• No results found

Verplaatsing garagebedrijf en tankstation Van Kerkhof & Visser

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verplaatsing garagebedrijf en tankstation Van Kerkhof & Visser"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Quick scan flora en fauna

Verplaatsing garagebedrijf en tanksta- tion Van Kerkhof & Visser

Gemeente Wijk bij Duurstede

Datum: 7 april 2014 44 Projectnummer: 140121

(2)
(3)

INHOUD

1 Inleiding 3

1.1 Aanleiding 3

1.2 Huidige situatie 3

1.3 Toekomstige situatie 7

2 Toetsing 10

2.1 Onderzoeksmethodiek 10

2.2 Gebiedsbescherming 10

2.3 Soortenbescherming 12

3 Conclusie 18

3.1 Gebiedsbescherming 18

3.2 Soortenbescherming 18

3.3 Nader ecologisch onderzoek vleermuizen 19

3.4 Zorgplicht 20

3.5 Aanbevelingen 20

Bijlage 1: geraadpleegde literatuur

(4)
(5)

SAB 3

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In Wijk bij Duurstede (gemeente Wijk bij Duurstede, Provincie Utrecht) is de gemeente voornemens om het garagebedrijf en tankstation aan de Zandweg te verplaatsen naar twee locaties aan de rand van de bebouwde kom aan de Graaf van Lynden van San- denburgweg. Op de vrijgekomen locatie aan de Zandweg is de nieuwbouw van wo- ningen beoogd. De voorgenomen herontwikkeling past niet binnen de vigerende be- stemmingsplannen. Daartoe is een herziening nodig. Eén van de

haalbaarheidsstudies die hiervoor dient te worden uitgevoerd is toetsing aan de na- tuurregelgeving. Voorliggende quick scan flora en fauna is opgesteld door SAB en geeft een eerste inzicht in de doorwerking van de natuurwetgeving op deze plek.

Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden moet eerst een onderzoek plaats- vinden in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 en eventuele andere natuurregelgeving. Voorliggend onderzoek is een quick scan waarin op basis van een gebiedsanalyse (ruimtelijk ecologisch), beschikbare soortgegevens en een eenmalige veldverkenning uitspraken zijn gedaan over de mogelijke aanwe- zigheid van beschermde planten en dieren in het plangebied. Het plangebied is be- oordeeld op geschiktheid voor beschermde planten en diersoorten en de verwachte effecten op deze soorten en beschermde natuurgebieden. Dit heeft geresulteerd in conclusies en aanbevelingen. Deze quick scan is uitgevoerd op basis van de momen- teel geldende uitwerking en interpretatie van beleid en wetgeving.

1.2 Huidige situatie

Wijk bij Duurstede ligt ten zuiden en westen van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, ten noorden van de Gemeente Buren en ten oosten van de gemeentes Culemborg, Houten en Bunnik. De gemeente Wijk bij Duurstede heeft een landelijke ligging boven de grote rivieren in het midden van Nederland. En ligt aan de kruising van het Amster- dam-Rijnkanaal met de Lek en de splitsing van de Nederrijn in de Lek en de Kromme Rijn.

Globale ligging plangebied

(6)

SAB 4

Het plangebied bestaat uit drie locaties in Wijk bij Duurstede, namelijk de huidige loca- tie van het garagebedrijf en tankstation aan de Zandweg, de toekomstige locatie van het tankstation aan de rotonde Zandweg/Remus en de toekomstige locatie van het ga- ragebedrijf aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg.

1.2.1 Locatie Zandweg

Op dit moment bevindt zich aan de Zandweg in Wijk bij Duurstede het garagebedrijf en bijbehorend tankstation Van Kerkhof & Visscher. Deze locatie heeft een oppervlak- te van circa 2.395 m2 en is geheel verhard. Naast het garagebedrijf ligt de voormalige brandweergarage die tijdelijk in gebruik is bij de Stichting Nieuwe Schakel. Deze loca- tie heeft een oppervlak van circa 565 m2 en is grotendeels (3/4) verhard Aan de ach- terzijde van de voormalige garage is een kleine tuin gelegen.Het gebied wordt ontslo- ten door de Zandweg en ligt aan de rand van het centrum aan één van de

belangrijkste ontsluitingswegen. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van het plangebied ten tijde van het veldbezoek.

Ligging plangebied, locatie Zandweg in het centrum van Wijk bij Duurstede.

(7)

SAB 5

Impressie plangebied aan de Zandweg. V.l.n.r.: verhard buitenterrein bij het garagebedrijf be- zien richting de woningen ten noorden van het plangebied, verhard buitenterrein nabij show- room en garage (links) bezien in de richting van de Zandweg, voormalige brandweergarage aan de Zandweg; tankstation aan de Zandweg bezien in oostelijke richting.

1.2.2 Locatie rotonde Zandweg/Remus

De huidige locatie aan de rotonde Zandweg/Remus bestaat op dit moment uit gras- veld met enkele bomen en een bosschage. Aan de west en zuidzijde zijn greppels voor waterberging aanwezig en grenst de locatie respectievelijk aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg en de Langbroekseweg. In het noorden grenst de locatie aan een nutsvoorziening voor elektriciteit. Onderstaande afbeeldingen geven een im- pressie van de locatie.

Ligging van de locatie rotonde Zandweg/Remus (A) en de locatie Graaf van Lynden van San- denburgweg (B).

A

B

(8)

SAB 6

Impressie locatie rotonde Zandweg/Remus (A). V.l.n.r.: planlocatie bezien in de richting van de Langbroekseweg, planlocatie bezien in de richting van de Graaf van Lynden van Sandenburg- weg (foto’s SAB, 2014).

1.2.3 Locatie Graaf van Lynden van Sandenburgweg

De huidige locatie aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg (B) bestaat momen- teel uit een verruigd grasland, volkstuinen en is een deel van het terrein met halfver- harding (gravel) bedekt. Het perceel grenst in het westen aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg, in het noorden aan een voormalige fruitboomgaard en in het oosten aan moestuinen en het terrein van de Jumbo en de Welkoop. In zuiden grenst de locatie aan grote nutsvoorziening (elektra). Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van de locatie ten tijde van het veldbezoek.

Impressie van de locatie Graaf van Lynden van Sandenburgweg. V.l.n.r.: verruigd perceel met gras en halfverharding bezien vanaf de Graaf van Lynden van Sandenburgweg in oostelijke richting, locatie nabij oprit perceel bezien in noordoostelijke richting naar de moestuinen, detail halfverharding en ruigtes, detail moestuinen (foto’s SAB, 2014).

(9)

SAB 7

1.3 Toekomstige situatie

1.3.1 Locatie Zandweg

Met verplaatsen van het garagebedrijf en het tankstation komt er ruimte vrij voor het realiseren van functie welke aansluit bij het centrum van Wijk bij Duurstede. De locatie bevindt zich aan de rand van de binnenstad. In de omgeving bevinden zich voorname- lijk woningen, winkels en maatschappelijke functies. In de directe omgeving van de lo- catie is wonen de belangrijkste functie. Gezien de Structuurvisie gemeente Wijk bij Duurstede 2020 en de Structuurvisie Detailhandel kiest de gemeente voor de trans- formatie naar woningen op de locatie Zandweg.

Voor de locatie zijn twee modellen uitgewerkt. De eerste uitwerking bestaat alleen uit grondgebonden woningen. De tweede uitwerking bestaat voor een deel uit grondge- bonden woningen en voor een deel uit appartementen. In beide scenario’s worden in het noordelijke gedeelte 6 grondgebonden woningen mogelijk gemaakt. In het zuidelij- ke gedeelte worden ofwel 6 grondgebonden woningen ofwel 16 appartementen moge- lijk gemaakt. Voor de realisatie van de woningen wordt de bestaande bebouwing ge- sloopt, opstallen verwijderd en het groen in de kleine tuin achter de voormalige brandweergarage verwijderd. Onderstaande afbeelding geeft de twee opties voor de inrichting van de planlocatie.

Mogelijke invulling locatie Zandweg (bron: SVP Architectuur & Stedenbouw, 6 februari 2014)

1.3.2 Locatie rotonde Zandweg/Remus

Het tankstation is gepland direct aan de nieuwe rotonde Zandweg/Remus. Deze loca- tie bevindt zich aan de rand van de bebouwde kom aan een belangrijke invalsroute voor Wijk bij Duurstede. De locatie ligt ten zuiden van het transformatorstation aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg en heeft een oppervlakte van circa 640 m2. Ten behoeve van het tankstation wordt een nieuwe toegangsweg gecreëerd aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg. Via de toegangsweg kunnen de vulpunten en

(10)

SAB 8

het tankstation worden bereikt. Ten westen van de vulpunten bevinden zich twee on- dergrondse tanks. Via het tankstation kan vervolgens de toegangsweg verder worden gevolgd om tot slot het tankstation via de Langbroekseweg te verlaten. Via deze aan- sluiting ten oosten van het tankstation zijn de Jumbo en Welkoop, maar ook het tank- station te bereiken. Voor de realisatie van het tankstation worden bestaande groene elementen verwijderd en de infrastructuur aangepast. Op de navolgende afbeeldingen zijn een impressie en een plattegrond van de toekomstige situatie van het tankstation op de hoek van de rotonde Zandweg/Remus weergegeven.

Plattegrond tankstation, waterberging en ontsluiting (bron: Presentatie Informatieavond ‘Ver- plaatsing Van Kerkhof & Visscher’ 28 november 2013)

1.3.3 Locatie Graaf van Lynden van Sandenburgweg

Het garagebedrijf komt ten noorden van het transformatorstation van Stedin aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg te liggen. Een deel van de daar gelegen volks- tuinen wordt ten behoeve van de ontwikkeling vrijgemaakt. Deze volkstuinen worden voor het grootste deel binnen dit volkstuincomplex verplaatst.

De landschappelijke inpassing vindt plaats door aan de noordzijde van het terrein een landschappelijke heg aan te leggen, die vanaf de N229 tot halverwege het perceel van het garagebedrijf een hoogte heeft van 1,0 -1,3 m. Soorten kunnen bestaan uit of haagbeuk, of veldesdoorn, of meidoorn. Verder naar het noorden en oosten wordt de heg hoger tot 2,0-3,0 m. Ter hoogte van het parkeren worden er ook bomen in de heg geplant (minimaal 2m uit erfgrens). De vrachtwagen opstelplaats en de in- en uitrit worden zo gepositioneerd, dat de bestaande bomenrij langs de N229 in tact blijft.

De nieuwe locatie heeft een oppervlakte van circa 2.500 m2. Het bedrijfsgebouw wordt evenwijdig aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg gerealiseerd en heeft een oppervlakte van circa 640 m2. Aan de achterzijde van de Jumbo supermarkt en ten oosten van het beoogde garagebedrijf is een nieuwe parkeergelegenheid voor de de- tailhandelsvoorzieningen gepland. Voor de realisatie van het garagebedrijf en de om- liggende voorzieningen, inclusief de parkeervoorziening, worden enkele oude fruitbo- men gerooid en opstallen verwijderd. Op de navolgende afbeelding is een plattegrond van de toekomstige inrichting van het perceel weergegeven.

(11)

SAB 9

Plattegrond toekomstige situatie garagebedrijf aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg (bron: Architectenbureau Guido Bakker, februari 2014)

(12)

SAB 10

2 Toetsing

2.1 Onderzoeksmethodiek

De quick scan flora en fauna is gebaseerd op een biotoopinschatting door een eco- loog van SAB B.V. Bij het opstellen van de quick scan flora en fauna is verder gebruik gemaakt van atlasgegevens uit de Atlas van Nederlandse Zoogdieren (Broekhuizen et al., 1992), Atlas van de Nederlandse vleermuizen (Limpens et al., 1997), Versprei- dingsatlas van de Zoogdieren in Utrecht (Wansink, 2012) en diverse websites die de meest recente informatie verschaffen omtrent de verspreiding van soorten. Deze bronnen vermelden soortgegevens op uurhokniveau (5 bij 5 kilometer), dit betekent dat het globale gegevens betreft. Bijlage 1 vermeldt de geraadpleegde bronnen.

Op 28 februari 2014 heeft een ecoloog van SAB het plangebied en de directe omge- ving verkend. Doel van deze veldverkenning was om een indruk te krijgen van de ha- bitats ter plaatse en de geschiktheid voor de verschillende soortgroepen te beoorde- len. Het veldbezoek heeft nadrukkelijk niet de status van een volledige

veldinventarisatie. Het eenmalige veldbezoek geeft slechts een globaal beeld van aanwezige soorten en habitats op basis van een momentopname. Zowel het tijdstip (buiten het groeiseizoen van planten en deels buiten het actieve seizoen van diverse diergroepen) als het eenmalige karakter is hiervoor niet toereikend.

2.2 Gebiedsbescherming

2.2.1 Natuurbeschermingswet 1998

Het plangebied ligt niet in of direct nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde gebied beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 betreft het Natura 2000-gebied Uiter- waarden Neder-Rijn. Dit beschermde gebied ligt op ongeveer 350meter afstand. Ge- zien tussenliggende elementen (bebouwing en wegen) en de afstand zijn directe ne- gatieve effecten van het voornemen middels verstoring door bijvoorbeeld licht en geluid, optische verstoring, oppervlakteverlies en verontreiniging niet aan de orde.

Door het voornemen is een toename in het aantal verkeersbewegingen van en naar het nieuwe tankstation en het garagebedrijf aldaar niet uitgesloten. Als gevolg van de stijgende verkeersintensiteit neemt de uitstoot van NO2 toe en is er mogelijk sprake van een verzurend en vermestend effect op de stikstofgevoelige habitattypen van de nabijgelegen Natura 2000-gebieden.

Uit een literatuuronderzoek van Schaffers (2010) blijkt dat (maximale) effectafstanden van verkeersgerelateerde stikstofemissie reiken van circa 200 tot 1.000 meter vanaf de wegas. De door Schaffers uitgevoerde analyse toont dat de in de literatuur gevon- den effectafstanden op vegetatie en fysiologie van planten zich beperken tot ca. 500 meter. Daarnaast tonen berekeningen van Boddeke et al. (Boddeke et al. 2006 in Hille Ris Lambers et al. 2009) dat het effect van stikstof in het open landschap op een af- stand van 200 meter reeds verwaarloosbaar is ten opzichte van de achtergrondwaar- den. Daar de afstand van de locaties van het tankstation en het garagebedrijf tot de

(13)

SAB 11

Natura 2000-gebieden meer dan 500 meter bedraagt zijn negatieve effecten van ver- zuring en vermesting door NO2-depositie niet van toepassing.

De realisatie van de woningen op de voormalige locatie van het garagebedrijf zorgt voor een vermindering van het aantal verkeerbewegingen. De emissie van NO2 ter plaatse neemt af waardoor van een negatief effect geen sprake is. Negatieve effecten van stikstofdepositie zijn derhalve niet van toepassing.

Vogelrichtlijngebied (Uiterwaarden Neder- Rijn)

Habitatrichtlijngebied (Kolland & Overlang- broek)

Plangebied

Ligging van de planlocaties ten opzichte van de Natura 2000-gebieden Uiterwaarden Neder- Rijn en Kolland & Overlangbroek.

2.2.2 Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied ligt niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het dichtstbij- zijnde perceel dat is aangewezen als EHS zijn de gronden ten oosten van het plange- bied en ligt op circa 225 meter van het plangebied. Het betreft de watergang en oe- vers van de Kromme Rijn. In onderstaande figuur is de ligging van de EHS ten opzichte van de planlocaties weergegeven. Gezien de ligging buiten de EHS is geen sprake van directe aantasting van de EHS. Door de tussenliggende elementen (we- gen en bebouwing) worden indirecte effecten eveneens niet verwacht. Met de plannen is derhalve van een negatief effect op de EHS geen sprake.

(14)

SAB 12

Ecologische Hoofdstructuur Plangebied

Ligging van de planlocaties ten opzichte van de Natura 2000-gebieden Uiterwaarden Neder- Rijn en Kolland & Overlangbroek.

2.3 Soortenbescherming

In het kader van de Flora- en faunawet moet worden getoetst of ter plaatse van de ruimtelijke ingrepen sprake is/kan zijn van negatieve effecten op beschermde planten en dieren. De beoogde ontwikkelingen kunnen biotoopverlies of verstoring (indirect bi- otoopverlies) tot gevolg hebben.

2.3.1 Vaatplanten

Binnen de planlocaties zijn weinig potentiële natuurlijke groeiplaatsen voor planten aanwezig. Het grootste deel van de planlocatie Zandweg is bebouwd en verhard. En- kel achter de voormalige brandweergarage is een tuin aanwezig. Het geheel is inten- sief beheerd en wordt regelmatig verstoord. Een natuurlijk biotoop voor vaatplanten is op deze locatie niet aanwezig.

De planlocaties Zandweg/Remus en Graaf van Lynden van Sandenburgweg zijn in gebruik als groenstrook, moestuin en zijn deels verhard. De moestuinen zijn intensief beheerd en de gronden aldaar zijn voedselrijk en worden regelmatig verstoord. Tij- dens het veldbezoek zijn soorten aangetroffen als Zuring (Rumex sp.), Paardenbloem (Taraxacum officinale), Gestreepte witbol (Holcus lanatus), Engels raaigras (Lolium perenne), Madeliefje (Bellis perennis) en diverse fruitstruiken en –bomen. Een biotoop waar strikt beschermde soorten kunnen voorkomen is niet aangetroffen en wordt ge- zien de mate van verstoring ook niet verwacht. Het perceel gelegen naast de moes-

(15)

SAB 13

tuinen is deels verhard met een halfverharding en het overige deel bestaat uit een ver- ruigd grasland waar in het verleden grond is gestort. Een deel van de gestorte grond is nog aanwezig en volledig begroeid geraakt. Op dit perceel zijn soorten aangetroffen als Zuring (Rumex sp.), paardenbloem (T. officinale), Straatgras (Poa annua), Engels raaigras (L. perenne) en Grote weegbree (Plantago major) aangetroffen. Er zijn geen (potentiële) groeiplaatsen van (strikt) beschermde of bedreigde plantensoorten aange- troffen.

Het perceel waar het nieuwe tankstation is beoogd (planlocatie Zandweg/Remus) is in de huidige situatie ingericht als groenstrook. Het geheel wordt regelmatig gemaaid waardoor bijzondere soorten niet aanwezig zijn. Tijdens het veldbezoek zijn enkel al- gemeen voorkomende soorten aangetroffen en is geconstateerd dat een biotoop van strikt beschermde of bedreigde plantensoorten niet aanwezig is. Op basis van het bo- venstaande worden negatieve effecten van het voornemen op beschermde of be- dreigde vaatplanten niet verwacht.

2.3.2 Grondgebonden zoogdieren

Binnen de drie verschillende planlocaties zijn een groenstrook, enkele rommelhoekjes, ruigten en bestrating en halfverharding aanwezig. Hierdoor zijn vaste rust- en verblijf- plaatsen van soorten als kleine marterachtigen, (spits)muizen, Egel (Erinaceus euro- peus), Konijn (Oryctolagus cuniculus) en Mol (Talpa europaea) niet uit te sluiten. Voor deze soorten, die onder het eerste lichte beschermingsregime vallen, geldt een alge- mene vrijstelling voor het verstoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen.

Uit de verspreidingsgegevens volgt dat de strikt beschermde soort Bever (Castor fi- ber) nabij het plangebied voorkomt. De bever is beschermd middels zwaarste be- schermingsregime van de Flora- en faunawet en opgenomen als Europese soort van de Habitatrichtlijn. Bevers komen voor in het overgangsgebied tussen land en water zoals moerassen, langs beken, rivieren en meren. De bever heeft een voorkeur voor rustige rivieren en meren omzoomd door broekbossen met bomen als wilg en es. De aanwezigheid van bossen op de oevers is een biotoopvereiste voor deze soort.

Het plangebied bevat geen eigenschappen of vereisten welke onderdeel zijn van het leefgebied van de bever. Deze soort is voornamelijk ten zuiden van Wijk bij Duurste- de, langs de rivier, waargenomen. Gezien afwezigheid van een geschikt biotoop van de bever in en rondom het plangebied zijn negatieve effecten van de plannen op deze soort niet aanwezig.

Andere strikt beschermde grondgebonden zoogdieren als Steenmarter (Martes fiona), Boommarter (Martes martes) en Das (Meles meles) komen volgens de verspreidings- gevens niet voor in de omgeving van Wijk bij Duurstede. De afwezigheid van geschikt habitat (afwezigheid verblijfplaatsen en geschikt foerageergebied) voor deze soorten maakt dat de omgeving niet geschikt als leefgebied. Met de plannen worden negatie- ve effecten op beschermde grondgebonden zoogdieren niet verwacht.

(16)

SAB 14 2.3.3 Vleermuizen

Vleermuizen zijn globaal op te delen in gebouwbewonende soorten en boombewo- nende soorten. Er zijn echter ook soorten die van beide elementen gebruik maken. Al- le vleermuizen, de verblijfplaatsen, essentiële leefgebieden (foerageergebied, vlieg- route) van deze soortgroep zijn strikt beschermd middels de Flora- en faunawet (tabel 3) en opgenomen in de Europese Habitatrichtlijn (bijlage IV).

Vaste rust- en verblijfplaatsen

Op de locatie Zandweg zijn geen bomen aanwezig waardoor met de plannen aldaar geen sprake is van een negatief effect op boombewonende soorten. De bebouwing op deze locatie wordt gesloopt waardoor er mogelijk een negatief effect op gebouwbe- wonende soorten aanwezig kan zijn. Tijdens het veldbezoek is de gehele bebouwing uitvoerig geïnspecteerd op de aanwezigheid van, voor vleermuis geschikte, invlieg- openingen. Geschikte invliegopeningen zijn bijvoorbeeld open stootvoegen, kierende gevel- en dakbetimmering en overstekende of kierende dakpannen. De muren en ran- den van bebouwing van waarin het garagebedrijf en de autoshowroom zijn gevestigd, zijn afgewerkt met damwandprofielen en Trespa-platen. Deze zijn dicht op de gevel bevestigd waardoor kieren en spleten ontbreken. Daarnaast ontbreken open stoot- voegen en kieren achter de gevelbetimmering. De aanwezigheid van een vaste rust- of verblijfplaats in dit deel van de bebouwing is niet waarschijnlijk.

Naast de showroom is (ten zuiden) de voormalige brandweergarage gelegen. De brandweergarage bestaat uit gevels van baksteen en een dak met dakpannen. In de gevel zijn geen open stootvoegen aanwezig waar vleermuizen toegang tot de spouw- muur kunnen hebben. Wel zijn er kieren aanwezig onder de gevelpannen. Via deze kieren kunnen vleermuizen wegkruipen onder de dakpannen en mogelijk toegang ver- krijgen tot de spouwmuur. De aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen kan derhalve niet op voorhand worden uitgesloten. Nader onderzoek is noodzakelijk om de aan- of afwezigheid van een verblijfplaats vast te stellen en om in- zichtelijk te maken of er met de beoogde sloop van het pand mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen.

Op de locaties Zandweg/Remus en Graaf van Lynden van Sandenburgweg is geen geschikte bebouwing voor vleermuizen aanwezig. De opstallen op de locatie Graaf van Lynden van Sandenburgweg zijn op meerdere plaatsen open, waardoor het er tocht en zodoende niet geschikt is voor vleermuizen. Tevens worden de opstallen re- gelmatig verstoord door mensen tijdens het bezoek van de moestuinen. Een verblijf- plaats voor vleermuizen aldaar is derhalve uitgesloten.

Bomen zijn op de locatie Zandweg/Remus en Graaf van Lynden van Sandenburgweg wel aanwezig, maar worden niet geschikt geacht om een verblijfplaats van vleermui- zen te herbergen. Er zijn geen geschikte holtes, spleten of losse schors aanwezig waar boombewonende vleermuizen in of achter een rust- of verblijfplaats kunnen heb- ben. Daarnaast zijn de bomen op de locatie Zandweg/Remus erg jong en hebben de bomen een stamdiameter van circa 30 centimeter, waardoor de kans op geschikte holtes niet waarschijnlijk is. Een negatief effect van de plannen op vaste rust- en ver- blijfplaatsen op de locaties Zandweg/Remus en Graaf van Lynden van Sandenburg- weg is, gezien het bovenstaande, niet waarschijnlijk.

(17)

SAB 15 Vliegroutes

Vleermuizen maken vaak jarenlang gebruik van vaste aanvliegroutes tussen verblijf- plaats en foerageergebied, daarom kan het behoud van lijnelementen cruciaal zijn voor de instandhouding van het leefgebied. Op alle planlocaties zijn geen duidelijke lijnvormige structuren aanwezig welke mogelijk tot een vliegroute van vleermuizen be- horen. Negatieve effecten van de plannen op vliegroutes van vleermuissoorten wor- den om die reden niet verwacht.

Foerageergebieden

Het plangebied dient mogelijk ook als foerageergebied voor vleermuizen. Met name het perceel op de locatie Zandweg/Remus biedt door de aanwezigheid van bomen en bosschages enige beschutting voor insecten (voedsel) en daarmee voor enkele vleermuizen de ruimte om te jagen. Gezien de omvang van het perceel, de omliggen- de straatverlichting van de wegen en de ligging langs de doorgaande weg (verstoring door verlichting van verkeer) is van een essentieel foerageergebied geen sprake. Met de plannen worden negatieve effecten op essentiële foerageergebieden niet verwacht.

2.3.4 Vogels

Alle vogelsoorten zijn beschermd tijdens het broedseizoen. Het betreft dan met name de actieve broedplaatsen en vaste verblijfplaatsen. Voor de meeste vogels loopt het broedseizoen van half maart tot half juli. Voor het broedseizoen wordt geen stan- daardperiode gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Het plangebied met struweel en bomen is geschikt als broedgelegenheid voor veel vogels.

Jaarrond beschermde vogelsoorten

In het kader van de Flora- en faunawet zijn vaste rust- en verblijfplaatsen van enkele vogelsoorten jaarrond beschermd. Dit betekent dat nestlocaties van deze soorten het gehele seizoen beschermd zijn. Hierin worden vier categorieën onderscheiden:

1. nesten die, behalve gedurende het broedseizoen, buiten het broedseizoen in ge- bruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: Steenuil).

2. nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop (voorbeeld:

Roek, Gierzwaluw en Huismus).

3. nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing (voorbeeld: Ooievaar, Kerkuil en Slechtvalk).

4. vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nau- welijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: Boomvalk, Buizerd en Rans- uil).

Een vijfde beschermingscategorie geldt voor vogels waarvan de nesten alleen tijdens het broedseizoen zijn beschermd of welke in sommige gevallen jaarrond zijn be- schermd wanneer ‘zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden’ dat recht- vaardigen:

5 Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader on-

(18)

SAB 16

derzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische om- standigheden dat rechtvaardigen.

Tijdens het veldbezoek zijn soorten aangetroffen als Merel (Turdus merula), Koolmees (Parus major), Pimpelmees (Cyanistes caeruleus), Vink (Fringilla coelebs), Kauw (Corvus monedula ), Zwarte kraai (Corvus corone) en Houtduif (Columba palumbus).

Geen van de aangetroffen soorten is jaarrond beschermd. Er zijn ook geen sporen of nesten aangetroffen van jaarrond beschermde soorten als Huismus (Passer domesti- cus) of Steenuil (Athene noctua). Negatieve effecten op jaarrond beschermde soorten worden derhalve niet verwacht.

2.3.5 Amfibieën

Stichting RAVON (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland) verzamelt ver- spreidingsgegevens van reptielen, amfibieën en vissen en publiceert deze jaarlijks op het internet (www.ravon.nl). Volgens RAVON komen in de omgeving van het plange- bied amfibieën voor zoals, Kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris), Gewone pad (Bufo bufo) en Bruine kikker (Rana temporaria) voor.

Algemene soorten

Algemene soorten, zoals Bruine kikker (R. temporaria) en Gewone pad (B. bufo), die na de metamorfose op het land naar voedsel gaan zoeken, zijn, gezien de nabijgele- gen geschikte habitats, op de locaties Zandweg/Remus en Graaf van Lynden van Sandenburgweg niet uit te sluiten. Deze soorten kunnen grote afstanden afleggen.

Omdat de dieren op het land overwinteren, is het ook mogelijk dat er dieren in de win- terperiode binnen het plangebied aanwezig zijn. Voor deze soorten, die onder het eer- ste lichte beschermingsregime vallen, geldt een algemene vrijstelling voor het versto- ren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen.

Beschermde soorten

Alle locaties grenzen niet aan watervoerende elementen, ruigtes of bijzondere bioto- pen waar strikt beschermde soorten amfibieën kunnen voorkomen. Alle terrein zijn in- tensief in gebruik of intensief in gebruik geweest, worden intensief beheert en liggen in of nabij stedelijk gebied. Specifieke biotopen van soorten of individuen van soorten als Heikikker (Rana arvalis), Poelkikker (Rana lessonae) of Rugstreeppad (Bufo calamita) zijn niet op de drie locaties aangetroffen. Het om die reden niet waarschijnlijk dat de plannen een negatief effect hebben op strikt beschermde amfibieën.

2.3.6 Reptielen

Reptielen zijn over het algemeen gebonden aan structuurrijke vegetatie, vaak gelegen in weinig verstoorde biotopen. Soorten als Ringslang (Natrix natrix) en Levendbarende hagedis (Zootoca vivipara) kunnen voorkomen in gebieden met een relatief hoge ver- storingsgraad. Op basis van de binnen het plangebied aanwezige habitats (intensief beheerd grasland) en de afwezigheid van ruigtes en geschikte (zandige) opwarmplek- ken is het voorkomen van reptielen niet waarschijnlijk.

(19)

SAB 17 2.3.7 Vissen

Door het ontbreken van permanent watervoerende elementen in of grenzend aan het plangebied zijn negatieve effecten op (strikt) beschermde vissoorten als Kleine mod- derkruiper (Cobitis taenia) of Bittervoorn (Rhodeus amarus) uitgesloten.

2.3.8 Insecten (vlinders, libellen, sprinkhanen) en overige soortengroepen

Slechts een beperkt aantal van de zeer soortenrijke groep van de insecten is be- schermd. De habitateisen van beschermde soorten binnen deze groep zijn vaak zeer locatiespecifiek en gebonden aan zeer bijzondere biotopen. Het plangebied ligt niet binnen een dergelijke biotoop. Overige strikt beschermde soorten als mollusken en andere weekdieren zijn ook niet te verwachten gezien de aanwezige habitats.

(20)

SAB 18

3 Conclusie

Op de ontwikkellocaties te Wijk bij Duurstede is men voornemens om het autobedrijf en bijhorend tankstation aan de Zandweg te verplaatsen naar twee locaties: de Graaf van Lynden van Sandenburgweg en de rotonde Zandweg/Remus respectievelijk. Op de vrijgekomen locatie aan de Zandweg zijn nieuwe woningen voorzien. Bij realisatie van de plannen worden enkele bomen gerooid, bebouwing gesloopt en bosschages verwijderd. Voordat deze ingreep wordt uitgevoerd, dienen de gevolgen voor be- schermde natuurwaarden en de consequenties in het kader van de geldende natuur- wet- en regelgeving in beeld te zijn gebracht.

3.1 Gebiedsbescherming

De drie planlocaties liggen niet in en grenzen niet aan gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000) en de Ecologische Hoofdstructuur. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied wat is aangewezen als Natura 2000-gebied ligt op circa 350 meter afstand. Gezien tussenliggende elementen (be- bouwing en wegen), de afstand en de afname van NO2-emissie nabij het nabij het Na- tura 2000-gebied zijn zowel directe als indirecte negatieve effecten van de plannen op het beschermde gebied niet te verwachten.

Gebieden welke zijn aangewezen in het kader van de EHS liggen op circa 225 meter van het plangebied. Het betreft de watergang en oevers van de Kromme Rijn. Gezien de ligging van de planlocaties buiten de EHS is geen sprake van directe aantasting van de EHS. Door de tussenliggende elementen (wegen en bebouwing) worden indi- recte effecten eveneens niet verwacht. Met de plannen is derhalve van een negatief effect op de EHS geen sprake.

Nader onderzoek in het kader van gebiedsbescherming is niet noodzakelijk

3.2 Soortenbescherming

In het kader van de Flora- en faunawet dient te worden nagegaan of vaste rust- en verblijfplaatsen en essentiële onderdelen van het leefgebied van (strikt) beschermde soorten door de ingreep worden aangetast (verwijderd, ongeschikt gemaakt). De be- oogde ontwikkelingen kunnen biotoopverlies of verstoring (indirect biotoopverlies) tot gevolg hebben. Invloeden die leiden tot een verminderde geschiktheid van het plan- gebied als bijvoorbeeld foerageergebied zijn niet ontheffingsplichtig, tenzij het een zo- danig belang betreft dat bij het wegvallen van deze functie ook de vaste rust- en ver- blijfplaatsen van soorten niet langer kunnen functioneren. Door de werkzaamheden kunnen alle aanwezige soorten negatieve effecten ondervinden van de ingreep. Voor de meeste soorten is dit tijdelijk van aard.

Algemene soorten

De meeste van deze soorten zijn beschermd maar vallen onder het lichte bescher- mingsregime van de Flora- en faunawet (tabel 1). Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een algehele vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties. Dit betekent dat voor deze soorten de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden zonder ontheffing.

(21)

SAB 19 Strikt beschermde soorten

Voor soorten die vermeld staan op tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet, geldt dat bij aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen mogelijk een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd. Gezien de aanwezigheid van voor vleermuisgeschikte gevelpannen op het dak van de voormalige brandweergarage kan de aanwezigheid van gebouwbewonende vleermuissoorten niet op voorhand worden uitgesloten. Voor deze soortgroep is nader onderzoek noodzakelijk om de aan- of afwezigheid van deze soortgroep in het plangebied vast te stellen en te bepa- len of mitigerende (verzachtende) maatregelen nodig zijn om een overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen. De aanwezigheid van overige beschermde soorten vogels, vaatplanten, reptielen en amfibieën worden op basis van de aanwezige habi- tats niet verwacht.

Verder kunnen bij (de start van) werkzaamheden in het broedseizoen, broedende vo- gels worden verstoord, of hun nesten worden aangetast. Er is geen vrijstelling te ver- krijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren. De (start van de) werkzaamheden dienen plaats te vinden buiten het broedseizoen of in het broedseizoen als broedende vogels zijn uit te sluiten. De werkzaamheden kunnen doorlopen in het broedseizoen als broedende vogels binnen het plangebied uitgesloten kunnen worden.

Tabel 1: Indicatieve periode uit te voeren werkzaamheden. Groen: werkzaamheden kunnen uitgevoerd worden. Oranje: werkzaamheden mogen uitgevoerd worden mits geen broedgeval- len aanwezig zijn.

3.3 Nader ecologisch onderzoek vleermuizen

Uit de quick scan is naar voren gekomen dat strikt beschermde soorten vleermuizen mogelijk in het plangebied voor kunnen komen. Wanneer de bebouwing in het plan- gebied wordt gesloopt, verlichting wordt geplaatst en het gebied opnieuw wordt inge- richt, dient voorafgaand aan de ingrepen een nader onderzoek te worden opgestart naar de aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuissoorten in het plangebied.

Het gebruik van het plangebied door deze soorten kan door middel van nader onder- zoek in beeld worden gebracht zodat het werkelijke effect van de ingreep op (het leef- gebied van) daadwerkelijk aanwezige soorten kan worden bepaald. Pas dan kan wor- den bepaald welke maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de Flora- en faunawet wordt overtreden. Mocht het niet mogelijk zijn om dit te voorkomen, dan is een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Een dergelijke ontheffing is alleen onder beperkte omstandigheden verkrijgbaar.

Jan. Feb. Mrt. April Mei Juni Juli Aug. Sep. Okt. Nov. Dec.

Broedvogels

(22)

SAB 20

3.4 Zorgplicht

Verder geldt altijd artikel 2 van de Flora- en faunawet, een zorgplichtbepaling. Ieder- een dient voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat voorafgaand aan sloop-, grond-, of bouwwerkzaamhe- den wordt gecontroleerd of dat negatieve gevolgen voor aanwezige soorten kunnen worden voorkomen door het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden verwacht.

3.5 Aanbevelingen

Naast de consequenties die voortkomen uit de Flora- en faunawet is ook een aantal vrijblijvende aanbevelingen te doen ten aanzien van de inrichting van het plangebied, zoals:

 voor vleermuizen zouden open stootvoegen aangebracht kunnen worden in muren, of vleermuiskasten kunnen worden geplaatst in de spouw of tegen de muur op

2,5 meter hoogte in nieuw te bouwen woningen;

 als er een zolder of vliering wordt aangelegd, zou deze niet helemaal geïsoleerd kunnen worden. Hierdoor wordt de zolder mogelijk een geschikt verblijf voor vleermuizen;

 het planten van bomen en struwelen voor vogels en vleermuizen verdient aanbe- veling. Het beste zijn, ecologisch gezien, inheemse bes- en bloemdragende strui- ken en planten;

 er kunnen nestpannen of neststenen worden aangebracht ten behoeve van gier- zwaluwen en huismussen. Deze beschermde soort verliest steeds meer nestmoge- lijkheden.

(23)

Bijlage 1: geraadpleegde literatuur

Bos, F., Bosveld, M., Groenendijk, D., Swaay van, C., Wynhoff, I. De Vlinderstichting, 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidop- tera: Hesperioidea, Papilionoidea.-Nederlandse Fauna 7. Leiden. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis. KNNV Uitgeverij & European Inverebrate Survey – Nederland.

Broekhuizen, S., Hoekstra, B., van Laar, V., Smeenk, C., Thissen, J.B.M. 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren, uitgeverij KNNV, Utrecht.

Limpens, H., Mostert, K., Bongers, W. 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen, uitgeverij KNNV, Utrecht.

Nederlands vereniging voor libellenstudie, 2002. De Nederlandse libellen (Odoneta).

Nederlandse fauna 4. Nationaal en Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrates Survey-Nederland, Leiden.

SAB. 2014. Bestemmingsplan Verplaatsing garagebedrijf en tankstation Van Kerkhof

& Visscher. NL.IMRO.0352wbdverplgarbedr-bon1. SAB, Arnhem.

SOVON Vogelonderzoek Nederland, 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998, 2000, Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Natu- ralis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.

Wansink, D.E.H. 2012. Verspreidingsatlas van de zoogdieren in de provincie Utrecht.

Websites:

 www.hetdrloket.nl  www.telmee.nl

 www.floron.nl  www.vleermuis.net

 www.provinciaalgeoregister.nl  www.vogelbescherming.nl

 www.provincie-utrecht.nl  www.waarneming.nl

 www.ravon.nl  www.zoogdieratlas.nl

 www.rijksoverheid.nl  www.zoogdiervereniging.nl

 www.sovon.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na getracht te hebben deze : stellingen te weerleggen en hun mening vroegen over de discussie die momenteel in Ne­ derland gaande zou zijn; of twee homoseksuelen

Vleermuiskasten zijn weliswaar niet geschikt voor overwinterende vleermui- zen maar kraamkolonies kunnen er wel gebruik van maken.. Hang de vleermuiskast op minimum 4

Volgens [eiseres] hebben de gedragingen van de Staat en de Stichting ertoe geleid dat zij geadopteerd heeft kunnen worden op de door haar gestelde (illegale) wijze, dat zij

De dichter Paul Haimon droeg Oote onder veel hilariteit voor, begeleid door een jazzbandje, en was waarschijnlijk zo onder de indruk van zijn eigen succes dat hij het

[r]

Deze situatie kan onbeperkt duren, tot het moment waarop ouders terugkeren, bijvoorbeeld na het uitzitten van een gevangenisstraf in het buitenland, of totdat een jeugdige

Op basis van deze uitspraak kan worden vastgesteld dat verschillende facetten van belang zijn voor de vaststel- ling van het begrip ‘gewone verblijfplaats’, namelijk (a) de duur van

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of