Inspectierapport
Maanuiltje 2 (BSO) Dokter Baptiststraat 16 5351EX Berghem
Registratienummer 115161971
Toezichthouder: GGD Hart voor Brabant
In opdracht van gemeente: Oss
Datum inspectie: 17-09-2019
Type onderzoek : Onderzoek na registratie
Status: Definitief
Datum vaststelling inspectierapport: 20-09-2019
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE...2
HET ONDERZOEK ...3
ONDERZOEKSOPZET ... 3
BESCHOUWING ... 3
ADVIES AAN COLLEGE VAN B&W ... 3
OBSERVATIES EN BEVINDINGEN ...3
PEDAGOGISCH KLIMAAT ... 3
PERSONEEL EN GROEPEN ... 5
VEILIGHEID EN GEZONDHEID ... 6
ACCOMMODATIE ... 7
OVERZICHT GETOETSTE INSPECTIE-ITEMS ...8
PEDAGOGISCH KLIMAAT ... 8
PERSONEEL EN GROEPEN ... 8
VEILIGHEID EN GEZONDHEID ... 10
ACCOMMODATIE ... 11
GEGEVENS VOORZIENING ... 11
OPVANGGEGEVENS ... 11
GEGEVENS HOUDER ... 11
GEGEVENS TOEZICHT ... 11
GEGEVENS TOEZICHTHOUDER (GGD) ... 11
GEGEVENS OPDRACHTGEVER (GEMEENTE) ... 11
PLANNING... 11
BIJLAGE: ZIENSWIJZE HOUDER KINDERCENTRUM ... 12
Het onderzoek
Onderzoeksopzet
Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang. Het betreft een onaangekondigd onderzoek na registratie.
Beschouwing
Algemeen
Buitenschoolse opvang Maanuiltje 2 vindt plaats in de groepsruimte die ook gebruikt wordt door kdv Teddybeer in basisschool 't Molenveld. te Berghem.
Voorlopig zal hier alleen opvang tijdens schoolweken na schooltijd op de maandag en dinsdag plaats vinden.
Er is 1 basisgroep, waar maximaal 18 kinderen mogen worden opgevangen. De kinderen die hier komen zijn 4-7 jaar.
Inspectiegeschiedenis
25-06-2019; onderzoek voor registratie; advies opname in het register. Kan in exploitatie worden genomen.
Huidige inspectie
Op dinsdag 17 september 2019 heeft er een onaangekondigde onderzoek na registratie plaats gevonden bij BSO Maanuiltje 2, Dokter Baptiststraat 16 te Berghem.
Bevindingen
Op de dag van inspectie worden er 7 kinderen opgevangen door 1 beroepskracht. Er zijn gesprekken gevoerd met de beroepskracht en er heeft observatie op de groep plaatsgevonden.
De praktijk laat een ontspannen beeld zien, de kinderen vertonen allen betrokken spel. De
kinderen zoeken de beroepskrachten en elkaar op, het contact oogt vertrouwd. Er is aandacht voor alle kinderen, ook voor die kinderen die er niet actief om vragen.
Conclusie
Buitenschoolse opvang Maanuiltje 2 voldoet aan alle getoetste kwaliteitseisen die tijdens dit onderzoek zijn beoordeeld.
De toelichting op de bevindingen van de toezichthouder kunt u teruglezen in het vervolg van dit rapport. Aan het einde van dit rapport treft u een overzicht aan van de inspectie-items die zijn beoordeeld
Advies aan College van B&W
Geen handhaving.
Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat
Binnen het pedagogisch klimaat zijn de volgende onderdelen beoordeeld:
Pedagogisch beleid;
Pedagogische praktijk.
Het onderdeel verantwoorde opvang is beoordeeld door middel van een observatie in de praktijk en gesprekken met de beroepskrachten.
Per onderdeel volgt een beschrijving van de bevindingen van de toezichthouder en vervolgens wordt een oordeel gegeven op basis van de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang.
Conclusie
De houder voldoet aan de getoetste kwaliteitseisen die binnen dit onderdeel van toepassing zijn.
Pedagogisch beleid
Avem-kinderopvang heeft een algemeen pedagogisch beleidsplan voor al zijn locaties opgesteld waarin de kenmerkende pedagogische visie is beschreven. Als aanvulling hierop is er een pedagogisch werkplan geschreven specifiek voor deze kinderopvanglocatie.
De houder draagt er zorg voor dat de beroepskrachten in de praktijk handelen volgens het pedagogisch beleid. Tijdens elk teamoverleg (1x per 6 weken) staat het pedagogisch beleid op de agenda. Bijzonderheden c.q. nieuwe ontwikkelingen hierover worden dan besproken.
Pedagogische praktijk
De houder dient zorg te dragen voor verantwoorde kinderopvang. Aan de hand van observaties van de pedagogische praktijk en interviews met beroepskrachten is beoordeeld of verantwoorde
opvang wordt geboden.
De observatie van de pedagogische praktijk heeft plaatsgevonden op dinsdagmiddag 17 september 2019 en de volgende activiteiten zijn waargenomen:
aankomst kinderen met beroepskracht (vanuit de hal van de basisschool)
vrijspel binnen (fantasiespel, poppenhuis, kleuren, diverse spelletje, etc.)
een eet- en drinkmoment (basisgroep)
vrijspel binnen en buiten Emotionele veiligheid
De beroepskracht heeft oog voor het individuele kind en zorgt voor een emotioneel veilige omgeving. De kinderen maken contact met elkaar en doen nieuwe ervaringen op. De kinderen zoeken de beroepskracht op en zij reageren positief op elkaar.
Beroepskrachten zorgen voor een positieve groepssfeer, voorspelbaarheid in het middagritme en duidelijkheid over regels en afspraken.
De beroepskracht biedt structuur en stelt grenzen. Dit gebeurt op een doortastende, consequente en respectvolle manier. Voor kinderen is het duidelijk wat er van hen wordt verwacht en waar zij zich aan moeten houden. De beroepskracht laat merken dat ze de kinderen accepteert zoals ze zijn; ze geeft complimentjes, maakt grapjes, knuffelt, heeft oogcontact en treedt bemoedigend op als een kind dat nodig heeft.
Er is een aangename sfeer op de groep. De kinderen tonen zich in hun gedrag op hun gemak. De kinderen laten emoties zien die passend zijn bij de situatie.
Persoonlijke competentie
De beroepskracht sluit aan op wensen en ideeën van de kinderen. Zij begeleid de kinderen om zelf te (leren) kiezen en initiatief te nemen. Aan het eind van het tafelmoment vraagt de beroepskracht aan de kinderen wat ze willen gaan doen. Alle kinderen weten dat al. Een paar gaan buitenspelen terwijl de rest binnen blijven spelen. De beroepskracht loopt rond en heeft oog voor elk individueel kind. Ze geeft begeleiding, ze corrigeert, stimuleert en speelt soms even mee.
Deze bso beschikt over een ruime ingerichte buitenruimte, waar verschillende speeltoestellen staan. Ze kunnen hier goed spelen.
Sociale competentie
De beroepskracht begeleidt de kinderen in hun onderlinge interactie. Daarbij leert ze de kinderen om naar elkaar te luisteren, elkaar te helpen, op elkaar te wachten en samen een conflict op te lossen. Tijdens de observatie is te zien:
dat tijdens het eet en drinkmoment alle kinderen de mogelijkheid krijgen om iets te vertellen.
Het is te zien dat de andere kinderen het soms nog wel lastig vinden om te luisteren, want ze willen zelf ook hun verhaal vertellen. Leren wachten op hun beurt is goed.
dat tijdens het vrijspelen de beroepskracht kinderen stimuleert om samen iets te doen; "Je kunt dit spel (Toren van Pisa) alleen, maar ook met een ander kind spelen?". Even later zijn drie kinderen bezig met het spel. De beroepskracht speelt met twee kinderen het spel Mens erger je niet. Na een tijdje geeft ze aan dat ze nog iets anders moet doen, maar dat de kinderen gewoon verder kunnen spelen. "Dat kunnen jullie." De kinderen vinden dat goed en gaan samen verder spelen.
Overdracht van normen en waarden
Kinderen worden aangesproken op hun gedrag. De beroepskracht geeft inzicht, richting en correctie aan het gedrag van kinderen. Zij geeft uitleg wanneer iets niet mag en waarom het niet mag, is zich bewust van haar voorbeeldfunctie en hanteert de algemeen aanvaarde normen en waarden. Kinderen worden gestimuleerd om kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving.
De beroepskracht hanteert afspraken en omgangsvormen die herkenbaar aanwezig zijn en worden toegepast. Kinderen worden gestimuleerd rekening te houden met elkaar, naar elkaar te luisteren en om de beurt te praten, op je beurt te wachten, etc.
Personeel en groepen
Binnen personeel en groepen worden de volgende onderdelen beoordeeld:
Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang;
Opleidingseisen en eisen aan de inzet van leerlingen;
Aantal beroepskrachten;
Stabiliteit van de opvang voor kinderen.
Per onderdeel volgt een beschrijving van de bevindingen van de toezichthouder en vervolgens wordt een oordeel gegeven op basis van de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang.
Conclusie
De houder voldoet aan de getoetste kwaliteitseisen die binnen dit onderdeel van toepassing zijn.
Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang
De aanwezige beroepskracht op deze locatie is ingeschreven in het personenregister kinderopvang met een geldige verklaring omtrent het gedrag en is door de houder gekoppeld aan de organisatie.
Opleidingseisen
De diploma's van de aanwezige beroepskracht op deze locatie is ingezien. Zij beschikt over een passend diploma overeenkomstig de actuele cao kinderopvang.
Het diploma van de pedagogische beleidsmedewerker is gezien en beoordeeld. Deze voldoet.
Aantal beroepskrachten en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires
Op het moment van de inspectie was de bezetting als volgt:
Groepsnaam Aantal
kinderen Leeftijd
kinderen Aanwezige
beroepskrachten Benodigde
beroepskrachten Voldoet bso maanuiltje
2 7 4-7 jaar 1 1 Ja
Uit een steekproef van de aanwezigheidslijsten en personeelsroosters blijkt dat voldoende beroepskrachten worden ingezet in relatie tot het aantal kinderen (beroepskracht-kindratio).
Stabiliteit van de opvang voor kinderen
De bso bestaat uit één basisgroep voor maximaal 18 kinderen in de leeftijd van 4-7 jaar. Dit is conform de gestelde eisen.
De BSO is geopend op dinsdag na schooltijd. Indien er meer vraag komt naar opvang, kan ook op andere dagen opvang worden aangeboden.
Tijdens vakantieperiodes is deze locatie gesloten. Incidenteel kan deze locatie tijdens vakanties worden gebruikt.
Mentor
Elk kind heeft er recht op om bewust gezien en gevolgd te worden, niet alleen in zijn ontwikkeling, maar ook in zijn welbevinden als kind en zijn functioneren binnen de groep. Daarom werkt de BSO met een mentor, die als pedagogisch professional werkt op de groep van het kind en functioneert ook als aanspreekpunt om informatie over het kind te verzamelen.
Bij de start op de BSO wordt aan ouders en kind gecommuniceerd wie de mentor is. Indien de mentor wijzigt, dan wordt dit direct aan de ouders gemeld. De mentor bespreekt periodiek de ontwikkeling van het kind en ouders. Tevens is de mentor het aanspreekpunt voor de ouders bij vragen over de ontwikkeling en het welbevinden van het kind.
Gebruik van de voorgeschreven voertaal
In het kindercentrum wordt de voorgeschreven voertaal Nederlands gesproken.
Veiligheid en gezondheid
Binnen het domeinveiligheid en gezondheid zijn de volgende onderdelen beoordeeld:
Veiligheids- en gezondheidsbeleid
Meldcode Conclusie
De bso voldoet aan de getoetste wettelijke kwaliteitseisen die binnen dit onderdeel van toepassing zijn
Veiligheids- en gezondheidsbeleid Beleid
De houder heeft een beleid veiligheid en gezondheid opgesteld dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.
Beroepskrachten handelen
De houder draagt er zorg voor dat de beroepskrachten in de praktijk handelen volgens het veiligheids- en gezondheidsbeleid. Iedere 6 weken vindt een teamoverleg plaats waar onder meer dit beleid wordt besproken. Op basis van een steekproef uit de praktijk blijkt het beleid actueel te zijn en passende maatregelen worden genomen. Uit interview met de beroepskracht blijkt dat zij op de hoogte is van het beleid.
Achterwacht
Bij de beroepskracht is het bekent wie de actieve achterwacht is.
Eerste hulp aan kinderen
De beroepskracht die ingezet is, beschikt over een certificaat voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen volgens de in de Regeling Wet kinderopvang aan deze kwalificatie gestelde nadere regels. Hieruit blijkt dat de houder ervoor zorgdraagt dat gedurende de opvang ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is.
Veiligheids- en gezondheidsrisico's in de praktijk.
Tijdens de inspectie zijn er geen veiligheids- en gezondheidsrisico's geconstateerd.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
De houder heeft een meldcode vastgesteld waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden. De houder gebruikt het
afwegingskader om te beslissen of een melding noodzakelijk is en, vervolgens, bij het beslissen of het zelf bieden of organiseren van hulp mogelijk is. De meldcode is vertaald naar de eigen
organisatie.
De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode en de handelwijze. De meldcode wordt jaarlijks doorgenomen met de beroepskrachten. Hiermee wordt de kennis onderhouden.
Uit het gesprek met de beroepskracht blijkt, dat zij op de hoogte is van de meldcode.
Gebruikte bronnen
Interview
Observatie(s)
EHBO certificaat
Beleid veiligheid- en gezondheid
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Accommodatie
Binnen accommodatie is het volgende onderdeel beoordeeld:
Beschikbare speeloppervlakte binnen en buiten;
Passend ingerichte binnen- en buitenruimte.
Per onderdeel volgt een beschrijving van de bevindingen van de toezichthouder en vervolgens wordt een oordeel gegeven op basis van de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang.
Conclusie
De bso voldoet aan de getoetste wettelijke kwaliteitseisen die binnen dit onderdeel van toepassing zijn
Eisen aan ruimtes
De bso heeft een eigen groepsruimte van 63,91 m2. Dit betekent, dat er per kind 3,55 m2 bruto speelruimte beschikbaar is. Dit voldoet aan de norm.
De bso gebruikt dezelfde ruimte als die van peutergroep de Teddybeer. De inrichting van de ruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd (4 -7 jaar) van de op te vangen kinderen.
Er is voldoende speel en speelmateriaal voor de bso beschikbaar. Tevens is in de ruimte een eigen BSO hoek ingericht. Hier is te zien welke bso kinderen er zijn.
Buitenruimte
De bso maakt gebruik van het grote buitenspeelterrein van de school. Deze is direct aangrenzend aan hun groepsruimte zit. Er zijn diverse speeltoestellen en voldoende ruimte om bv balspellen te doen. Verder is er divers los spel/speel materiaal beschikbaar.
De buitenruimte is 280 m2 groot. Dit is ruim voldoende voor de opvang van de kinderen.
Gebruikte bronnen
Interview
Observatie(s)
Overzicht getoetste inspectie-items
Pedagogisch klimaat
Pedagogisch beleid
Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan. De houder van een kindercentrum draagt er zorg voor dat in de buitenschoolse opvang conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.
(art 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Pedagogische praktijk
In het kader van het bieden van verantwoorde buitenschoolse opvang, draagt de houder van een kindercentrum er in ieder geval zorg voor dat, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden:
a. op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt
geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen;
b. kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving;
c. kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en
vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden;
d. kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij.
(art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 11 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Personeel en groepen
Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn:
a. de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum;
b. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een
uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;
c. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waarmee de houder exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;
d. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen;
e. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres.
Voor zover het natuurlijke personen betreft is eenieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingeschreven in het personenregister kinderopvang.
(art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang)
De houder van een kindercentrum draagt zorg voor koppeling met de in artikel 1.50 derde lid van de wet genoemde personen inclusief hemzelf.
(art 1.48d lid 3 Wet kinderopvang)
Na inschrijving van een persoon als bedoeld in artikel 1.50 derde lid van de wet in het
personenregister kinderopvang en na koppeling met de houder van een kindercentrum kan de persoon zijn werkzaamheden aanvangen.
(art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang)
Opleidingseisen
Beroepskrachten beschikken over een passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk.
Een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang beschikt daarbij over een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij de Duitse, Engelse of Franse taal voor de deelvaardigheden gesprekken voeren, lezen, luisteren en spreken beheerst op ten minste niveau B2 van het Europees Referentiekader (ERK) voor talen.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 15 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9a lid 1 en 2 Regeling Wet kinderopvang)
Pedagogisch beleidsmedewerkers beschikken over een voor de werkzaamheden passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 15 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; 9a lid 3 Regeling Wet kinderopvang)
Aantal beroepskrachten en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires
De houder van een kindercentrum zet voldoende beroepskrachten in voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen, met dien verstande dat:
- de verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1, onderdeel b, bij het besluit kwaliteit kinderopvang en de daarbij behorende rekenregels;
- Indien kinderen bij een activiteit zoals beschreven in het pedagogisch beleidsplan de basisgroep verlaten, leidt dit niet tot een verlaging van het totaalaantal minimaal op of, indien de activiteit buiten het kindercentrum plaatsvindt, vanuit het kindercentrum in te zetten beroepskrachten, ten opzichte van de situatie direct voorafgaand aan de activiteit;
- in afwijking hiervan op grond van het Besluit kwaliteit kinderopvang art.16 lid 4 minder beroepskrachten zijn ingezet.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 16 lid 1, 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Stabiliteit van de opvang voor kinderen
Bij buitenschoolse opvang vindt de opvang plaats in basisgroepen. Een kind wordt opgevangen in één basisgroep. De maximale grootte van de basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1, onderdeel b van het Besluit kwaliteit kinderopvang.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 18 lid 1, 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Gebruik van de voorgeschreven voertaal
De Nederlandse taal wordt als voertaal gebruikt. Daar waar naast de Nederlandse taal de Friese taal of een streektaal in levend gebruik is, kan de Friese taal of de streektaal mede als voertaal worden gebruikt. In afwijking hiervan kan meertalige buitenschoolse opvang worden verzorgd conform de definitie en in overeenstemming met de voorwaarden die daarvoor gelden.
(art 1.50 lid 2 onder i en art 1.55 lid 1 en 3 Wet kinderopvang) OF
Er wordt naast de Nederlandse voertaal mede een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder van een kindercentrum vastgestelde gedragscode.
(art 1.55 lid 2 Wet kinderopvang)
Veiligheid en gezondheid
Veiligheids- en gezondheidsbeleid
De houder van een kindercentrum heeft voor elk kindercentrum een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er in de buitenschoolse opvang conform het veiligheids- en
gezondheidsbeleid wordt gehandeld.
(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) De houder of voorgenomen houder van een kindercentrum stelt het veiligheids- en
gezondheidsbeleid schriftelijk vast en verstrekt dit bij de aanvraag tot exploitatie. De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum. Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.
(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de wijze waarop de achterwacht is geregeld indien er met inachtneming van de beroepskracht- kindratio of bij het afwijken van de inzet van het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten op grond van de beroepskracht-kindratio, slechts een beroepskracht op het kindercentrum aanwezig is.
(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder f en art 16 lid 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang)
De houder van een kindercentrum draagt er zorg voor dat er gedurende de buitenschoolse opvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen conform de in de Regeling Wet kinderopvang aan deze kwalificatie gestelde nadere regels.
(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang;
art 9b Regeling Wet kinderopvang)
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
(art 1.51a lid 4 Wet kinderopvang)
Accommodatie
Eisen aan ruimtes
De binnen- en buitenruimtes waar kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden
opgevangen, zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 19 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Een kindercentrum beschikt over ten minste 3,5m² binnenspeelruimte per in het kindercentrum aanwezig kind.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 19 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Een kindercentrum beschikt over ten minste 3m² vaste buitenspeelruimte per in het kindercentrum aanwezig kind. De buitenspeelruimte is bij voorkeur aangrenzend aan het kindercentrum. In het geval een buitenspeelruimte niet aangrenzend is, is deze gelegen in de directe nabijheid van het kindercentrum en voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 19 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Gegevens voorziening
Opvanggegevens
Naam voorziening : Maanuiltje 2
Website : http://www.avem-kinderopvang.nl
Aantal kindplaatsen : 20
Gegevens houder
Naam houder : AVEM Kinderopvang B.V.
Adres houder : Rossinistraat 9
Postcode en plaats : 5344AK Oss
KvK nummer : 64789047
Aansluiting geschillencommissie : Ja
Gegevens toezicht
Gegevens toezichthouder (GGD)
Naam GGD : GGD Hart voor Brabant
Adres : Postbus 3024
Postcode en plaats : 5003DA Tilburg
Telefoonnummer : 088-3686845
Onderzoek uitgevoerd door : L.J. Procee
Gegevens opdrachtgever (gemeente)
Naam gemeente : Oss
Adres : Postbus 5
Postcode en plaats : 5340BA OSS
Planning
Datum inspectie : 17-09-2019
Opstellen concept inspectierapport : 18-09-2019 Vaststelling inspectierapport : 20-09-2019 Verzenden inspectierapport naar houder : 20-09-2019 Verzenden inspectierapport naar
gemeente : 20-09-2019
Openbaar maken inspectierapport : 11-10-2019
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum
De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.
Bij deze de zienswijze voor in het inspectierapport van BSO Maanuiltje 2:
We zijn blij met het rapport van onze BSO Maanuiltje 2.
In het rapport zien we de kwaliteiten van onze medewerker en de sfeer op BSO Maanuiltje 2 mooi omschreven. Het is fijn om te zien dat dit erkend en herkend wordt tijdens een inspectie.
We zien dit als compliment aan onze pedagogisch medewerker.
Met vriendelijke groet,
Dewi Strik
Pedagogisch beleidsmedewerker/coach i.o.
Team Pedagogiek en Kwaliteit