenwerking, Solidariteit en Integratie (Rat für Entwicklungszusammenarbeit, Solidarität und Integration – RESI) werd uitgewerkt.

Omdat het opzetten van een interfederaal plan een bijzonder moeilijke taak blijkt te zijn, is het Centrum van plan om met de politieke beleidsniveaus uit de samenleving hierover een overlegprocedure op te starten.

1.1 Evaluatie van de federale antidiscriminatiewetten

Oorspronkelijk was er gepland om de wetten van 2007 na vijf jaar te evalueren. Die wetten hebben hun beperkingen aangetoond en zijn voor verbetering vatbaar. De federale regering belooft om dit samen met het Centrum te doen. Ook in de decreten en ordonnanties is er sprake van evaluatiemomenten. Ook hier zal het Centrum nauwlettend op toezien.

1.2 Homofobie

Het interfederaal actieplan tegen homofobie moet worden geëvalueerd. Hierover zijn alle bestuursniveaus het in hun algemene beleidsverklaringen roerend eens. De federale regering benadrukt dat deze evaluatie samen met het Centrum moet gebeuren. Het zal ook belangrijk zijn om effectief rekening te houden met de conclusies van die evaluatie.

(13)

1.3 Veruiterlijking van

overtuigingen, neutraliteit van overheidsdiensten

Het Centrum is vragende partij voor duidelijke regels.

De federale en de Vlaamse regering zijn voorstanders van een verbod op het dragen van uiterlijke tekenen van een geloofs- of levensbeschouwelijke overtuiging voor ambtenaren die rechtstreeks met het publiek in contact komen. Hoewel het niet in het Waalse regeerakkoord vermeld staat, heeft ook daar de bevoegde minister verklaringen in die zin afgelegd5. In Brussel vermeldt de verklaring van de Franse Gemeenschapscommissie dan weer alleen dat ambtenaren van overheidsdiensten de gelijke behandeling van gebruikers moeten garanderen zonder onderscheid op basis van (onder andere) overtuigingen. Het Centrum zal erop toezien dat bij het wet- of regelgevend proces rekening wordt gehouden met de harmonisatieprincipes waarvoor het al jarenlang pleit6.

1.4 Werk. Positieve acties

De federale regering belooft een wetgevend kader uit te werken om voor bepaalde groepen werknemers positieve acties mogelijk te maken. Ze belooft bovendien om cijfermatige doelstellingen vast te leggen om bij overheidsdiensten werknemers met een migratieachtergrond in dienst te nemen via de methode van de socio-economische monitoring7. Dit zijn twee belangrijke stappen voorwaarts, ook al omdat de federale regering de relevantie van de socio- economische monitoring bekrachtigt die de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en het Centrum samen ontwikkelden. Deze monitoring laat toe om op basis van hun herkomst en hun migratieachtergrond de verschillen in positie op de arbeidsmarkt tussen personen te evalueren. De eerste versie werd in 2013 voorgesteld. In 2015 volgt een nieuwe, bijgewerkte editie.

5 Raadpleeg het dagblad ‘La Libre’ van 8 december 2014 online: http://

www.lalibre.be/actu/belgique/les-fonctionnaires-wallons-prives-de- signes-convictionnels-5485d45035707696bafa17f8

6 Zie www.veruiterlijkingen.diversiteit.be

7 Meer informatie over de Socio-economische monitoring op http://

www.diversiteit.be/sites/default/files/documents/publication/socio- economische_monitoring_nl_final.pdf

In de Waalse beleidsnota is er sprake van overheidssteun om ‘kwetsbare doelgroepen’ en ‘personen die het slachtoffer zijn van discriminatie op de arbeidsmarkt’ aan werk te helpen. De Franse Gemeenschap wil discriminatie op de arbeidsmarkt aanpakken en is van plan om in openbare aanbestedingen sociale clausules te laten opnemen om bij tewerkstelling rekening te houden met de aspecten

‘diversiteit en gelijkheid’.

Zonder uitdrukkelijk te verwijzen naar personen met een migratieachtergrond, belooft de Brusselse regering voor hen gerichte acties op te zetten. Brusselse ondernemingen die ‘personen uit sociaaleconomisch kwetsbare buurten’

in dienst nemen, komen bij voorrang in aanmerking voor financiële steun. In de ‘diversiteitsplannen’

moeten hiervoor voortaan kwantitatieve doelstellingen worden opgenomen. De Brusselse regering zegt ook – via een activeringsbeleid – gericht te willen inzetten op alle personen die moeite hebben om toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen.

De Vlaamse regering wil een juridisch kader uitwerken dat toelaat om voor bepaalde groepen werknemers positieve acties door te voeren. Ze legt een nieuwe lijst van groepen vast die ze in het kader van haar tewerkstellingsbeleid voorrang wil geven: jongeren, 55-plussers en personen met een handicap. Personen met een migratieachtergrond komen in tegenstelling tot vroeger niet op deze lijst voor.

Bovendien heeft de minister van Gelijke Kansen in haar algemene beleidsnota als doelstelling vooropgezet om tegen 2020 10% werknemers met een migratieachtergrond bij de Vlaamse overheid tewerk te stellen. In tegenstelling tot vroeger definieert ze deze doelgroep voortaan als alle personen van niet-Belgische herkomst en maakt ze geen onderscheid tussen de ‘oude’ EU-lidstaten (EU15: Nederland, Frankrijk enz.) en de andere landen waar de groepen vandaan komen die het vaakst met discriminatie op de arbeidsmarkt worden geconfronteerd.

De doelstelling wordt met andere woorden tot 10%

opgetrokken, maar tegelijk wordt het selectiecriterium verruimd.

1.5 Huisvesting

In de Vlaamse algemene beleidsnota staan duidelijk de gevallen van discriminatie in de huisvesting vermeld. De regionalisering van de reglementering op de privéhuurovereenkomsten wordt voorgesteld als een kans om de gelijke behandeling in deze sector te garanderen. Het Centrum hoopt dat rekening zal worden

(14)

gehouden met de voorstellen over de toegang tot de huisvestingsmarkt van de werkgroep die op initiatief van de minister van Huisvesting werd opgericht en waaraan het Centrum heeft meegewerkt.

De Waalse regering belooft om samen met het Centrum, het eigenaarssyndicaat, de huurdersvereniging en de openbare huisvestingsmaatschappijen een actieplan uit te werken om discriminatie aan te pakken.

1.6 Handicap en de follow-up van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap

Met uitzondering van het federale regeerakkoord komt de uitvoering van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap in alle beleidsnota’s van de deelstaten ter sprake. Diezelfde beleidsnota’s hebben het ook over de integratie van personen met een handicap op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en bij sportactiviteiten en over hun toegang tot openbare dienstverlening. In Brussel verklaart de Franse Gemeenschapscommissie dat ze beroepsopleidingen wil openstellen voor werkzoekenden met een handicap. Vlaanderen, Wallonië en de federale overheid willen de quota in hun respectievelijke overheidsdiensten afdwingen. De Franse Gemeenschap wil de oriëntering van leerlingen naar het buitengewoon onderwijs onderzoeken en beperken en redelijke aanpassingen voor kinderen met specifieke behoeften in het gewone onderwijs aanmoedigen. De Vlaamse overheid zet haar transversaal gelijkekansenbeleid voort. Zo wil ze tegemoetkomen aan de grote noden van personen met een handicap door hen de mogelijkheid te bieden om steun en hulpmiddelen te kiezen en een zo zelfstandig mogelijk bestaan te leiden.

De Duitstalige Gemeenschap kondigt onder de noemer

‘Inklusiv 2025’ een langetermijnplan aan voor de inclusie van personen met een handicap.

Op het vlak van toegankelijkheid blijven de overheden weinig ambitieus. Zo is het federale regeerakkoord bijzonder voorzichtig wat de NMBS betreft. Alleen de Waalse regering wil een ‘globaal uitgebreid en realistisch toegankelijkheidsplan’ voor openbare gebouwen, het openbaar vervoer (TEC) en de toeristische voorzieningen uitwerken. De Brusselse regering zegt een nieuw plan voor de aanleg van wegen te willen uitwerken om die volledig

toegankelijk te maken voor personen met een beperkte mobiliteit. De Vlaamse regering verklaart te willen gaan voor een ‘volledig toegankelijke samenleving’ en plant hiervoor investeringen in netwerken voor communicatie en openbaar vervoer.

Wat werk betreft, blijven de becijferde (maar nooit gehaalde) doelstellingen behouden of worden die bijgesteld. De Waalse regering wil haar doelstelling van 2,5% werknemers met een handicap bij de overheid halen. Vlaanderen houdt vast aan zijn doelstelling van 3%, maar wil zijn inspanning opvoeren om dat quotum ook daadwerkelijk te halen. Ook de federale regering bevestigt een quotum van 3%.

1.7 Roma en

woonwagenbewoners

In haar strategisch plan Woonwagenbewoners 2012- 2015 maakte de Vlaamse regering al een analyse van het tekort aan residentiële woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen. De algemene beleidsnota stelt vast dat de situatie niet is veranderd en brengt een grootschalig toekomstig actie- en begeleidingsplan voor woonwagenbewoners ter sprake. Het Waalse Gewest zal lokale besturen steunen bij hun plannen om verblijfsterreinen voor woonwagenbewoners in te richten.

Voorts zal ze de beschikbare terreinen in kaart brengen en een juridisch kader uitwerken om het tijdelijk verblijf van woonwagenbewoners te regelen.

Het Centrum pleit voor een daadwerkelijke en meetbare uitvoering van de doelstellingen vastgelegd in de omzetting van de nationale strategie voor de integratie van de Roma. Voorts vindt het Centrum dat Vlaanderen ook na 2016 zijn wijkstewardsprojecten moet voortzetten.

1.8 Vergrijzing van de bevolking

Het Centrum wil een diversiteitsbeleid in de gezondheids- en de zorgsector. Deze eis vindt weerklank bij de Brusselse regering die een specifiek plan voor oudere personen in Brussel wil uitwerken. In dat plan

(15)

moeten rust- en verzorgingstehuizen bij de opvang van senioren ‘rekening houden met hun sociale en culturele eigenheden’. In Wallonië is er in de gewestelijke beleidsverklaring 2014-2019 niet specifiek sprake van een diversiteitsbeleid voor deze sector, maar wil men in alle domeinen waarvoor de overheid bevoegd is, de dimensie ‘gelijkheid’ invoeren.

De Vlaamse regering zinspeelt ook op een diversiteits- beleid voor deze sector, dat vooral focust op oudere holebi’s en allochtonen.

1.9 Transversaliteit

Een gelijkekansen- en antidiscriminatiebeleid moet transversaal zijn en moet in alle beleidsmaatregelen van een regering worden waargemaakt. De Vlaamse regering hanteert daarom sinds 2005 de open coördinatiemethode:

alle maatregelen die de verschillende ministers nemen, moeten de gelijkekansentoets doorstaan.

Een vergelijkbare bezorgdheid zien we in de Franse Gemeenschap. Daar heeft de minister van Gelijke Kansen een transversaal antidiscriminatieplan voorgesteld dat zich op alle bevoegdheden van deze regering richt en voor alle ministers bindend is.

2. HANDICAP: EEN STRENG RAPPORT VAN HET VN-COMITÉ

België kreeg van het VN-Comité in 2014 een slecht rapport wat betreft de rechten van personen met een handicap.

Ons land heeft het VN-Verdrag in 2009 geratificeerd en heeft in 2011 zijn eerste landenrapport ingediend.

In dit rapport werd de balans gemaakt van alles wat de Belgische overheden hebben ondernomen om te voldoen aan de verplichtingen die uit het Verdrag voortvloeien.

Dit rapport is nu beoordeeld door het VN-Comité, een deskundigenpanel op het gebied van handicap. Voor zijn beoordeling kon het VN-Comité een beroep doen op schaduwrapporten van middenveldorganisaties (zoals GRIP en het Belgian Disability Forum). Het Centrum,

dat belast is met de monitoring van de uitvoering van het Verdrag, bezorgde het VN-Comité bovendien zijn parallelrapport8.

Om zijn parallelrapport en zijn toekomstig strategisch beleid te stofferen, heeft het Centrum een universitair team de opdracht gegeven om personen met een handicap te bevragen om zo in kaart te brengen met welke barrières zij worden geconfronteerd bij het uitoefenen van de rechten die door het VN-Verdrag zijn gegarandeerd; daarna moesten ze hieruit aanbevelingen distilleren. De onderzoekers bogen zich over culturele (stigmatisering, onevenredige aandacht voor de handicap, overbescherming) en structurele barrières (ontoegankelijke omgeving, gebrek aan financiële middelen, te weinig steun of aangepaste diensten, regels die niet worden toegepast) waarmee personen met een handicap in verschillende domeinen te maken krijgen (toegankelijkheid, handelingsbevoegdheid, werk, onderwijs, zelfstandig leven enz.). Na dit overleg organiseerde het Centrum op 28 oktober 2014 een studiedag waarop de resultaten werden voorgesteld en de eruit voortgekomen aanbevelingen werden bestudeerd9. Bij de structurele barrières vestigt het parallelrapport de aandacht op de zo goed als onoverkomelijke problemen om zich te verplaatsen, om te werken en om te leren, waarmee personen met een handicap dagelijks worden geconfronteerd. Eén van vele voorbeelden: de verplichting voor deze personen om 24 uur op voorhand assistentie aan te vragen wanneer ze zich met de trein willen verplaatsen omdat de perrons of de treinen ontoegankelijk zijn.

De handicapproblematiek is echter veel ruimer dan alleen maar toegankelijkheidsproblemen. De arbeidsparticipatie van personen met een handicap blijft veel te laag:

ze bedraagt 40,7% tegenover gemiddeld 67% voor alle personen tussen 20 en 64 jaar. Discriminatie bij aanwerving is overduidelijk en de quota die de overheid als werkgever vooropstelt, worden helemaal niet gehaald.

En er zijn nog meer hardnekkige problemen: zo blijft inclusief onderwijs veeleer een concept dan een realiteit en is de situatie van gevangenen met een handicap gewoonweg een rechtstaat onwaardig.

Het VN-Comité deelt de kritische analyse van het Centrum10. In zijn slotopmerkingen van 28 oktober 2014 wijdt het zeven pagina’s aan ‘Belangrijkste bezorgdheden

8 Zie www.diversiteit.be, rubriek ‘Publicaties’.

9 Zie http://www.diversiteit.be/consultatie

10 Zie http://www.diversiteit.be/de-evaluatie-door-het-vn-comite-voor- de-rechten-van-personen-met-een-handicap-een-chronologie

(16)

en aanbevelingen’ en één paragraaf aan ‘Positieve aspecten’. Bij die positieve aspecten gaat het om onze wetgeving en om de oprichting van een netwerk van

‘aanspreekpunten handicap’ bij de administraties en de ministeriële kabinetten. Op het terrein in het dagelijkse leven van personen met een handicap gaat het er echter heel anders aan toe.

Wat toegankelijkheid betreft, vraagt het VN-Comité vooral een juridisch kader met duidelijke en verplichte doelstellingen en dit zowel voor gebouwen als voor wegen en vervoer. Er moet ook een concrete kalender vastgelegd worden om die doelstellingen daadwerkelijk te realiseren.

Het VN-Comité maakt zich ook zorgen over het heel grote aantal personen met een handicap dat in een instelling wordt geplaatst, zonder dat de overheid plannen maakt om ze te reïntegreren. Volgens het rapport moet er minder in collectieve voorzieningen worden geïnvesteerd en moet de voorkeur aan een meer persoonlijke keuze worden gegeven, zeker wanneer het om kinderen gaat. Het VN-Comité stelt immers vast dat België behoort tot de groep van Europese landen met het hoogste percentage kinderen met een handicap die in een instelling worden geplaatst. Bij gebrek aan redelijke aanpassingen in het gewone onderwijs, worden heel wat leerlingen met een handicap bovendien systematisch naar het buitengewoon onderwijs doorverwezen.

Vijf jaar na de ratificering van het VN-Verdrag heeft ons land nog een lange weg te gaan om te voldoen aan zijn verplichtingen om te kunnen garanderen dat personen met een handicap hun rechten ten volle kunnen uitoefenen. De volgende beoordeling vindt in 2019 plaats, dus over minder dan vijf jaar. Volgens het Centrum is het de hoogste tijd om er werk van te maken als ons land niet tot het kransje ‘slechte leerlingen’ van het VN-Comité gerekend wil worden. In zijn parallelrapport voor het VN- Comité wijst het op de hoogdringendheid om te gaan voor een volledige – horizontale en verticale – harmonisatie tussen de verschillende bestuursniveaus om te komen tot een gecoördineerd beleid voor personen met een handicap.

3. DIVERSITEITS- BAROMETER HUISVESTING:

VERONTRUSTEND KLIMAAT VAN

DISCRIMINATIE

Hoe kun je zo objectief mogelijk de omvang van discriminatie in de Belgische samenleving meten?

Het Centrum ontwikkelde hiervoor in 2012 een Diversiteitsbarometer. Doelstelling: met een structureel meetinstrument een inventaris opstellen van de diversiteit en van de discriminatie waarmee bepaalde personen omwille van hun herkomst , hun leeftijd, hun seksuele geaardheid of hun handicap te maken krijgen. Op die manier worden de drie pijlers voor integratie – werk, huisvesting en onderwijs – tegen het licht gehouden.

In 2012 is de Diversiteitsbarometer Werk11 verschenen;

in 2014 volgde Huisvesting. De Diversiteitsbarometer Onderwijs is voor 2016-2017 gepland. Daarna is opnieuw

‘Werk’ aan de beurt. Het is immers niet alleen de bedoeling om een momentopname van de situatie te maken, maar om de evoluties tussen twee Diversiteitsbarometers te meten. Dat maakt het mogelijk om de globale trend binnen elk van de onderzochte domeinen beter te beoordelen.

De Diversiteitsbarometer Huisvesting12 kwam tot stand in samenwerking met het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen, de drie gewestministers bevoegd voor Huisvesting en de federale minister voor Gelijke Kansen. Het onderzoek peilde naar discriminatie op zowel de particuliere als de openbare huurmarkt.

Voor de particuliere huurmarkt werden meer dan 8.000 huuradvertenties uit de drie gewesten nauwkeurig bestudeerd. Vervolgens hebben de onderzoekers de discriminatie gemeten die zich kan voordoen wanneer de kandidaat-huurder met de verhuurder contact opneemt, wanneer hij het huurpand bezoekt en wanneer de huurovereenkomst wordt afgesloten. De studie besteedt ook aandacht aan de specifieke rol van vastgoedmakelaars.

11 U kunt de Diversiteitsbarometer Werk raadplegen op http://www.

diversiteit.be/diversiteitsbarometer-werk

12 U kunt de Diversiteitsbarometer Huisvesting raadplegen op http://

www.diversiteit.be/diversiteitsbarometer-huisvesting

(17)

Slotsom is dat er op de particuliere huurmarkt een daadwerkelijk en verontrustend klimaat van discriminatie heerst. In een economische context waar de vraag naar goedkope huisvesting het aanbod ruimschoots overstijgt, is de concurrentie tussen kandidaat-huurders toegenomen, waardoor een discriminerende dynamiek ontstaat. Discriminatie komt in het hele proces voor: van de publicatie van de advertentie tot het sluiten van de huurovereenkomst. Hoewel discriminatie op niveau van de advertenties een randverschijnsel blijft, wordt er vooral gediscrimineerd op basis van de bron van inkomsten (men wil geen sociale huurders of werkzoekenden), de leeftijd en de gezinssamenstelling (vrouwen en alleenstaande moeders zijn niet welkom). Bij contacten tussen particuliere verhuurders en kandidaat-huurders worden vooral personen die leven van een sociale uitkering of van een uitkering voor arbeidsongeschiktheid en in het bijzonder vrouwen slecht ontvangen. Discriminatie op basis van ‘raciale’ criteria blijft ook vaak voorkomen.

Test-kandidaten die tot de laatste twee categorieën behoren, worden ook minder goed behandeld wanneer zij het huurpand bezoeken: ze krijgen te maken met uiteenlopende strategieën (buitensporige vragen naar bewijzen van inkomsten, betalingen enz.) om hun kandidatuur te ontmoedigen.

De Diversiteitsbarometer Huisvesting heeft aangetoond dat het volgende fenomeen onvermoede proporties aanneemt: de rol van vastgoedkantoren in het al dan niet ingaan op discriminerende vragen.

Vastgoedmakelaars lijken goed op de hoogte van de antidiscriminatiewetgeving, maar verschuilen zich achter de eisen van de verhuurders die geen allochtone of werkzoekende kandidaat-huurders wensen. Soms bieden zij de verhuurders ook oplossingen om de wetgeving te omzeilen. Daarom moet het Centrum zijn bewustmakingsacties en zijn opleidingen voor personeel van vastgoedkantoren via het BIV (Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars) blijven voortzetten en uitbreiden.

Op de openbare huurmarkt levert het overduidelijke gebrek aan sociale woningen problemen op, wat geen verrassing is. Het tekort verdwijnt niet – in tegendeel – en leidt tot een situatie van sociale onrechtvaardigheid. In sommige gewesten is het enorme tekort aan woningen schrijnend. In Brussel wordt de wachttijd voor een flat met vier kamers op zestien jaar geschat. Bovendien heeft het complexe (al dan niet sociale) openbare huisvestingssysteem met zijn administratieve regels (zoals de verplichting om zich opnieuw in te schrijven) negatieve gevolgen voor de meest kwetsbare personen.

En er zijn nog meer aberraties die tot discriminatie leiden:

omdat het aanbod kleiner is dan de vraag en er normaal

absoluut voorrang aan gezinnen met de laagste inkomens moet worden gegeven, wordt het publiek van sociale woningen almaar kwetsbaarder.

Sommige maatschappijen ontwikkelen als gevolg hiervan strategieën om het inkomensplafond naar boven bij te stellen en breiden zo de toegang tot openbare huisvesting uit naar huishoudens met een aanzienlijk hoger inkomen.

Gelukkig werd in Vlaanderen en in Brussel de voorwaarde die op lokaal niveau in sommige gemeentereglementen werd opgelegd om slechts een deel van de inkomsten aan huur te besteden (tussen 33% en 50%) onlangs verboden.

Die voorwaarde had als gevolg dat de laagste inkomens niet aan bod kwamen.

Tot slot vermelden wij dat de individuele dossiers die het Centrum over huisvesting opent, meestal te maken hebben met de criteria vermogen en etnische herkomst (zie in dit verband hoofdstuk hoofdstuk 3 ‘‘Discriminatie per domein’’ punt 2 ‘‘huisvesting’.’)

4. EDIV: EEN TOOL VOOR

ONDERNEMINGEN OM MET DIVERSITEIT OM TE GAAN

Kan een traiteur weigeren om een kandidaat in dienst te nemen die van kop tot teen getatoeëerd is? Moet een werkgever ‘vaderschapsverlof’ toekennen aan een secretaresse die lesbische meemoeder is? Mag in een selectiedossier van een kandidate worden vermeld dat ze een ‘verleidster’ is?

Dit zijn enkele klassieke, onverwachte, soms grappige situaties die stuk voor stuk uit echte dossiers komen en die sinds juli 2014 op de website www.ediv.

be van het Centrum terug te vinden zijn13. eDiv is een onlinetool bestemd voor werkgevers, HR- en teammanagers en vakbondsafgevaardigden die binnen hun onderneming vragen hebben over de draagwijdte van de antidiscriminatiewetgeving. De module licht de basisbeginselen van de wetgeving toe aan de hand van

13 Zie het persbericht van het Centrum http://www.diversiteit.be/

ediv-een-innovatieve-tool-om-diversiteit-ondernemingen-te-beheren

(18)

meldingen die het Centrum heeft behandeld en van vragen die HR-managers vaak stellen tijdens opleidingen die het Centrum organiseert. De tool bestaat uit twee delen: een overzicht van de wetgeving aan de hand van conversatieoefeningen en een databank met 120 situaties waarmee ondernemingen te maken kunnen krijgen. Ze kunnen geraadpleegd worden op basis van de discriminatiecriteria (herkomst, geloof, lidmaatschap van een vakbond, fysieke eigenschap, leeftijd enz.) en van de verschillende fases in een werkrelatie (werving, teammanagement, ontslag enz.). Alle criteria en situaties kunnen worden gekruist: leeftijd en werving of teammanagement en geloof bijvoorbeeld. Elk voorbeeld legt uit of de Antidiscriminatiewet van kracht is of niet en geeft de manager advies.

Sinds zijn lancering is eDiv een succes. Tijdens de eerste zes maanden werden meer dan 1300 bezoekers geregistreerd.

De gebruikers komen zowel uit de overheidssector als de privésector: federale overheidsdiensten (Defensie, Selor, FOD Werk), gewesten, maar ook de uitzendsector, banken en de grootdistributie. De onlinetool komt overduidelijk tegemoet aan een reële behoefte van werkgevers, HR- managers en vakbondsafgevaardigden die niet altijd even goed met de wetgeving vertrouwd zijn. De tool geeft vaak ook de aanzet voor een diversiteitsbeleid, daar waar dat nog al te vaak als een administratieve last wordt aanzien.

Dit geldt vooral voor de privésector waar HR-managers vaak geen tijd hebben om ‘exotische’ opleidingen over een diversiteitsbeleid in de onderneming te volgen. De situaties die in eDiv aan bod komen, gaan allemaal uit van concrete vragen die aan het Centrum tijdens opleidingen werden gesteld. De website vervangt deze opleidingen echter niet. Ze geeft trouwens ook geen antwoord op menselijke problemen of incidenten die op de werkvloer voorkomen. De aanwezigheid van een trainer blijft zinvol om stereotypen te bestrijden. In sommige sectoren lijkt het bijvoorbeeld nog altijd ondenkbaar om een persoon met een handicap in dienst te nemen. Bepaalde vooroordelen lijken nog versterkt te worden en geven aanleiding tot discriminerend gedrag. De leeftijd van een werknemer is een van de hardnekkigste vooroordelen.

Voor sommige HR-managers is het in dienst nemen van een 50-plusser synoniem met het aanwerven van een chronisch zieke of een digibeet. Deze vooroordelen lijken zo vanzelfsprekend dat personen die ze uitspreken zich moeilijk kunnen voorstellen dat ze hiervoor volgens de antidiscriminatiewetgeving tegen een mogelijke sanctie kunnen aanlopen. De eDiv-tool kan in dergelijke gevallen dienst doen als een wake-up call.

5. DE AANSLAG OP HET JOODS MUSEUM VAN BELGIË

Op zaterdag 24 mei 2014 vond in Brussel een terroristische aanslag plaats. Een man stapte het Joods Museum van België binnen en nam achtereenvolgens een koppel toeristen en twee baliemedewerkers van het museum onder vuur. Drie van deze personen waren op slag dood.

Het vierde slachtoffer – een jonge werknemer – stierf enkele dagen later.

Op 30 mei werd in Marseille een verdachte aangehouden die in het bezit was van oorlogswapens. Hij was de vermoedelijke dader van deze viervoudige moord die door het parket van Brussel al snel als een daad van terrorisme werd bestempeld. Uit het onderzoek bleek dat de Frans-Algerijnse hoofdverdachte in de gevangenis radicaliseerde en vervolgens aansloot bij het islamitische leger in Syrië waar hij onder meer enkele Franse gijzelaars zou hebben bewaakt.

Vanzelfsprekend zorgde de aanslag zowel in België als in het buitenland voor heel wat beroering. Het Centrum liet meteen weten dat het een dossier had geopend om zich burgerlijke partij te stellen, gelet op de ernst en de aard van het gepleegde feit. De wet stelt immers dat wanneer bepaalde inbreuken worden gepleegd die ingegeven zijn door vijandigheid ten opzichte van het slachtoffer op basis van één van de criteria die door de antidiscriminatiewet zijn beschermd (herkomst, geloof, seksuele geaardheid enz.), de straf zwaarder moet zijn omdat het om een verzwarende omstandigheid gaat.

Zowel voor het Centrum als voor anderen was het zonneklaar dat het doelwit niet toevallig was gekozen.

Het was wel degelijk het Joodse karakter van de plek en van de mogelijke slachtoffers dat de keuze van de dader bepaalde. Dit vermoeden werd nog versterkt door het profiel van de verdachte. Het Centrum heeft zich niet alleen burgerlijke partij gesteld om de families van de slachtoffers te steunen, maar ook om te garanderen dat bij het onderzoek en tijdens de rechtszaak wordt onderzocht of er al dan niet sprake was van een antisemitisch motief.

(19)

Deze aanslag is de meest dramatische gebeurtenis in een jaar waarin het Centrum een recordaantal meldingen en incidenten in verband met antisemitisme heeft geregistreerd14.

6. DE RECHTSZAAK NAAR AANLEIDING VAN DE MOORD OP IHSANE JARFI

Dit opmerkelijke proces liep op 22 december 2014 af. Het hof van assisen van Luik veroordeelde vier beschuldigden: drie tot levenslange opsluiting en een tot een gevangenisstraf van dertig jaar voor de moord op Ihsane Jarfi. De jonge man werd doodgeslagen in de nacht van 22 april 2012 nadat hij was opgesloten. Hij werd achtergelaten in een veld. Zijn doodstrijd had meer dan vier uur geduurd.

De rechtszaak was opmerkelijk omdat het motief van haat omwille van zijn seksuele geaardheid als verzwarende omstandigheid in aanmerking werd genomen, net zoals dat het geval was bij de moord op een 60-jarige in het Luikse Avroypark in 2012. Het hele proces draaide met andere woorden rond de motieven van de moordenaars van Jarfi, meer bepaald rond de vraag of ze hem hadden gedood omdat hij homoseksueel was. De beschuldigden erkenden dat ze Ihsane Jarfi een ‘lesje’ wilden leren omdat hij homoseksueel was. Een van hen zei dat hij ‘verbolgen’

was dat het slachtoffer moslim én homoseksueel kon zijn.

Een andere beschouwde – volgens de deskundigen die hem onderzochten – homoseksuelen als een inferieure categorie mensen.

Het Centrum schaarde zich aan de zijde van de familie en de vereniging Arc-en-ciel Wallonie als burgerlijke partij in deze rechtszaak om zeker te zijn dat het homofobe motief (‘verwerpelijk motief’) werd onderzocht. Het Centrum was tevreden over het vonnis omdat de jury wel degelijk met het motief rekening had gehouden. Een misdaad ingegeven door de seksuele geaardheid van het slachtoffer, raakt immers alle homoseksuelen en hun

14 Hier kunt u de recentste cijfers van het Centrum over dit onderwerp raadplegen http://www.diversiteit.be/antisemitisme-de-recentste- cijfers-tonen-een-duidelijke-stijging. Zie eveneens het hoofdstuk over antisemitisme p. 51.

naasten: het geeft hen een gevoel van onveiligheid en stuurt een negatief signaal uit naar de hele samenleving;

een signaal dat kan leiden tot een herhaling van een dergelijk misdrijf.

(20)
(21)

Dossiers en meldingen

in 2014

(22)

LEXICON

Meldingen:

Dit zijn alle contactnames met het Interfederaal Gelijkekansencentrum en zijn lokale meldpunten met betrekking tot de bevoegdheden onder artikel 6 van het Samenwerkingsakkoord (B.S. 5/3/2013). Het betreft meldingen van mogelijke slachtoffers van discriminatie, haatmisdrijven of -boodschappen, maar ook getuigenissen, vragen of bekommernissen van derden dan wel vragen van personen of organisaties die in een concrete situatie discriminatie wensen te vermijden. Meldingen kunnen ook betrekking hebben op de rechten van personen met een handicap onder het VN-Verdrag van 13 december 2006.

Dossiers:

Het Centrum opent een dossier wanneer (i) de melding naar een discriminatiegrond verwijst waarvoor het Centrum bevoegd is of betrekking heeft op de rechten van personen met een handicap, én (ii) de melder een concreet advies of andere tussenkomst verwacht. De notie ‘dossier’ staat dus los van de ernst en het al dan niet bewezen karakter van de feiten. Meerdere meldingen over dezelfde feiten (bv. gemediatiseerde gebeurtenissen of cyberhate) worden in principe gebundeld in eenzelfde dossier. Uitzonderlijk opent het Centrum ambtshalve een dossier.

Discriminatiegronden:

Dit zijn de door de antidiscriminatiewetgeving (federale wetten, decreten en ordonnanties) beschermde criteria.

Ingevolge artikel 3 van het Samenwerkingsakkoord hebben de wettelijke opdrachten van het Centrum betrekking op al deze beschermde criteria (alsook de rechten van personen met een handicap onder het VN-Verdrag van 13 december 2006), met uitzondering van geslacht (Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen) en taal (bevoegde instelling nog niet aangewezen). De discriminatiegronden zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationaliteit en nationale of etnische afstamming worden in de rapportage samengevat als ‘raciale criteria’.

Maatschappelijke domeinen:

Dit is de context waarbinnen de gemelde feiten zich afspelen. De domeinen vallen grotendeels samen met het materiële toepassingsgebied van de antidiscriminatie- en antiracismewetten, - decreten en -ordonnanties (werk, goederen en diensten, onderwijs…). In de rapportering zijn daarnaast specifieke categorieën voorzien voor uitlatingen in de media en op internet, incidenten in de publieke ruimte (samenleving) en meldingen gericht tegen politie, justitie of in de context van het gevangeniswezen.

Discriminatie:

Directe discriminatie, indirecte discriminatie, opdracht tot discrimineren, intimidatie en het weigeren van redelijke aanpassingen ten voordele van een persoon met een handicap. Binnen hun resp. toepassingsgebied worden deze gedragingen verboden door de antidiscriminatiewetten, -decreten en -ordonnanties.

Haatmisdrijven:

Dit zijn de misdrijven waarvoor een mogelijke strafverzwaring bestaat wanneer een van de drijfveren bestaat in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens origine, afkomst, geloof, seksuele geaardheid… (alle beschermde criteria).

Haatboodschappen:

Hieronder groepeert het Centrum alle racistische, islamofobe, homofobe, antisemitische, negationistische… uitlatingen.

Het is geen juridische categorie. Uitgangspunt is steeds het fundamentele recht op vrije meningsuiting, maar bepaalde uitlatingen kunnen wel strafbaar zijn bv. wanneer men doelbewust aanzet tot discriminatie, haat of geweld tegen een persoon of groep wegens een van de beschermde criteria.

LEXICON

Meldingen:

Dit zijn alle contactnames met het Interfederaal Gelijkekansencentrum en zijn lokale meldpunten met betrekking tot de bevoegdheden onder artikel 6 van het Samenwerkingsakkoord (B.S. 5/3/2013). Het betreft meldingen van mogelijke slachtoffers van discriminatie, haatmisdrijven of -boodschappen, maar ook getuigenissen, vragen of bekommernissen van derden dan wel vragen van personen of organisaties die in een concrete situatie discriminatie wensen te vermijden. Meldingen kunnen ook betrekking hebben op de rechten van personen met een handicap onder het VN-Verdrag van 13 december 2006.

Dossiers:

Het Centrum opent een dossier wanneer (i) de melding naar een discriminatiegrond verwijst waarvoor het Centrum bevoegd is of betrekking heeft op de rechten van personen met een handicap, én (ii) de melder een concreet advies of andere tussenkomst verwacht. De notie ‘dossier’ staat dus los van de ernst en het al dan niet bewezen karakter van de feiten. Meerdere meldingen over dezelfde feiten (bv. gemediatiseerde gebeurtenissen of cyberhate) worden in principe gebundeld in eenzelfde dossier. Uitzonderlijk opent het Centrum ambtshalve een dossier.

Discriminatiegronden:

Dit zijn de door de antidiscriminatiewetgeving (federale wetten, decreten en ordonnanties) beschermde criteria.

Ingevolge artikel 3 van het Samenwerkingsakkoord hebben de wettelijke opdrachten van het Centrum betrekking op al deze beschermde criteria (alsook de rechten van personen met een handicap onder het VN-Verdrag van 13 december 2006), met uitzondering van geslacht (Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen) en taal (bevoegde instelling nog niet aangewezen). De discriminatiegronden zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationaliteit en nationale of etnische afstamming worden in de rapportage samengevat als ‘raciale criteria.’

Maatschappelijke domeinen:

Dit is de context waarbinnen de gemelde feiten zich afspelen. De domeinen vallen grotendeels samen met het materiële toepassingsgebied van de antidiscriminatie- en antiracismewetten, - decreten en -ordonnanties (werk, goederen en diensten, onderwijs…). In de rapportering zijn daarnaast specifieke categorieën voorzien voor uitlatingen in de media en op internet, incidenten in de publieke ruimte (samenleving) en meldingen gericht tegen politie, justitie of in de context van het gevangeniswezen.

Discriminatie:

Directe discriminatie, indirecte discriminatie, opdracht tot discrimineren, intimidatie en het weigeren van redelijke aanpassingen ten voordele van een persoon met een handicap. Binnen hun resp. toepassingsgebied worden deze gedragingen verboden door de antidiscriminatiewetten, -decreten en -ordonnanties.

Haatmisdrijven:

Dit zijn de misdrijven waarvoor een mogelijke strafverzwaring bestaat wanneer een van de drijfveren bestaat in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens origine, afkomst, geloof, seksuele geaardheid… (alle beschermde criteria).

Haatboodschappen:

Hieronder groepeert het Centrum alle racistische, islamofobe, homofobe, antisemitische, negationistische… uitlatingen.

Het is geen juridische categorie. Uitgangspunt is steeds het fundamentele recht op vrije meningsuiting, maar bepaalde uitlatingen kunnen wel strafbaar zijn bv. wanneer men doelbewust aanzet tot discriminatie, haat of geweld tegen een persoon of groep wegens een van de beschermde criteria.

(23)

Het Interfederaal Gelijkekansencentrum ontving in 2014 4627 meldingen en opende 1670 dossiers. Ten opzichte van 2013 betekent dit een significante stijging voor zowel de meldingen (+25%) als de dossiers (+20%). Deze evolutie kan essentieel toegeschreven worden aan de integratie van de 13 lokale Vlaamse Meldpunten in het Centrum sinds 1 januari 2014.

De algemene cijfers en tendensen werden eerder bekend gemaakt in het persdossier van 3 februari 201515. Het eerste deel van dit hoofdstuk geeft een gedetailleerd beeld van de dossiers, meer bepaald van de nieuwe dossiers, geopend in 2014 (1.1), de in 2014 afgesloten dossiers (1.2) en de gerechtelijke procedures (1.3). Het tweede deel bevat meer informatie over de in 2014 ontvangen meldingen.

Wat de geografische rapportering betreft, hebben we ons beperkt tot een overzicht per provincie. Deze keuze gebeurde ook in het licht van de hervormde gerechtelijke arrondissementen.

Evolutie dossiers en meldingen 2010-2014

2010

Meldingen Dossiers 5000

4500 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0

2011 2012 2013 2014

3608

1343 1277 1316 1406 1670

4162 4226

3713

4627

In de thematische hoofdstukken 3 en 4 die volgen, worden bepaalde van deze gegevens voor de verschillende domeinen en de voornaamste discriminatiegronden meer kwalitatief onder de loep genomen, met aandacht voor de respectieve bevoegdheden van de federale overheid, gewesten en gemeenschappen.

15 Zie http://www.diversiteit.be/het-centrum-hervormd-en-druk- geraadpleegd-2014.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de corona-pandemie, die het hele sociale leven zowel in Nederland als wereldwijd (dus ook in Veenendaal) sterk negatief heeft beïnvloed, hebben we onze plannen, die we eind

in oktober 2012 waren er gemeen- teraadsverkiezingen: ze vormden de aanleiding om het belang van de lokale beleidsmakers te onderstrepen in de strijd tegen discriminatie en in

Dit neemt echter niet weg dat een ‘gewone’ prestatieplaats ook een positieve betekenis kan hebben voor de resocialisatie van de dader (bijvoorbeeld door het

d. Het risico van in een rechtszaak ongelijk te halen moet goed afgewogen worden. Bij dossiers die heel wat media-aandacht krijgen, kan ongelijk halen een rampzalige impact hebben

De taakverdeling tussen de Eerste en Tweede Lijn werd verduidelijkt voor de behandeling van meldingen en individuele dossiers: ontvangst en registratie van meldingen, aard en

Deze aanbevelingen gaan zowel over onze eerste pijler, de strijd tegen discriminatie en de bevordering van gelijke kansen ( in bijvoorbeeld het onderwijs, de sport, de

Deze nieuwe naam moet de unieke positie van het Centrum nog beter uit de verf laten komen: een over- heidsdienst die in alle onafhankelijkheid en in dialoog en samenwerking

Vanuit de betrachting om het vrij verkeer van diensten, zoals bepaald in de Europese basisverdragen ook ingang te laten vinden op het internet, besteedt de