• No results found

Gemeente Edam - Volendam Ruimtelijke onderbouwing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Gemeente Edam - Volendam Ruimtelijke onderbouwing"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gemeente Edam - Volendam

---

Ruimtelijke onderbouwing

ex. art. 2.12 Wabo

t. b. v. een omgevingsvergunning voor een afwijking van het bestemmingsplan

“Nieuwbouw stolp met twee woningen”

Kwadijk 131

ir. H. van Brederode bi bnSP

Tigris 12

1186 JA Amstelveen SBA-reg.nr. 1.950290.005

26 juni 2017

Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam

De secretaris,

i/o

HZ_WABO-17-230 / SXO14735736

(2)

Inhoud

1. Inleiding

1.

2. Omschrijving nieuwe ontwikkeling

2.

2.1 De bestaande en nieuwe situatie 2.

2.2 Het bouwplan 3.

3. Ruimtelijk beleidskader

4.

3.1 Rijksbeleid / Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 4.

3.2 Provinciaal beleid 5.

3.2.1 Relatie met de Wro 5.

3.2.2 Structuurvisie NH 2040 5.

3.2.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening 5.

3.2.4 Provinciale en regionale woonvisies 7.

3.3 Gemeentelijk beleid 7.

3.3.1 Gemeentelijke beleidsnota’s 7.

3.3.2 Bestemmingsplan 7.

4. Beeldkwaliteit

9.

4.1 Beeldkwaliteit als onderdeel van provinciaal ruimtelijk beleid 9.

4.2 De gemeentelijke welstandsnota 9.

5. Milieubeperkingen en omgevingsaspecten

10.

5.1 Milieu 10.

5.1.1 Bodem en grondwater 10.

5.1.2 Watertoets 11.

5.1.3 Bedrijven en milieuzonering 11.

5.1.4 Geluid 12.

5.1.5 Geur 12.

5.2 Verkeersaspecten 12.

5.3 Luchtkwaliteit 12.

5.4 Externe veiligheid 13.

5.5 Leidingen 13.

5.6 Cultuurhistorie / Archeologie 13.

5.7 Natuurwaarden / Habitatrichtlijn -Vogelrichtlijn / Flora en Fauna 14.

5.8 Duurzaamheidaspecten 16.

6. Uitvoerbaarheid

17

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 17.

6.2 Economische/financiële uitvoerbaarheid 17.

BIJLAGE 1

Conclusies en Aanbevelingen uit het verkennend bodemonderzoek

BIJLAGE 2

Conclusies en Aanbevelingen uit het aanvullend bodemonderzoek

BIJLAGE 3

Conclusies en Aanbevelingen uit het archeologisch bureauonderzoek

BIJLAGE 4

Conclusie Akoestisch rapport

(3)

1. Inleiding Het initiatief

De familie Smedicus, Saarland 52, 1448 JP Purmerend en de familie Keukelaar, Antwerpenhaven 2, 1448 KN Purmerend hebben een verzoek gericht aan burgemeester en wethouders om toepassing van de procedure voor een afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisering van een woonstolp met twee woningen op de locatie Kwadijk 131 te Kwadijk.

De gronden zijn kadastraal bekend als gemeente Zeevang, kern Kwadijk, sectie C, nummer 499.

afb. 1

ligging planlocatie in groter verband (Google Earth)

Op de locatie is een woning met bijgebouwen aanwezig met een omvangrijk erf (tuin) aansluitend op Kwadijk 133.

Het voornemen is de bestaande woning en bijgebouwen te slopen en de nieuwe stolpwoning meer centraal op het erf te realiseren.

Strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan

De onderhavige locatie is geregeld in het vigerende bestemmingsplan “Dorpskernen 2016”, vastgesteld 13 april 2017.

Op de gronden ligt de enkelbestemming ‘Wonen’ (art. 22), de enkelbestemming “Tuin” (art. 17) en de dubbelbestemmingen “Waarde - Archeologie” (art. 23) en “Waarde - Landschap -Stelling van

Amsterdam” (art. 24).

Het bouwplan is op de volgende aspecten strijdig met het vigerende bestemmingsplan:

-- de nieuwbouw komt in de huidige bestemming “Tuin”, waar geen gebouwen mogen worden gebouwd;

-- voor de nieuwbouw is een groter bouwvlak noodzakelijk en deze verschuift naar het midden van het perceel;

-- de stolp krijgt een grotere breedte (14.00 m’ i.p.v. de nu toegestane 12,00 m’);

-- de stolp wordt hoger dan toegestaan (12,00 m’ i.p.v. 9,00 m’);

-- het aantal woningen wordt twee binnen het bouwvlak i.p.v. één;

-- de stolp krijgt een grotere inhoud dan in het bestaande bouwvlak is toegestaan (max. 1500 m3 i.p.v. 650 m3.

(4)

Planologische regeling voor een afwijking van het vigerende bestemmingsplan

De gemeente heeft in het vooroverleg aangegeven dat een ontwikkeling als de onderhavige op hoofdlijnen past binnen het ruimtelijke beleid en dat derhalve in principe de bereidheid aanwezig is medewerking te verlenen aan dit bouwvoornemen middels de uitgebreide procedure ex. artikel 2.1 lid 1 sub c overeenkomstig artikel 2.12 lid 2 sub a onder 3 Wabo, mits sprake is van een goede

ruimtelijke ordening.

Gelet op de strijdigheid met het bestemmingsplan dient ter onderbouwing van het opheffen van de strijdigheid een ruimtelijke afweging te worden gemaakt.

Het onderhavige document voorziet in dit vereiste.

2. Omschrijving nieuwe ontwikkeling 2.1. De bestaande en nieuwe situatie

Op afb. 2 is de huidige situatie weergegeven met pal op de westgrens de bebouwing en ten oosten daarvan de tuin. Het perceel is ruim 40,00 m’ breed, ruim voldoende om een stolpwoning zodanig te situeren, dat sprake kan zijn van een passende ‘setting’ en afstanden tot de zijdelingse erfgrenzen.

afb. 2 Het bestaande woonhuis op het perceel Kwadijk 131.

De locatie is onderdeel van een karakteristiek historisch bebouwingslint met overwegend soliaire gebouwen in de vorm van al dan niet voormalige agrarische vestigingen met bedrijfswoningen en burgerwoningen, waarin de stolpen als beeldbepalende bouwstenen in de reeks domineren.

afb. 3 en 4 Impressies van de lintbebouwing in de direkte omgeving van de planlocatie

(5)

De nieuwe situatie

De stolp wordt min of meer centraal op het beschikbare perceel geplaatst, waarmee beter wordt aangesloten op de karakteristiek van een lintbebouwing met individuele panden. Ter weerszijden komt een toegangspad naar het achterliggende weiland. Beide bewoners van nr. 131 hebben een deel van het weiland in eigendom en maken daarvan gebruik ten behoeve van eigen paarden. De dubbele toegang voorziet in de mogelijkheid dat in de toekomst één van de stolpwoningen naar een andere eigenaar overgaat.

afb. 5 De nieuwe situatie met de stolp centraal op het perceel

2.2. Het bouwplan

Het bouwplan betreft een dubbel woonhuis in de vorm van een stolp, waarbij de lage goothoogte van ca. 3,00 m’ en de manifeste piramidekap kenmerkend zijn. De voorgevel heeft met een iets

geprononceerde centrale topgevel, sterke gootlijst en risalieten op de hoeken een rijkere uitstraling gekregen.

afb. 6 en 7 De aanzichten van voor- en achtergevel

(6)

afb. 8 en 9. Het aanzicht van de zijgevel en de doorsnede De materiaaltoepassing is als volgt:

3. Ruimtelijk beleidskader

3.1 Rijksbeleid / Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Van toepassing is “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” (SVIR).

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte - opgesteld door het ministerie van

Infrastructuur en Milieu - is qua sturingsfilosofie een logisch vervolg op c.q. een nadere uitwerking van de Nota Ruimte en geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de

‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het Rijk neemt verantwoordelijkheid voor kernopgaven en kerngebieden waar investeringen met rijksmiddelen op nationale schaal in beginsel het meest renderen.

Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.

Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.

Alleen in de stedelijke regio’s rondom de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van de verstedelijking.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ op, gebaseerd op de ‘SER-ladder’.

Aangezien de planlocatie is gelegen in bestaand stedelijk gebied en het vervangen van één woonhuis door een dubbel woonhuis niet kan worden aangemerkt als een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ is het doorlopen van de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ niet aan de orde.

Een en ander overziend kan de conclusie worden getrokken dat het beoordelings- en

afwegingsproces inzake initiatieven / projecten van de onderhavige aard en omvang volledig behoort tot het beleidsniveau van de provincie en/of de gemeente.

(7)

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Relatie met de Wro

Met ingang van 1 juli 2008, bij het van kracht worden van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), hebben de Noord-Hollandse streekplannen de status van structuurvisie gekregen. Dit is een

‘zelfbindend’ instrument.

Tot het gereed komen van de nieuwe structuurvisie hanteerde de provincie een zogeheten

‘Overgangsdocument’. De uitwerking van dit overgangsdocument was de ‘Provinciale ruimtelijke verordening’, vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 15 december 2008.

De Provinciale ruimtelijke verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent inhoud van gemeentelijke plannen en projectbesluiten en bindt de gemeenten.

De verordening is verder uitgewerkt tot ‘Provinciale Ruimtelijke Verordening’ (PRV - zie hierna).

3.2.2 Structuurvisie NH 2040

De “Structuurvisie Noord-Holland 2040” -‘Kwaliteit door veelzijdigheid’, is op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld.

In de structuurvisie zijn de uitgangspunten en de sturingsfilosofie uit het “Ontwikkelingsbeeld Noord- Holland Noord” (Het voormalige Streekplan), overgenomen. Uitgangspunt voor 2040 is “kwaliteit door veelzijdigheid”.

Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap.

Gelet op deze doelstelling heeft de provincie drie provinciale hoofdbelangen aangewezen, die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling vormen van de Provincie, te weten: Ruimtelijke kwaliteit, Duurzaam ruimtegebruik en Klimaatbestendigheid.

De Structuurvisie is uitsluitend bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers.

3.2.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Van toepassing is de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), geconsolideerd 12 december 2016, in werking getreden 1 maart 2017.

In de PRV wordt een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is.

Gemeenten zijn verplicht om voor het bestaand stedelijk gebied bestemmingsplannen vast te stellen, maar hebben bij de invulling daarvan een grote mate van beleidsvrijheid.

De wijzigingen die in de nieuwe PRV zijn ingevoerd hebben grotendeels betrekking op een betere afstemming van de PRV op de Ladder voor Duurzame Verstedelijking van het rijk. Beide

regelgevingen beogen een afwegingskader te bieden voor stedelijke ontwikkelingen, maar ze verschillen enigszins van elkaar. Dat is in de praktijk verwarrend gebleken voor ruimtelijke plannen van gemeenten.

Daarom worden met deze wijziging de dubbelingen met de Ladder uit de PRV gehaald. Met de voorliggende wijziging worden de regels over ‘nut en noodzaak’ en ‘het benutten van binnenstedelijke mogelijkheden’ uit de PRV gehaald. Hierin voorziet immers de rijksladder. Daarnaast wordt het begrip Bestaand Bebouwd Gebied uit de PRV vervangen door Bestaand Stedelijk Gebied uit de Ladder.

Het provinciaal uitgangspunt is om verdere verstedelijking in het ‘open’ landelijke gebied te voorkomen. Er wordt onderscheid gemaakt in landelijk gebied en ‘bestaand stedelijk gebied’.

De definitie voor bestaand stedelijk gebied is als volgt (art. 1.1.1 onder h Bro):

“bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”

Onder ‘bestaand stedelijk gebied’ wordt ook het gebied verstaan, waarvoor een bestemmingsplan van kracht is dat voorziet in een stedelijke functie, zoals woningbouw.

(8)

Bij de PRV zijn 10 ‘themakaarten’ bijgevoegd; voor het project op de planlocatie zijn deze niet alle even relevant.

Op de themakaart ‘Ecologie’ zijn de gronden ter weerszijden van de lintbebouwing van Kwadijk aangegeven als weidevogelleefgebied.

De vervangende nieuwbouw van een dubbel woonhuis op een perceel binnen het lint is geen verstorende activiteit ten opzichte van het weidevogelleefgebied.

Op de themakaart ‘Unesco- erfgoederen met uitzonderlijke universele waarde’ is te zien dat de planlocatie onderdeel is van een gebied dat als een ‘ring’ rond Amsterdam ligt en dat wordt aangemerkt als de ‘Stelling van Amsterdam’.

afb. 10 De planlocatie als onderdeel van de ‘Stelling van Amsterdam’

De gronden van de Stelling van Amsterdam zijn mede bestemd voorbehoud en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap en werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam'.

De indicatoren voor kernkwaliteiten, die medesturend zijn voor de gebiedsontwikkeling in de Stelling van Amsterdam zijn:

▫ Historische landschapselementen van het verdedigingsysteem: forten, dijken, kanalen en inundatiekommen;

▫ Groen en open karakter.

De planlocatie is een onderdeel van de lintbebouwing van Kwadijk en ligt in de noordelijke

bebouwingsreeks langs de weg. De locatie is deels bebouwd, deels onbebouwd (afb. 2). Als zodanig vormt het bebouwen van de planlocatie geen bedreiging voor de historische landschapselementen van het verdedigingssysteem. Er is ook geen sprake van open zichtlijnen vanaf de planlocatie naar het dichtstbijzijnde fort Kwadijk en omgekeerd, noch van een positie binnen het ‘schootsveld’.

Het onbebouwde deel van de planlocatie heeft geen betekenis voor het groen en open karakter in relatie met de Stelling van Amsterdam.

(9)

De overige themakaarten betreffen ‘Grondgebied’, ‘Bufferzones’, ‘Landbouwgebied’,

‘Landbouwclusters’, ‘Blauwe ruimte’, ‘Duurzame energie’, ‘Aardkundige waarden’en ‘20 Ke-contouren Schiphol’.

Geen van deze thema’s hebben gevolgen / restricties voor mogelijke ontwikkelingen op de onderhavige planlocatie.

3.2.4 Provinciale en regionale woonvisies

De vervangende nieuwbouw van een dubbelwoonhuis, als particulier initiatief in bestaand stedelijk gebied, valt niet onder vigeur van een provinciale of regionale woonvisie.

3.3. Gemeentelijk beleid

3.3.1. Gemeentelijke beleidsnota’s

Structuurvisie Zeevang 2040 ‘Vitaal perspectief’

De gemeentelijke Structuurvisie Zeevang 2040 ‘Vitaal perspectief’ (verder: structuurvisie) is op 17 december 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit betreft een ruimtelijke visie in de zin van artikel 2.1, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor de gehele gemeente. De structuurvisie heeft betrekking op de functies wonen, werken, recreatie, natuur water en voorzieningen. Hierbij wordt aangegeven dat de hoofdopgaven binnen de gemeente de zorg voor een duurzaam landbouwkundig gebruik (als drager van het landschap), behoud en ontwikkeling van natuurwaarden, een optimale waterhuishouding, verbeteren van recreatieve mogelijkheden (wandel-fietsroutes), bescherming van cultuurhistorische patronen en elementen, en de woningbouwopgave zijn.

Wat betreft dorpsontwikkeling wordt ingezet op het behoud van de bestaande dynamiek in de kernen en linten.

Voor wijzigingen op perceelsniveau worden verder geen richtinggevende of belemmerende aanwijzingen gegeven.

‘Woonvisie Zeevang: 2020 in zicht’ en ‘Woonplan’

De vervangende nieuwbouw van een dubbelwoonhuis, als particulier initiatief in bestaand stedelijk gebied, valt niet onder vigeur van de gemeentelijke Woonvisie of het Woonplan.

3.3.2 Bestemmingsplan

De onderhavige locatie is geregeld in het vigerende bestemmingsplan “Dorpskernen 2016”, vastgesteld 13 april 2017.

Op de gronden ligt de enkelbestemming ‘Wonen’ (art. 22), de enkelbestemming “Tuin” (art. 17) en de dubbelbestemmingen “Waarde - Archeologie” (art. 23) en “Waarde - Landschap -Stelling van

Amsterdam” (art. 24).

Strijdigheid

Het bouwplan is op de volgende aspecten strijdig met het vigerende bestemmingsplan:

-- de nieuwbouw komt in de huidige bestemming “Tuin”, waar geen gebouwen mogen worden gebouwd;

-- voor de nieuwbouw is een groter bouwvlak noodzakelijk en deze verschuift naar het midden van het perceel;

-- de stolp krijgt een grotere breedte (14.00 m’ i.p.v. de toegestane 12,00 m’);

-- de stolp wordt hoger dan toegestaan (12,00 m’ i.p.v. 9,00 m’);

-- het aantal woningen wordt twee binnen het bouwvlak i.p.v. één;

-- de stolp krijgt een grotere inhoud dan in het bestaande bouwvlak is toegestaan (max. 1500 m3 i.p.v. 650 m3.

(10)

afb. 11 De planlocatie op een uitsnede van het bestemmingsplan.

Stedenbouwkundige overwegingen

Het bebouwingslint van Kwadijk kenmerkt zich door halfopen reeksen individuele panden. Plaatselijk is sprake van een wat dichtere ‘pakking’, afgewisseld met enerzijds enkele bescheiden open plekken nabij de kern en anderzijds brede open stukken naar het westen richting Hobrederdijk en Oostdijk- Westdijk.

De opvallendste en meest beeldbepalende objecten zijn de overwegend wat forsere, al dan niet voormalige agrarische gebouwen, waaronder een aantal stolpboerderijen.

De verdichting ter weerszijden van en in de kern heeft veelal plaats gevonden met de wat kleinschaliger burgerwoningen. Hiermee is sprake van een zeer afwisselend beeld, dat nog eens versterkt wordt door variaties in de afstand tot de ontsluitingsweg.

De bebouwingskarakteristiek is - behoudens enkele uitzonderingen - te kenmerken als overwegend traditioneel/ambachtelijk met een dito materiaaltoepassing: bakstenen gevels en daken met pannen.

Deze gevarieerde bebouwingsopzet biedt veel ruimte voor vervanging van individuele panden door nieuwbouw, zolang maar een respectvolle afstemming plaats vindt met de stedenbouwkundige samenhang in de directe omgeving.

Het voorliggende initiatief, waarbij een woonhuis met een zadeldak wordt vervangen door een woning met een stolpvorm, is gezien de stedenbouwkundige structuur (= samenhang en opbouw) van het lint Kwadijk en de gezien de aanwezige bebouwingskarakteristiek, geen oneigenlijke ingreep.

Het feit dat de bestaande woning pal tegen de naburige stolp is gesitueerd en de nieuwe stolpwoning meer centraal op het perceel wordt geplaatst met passende afstanden tot de zijdelingse erfgrenzen, mag als een verbetering van de beeldkwaliteit ter plaatse worden aangemerkt.

Daarmee is er voldoende indicatie dat het voorliggende plan ook zeer goed binnen het ruimtelijke beleid van de gemeente past..

Met het doorlopen van de planologische procedure voor een afwijking van het vigerende

bestemmingsplan, ex. artikel 2.1 lid 1 sub c overeenkomstig artikel 2.12 lid 2 sub a onder 3 Wabo, wordt het strijdige gebruik met het bestemmingsplan opgeheven.

(11)

4. Beeldkwaliteit

4.1. Beeldkwaliteit als onderdeel van provinciaal ruimtelijk beleid

In het provinciale beleid (o.a. Structuurvisie 2040) wordt aangegeven dat bij nieuwe ontwikkelingen aandacht moet worden besteed aan de cultuurhistorische waarden en de specifieke kwaliteiten van landschap en nederzettingen (‘landschaps-dna’ en ‘dorps-dna’).

De intentie van de provincie daarbij is samengevat in het credo "behoud door ontwikkeling", waarbij een sterke nadruk wordt gelegd op 'regionale identiteit' en 'ruimtelijke kwaliteit'.

Voor de onderhavige ontwikkeling, waarbij sprake is van de vervangende nieuwbouw van een dubbel woonhuis in de vorm van een stolp in bestaand stedelijke gebied is een beknopte (beeld)kwaliteits- paragraaf voldoende om inzicht te geven in de gevolgen van de ingreep voor de bestaande (beeld)kwaliteit.

De volgende vijf elementen worden daarbij van belang geacht:

aandacht voor de ontwikkelingsgeschiedenis;

aansluiting bij de ordeningsprincipes van het landschap (omgeving);

aansluiting bij de bebouwingskarakteristiek (architectuur, stedenbouw, openbare ruimte);

inpassing van het plangebied in de wijdere omgeving (grotere landschapseenheid);

aandacht voor de bestaande kwaliteiten van het gebied en voor de maatregelen om negatieve effecten op deze kwaliteiten op te heffen.

Het voorliggende initiatief betreft een perceel in het historische bebouwingslint van Kwadijk. Met de vervanging van een woonhuis door een dubbel woonhuis wijzigt de gegeven stedenbouwkundige structuur (samenhang en opbouw) niet. De ontwikkelingsgeschiedenis en het ordeningsprincipe van lintbebouwing wordt hiermee volledig gerespecteerd. Met de gekozen vorm van de stolp wordt een geëigende en kenmerkende ‘bouwsteen’ aan de bebouwingsreeks toegevoegd.

Conclusie:

Met dit initiatief worden de bestaande kwaliteiten op de locatie en in de omgeving versterkt. Daarmee wordt volledig voldaan aan de eisen, welke gesteld kunnen worden in het kader van het provinciale uitgangspunt "behoud door ontwikkeling".

4.2 De gemeentelijke welstandsnota

De gemeentelijke welstandsnota is gebaseerd op artikel 12a van de Woningwet en art. 9.1 tweede lid van de bouwverordening. Van toepassing is de herziening van 2013.

De planlocatie valt qua gebiedsgericht criteria in het welstandsgebied B3: ‘Landelijk lint Kwadijk’, maar gezien de gekozen vormgeving ook onder de objectgerichte criteria voor ‘stolpboerderijen’.

Door te kiezen voor een voor de lintbebouwing geëigende stolpvorm en de positionering centraal op het perceel wordt voldaan aan de gebiedsgerichte welstandscriteria betreffende de ‘relatie met de omgeving’ en ‘massa en opbouw van het gebouw’.

Voor de overige criteria wordt verwezen naar de objectgerichte criteria.

Met betrekking tot de criteria voor stolpen zijn de algemene kenmerken van belang: lage beganegrondlaag plus piramidevormig dak met een dakhelling van minimaal 45o,.

Aangezien het hier niet een originele stolpboerderij betreft (met een duidelijke afleesbaarheid van de hiërarchische functieverschillen), maar een dubbel woonhuis (met een meer beperkt functioneel gevelschema), beperken de toepasbare criteria zich tot het type gevelopeningen, met

materiaalgebruik en de (ambachtelijke) detaillering.

Het plan is 9 januari 2017 in 3e termijn behandeld door de welstandscommissie en op hoofdlijnen geaccordeerd. De geplaatste opmerkingen van de commissie zijn verwerkt.

(12)

5. Milieubeperkingen en omgevingsaspecten 5.1 Milieu

5.1.1 Bodem en grondwater

Bodemonderzoek.

Door Klijn Bodemonderzoek BV, Oudelandseweg 1, 9682 XT Oostwold, is een verkennend bodemonderzoek gedaan. De bevindingen zijn neergelegd in een rapport d.d. 18 januari 2017 met projectnummer 16KL468.

Geconcludeerd wordt dat de verhoogde gehalten aan koper en lood in de boven- en/of ondergrond boven het ‘criterium voor nader onderzoek’ liggen.

Conclusies:

“Gezien het feit dat de matig tot sterke verhogingen aan koper en lood niet in horizontale en verticale richtingen zijn afgeperkt, dient formeel een nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd”.

en:

“De huidige onderzoeksresultaten kunnen een belemmering vormen ten aanzien de voorgenomen aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de geplande bouwactiviteiten op het terrein”.

De paragraaf 6 ‘Samenvatting en Conclusies’ is weergegeven in Bijlage 1

Het integrale rapport zal bij de aanvraag van de omgevingsvergunning aan de stukken worden toegevoegd.

Nader bodemonderzoek.

Naar aanleiding van het hiervoor genoemde bodemonderzoek is door Klijn Bodemonderzoek BV een nader bodemonderzoek uitgevoerd. De bevindingen zijn neergelegd is het rapport 17KL194 d.d.

21 juni 2017.

In paragraaf 6.2. van het rapport zijn als belangrijkste conclusies en aanbevelingen het volgende weergegeven:

Gezien de aangetoonde sterke verontreiniging en de ligging van de betreffende boringen wordt aangenomen, dat ter plaatse sprake is ven een ernstig geval van bodemverontreiniging.

en:

Sanerende activiteiten zijn echter alleen aan de orde, indien ter plaatse van de aanwezige matig tot sterk verontreinigde grond grondverzet zal worden uitgevoerd. De vorm van sanering (bijvoorbeeld isoleren en/of verwijderen) kan afhankelijk zijn van de bouwplannen op het perceel.

Het voornemen tot het uitvoeren van een dergelijke sanering moet worden gemeld bij het bevoegd gezag door middel het indienen van een BUS-melding.

en:

Afhankelijk van de bouwplannen of nadat eventueel een sanering is uitgevoerd en er goedkeuring is verkregen op de evaluatie van de sanering bestaan er, ons inziens, geen belemmeringen voor de voorgenomen afgifte van een omgevingsvergunning ten behoeve van eventuele bouwplannen voor het perceel.

Paragraaf 6.2. is opgenomen in Bijlage 2

Het integrale rapport zal bij de aanvraag van de omgevingsvergunning aan de stukken worden toegevoegd.

Concrete actie naar aanleiding van de bodemonderzoeken

Er is naar aanleiding van de onderzoeken gekozen voor ‘isoleren’. De bodem wordt geïsoleerd door op het bestaande maaiveld 1 meter schone grond aan te brengen. De fundering van de nieuwe woning zal op het bestaande maaiveld worden gebouwd, dus zal de grond tijdens de bouw niet worden geroerd.

(13)

Asbest-inventarisatie-rapport

Door Stasco Environmental Research BV, Nieuwe Gouw 4, 1442 LE Purmerend, is een

asbestinventarisatie type B van de woning met aangelegen schuren en de schuur achter de woning uitgevoerd.

De bevindingen zijn neergelegd in een rapport met projectnummer 1612007.1DH d.d. 25 januari 2017.

Hieronder is paragraaf 3.3. Conclusie en Bevindingen weergegeven

Het integrale rapport zal bij de aanvraag van de omgevingsvergunning aan de stukken worden toegevoegd.

5.1.2 Watertoets

De volgende aspecten zijn daarbij aan de orde:

a. waterbergend oppervlak;

b. het graven of vergraven van sloten;

c. toe te passen materialen in relatie met mogelijke verontreiniging van water;

d. afvoer HWA in relatie met riolering.

e. maatregelen t.b.v. het onderhoud en beheer

Ad. a:

De vervangende nieuwbouw heeft geen grote gevolgen voor het verhardingspercentage op de locatie;

compensatie van wateroppervlak is hierbij derhalve geen item.

Ad. c:

Met de nieuwbouw zullen geen materialen worden toegepast, welke een verontreinigende werking hebben op hemelwater en/of grondwater.

Ad. d:

De afvoer van hemelwater kan op deze locatie worden gescheiden van die van de riolering.

Met betrekking tot de punten b. en e. kan worden opgemerkt, dat deze met het voorliggende initiatief niet aan de orde zijn.

5.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Met de realisering van de vervangende nieuwbouw van een dubbel woonhuis wijzigt de situatie zich in dit kader nauwelijks. Aan de overzijde van de straat is een hondenkennel annex hondenfokkerij gevestigd op een afstand van ca. 20 meter. De ‘richtafstand’ in de bedrijvenlijst is 50 meter (geluid).

Voor zover bekend levert de aanwezige hondenkennel geen onevenredige hinder op voor de woningen in de omgeving.

Andersom kan worden gesteld, dat aangezien er meerdere woningen dichterbij deze vestiging aanwezig zijn, de nieuwe woningen geen extra beperkingen opleveren voor de bedrijfsvoering van genoemd bedrijf.

(14)

5.1.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) beschouwd een woning als een zogenaamd geluidsgevoelig object.

Onderzocht dient te worden of toetsing aan de wet geluidhinder dient plaats te vinden.

wegverkeerslawaai

Door S&W Consultancy te Vlissingen is akoestisch onderzoek gedaan. De bevindingen zijn neergelegd in het rapport “Akoestisch onderzoek geluidsbelasting en geluidwering gevels”, d.d.

8 juni 2017, rapportnummer 2170670.

Van de gezoneerde wegen is het volgende vastgesteld:

-- De Oude Gouw is vanwege het doodlopen akoestisch niet relevant;

-- De Nieuwe Gouw levert op de gevels een geluidsbelasting op, die op geen enkele gevel van de nieuwe woningen de voorkeurswaarde van 48 dB overschrijdt.

De niet gezoneerde weg Kwadijk is een 30km/uur-weg is niet zôneplichtig, waardoor de Wet geluidhinder niet van toepassing is.

De geluidwering van de gevels is bepaald. Op grond van de berekeningen kan worden geconcludeerd dat de geluidwering van de gevel voldoet aan de eisen volgens het bouwbesluit, indien de

voorzieningen zoals in het rapport zijn omschreven zorgvuldig worden uitgevoerd.

Paragraaf 5 van het akoestisch rapport ‘Conclusie’ is weergegeven in Bijlage 4.

Het integrale rapport zal bij de aanvraag van de omgevingsvergunning aan de stukken worden toegevoegd.

industrielawaai

Er zijn in de omgeving geen industriële bedrijven aanwezig, die geluidhinder veroorzaken voor het wonen.

Conclusie:

De omgevingsfactor geluid vormt geen belemmering voor onderhavig initiatief.

5.1.5. Geur

De enige inrichting waarbij geur een item is betreft de hondenkennel tegenover de planlocatie aan de overzijde van de weg. De bedrijvenlijst geeft hiervoor een richtafstand van 30 m’. De afstand van de woningen tot het verblijf van de honden is ruim 40 m’.

Overigens zijn ook geen klachten over geurhinder ter plaatse bij de gemeente bekend.

Conclusie:

De omgevingsfactor geur vormt geen belemmering voor onderhavig initiatief.

5.2 Verkeersaspecten

De realisering van een dubbelwoonhuis op een locatie waar één woonhuis aanwezig was leidt niet tot een onaanvaardbare toename van het aantal verkeersbewegingen (per woning 4 á 5 auto-

bewegingen per etmaal).

5.3 Luchtkwaliteit

Bij ontwikkelingen is in algemene zin onderzoek nodig naar de bestaande luchtkwaliteit en de effecten, die de realisatie van die ontwikkelingen daarop zal hebben.

15 november 2007 is de “Wet Luchtkwaliteit” (Stb.2007,434) in werking getreden en vervangt het

“Besluit Luchtkwaliteit 2005”.

(15)

Deze wet voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de

luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Een project draagt ‘in niet betekenende mate’ bij aan de luchtverontreiniging als de 3%-grens niet wordt overschreden.

De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe ‘Wet Luchtkwaliteit’ geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

▪ er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

▪ een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;

▪ een project‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtkwaliteit;

▪ een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

Met de realisering van de vervangende nieuwbouw van een dubbel woonhuis wijzigt de situatie ter plaatse zich - in het kader van de luchtkwaliteit – niet; een en ander heeft geen (nadelige) invloed op de luchtkwaliteit.

Het onderhavige initiatief betreft derhalve een project dat ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtkwaliteit

5.4 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening gehouden te worden met het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (Bevi) en het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, over water en over het spoor.

Op de ‘Risicokaart’ van Noord-Holland zijn voor de planlocatie en de wijdere omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig.

Evenmin is sprake van transport van gevaarlijke stoffen op wegen, vaarwegen of spoorwegen.

5.5 Leidingen

Op de planlocatie zijn behoudens de nutsvoorzieningen geen leiding e.d. aanwezig.

5.6 Cultuurhistorie / Archeologie

Richtinggevend voor dit aspect is het ‘Europese verdrag van Valletta 1992’, dat de bescherming (behoud) regelt van archeologisch erfgoed in de bodem.

Cultuurhistorische waarden

De planlocatie ligt in de historische lintbebouwing van Kwadijk. Daarin zijn slechts twee objecten met een monumentale status: de kerk en de watertoren. Wel zijn er een aantal panden als beeldbepalend onderkend, maar vallen onder de hoede van de welstandsnota.

Archeologie

Gemeentelijk beleid Archeologie

Leidraad bij de bescherming van archeologische waarden is de ‘Beleidsnota Archeologie’ (2006) van de gemeente Zeevang. Deze nota geeft een regime dat wordt gehanteerd bij ruimtelijke plannen. In dit verband is het gemeentelijk bodemarchief geïnventariseerd. Bekende archeologische waarden zijn verzameld.

(16)

Tevens is onderzocht welke waarden op welke plaats verwacht kunnen worden. De resultaten van deze onderzoeken hebben geleid tot een archeologieregime dat bestaat uit vijf categorieën.

Voor elke categorie geldt een andere drempelwaarde op basis waarvan nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De bepalende factor hiervoor is de omvang van het plan in vierkante meters. Een en ander is weergegeven op de ‘Kaart bij de Beleidsnota Archeologie Gemeente Zeevang’.

Hierop is direct af te lezen aan welke archeologische voorwaarden moet zijn voldaan bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Voor het bebouwingslint van Kwadijk geldt dat bij een plan groter dan 50 m2 en dieper dan 0,40 m’ het archeologischs belang moet worden meegewogen.

Dit houdt in dat een quck-scan archeologie moet worden uitgevoerd.

Synthegra BV-Archeologie, Olmenlaan 6a NL-3833AV Leusden heeft een Bureauonderzoek gedaan.

De bevindingen zijn neergelegd in een rapport met kenmerk ‘Synthegra Rapport S170015’ d.d. 16 februari 2017.

Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied geldt een middelhoge

verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum en een hoge verwachting voor resten uit de late middeleeuwen tot met de nieuwe tijd.

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied vervolgonderzoek geadviseerd.

Op grond van de soort resten die worden verwacht (muur- en funderingsresten van vroegere

bebouwing) en van de beperkte oppervlakte van de ingrepen, wordt geadviseerd om de ondergrondse sloop van de bestaande bebouwing en het uitgraven van de bouwput ten behoeve van de nieuwbouw archeologisch te laten begeleiden.

Voor een weergave van de ‘Conclusies en aanbevelingen’ (hoofdstuk 3 van de rapportage) wordt verwezen naar Bijlage 3.

Het integrale rapport zal bij de aanvraag van de omgevingsvergunning aan de stukken worden toegevoegd.

Concrete actie naar aanleiding van het archeologische onderzoek Er zal geen archeologisch programma van eisen worden opgesteld.

Het voornemen is om bij de sloop van de oude woning de fundering niet te verwijderen. De fundering van de nieuwbouw zal op het maaiveld worden gebouwd; de bodem zal derhalve niet worden geroerd.

5.7 Natuurwaarden / Habitatrichtlijn-Vogelrichtlijn / Flora en Fauna Natura 2000-gebieden

Binnen Zeevang ligt een onderdeel van de Vogelrichtlijngebieden (Natura-2000) die zijn aangewezen als speciale beschermingszone (sbz). Het Zeevangse gedeelte bestaat uit het Markermeer en de Polder Zeevang (zie afb. 12). Binnen Zeevang grenst het vogelrichtlijngebied aan de kernen Warder, Hobrede en Kwadijk. De kern Middelie ligt gedeeltelijk binnen het richtlijngebied.

In een Natura 2000-gebied is uitgangspunt dat er met nieuwe projecten geen syorende factoren mogen optreden die een significan effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Het realiseren van vervangende nieuwbouw op een perceel binnen bestaand stedelijk gebied is een project waarbij geen storende factoren optreden met significante negatieve gevolgen.

(17)

afb. 12 De vogelrichtlijngebieden in de gemeente Zeevang

Ecologische Hoofd Structuur (EHS)

De onderhavige locatie Kwadijk 131 ligt in de lintbebouwing binnen bestaand stedelijk gebied.

Het direct aangrenzende open landelijke gebied is niet (meer) aangewezen als behorende bij de Ecologische hoofdstructuur (EHS).

Slechts een smalle strook ten zuiden van de lintbebouwing is aangewezen als EHS (zie afb. 13).

Van belang is dat voor de veenweidegebieden in de gemeente Zeevang wordt gestreefd naar het behoud van de specifieke weidevogelkarakter en naar behoud en ontwikkeling van natuurlijke oever- en waterlevensgemeenschappen.

Het realiseren van vervangende nieuwbouw op een perceel binnen bestaand stedelijk gebied vormt geen bedreiging voor dit beleid.

(18)

afb. 13 De planlocatie op de themakaart ‘Ecologie’van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Flora en fauna

De precieze locatie van de stolp bestaat deels uit verharding en deels uit gazon. Gezien het huidige gebruik kan verondersteld worden dat het verblijf en/of foerage van al dan niet beschermde

zoogdieren en vogels niet voor de hand ligt.

Eventueel nestellende vogels in de enkele bomen op de locatie zullen worden ontzien.

Het betreffende grondstuk is niet geschikt voor het verblijf van vleermuizen.

5.8 Duurzaamheidaspecten

Duurzaam bouwen vertaalt zich in de zorg voor het milieu, zoals het energiezuinig bouwen, het bevorderen van zonne-energie, duurzaam materiaal gebruik en gescheiden afvalverwerking.

De eisen aan de particuliere woningbouw staan beschreven in het Bouwbesluit. Er zijn geen wettelijke mogelijkheden om deze eisen aan te scherpen. Het is zodoende van belang om reeds in een vroeg stadium duurzaamheid te zien als integraal onderdeel van de nieuwbouw en de duurzaamheids- ambities vanuit het gemeentelijk beleid over te brengen aan de initiatiefnemer.

Naarmate een ontwikkeltraject vordert is de kans groot dat economische, organisatorische, juridische of politieke belangen de overhand nemen. Om dit te voorkomen is het raadzaam gedurende het gehele proces de duurzaamheidsambities te bewaken. In deze fase van besluitvorming adviseren wij dan ook om de initiatiefnemer uit te nodigen voor een overleg waarin vanuit de betrokken partijen de visies op (duurzaamheid van) het project, de aanpak en de rolverdeling kunnen worden afgestemd.

De initiatiefnemers zijn voornemens de volgende acties te ondernemen betreffende de duurzaamheid:

- gebruik van warmtepompen;

- gebruik van vloerverwarming;

- gebruik van een gebalanceerd ventilatiesysteem met warmteterugwinning.

Op basis van de aangeleverde gegevens inzake de bouw van de woning kan in alle redelijkheid de conclusie worden getrokken dat aan de duurzaamheids aspecten wordt voldaan.

(19)

6. Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een plan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

Het voorgenomen project betreft de vervangende nieuwbouw van een dubbel woonhuis in de vorm van een stolp op een locatie binnen bestaand stedelijk gebied.

6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid Inspraak en vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro

Overeenkomstig de inspraakverordening heeft het bouwplan van .………. tot en met ….. ter inzage gelegen voor inspraak. Gedurende deze termijn zijn …..reacties binnen gekomen.

Omdat het bouwplan geen rijks- en/of provinciaal belang raakt, is ten behoeve van het bouwplan geen overleg gevoerd.

Tervisielegging ontwerp

De ontwerp omgevingsvergunning, voor wat betreft de activiteit grote planologische afwijking, zal na publicatie voor 6 weken ter inzage worden gelegd. De zienswijzen worden door burgemeester en wethouders in de besluitvorming meegenomen.

Verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad Dit is bij de onderhavige procedure niet van toepassing.

6.2. Economische / financiële uitvoerbaarheid

Het bouwplan betreft een particulier initiatief van de familie Smedicus, Saarland 52, 1448 JP Purmerend en de familie Keukelaar, Antwerpenhaven 2, 1448 KN Purmerend,

De kosten van de sloop van bestaande opstallen, de bouw van de stolpwoning en de herinrichting van het perceel, zijn geheel voor rekening van de initiatiefnemers.

Met betrekking tot het planschade-risico zal tussen gemeente en initiatiefnemers een overeenkomst worden gesloten.

Bd. 26-06-2017

(20)

BIJLAGE 1

Paragraaf 6 : ‘Samenvatting’ en ‘Conclusies en aanbevelingen’ uit het verkennend

bodemonderzoek van Klijn Bodemonderzoek BV d.d. 18 januari 2017, proj.nr. 16KL468

---

(21)

BIJLAGE 2

Paragraaf 6.2 : ‘Samenvatting’ en ‘Conclusies en aanbevelingen’ uit het aanvullend

bodemonderzoek van Klijn Bodemonderzoek BV d.d. 21 juni 2017, project nr. 17KL194 ---

(22)

BIJLAGE 3

Conclusies en aanbevelingen uit het Archeologisch bureauonderzoek van Synthegra BV, projectnummer S170015

---

(23)
(24)

BIJLAGE 4

Hoofdstuk 5 uit het akoestisch rapport van S&W Consultancy. rapportnr. 2170670 d.d. 8 juni 2017 --- ---

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient nagegaan te worden welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering voor dit initiatief kunnen vormen.. Of

In het beoogde nieuwe bestemmingsplan zal de woning worden bestemd als Wonen met een bouwvlak en wordt het bestemmingsvlak zo gelegd dat de bestaande bijgebouwen qua gebruik

Nieuwbouw woning Doniaburen 15 Ferwoude Zeldenrust VROM-advies Hiermee is bepaald dat het plan een zodanige invloed heeft op de waterhuishouding en de

De planlocatie ligt niet in ‘bestaand stedelijk gebied’, maar het betreft ook geen nieuwe stedelijke ontwikkeling, waardoor het niet noodzakelijk is de ‘Ladder voor

Op 24 april 2015 is door de raad het besluit genomen om de voorbereidingen op te starten voor de bouw van de nieuwe Seinpaal. Het plan is verder uitgewerkt om

Mocht er voor gekozen worden om de HIOR bruggen op scenario 2 en de overige bruggen op scenario 3 te onderhouden dan moet er de komende jaren rekening worden gehouden met circa.

• Analyse: Stap 1: Breng de context in kaart, Stap 2: Bepaal de fase in de bewonersreis, Stap 3: Stel de waarden van bewoners vast?. • Ontwerpen: Stap 4: Bepaal de boodschap

De hiervoor genoemde locaties betreffen echter allen locaties die kwalitatief andere woningtypen beo- gen dan de beoogde te realiseren 36 woningen te Middelie en daarmee