• No results found

spm1510-03/04; Deeltoets I; Donderdag 12 februari 2004, 10:45-12:45 – Uitwerking Vraagstuk 1 (20 punten) a.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "spm1510-03/04; Deeltoets I; Donderdag 12 februari 2004, 10:45-12:45 – Uitwerking Vraagstuk 1 (20 punten) a."

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

spm1510-03/04; Deeltoets I; Donderdag 12 februari 2004, 10:45-12:45 – Uitwerking

Vraagstuk 1 (20 punten) a. Aardgas en steenkool

b. Zonne-energie, waterkrachtenergie, windenergie, biomassa, geothermische energie

c. Energie kan volgens de eerste hoofdwet van de thermodynamica nooit verloren gaan. De term

consumptie suggereert dat de energie bij consumptie verdwijnt. Echter, de energie verandert alleen van vorm. Als we energie gebruikt hebben is de vorm waarin de energie zich dan bevindt niet nuttig meer te gebruiken. De energie is dan meestal in de vorm van warmte.

d. De R staat voor reserves: de bewezen voorraad. Dit is de omvang waarvan aangetoond is dat deze hoogstwaarschijnlijk rendabel is te exploiteren. De P staat voor productie: de jaarlijkse hoeveelheid grondstof die wordt verbruikt. Als men R/P berekent, vindt men het aantal jaren dat de voorraad afdoende is op het huidige productieniveau. De R wordt met name veranderd door ontdekkingen van nieuwe voorraden, nieuwe technieken die goedkopere productie mogelijk maken en afname door de productie. De P wordt bepaald door de huidige productie. De eenheid is [jaar]

e. Het is niet meteen duidelijk hoe nauwkeurig de bewezen voorraden zijn bepaald. Een voorraad in jaren geeft een vrij zekere indruk, terwijl deze mogelijk minder zeker is (denk aan de gevolgen van de recente voorraadbijstelling van Shell). Daarnaast veronderstelt de R/P-ratio een stabiele productie. De R/P ratio is dus een momentopname van de verwachting.

f.

Tabel 1. Verschillen tussen fossiele brandstoffen

Vraagstuk 2 (30 punten)

a. De snelle koolstofkringloop: het vastleggen van CO2 door fotosynthese door plant en boom, alsmede de verbranding waarbij CO2 weer vrijkomt (inclusief tussenstap in fossiele grondstof).

b.

c. De invloed van de mens is met name op de stroom van het compartiment fossiele grondstoffen naar koolstofdioxide in de lucht.

d. Het gebruik van biomassa verandert de huidige structuur niet van de keten niet. De voorraad biomassa wordt relatief snel aangevuld met als bron CO2 uit de atmosfeer. Het is dus veel eenvoudiger om een cyclus te genereren. Om het duurzaam te krijgen is die cyclus noodzakelijk. Ter illustratie een korte schatting: Als men uitgaat van een groeitijd van 20 jaar van een boom van behoorlijke omvang, moet het bos 20 maal zo groot zijn als het jaarlijkse verbruik voor energievoorziening. Met de

verbrandingswaarde/energie-inhoud, massa en energiebehoefte gegeven is te bepalen dat een enorm bos noodzakelijk is. De afweging tussen de kosten door ruimtegebruik en kosten van andere methoden zal (voor een bedrijf op zoek naar winst) waarschijnlijk beïnvloed moeten worden door bijvoorbeeld subsidieregelgeving.

e. Door deze maatregelen worden ‘decarbonization’ genoemd.. Twee andere mogelijkheden zijn opslaan van CO2 direct na de productie en

Verschilpunt Aardolie Aardgas Steenkool

Voorraad 45 75 200-300

Bijdrage broeikaseffect Redelijk Klein, (groot bij lekken gaslek!)

Groot

Verontreiniging Matig verontreinigd Schoon Sterk verontreinigd Toepassing Transport, plastics Elektriciteitsproductie Elektriciteitsproductie Transportmogelijkheden Eenvoudig Moeilijk (gas) Moeilijk

Milieueffecten bij onbeheerste verbranding

Wisselende zwavelemissie

Wisselende zwavelemissie (met name in Frankrijk)

Grote zwavelemissie

Overig Veel verspilling Veel verspilling Goedkoop

(2)

Vraagstuk 3 (40 punten) a.

b. We nemen 1000 [g] frituurvet. Deze bestaat volgens tabel 1 uit 760 [g] C, 130 [g] H en 110 [g] O. Elk delen door de bijbehorende molmassa geeft het aantal molen element per 1000 [g] frituurvet:

C: 760 [g / 1000 g] / 12,01 [g/mol] = 63,28 [mol / 1000 g] C H: 130 [g / 1000 g] / 1,008 [g/mol] = 129 [mol / 1000 g] H O: 110 [g / 1000 g] / 16,00 [g/mol] = 6,875 [mol / 1000 g] O

Een mogelijke combinatie van x, y en z is nu al berekend. Dit zou een structuurformule geven van C63,28H129O6,875. Indien wordt gedeeld door 6,875 en wordt afgerond krijgt men:

C9H19O.

Voor steenkool nemen we 900 [g], omdat de rest bestaat uit asrest. Deze 900 [g] bestaat volgens de tabel uit 800 [g] koolstof en 100 [g] waterstof. De formule wordt hier CxHyO0 = CxHy

Het aantal molen element per 900 [g] steenkool bedraagt:

C: 800 [g / 900 g] / 12,01 [g/mol] = 66,61 [mol / 900 g] C H: 100 [g / 900 g] / 1,008 [g/mol] = 99,21 [mol / 900 g] H

Een mogelijke combinatie is dus C66,61H99,21. Dit komt nagenoeg overeen met C2H3.

c. Normaliter met steenkool. Opgewekt vermogen = 600 [MW] = 600 [MJ/s] = 600*3600*24*365 =

= 1,89 * 1010 [MJ/jaar]. Massa steenkool per jaar = 1,89 * 1010 [MJ/jaar] / 29 [MJ/kg] = 0,65 * 109 [kg/jaar] = 0,65 [Mton/jaar], geldend voor 100% rendement. Bij 41%: 0,65 / 0,41 = 1,6 [Mton/jaar]

De eenvoudigste manier om de tweede vraag uit deze deelvraag uit te rekenen is door de verhouding tussen verbrandingswaarde te vertalen naar massa.

Frituurvet: 2,00 [kton/jaar], met 39 [MJ/kg]; en steenkool: x [kton/jaar], met 29 [MJ/kg]. Kruisregel toepassen Æ x = 2,00 * 39 / 29 = 2,6 [kton/jaar]

d. De reactievergelijking wordt bij frituurvet: 4C9H19O + 53O2 Æ 38H2O + 36CO2. Per jaar 2000 ton frituurvet. Molmassa frituurvet: 9(12,01) + 19(1,008) + 16 = 143,2 [g/mol]

2000 ton vet komt overeen met 2000*106 [g] / 143,2 [g/mol] = 14*106 [mol] frituurvet.

Per 4 [mol] frituurvet ontstaat 36 [mol] koolstofdioxide (zie vraag c.). Daardoor ontstaat bij 14*106 [mol] frituurvet 14*106 * 36 / 4 = 126 * 106 [mol] CO2, dat komt overeen met 126 * 106 * (12,01 + 2*16) = 5,5 * 109 [g] = 5,5 [kton] CO2.

e. Het artikel stelt dat deze manier van energieopwekking duurzaam is en niet bijdraagt aan de uitstoot van koolstofdioxide. Er vindt wel uitstoot plaats, maar deze hoeveelheid zou recentelijk zijn

onttrokken uit de atmosfeer. Het is echter de vraag hoe frituurvet is geproduceerd. Er kan alleen sprake zijn van duurzame energieopwekking indien voor de productie van frituurvet ook een duurzame bron is gebruikt. Dat wordt echter niet vermeld in het artikel.

f. De verbrandingsenthalpie van per kg is gegeven, maar per mol is deze uit te rekenen door te delen door de molmassa, zijnde 9 * 12,01 + 19 * 1,008 + 1 * 16,00 = 143 [g/mol].

Verbrandingsenthalpie: 39 * 103 [MJ/g] / 143 [g/mol] = 273 [MJ/mol]. Per 4 mol: 1092 [MJ/4mol]

De reactievergelijking: 4C9H19O + 53O2 Æ 38H2O + 36CO2

Invullen van de vergelijking: 4*x + 0 Æ 38 * -286 + 36 * -394 = -10868 + -14184 4x = -25,1 + 1092 = 1066,9 Æ x = 267 [MJ/mol]

g. Het rendement wordt geschat op 41%. De geproduceerde hoeveelheid energie bedraagt 39 [MJ/kg] * 1000 [kg/ton] * 2000 [ton/jaar] * 0,41 [%] = 32 * 106 [MJ/jaar]. Per seconde bedraagt dit: 32 * 106 / (365*24*60*60) = 1,01 [MJ/s] = 1,0 [MW].

h. 0,5 massa% zwavel van 2000 [ton] bedraagt 1,0 [ton] = 1,0 *106 [g]. Dit komt overeen met 1,0 * 106 / 32,07 [g/mol] = 31 * 103 [mol]. 1 [mol] S komt volgens de reacties in de opgave overeen met 1 mol CaSO4. 31 * 103 [mol] CaSO4 heeft een massa van 31 * 103 [mol] * (40,08 + 32,07 + 4(16)) [g/mol] = 31 * 103 * 136,15 = 4,2 [ton] gips.

i. Als inputs uit het milieu gebruikt de centrale koud water, (schone) lucht, grondstoffen, als outputs warm water, afvalgassen en asresten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Regels uit Brussel schrijven voor dat benzine vanaf 2005 voor 2 procent (vol.).uit biobrandstoffen moet bestaan, in 2010 is dat percentage op 5,75. In benzine uit

Hoeveel ton steenkool wordt jaarlijks uitgespaard door de beschreven inzet van frituurvet?. Hoeveel koolstofdioxide (CO 2 ) ontstaat per jaar bij de verbranding van

Deze wensen en bedenkingen zijn verwerkt in het gewijzigd vast te stellen bestemmingsplan.. In de commissie Ruimte van 10 januari 2012 heeft u het voorstel aangehouden en om

Ten eerste dient conform de procedureregels van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door de gemeenteraad een profielschets te worden vastgesteld: aan

‘catechismus’. Dostojewsky werd vaak door de linksche groepen beschuldigd van laster, zijn figuren werden door velen ‘caricaturen’ genoemd. Vooral gold dit de figuren

Eenmaal volledig in magneetveld, geen magnetische kracht c.. de stroom verandert van richting, de grootte van het emf blijft dezelfde

[r]

5) De tweede zin bevat minstens twee woorden die mij voor de genesis van het gedicht van groot belang dunken: χ σμος en διατενε ν (vgl. ‘de spanning durende den ganschen