MA International Relations & International Political Economy
* * *
Final Report
Strategische Stage
Centre for the promotion of Import from Developing Countries (CBI) Dutch Enterprise Agency (RVO) / Ministry of Economic Affairs and climate (EZK)
Student: Sjoerd Rooijakkers
Adres: Witte de Withstraat 26,
Tel. Nr.: +31651766080
Stagebegeleider: J. Vereijken
Stagedocent RUG: L. Feringa
Van 4 september tot 1 februari heb ik, Sjoerd Rooijakkers, stagegelopen bij het “Centrum ter
Bevordering van Import uit Ontwikkelingslanden (CBI). Ik heb dit met veel plezier gedaan, heb veel
geleerd en hopelijk ook een bijdrage kunnen leveren in de vorm van een adviesrapport wat zich richt
op de werkzaamheden van het CBI en de inclusie (empowerment) van jongeren. Mijn ervaringen,
leerpunten en inzichten met betrekking tot de toekomst deel ik in dit verslag.
Inhoudsopgave
1. Inleiding ... 4
2. Beschrijving van de stagegevende organisatie ... 6
2.1 De geïntegreerde aanpak ... 7
2.2 CBI Personele bezetting ... 8
3. Rol van de stagiair/beschrijving van de werkzaamheden. ... 9
4. Evaluatie en zelfreflectie ... 11
4.1 Wat heb ik kunnen beteken voor het CBI? ... 11
4.2 Welke kennis en vaardigheden uit mijn studie heb ik hiervoor kunnen benutten? ... 12
4.3 In welke mate heb ik mijn leerdoelen bereikt? ... 12
4.4 Welke nieuwe kennis en vaardigheden heb ik opgedaan? ... 13
4.5 Hoe was de aansluiting van de opleiding met de beroepspraktijk? ... 13
4.6 Hoe was de begeleiding van mijn stage? ... 13
4.7 Hoe heeft de stage bijgedragen aan mijn carrièreperspectieven? ... 14
4.8 Wat voor onvoorziene dingen heb je (over jezelf) geleerd tijdens de stage? ... 14
5. Conclusie ... 15
1. Inleiding
In dit verslag ga ik dieper in op de vragen waarom ik deze stage bij het Centrum voor export en import promotie uit ontwikkelingslanden CBI gedaan heb en hoe ik deze tijd heb ervaren. Ik begin met een korte toelichting op de vraag waarom ik voor het CBI gekozen heb. Vervolgens zal ik toelichten hoe ik bij deze stageplaats uitgekomen ben en ik eindig met een kort overzicht van wat ik verder in dit verslag behandel.
Toen ik begon met zoeken naar een stageplaats had ik een aantal voorwaarden die ik aan een toekomstige plaatsing wilde stellen. Ten eerste wilde ik graag bij een overheidsinstantie werken. Dit omdat ik meer wilde leren over de werkwijze en de organisatie van een dergelijke organisatie en of dit bij mij zou passen. Ten tweede wilde ik graag een strategische stage doen, het liefst met een internationale oriëntatie. Het maakt niet uit of je bij de overheid blijft werken of niet, strategische vraagstukken komen altijd terug in de toekomst. Een strategische stage leert je dus op een vrij basaal niveau mee te kijken naar externe en interne vraagstukken, die toepasbaar zijn op verschillende (internationale) organisaties, niet alleen de organisatie waar je op dat moment stageloopt. Ten slotte wilde ik graag iets met het thema jongeren doen. Ik heb in het jaar 2017 – 2018 een bestuursjaar bij de Nationale Jeugdraad gedaan, zodoende gaat het thema jongeren mij erg aan het hart. Op het moment van solliciteren wist ik nog niet goed hoe ik dit laatste onderwerp in zou gaan vullen, maar tijdens mijn sollicitatiegesprek bleek al snel dat het CBI ook iets met het thema wilde/moest doen.
Hoewel ik ook andere opties had, was het laatste punt voor mij doorslaggevend. Verder betrof het een Strategische stage bij het CBI. Wat betekent dat je de adviseurs van CBI ondersteunt in hun werk. Iets waar ik, zoals boven aangegeven, naar opzoek was.
De procedure voor deze stageplaats was vrij normaal. Ik heb op internet naar stagevacatures gekeken.
Hiervoor heb ik vooral het Rijksportaal van de Nederlandse overheid bekeken.
1Toen ik de strategische stage bij het CBI zag, heb ik bij oud-‐studenten van de opleiding IBIO navraag gedaan naar het CBI. Zij waren erg positief. Hierna heb ik een sollicitatiebrief geschreven. Vervolgens heeft het CBI mij uitgenodigd voor een gesprek en een aantal dagen later kreeg ik te horen dat de keuze op mij gevallen was.
1 Te vinden op https://www.werkenvoornederland.nl/starters/stages
In dit verslag ga ik in op de volgende aspecten van mijn stage: ik zal eerst een beschrijving geven van
het CBI en over de werkwijze en de positie van de strategische stagiair hierin. Vervolgens zal ik mijn rol
als stagiair verder toelichten en mijn werkzaamheden beschrijven. Aansluitend geef ik mijn
persoonlijke evaluatie en zelfreflectie. Hier zullen de volgende aspecten aan bod komen: Wat heb ik
kunnen beteken voor het CBI? Welke kennis en vaardigheden uit mijn studie heb ik hiervoor kunnen
benutten? In welke mate heb ik mijn leerdoelen bereikt? Welke nieuwe kennis en vaardigheden heb
ik opgedaan? Hoe was de aansluiting van de opleiding met de beroepspraktijk? Hoe was de begeleiding
van mijn stage? Hoe heeft de stage bijgedragen aan mijn carrièreperspectieven? Naast deze
standaardvragen van de evaluatie voeg ik nog een laatste toe, namelijk: Wat voor onvoorziene dingen
heb je (over jezelf) geleerd tijdens de stage? Dit doe ik, omdat ik vind dat ik tijdens mijn tijd bij het CBI
onvoorziene dingen heb geleerd, die ik zonder deze stage niet zou weten. Het verslag wordt afgesloten
met een algemene conclusie op mijn periode bij het CBI.
2. Beschrijving van de stagegevende organisatie
De missie van het Centrum voor de Promotie van Import uit Ontwikkelingslanden (CBI) is om het klein-‐
en middelgroot bedrijf uit ontwikkelingslanden aansluiting te laten vinden bij de Europese markt en derhalve bij te dragen aan duurzame en inclusieve economische groei. Het CBI is onderdeel van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en ontvangt opdrachten van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken en andere (internationale) organisaties zoals de Europese Unie. De structuur van deze opdrachten van verschillende stakeholders is onder te zien in figuur 1.
Het idee hierachter is dat handel een behulpzaam instrument is om economische groei en het ontwikkelen van banen te bewerkstelligen. Door Kleine-‐ en middelgrote bedrijven (SME’s) in ontwikkelingslanden te ondersteunen in het betreden van de Europese markt, promoot het CBI de integratie van deze landen in globale waardenketens.
Het CBI probeert niet alleen de kwantiteit van export te vergroten, maar ook de kwaliteit.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO/CSR) is daarom een belangrijk onderdeel van alle activiteiten van het CBI. Daarom gaat er speciale aandacht naar het vaststellen van waardenketens met een maatschappelijke impact, zodat bijvoorbeeld ook jongeren en vrouwen een sterkere positie krijgen in een dergelijke waardeketen. Op deze manier draagt het CBI ook bij aan de Sustainable Development Goals (SDG’s) van de Verenigde Naties.
Figuur 1, interactie tussen beleidsontwikkeling en implementatie
22 Programme Management Manuel CBI, CBI Ministry of Foreign Affairs 2017.
2.1 De geïntegreerde aanpak
Het CBI voert uitgebreide, geïntegreerde projecten uit waarbij exporteurs, importeurs, Business Support Organizations (BSO), overheden en andere stakeholders betrokken zijn. De projecten zelf worden onderworpen aan verschillende criteria. Zo is exportpotentie een belangrijk uitgangspunt, moet een project waarde toevoegen (armoede bestrijden), moet er een omgeving zijn (instituties etc.) die export niet in de weg staan en wordt er zoveel mogelijk aansluiting bij andere Nederlandse en internationale projecten.
De cyclus van een project is weergeven in figuur 2. Eerst wordt een selectie gemaakt van een waardeketen in een bepaald land. Vervolgens wordt een business case idee ontwikkelt. Als deze goedgekeurd is wordt er een waardeketen analyse uitgevoerd, gevolgd door een business case. Na goedkeuring van alle verschillende fases wordt het programma uitgevoerd en aan het einde wordt er een auditsessie en een evaluatie gedaan om van de verschillende projecten te leren en dit weer mee te nemen naar het volgende project.
Om goede programma’s uit te voeren heeft het CBI meerdere instrumenten tot haar beschikking. Zo worden er coaching programma’s aangeboden, krijgen BSO’s in ontwikkelingslanden technische ondersteuning, wordt er voortdurende marktinformatie over potentiele Europese exportmarkten ontwikkelt, wordt er samengewerkt met het ministerie van Buitenlandse Zaken in de identificatie van potentiele landen en sectoren die ondersteunt kunnen worden en worden importeurs in de ontwikkeling en implementatie van de projecten betrokken.
Figuur 2, CBI Programma Cyclus
33 Idem.
2.2 CBI Personele bezetting
Het CBI heeft een directeur die verantwoordelijk is naar buiten toe en dan met name naar de externe stakeholders/opdrachtgevers. Hieronder zitten drie managers. Twee van deze managers voeren het personeelsbeleid uit en een derde gaat over de financiën. Van de twee personeelsmanagers gaat er een over de programmamanagers en een ander over de projectondersteuners. De programmamanagers hebben de verantwoordelijk over specifieke projecten. Zij hebben kennis van bepaalde sectoren en/of landen/regio’s. De projectondersteuners ondersteunen de managers in hun werk en voeren veel administratieve taken uit. Ook zijn er drie adviseurs die het management van advies voorzien. Iedere adviseur heeft zijn specialiteit. Zo is er een strategisch adviseur, een technisch adviseur en een programma coördinator.
Bij het CBI is er over het algemeen ruimte voor twee soorten stagairs. Het ene soort stagiair doet een meeloopstage en is direct betrokken bij programma’s. Zij voeren vooral ondersteunende taken voor de programmamanagers uit en houdt zich dus met het CBI naar buiten toe bezig (extern). Het andere soort stagiair doet de strategische stage en ondersteunt de adviseurs in hun werk. Zij kijken intern mee in de keuken van het CBI. Zoals eerder gezegd heb ik de strategische stage gedaan.
3. Rol van de stagiair/beschrijving van de werkzaamheden.
De rol van de strategisch stagiair is dus vooral het ondersteunen van de strategische en technische adviseur en de programma coördinator. In de praktijk betekent dit dat de stagiair taken krijgt die op het moment van het begin van de stage opgepakt moeten worden. In mijn geval betekende dit dat ik mee heb geholpen aan het schrijven van de offerte aan Buitenlandse Zaken en heb geholpen bij het destilleren van leerpunten uit de audits van afgelopen programma’s. Verder ben ik betrokken bij de strategiebepaling omtrent blockchain en het CBI, een enquête van de Aziatische Development Bank (ADB) en het verwerken van kleinere opdrachten in een algemeen model. Binnen deze opdrachten kreeg ik veel ruimte om onderzoek te doen en onderwerpen uit te denken.
Naast al deze kleinere opdrachten heb ik een grote opdracht gedaan. Deze opdracht kreeg ik vanuit mijn interesse voor jongeren met betrekking tot het werk van CBI. Ik heb uitgezocht hoe het CBI meer jongeren kan bereiken met haar programma’s. Deze opdracht liep van ongeveer oktober tot januari en vroeg veel zelfstandigheid van mij. In het begin vond ik het moeilijk om een specifieke opdracht over jongeren voor mijzelf te formuleren. Verder hielp het ook niet dat er in het begin nog geen strategisch adviseur was. Na veel praten, ging ik dan ook maar gewoon aan het werk. Het gebrek aan structuur zorgde ervoor dat dit tot eind november/ begin december erg traag ging. In december werd er een nieuwe strategisch adviseur aangesteld. Dit was geen onbekende, maar een intern persoon met wie ik de tijd daarvoor graag sprak; Martin Hulst. Martin daagde mij uit meer structuur aan te brengen, maar liet mij vrij in het onderzoeksproces. Gezamenlijk besloten wij dat ik een eindadvies zou opleveren met als hoofdvraag Op welke manieren kan CBI het thema jongeren meenemen bij de ontwikkeling van projecten? en de volgende structuur:
-‐ Introductie
-‐ Huidige trends met betrekking tot jongeren en oplossingen [uit de literatuur]
-‐ 4 verschillende cases van jongereninclusie uitgevoerd door soortgelijke organisaties als het CBI. Te weten:
o Christelijke Nationale Vakbond (CNV) International o Agriprofocus
o International Trade Center (ITC)
o Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT)
-‐ Advies
-‐ Vragen bij de verschillende fases van de programma cyclus
Om tot een advies te komen heb ik verschillende methodes gebruikt. Ik heb met alle organisaties direct gesproken, programma’s op internet uitgepluisd, beleidsstukken gelezen, filmpjes geanalyseerd en literatuur geconsulteerd. In mijn laatste week heb ik vervolgens een CBI-‐brede sessie over jongeren gehouden waarbij een groot gedeelte van de programma managers (ongeveer 30 man) aanwezig was om mij van de laatste input te voorzien. Om iedereen op het thema voor te bereiden heb ik een dag voor de sessie kaartjes aan iedereen gegeven met de vraag hoe zij jongeren (willen) betrekken bij hun programma’s. Deze sessie begon met een kleine presentatie van mijn bevindingen en eindigde met een discussie. Uit deze interessante consultatie kwamen nog een aantal punten die ik uiteindelijk meegenomen heb in het eindrapport.
Als laatste kreeg ik de kans om te modereren. Dit is iets wat niet direct bij het takenpakket van een strategische stagiair hoort, maar waarvoor ik door een manager van het CBI, Andre van der Wiel, gevraagd was. Ik mocht als eerste een interne leersessie over de leerpunten van de audits en evaluaties modereren. Dit was erg leuk en leerzaam om te doen en iets waar ik veel energie van kreeg. Na deze sessie heb ik samen met Andre van der Wiel een sessie voor Seeds gemodereerd. Seeds is een investeringsmiddel van RVO en wordt gebruikt om maatschappelijk belangrijke initiatieven van financiële middelen te voorzien. De mensen van Seeds wilden samen met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een betere integrale gebruik van het Seeds instrumentarium.
Daarvoor moest naar raakvlak met het ministerie van Economische Zaken en Klimaat gezocht worden en werd dus een sessie georganiseerd tussen de secretaris-‐generaal van het ministerie van VWS, EZK, de directeur nationaal van RVO en verschillende investeerders. Dit was een hele leerzame sessie en bovenal een hele leuke ervaring. Modereren is zeker iets wat ik in de toekomst wil blijven doen!
De rol van de strategisch stagiair bij het CBI is dus heel veelzijdig. De organisatie biedt (wellicht door onderbezetting) een hoop kansen om kennis te vergaren, praktijkervaring op te doen en om (creatief) bij te dragen. Het feit dat je naast je reguliere werkzaamheden de kans krijgt om je eigen ei kwijt te kunnen en kansen krijgt om dingen te doen waar je anders niet snel opgekomen was, maken het tot een fijne stageplaats.
4. Evaluatie en zelfreflectie
4.1 Wat heb ik kunnen betekenen voor het CBI?
Tijdens mijn stage voor het CBI heb ik een aantal opdrachten gehad die ik voor het CBI heb uitgevoerd en waarmee verder gewerkt is of gaat worden. Mijn eerste grote opdracht betrof de offerte voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hiervoor heb ik de berekeningen gedaan. Ik ben blij dat ik dit heb kunnen doen omdat het iets is wat ik in mijn opleiding weinig gedaan heb.
Verder heb ik de project audits geanalyseerd van afgelopen programma’s. Deze heb ik verwerkt en in een overzicht gestopt. Hierna heb ik samen met Lis Ostergaard, Adviseur Monitoring & Evaluatie bij RVO en Andre van der Wiel een leersessie voorbereid en gedraaid. De uitkomsten uit deze leersessie hebben wij verwerkt in leer-‐ en actiepunten.
Ook heb ik samen met Vera Gelink van de afdeling Market Intelligence (MI) een onderzoek over Blockchain gedaan. De resultaten hiervan hebben wij uitgewerkt en in vervolgstappen gestopt. Het plan is nu dat CBI actief data over blockchain verzamelt en aansluit bij bestaande blockchainprojecten.
Zoals hierboven aangegeven was mijn grootste opdracht om “iets” met het thema jongeren te doen.
Hoewel dit in het begin onduidelijk was, hebben wij later besloten dat dit een advies zou worden over hoe het CBI de groep jongeren specifiek mee kan nemen in de programma’s. Hier heb ik een rapport over geschreven en ik heb een presentatie/inputsessie gehouden. Dit document wordt meegenomen in de MVO (maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) strategie van het CBI.
Als laatste heb ik bij de sollicitatiegesprekken voor mijn stagefunctie gezeten. Dit was aan de ene kant
heel leerzaam, omdat je leert hoe je een dergelijke sollicitatie moet voeren en hoe je deze moete
insteken. Het was aan de andere kant ook gek, omdat ik mijn eigen opvolgers (uiteindelijke zijn het er
twee geworden in plaats van één) moest helpen zoeken. Toch leer je er veel van en vond ik het ook
positief dat zij mij hierbij wilde hebben. Ik kreeg het gevoel dat ik echt op de goede weg was bij het CBI
en nieuwe stagiaires konden aan mij vragen stellen over de organisatie, de mogelijkheden en het
werkterrein van het CBI. Dit zijn beide aspecten die niet superduidelijk in de vacature staan. Ik ben
daarom blij dat ik hen met deze keuzes heb kunnen helpen.
4.2 Welke kennis en vaardigheden uit mijn studie heb ik hiervoor kunnen benutten?
De kennis uit mijn studie die ik voor mijn stage heb benut is vooral inhoudelijk van aard. In mijn studie heb ik veel theorie over economische markten en noord-‐zuid relaties geleerd. Deze kennis heb ik mee kunnen nemen als context voor de projecten die ik gedaan heb.
Verder heb ik in mijn studie geleerd oer onderzoeksmethodes, structuur en schrijfstijl. Dit heeft mij geholpen bij het schrijven van rapporten en samenvattingen. Ook heb ik tijdens mijn studie veel presentaties moeten doen. Dit zorgt ervoor dat ik makkelijk voor groepen sta.
4.3 In welke mate heb ik mijn leerdoelen bereikt?
Mijn eerste leerdoelen hadden betrekking op een betere schriftelijke en orale uitdrukking in het Nederlands, Engels en Frans. Mijn Nederlandse uitdrukkingsvermogen is zeker verbeterd. Over het algemeen spreekt en schrijft iedereen goed Nederlands bij het CBI. Dit zorgt ervoor dat je hierin mee genomen wordt en dat je veel leert van de mensen om je heen. Ditzelfde geldt voor het Engels en in mindere maten voor mijn Frans. Veel bronnen en internationale contacten zijn in het Engels. Mijn Frans heb ik wel kunnen oefenen, maar dit had naar mijns inziens nog beter gekund.
Mijn tweede leerdoel ging over corporate social responsibility (CSR /MVO). Mijn doel was om meer hierover te leren en dan specifiek over de implementatie en toepassing hiervan op de werkelijkheid.
Hoewel CSR duidelijk terugkomt in de beleidsstukken is het voor mij soms nog wat vaag over hoe het in de programma’s terugkomt. Vaak staat er bijvoorbeeld dat er iets met de SDG’s (sustainable development Goals), jongeren en vrouwen/meisjesrechten gedaan moet worden, maar er is geen echte strategie en/of visie. In mijn rapport over jongeren heb ik gepoogd een begin aan een dergelijke strategie te maken.
Mijn derde leerdoel ging over de werkwijze van de nationale overheid en of dit iets is wat bij mij zou
passen. Zelf denk ik dat dit goed bij mij past, omdat de nationale overheid veel ruimte en kansen voor
zelfontwikkeling geeft. Deze ruimte en kansen moet je echter wel zelf pakken, dus als je assertief bent
kan het heel uitdagend zijn. Ben je dit niet, dan kan het echter erg saai in Den Haag worden. Verder
heb ik nieuwe manieren van modereren en presenteren geleerd en geleerd hoe ik door middel van
vragen zelf structuur kan brengen aan opdrachten die vooraf wat vaag lijken (zoals de opdracht over
jongeren).
Mijn vierde en laatste leerdoel ging over het opdoen van analytische vaardigheden. Dit had ik in mijn placement plan iets beter moeten verwoorden. Zo had ik moeten opschrijven wat ik daar precies aan wilde verbeteren en hoe ik dit wilde doen. Ik denk echter wel dat ik deze vaardigheid heb kunnen verbeteren. Dit omdat ik in mijn project op jongeren (en eigenlijk in andere projecten ook) gebruik heb gemaakt van methodes die ik nog weinig gebruikt heb, zoals interviews en de analyse van filmpjes en beleidsstukken. Deze ervaring helpt mij dus een volgende keer om meerdere bronnen te analyseren en gebruiken.
4.4 Welke nieuwe kennis en vaardigheden heb ik opgedaan?
Bij het CBI heb ik veel geleerd over presentatiestrategieën, internationale markten en de compositie van een waardeketen. Ook de relaties en belangen van verschillende stakeholders en het onderhouden hiervan is iets wat mij is bijgebleven. Verder heb ik geleerd via vragen structuur aan te brengen aan mijn opdrachten. Dit laatste was voor mij echt een leerpunt, omdat ik dit van tevoren moeilijk vond.
Een voorbeeld hierbij is mijn jongerenopdracht. In het begin was het niet duidelijk wat de opdracht was en hoe men een eindresultaat voor zich zag. De eerste twee maanden van het project (oktober en november), was het dan ook echt zoeken voor mij. Pas toen de nieuwe strategisch adviseur begon met zijn taken werd de structuur duidelijk. Zijn invloed op de structuur van mijn project was groot, omdat hij mij hielp een structuur te vinden. Wanneer ik een volgende keer een soortgelijke opdracht krijg zal ik dan ook veel gestructureerde te werk gaan. Dit zal er ook voor zorgen dat ik bijvoorbeeld in interviews gerichtere vragen kan stellen door mij aan de structuur te houden.
4.5 Hoe was de aansluiting van de opleiding met de beroepspraktijk?
Hoewel ik wat betreft context veel heb gehad aan mijn studie, is de aansluiting tussen opleiding en beroepspraktijk niet erg goed. Op de universiteit leer je vooral theoretische vaardigheden die je in de praktijk vaak niet nodig hebt. Heft geeft je echter wel een bepaalde kijk op de wereld en leert je wel om bepaalde aspecten in een perspectief te plaatsen. Praktische skills leer je echt in je stage zelf.
4.6 Hoe was de begeleiding van mijn stage?
Mijn stagebeleidster vanuit CBI was Janneke Vereijken. Hoewel ik weinig met haar heb samen gewerkt,
hebben wij wel wekelijks contact gehad. Tijdens deze contactmomenten hebben wij het vooral gehad
over hoe het mij ging, wat goed ging en wat niet goed ging. Ik heb geprobeerd regelmatig om feedback
te vragen, zodat ik mijzelf tijdens de stage kon verbeteren en actief kon leren van dingen die minder
goed gingen. Ik heb deze contactmomenten ervaren als bijzonder fijn. Ik ben dan ook heel blij met de
begeleiding die ik van Janneke gehad heb, maar ook met de begeleiding van andere mensen. Zo heeft
Martin Hulst (strategisch adviseur vanaf december) mij bijzonder goed en kritisch geholpen met mijn rapport over jongeren. Dit was niet altijd makkelijk omdat Martin extreem kritisch is, maar komt het werk zeker ten goede. Daarnaast heb ik hier heel veel van geleerd. Verder heb ik veel geleerd van Lis Ostergaard (audits), Andre van der Wiel (modereren), Liesbeth Hofs (offerte Buitenlands Zaken) en Vera Gelink (Blockchain) omdat ik veel met hun heb samengewerkt.
4.7 Hoe heeft de stage bijgedragen aan mijn carrièreperspectieven?
Tijdens deze stage ben ik erachter gekomen dat ik graag op het snijdvlak van beleid en strategie wil werken. Beleid vertalen naar concrete stappen is iets wat ik bijzonder leuk vind. Daarnaast vind ik het leuk om te presenteren en te modereren, iets waar ik tijdens mijn stage veel ruimte voor kreeg. Voor mij is het dus van belang dat een toekomstige werkgever mij de ruimte geeft om trainingen te doen en dingen naast mijn werk, zodat ik actief met mijn eigen ontwikkeling bezig kan zijn.
Ook heb ik tijdens mijn stage veelvuldig met mensen gepraat over traineeships en carrièrekeuzes. Ik heb het gevoel dat mensen vrij positief over mij zijn. Dit is iets wat ik erg waardeer, maar tegelijkertijd soms spannend vind. Dit omdat ik graag een traineeship bij, bijvoorbeeld, de Rijksoverheid wil gaan doen. Als ik dan over het traject vroeg, vertelden mensen mij over het traject zelf en minder over, bijvoorbeeld, de intelligentie-‐ en psychologische testen. Terwijl ik hier juist wel een beetje voor vrees.
4.8 Wat voor onvoorziene dingen heb je (over jezelf) geleerd tijdens de stage?
Ik heb geleerd dat ik mijzelf graag uitdaag en graag op een plek terecht kom waar ik mijzelf kan blijven door ontwikkelen en trainingen kan volgen. Ook vind ik het erg leuk om in een internationale context te werken, vooral voor de rijksoverheid. Verder heb ik geleerd dat collega’s voor 80 procent je werk maken. Als je veel met mensen praat, maak je dingen als presentaties en dergelijke makkelijker voor jezelf, omdat je vertrouwd bent met de mensen.
Als laatste heb ik geleerd dat ik graag door wil gaan met modereren, iets waar ik dankzij manager Andre
van der Wiel de kans voor kreeg. Ik vind het leuk om voor groepen te staan en om via creatieve sessies
tot nieuwe ideeën te komen, problemen op te lossen en van elkaar te leren
.5. Conclusie
Mijn stage bij het CBI heb ik als een zeer positieve, leerzame ervaring ervaren. Kort gezegd heb ik op drie gebieden ervaring en kennis opgedaan, namelijk op praktisch gebied, op persoonlijk gebied en op creatief gebied.
Ten eerste het praktische gebied. Een van mijn leerdoelen was om meer kennis te vergaren van een professionele (overheid)organisatie. Bij het CBI is dit zeker gelukt. Zo begrijp ik beter waarom en hoe sommige beslissingen genomen worden en waar een dergelijke organisatie het mandaat vandaan haalt. Dit mandaat komt namelijk van de opdrachtgever (vaak het ministerie van Buitenlandse Zaken) en wordt door het CBI (en breder, door RvO) uitgevoerd. Interne doelen en prioriteiten vormen verder hoe deze opdrachten er verder in de praktijk uit gaan zien.
Ten tweede het persoonlijke gebied. Bij het CBI heb ik mijn analytische vaardigheden alsmede, (de Nederlandse, de Engelse en, in mindere maten, de Franse) taal en onderzoeksmethodes kunnen verbeteren. Wel heb ik moeten leren om vragenderwijs structuur aan mijn werk aan te brengen, vooral wanneer die structuur eerder nog niet vast stond. Dit is iets waar ik in mijn jongerenopdracht in het begin veel moeite mee had. Verder heb ik de tijd genomen om naar mijn toekomst te kijken en te bepalen wat voor een soort kant ik later op wil. Het gebied tussen (overheid)beleid en de vertaling naar strategie spreekt mij hier bijzonder in aan. Verder vind ik het voor mijn persoonlijke ontwikkeling belangrijk dat ik naast mijn alledaagse werkzaamheden ook de kans krijg cursussen en nevenactiviteiten, zoals modereren, te doen.
Ten slotte het derde gebied. Dit sluit aan bij mijn persoonlijke lessen, namelijk dat het leuk is om bij bepaalde opdrachten creatief te werk te gaan. De inputsessie/presentatie aan het einde van mijn termijn is daar een goed voorbeeld van. Door middel van vooraf gegeven kaartjes en discussie probeerde ik zoveel mogelijk mensen bij mijn jongerenopdracht te betrekken, wat resulteerde in meer discussie over jongeren en dus meer impact van mijn werk. Aangezien veel projectmanagers zeiden mijn ideeën mee te willen nemen in hun werk. Deze ideeën heb ik vooral vanuit het modereren meegekregen. Daarom is dit iets wat ik graag in de toekomst blijf doen. Creatief werken zorgt ook voor persoonlijke ontwikkeling en het krijgen van nieuwe ideeën, omdat verschillende mensen een verschillende kijk op bepaalde problematiek hebben.
De stage heeft dus veel bijgedragen aan hoe ik in de toekomst bepaalde dingen benader, analyseer en
doe. Verder heb ik de samenwerking met verschillende mensen als zeer leerzaam en gezellig ervaren.
Mensen bij het CBI zijn erg betrokken bij hun werk en het maakt niet uit of je met een manager, adviseur, onderzoeker of projectmedewerker samenwerkt, iedereen heeft zijn eigen, interessante kijk op de dingen en is meer dan bereid om jou bij bepaalde moeilijkheden te helpen, iets waar je veel van kan leren!
6. Noten
Programme Management Manuel CBI, CBI Ministry of Foreign Affairs 2017.
https://www.cbi.eu/sites/default/files/programme_management_manual.pdf
Werken voor Nederland (Website). https://www.werkenvoornederland.nl/starters/stages