• No results found

STADSARCHEOLOGIE GENT Bijloke binnentuin

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "STADSARCHEOLOGIE GENT Bijloke binnentuin"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

STADSARCHEOLOGIE GENT Bijloke binnentuin

Archeologienota

Projectcode 2020C280 1 april 2020

DEEL 3 – PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

(2)
(3)

Colofon

Stad Gent

Departement Stedelijke Ontwikkeling – Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie Gent Publicatiedatum

1 april 2020 Contact Gunter Stoops

Gunter.stoops@stad.gent Tel. 09/2665773

https://stad.gent/nl/cultuur-sport-vrije-tijd/cultuur/stadsarcheologie

Postadres

Stad Gent – Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie Gent Stadhuis, Botermarkt 1, 9000 Gent

Bezoekadres

Dulle-Grietlaan 12, 9050 Gentbrugge Tel. 09 266 57 60

(4)

Inhoud

1. Administratieve gegevens/technische fiche 5

2. Synthese 6

3. Gemotiveerd advies en programma van maatregelen 8

3.1. Impactanalyse 8

3.2. Gemotiveerd advies 9

3.2.1. Landschappelijk bodemonderzoek: 9

3.2.2. Geofysisch onderzoek 9

3.2.3. Veldkartering 9

3.2.4. Verkennend en waarderend archeologisch booronderzoek 9

3.2.5. Proefsleuven en proefputten 10

3.2.6. Archeologische opgraving 10

3.2.7. Bewaring in situ via werfbegeleiding 10

4. Programma van maatregelen 11

4.1. Randvoorwaarden 11

4.2. Wetenschappelijke doelstellingen 11

4.3. Onderzoeksvragen 11

4.4. Opgravingsstrategie, -methode en –technieken 12

4.5. Criteria behalen onderzoeksdoel 12

4.6. Criteria voor uitstel onderzoekshandelingen 12

4.7. Timing 13

4.8. Kostenraming 13

4.9. Actoren 13

4.9.1. Veldwerk 13

4.9.2. Assessment, verwerking, conservering en rapportage 13

4.10. Risicofactoren 13

4.11. Archeologisch ensemble 14

(5)

1. Administratieve gegevens/technische fiche

Projectcode 2020C280

Locatie Oost-Vlaanderen, Gent, Bijloke binnentuin

Kadaster Afdeling 6, Sectie F, nr. 651y en 651l

Bounding Box xMin,yMin 104286, 192884 xMax,yMax 104300, 192916

Erkende archeoloog Gunter Stoops, OE/ERK/2015/00013

Figuur 1: Situering projectgebied op het hedendaags kadaster (Stad Gent, De Zwarte Doos, Stadsarcheologie)

(6)

2. Synthese

Deze archeologienota werd opgemaakt naar aanleiding van de heraanleg van een restzone tussen bestaande bebouwing. Bij de aanleg wordt het grondplan van de onderliggende abdijkerk

gevisualiseerd naar analogie met de binnenkoer van het klooster ten oosten.

De projectoppervlakte bedraagt 199 m² (som perceelsoppervlakte 14804 m²), de bodemingreep 199 m², het projectgebied is gelegen in de Archeologische zone ‘Historische stadskern van Gent’. Een archeologienota is wettelijk verplicht en noodzakelijk.

Tijdens het bureauonderzoek werden enkele onderzoeksvragen gesteld:

> Zijn er archeologische of historische gegevens gekend over de site?

De projectzone maakt deel uit van de Bijlokesite, meer bepaald zelfs de plek waar de oude abdijkerk gestaan heeft.

Men kan stellen dat de omgeving een beladen geschiedenis gekend heeft.

> Zijn er gegevens gekend over de eventuele verstoring van de bodem?

Verstoringen uit het recente verleden die een impact hebben op het archeologisch bodemarchief zijn de huidige rioleringen, afvoeren en nutsleidingen die de binnentuin via de passage aan de noordkant bereiken. Ervaring uit opgravingen ten oosten en ten westen leert dat de bovenste lagen doorwoelt zijn.

> Welke aanwijzingen bevatten de bestaande bronnen over het archeologische potentieel van het

projectgebied?

Het uitgevoerde bureauonderzoek geeft aan dat men binnen het projectgebied rekening moet houden met sporen vanaf de late middeleeuwen, meer bepaald kan men funderingen van de oude abdijkerk van het cisterciënzerinnenklooster tegenkomen.

> Wat is de impact van de geplande werken?

De geplande werken, in casu de nieuwe binnentuinaanleg bestaat uit het maximaal 40 cm afgraven van de hele binnentuin en of de voorziene verharding opbouwen of teelaarde voor lage planten voorzien. De kans dat bij deze relatief ondiepe ingreep archeologisch bodemarchief geraakt wordt is klein, maar bestaat.

> Is er een archeologische site aanwezig? Zo ja, wat zijn de karakteristieken en de

bewaringstoestand ervan? Wat is de relatie met het landschap? Welke waarde heeft de site?

Op basis van het gevoerde bureauonderzoek kan gesteld worden dat er zich op de projectzone waardevol archeologisch erfgoed bevindt. Bij opgravingen in 2005 en 2006 door

Stadsarcheologie gent ten westen en ten oosten van deze strook werden al delen van de 13de- eeuwse abdijkerk in fundering gedocumenteerd. De binnentuin beslaat een groot deel van het transept van de kerk. Wel werd vastgesteld dat de bewaarde delen meestal door een dik pakket doorwoelde grond afgedekt waren.

> Is het nodig andere vormen van vooronderzoek in te schakelen om de onderzoeksvragen te

kunnen beantwoorden?

(7)

Op basis van het gevoerde bureauonderzoek is duidelijk dat deze plek een potentieel aan archeologische informatie herbergt. Dit kan gestaafd door resultaten van archeologische onderzoeken in de nabijheid van de projectzone. Andere vormen van archeologisch

vooronderzoek zullen hier geen meerwaarde opleveren, het potentieel karakter van de zone is gekend.

Vanuit deze wetenschap doet Stadsarcheologie Gent in het Programma van maatregelen een voorstel voor bewaring in situ gekoppeld aan de omgevingsvergunning.

(8)

3. Gemotiveerd advies en programma van maatregelen

3.1. Impactanalyse

De projectzone van 199 m² betreft een huidige restruimte tussen gebouwen van verschillende ouderdom. Wel is geweten dat in deze zone zich de funderingen van het transept van de 13de- eeuwse abdijkerk bevindt. Archeologisch onderzoek naar deze kerk, zowel ten oosten als ten westen van de projectzone tonen aan dat de bovenlagen in de eeuwen na de afbrak (eind 16de eeuw) grondig doorwoeld zijn en er een archeologisch oninteressante beschermende buffer van minstens 50 cm ontstaan was. Bovendien is er ook een recente verstoring aanwezig door nutsleidingen en twee bezinkputten.

De geplande ingrepen behelzen de inrichting, verfraaiing en opwaardering van deze kleine restruimte, met aanduiding in de afwerking van de vermoedde kerkplattegrond, een meerwaarde die het in het verleden gepresteerde archeologisch onderzoek duiding geeft.

Deze inrichtingswerken beperken zich tot het afgraven van de maximaal bovenste 40 cm, om dan enerzijds weer aan te vullen met teelaarde of de opbouw van de verhardingen voor de doorgangen.

Verder bouwend op de gekende feiten zal naar alle waarschijnlijkheid het onderliggende archeologisch erfgoed niet geraakt worden. Er wordt dan ook gestreefd naar bewaring in situ.

Figuur 1: Projectie van de funderingen van de abdijkerk op de luchtfoto (Stad Gent, De Zwarte Doos, Stadsarcheologie)

(9)

3.2. Gemotiveerd advies

Rekening houdende met de criteria uit de Code Goede Praktijk (CGP), hoofdstuk 5.2, werd de noodzaak tot verder vooronderzoek afgewogen:

3.2.1. Landschappelijk bodemonderzoek:

Cfr. CGP 7.3: Het landschappelijk bodemonderzoek heeft als doel de aardkundige opbouw en ontstaansgeschiedenis van de ondergrond en het landschap te kennen door een gerichte staalname.

Voor dit project zal een landschappelijk booronderzoek weinig zinvolle kenniswinst kunnen leveren gezien geweten is dat de kans op een volledig bewaard bodemprofiel zeer klein is. Bovendien beperken de ingrepen zich tot de bovenlaag.

3.2.2. Geofysisch onderzoek

Cfr. CGP 7.4: Geofysisch onderzoek heeft tot doel om antropogene fenomenen te onderscheiden van natuurlijk sediment of om een morfologische reconstructie van het natuurlijke landschap te maken, door contrasten in elektrische, elektromagnetische en magnetische kenmerken van de ondergrond te meten.

Dit type onderzoek zou gezien de bestaande toestand van het terrein, dat reeds onderhevig is geweest aan verstoringen geen zinvolle resultaten opleveren.

3.2.3. Veldkartering

Cfr. CGP 7.5: Veldkartering heeft tot doel om relevante archeologische indicatoren te zoeken door een visuele inspectie van een terrein.

Gezien de aard van het projectgebied is veldkartering niet zinvol om nuttige archeologische informatie te verzamelen.

3.2.4. Verkennend en waarderend archeologisch booronderzoek

Cfr. CGP 8.4 en 8.5: Het verkennend archeologisch booronderzoek heeft als doel archeologische sites op te sporen door middel van boringen. Het waarderend archeologisch booronderzoek heeft als doel reeds opgespoorde archeologische sites te evalueren door middel van boringen.

(10)

3.2.5. Proefsleuven en proefputten

Cfr. CGP. 8.6: Het doel van proefsleuven en proefputten is uitspraken te doen over de archeologische waarde van de totaliteit van een terrein door een beperkt maar statistisch representatief deel van dat terrein op te graven.

Op basis van het gevoerde bureauonderzoek, waaruit blijkt dat de geplande werken zullen plaatsvinden binnen een zone waarin het archeologisch erfgoedpotentieel goed ingeschat kan worden aan de hand van de geraadpleegde bronnen ; is deze onderzoeksmethode niet van toepassing.

Na afweging van de hierboven vermelde onderzoeksmethodes, wordt aldus geen archeologisch vooronderzoek aanbevolen. Het belangrijkste argument om af te zien van een vooronderzoek is de kosten-baten analyse. Het voorafgaandelijk open leggen van de straten en weer tijdelijk dichten en afwerken, bovendien gecombineerd met de nodige circulatieproblematiek zal weinig bijdragen aan wat reeds uit het bureauonderzoek gekend is.

3.2.6. Archeologische opgraving

Indien het gemotiveerd advies voorstelt dat een archeologische opgraving zal uitgevoerd worden, bevat het programma van maatregelen hierover de volgende elementen: zie 4.0

Op basis van het bureauonderzoek kan gesteld worden dat een volwaardige archeologische opgraving op deze plek geen zin heeft. De archeologisch interessante lagen worden niet bereikt.

3.2.7. Bewaring in situ via werfbegeleiding

Stadsarcheologie Gent adviseert voor de geplande werken een bewaring in situ van het

onderliggende archeologisch bodemarchief. Omdat er een kleine kans bestaat dat een eventueel hoger bewaarde fundering geraakt wordt zal de afgraving van maximaal 40 cm door een archeoloog begeleid worden. In geval van het raken van het archeologisch erfgoed wordt dit gedocumenteerd volgens de goede praktijk en worden beschermende maatregelen genomen, zodat de bewaring in situ gegarandeerd is.

(11)

4. Programma van maatregelen

4.1. Randvoorwaarden

De archeologische activiteiten in het kader van een werfbegeleiding in functie van bewaring in situ moeten worden uitgevoerd in goede terreinomstandigheden. Dit betekent o.m. dat:

> de weersomstandigheden dermate zijn dat ze een goede waarneming toelaten: de erkend archeoloog voorziet een scenario voor het geval het terreinwerk moet worden uitgesteld omwille van slechte weersomstandigheden.

> de erkend archeoloog een voorstel doet om de veldstrategie aan te passen indien de terreinomstandigheden dit vereisen.

> de erkend archeoloog een duidelijk zicht heeft op eventueel aanwezige leidingen.

> de werf ingericht is conform de vigerende wetgevingen inzake arbeid, bodemverzet en veiligheid.

> er duidelijke afspraken zijn tussen de erkend archeoloog en zijn/haar opdrachtgever over:

wie de kraan levert;

de stockage en afvoer van de grond;

wie de bemaling voorziet in geval van wateroverlast;

het terug dichten van de putten en herstel terrein, het beschermend afdekken van het archeologisch erfgoed;

communicatie met de pers.

4.2. Wetenschappelijke doelstellingen

Werfbegeleiding in het dader van bewaring in situ bij de werkzaamheden kan bijdragen tot een kenniswinst:

> Er wordt werfbegeleiding voorzien voor het afgraven van de maximaal 40 cm bovenlagen, met als doel het archeologisch erfgoed niet te raken. Indien het archeologisch erfgoed plaatselijk toch geraakt zou worden, wordt dit archeologisch gedocumenteerd en afgeschermd voor behoud in situ.

4.3. Onderzoeksvragen

> Is er toevallig archeologisch erfgoed hoger bewaard dan de af te graven en weer aan te vullen maximale 40 cm?

> Indien zo, waar past dit fragment in het verhaal van de Bijlokeabdij?

(12)

4.4. Opgravingsstrategie, -methode en –technieken

Omwille van organisatorische redenen worden de planning en de organisatie van deze werken bepaald na overleg met de bouwheer en de aannemer van de algemene bouwwerken.

De op te volgen zone behelst 199m² door gebouwen begrensde buitenruimte die maximaal 40 cm afgegraven wordt.

> Na het wegnemen van de bestaande verharding, zal laagsgewijs afgegraven worden tot de noodzakelijke diepte.

> De afgraving gebeurt manueel of door een kleine graafmachine, met platte bak, zowel een brede als een smalle.

> Reeds afgegraven vlakken mogen niet betreden worden door zwaar materieel.

> Stenen structuren worden niet uitgebroken tenzij na documentatie en overleg met de archeoloog.

> Het veldwerk wordt dermate georganiseerd dat er efficiënt en wetenschappelijk verantwoord wordt opgegraven (cf. Code van Goede Praktijk).

> Er moeten maatregelen genomen worden tegen overlast door regen- en/of grondwater, die niet schadelijk zijn voor het bodemarchief.

> Voorafgaand aan het veldwerk wordt een hoofdmeetsysteem aangelegd, tenzij alle inmetingen gebeuren met een GPS-aangestuurd systeem.

> Eventuele sporen worden ingemeten en op een grondplan weergegeven.

> Bij het eventueel aantreffen van oude structuren worden deze ingemeten en gedocumenteerd in het vlak, waarna de nodige maatregelen genomen worden om de archeologische waarde voor verdere erosie te behoeden en een bewaring in situ mogelijk te maken. Dit houdt in dat er minstens een geotextiel als buffer tussen het spoor en de nieuwe bovenbouw geplaatst wordt.

Verdere bewarende maatregelen worden in overleg met de erkende archeoloog genomen.

4.5. Criteria behalen onderzoeksdoel

Indien het archeologisch begeleiden tijdens de werken van de afgraving bijdraagt tot de bewaring in situ en het beantwoorden van de onderstaande onderzoeksvragen lijkt het onderzoeksdoel behaalt.

> Is er toevallig archeologisch erfgoed hoger bewaard dan de af te graven en weer aan te vullen maximale 40 cm?

> Indien zo, waar past dit fragment in het verhaal van de Bijlokeabdij?

> Hoe kan dit eventuele fragment het best beschermd worden voor verdere bewaring in situ?

4.6. Criteria voor uitstel onderzoekshandelingen

Indien stabiliteitsproblemen zich zouden voordoen met betrekking tot de omliggende gebouwen zullen de onderzoekshandelingen niet uitgevoerd worden.

(13)

Wanneer de situatie zich voordoet dat er een gezondheids- of veiligheidsrisico optreedt zullen eveneens de onderzoekshandelingen niet worden uitgevoerd.

4.7. Timing

Algemeen kan zeer moeilijk een correcte inschatting gemaakt worden van de voorziene tijd die voor deze zone moet vooropgesteld worden. Aangezien de werfopvolging gebeurt tijdens de

werkzaamheden zijn er heel wat externe factoren die mee bepalend zijn. Aldus werd geopteerd voor een maximale weergave van de voorziene tijd voor archeologie. Binnen de timing van 1 week is zowel het graafwerk, eventueel registreren en inmeten, en het afdekkend bewaren voorzien.

4.8. Kostenraming

Zie privacyfiche

4.9. Actoren

4.9.1. Veldwerk

Het archeologisch onderzoek wordt geleid door een erkend archeoloog die tevens de veldwerkleider kan zijn. De veldwerkleider dient houder te zijn van een diploma zoals omschreven in het

archeologiebesluit (artikel 12, 1°) en heeft minimaal ervaring met vier archeologische onderzoeken op stedelijke sites of dorpskernen, waarvan twee als leidinggevende (aangetoond via CV). Hij/zij wordt bijgestaan door een assistent-archeoloog eveneens in het bezit van een diploma zoals omschreven in het archeologiebesluit (artikel 12, 1°) en met minimale ervaring van twee archeologische onderzoeken op landelijke sites. Tevens wordt voor het uitzetten van een hoofdmeetsysteem en het inmeten van de sporen beroep gedaan op een landmeter.

4.9.2. Assessment, verwerking, conservering en rapportage

Indien van toepassing: het assessment en de verwerking van het vondstenmateriaal gebeurt door een archeoloog/materiaaldeskundige met kennis van zaken in eerste instantie met betrekking tot het “lezen” van het aardewerk, aangevuld met andere vondstcategorieën. Dit kan door de erkende archeoloog, de veldwerkleider of assistent-archeoloog gebeuren al dan niet bijgestaan door derden.

De conservator onderwerpt het vondstenmateriaal aan een analyse betreffende hun conservatie, hun bedreigende degradatie en ontwerpt een plan van aanpak om deze vondsten te conserveren. Er is voortdurende interactie tussen de verschillende rollen om aldus tot de meest optimale

behandeling van het archeologisch ensemble te komen.

4.10. Risicofactoren

(14)

Anderzijds kunnen ook de archeologische sporen bedreigd worden, dit in grote mate door de ligging en gebrek aan sociale controle wanneer er niet gewerkt wordt. Op dat vlak zal er voor gezorgd worden dat het een afgesloten werf is door middel van afgesloten verankerde herashekkens. Tevens zullen steeds belangrijke sporen afgedekt en onttrokken aan het oog worden, of afgewerkt op de dag zelf zodat ze geen slachtoffer kunnen worden van nachtelijk vandalisme. Hierbij wordt ook het weer gemonitord en eventuele maatregelen genomen.

4.11. Archeologisch ensemble

Na de werfbegeleiding wordt door de erkende archeoloog een rapport opgemaakt en binnen de 2 maanden na het beëindigen van het veldwerk naar het agentschap Onroerend Erfgoed gestuurd. Na 2 jaar volgt een eindverslag.

Het volledige archeologische ensemble zal worden bewaard in het erkend depot van De Zwarte Doos, Dulle-Grietlaan 12, 9050 Gentbrugge.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze aanvraag is bedoeld als noodmaatregel voor ondernemers die door de maatregelen in verband met de coronacrisis in financiële problemen komen en die niet meer in de

Ook werden doelstellingen opgenomen ter realisatie van IPM. Zowel Brussel, Vlaanderen als Wallonië namen maatregelen hieromtrent. Zo kan melding worden gemaakt van enkele

de effecten van helikopters elders in de Waddenzee en daarbuiten wordt geconcludeerd dat reguliere helikoptervluchten vanaf Den Helder Airport, en een uitbreiding van het

Opvallend daarbij is dat de productie van de planten die geïnfecteerd zijn met PepMV in april voor alle rassen een hogere opbrengst hebben dan de planten die zeer vroeg

Voor de toets zijn op 6 januari, op voorspraak van opdrachtgever, 107 selecties als halfwas plant door de.. opdrachtgever geleverd in een 10,5

Nog voor het ter perse gaan van voorgaand artikel over de eerste vondst van Sematophyllum substrumulosum (Schorsdekmos) in Nederland, werd de soort ook in Zuidoost-Brabant

This report presents the results of a questionnaire study that investigated which youngsters (intend to) participate and why, with the purpose of assessing whether there is

De kans op schade bij de Perciden groter dan 15 centimeter kent - net als bij Cy- priniden groter dan 15 centimeter - bij veel opvoerwerken een groot betrouwbaar- heidinterval, dus