• No results found

Voorspellen wereldmarktprijzen blijkt lastig

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorspellen wereldmarktprijzen blijkt lastig"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Actuele informatie over land- en tuinbouw

VOORSPELLEN WERELDMARKTPRIJZEN BLIJKT LASTIG

Hans van Meijl en Ton de Kleijn

Aan de toekomst is geld te verdienen. Zowel voor het bedrijfsleven als voor het doorrekenend van beleids-voorstellen is het erg aantrekkelijk het toekomstig prijsverloop te kennen. Het LEI heeft een studie uitgevoerd waarin de projecties van prijzen op agrarische wereldmarkten centraal staan. Er is gekeken naar de manier waarop de projecties gemaakt worden en hoe goed de projecties in het verleden zijn geweest.

Modellen voor voorspellingen

De meeste wereldmarktprijzen zijn niet stabiel en de voorspelfouten zijn dan ook relatief groot. De belang-rijkste factoren die de wereldprijzen van buitenaf beïnvloeden blijken erg afhankelijk te zijn van niet te voorspellen omstandigheden. Het is met name de opbrengst per hectare die bepalend is voor de prijsvor-ming in een bepaald jaar. Deze is sterk afhankelijk van weersomstandigheden, plagen en ziektes. Hoofddoel van de projecties is echter niet om de hoogte van de prijzen te schatten, maar om de gevolgen van verschil-lende beleidsopties in vergelijking met het basisscenario over een langere periode te onderzoeken. Er zijn maar enkele instituten die regelmatig voorspellingen maken voor wereldprijzen voor de middellange of lange termijn: de OECD, het FAPRI (Food and Agricultural Policy Research Institute) en in beperkte mate de USDA (het Ministerie van Landbouw van de V.S.). De verschillende instituten maken gebruik van dezelfde metho-diek. Zij koppelen de uitkomsten van een evenwichtsmodel voor de agrarische sector aan de opinies van experts. De modellen zijn met elkaar verweven en maken gebruik van een overlappend netwerk van experts.

Verschillen tussen modellen

Het valt op dat geen van de instituten projecties geeft over de toekomstige ontwikkeling van tuinbouwpro-ducten. Bovendien blijken de projecties van wereldproductie en wereldprijzen niet veel te verschillen tussen de instituten. Dit is niet verwonderlijk gezien hun verwevenheid. Recente projecties van OECD en FAPRI laten in zijn algemeenheid een toenemende plantaardige en dierlijke productie zien op de middellange termijn. De OECD is daarbij optimistischer over de plantaardige productie, terwijl FAPRI juist voor de dierlijke sector een grotere toename voorspelt. De prijsprojecties geven vaak dezelfde richting aan. Voor de plantaardige pro-ductie is dit een positieve langetermijntrend. Voor de dierlijke propro-ductie zijn de verschillen tussen de modellen, met name in de latere jaren, relatief groter. Zo voorspelt FAPRI op de langere termijn een lagere wereldmarktprijs voor rundvlees en boter dan de OECD.

Voorbeeld: Tarwe

In het algemeen vertonen de projecties een opgaande trend, hoewel die niet altijd door de langetermijntrend wordt ondersteund. Een goed voorbeeld hiervan is de projectie van de wereldmarktprijs voor tarwe tot 2008 (zie figuur 1). Cruciaal voor deze projectie zijn de aannames van een positieve economische ontwikkeling in landen als China en Rusland. Verondersteld wordt dat de binnenlandse productieontwikkeling in deze landen de vraag niet zal kunnen bijbenen. Deze veronderstellingen zijn echter omgeven door een grote mate van onzekerheid. De toekomst zal uitwijzen of de wereldmarktprijzen daadwerkelijk gaan stijgen. Het lijkt logisch dat voorspellingen voor de middellange termijn nauwkeuriger zijn dan die voor de lange termijn en dat een hoger aggregatieniveau een betere voorspelling geeft dan voor een gedetailleerd product. Ook de voorspel-lingen voor specifieke regio's zijn lastig. Het blijkt met name moeilijk om de ontwikkeling van vraag en aanbod in China en de EU op lange termijn te voorspellen. Dit zijn echter juist de bepalende factoren voor een prijsvoorspelling in de verre toekomst. Uiteindelijk blijkt uit de studie dat wereldmarktprijzen moeilijker te voorspellen zijn dan wereldproductie. Deze conclusie bevestigt het beeld dat het agrarisch aanbod

(2)

Actuele informatie over land- en tuinbouw

LEI, Agri-Monitor, oktober 2003 pagina 2

nelastisch is en dat een beperkte over- of onderschatting van het aanbod, gegeven de prijsinelastische vraag, tot grote prijsschommelingen leidt op de rest- of wereldmarkt.

0 50 100 150 200 250 1980 1984 1988 1992 1996 2000 2004 2008 OECD FAPRI

Wereldmarktprijs Tarwe (USD/ton)

Figuu 1 Verwachte wereldprijsontwikkeling tarwe in historische con ext 1980-2008 r t

Dynamische markten

Markten met veel dynamiek zijn moeilijk te voorspellen. Zo zijn de wereldmarktprijzen voor tarwe, varkens-vlees en boter instabieler dan die voor rundvarkens-vlees en pluimveevarkens-vlees en daardoor ook moeilijker te voorspellen. Voorspelfouten hangen vaak samen met de aannames over exogene variabelen. De meest waarschijnlijke projectiefouten ontstaan als gevolg van verkeerde schattingen van de hectareopbrengst van tarwe en voedergranen. Dit maakt dat prijsprojecties voor granen minder robuust zijn. Omdat granen een belangrijke input zijn in de varkensvleesproductie zijn ook deze projecties minder robuust. Hoewel granen ook voor de pluimveeproductie een belangrijke input vormen, zijn de wereldmarktprijzen voor pluimveevlees relatief stabiel. Dit heeft vooral te maken met sterke groei die voor de vraag naar pluimveevlees verwacht wordt.

Invloed van beleid belangrijk

In het algemeen kan men stellen dat de modellen de invloed van beleid beter weergeven dan dat ze voor-spellen, maar dat is ook het uiteindelijke doel van de modellen. De invloed van multilaterale beleidsmaatregelen op wereldmarktprijzen is in het algemeen groter dan wanneer een land zijn beleid zelf-standig herziet. Maatregelen die direct de wereldproductie beïnvloeden hebben een grotere invloed op de wereldmarktprijs dan maatregelen die de winstgevendheid beïnvloeden. De invloed van beleid op de stabili-teit van de wereldmarktprijzen is voor beleidsmakers een cruciale vraag. De conventionele wijsheid is dat handelsliberalisatie tot een daling van de wisselvalligheid in wereldprijzen leidt. Hierbij dient men wel in ogenschouw te nemen dat de stabiliteit van de binnenlandse prijzen in de huidige afgeschermde markten bij liberalisatie zal afnemen. Concluderend kan men stellen dat wereldmarktprijzen instabiel zijn en dat ze dat ook, onafhankelijk van het te vormen beleid, in de toekomst zullen blijven.

Meer informatie:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De kencijfers die gebruikt zijn voor de schatting van het aantal letsel- ongevallen, gegeven de hoeveelheid verkeer, in de oude en in de nieuwe situatie van de

In onze macro-economi- sche modellering op middellange termijn zorgt een positieve schok op het arbeidsaanbod weliswaar voor een matigende impact op de loonevolutie, en,

Die groei kan in historisch perspectief nog altijd als laag be- stempeld worden, maar ligt toch iets hoger dan tij- dens de voorbije zes jaar (1,3% per jaar), ondanks het feit dat

Die substantiële toename van de werkende bevolking gaat slechts gepaard met een relatief bescheiden verhoging van de werkgelegen- heidsgraad (van 61,8% in 2004 naar 63,7% in

De groei van de werkgelegenheid is in 2004 nog onvoldoende groot om de toename van de be- roepsbevolking te absorberen, zodat de werkloos- heid in absolute termen nog stijgt tijdens

Daar de bevolking op arbeidsleeftijd ook fors toeneemt tijdens de komende jaren, heeft de stijging van het aantal werkende personen ech-.. ter een bescheiden impact op de evolutie

• PwC is door de NMa gevraagd om te analyseren wat de gevolgen zijn van de verwachte ontwikkelingen in de komende 3-7 jaar voor tariefregulering.. De NMa wil dit onderzoek gebruiken

7) Vergelijk bijvoorbeeld het onderscheid tussen „die kurzfristige Gewinnplanung'' en „der langfristige Wirtschaftsplan” bij E. Smithies, The Maximization of Profits