• No results found

BESLUIT pagina 1van 19bcm0166-980620-10-2006file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0166-9806.htm

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT pagina 1van 19bcm0166-980620-10-2006file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0166-9806.htm"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Datum: 22 juni 1998

Nummer: 166 / Vendex-KBB

1. Op 3 april 1998 heeft de Europese Commissie de volledige aanmelding op grond van artikel 4 van Verordening nr. 4064/89 van de Raad betreffende de controle op

concentraties van ondernemingen (hierna: Concentratieverordening) ontvangen waarin de ondernemingen Vendex International N.V. (hierna: Vendex) en N.V. Koninklijke Bijenkorf Beheer KBB (hierna: KBB) hun voornemen van een fusie mededelen. In het kader van de nauwe samenwerking tussen de Europese Commissie en de lidstaten heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een afschrift van deze aanmelding ontvangen.

2. Op 22 april 1998 heeft de Minister van Economische Zaken een kennisgeving in de zin van artikel 9, tweede lid, van de Concentratieverordening verstuurd, waarbij de Europese Commissie om de verwijzing van de zaak wordt gevraagd met het oog op de toepassing van de nationale mededingingswetgeving, omdat de concentratie vooral effecten heeft op de Nederlandse markt en omdat door de concentratie machtsposities dreigen te ontstaan of te worden versterkt waardoor op bepaalde markten in Nederland een daadwerkelijke mededinging op significante wijze wordt belemmerd.

3. Op 26 mei 1998 heeft de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Europese Unie de beschikking van de Europese Commissie op basis van artikel 9, derde lid, van de Concentratieverordening ontvangen waarbij de Europese Commissie de bovengenoemde voorgenomen concentratie naar de bevoegde autoriteiten van het Koninkrijk der Nederlanden heeft verwezen voor wat betreft de non-food

detailhandelssector in Nederland. Voor wat betreft de andere activiteiten van Vendex en KBB heeft de Commissie de voorgenomen concentratie verenigbaar verklaard met de gemeenschappelijke markt. Met ingang van de datum van ontvangst van deze beschikking door Nederland wordt de aanmelding van de partijen van de voorgenomen concentratie beschouwd als een melding in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Van deze melding is mededeling gedaan in Staatscourant 99 van 29 mei 1998.

I. DE PARTIJEN

4. Vendex is een naamloze vennootschap, waarvan de aandelen zijn genoteerd aan de Amsterdamse Beurs.

Vendex is de moederonderneming van een groep van bedrijven, die actief is op het gebied van de detailhandel in levensmiddelen en "non-food". Vendex exploiteert een drietal ketens van supermarkten, een keten van warenhuizen en verschillende ketens van speciaalzaken. Daarnaast exploiteert Vendex ketens van schoonmaakbedrijven en uitzendbureaus.

5. KBB is een naamloze vennootschap, waarvan de aandelen zijn genoteerd aan de Amsterdamse Beurs.

KBB is actief op het gebied van de detailhandel eveneens door de exploitatie van warenhuisketens en de exploitatie van ketens van speciaalzaken.

(2)

II. ANDERE BELANGHEBBENDEN

6. De Europese Commissie heeft tijdens haar onderzoek een groot aantal concurrenten ondervraagd. Enkele belanghebbenden hebben uit eigen initiatief hun zienswijze aan de Europese Commissie kenbaar gemaakt. De meesten hebben desgevraagd de Nederlandse mededingingsautoriteit toestemming gegeven om in haar onderzoek gebruik te maken van de door hen aan de Europese Commissie toegestuurde informatie en zienswijzen. Deze informatie en zienswijzen worden, voorzover er overwegingen aan zijn ontleend die dragend zijn voor dit besluit, in het navolgende nader uiteengezet. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen verdere zienswijzen van derden naar voren gebracht.

III. DE OPERATIE

7. Partijen zijn overeengekomen dat Vendex de zeggenschap over KBB zal trachten te verkrijgen door het uitbrengen van een openbaar bod op alle aandelen KBB die op dit moment verhandeld worden op de Amsterdamse Beurs.

IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT

8. De concentratie is door de Europese Commissie op basis van artikel 9, lid 3, van Verordening 4064/89 van de Raad doorverwezen naar de Nederlandse

Mededingingsautoriteit. Ingevolge artikel 33 , tweede lid, van de Mededingingswet valt de concentratie daardoor onder het toepassingsbereik van die wet. De operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet.

V. BEOORDELING

A. RELEVANTE MARKTEN Inleiding

9. Volgens partijen exploiteren Vendex en KBB in de non-food detailhandel warenhuizen, die de volgende productassortimenten aanbieden:

Vendex KBB

productassortimenten: Vroom &

(3)

-10. De winkelketens van speciaalzaken die door partijen worden geëxploiteerd zijn volgens de jaarverslagen over 1997 de volgende:

Vendex:

KBB:

wit- en bruingoed x x x

huishoudelijke artikelen (excl. elektr.) x x x

schoeisel (excl. sport) x x x

drogisterij/parfumerie x x x fietsen x x -juweliersartikelen/sieraden/horloges/klokken x x x beeld- en geluidsdragers x x x optische artikelen - - x speelgoed x x x fotografie-artikelen x x x boeken/tijdschriften/kranten x x x kantoorbenodigdheden x x x lederwaren x x x sport- en campingartikelen x x x overige x x x

America Today dames- en herenkleding, ondergoed, schoenen

Claudia Sträter dameskleding

Hunkemöller ondergoed/nachtkleding/zwemkleding/sokken/kousen

Kien dames-, heren- en kinderkleding, ondergoed

Kreymborg dames- en herenkleding, ondergoed

Perry Sport sport en camping, zwemkleding

Scapino schoenen, dames- en herenkleding

Siebel Groep juweliersartikelen/sieraden/horloges/klokken

Schaap & Citroen juweliersartikelen/sieraden/horloges/klokken

Luigi Lucardi juweliersartikelen/sieraden/horloges/klokken

Kijkshop/Bestsellers

meubelen, doe-het-zelfproducten, wit- en bruingoed, huishoudelijke

artikelen, fietsen, juwelier/bijoux/horloges, speelgoed, fotografie- artikelen, kantoorbenodigdheden, lederwaren, sport- en

campingartikelen

Dixons wit- en bruingoed, beeld- en geluidsdragers, fotografie-artikelen,

kantoorbenodigdheden Electro-Jacobs/Guco/ audio, video en witgoed

Heijmans/Rovato/ audio, video en witgoed

Valkenberg audio, video en witgoed

Klick consumenten electronica, audio

Prijstopper audio, video, pc's, huishoudelijke apparaten en witgoed

Hans Anders opticiens

Rinck/Van Maaren/ opticiens

Havelaer/ opticiens

(4)

11. Om tot een juiste afbakening van de markten voor de detailhandel in non-food te komen, moeten verschillende aspecten worden meegewogen. In de eerste plaats moet een onderscheid gemaakt worden naar de verschillende producten of productassortimenten die verkocht worden.

12. In de tweede plaats moet een onderscheid gemaakt worden naar de aard van de dienstverlening waarvoor de ondernemingen gekozen hebben. De manier waarop de producten of productassortimenten door de detailhandelaar aangeboden worden, speelt een belangrijke rol. Ter illustratie van de verschillende manieren waarop dat gebeurt, kan gewezen worden op het feit dat producten aan de consument verkocht worden in

speciaalzaken, warenhuizen, postorderbedrijven en op de markt (de ambulante handel). Ook in de verschillende beschikkingen van de Europese Commissie met betrekking tot zaken, die speelden op detailhandelsniveau, is bij de afbakening van de relevante

productmarkt gelet op de vorm van dienstverlening die door de detaillist wordt aangeboden. 13. In de derde plaats moet rekening gehouden worden met de organisatiestructuur van de onderneming. In sommige branches van de detailhandel in non-food is sprake van een sterke mate van ketenvorming of filialisering. Ondernemingen die een landelijke keten van vestigingen exploiteren (het 'grootwinkelbedrijf') onderscheiden zich met betrekking tot hun opzet, marketing, logistieke organisatie en financiële kracht in sterke mate van

ondernemingen met slechts één of enkele lokale vestigingen. Zij bepalen hun assortiments- en prijsbeleid op landelijk niveau.

a.1 De relevante productmarkt voor warenhuizen

14. Beide partijen exploiteren warenhuisketens: Vendex de warenhuizen V&D en KBB de warenhuizen De Bijenkorf en Hema. In de melding geven partijen aan, dat naar hun mening geen sprake is van een markt voor warenhuizen en dat voor de afbakening van de markten alleen gekeken moet worden naar de verschillende productassortimenten die verkocht worden, zoals herenkleding, dameskleding, ondergoed, parfumerie-artikelen etc. Naar de mening van partijen is alleen sprake van de afzonderlijke markten voor de verschillende productassortimenten.

15. Omdat bij de afbakening van de relevante productmarkt tevens rekening gehouden moet worden met de aard van dienstverlening ofwel de manier waarop ondernemingen de detailhandel bedrijven, is er reden om te veronderstellen dat er sprake kan zijn van een afzonderlijke markt voor warenhuizen. In de detailhandel bestaan de

concurrentieparameters niet alleen uit de kwaliteit en de prijs van het verkochte product, maar speelt daarnaast ook het dienstverlenende aspect een grote rol. Om tot een juiste beoordeling te k0men van de markt en de positie van partijen daarop is het daarom van belang ook de aanbodzijde van de markt in beschouwing te nemen. Zowel de wijze waarop de detailhandel wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld via warenhuizen, postorderbedrijven dan wel speciaalzaken, als de doelgroep waarop de detaillist zijn inspanningen richt, kunnen aanleiding zijn tot een nadere segmentering van de markten voor de verschillende productassortimenten.

16. Zo heeft de Europese Commissie bijvoorbeeld voor de food-sector een afzonderlijke markt voor supermarkten onderscheiden, omdat supermarkten de consument in de

gelegenheid stellen om op één plaats in al zijn dagelijkse behoeften aan levensmiddelen te voorzien. Gespecialiseerde winkels zoals slagers, bakkers en groentenspeciaalzaken

Praxis doe-het-zelfproducten

Formido doe-het-zelfproducten

M&S dameskleding

Amici Mannenmode herenkleding

Amici Mode voor de

Vrouw dameskleding

Prenatal dames-, baby- en kinderkleding

Lampenier lampen

Decorette huisdecoratie

(5)

bieden deze dienst niet en kunnen volgens de Commissie daarom niet tot dezelfde markt gerekend worden.

Weliswaar is de vorm van dienstverlening die supermarkten bieden, zoals partijen

aangeven, inhoudelijk geheel verschillend van de dienst die de warenhuizen bieden, maar waar het om gaat, is dat het aspect van de wijze van dienstverlening op zich zelf reden kan zijn uit te gaan van het bestaan van een afzonderlijke markt voor warenhuizen.

17. Een warenhuis biedt de consument een geheel eigen vorm van dienstverlening en zou daarmee kunnen voorzien in een specifieke consumentenbehoefte. Een warenhuis biedt de consument een grote variëteit aan productassortimenten en een optimale gelegenheid tot 'fun shopping' doordat de consument zich op zijn gemak en zonder dat iemand enige druk op hem uitoefent om daadwerkelijk tot kopen over te gaan (lagere drempel), voor

verschillende productassortimenten kan oriënteren op nieuwe producten, de laatste mode etc.

18. Volgens het Jaarboek Detailhandel 1997/98 zijn warenhuizen te omschrijven als die winkels waarin 8 of meer productassortimenten continu verkocht worden en waarbij geen enkel productassortiment meer dan 50% van de totale omzet genereert. Deze omschrijving is volgens partijen onvoldoende duidelijk, omdat niet aangegeven wordt van welke indeling in assortimenten wordt uitgegaan. Als gevolg van de toenemende branchevervaging zouden ook de winkels van Ikea, Leen Bakker, Blokker, bouwmarkten, tuincentra en andere ondernemingen als "warenhuizen" beschouwd kunnen worden. Dit neemt niet weg dat het klassieke warenhuis een alom bekend begrip is in Nederland. Als de omschrijving van het Jaarboek Detailhandel nog wat meer op dit begrip wordt toegespitst, kan vooralsnog uitgegaan worden van de volgende operationele omschrijving: onder een warenhuis is die verkoopvorm te verstaan, waarbij onder één dak 8 of meer productassortimenten,

waaronder dames- en heren-bovenkleding, kinderkleding, onderkleding, lederwaren, parfumerie-artikelen, speelgoed en huishoudelijke artikelen continu worden aangeboden door dezelfde onderneming.

19. Veelzeggend is ook dat de exploitanten van warenhuizen algemeen beschouwd worden als de 'trekkers' van de zogenaamde A1-locaties, dat wil zeggen de meest interessante winkellocaties in de kern-winkelcentra van de grote dan wel de wat kleinere steden. Het zijn met name de warenhuizen die het publiek naar zich toe trekken. Het gebied waar de consument langs komt om naar het warenhuis te gaan wordt een A1-locatie juist vanwege het grote aantal passanten dat gegeneerd wordt door de warenhuizen.

20. Relevant is ook dat warenhuizen, zoals ook blijkt uit het door partijen aangedragen materiaal, per productgroep dezelfde of een lagere "conversie ratio" (het percentage bezoekers dat van bezoeker daadwerkelijk koper wordt) hebben dan de gespecialiseerde winkels. Ook dit duidt erop dat de consument gemakkelijker een warenhuis binnenloopt, ook en misschien juist als hij niet direkt voornemens is iets te kopen. Doordat de

consument in een warenhuis echter gemiddeld gesproken per bezoek twee items koopt, blijkt de totale "conversie ratio" van warenhuizen vaak toch weer hoger te zijn dan die van de gespecialiseerde winkels. Het is aannemelijk dat de kans dat de consument 'impuls-aankopen' doet in een warenhuis groter is dan in een gespecialiseerde winkel, ook al doordat de consument in het warenhuis langs verschillende productassortimenten moet lopen.

21. Bovendien is gebleken dat de exploitant van een warenhuis uit de grote variëteit aan productassortimenten die hij kan aanbieden, die assortimenten kiest die het hoogste 'fun shop'-gehalte hebben, waarbij hij zich voortdurend aanpast aan de ontwikkelingen in de belangstellingssfeer van de consument. Zo zijn sommige vroeger in warenhuizen te vinden productassortimenten grotendeels vervangen door andere productassortimenten die op een bepaald moment een 'hype' beleven in de belangstellingssfeer van de consument. Op die manier probeert de exploitant van een warenhuis die productassortimenten onder zijn dak te brengen die een zo groot mogelijke aantrekkingskracht op de consument uitoefenen om hem daarmee tot het doen van zoveel mogelijk (impuls-)aankopen te verleiden.

(6)

een bepaald product wil kopen. Het feit dat in een warenhuis producten verkocht worden die ook in een speciaalzaak gekocht kunnen worden betekent dan ook niet dat

warenhuizen geen eigen functie zouden hebben.

23. Op grond hiervan is er voldoende aanleiding om er voorshands van uit te gaan dat sprake kan zijn van een afzonderlijke markt voor warenhuizen. Dit zal in ieder geval nader onderzocht moeten worden.

a.2 De relevante geografische markt voor warenhuizen

24. Volgens partijen zijn de relevante geografische markten nationaal. Vanuit de aanbodzijde bekeken blijkt inderdaad dat die ondernemingen, die vestigingsplaatsen hebben over het hele land, het zogenaamde grootwinkelbedrijf (GWB), met betrekking tot de belangrijkste concurrentieparameters als assortiment, prijs, reclame e.d. voor het hele land hetzelfde beleid hanteren. Daarbij is het wel zo dat de samenstelling van het

aangeboden assortiment per vestigingsplaats kan verschillen: als van bepaalde producten of bepaalde typen producten uit het totale assortiment bekend is dat zij in de ene

vestigingsplaats beter lopen dan in de andere, zullen zij daar eerder in het assortiment opgenomen worden dan in de andere. Dit wordt door concurrenten bevestigd.

25. Bekeken vanuit de vraagzijde van de markt, dat wil zeggen vanuit het gezichtspunt van de consument, is de geografische markt voor de detailhandel in non-food in zijn

algemeenheid echter te beschouwen als een lokale markt. De consument zal voor zijn aankopen normaal gesproken, een uitzondering voor een enkele keer daargelaten, niet naar de andere kant van het land reizen, maar die aankopen doen in zijn eigen woonplaats of, voor een wat ruimer aanbod, in een in de omgeving daarvan gelegen plaats.

26. Er is daarom voorshands reden te veronderstellen dat sprake is van lokale markten, waarbij Nederland dan verdeeld zou kunnen worden in de 21 hieronder (zie punt 55) als binnensteden omschreven winkelcentra, die een regionale aantrekkingskracht hebben. Omdat er in Nederland in slechts enkele steden andere warenhuizen zijn dan de warenhuizen van partijen en partijen in al de 21 steden warenhuizen exploiteren, is er voorshands van uit te gaan dat de concurrentiepositie van partijen in de 21 genoemde steden grosso modo vergelijkbaar is en dat de concurrentiepositie van partijen op nationaal niveau representatief is voor de concurrentiepositie van partijen op lokaal niveau.

27. Op grond daarvan is het gerechtvaardigd om de concurrentiepositie van partijen voorshands te onderzoeken op nationaal niveau.

b.1 De relevante productmarkten voor de productassortimenten

28. In het geval dat zou blijken dat onvoldoende aangetoond kan worden, dat sprake is van markten voor warenhuizen, dan moet de positie van partijen onderzocht worden op de markten voor de verschillende producten of productassortimenten.

Productassortimenten

29. Naar de mening van partijen moeten de markten afgebakend worden naar productassortimenten en niet naar producten. De samenstelling van deze

productassortimenten is door partijen onder meer gebaseerd op de verwachting van de consument welke producten hij zal aantreffen in een bepaalde winkel (of voor warenhuizen: een bepaald deel van de winkel), op hetgeen gewoonlijk in bepaalde winkels wordt

(7)

30. Concurrenten hebben echter aangegeven dat er wel degelijk aanleiding kan zijn om afzonderlijke markten te definiëren voor de verschillende producten binnen de bepaalde assortimenten. Binnen de markten voor die producten zou bovendien nog weer

onderscheid gemaakt kunnen worden naar verschillende prijs- en kwaliteitsklassen. 31. Voorshands kan ervan worden uitgegaan dat het onderzoek naar de

marktverhoudingen binnen de non-food detailhandel zich moet richten op de markten voor productassortimenten, omdat de onderneming die een bepaald product verkoopt over het algemeen ook de andere producten die tot datzelfde productassortiment behoren, verkoopt. 32. In de melding hebben partijen 22 productassortimenten genoemd, waarin Vendex en KBB beiden actief zijn. Van deze 22 productassortimenten zijn er 6 waarvoor het

gezamenlijke marktaandeel van partijen bij de door partijen gehanteerde marktafbakening groter is dan 15%. Dit zijn de productassortimenten voor 1) dameskleding, 2) kinder- en babyartikelen, 3) ondergoed, nachtkleding, zwemkleding, kousen en sokken, 4)

juweliersartikelen, sieraden, horloges en klokken, 5) lederwaren en 6) sport- en campingartikelen.

33. In het kader van dit besluit is een nader onderzoek ingesteld naar de activiteiten van partijen met betrekking tot deze productassortimenten. Bij de beoordeling van de gevolgen van de concentratie voor de overige productassortimenten moet overigens tevens nog rekening worden gehouden met de positie van partijen met betrekking tot de toegang tot winkellocaties. Zie hieronder punt 48 en verder.

34. Het onderzoeksbureau NSS Research & Consultancy (hierna: NSS) ondervraagt om de week een wisselende steekproef van 1000 consumenten over hun aankoopgedrag in de afgelopen twee weken voor wat betreft non-foodproducten. Daardoor beschikt NSS over gegevens over het aantal gekochte artikelen per product en over de prijzen van de gekochte artikelen. Op basis van deze gegevens kunnen de marktverhoudingen van de detailhandelaren per product en naar verschillende prijsklassen worden onderzocht. Daarbij maakt NSS een onderscheid naar maximaal vijf verschillende prijsklassen. Deze

prijsklassen worden als volgt gevormd: indien wordt uitgegaan van bijvoorbeeld 1.000 gekochte stuks van een bepaald product, dan worden deze naar prijs gerangschikt. Vervolgens wordt een indeling van vijf naar aantal gelijke groepen gemaakt met dus in iedere groep 200 stuks. De eerste prijsklasse wordt dan gedefinieerd als beginnend bij 0 gulden tot aan de prijs van het 200ste stuk. De tweede prijsklasse begint bij de prijs van stuk 201 en eindigt bij de prijs van stuk 400. Op deze manier worden ook alle verdere prijsklassen gedefinieerd. Volgens NSS worden de zodanig gedifferentieerde gegevens door alle grote detailhandelsondernemingen regelmatig opgevraagd.

35. De manier waarop NSS de marktgegevens opvraagt en indeelt verschilt nogal van de manier waarop partijen de productassortimenten hebben gedefinieerd. Zo blijkt bijvoorbeeld dat in het assortiment sport- en campingartikelen ook damessportkleding wordt verkocht die grotendeels als vrijetijds-kleding moet worden beschouwd (sportjack, sportshirt, joggingpak) en daarmee zeker grotendeels bij het assortiment dameskleding hoort. Omdat de overlap in het productassortiment sport- en campingartikelen tussen partijen zeer gering is (zie tabel in punt 68) lijkt het gerechtvaardigd een nader onderzoek alleen te richten op de productgroep damessportkleding. In het assortiment ondergoed, nachtkleding enz. wordt bij NSS een onderscheid naar dames-, heren- en kinderartikelen gemaakt. Dit lijkt gerechtvaardigd op grond van het onderscheid tussen dames- en herenkleding. Bij kinder- en baby-artikelen maakt NSS een onderscheid tussen 0-2 jaar en ouder. Ook dit lijkt gezien de verschillende behoeften van baby's en kinderen in dat opzicht een zinvol onderscheid. 36. In het kader van het onderhavige onderzoek is prioriteit gegeven aan die

productassortimenten waar naar verwachting op basis van de momenteel beschikbare gegevens de grootste mededingingsproblemen zouden kunnen ontstaan. Derhalve wordt vooralsnog mede in verband met het bovenstaande van de volgende productassortimenten als de te onderzoeken markten uitgegaan: dameskleding (inclusief damessportkleding), babyartikelen (onder 2 jaar), dameslingerie/-nachtkleding/-ochtendjassen,

juweliersartikelen/sieraden/horloges/klokken en lederwaren.

(8)

het gerechtvaardigd om binnen de markten voor productassortimenten verschillende segmenten van productgroepen en prijsklassen te onderscheiden. Op deze manier kan rekening gehouden worden met het feit dat de productassortimenten nogal breed zijn. Hoewel ervan uit kan worden gegaan dat de winkels die een bepaald productassortiment verkopen de meeste productgroepen uit dat assortiment verkopen, kan door een nadere uitsplitsing in de verschillende productgroepen een scherper inzicht verkregen worden in de relatieve positie van partijen. Een onderscheid naar verschillende prijsklassen lijkt

noodzakelijk omdat er bepaalde winkelsoorten zijn, zoals textielsupermarkten, die zich met name op de lage prijsklasse richten en niet aanwezig zijn in de hoogste prijsklasse. Omgekeerd zijn de winkels die zich op de hoogste prijsklasse richten, niet aanwezig in de laagste prijsklasse.

38. NSS heeft in opdracht van de NMa een rapport opgesteld waarin op basis van de geaggregeerde gegevens voor het jaar 1997 met betrekking tot de bovengenoemde 5 productassortimenten de volgende verschillende segmenten nader worden bekeken, ieder onderverdeeld in drie prijsklassen (laag, middel, hoog):

1) Dameskleding:

rokken, lange broeken, pullovers, blouses, broekpakken, twee/meerdelige combinaties, dames-sportjacks, dames-sportshirts, dames-joggingpakken

2) Babyartikelen (0-2 jaar)

3) Dameslingerie, -nachtkleding, -ochtendjassen, beha's, onderbroeken, hemden, nachtkleding en ochtendjassen

4) Juweliersartikelen/sieraden/horloges/klokken: edelmetalen, niet-edelmetalen, horloges, klokken, wekkers

5) Lederwaren (geen verdere onderverdeling)

39. De methode van de vorming van verschillende prijsklassen geeft alleen maar een zeer grof beeld van de markt, aangezien deze methode geen rekening houdt met mogelijke kwalitatieve aspecten die zouden moeten worden meegewogen. Desalniettemin lijkt deze grove indeling voor een eerste benadering zinvol om te kunnen zien of er überhaupt verschillen zijn in de marktposities van diverse aanbieders.

Afzetkanalen

40. In sommige branches van de detailhandel in non-food is sprake van een sterke mate van ketenvorming of filialisering. In de bovengenoemde productassortimenten bedraagt het aandeel van het grootwinkelbedrijf gemiddeld voor

dameskleding meer dan 50%;

baby-artikelen (onder 2 jaar) meer dan 70%;

dameslingerie, -nachtkleding, -ochtendjassen rond 70%; juweliersartikelen/sieraden/horloges/klokken tussen 30-35%, en lederwaren tussen 30-35%.

41. Ondernemingen die een landelijke keten van vestigingen exploiteren (het

(9)

assortimentssamenstelling, prijzen etc. met name afstemmen op andere grootwinkelbedrijven.

42. Het is aannemelijk dat op markten voor productassortimenten, waar het grootwinkelbedrijf als afzetkanaal een aandeel van 50% en meer uitmaakt, het

grootwinkelbedrijf bepalend is voor de ontwikkelingen op deze markt. De concurrentie vindt hier plaats tussen de grootwinkelbedrijven, terwijl de lokale winkels de ontwikkeling zullen moeten volgen. In termen van kruiselingse prijselasticiteiten kan voorshands ervan worden uitgegaan dat deze tussen verschillende winkelketens uit de groep grootwinkelbedrijf hoger is dan tussen het grootwinkelbedrijf en lokale winkels. Dit zal nader moeten worden

onderzocht. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat het grootwinkelbedrijf op deze markten een zodanige eigen rol speelt dat zij ten opzichte van de kleine lokale aanbieders een eigen markt vormen. Bij de hier nader onderzochte productassortimenten geldt dit voor dameskleding, baby-artikelen en dameslingerie/ -nachtkleding/-ochtendjassen. Op de markten voor de overige productassortimenten (juweliersartikelen/etc en lederwaren) speelt het grootwinkelbedrijf daarentegen een vrij ondergeschikte rol, zodat geen sprake kan zijn van een bepalende kracht van het grootwinkelbedrijf. Bij de beoordeling van deze markten wordt derhalve geen onderscheid gemaakt tussen grootwinkelbedrijf en andere aanbieders. 43. Hoewel de bovengenoemde aspecten aanleiding geven om van een aparte markt voor het grootwinkelbedrijf met betrekking tot de productassortimenten voor dameskleding, baby-artikelen en dameslingerie/ -nachtkleding/-ochtendjassen uit te gaan, is het in het kader van dit besluit niet van belang of de lokale winkels meegeteld worden of niet, omdat dit bij de uiteindelijke beoordeling niet tot een andere conclusie leidt (zie punten 73, 77 en 82).

44. Bovendien is het gerechtvaardigd om, zoals ook blijkt uit de beleidspraktijk van de Europese Commissie, postorderbedrijven niet tot dezelfde markt te rekenen als de ondernemingen, die via een winkel verkopen, gelet op de heel eigen vorm van dienstverlening van deze bedrijven. Hoewel partijen in de aanmelding stellen, dat de winkeldichtheid van Nederland zo sterk is dat er geen consumenten zijn voor wie

postorderbedrijven het enige beschikbare afzetkanaal zijn, kan worden opgemerkt dat dit niet geldt voor ouden van dagen of gehandicapten. Dit is één argument dat door de Commissie in de beschikkingen IV/M.070 - Otto/Grattan en IV/M.080 - La Redoute/Empire is genoemd voor de rechtvaardiging van het bestaan van een afzonderlijke markt voor postorderbedrijven. Andere overwegingen zijn geweest de aard van dienstverlening: de Commissie wijst erop dat de consument thuis een keuze maakt uit een catalogus en niet in aanwezigheid van een verkoper, dat de producten aan huis bezorgd worden en bij

tegenvallen weer teruggestuurd moeten worden, dat de producten over het algemeen duurder zijn en dat de organisatie van postorderbedrijven nogal verschilt van die van gewone winkels (intensief gebruik van computer- en communicatie-netwerken, grootschalige opslagfaciliteiten en bijzonder efficiënte methoden van bezorgings- en remboursactiviteiten).

b.2 De relevante geografische markten voor de productassortimenten

45. Voor de afbakening van de relevante geografische markten voor de markten voor de productassortimenten geldt hetzelfde als hierboven is opgemerkt over de relevante geografische markten voor warenhuizen (zie punten 24-27). Er wordt derhalve ook hier uitgegaan van lokale markten.

46. Partijen zijn met hun warenhuizen en speciaalzaken in alle reeds genoemde 21 binnensteden met vestigingen vertegenwoordigd. Voor de productassortimenten waarin de filialisering in sterke mate is voortgeschreden, zijn er redenen om aan te nemen dat de concurrentiepositie van partijen in de 21 binnensteden grosso modo vergelijkbaar is. Derhalve is het gerechtvaardigd om de concurrentiepositie van partijen voorshands te onderzoeken op nationaal niveau.

(10)

B. Gevolgen van de concentratie

48. Voordat wordt ingegaan op de gevolgen van de concentratie op de boven beschreven afzonderlijke markten, moet hier nader ingegaan worden op een punt dat van algemeen belang is voor de non-food detailhandel in Nederland. Een groot aantal concurrenten heeft erop gewezen dat de winkellocatie één van de belangrijkste concurrentiefactoren is en heeft de zorg naar voren gebracht, dat de combinatie Vendex/KBB als gevolg van de voorgenomen concentratie grote voordelen ten opzichte van concurrenten zal verkrijgen voor wat betreft de toegang tot winkellocaties in de zogenaamde A1-locaties.

49. Winkellocaties bevinden zich over het algemeen in die gebieden die in de bestemmingsplannen van de gemeenten zijn aangegeven als winkelgebieden. Een dergelijk gebied vormt dan een winkelcentrum. Waar voorheen winkellocaties ook wel gekocht werden, is het tegenwoordig zo dat winkellocaties meestal gehuurd worden. 50. Volgens het onderzoeksbureau 'D&P Onderzoek en Advies' zijn er verschillende typen winkelcentra in Nederland te onderscheiden:

1. Binnensteden. Dit zijn in feite de belangrijkste winkelconcentraties in Nederland. Het gaat hierbij om de grootste winkelgebieden in een woonplaats met ten minste 400 winkels. 2. Hoofdwinkelcentra. Ook het hoofdwinkelcentrum is het grootste winkelgebied in de woonplaats, maar dan met 100 tot 400 winkels.

3. Kernverzorgende winkelcentra. Ook deze centra zijn weer de grootste winkelgebieden in de woonplaats, maar dan met minder dan 100 winkels.

4. Stadsdeelcentra - aanvullende centra. Stadsdeelcentra zijn centra met 50-100 winkels in woonplaatsen, die ook een binnenstads- of hoofdwinkelcentrum bevatten. Een

winkelcentrum met minimaal 25 winkels in woonplaatsen met een kernverzorgend centrum wordt een aanvullend centrum genoemd.

5. Wijk- of buurtwinkelcentra. Deze centra hebben een specifiek ondersteunende functie met betrekking tot het hoofdwinkelcentrum. Het gaat om centra met minder dan 25 winkels en met veelal een supermarkt als trekker.

6. Grootschalige concentraties. Dit zijn winkelconcentraties met minimaal 5 winkels van gemiddeld 500 m2.

51. Daarnaast wordt ook de term 'A1-locaties' gehanteerd. Om te beoordelen welke winkellocaties behoren tot de top- ofwel A1-locaties is het nodig eerst een vergelijking te maken tussen de winkelcentra en vervolgens binnen de winkelcentra tussen de straten of straatsegmenten daarin. Volgens het bureau D&P zijn er in Nederland 21 binnensteden aan te wijzen, waarbinnen A1-locaties onderscheiden kunnen worden. Binnen deze binnensteden worden dan de drukst bezochte delen van het winkelgebied als A1-locaties aangemerkt. Deze locaties kenmerken zich door de aanwezigheid van grote trekkers, veel grote landelijk bekende modeketens en het bieden van overwegend voetgangersgebied. Deze omschrijving wordt door concurrenten bevestigd.

52. In verband met de bovengenoemde kenmerken van A1-locaties kan op deze locaties een veel grotere omzet behaald worden dan op de niet-A1-locaties. Een concurrent gaf aan dat een verhuizing van een niet-A1-locatie naar een A1-locatie tot een 60 % grotere omzet kan leiden.

(11)

een portfolio van verschillende ketens van speciaalzaken exploiteren, zouden zij al op dit moment de mogelijkheid hebben 'het straatbeeld' in veel van deze kern-winkelcentra te bepalen.

54. Daaraan wordt toegevoegd dat de beschikbaarheid van winkelruimte de belangrijkste beperkende factor is voor de toegang tot de markt op zich en om verder te kunnen groeien. Ook filiaalbedrijven hebben aangegeven dat zij, gezien de stabiele tot dalende markt in de non-food-detailhandel, alleen door een verdergaande volumestijging en daarmee een efficiëntere benutting van personeel en kapitaal kunnen overleven. Bovendien is de toegang tot A1-locaties cruciaal voor de groei van de naamsbekendheid van een winkel of een winkelformule.

55. In verband hiermee zijn vragen aan partijen gesteld met betrekking tot de positie van Vendex en KBB op de A1-locaties in de 21 stedelijke winkelcentra in Nederland, die door het bureau D&P zijn aangewezen als vallend onder de categorie 'binnensteden'. Dit zijn de volgende winkelcentra: Alkmaar-centrum, Amsterdam-centrum, Apeldoorn-centrum, Arnhem-centrum, Breda-centrum, Den Haag-centrum, Dordrecht-centrum, Eindhoven-centrum, Enschede-Eindhoven-centrum, Groningen-Eindhoven-centrum, Haarlem-Eindhoven-centrum, Hilversum-Eindhoven-centrum, Leeuwarden-centrum, Leiden-centrum, Maastricht-centrum, Nijmegen-centrum, Rotterdam-centrum, 's Hertogenbosch-Rotterdam-centrum, Tilburg-Rotterdam-centrum, Utrecht-centrum inclusief Hoog Catharijne en Zwolle-centrum.

56. In antwoord hierop hebben partijen gegevens aangeleverd over de omvang in vierkante meters en het aandeel van partijen daarin van de betreffende winkelgebieden en hun respectievelijke verzorgingsgebieden, maar niet van de omvang van de A1-locaties daarbinnen en het aandeel van partijen daarin.

57. Uit deze gegevens blijkt dat het aandeel van Vendex en KBB tezamen in vijf van deze winkelgebieden beneden de 15% blijft. Het betreft de winkelgebieden van Apeldoorn-centrum, Breda-Apeldoorn-centrum, Groningen-Apeldoorn-centrum, Leiden-centrum en Tilburg-centrum. 58. In de overige 16 winkelgebieden schommelt het gecombineerde aandeel van partijen tussen de [10-30%]. Het betreft de winkelgebieden van Alkmaar-centrum, Amsterdam-centrum, Arnhem-Amsterdam-centrum, Den Haag-Amsterdam-centrum, Dordrecht-Amsterdam-centrum, Eindhoven-Amsterdam-centrum, Enschede-centrum, Haarlem-centrum, Hilversum-centrum, Leeuwarden-centrum, Maastricht-centrum, Nijmegen-centrum, Rotterdam-centrum, 's Hertogenbosch-centrum, Utrecht-centrum inclusief Hoog Catharijne en Zwolle-centrum.

59. In opdracht van de NMa is door het EIM tevens een onderzoek uitgevoerd, waarbij een steekproef genomen is van in totaal 9 grote winkelcentra: 5 van de 21 als binnensteden gekwalificeerde winkelcentra (Utrecht, Arnhem, Rotterdam, Eindhoven en Amstelveen) en daarnaast 4 relatief jonge grote winkelcentra, die in tegenstelling tot de historisch gegroeide binnensteden een goed beeld geven van de planmatig opgezette winkelcentra (Zoetermeer Stadshart, Rotterdam-Oosterhof, Almere Stad en Nieuwegein-City Plaza).

60. In het onderzoek zijn voor de vijf binnensteden en de vier planmatig opgezette

winkelcentra de marktaandelen van partijen aangegeven naar vierkante meters binnen dat deel van het winkelgebied dat volgens het EIM als A1-locatie aangemerkt kan worden zowel als het aantal vestigingspunten:

aandelen per vierkante meter aantal vestigingspunten

(12)

toelichting: onder de kopjes "grootste concurrenten" zijn de met partijen concurrerende grootwinkelbedrijven opgenomen. Dit betekent dat de percentages betrekking hebben op al deze concurrent-grootwinkelbedrijven tezamen. Op de gegevens uit deze tabel zal echter nog een nadere correctie gemaakt moeten worden in verband met het feit dat de concurrent Peek&Cloppenburg niet in de berekeningen is meegenomen.

61. Voor de beoordeling van de positie van partijen met betrekking tot het beschikken over A1-winkellocaties moet het verkoopvloeroppervlak voorshands als het belangrijkste criterium worden beschouwd, omdat hierdoor de bezettingsgraad van de ondernemingen duidelijk wordt. Hoewel het onderzoek niet aangeeft hoe groot de aandelen van de andere ondernemingen op individueel niveau zijn, komt uit deze gegevens wel naar voren dat de partijen met betrekking tot de A1-winkellocaties met afstand het grootste aandeel qua verkoopvloeroppervlak hebben. Het aandeel van partijen voor wat betreft het

verkoopvloeroppervlak in bijvoorbeeld Rotterdam van [40-60%] is erg groot in vergelijking met het gezamenlijke aandeel van [20-40%] voor ruim 30 van de grootste concurrenten. In alle onderzochte steden, of het nu gaat om de vijf binnensteden dan wel om de vier planmatig ontwikkelde steden, is de positie van partijen ten opzichte van gemeenten, projectontwikkelaren en eigenaren van vastgoed sterk en hebben zij in vergelijking tot concurrenten een duidelijk overheersende positie. Uit het onderzoek komt verder naar voren dat het aandeel van het grootwinkelbedrijf in de planmatig opgezette steden wat groter is dan in de binnensteden. Dit komt overeen met de ook in andere bronnen gesignaleerde trend van een toename van het aantal ketenbedrijven en het verminderen van het aandeel van de lokale middenstand.

62. Het EIM heeft ook het aantal mutaties onderzocht. Daarbij maakt het EIM een

onderscheid naar expansie-mutaties (centra-uitbreidingen) en wisselingen in bezetting van bestaande panden. Hieruit blijkt dat het aandeel van Vendex-KBB met betrekking tot de expansie-mutaties gemeten in verkoopvloeroppervlak voor de jaren 1993-1998 gemiddeld [20-40%] bedroeg, terwijl de belangrijkste concurrenten gezamenlijk [40-60%] bereikten. Met betrekking tot andere wisselingen is het aandeel van partijen [0-20%] en dat van de belangrijkste concurrenten [30-50%]. Bij wisselingen in bestaande panden is het aandeel van partijen geringer, hetgeen verklaard kan worden door het feit dat partijen op deze locaties al over een voldoende vertegenwoordiging beschikken. Het hoge aandeel van partijen bij expansie-mutaties wijst erop dat partijen in staat zijn hun positie te continueren. 63. Een belangrijk punt van overweging is bovendien dat warenhuizen door de aanbieders op de vastgoedmarkt algemeen worden beschouwd als de trekkers van een winkelcentrum. Het onderzoeksbureau 'D&P Onderzoek en Advies' onderscheidt winkelketens naar

zogenoemde trekkers, A-subtrekkers en B-subtrekkers. De Bijenkorf, V&D, Hema en C&A vormen de trekkers. De groep van A-subtrekkers behelst in totaal 27 winkelketens, waarvan 7 in de handen van partijen zijn (Amici dames mode, Amici heren mode, Claudia Sträter, Hunkemöller, Kreymborg, M&S mode, Perry Sport), als de winkelketens die de grootste trekkersfunctie hebben. Dit betekent dat na de concentratie drie van de vier belangrijkste trekkers en een groot aantal A-subtrekkers in handen van partijen zijn

waardoor deze ook tegenover projectontwikkelaars en gemeenten in een nog betere positie zijn dan Vendex alleen al is om goede locaties voor hun overige winkelketens te verkrijgen. Een projectontwikkelaar zal zich zwaar geremd voelen om bepaalde wensen van zijn belangrijkste trekker af te wijzen. Omdat de winkelketen-portefeuille van partijen een groot aantal productassortimenten behelst, kunnen zij nagenoeg een winkelcentrum vullen met het soort winkels dat daar normaal gesproken wordt verwacht door de consument (met uitzondering van een drogisterij en een schoenenwinkel, hoewel partijen de daar gevoerde assortimenten in hun warenhuizen aanbieden). In ieder geval is het aannemelijk dat door de concentratie de toegang tot goede locaties voor met winkelketens van partijen

concurrerende aanbieders, moeilijker wordt.

(13)

64. Op grond van de bovenstaande overwegingen is het aannemelijk dat de toch al sterke positie van Vendex voor wat betreft de toegang tot A1-winkellocaties door de voorgenomen concentratie verder zal worden versterkt. De macht van de nieuwe entiteit ten opzichte van gemeenten, projectontwikkelaren e.d. zal hierdoor beduidend sterker worden en de

toetredingsbelemmeringen voor derden zullen aldus belangrijk hoger worden. Dit gegeven zal bij de beoordeling van de positie van partijen op de markten voor warenhuizen dan wel productassortimenten moeten worden meegewogen.

65. Naast deze locatieproblematiek zal ook rekening gehouden moeten worden met het feit dat Vendex en KBB na de concentratie gezamenlijk een groter aantal winkels met een groter aantal verschillende productassortimenten in hun portefeuille zullen hebben dan iedere andere detailhandelsonderneming in de non-food-sector in Nederland. Partijen zullen derhalve in hogere mate dan alle concurrenten in staat zijn hun aanbod te variëren, nieuwe trends te zetten, op het merendeel van de kopersgroepen in te spelen, concern-intern minder goed lopende onderdelen door kruissubsidies te steunen, promotie-acties te voeren e.d. Reeds nu werken beide concerns met klantentrouw-programma's (air miles, klantenkaart van De Bijenkorf). Door deze programma's te coördineren kunnen zij in hogere mate dan nu het voor klanten aantrekkelijk maken, voornamelijk in de winkels van het nieuwe concern te gaan winkelen. Tevens zullen partijen gezamenlijk een schaalgrootte bereiken die het voor hen mogelijk zou kunnen maken voordeliger dan hun Nederlandse concurrenten in te kopen doordat zij grotere hoeveelheden van de leveranciers afnemen. In hoeverre inkoopcombinaties als Intres en Euretco hier een tegenwicht kunnen vormen, moet nader worden onderzocht.

a) De markt voor warenhuizen

66. Hoewel er enkele andere warenhuizen bestaan naast de door partijen geëxploiteerde, hebben deze op nationaal niveau slechts een gering marktaandeel. Omdat beide partijen verreweg de twee belangrijkste exploitanten van warenhuizen in Nederland zijn, kan gesteld worden dat, als daadwerkelijk aangetoond kan worden dat sprake is van markten voor warenhuizen, de gecombineerde marktaandelen van partijen op deze markten, of ze nu als regionaal dan wel als nationaal gedefinieerd moeten worden, zo hoog zijn dat aannemelijk is dat door de concentratie machtsposities op deze markten dreigen te ontstaan.

67. De marktpositie van partijen op de markt voor warenhuizen wordt daarnaast , zoals hierboven al is beschreven, nog verder versterkt door hun positie met betrekking tot de toegang tot A1-winkellocaties.

b) De markten voor de productassortimenten

Inleiding

68. Partijen hebben aangegeven dat hun marktaandelen in de 6 door hen als te

onderzoeken productmarkten afgebakende productassortimenten als volgt verdeeld zijn:

(in %)

productassortimenten Vendex KBB totaal

1) dameskleding (0-20) (0-20) (...) 2) kinder- en babyartikelen (0-20) (5-25) (...) 3) ondergoed, nachtkleding, zwemkleding, kousen en sokken (5-25) (10-30) (...)

4) juweliersartikelen, sieraden, horloges en

(14)

Deze gegevens zijn volgens partijen gebaseerd op het Jaarboek Detailhandel 1997/1998 (EIM, Hoofdbedrijfschap Detailhandel). Uit het Jaarboek blijkt dat de gegevens over marktaandelen zijn gebaseerd op ramingen van het EIM. In bijlage 6.1(e)(1) van de melding hebben partijen op basis van het Jaarboek Detailhandel het marktvolume per productassortiment in waarde gecorrigeerd door de resultaten uit ander onderzoek (CBS-cijfers, NSS-data, eigen ramingen).

69. Zoals reeds bij de marktafbakening aangegeven, lijkt deze zeer brede benadering (grote productassortimenten, geen onderscheid naar prijsklassen of winkelvormen) om verschillende redenen geen adequaat beeld van de marktpositie van partijen te geven. Daarom wordt hieronder gekeken naar de markten voor de genoemde

productassortimenten met een onderverdeling naar de in punt 38 genoemde product- en prijssegmenten. Tevens moet rekening gehouden worden met de andere parameters voor de concurrentie in de non-food-detailhandel.

Martkaandelen (1) Dameskleding

70. Voor zover uitgegaan wordt van een afzonderlijke markt voor het grootwinkelbedrijf, blijkt uit het onderzoek door NSS dat in de verschillende productsegmenten de

marktaandelen van partijen per segment liggen tussen [10-30%] (lange broeken) en [40-60%] (joggingpakken). Bij een verdere uitsplitsing naar drie prijsklassen liggen de

marktaandelen tussen [10-30%](in de hoogste prijsklasse voor lange broeken) en [50-70%] (in de middelste prijsklasse voor sportshirts).

71. De grootste concurrenten op deze markt zijn C&A en Miss Etam, in de segmenten voor sportkleding Intersport en de textielsupermarkt Favoriet. Over het algemeen is het

marktaandeel van deze ondernemingen per productgroep en prijsklasse kleiner dan dat van partijen. Enkel in de middelste prijsklasse voor twee- of meerdelige combinaties hebben partijen een gezamenlijk aandeel van [10-30%], terwijl C&A en Miss Etam een sterkere positie bereiken. Te noemen overige spelers zijn Hennes&Mauritz (in enkele segmenten tot de 10%) en Peek&Cloppenburg (in alle segmenten minder dan 5%). De overige aanbieders hebben een marktaandeel van onder de 4%, waarbij de grootste groep van aanbieders onder de 2% ligt.

72. In het verleden zijn op de markt voor de detailhandel voor dameskleding enkele winkelketens toegetreden, waarvan de belangrijkste Hennes&Mauritz (39 vestigingen) is. Dit is de enige speler, die tot nu toe noemenswaardige marktaandelen op nationaal niveau heeft bereikt.

73. Vooralsnog lijkt op basis van de marktaandelen van partijen op de markt voor de detailhandel voor dameskleding ook na de concentratie voldoende concurrentie over te blijven, zelfs als alleen naar het grootwinkelbedrijf wordt gekeken. Voor zover de omzet van lokale aanbieders meegerekend wordt in het marktvolume, ligt het marktaandeel van partijen tussen [5-25%]. Bij deze benadering kan derhalve eveneens worden

geconcludeerd dat na de concentratie voldoende concurrentie overblijft. Ook als de positie van partijen met betrekking tot de toegang tot A1-locaties wordt meegewogen, lijkt op deze markt vooralsnog geen sprake van het ontstaan van een machtspositie gelet op het aantal al op de markt aanwezige sterke concurrenten uit het grootwinkelbedrijf.

klokken

5) lederwaren (0-20) (0-20) (...)

(15)

(2) Baby-artikelen (onder twee jaar)

74. Vendex en KBB komen hier met de omzetten in hun warenhuizen en in hun

speciaalzaken Prenatal en Kien op een gezamenlijk marktaandeel van [40-60], voorzover uitgegaan wordt van een afzonderlijke markt voor het grootwinkelbedrijf. In de drie prijsklassen liggen hun marktaandelen tussen de [30-50%] (laag) en de [40-60%] (hoog). Daarmee zijn partijen gezamenlijk de grootste aanbieder voor wat betreft baby-artikelen. De grootste concurrenten zijn C&A (minder dan 20% in de hoogste prijsklasse),

Hennes&Mauritz (minder dan 15% in de hoogste prijsklasse) en Zeeman Textiel Supers (minder dan 35% in de laagste prijsklasse). Alle overige aanbieders (met uitzondering van Peek&Cloppenburg met minder dan 10% in de hoogste prijsklasse) hebben een

marktaandeel van minder dan 5%. In de middelste prijsklasse worden partijen gevolgd door Zeeman, met minder dan 15%. De enige toetreder van belang in de afgelopen jaren is Hennes&Mauritz geweest.

75. Gezien het feit dat partijen in alle prijssegmenten marktleider zijn en in de middelste prijsklasse geen grote concurrent actief is, zijn er redenen om aan te nemen dat op de markt voor baby-artikelen door de voorgenomen concentratie een machtspositie kan ontstaan, die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

76. Indien het grootwinkelbedrijf niet als een aparte markt wordt beschouwd, bereiken partijen een gezamenlijk marktaandeel van rond de [20-40%]. Door de concentratie zullen de twee grootste aanbieders op de markt samengaan. De grootste concurrenten blijven Zeeman en Hennes&Mauritz met ieder een marktaandeel van rond de [0-20%]. Alle overige concurrenten hebben maar zeer kleine marktaandelen. Bij een uitsplitsing naar prijsklassen blijkt alleen in de laagste prijsklasse Zeeman met een marktaandeel van rond de [15-35%] een vrij sterke positie te hebben. Ook als de afzet van de lokale winkels wordt

meegerekend, verandert het beeld van de onderlinge marktverhoudingen van de grootste marktspelers niet. Partijen blijven met afstand de grootste aanbieder en het grootste deel van de aanbieders bereikt maar zeer geringe marktaandelen. Derhalve zijn er ook bij deze benadering redenen om aan te nemen dat op de markt voor de detailhandel voor baby-artikelen een machtspositie kan ontstaan die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

77. Ongeacht of wordt gekeken naar het grootwinkelbedrijf dan wel naar alle aanbieders van babyartikelen, in beide gevallen wordt de conclusie dat door de concentratie een machtspositie kan ontstaan verder versterkt door de positie van partijen met betrekking tot de toegang tot A1-locaties.

(3) Dameslingerie

78. Bij beha's, onderbroeken en nachtkleding/ochtendjassen bereiken partijen gezamenlijk een marktaandeel van [45-65%], voorzover uitgegaan wordt van een afzonderlijke markt voor het grootwinkelbedrijf. In enkele prijsklassen is het aandeel echter nog hoger, bijvoorbeeld bij beha's in de middelste prijsklasse met rond de [60-80%]. In de laagste prijsklasse voor onderbroeken, hemden en nachtkleding/ochtendjassen ligt hun marktaandeel respectievelijk rond de [20-40%].

79. Bij de belangrijkste concurrenten is een duidelijke uitsplitsing van het aanbod naar prijsklassen te zien. In de laagste prijsklasse is de textielsupermarkt Zeeman naast partijen de grootste aanbieder, bij onderbroeken en hemden zelfs groter dan partijen. In de hoogste prijsklasse is de speciaalzaak Livera met een marktaandeel tussen de [15-35%] na partijen de grootste aanbieder. Alle overige concurrenten komen niet boven de 5% in de

respectievelijke productsegmenten en prijsklassen (met uitzondering van Scholten Textiel in de laagste prijsklas voor hemden).

80. Aangezien de sterke positie van partijen met name in de middelste en hoogste

(16)

de hoogste prijsklasse, met Livera, één serieuze concurrent overblijft, terwijl alle overige aanbieders zéér geringe marktaandelen bereiken, zijn er redenen om aan te nemen dat op de markt voor dameslingerie een machtspositie kan ontstaan die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

81. Indien het grootwinkelbedrijf niet als aparte markt wordt beschouwd, bereiken partijen gezamenlijk een marktaandeel van [25-45%]. Ook hier zullen door de concentratie de twee grootste aanbieders worden samengevoegd. De concurrenten Livera en Zeeman bereiken een marktaandeel van [0-20%] respectievelijk [> 5%]. Livera is alleen sterk in de hoogste prijsklasse [10-30%] en Zeeman voornamelijk in de laagste prijsklasse [10-30 %]. Derhalve verandert ook op deze markt het beeld van de onderlinge marktverhoudingen van de grootste marktspelers niet als de afzet van de lokale winkels wordt meegerekend. Partijen blijven met afstand de grootste aanbieder en het grootste deel van de overige aanbieders bereikt maar zeer geringe marktaandelen. Derhalve zijn er ook bij deze benadering redenen om aan te nemen dat op de markt voor de detailhandel voor dameslingerie een machtspositie kan ontstaan die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

82. Ongeacht of wordt gekeken naar het grootwinkelbedrijf dan wel naar alle aanbieders van dameslingerie, in beide gevallen wordt de conclusie dat door de concentratie een machtspositie kan ontstaan, verder versterkt door de positie van partijen met betrekking tot de toegang tot A1-locaties.

(4) Juweliersartikelen, sieraden, horloges en klokken

83. Hoewel met betrekking tot dit productassortiment een benadering op regionaal niveau zou moeten plaatsvinden, zijn hiervoor tot nu toe geen gegevens beschikbaar. Omdat de beide bij de voorgenomen concentratie betrokken partijen zelf wel in alle regio's met vestigingen vertegenwoordigd zijn, wordt vooralsnog ook hier naar het nationale niveau gekeken.

84. Vendex en KBB worden voor wat betreft edelmetaal-artikelen en

horloges/klokken/wekkers in alle prijsklassen met afstand de grootste aanbieder. Uit het NSS-onderzoek blijkt dat alle ketens die op nationaal niveau in deze segmenten met een marktaandeel boven de 1% actief zijn, door de voorgenomen concentratie worden samengevoegd (naast de warenhuizen de Vendex-ketens Kijkshop, Luigi Lucardi, Siebel en Schaap & Citroen). De overige afzetkanalen zijn voor de hoogste prijsklasse lokale juweliers- en horlogezaken en voor de laagste prijsklasse, naast deze speciaalzaken, ook nog de ambulante handel. De marktaandelen van de aanbieders in deze afzetkanalen zijn op nationaal niveau niet in cijfers uit te drukken.

85. Het aandeel van partijen van de totale omzet is met name sterk in het productsegment horloges/klokken/wekkers, waar zij in de laagste dan wel middelste prijsklasse een gezamenlijk aandeel hebben van rond de [30-50%] dan wel de [40-60%]. Bij edelmetalen ligt hun aandeel rond de [20-40%] in de laagste en middelste prijsklasse. Minder sterk is hun positie bij niet-edelmetalen met een aandeel tussen de [<20%] en de [<20%].

86. Partijen hebben Twinkle genoemd als de enige toetreder tot de markt. Twinkle is een franchiseformule waarbij 10 franchisenemers zijn aangesloten. Het is niet duidelijk in hoeverre deze franchisenemers voor hun aansluiting al als zelfstandige ondernemer actief waren op deze markt. Dit moet nader worden uitgezocht.

(17)

vooral gelet op het feit dat partijen na de concentratie bijna alle winkelketens in hun bezit hebben. Dit moet nader worden onderzocht.

(5) Lederwaren

88. Hoewel met betrekking tot dit productassortiment een benadering op regionaal niveau zou moeten plaatsvinden, zijn hiervoor tot nu toe geen gegevens beschikbaar. Omdat de beide bij de voorgenomen concentratie betrokken partijen zelf wel in alle regio's met vestigingen vertegenwoordigd zijn, wordt vooralsnog ook hier naar het nationale niveau gekeken.

89. Ook bij lederwaren zullen door de voorgenomen concentratie de enige op nationaal niveau relevante aanbieders worden samengevoegd (naast de drie warenhuizen de speciaalzaken Kijkshop en Scapino). Evenals bij juweliersartikelen zijn de overige afzetkanalen voor de hoogste prijsklasse lokale lederwarenzaken en voor de laagste prijsklasse naast deze speciaalzaken de ambulante handel. Partijen bereiken in de drie prijsklassen een aandeel van de totale omzet van respectievelijk [10-30%] (laag), [20-40%] (midden) en [15-35%] (hoog).

90. Gezien de zeer gefragmenteerde concurrentie kan niet worden uitgesloten dat door de voorgenomen concentratie op bepaalde lokale markten een machtspositie ontstaat die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. Deze conclusie wordt verder versterkt door de positie van partijen met betrekking tot de toegang tot A1-locaties, vooral gelet op het feit dat partijen na de concentratie bijna alle winkelketens in deze markt in hun bezit hebben. Dit moet nader worden onderzocht.

(6) Overige productassortimenten

91. Voor wat betreft de overige productassortimenten kan vooralsnog niet worden uitgesloten dat mede door de positie van partijen met betrekking tot de toegang tot A1-locaties door de concentratie machtsposities zullen ontstaan die tot gevolg hebben dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

d. Conclusie

d.1 Conclusies voor de onderzochte markten

92. Voorzover kan worden uitgegaan van lokale markten voor warenhuizen zijn er redenen om aan te nemen dat door de voorgenomen concentratie machtsposities kunnen ontstaan die tot gevolg hebben dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

93. Voorzover uitgegaan wordt van lokale markten voor bovengenoemde

productassortimenten kan, gezien de sterke positie van partijen op de markten voor de productassortimenten babyartikelen en dameslingerie en mede in verband met de

bovengenoemde algemene concurrentievoordelen van partijen, worden geconcludeerd dat er redenen zijn om aan te nemen dat op deze markten machtsposities van partijen kunnen ontstaan die tot gevolg hebben dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

94. Voor de beoordeling van de situatie op de markten voor

(18)

bovengenoemde algemene concurrentievoordelen van partijen niet worden uitgesloten dat door de voorgenomen concentratie op bepaalde lokale markten een machtspositie ontstaat die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

95. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat door de concentratie op de markt voor dameskleding een machtspositie zal ontstaan, gezien de sterke positie van de twee grote concurrenten C&A en Miss Etam.

d.2. Conclusies voor de nog niet onderzochte markten voor productassortimenten

96. Zoals reeds onder punt 91 is aangegeven kan vooralsnog niet worden uitgesloten dat mede door de positie van partijen met betrekking tot de toegang tot A1-locaties

machtsposities zullen ontstaan die tot gevolg hebben dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. Hiervoor moet verder worden onderzocht hoe de markten voor deze productassortimenten precies moeten worden afgebakend en welke segmenten nader moeten worden

onderzocht.

d.3 Conclusies voor de positie van partijen op het gebied van A1-locaties

97. In verband met de grote betekenis die de toegang tot locaties voor de non-food-detailhandel heeft, zoals blijkt uit de punten 48 tot 64 en de vele reacties van concurrenten met betrekking tot dit aspect, moet verder worden onderzocht in hoeverre er sprake is van afzonderlijke markten voor A1-locaties en in hoeverre door de voorgenomen concentratie op deze markten machtsposities van partijen ontstaan of worden versterkt, die tot gevolg hebben dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

VI. CONCLUSIE

98. Na onderzoek van deze melding, is de directeur-generaal van de Nederlandse

mededingingsautoriteit tot de slotsom gekomen dat hij redenen heeft om aan te nemen dat als gevolg van de concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

99. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie een vergunning is vereist.

100. Voor zover dit besluit meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over feiten of omstandigheden die van belang zijn voor de beslissing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 41 van de Mededingingswet, heeft dit oordeel naar zijn aard een voorlopig karakter en bindt dit de directeur-generaal niet bij zijn beslissing op die aanvraag.

Datum: 22 juni 1998

w.g. A.W. Kist

(19)

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam.

terug

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij een ruimere geografische markt dan Nederland zullen partijen met meer concurrenten geconfronteerd worden en zal hun gecombineerde marktaandeel ten gevolge van de

Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een

Voor het overige kan in het midden blijven of er productmarkten moeten worden onderscheiden die zich uitstrekken tot buiten het gebied van de automatisering van ziekenhuizen

Partijen gaan uit van één markt voor de productie en verkoop van voer voor vissen die worden gekweekt voor consumptie (&#34;consumptie-vis&#34;).. Voor de productie van voer voor

Ingram houdt zich in Europa uitsluitend bezig met de distributie op groothandelsniveau van technologische producten, waaronder computer hard- en software, terwijl het over te

Indien de activiteiten van A-line en van Tulip tot dezelfde markt zouden behoren, bestaat geen gevaar voor het ontstaan of versterken van een machtspositie, die tot gevolg heeft

Deze markt is volgens partijen onder te verdelen in de volgende deelmarkten: betonelementen voor vrijdragende systeemvloeren, bouwelementen voor betonconstructies, betontegels en

Op 29 mei 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen waarin is medegedeeld dat een onderdeel van de Brokking de Heus Groep