Vraag nr. 69
van 4 november 1998
van de heer ANDRE VAN NIEUWKERKE Noordzeestrand – Verstedelijking
Het strand is uiteraard sinds verscheidene tiental-len jaren de voornaamste toeristische trekpleister van onze kust en heeft ontegensprekelijk een belangrijke recreatieve functie te vervullen.
Niettemin mag ook niet uit het oog worden verlo-ren dat het Noordzeestrand in wezen een natuur-gebied is dat deel uitmaakt van het kustecosys-teem. Het Vlaamse kustecosysteem bestaat immers uit zandbanken in de ondiepe zee, het strand, de duinen en hun overgangszone naar de polders. Het strand bezit als natuurlijk onderdeel van dat kuste-cosysteem een heel eigen flora en fauna, zowel boven de hoogwaterlijn (vloedmerkbegroeiingen met plantensoorten zoals de zeeraket, het loog-kruid en het biestarwegras en vogelsoorten zoals de kuifleeuwerik, om maar de meest algemene soorten te noemen) als eronder (allerlei kreeftach-tigen, weekdieren, wieren, enz..., alsook foerage-rende wadvogels zoals strandplevier, zilverplevier, steenloper, drieteenstrandloper, paarse strandlo-per, bonte strandlostrandlo-per, scholekster, enz.).
Terwijl tot voor enkele jaren het recreatief gebruik van het strand qua infrastructuur maar behoefte had aan verplaatsbare badkarretjes die tijdens het winterhalfjaar werden weggehaald, verschijnen er nu op de Vlaamse stranden, naast horecastrandter-rassen, steeds meer grootschalige en vaste con-structies ten behoeve van allerlei sporten en ande-re ande-recande-reatieve activiteiten. Deze blijkbaar wanor-delijke proliferatie van grote koterijen vormt een bedreiging, niet enkel voor de bovenvermelde intrinsieke natuurwaarden van het strand, maar ook voor de landschappelijke belevingswaarde van het Noordzeestrand als laatste min of meer onge-schonden open ruimte langs onze kust, en a fortiori voor de toeristische aantrekkingskracht ervan. Concrete voorbeelden hiervan treft men onder meer aan in Knokke-Heist :
– de grote en onesthetische houten hangars van de Vlaamse Vereniging voor Watersporten (VVW) die in Heist, vlak naast Vlaanderens eerste strandnatuurreservaat, werden opgetrok-ken en tevens het zicht vanop de zeedijk op strand en zee onttrekken ;
– het eveneens niet kleinschalig te noemen nieu-we clubgebouw van Surfers Paradise op het strand voor de Zwinbosjes in Knokke.
Graag kreeg ik in dat verband antwoord op
vol-gende vragen.
Omtrent de twee bovenvermelde concrete gevallen in Knokke-Heist.
1. Werden, vooraleer de VVW- en de Surfers Para-dise-constructies werden opgetrokken, de eiste bouwvergunningen aangevraagd en ver-leend ? Zo ja, wat waren de adviezen van de voor ruimtelijke ordening, natuurbehoud en kustverdediging bevoegde Vlaamse administra-ties ?
2. Werd, gelet op het feit dat het strand eigendom is van het Vlaams Gewest, vooraleer de VVW-en Surfers Paradise-constructies werdVVW-en opge-trokken, hiervoor toestemming gevraagd aan de eigenaar, in casu de afdeling Waterwegen Kust van het ministerie van de Vlaamse Gemeen-schap ? Zo ja, werd die toestemming gegeven ? Zo neen, waarop dachten de promotoren zich te kunnen steunen om toch maar met de bouw-werken aan te vangen ?
3. Naar verluidt werd zelfs de inrichting van het natuurreservaat "de Baai van Heist" gewijzigd, mede op aandringen van het gemeentebestuur, naar de wensen van de aanpalende zeilclub, namelijk de VVW, die zich nochtans schuldig maakte aan het wellicht illegaal optrekken van de aanpalende aartslelijke hangars.
Waaruit bestaat de aanpassing van die inrich-ting van het natuurreservaat ?
Kan met die aanpassing de voor broed- en over-winterende strandvogels noodzakelijke rust in het staatsnatuurreservaat worden verzekerd ? Zo niet, welke maatregelen treft de minister om dit te verhelpen ?
Is de beoefening van allerlei zeilsporten vlak naast een natuurreservaat wel toelaatbaar ? Over de problematiek in het algemeen.
4. Kan een overzicht worden gegeven van alle bestaande en aangevraagde constructies op het strand langs de Vlaamse kust, met opgave van het gebruik, de afmetingen en vooral de vergun-ningstoestand ?
5. Wat is het beleid van de administraties bevoegd voor ruimtelijke ordening, kustverdediging en natuurbehoud inzake het al dan niet toelaten van constructies op het strand ?
gemid-delde laagwaterlijn ; de inkleuring van de gewestplannen houdt daarentegen op aan de voet van de zeedijk of van de duinen zoals die zich voordeden in de jaren zeventig. Hierdoor hebben in alle gevallen het nat strand, in vele gevallen het droog strand en in sommige geval-len (bv. voor het Zwin en de Zwinbosjes in Knokke, langs beide strekdammen van de Zee-brugse voorhaven, ... ) de sinds de jaren tachtig nieuw gevormde duinen geen gewestplanbe-stemming en a fortiori geen stedenbouwkundige wettelijk bescherming.
Waarom wordt, gelet op de steeds grotere strandwaartse verstedelijkingsdynamiek, ook aan het strand geen gewestplanbestemming gegeven, dit met het oog op een duidelijke rechtsgrond voor de ordening van het multi-functioneel gebruik van het strand ?
7. Wat is het beleid van de afdeling Waterwegen Kust van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap inzake strandconcessies aan de gemeente, gelet op de gevolgen die deze conces-sies hebben inzake al dan niet natuurvriendelijk onderhoud van het strand (mechanische strand-reiniging die vaak nieuwe duinvorming verhin-dert), inzake toegang voor gemotoriseerde poli-tie- en andere voertuigen, inzake recreatief gebruik en zelfs inzake strandvisserij, meer bepaald de zeer storende warrelnetvisserij ? Kunnen strandzones met een hogere ecologi-sche waarde nog langer in concessie worden gegeven aan de gemeenten ? Of moet de inhoud van de concessies niet worden aangepast op basis van de intrinsieke waarde, de draag-kracht en/of de locatie van de strandzones ? N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de
heer Theo Kelchtermans, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling.
Gecoördineerd antwoord
Gezien de aard van de vraag is het niet mogelijk binnen de gestelde termijn te antwoorden.