Scheikunde
Marc Bremer
mwabremer@hhs.nl
Indeling atomen
1. Metalen.
2. Niet-metalen
Metalen zijn stoffen die graag een paar elektronen willen afstaan.
Niet-metalen zijn stoffen die er graag
een paar elektronen bij willen.
Ion
Een ion is een atoom dat elektronen heeft opgenomen of afgestaan.
Voorbeelden:
O 2- heeft 2 elektronen opgenomen F - heeft 1 elektron opgenomen
K + heeft 1 elektron afgestaan
Ca 2+ heeft 2 elektonen afgestaan
Typen ionen
Kation = een postief ion, dat dus een elektron heeft afgestaan
Anion = een negatief ion, dat dus een
elektron heeft opgenomen
Samenvoegen atomen
Atomen klitten aan elkaar en vormen kleine of grotere ‘klompjes’:
1. Metalen: Metalen
2. Niet-metalen: Moleculen
3. Mix metalen en niet-metalen: Zouten
(vinden we terug in apparatuur)
(vinden we terug opgelost in lichaamsvloeistoffen)
(vinden we terug in de huid)
Chemische reacties
2 NaCl + 2 H 2 O H 2 + Cl 2 + 2 NaOH
1. Voor de pijl staan de stoffen waar je mee begint
2. Na de pijl staan de stoffen waar je mee eindigt
O H
H O
Na H Cl
Na Cl
H
O H O
H Cl Na
Na Cl
H H
Wat moet je kunnen ?
2 NaCl + 2 H
2O H
2+ Cl
2+ 2 NaOH
Tellen: Staan er voor en na de pijl evenveel atomen ?
Ja !
1. 2 O-atomen 2. 2 Ba-atomen
O H
H O
Na H Cl
Na Cl
H
O H O
H Cl Na
Na Cl
H H
Wat moet je kunnen ?
2 NaCl + 2 H 2 O 2H + Cl 2 + 2 NaOH
Elementen controleren:
Wordt de regel van Claire goed toegepast ? Nee !
1. 2H moet H 2 zijn 2. 2 O moet O 2 zijn
O H
H O
Na H Cl
Na Cl
H
O H O
H Cl Na
Na Cl
H H
Chemische reacties
Wat gebeurt er bij een reactie ? 1. De deeltjes botsen
3. De stukken vormen andere deeltjes
2. De deeltjes breken in stukken
Chemische reacties
Bij een hogere temperatuur bewegen deeltjes sneller.
Gevolgen:
1. De deeltjes komen eerder andere deeltjes tegen
2. De botsingen zijn heftiger, waardoor de deeltjes eerder in stukken breken
Conclusie:
Bij een hogere temperatuur verloopt een
chemische reactie beter
Chemische reacties
Het aantal deeltjes dat die stof per liter van die stof bevat.
Concentratie:
Hoog Laag
Chemische reacties
Dezelfde hoeveelheid medicijn zal bij een baby een veel hogere concentratie in het bloed hebben dan bij een volwassene.
Hoog Laag
Chemische reacties
Gevolgen:
Bij een hoge concentratie komen de deeltjes eerder andere deeltjes tegen Conclusie:
Bij een hogere concentratie verloopt een
chemische reactie beter
Chemische reacties
Stof die een reactie versnelt zonder zelf verbruikt te worden Katalysator =
In het lichaam vervullen enzymen de rol van katalysatoren.
http://www.youtube.com/watch?v=TLr7_2w nIXU&feature=related
(0-12 sec en vanaf 1:15)
Zuur = een stof die een H
+-ion afstaat
Zuren en basen
Base = een stof die een H
+-ion opneemt
Sterk zuur = een stof die ALTIJD een H
+-ion afstaat
Sterke base = een stof die ALTIJD een H
+-ion opneemt Zwak zuur = een stof die SOMS een H
+-ion afstaat
Zwakke base = een stof die SOMS een H
+-ion opneemt
Voorbeeld zuur (koolzuur)
C O
O
O
H
H
Voorbeeld base (ammoniak)
N H
H
H
H
Zure oplossing
Cl
H
H
H H
H
Zure oplossing = oplossing die heel veel H
+-ionen bevat
Cl
Cl
Cl
Cl
Zure oplossing
H
H
H H
H
Cl
Cl
Cl
Cl
Cl
pH (=zuurgraad)
Indicatoren
Stukjes papier (of vloeistof) die bij een
andere zuurgraad een andere kleur krijgen.
Zweet
Wat is ongeveer de pH van zweet ? We gebruiken:
1.Methyloranje: wordt geel: pH groter dan 4,5 2.Lakmoes: wordt helroze: pH kleiner dan 5,5 Conclusie:
Dit zweet heeft een zuurgraad (pH) tussen
de 4,5 en de 5,5.
Buffer
Belangrijke voorbeelden: het bloed en de huid Het is moeilijk de zuurgraad van het bloed of de huid te veranderen
Ook als je er een klein beetje van een sterk
zuur of base aan toevoegd.
Buffer
Oorzaak: het bloed bevat al grote
hoeveelheden zwak zuur en zwakke base.
Die kunnen het toegevoegde sterke
zuur of sterke base neutraliseren
Oplossing
Oplossing = Vloeistof (‘oplosmiddel’) waarin een andere stof (‘opgeloste stof’) is verdeeld
2 belangrijke oplosmiddelen:
1.Water
2.Olie
Polaire stoffen
Stoffen met een positief geladen kant en een negatief geladen kant.
Heel belangrijk voorbeeld: water !
‘Kleine magneetjes’
Polaire stoffen
Polaire stoffen worden tot elkaar aangetrokken, en zitten dus dicht bij
elkaar
Apolaire stoffen
Stoffen zonder een positief geladen kant en een negatief geladen kant.
Heel belangrijk voorbeeld: olieën !
Apolaire stoffen
Apolaire stoffen worden naar elkaar
toegedreven, en zitten dus ook dicht bij elkaar
Oplossen
1. Polaire (‘waterige’) stoffen lossen goed op in het polaire water. Daarom
noemen we ze hydrofiel.
2. Apolaire (‘vetachtige’) stoffen lossen
goed op in de apolaire olieën. Daarom
noemen we ze hydrofoob.
Hard water
Mg2+
Ca2+
Mg2+
Ca2+
Mg2+
Ca2+
Mg2+
Ca2+
Fe3+
Fe3+
Mg2+
Ca2+