• No results found

Rubriek: Behandelen en Straffen - d. Straftoemeting [DD 2019/37]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rubriek: Behandelen en Straffen - d. Straftoemeting [DD 2019/37]"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

d.

Straftoemeting

1. Inleiding

Deze rubriek bestaat uit de vaste onder-delen. Ten eerste wordt een selectie van rechterlijke uitspraken besproken. We ver-volgen de rubriek met een overzicht van de wijzigingen in de landelijke oriëntatiepun-ten voor straftoemeting en OM-richtlijnen voor strafvordering die het afgelopen jaar zijn gepubliceerd, waarna we afsluiten met een signalering van enkele interessante wetsvoorstellen en publicaties.

2. Rechtspraak

(2)

Sinds deze uitspraak van de Hoge Raad is de levenslange gevangenisstraf dan ook een alweer aantal keren geëist, opgelegd of is de oplegging ervan bevestigd, zoals in de uitspraken in het zogenaamde liqui-datieproces Passage (ECLI:NL:HR:2019:601, 602, 603) en de Drentse roofmoorden (ECLI:NL:HR:2019:718). Daar waar twijfel was over de verenigbaarheid van de Neder-landse praktijk met de eisen die het EHRM stelt aan (de tenuitvoerlegging van) deze sanctie, lijk deze met deze uitspraak van de Hoge Raad te zijn weggenomen en is er in die zin dus geen belemmering meer voor het opleggen ervan. Deze ontwikke-ling brengt ons ertoe deze keer drie uit-spraken (kort) te bespreken die betrekking hebben op de levenslange gevangenisstraf en de vraag of inzichten die hierover tot nu toe zijn uitgesproken moeten worden aangepast. Allereerst de vraag over de ver-enigbaarheid van de levenslange gevan-genisstraf met de maatregel van terbe-schikkingstelling. In de zaak van de moord op Anne Faber ziet de Rechtbank Midden Nederland in de recente ontwikkelingen (nog) geen aanleiding om deze combinatie-mogelijkheden opnieuw tegen het licht te houden (ECLI:NL:RBMNE:2018:3330):

“Op basis van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan de maatregel van terbeschik-kingstelling met dwangverpleging alleen samen worden opgelegd met een tijdelijke gevangenisstraf en dus niet samen met een levenslange gevangenisstraf. Op grond van artikel 10, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht kan een tijdelijke gevangenisstraf niet hoger zijn dan dertig jaar. Gezien al het-geen de rechtbank hiervoor heeft overwogen zal zij dit dan ook als uitgangspunt nemen.” Dit was mede reden om in deze zaak een lange tijdelijke gevangenisstraf van 28 jaar op te leggen in combinatie met de tbs-maatregel, met de motivering:

‘Dit is enerzijds gestoeld op de wens om ver-dachte zo lang mogelijk uit de maatschappij

te houden en anderzijds, gezien het feit dat de kans bestaat dat verdachte op enig moment in die maatschappij zal terugkeren, er in ieder geval voor te zorgen dat die terugkeer niet plaatsvindt zonder dat verdachte eerst intensief is behandeld.’

In de uitspraak van de overleverings-kamer van de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2018:8155) stond de vraag centraal in hoeverre gevolg moet worden gegeven aan een Europees Aanhoudings-bevel uit Polen, als de opgeëiste persoon een levenslange gevangenisstraf boven het hoofd hangt en onduidelijk is of de tenuit-voerlegging daarvan voldoet aan de eisen die het EHRM daaraan stelt. Zo zou uit de informatie die daarover wordt gegeven vanuit Polen kunnen worden afgeleid dat daaraan niet wordt voldaan:

‘De rechtbank begrijpt uit de door de Poolse uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie dat indien de opgeëiste persoon tot een levenslange gevangenisstraf wordt veroordeeld, hem enkel direct na het onher-roepelijk worden van het vonnis, de moge-lijkheid van gratie ter beschikking staat.’ Zo lang daarover onduidelijkheid bestaat is de rechtbank wordt geen uitspraak gedaan op het verzoek. Deze uitspraak laat zien dat het niet voldoen aan de eisen die het EHRM ook in de rechtshulp binnen de lidstaten grote invloed kan hebben. In die zin is de laatste, door ons hier gesignaleerde uit-spraak interessant.

(3)

vraag of de oplegging dan wel de verdere tenuitvoerlegging verenigbaar is met art. 3 EVRM.’ In dat licht attenderen we u graag op de uitspraak van de beroepscommissie van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (RSJ) van 9 januari 2019 (R18/1758/GV), waaruit blijkt dat het Adviescollege Levenslanggestraften voort-varend van start is gegaan, maar ook dui-delijk wordt hoe de Minister voor Rechts-bescherming omgaat met de adviezen van het college en de belangen – met name die van de slachtoffers – anders lijkt te wegen. Het betreft hier de zaak van een levenslang-gestrafte die reeds vele malen verlof heeft aangevraagd teneinde te kunnen aantonen dat hij voldoende is voorbereid om terug te keren in de samenleving en daarmee een reële kans te maken dat zijn gratieverzoek wordt gehonoreerd. Hoewel het advies-college positief heeft geadviseerd op een verzoek tot incidenteel verlof, weigert de minister toestemming te geven tot dit ver-lof. Het beroep tegen deze weigering wordt door de RSJ gegrond verklaard met de vol-gende overweging:

“De beroepscommissie benadrukt opnieuw dat zij het van belang acht dat klager op verlof kan in het kader van zijn re-integratie, zodat een juiste afweging kan worden gemaakt bij klagers gratieverzoek.

(…)

Ten aanzien van de belangen van de slacht-offers en nabestaanden blijkt uit het dossier het volgende. Uit het advies van het Advies-college van 14 maart 2018 volgt dat de slacht-offers en nabestaanden niet met klager in gesprek wensen te gaan. Klager is bereid met hen te spreken en spijt te betuigen. De slacht-offers en nabestaanden hebben via Slachtof-ferhulp Nederland laten weten geen behoefte te hebben door het Adviescollege te worden gehoord. Eén nabestaande heeft tijdens het onderzoek van Slachtofferhulp Nederland in februari 2017 te kennen gegeven dat het nu goed met hem gaat, maar dat hij het zwaar heeft gehad in de periode na het gepleegde delict. Hij stelt dat klager niet geestelijk

ge-zond is en gedetineerd moet blijven. Hij is er tijdens het strafproces vanuit gegaan dat klager nooit meer zou vrijkomen en hij heeft er moeite mee dat klager nooit spijt heeft be-tuigd. Een andere nabestaande heeft te ken-nen gegeven dat het goed met haar gaat en dat zij de aanslag op haar ouders goed ver-werkt heeft. Klager mag wat haar betreft niet vrijkomen. Een derde persoon, een slacht-offer van het door klager gepleegde delict, heeft in het jaar na het delict last van fysieke en mentale problemen gehad. Zij hoopt ener-zijds dat klager opgesloten blijft, anderener-zijds vindt zij dat klager een tweede kans verdient. Alle drie willen geen contact met klager en hebben hun twijfels bij een gebiedsverbod, omdat dan bij klager bekend is waar zij wo-nen en dit hun een onveilig gevoel geeft. Het Adviescollege adviseert klager in aanmerking te laten komen voor verlofverlening, nu geen andere argumenten zijn aangevoerd dan het grote leed dat de slachtoffers moeten dragen. Voornoemde omstandigheden zijn onvol-doende zwaarwegend om tot het oordeel te komen dat de belangen van de slachtoffers en nabestaanden dienen te prevaleren boven het belang van klager bij verlofverlening, mede gelet op het feit dat eerdere verloven goed zijn verlopen. Gelet op voornoemde omstan-digheden moet de beslissing van de Minister, bij afweging van de in aanmerking komende belangen, dan ook als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.”

3. Landelijke oriëntatiepunten en richtlijnen voor strafvordering

(4)

- Aanwijzing kader voor strafvordering meerderjarigen, per 1 april 2019, Stcrt. 2019, 14890;

- Aanwijzing discriminatie, per 1 januari 2019, Stcrt. 2018, 68988;

- Aanwijzing OM-strafbeschikking, per 1 januari 2019, Stcrt. 2018, 67767;

- Aanwijzing binnenvaart, per 1 juni 2018, Stcrt. 2018, 28169;

- Aanwijzing handhaving telecommuni-catiewet (Hoofdstukken 3 en 10), per 1 mei 2018, Stcrt. 2018, 18427.

- Richtlijn voor strafvordering mobiel banditisme, per 1 mei 2019, Stcrt. 2019, 21933;

- Richtlijn voor strafvordering opiumwet, harddrugs, per 1 mei 2019, Stcrt. 2019, 21932;

- Richtlijn voor strafvordering zware mis-handeling, per 1 april 2019, Stcrt. 2019, 14887;

- Richtlijn voor strafvordering poging zware mishandeling, per 1 april 2019, Stcrt. 2019, 14886;

- Richtlijn voor strafvordering mishande-ling, per 1 april 2019, Stcrt. 2019, 14883; - Richtlijn voor strafvordering bedrei-ging, per 1 april 2019, Stcrt. 2019, 14881; - Richtlijn voor strafvordering belediging,

per 1 april 2019, Stcrt. 2019, 14880; - Richtlijn voor strafvordering smaad(schrift)

en lasterlijke aanklacht, per 1 april 2019, Stcrt. 2019, 14879;

- Richtlijn voor strafvordering openlijke geweldpleging, per 1 april 2019, Stcrt. 2019, 14876;

- Richtlijn voor strafvordering Telecom-municatiewet, per 1 april 2019, Stcrt. 2018, 67906;

- Richtlijn voor strafvordering poging doodslag, 29 maart 2019, Stcrt. 2019, 14882;

- Richtlijn voor strafvordering oplichting, per 1 maart 2019, Stcrt. 2019, 10294; - Richtlijn voor Strafvordering Wet

weg-vervoer goederen, per 1 januari 2019, Stcrt. 2018, 67910. Rectificatie: 2 janu-ari 2019, Stcrt. 2018, 67910;

- Richtlijn voor strafvordering strafrech-telijke aansprakelijkheid voor de aan-voer van niet of onjuist gedocumenteer-de vreemgedocumenteer-delingen, per 1 januari 2019, Stcrt. 2018, 67908;

- Richtlijn voor strafvordering vliegen onder invloed, per 1 januari 2019, Stcrt. 2018, 67907. Rectificatie: 11 februari 2019, Stcrt. 2018, 67907;

- Richtlijn voor Strafvordering Binnen-vaart, per 1 januari 2019, Stcrt. 2018, 67905;

- Richtlijn voor strafvordering Wet ver-voer gevaarlijke stoffen ten aanzien van vervoer over de weg, per 1 januari 2019, Stcrt. 2018, 67901;

- Richtlijn voor strafvordering feitgeco-deerde misdrijven en overtredingen, per 1 januari 2019, Stcrt. 2018, 67769; - Richtlijn voor strafvordering wet

per-sonenvervoer 2000, per 1 januari 2019, Stcrt. 2018, 67904;

- Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs, per 1 september 2018, Stcrt. 2018, 47866;

- Richtlijn voor strafvordering lucht-vaartwetgeving, per 1 juli 2018, Stcrt. 2018, 34142

- Richtlijn voor strafvordering (winkel) diefstal/verduistering al dan niet met geweld, per 1 juli 2018, Stcrt. 2018, 34141;

- Richtlijn voor strafvordering verduis-tering in dienstbetrekking, per 1 juli 2018, Stcrt. 2018, 34140;

- Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief straf-maten Halt, per 1 juni 2018, Stcrt. 2018, 29497;

- Richtlijn voor strafvordering ram- en plofkraken, per 1 mei 2018, Stcrt. 2018, 22863;

- Richtlijn voor strafvordering telecom-municatiewet, per 1 mei 2018, Stcrt. 2018, 18592.

4. Wetsvoorstellen

(5)

interessante of opmerkelijke wetsvoorstel-len:

- Wetsvoorstel ‘Straffen en beschermen’ (Kamerstukken 35122), waarbij de voor-waardelijke invrijheidstelling afhan-kelijk wordt van het gedrag van de ge-detineerde en maximaal 2 jaar voor het einde van de straf in kan gaan.

- Wetsvoorstel ‘Herwaardering straf-baarstelling actuele delictsvormen’ (Ka-merstukken 35080), waarmee wettelijke strafmaxima voor een aantal delicten worden verhoogd om actuele fenome-nen beter te kunfenome-nen bestrijden.

- Wetsvoorstel ‘Aanscherping strafrech-telijke aansprakelijkheid ernstige ver-keersdelicten’ (Kamerstukken 35086), waarmee de strafmaxima van enkele ernstige verkeersdelicten worden ver-hoogd.

- Wetsvoorstel ‘Hoge minimumstraffen’ (Kamerstukken 34846), waarmee wordt beoogd om voor bepaalde gewelds- en zedendelicten hoge minimumstraffen in te voeren en de misdrijven waarbij levenslang kan worden opgelegd uit te breiden.

5. Publicaties

Er is het afgelopen jaar een aantal studies verschenen dat voor de straftoemeting in-teressante materie bevat. In juli 2018 ver-scheen het rapport Evaluatie Wvs & Wvm door W. Smit e.a. (Den Haag: Regioplan 2018), waarin de toepassing is geëvalueerd van de nieuwe sanctiemogelijkheden die in 2012 zijn geïntroduceerd met de Wet voor-waardelijke sancties (Wvs) en de Wet rech-terlijke vrijheidsbeperkende maatregelen (Wvm). Op basis van geregistreerde data van de reclassering en het Centraal Jus-titieel Incassobureau en op basis van inter-views met onder andere acht officieren van justitie en vier rechters, wordt geconclu-deerd dat de Wvs heeft geleid tot een ver-betering in de uitvoeringspraktijk doordat bijzondere voorwaarden concreter en uni-former worden geformuleerd en dat de Wvs voorziet in de behoefte aan maatwerk.

Verruiming van de proeftijd en elektro-nisch toezicht blijken echter relatief weinig te worden toegepast, vanwege de ervaren spanning met proportioneel straffen. De toepassing van de vrijheidsbeperkende maatregelen verschilt per arrondissement. De meerwaarde van de Wvm wordt niet door iedereen gezien, wellicht vanwege de relatieve onbekendheid van de sanctiemo-gelijkheid.

In de Vijftien jaar weigerende verdachten in het Pro Justitia onderzoek. Prevalentie, infor-matiebehoefte officieren van justitie en rech-ters, en afdoeningen door de rechter uitge-voerd door M.H. Nagtegaal (Cahier 2018-15, Den Haag: WODC 2018) is de afdoening van zaken met weigerende observandi onder-zocht. Op basis van dossieronderzoek en in-terviews met vijftien rechters concludeert Nagtegaal dat in eerste aanleg aan 24% van de weigerende observandi een tbs-maat-regel wordt opgelegd, aan 9% een andere behandeling en aan 66% een gevangenis-straf. Niet alle rechters bleken te weten dat een tbs-maatregel kan worden opgelegd bij het ontbreken van de conclusie over de stoornis en het advies over een maatregel. Rechters stellen vooral zelf de stoornis vast, indien sprake is van een langdurig patroon van problemen of stoornissen, dat niet ade-quaat is behandeld. Daarnaast is de beslis-sing van rechter om tbs op te leggen aan een weigerende verdachte vooral gebaseerd op eerdere gedragskundige rapportages en op het recidivegevaar, zo blijkt uit dit onder-zoek.

(6)

de zaken na verzet wordt vrijgesproken. In de verzet-zaken waarin de rechter een straf oplegt, is deze vaak lichter dan de sanctie die werd opgelegd door middel van de straf-beschikking, mogelijk vanwege verschillen tussen de strafvorderingsrichtlijnen van het openbaar ministerie en de LOVS-oriën-tatiepunten en vanwege het ontbreken van een voorwaardelijke sanctiemodaliteit in de strafbeschikkingsregeling. De strafbe-schikking werd ook onderzocht door Van Tulder en Sicking (‘Buiten de rechter om’, JV 2018, 4, p. 9-27). Zij vonden dat 25% tot 30% van de verzetszaken eindigt in vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging. In nog eens 60% wordt een minder zware straf opge-legd. Zie hierover ook het (vervolg)rapport van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad ‘Wordt vervolgd: beproefd verzet’ (2019). Ter afsluiting van deze rubriek noemen we twee rapporten die niet direct de strafopleg-ging raken, maar wel interessant zijn van-uit het perspectief van de straftoemeting in breder perspectief: J. uit Beijerse e.a., De praktijk van de voorwaardelijke invrijheid-stelling in relatie tot speciale preventie en re-integratie, Den Haag: BOOM juridisch 2018 en Nader rapport bij het ongevraagd advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over de verhouding tussen de sancties-telsels in het bestuursrecht en het strafrecht; Bijlage bij Kamerstukken I 34775 VI, nr. W. Beide rapporten zijn het lezen waard, zeker voor diegenen die bij de oplegging van een gevangenisstraf op een of andere manier re-kening willen houden met de wijze waarop de voorwaardelijke invrijheidstelling nader ingevuld kan worden respectievelijk voor diegenen die geïnteresseerd zijn sanctio-nering als geheel, waarbij het onderscheid tussen de grondslag van de sanctie – het strafrecht of het bestuursrecht – steeds minder duidelijk lijkt te worden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De divisie zal zich onder andere inspannen om de vernietiging van archieven die belangrijk zijn voor historisch criminologisch onderzoek te voorkomen1. In 2018 hoopt het

De Hoge Raad herhaalt in dit arrest (na een korte conclusie strekkende tot toepassing van artikel 80a RO) dat geen rechtsregel er- aan in de weg staat dat de rechter binnen

Want naardien Godt alleen wezentlyk is, en een nootzakelyk bestaan heeft, zoo kan van hem niet dan het geene wezentlyk is, of een wezentlyk bestaan heeft, voortkomen en

Hierdoor is deze mogelijkheid waarschijnlijk alleen toepasbaar in die situaties waarbij de wijze waarop de verantwoordelijkheden worden gerealiseerd overduidelijk is of van

[r]

De afwezigheid van betrouwbare gegevens over de tenuitvoerlegging van straffen, niet alleen aan heengezonden en later veroordeelde verdachten maar ook aan andere groepen

1. In de inrichtingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen worden vreem- delingen geplaatst die geen rechtmatig ver- blijf hebben in Nederland in de zin van artikel 8

Deze ziens- wijze van de Hoge Raad wordt herhaald in HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:373, waarin het Hof Arnhem-Leeuwarden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onder