• No results found

Archeologie op het gasleidingstracé Brakel-Haaltert

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologie op het gasleidingstracé Brakel-Haaltert"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologie op het gasleidingstracé

Brakel-Haaltert

(2008)

(2)
(3)
(4)

1 Pagina 6

Opbrakel “Herenhof” Romeins

& Post middeleeuws 2 Pagina 6 Brakel Zone 1 A-sleuf Romeins 3 Pagina 7 Brakel B-sleuf Karolingisch Middeleeuws Metaaltijden 4 Pagina 9 Brakel Zone 2 A-sleuf Romeins 5 pagina 12 Lierde B-sleuf Metaaltijden 6 Pagina 13 Lierde Zone 1 A-sleuf Romeins 7 Pagina 15 Lierde B-sleuf Middeleeuwen 12 Pagina 21 Ninove Zone 3 A-sleuf Romeins 11 Pagina 21 Ninove Zone 2 A-sleuf Neolithicum 13 Pagina 22 Haaltert Zone 2 A-sleuf Romeins 14 Pagina 23 Haaltert Zone 1 A-sleuf Romeins

Archeologische sites t.h.v. de A-sleuf.

Archeologische waarnemingen en summier gedocumenteerde vindplaatsen t.h.v. de B-sleuf*

*De schijnbare afwezigheid van archeologische sporen in de B-sleuf in Opbrakel en vanaf Geraardsbergen tot Haaltert beantwoordt niet aan de realiteit. Voor de 2 projectarcheologen was het opvolgen van de B-sleuf, naast het opgraven van de aangetroffen sites en prospectie van de A-sleuf, onmogelijk.

1

2

3 4 5

6

7

8

9

10

11

12

14

13

8 Pagina 16 Geraards-bergen Zone 3 A-sleuf 9 Pagina 18 Geraards-bergen Zone 1 ijzertijd 10 Pagina 20 Ninove Zone 1 A-sleuf Romeins

N

Inhoud.

Op onderstaande kaart kregen de aangetroffen archeologische sporen een ruimtelijke situering.

Aan deze situering werden bij wijze van inhoudstafel pagina-nummers toegevoegd.

Gemakshalve worden in het rapport de sites opeenvolgend van Brakel tot Haaltert besproken.

De kaart op pagina III geeft de ligging van de sites weer op een digitaal hoogtemodel.

(5)

1 Pagina 6

Opbrakel “Herenhof” Romeins

& Post middeleeuws 2 Pagina 6 Brakel Zone 1 A-sleuf Romeins 3 Pagina 7 Brakel B-sleuf Karolingisch Middeleeuws Metaaltijden 4 Pagina 9 Brakel Zone 2 A-sleuf Romeins 5 pagina 12 Lierde B-sleuf Metaaltijden 6 Pagina 13 Lierde Zone 1 A-sleuf Romeins 7 Pagina 15 Lierde B-sleuf Middeleeuwen 12 Pagina 21 Ninove Zone 3 A-sleuf Romeins 11 Pagina 21 Ninove Zone 2 A-sleuf Neolithicum 13 Pagina 22 Haaltert Zone 2 A-sleuf Romeins 14 Pagina 23 Haaltert Zone 1 A-sleuf Romeins

Archeologische sites t.h.v. de A-sleuf.

Archeologische waarnemingen en summier gedocumenteerde vindplaatsen t.h.v. de B-sleuf*

*De schijnbare afwezigheid van archeologische sporen in de B-sleuf in Opbrakel en vanaf Geraardsbergen tot Haaltert beantwoordt niet aan de realiteit. Voor de 2 projectarcheologen was het opvolgen van de B-sleuf, naast het opgraven van de aangetroffen sites en prospectie van de A-sleuf, onmogelijk.

1

2

3 4 5

6

7

8

9

10

11

12

14

13

8 Pagina 16 Geraards-bergen Zone 3 A-sleuf 9 Pagina 18 Geraards-bergen Zone 1 ijzertijd 10 Pagina 20 Ninove Zone 1 A-sleuf Romeins

N

(6)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1: Brakel, “Herenhof” 2: Brakel Zone 1

3: Brakel B-Sleuf ,”Wouterbosweg” 4: Brakel Zone 2

5: Lierde B-sleuf (Metaaltijden) 6: Lierde Zone 1

7: Lierde B-sleuf (Middeleeuws)

8: Geraardsbergen Zone 3 9: Geraardsbergen Zone 1 10: Ninove Zone 3 11: Ninove Zone 2 12: Ninove Zone 1 13: Haaltert Zone 2 14: Haaltert Zone 1

(7)

1

. Inleiding

30 dagen voor 12 sites

O

ndanks de verzamelde rijkdom aan archeologische vondsten en data werd de omvang en het detail van deze publicatie beperkt door de naverwerkingstijd. Het is nu eenmaal onmogelijk om 12 archeologische sites, die in een aantal gevallen aanzienlijke hoeveelheden materiaal opleverden, in 30 da-gen uitvoerig te onderzoeken, laat staan de partnerwetenschappen te raadpleda-gen. Zowel op het veld als ge-durende de naverwerking verliep de samenwerking met Fluxys vlot en spontaan. In het kader van de naver-werking werd helaas vastgehouden aan het Fluxysconvenant; een voorbijgestreefde overeenkomst tussen R-O Vlaanderen en Fluxys, waarin gesteld wordt dat de naverwerkingstijd slechts de helft van de periode veldwerk bedraagt, ongeacht de hoeveelheid sites of materiaal. Een naverwerking die nochtans noodzakelijk is voor de communicatie naar de buitenwereld toe en bovenal een intensief leerproces zou moeten betekenen voor jonge archeologen.

1.2

Doelstellingen van het rapport.

D

oor het tijdsgebrek bleek een grondig onderzoek van de verkregen archeologische data onmogelijk. Gedurende de 30 dagen naverwerking werden de vondsten zo snel mogelijk gewassen en de belangrijkste scherven samengepuzzeld. Nadien werden de representatieve vondsten gefotografeerd en een aantal ervan getekend. De belangrijske grondplanen werden gedigitaliseerd. Voor een diepgaande studie van de vakliteratuur was er zowieso te weinig tijd. De gedegen materiaalkennis van archeoloog Johan Deschieter van het PAM Velzeke werd hierdoor erg geapprecieerd. Onze belangrijkste prioriteiten binnen deze publicatie kunnen als volgt geformuleerd worden.

In de eerste plaats beoogt dit rapport een graadmeter te zijn voor het archeologische potentieel van de Zuid-Oost-Vlaamse leemstreek over de lengte van het Fluxystracé (26 kilometer). Op deze manier hopen we, in het kader van toekomstige verstoringen, in te schatten waar men archeologische sporen mag verwachten.

Ten tweede worden onze resultaten op een beknopte, geïllustreerde en overzichtelijke manier weergegeven met de nadruk op situering van de sites in het landschap naast de vermelding van prominente structuren en belangrijke vondsten. Ten slotte tracht dit rapport een bescheiden analyse weer te geven van een archeologisch project op een gasleidingstracé in aanleg. Zowel de sterke als de zwakke punten worden openlijk besproken in de hoop tot een betere toekomstrategie te komen binnen de projectarcheologie.

(8)

Situatieschets.

De graafwerken aan het Fluxystracé startten op 19 mei 2008 te Haaltert. Deze graafwerken om-vatten het graven van de A-sleuf. Hierbij wordt een 20 meter brede strook teelaarde afgegraven tot op een diepte van ongeveer 30 centimeter. Enerzijds voorziet de A-sleuf in een corridor voor de aan- en afvoer van machines, materiaal en mankracht. Deze corridor bestaat uit een zogenaamde “zandbaan”. Een 5 meter brede weg die over de hele lengte van het tracé aangelegd wordt. In de A-sleuf wordt na een aantal weken een B-sleuf aangelegd. Een smallere strook waarbij nogmaals ca. 30 centimeter verdiept wordt. Bijna onmiddellijk na het uitgrav-en van de B-sleuf, volgde de C-sleuf, de uiteinde-lijke “bedding” van de aardgasleiding die tot op een totale diepte van +/- 2 meter uitgediept wordt

.

Aanvang van de werken en

indiensttre-ding van de projectarcheologen.

De werken werden gedurende de eerste week niet archeologisch opgevolgd. Aan de oorzaak lag een miscommunicatie tussen Fluxys en het PAM-Velzeke. De eerste archeologische sporen te Haaltert en Ninove werden door de archeologen van het Provinciaal Archeologisch Museum van Velzeke opgegraven. Eind mei werden twee projectarcheolo-gen aangesteld die de archeologische opvolging onder toezicht van het PAM overnamen. De graafwerken aan de A-sleuf werden tweemaal daags gecontroleerd. Aangezien de kranen in normale omstandigheden a rato van 1 kilometer per dag vorderden was een regelmatige prospectie noodzakelijk. De graafwerken aan de B-sleuf werden slechts zelden opgevolgd wegens tijdsgebrek. Pas na het einde van de graafwerken aan de A-sleuf, op 7 juli, werd de B-sleuf grondig opgevolgd. De projectarcheologen beëindigden het veldwerk op vrijdag 5 september.

(9)

Archeologische leesbaarheid.

De A-sleuf leende zich, op voorwaarde dat aan een aantal zaken voldaan werd, relatief goed tot het herkennen van archeologische sporen. Eén van deze voorwaarden was dat de controle op de graafwerken aan de A-sleuf zo regelmatig mogelijk gebeurde. Na regen of tijdens droge periodes verdwenen de meeste sporen immers na een paar uur. Een goede strategie hield in dat het afgegraven stuk A-sleuf ‘s ochtends en ‘s avonds geprospecteerd werd, waarbij eventuele archeologische sporen afgebakend werden. Overdag kon op die manier voldoende tijd besteed worden aan het opgraven van de archeologische sites. Op het vlak van ruimtelijke interpretatie van archeo-logische structuren in de A-sleuf kunnen we opmerken dat zaken als gebouwplattegronden zeer zelden volledig vrijgelegd worden. Meestal gaat het om gedeeltelijke oversnijdingen van paalsporenclusters. Dit maakt ruimtelijke interpretatie vanzelfsprekend geen evidentie. Een niet te onderschatten nadeel aan de A-sleuf bleek dat sommige sporen zich pas een paar centimeter dieper (duidelijk) aftekenden. De diepte van deze sleuf varieerde immers naar gelang van de ligging. Zo werd soms minder diep afgegraven door problemen met grondwater e.d. De naderende zandbaan vertegenwoordigde in het geval van archeologische sporen in de A-sleuf een bijkomende stressfactor. Deze strook zand die door vrachtwagens aangevoerd werd, volgde een tweetal weken op het uitgraven van de A-sleuf en bedreigde ongedocumenteerde sporen. Dankzij een goede communicatie met Fluxys werden stukken met archeologische sporen zo lang mogelijk overgeslagen.

Vanuit het kamp van de archeologen kregen de sporen die zich onder directe bedreiging van de zandbaan bevonden logischerwijs prioriteit om deze zo snel mogelijk vrij te kunnen geven.

Voordien werd reeds aangehaald dat zich in de A-sleuf niet alle sporen duidelijk aftekenden. Indien er indicaties voor een site aan het oppervlak voorkwamen, zoals dagzomende Romeinse dakpannen, dan werd het vlak met een kraan een aantal centimeter verdiept.

Vaak leverde dit archeologische sporen op. Uit de prospecties van de B-sleuf konden we echter vaststellen dat bij een aanzienlijk aantal sporen de zichtbaarheid in de A-sleuf nihil is. (afb. 2) .

1.4

Archeologische mogelijkheden en moeilijkheden tijdens de

verschillende stadia van de werken.

Niveau A-sleuf Niveau B-sleuf

(10)

Theorie vs. praktijk.

Het opgraven van archeologische sporen in de B-sleuf is problematisch. (Afb.3) Ten eerste is het onmogelijk voor 2 projectarcheologen om op een tracé van 26 kilometer naast de documentatie van eventueel aangetroffen archeologische sites, zowel de A- als de B-sleuf continu op te volgen. Ten tweede wordt men geconfronteerd met af en aan rijdend transport en een snel naderende C-sleuf (soms een kwestie van uren). Toch leverde de (gedeeltelijk) geprospecteerde B-sleuf in een aantal gevallen zeer interessante sporen op. Bij deze zouden we dan ook de archeologische waarde van deze fase in de werken willen benadrukken. Het zou voor toekomstige projecten opportuun zijn om de tussentijd tussen het graven van de B en C enigszins te verlengen om zo tot een betere archeologische opvolging te komen. Op het vlak van opgravingsmethode geldden de fundamentele aspecten van iedere open-area op-graving maar er zijn toch een aantal verschillen qua aanpak en planning. Opgraven op een constant evoluerende werf, impliceert logischerwijze een goede communicatie en afspraken. Zowel met de werfleiding als met de mensen op het terrein. Aangetroffen archeologische zones werden

afgebakend met wit/rood lint en in de meeste gevallen ontzien door zwaar vervoer. Indien mogelijk werd zo snel mogelijk een kraan gevraagd om het -in veel gevallen- oneffen vlak beter af te schaven zodat de sporen beter gelokali-seerd konden worden. Manueel opschaven van het vlak bleek echter in veel gevallen een noodzaak ondanks de tijdsintensieve bezigheid. (Afb.4) Tijdens deze fase werd eveneens de topograaf gecon-tacteerd om een basislijn en een TAW waarde uit te zetten. In deze fase werd naar de projectleiding toe, reeds een inschatting van het tijdsbestek gemaakt. Na het opschaven volgde het inmeten en optekenen van de sporen. Daaropvolgend werden deze sporen gecoupeerd en de vondsten verzameld. 14C stalen werden zo vaak mogelijk genomen. Aangetroffen brandrestengraven werden in hun totaliteit bemonstert voor forensisch en archeobotanish onder-zoek door André Van Petegem van het PAM Velzeke.

Afb. 3 Archeologen onder tijdsdruk door een heel dicht genaderde C-sleuf.

(11)

Deze bemerkingen gaan uit van ideale omstandigheden. Bij het aantreffen van archeologische sporen in de B-sleuf kwam de prioriteit noodgedwongen op lokalisatie van de sporen door een topograaf naast fotografie en de recuperatie van materiaal te liggen. Dankzij de wetenschappelijke begeleiding en de helpende hand van het opgavingsteam van het PAM-Velze-ke werden de meeste sites, in de mate van het mogelijke gedocumenteerd. De aanstelling van slechts 2 projectarcheologen voor een tracé van dergelijke omvang, doet in deze situatie wel een aantal vragen rijzen.Verder leidde het feit dat de archeologen over geen keet of geschikt werfvervoer beschikten tot tijdsverlies. Tijd die op een Fluxyswerf voor beide partijen nochtans van fundamenteel belang is.

(12)

2. Archeologische sites en waarnemingen

op het Fluxys-traject.

Waarnemingen aan het Herenhof.

Opbrakel.

Lambertcoördinaten: x=105850; y=164675 Kadasternummers: Brakel 2 afd sec B 1016c Bodem: Ahp of natte leembodem zonder profiel

Bij prospectie van de A-sleuf tussen het Herenhof en de Molenbeek in Opbrakel werden een aantal waarnemingen gedaan. In een eerste zone aan het Herenhof vielen de vele fragmenten sterk geha-vende Romeinse dakpannen op. Nader onderzoek, na het opschaven van de zone, leverde geen sporen op. Vermoedelijk gaat het hier om verplaatst, mogelijk afgespoeld materiaal. Dit stuk van het traject ligt immers in een depressie en wordt normaal gebruikt als weiland. Iets verder in de richting van de Molenbeek werden twee humusrijke sporen met postmiddeleeuws materiaal aangetroffen. Wegens gebrek aan tijd, werden deze sporen niet verder onder-zocht. Het is niet ondenkbaar dat dit materiaal gerelateerd kan worden aan bewoning op of rond het Herenhof, een omwald kasteel met typische opper- en neerhofconstructie dat in 1863 verdween1.

1 BRAKELS, Th. Geschiedenis van Nederbrakel, Opbrakel en omstreken, Kortrijk, 1952

Brakel Zone 1

Hoogte: 44 m TAW

Lambertcoördinaten: x=109081,54; y=164493,46 Kadasternummers: Brakel 6 afd sec A 768a

Bodem: Ada of matig natte leembodem met textuur B horizont

Op het relatief vlakke stuk tussen de Geraardbergsestraat en de Pachtweg konden we verschillende sporen onderscheiden. Enerzijds bevonden zich sporen dicht bij de Geraardbergsestraat. Deze sporen werden geken-merkt door een houtskoolrijke en compacte vulling. Op basis van de eerste resultaten van het forenzisch en archeobotanisch onderzoek kunnen we twee sporen met zekerheid als brandrestengraf typeren door de aanwezigheid van verbrand bot.2

In de buurt van de Pachtweg werd een grote kuil met lichtbruine/beige vulling opgemerkt (spoor 4). Hoogte: 40 m TAW

Lambertcoördinaten: x=109323,39; y=164602,09 Kadasternummers: Brakel 6 afd sec A 776d + 775c + 774a

2 Tijdens het tot stand komen van dit rapport was de archeo-botanische en forenzische analyse van de stalen nog aan de gang. Vandaar dat de resultaten in deze verhandeling hieromtrent alsnog onvolledig zijn.

(13)

In dit spoor werd als enige aardewerk aangetroffen. Het meest opvallende stuk is de onderbuik en gedeeltelijke bodem van een pot in gedraaid en reducerend aardewerk. Daarnaast kunnen we nog twee randscherven vermelden. Het betreft moeilijk dateerbaar materiaal uit de 1ste of 2de eeuw na Christus.

Rolkeien tussen de Termergelstraat

en de Galgestraat.

Kadasternummers: Brakel 7 Afd Sec A 929a, 930b, 930c, 930d, 933e, 934b

Lambertcoördinaten: x= 108150; y= 164200

Op deze locatie werden na het afgraven van de A-grond ontelbare rolkeien zichtbaar in het grondvlak. Ook aan het oppervlak in de percelen naast het traject lagen vele keien tussen de ge-wassen. Bij het prospecteren van de B-sleuf en vooral de wand van de C-sleuf werd duidelijk dat het hier om een natuurlijke laag rolkeien ging, die door de erosie boven op de helling nu dagzoomde.

Sporen in de B-sleuf tussen de

Matrouwestraat en de Wouterbosweg,

Parike

Hoogte: 35,5 m TAW

Lambertcoördinaten: x=110051,196; y=164707,611 (spoor 1) en x=110145,197; y=164723,034 (spoor 5) Kadasternummers: Brakel 6 Afd Sec A 1157c (spoor 1) + 1131e (spoor 3 &4) + 1131c (spoor 5)

Bodem: Ada1 of matig natte leembodem met textuur B horizont.

Bij opvolging van de B-sleuf aan de Wouterbo-sweg volgde de C-kraan op een 10tal meter afstand van de B-kraan. Er werden een vijftal duidelijke sporen opgemerkt in het grondvlak. Het registreren er-van kon enkel in hectische omstandigheden (Afb. 3). Toch konden de sporen in de mate van het mogelijke opgeschaafd, ingemeten, gecoupeerd en gefotografeerd worden. Qua materiaal vermelden we de losse vondst van een bewerkt silexfragment en een zwaar gecorrodeerde bronzen munt.

Aangetroffen sporen.

Spoor 1 betreft een grachtstructuur gesitueerd

langsheen de oostelijke rand van de B-sleuf. Aan het oppervlak werden Romeinse dakpan-fragmenten aangetroffen en bij het couperen een aantal potscherven van gedraaid en reducerend gebakken aardewerk. Het opvallendste stuk is een rand-schouderfragment van een ruwwandige, grofverschraalde pot met sterk overkragende rand en dekselgeul. Daarnaast vermelden we nog twee andere, gelijkaardige randfragment-en maar dan zonder dekselgeul. De specifieke randen wijzen op Karolingisch aardewerk. (Afb. 7)

(14)

Sporen 2 & 3 tekenden zich opvallend af door een

donkere, houtskoolrijke vulling. Deze sporen le-verden geen materiaal op. Naast een aantal C14 stalen was bemonstering wegens tijdsgebrek onmogelijk.

Spoor 4 bestond uit een gelijkaardige,

houtskoolrijke vulling. Hierin werd een drietal scherven reducerend gebakken aardewerk aange-troffen. Het materiaal wijst in de richting van de volle middeleeuwen (11de -12de eeuw). (Afb.8) Nabij spoor 6 werd een scherf dikwandig handgevormd aardewerk aangetroffen. Dit doet de aanwezigheid van sporen uit de metaal-tijden vermoeden.

5 cm Fluxys / Brakel / z. 3 B-sleuf / spoor 1

Afb. 7 Illustratie en tekening van ruwwandig, grofverschraalde potscherf uit spoor 1

(15)

Brakel Zone 2:

Brakel Zone 2 situeert zich tussen de Wouter-bosweg en Hollebeekstraat in Parike (Brakel). De site kan onderverdeeld worden in drie subzones. Een eerste subzone bevindt zich nabij de Wouter-bosweg. Deze zone is het laagst gelegen en de leembodem is ook opmerkelijk natter. Hoogte: 37,69 m TAW

Lambertcoördinaten: x=110353,67; y=164762,79 Kadasternummers: Brakel 6 Afd Sec A 53e + 53d Bodem: Ada 1 of matig natte leembodem met tex-tuur B horizont

Datering: Romeins

In de eerste zone vielen twee grote cirkelvormige sporen op (spoor 5 en spoor 20). Opmerkelijk was dat beide sporen met zwarte vulling tientallen kilo’s ijzerslakken opleverden in de bovenste lagen.

Spoor 5 (Afb. 11):

Bij de onversierde terra sigillata treffen we een volledig profiel van een bord aan type Dragendorff 15/17 met op de bodem de stempel “ OF[ “. (Afb.9)

Verder kunnen we een randfragment van een versierde terra sigillata kom type Dragen-dorff 29 vermelden. Beide types worden ge-dateerd in de 2de helft van de 1e eeuw na Chr. Het overige luxeaardewerk bestaat uit een

Wat het gewoon aardewerk betreft, treffen we de volgende waren aan: een tweetal kruiken in Bavai-baksel (beige, zandig), een randfragment van een dolium, een randfragment van een zogenaamde Scheldevalleiamfoor met ringvormig ondersneden rand, een quasi volledige mortarium in Bavai-baksel met aan weerszijden van de giettuit mogelijk een naamstempel “VETERA(?)” (Afb. 10) en een fragment van een tweede mortarium eveneens in Bavai-baksel met een gebogen overhangende rand.

Onder het reducerend gebakken en gedraaid aardewerk bevinden zich vooral fragmenten van kookpotten met naar buiten gebogen rand, een bord met dekselgeul, kommen met naar binnen gebogen rand voorzien van knobbeltje. Tenslotte kunnen we nog enkele fragmenten van handgemaakt aardewerk vermelden: borden of kommen met naar binnen gebogen rand. De vulling van de hier bestudeerde context dateert wellicht uit de vroeg-Flavische tijd.

5 cm Fluxys 08 / Brakel / Zone 2 / Sp 5

5 cm FLUXYS 08 / Brakel / Zone 2 / Spoor5

Afb. 9 Dragendorf 15/17

(16)

Spoor 20:

Naast de talrijke ijzerslakken kunnen we ook nog de volgende aardewerkfragmenten vermelden: een randfragment van een pot of beker in terra nigra-achtig aardewerk type Holwerda 27 met naar buiten gebogen rand en een heel opmerkelijk randfragment van een handgemaakte voorraadpot met dikke naar buiten gebogen rand. De vermoedelijke datering van dit materiaal valt op de 2de helft 1ste eeuw na Christus.

De tweede subzone, dichtbij de Hollebeekstraat, ligt iets hoger.

Hoogte: 38,40 m TAW

Lambertcoördinaten: x=110536,40; y=164787,54 Kadasternummers: Brakel 6 Afd Sec A 53d + 52 Bodem: Aca 1 of matig droge leembodem met B horizont

Aangetroffen sporen;

Spoor 43:

In dit spoor troffen we een relatief grote pot aan die vermoedelijk op een traaglopende schijf is gedraaid. Deze ruwe pot in reducerend aardewerk vertoont een schervengruisverschraling en kan gesitueerd worden in de 1ste helft van de 1ste eeuw. (Afb. 13)

Spoor 46:

In spoor 46, een vrij groot onregelmatig spoor op de noordelijke kant van het tracé, werden een aantal fragmenten Romeins luxe-aardewerk aange-troffen waaronder: een randfragment van een terra sigillata type Dragendorff 18/31. Daarnaast kun-nen we ook terra nigra aardewerk vermelden. Hierbij horen fragmenten van het type Holwerda 58A en een ovoïde pot met korte schuin uitstaande rand. De technische kenmerken van beide verwijzen naar het productie-atelier van Les Rues des Vignes. Algemeen kunnen we dit materiaal in de 2de eeuw situeren.

Spoor 26:

Spoor 26 bestaat uit een wegdek met een N- N/W op Z-Z/O oriëntatie. Het wegtracé bestond uit een combinatie van rolkeien en grote vlakke stukken zandsteen met langs weerszijden een gracht. Opvallend is het stratigrafische verschil tussen greppel één en twee (Afb. 14 & 15). De oriën-tatie van een aantal haaks aansluitende greppels op de deze gracht heeft hier waarschijnlijk iets mee te maken. Mogelijk had de diepere gracht een twee-ledige afwateringsfunctie. De grachten leverden een aanzienlijke hoeveelheid Romeins aardewerk op. Een standringfragment van een terrra sigillata type Dragendorff 18/31, fragmenten van Zuidspaanse amforen, fragmenten van mortaria in Bavai-baksel, oxiderend gebakken aardewerk onder meer een kruikamfoorfragment en een rand van een kom-metje met een merkwaardige gebundelde kamstreep-versiering en tenslotte enkele kookpotfragmenten in gedraaid reducerend aardewerk. Algemeen kan deze context gedateerd worden in de Flavische tijd en in de 2de eeuw.

Afb. 12 Ijzerslakken uit sporen 5 en 20

(17)

Afb. 14 Profiel Romeins Wegtracé.

Afb 16 Intacte wegverharding.

Afb. 15 Overzicht Romeinse Weg

Tussen de twee besproken subzones kan een derde minder dense subzone onderscheiden worden met enkele sporen, waaronder mogelijk twee brandrestengraven (Afb. 17) en een aantal grachtvormige structuren.

Spoor 59 :

Hier vermelden we een Zuid-Gallisch terra sigillata fragment van het type Dragendorff 27.

Spoor 65:

In dit ondiepe spoor met zwarte vulling, vermoe-delijk een brandrestengraf, werd de onderbuik van een reducerend gebakken pot met gebundelde kamstreepversiering en gladdingslijnen aangetroffen. Alle materiaal, zowel in de artisanale zone als in de

(18)

2.2 Gemeente Lierde.

Een afgezonderde kuil in de B-sleuf.

Hoogte: 33,526 m TAW

Lambertcoördinaten: x=111053,017; y=164897,314 Kadasternummers: Lierde 3 Afd Sec B 5h

Bodem: Ada 1 of matig natte leembodem met tex-tuur B horizont

Datering: ?

Op de westelijke oever van de Premistebeek vermelden we de vondst van een losse kuil. Deze kuil was in de A-sleuf niet zichtbaar en kwam in de B-sleuf aan het licht (Afb. 2). In de kuil werd geen aardewerk aangetrof-fen maar er werden C14 stalen genomen.

Een gracht in de B-sleuf

Hoogte: 34,885 m TAW

Lambertcoördinaten: x=111195,741; y=164860,211 Kadasternummers: Lierde 3 Afd Sec B 775c

Bodem: Ada 1 of matig natte leembodem met textuur B horizont

Datering: metaaltijden

Tussen de Premistebeek en de Breebijl sneed de B-sleuf een grachtstructuur aan. Deze structuur tekende zich licht af op het vlak en was zeer ondiep bewaard, mogelijk door hellingserosie. Bij het couperen werd handgevormd, dik-wandig aardewerk aangetroffen dat we vermoedelijk in de metaaltijden kunnen situeren. (Afb. 18).

Wassegemstraat:

aardewerkfragmen-ten uit een 13de eeuw (verstoorde

context).

Hoogte: 34 m TAW

Lambertcoördinaten: x=112100 ; y=165100 Kadasternummers: Lierde 3 Afd Sec B 555a Bodem: Aca1 of matig droge leembodem met tex-tuur B horizont

Datering: middeleeuws

Aan een aardeweg, tussen de Wassegemstraat en de Schalkebeek, werden onduidelijk afgelijnde sporen aangetroffen. Deze sporen bevonden zich op de kop van de helling die afhelde naar de Schalke-beek. De context leek ons verstoord, waarschijnlijk wegens de vooraf aangelegde wegpersing van de aardgasleiding. Tijdens die wegpersing waren nog geen archeologen aangeworven. Het materiaal aanwezig aan het oppervlak van deze sporen is 13de eeuws. Het gaat om hard en reducerend

gebakken aardewerk.

(19)

Lierde Zone 1

Hoogte: 33,395 m TAW

Lambertcoördinaten: x=112400; y=165050

Kadasternummers: Lierde 3 Afd Sec A 535 + 536 + 537 + 538 + 539 + 540

Bodem: Ada of matig natte leembodem met textuur B horizont

Datering: Romeins

Deze site bevindt zich op de oostelijke helling van een heuvel tussen de Wassegemstraat en de Populierenstraat. De heuvelrug waarop sporen werden aangetroffen helt af naar de Schalkebeek, vlak bij de Populierenstraat. De aanwezigheid van archeologisch materiaal werd verraden door de tal-rijke dakpanfragmenten en grote blokken ijzer-houdende zandsteen die na het afgraven van de A-grond aan het licht kwamen. Bij het verdiepen en egaliseren van het vlak door een graafkraan tek-enden een gracht en verschillende kuilen zich af.

spoor 1:

Dit spoor vertoont een opmerkelijke verscheiden-heid aan terra sigillata. Tot het type Dragendorff 37 kunnen minimum 4 individuen gerekend worden. Verder vermelden we nog de types Dragendorff 31, 32, 33, 40 en 45 (Afb. 19 & 20). De twee dominante herkomstgebieden van zowel de versierde als de on-versierde terra sigillata zijn Rheinzabern en Trier. Een interessante vondst is ook een quasi volledig deukbekertje in gevernist aardewerk (Afb. 21). Dit gevernist bekertje is voorzien van een rad-stempelversiering zowel op de schouder, de buik als op de onderbuik. Het licht oranje baksel en de

zwart-Bij het gewoon reducerend gebakken en ge-draaid aardewerk kunnen we een aantal fragmenten van dunwandige bekers op uit-gesproken standvoet vermelden. Ze sluiten aan op de varianten van het type Holwerda 58A. Ze vertonen een ribbel op de schouder en de onderrand. Het gros van het gewoon aardewerk bestaat uit 2 grote groepen: enerzijds oxiderend gebakken en anderzijds reducerend gebakken aardewerk. Het oxiderend gebakken aardewerk wordt vooral vertegenwoordigd door zogenaamde Scheldevalleiamforen (Afb. 22). Het reducerend gebakken aardewerk is een aanzienlijke groep met vooral open vormen: borden met naar binnen gebogen rand, borden met deksel-geul, kommen met zwaar omgeslagen rand LLW-1-techniek.

5 cm FLUXYS 08 / Lierde / Zone 1 / spoor 1

5 cm Fluxys 08 / Lierde Zone 1/ Spoor 1

5 cm Fluxys 08 / Lierde / Zone 1 / spoor 1 Afb. 19 & 20 & 21 Luxewaar

(20)

Opmerkelijk is het feit dat het merendeel aan vondsten uit spoor 1 zich in de bovenste dempingslaag bevond. Uit de onderste lagen werd echter een quasi volledig grijs potje met S-vormig profiel (Afb. 24) en een bovenstuk van een kruikamfoor met sterk ondersneden lip (Afb. 23) aangetroffen.

Op basis van de morfologische kenmerken van deze 2 stukken lijkt het ons niet uitge-sloten dat er een groot chronologisch verschil bestaat tussen deze stratigrafische contexten. De dempingslaag dateert zonder twijfel uit de 3de eeuw na Christus maar mogelijk is er ook sprake van een Romeinse aanwezig-heid in de Flavische periode (69-96 n.Chr.). Tenslotte vermelden we de ontdekking van een aanzienlijke hoeveelheid lichtgroene doorzichtige glasfragmenten van een kom met licht-uitstaande rand (Afb. 25). In spoor 1 werden ook fragmenten van een bronzen versierde draadfibula aangetroffen. Ze vertoont een blauwgroene patina. De naald was afgebroken van het versierde deel, de scherpe punt ontbreekt.

Spoor 3:

Een vrij groot spoor met fragmenten en intacte exemplaren van tegulae en imbrices naast ver-schillende stukken zandsteen. Vermeldenswaar-dig is een Zuidfranse Gauloise 4 wijnamfoor.

Spoor 10:

Een grachtstructuur waarin enkel Romeinse dakpanfragmenten en zandsteen aangetroffen werd. Spoor 12:

Een klein circulair spoor met een opvallend lichte vulling in vergelijking tot de andere spo-ren. Dit spoor leverde in de bovenste laag frag-menten dikwandig, handgevormd aardewerk op. We kunnen het dateren in de metaaltijden. In de directe omgeving werden geen gelijkaardige sporen aangetroffen.

Aan de hand van de grote hoeveelheden Romeins bouwpuin en luxemateriaal uit deze zone kunnen we concluderen dat er in de omgeving van deze zone een duurzame constructie aanwezig moet geweest zijn.

Afb. 23 & 24 Fragment van een kruikamfoor en een grijs potje.

Afb. 25 Romeins glas uit spoor 1

Afb. 26 Coupe op spoor 3

(21)

Waarnemingen in de C-sleuf bij de

Schalkebeek

Enerzijds ten westen (w) en

Anderzijds ten oosten (o) van de Schalkebeek. Hoogte: 30,54 m TAW (w) en 30,58 m TAW (o) Lambertcoördinaten: x= 112481,04; y= 165038,03 (w) en x= 112628,36 ; y= 165041,90 (o)

Kadasternummers: Lierde 3 Afd Sec A 535 (w) + 505b (o)

Bodem: Aep of natte leembodem zonder profiel)

Zowel aan de westelijke als aan de oostelijke kant van de Schalkebeek, werden sporen in de C-sleuf aangetroffen. Het westelijke spoor bestond uit een donkergrijze verkleuring in de wanden van de C-sleuf. Vermoedelijk gaat het hier om een natuurlijke afslibbingslaag. In de laag werden een aantal Romeinse dakpanfragmenten aangetroffen, mogelijk van de hoger gelegen Lierde Zone 1. Aan de oostelijke kant van de beek tekende zich een zwart spoor af op de wand. Het gaat om organisch, gestratifieerd pakket van een greppelvormige structuur (Afb. 27). De richting van deze greppel loopt evenwijdig met de Schalke-beek. Het gaat mogelijk om een natuurlijk fenomeen.

Dwars door een middeleeuwse site.

Hoogte: 31 m TAW

Lambertcoördinaten: x=112746,02; y=165051,20 Kadasternummers: Lierde 3 Afd Sec A 645e Bodem: Adp of matig natte leembodem zonder profiel

Datering: middeleeuws

Bij een prospectie van de C-sleuf tussen de Populierenstraat en de Watermolenstraat, kwamen vlakbij de Populierenstraat een aantal sporen aan het licht in de B-sleuf en in het profiel van de C-sleuf. Vermoedelijk gaat het om een gracht, maar door de doorsnijding van de C-sleuf was dit onmogelijk te verifiëren. In spoor 3, een kuil met zwarte, or-ganische vulling werd aardewerk aangetroffen meer bepaald scherven van steengoed, waaronder fragmenten van grapen (Afb. 28) en melkteilen. Het gaat om 14de-eeuws steengoed.

5 cm Fluxys 08 / Lierde / B-sleuf /

Populieren-Afb. 27 Greppel met donker/humeuze vulling.

(22)

51 33* 55 27 28 20 17 24 26 23 21 57 45 64 36 61 54 39 41 4 5 9 11 13 34 33 48 62 44 43 63 10 37 58 Paalsporen Kuilen Greppels/Grachten Mogelijke Paalsporen 3 m

Fluxys 08 / Geraardsbergen/ Zone 3

Sleufrand Kerselaarsveld (Veldweg) Sleufrand (Afgegraven teelaarde) x=115332.36 y=165607.26 z=39.450m x=115337.84 y=165598.91 z=39.338 x=115348.56y=165605.91 z=39.127m

Geraardsbergen Zone 3:

Op het eind van het plateau, dat aansluit bij Vloerzegemkouter, net voor de steile (westelijke) afhelling naar de Astridlaan toe, werd een zone met sporen opgemerkt. Deze zone werd zichtbaar tijdens het afgraven van de A-sleuf. Na het meermaals uitbreiden en verdiepen van de zone en het gedeeltelijk verplaatsen van een veldweg tekende zich een dense sporencluster af. Hoogte: 39,566 m TAW

Lambertcoördinaten: x=115378.39; y=165606.33 Kadasternummers: Geraardsbergen 7 Afd Sec B 269 + 270c + 271c+ 303

Bodem: Aba of droge leembodem met textuur B horizont

Datering: Romeins

Na het couperen van de verschillende sporen kwam een grote hoeveelheid paalkuilen aan het licht. Deze paalsporen worden gekenmerkt door een grote diversiteit qua diepte en vulling. De diepste paalsporen (>1,5m) doen een zware houtbouwconstructie vermoeden (Afb. 31 & 32). Vanwege de diversiteit aan paalsporen is zeker niet uitgesloten dat we hier naar meerdere bouwfases kijken. Van de verschillende paalsporen werden C14 stalen genomen. Naast de paal-sporen werd een brede gracht-structuur onderzocht die de zone blijkbaar afbakend. Op een aantal uitzonderingen na was het aangetroffen aardewerk in deze zone zeer frag-mentair. Niettegenstaande kunnen we een aantal belangrijke types onderscheiden.Bij het luxe vaat-werk kunnen we een onderverdeling maken in een drietal aardewerkgroepen. Als eerste groep kunnen we de terra sigillata vermelden: twee bordfragmenten van het Dragendorff 18 type met een Zuid-Gallische oorsprong.

2.4 Gemeente Geraardsbergen

Afb. 29 Grondplan van Geraardsbergen Zone 3

(23)

De groep van terra nigra aardewerk wordt vertegenwoordigd door scherven van één type. Het gaat om een aantal randen en bodemfragmenten van een beker of pot van het type Holwerda 27. Tenslotte vermelden we nog een wand-fragment van een geverniste deukbeker met zand-bestrooiing, wellicht een product uit Keulen. Alle techische en typische kenmerken wijzen op een Flavische datering (69-96 na Chr.). Tot het gedraaide en reducerend gebakken aardewerk behoren een viertal kookpotten met een naar buiten toe gedraaide rand waarvan bij 1 exemplaar de rand voorzien is van een zwarte beschildering. De rest van het gewoon aardewerk bestaat uit fragmenten van gedraaid kruiken onder meer in typisch Bavai-baksel. Bij het grove ge-wone aardewerk horen een doliumrand en wandfragmenten van Zuid-Spaanse amforen. (Afb. 33 & 34)

Naast het gedraaide aardewerk is een belangrijke hoeveelheid handgevormd. Hieronder vallen onder meer bekers of potten met een strakke uitstaande rand, waarvan de buitenwand geglad is. Andere (handgevormde) kookpotten met strakke uitstaande rand zijn voor-zien van spatelindrukken op de schouder. Opvallend is ook de aanwezigheid bij het hand-gevormd aardewerk van biconische wandfragmenten.

Fluxys 08 / Geraardsbergen/ Zone 3 /spoor 13-14 5 cm

Afb. 31 Diepe paalkuil

Afb. 32 Paalkuil met blok natuursteen

Afb. 33 Kookpot in reducerend aardewerk

(24)

Geraardsbergen Zone 2

Zone twee in Geraardsbergen kan bezwaarlijk een site genoemd worden aangezien er slechts twee sporen aangetroffen werden, zonder vondstenmatriaal. Deze sporen situeerden zich op een vlak plateau op de Vloerzegem-kouter tussen de Moenebroekstraat en de Osseweide. C14 stalen werden genomen. Hoogte: 38,054 m TAW

Lambertcoördinaten: x=116671,257; y=166103,310 Kadasternummers: Geraardsbergen 7 Afd Sec B 67g Bodem: Aba of droge leembodem met textuur B horizont

Geraardsbergen Zone 1

Op de kop van een plateau nabij de N460 (Aalstsesteenweg) net voor het ingaan van een depressie richting Grijsdauwe werden sporen aangetroffen die zich zeer zwak aftekenden in de A-grond. Na het machinaal verdiepen en manueel afschaven van het vlak bleek het om een aantal kuilen en een grachtstructuur te gaan. Hoogte: 28,404 m TAW

Lambertcoördinaten: x=118978.955; y=166896.139 Kadasternummers: Geraardsbergen 9 Afd Sec A 358n

Bodem: Lba of droge zandleembodem met textuur B horizont 6 8 7 5 12 9 11 18 13 22 17 20 19 15 2 1 x=118978.955 y=166896.139 z=27.468m x=119000.267y=166894.187 z=27.473m Fluxys 08 Geraardsbergen Zone 1 3m Paalsporen Kuilen Greppel 14 Sleufrand Sleufrand

Afb. 35 Coupe op spoor 1

(25)

Spoor 15;

Het vondstenmateriaal uit dit spoor bestaat hoofdzakelijk uit handgevormd en reducerend gebakken aardewerk. Het gaat voornamelijk om fragmenten van potten met naar buitengebogen rand en versierd met spatelindrukken op de schouder (Afb. 39), met ruwe of brede kamversiering en met gladdingslijnen. Het meest opmerkelijke frag-ment is een rand-schouderfragfrag-ment van een grote kom of pot met brede naar buitengebogen rand (Afb. 37 & 38). De overgang van schouder naar rand is geaccentueerd met een ribbel. Het bovenste deel van de buik bestaat uit een horizontaal rondlopende fries van decoratieve patronen uitgevoerd met behulp van gladdingslijnen. De fries bestaat uit een afwis-seling van “metopen” versierd met een zandloper-motief en een verticaal golflijnzandloper-motief. Wellicht kende de pot een lange levensduur en hergebruik aangezien de perforaties op de wand op een reparatie wijzen. Dit aardewerk kan gedateerd worden in de Late IJzertijd.

5 cm FLUXYS 08 /Geraardsbergen / Zone 1 / Spoor 15

Afb. 37 & 38 (links) Ijzertijd-aardewerk

(26)

2.5 Gemeente Ninove

Ninove Zone 3

Situeert zich tussen de Brakelsesteenweg en de Muylenstraat. Dit deel van het traject helt af naar de Muylenstraat toe. De sporen situeerden zich op de noordelijke hellingsflank. Dit is de eerste site waar de projectarcheologen aan de slag konden. Hoogte: 31,115 m TAW

Lambertcoördinaten: x=122542,577; y=169490,213 Kadasternummers: Ninove 13 Afd Sec B 385a Bodem: Aba of droge leembodem met textuur B horizont

Datering: Romeins

De opvallendste sporen betreffen een brede gracht (spoor 1) dwars over het tracé en een kuil (spoor 13) in de onmiddellijke nabijheid naast een kleinere greppel en een aantal kuilen. Er is sprake van een aantal paalsporen maar hieruit kunnen we wegens de beperkt aangesneden oppervlakte geen gebouwplattegrond afleiden.

Spoor 1;

Het vondstenmateriaal bestaat uit een frag-ment van een zogenaamde Scheldevallei-amfoor (Afb. 42), gedraaid en reducerend gebakken aardewerk en een kleine hoeveelheid handgevormd.

Spoor 13;

In de centrale houtskoolrijke kern van dit spoor werd een voor de helft bewaarde bord uit terra sigillata met een stempel: “CIN[ “ aangetroffen (Afb. 43). Het stuk kwam wellicht tot stand in de ateliers van Cinna-mus of CistusCinna-mus uit Centraal-Gallië. Het recipiënt hoort morfologische thuis in de late 2de, be-gin 3de eeuw; aan het oppervlak van dit spoor bevond zich een grote hoeveelheid Romeins dakpanmateriaal. Behalve dit opvallende stuk troffen we ook enkele scherven van Keulse luxewaar aan. Het gaat om een randscherf van een beker met carnicerand in zwart zogenaamd gevernist / geverfd aardewerk.

Fluxys 08/ Ninove / Grachten/greppels Kuilen 16 7 10 17 18 19 6 5 3 4 2 20 3m 1 14 11 13 17 15

FLUXYS 08/ Ninove / Zone 3/ spoor 13 5 cm

Afb. 41 Grondplan Ninove Zone 3

Afb. 43 Terra Sigillata-bord uit spoor 13

(27)

Ninove Zone 2;

Ten noordoosten van de Lebekestraat werden drie sporen aangetroffen. Spoor 1 betreft een wind-val die in de bovenlaag aardewerk met silex-verschraling en silexfragmenten opleverde. Het gaat onder meer om een fragment van een gepolijste bijl. We kunnen deze site in het midden- neolitische spectrum, waarschijnlijk michelsberg-cultuur plaatsen. (4300/4000-3500 v.Chr.)

Hoogte: 39,195 m TAW

Lambertcoördinaten: x=123223,970; y=171206,100 Kadasternummers: Ninove 13 Afd Sec A 678a + 681 + 680

Bodem: Aba of droge leembodem met textuur B horizont

Datering: Midden Neolithicum

Ninove Zone 1;

Ten westen van de Lindestraat bovenop een hellend stuk konden over een afstand van ruim 100 meter 8 sporen ingetekend worden. Van deze sporen konden er verschillende als graf aangeduid worden.

Hoogte: 37,466 m TAW

Lambertcoördinaten: x=123990,130; y=172186,765 Kadasternummers: Ninove 1 Afd Sec A 437b + 438c + 443a/2

Bodem: Aba of droge leembodem met textuur B horizont

Datering: Romeins

Spoor 7;

Uit spoor 7 kwamen verschillende verbrande terra sigillata scherven van het type Dragendorff 18/31, met Centraal- of Oost-Gallische oorsprong. Bij het gedraaid en reducerend gebakken aardewerk kunnen we een kookpot met een sterk naar buiten gedraaide rand op een gepro-nonceerde bolle schouder vermelden (Afb. 45). Deze context kan gedateerd worden in de late 2de eeuw na Christus.

5 cm

FLX 08 / NIN / Zone 1 / Sp 7

(28)

2.6 Gemeente Haaltert

Haaltert Zone 2

Ter hoogte van de Lindestraat / Herlinckhove werden vier donkere, houtskoolrijke sporen aangetroffen. Deze sporen bevonden zich aan de voet van een helling. Op deze helling werd op grond-gebied van Ninove eveneens een site (NIN 1) aangetroffen. Of er een verband is tussen beide zones kan niet met zekerheid gezegd worden.

Hoogte 2 meetpunten: 30,714 m TAW & 30,293 m TAW

Lambertcoördinaten: x=124217,811; y=172256,007 & x=124220,206; y=172243,944

Kadasternummers: Haaltert 2 Afd Sec C 2035d Bodem: Aba of droge leembodem met textuur B horizont

Datering: Romeins

Vermoedelijk zijn twee van de vier sporen Romeinse brandrestengraven. Het gaat om vrij ondiepe houtskoolrijke sporen met verbrand bot-materiaal (spoor 1 en 3). In spoor 2 werd een bord gevonden. Dit bord bevond zich aan de zuide-lijke rand van de kuil en werd omgekeerd aan-getroffen. Het is gedraaid, reducerend gebakken en vertoont een naar binnen gedraaide rand. Het gaat om regionale waar. Er kan grosso modo een datering in de 1ste of 2de eeuw vooropgesteld worden. Aangezien het zich in verbrijzelde en verbrande toestand in de bodem bevond wordt het momenteel gerestaureerd in het PAM Velzeke.

Afb. 46 Coupe op spoor 2

(29)

Haaltert Zone 1

Hoogte: 29,890 m TAW

Lambertcoördinaten: x=125341,100; y=172414,974 Kadasternummers: Haaltert 2 Afd Sec B 1837s + 1817l

Bodem: Aba of droge leembodem met textuur B horizont

Datering: Romeins

Deze archeologische site werd door het archeo-logische team van het PAM Velzeke aangetroffen en onderzocht. De zone situeert zich ten westen van de Ninoofsesteenweg, achter de lintbebouwing van deze weg.

Er werden twee kuilen, aantroffen met scherven van Low Land Ware 1, fragmenten van zogenaamde Scheldevallei-amforen, een rand van een Zuid-Spaanse amfoor van het type Dressel 20, een randfragment van een pot of beker met een naar buiten gebogen rand en versierd met verticale gladdings-lijnen. Vergelijkbare contexten worden in de late 2de- begin 3de eeuw n.Chr. gesitueerd.

Afb. 48 Coupes op kuilstructuur

(30)

3. Besluit

Een aantal factoren zoals het gebrek aan mankracht, tijd en middelen leidde ertoe dat dit project, in archeologische zin, niet naar de normen van hedendaags wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd kon worden. Deze omstandigheden hadden ontegensprekelijk hun weerslag op de omvang en de diepgang van dit rapport dat voor een groot stuk buiten de voorziene naverwerkingstermijn tot stand kwam. We houden het dan ook bij een zeer algemeen besluit.

Binnen dit korte rapport hopen we vooral het belang en het potentieel van dergelijke projecten aangetoond te hebben. Ze bieden een unieke kans op het reconstrueren van een beeld van de archeologische bewoningsgeschiedenis van een regio, in dit geval voor de Zuid-Oost-Vlaamse leemstreek. Hoewel de ruimtelijke interpretatie van archeologische sites beperkt wordt door de lineaire aard van het tracé, vertegenwoordigen gasleidingstracés unieke kansen om archeologisch kwetsbare zones, in het bijzonder naar toekomstige infrastructuurwerken toe, beter kenbaar te maken. Uit de grote hoeveelheid Romeinse vindplaatsen blijkt alleszins de intensiteit waarmee de Romeinen de leemstreek in ontwikkeling brachten. Geografisch situeren de aangetroffen Romeinse sites zich op heuvelplateaus of hellingen. Deze vaststelling bevestigd een voorkeur voor hoger gelegen locaties en de aanwezigheid van stromend water in de directe omgeving. Over het algemeen kunnen we stellen dat het merendeel van de archeologische sporen zich op de hoger gelegen, beter gedraineerde stukken bevonden. Op het traject van 27 kilometer met een gemiddelde breedte van 20 meter werden 15 zones aangetroffen met archeologische sporen. 12 van deze zones werden in de mate van het mogelijke onderzocht. Naast de Romeinse sporen werden sites uit uiteenlopende periodes aangetroffen. Gaande van het neolithicum tot de middeleeuwen. Hierbij wordt echter geen rekening gehouden met de sporen die in de B-sleuf wegens tijdsgebrek ongetwijfeld aan het oog van de archeologen voorbijgingen.

(31)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is dan ook niet verwonderlijk dat Holwerda het door hem bestudeerde aardewerk uit Zuidwest-Nederland in 1923 als terra nigra-achtig omschrijft.8 Onder verschillende namen

Breng de scherven van je leven Maar naar God toe, stuk voor stuk, Laat Hem helen, dan pas brengen Deze scherven toch geluk..

de (geplande) bemalingen. Er dient ook vermeld te worden dat in een MER de analyse en evaluatie van het al dan niet optreden van een schadelijk effect en de op te leggen voorwaarden

Zoals hoger reeds vermeld is het sterk aangewezen (de verworpen en niet opgenomen) alternatieven aan een volwaardig onderzoek te onderwerpen en dit mee op te nemen in dit MER

Er dient op gewezen te worden dat de betrokken beken niet uitsluitend voor de betrokken fauna werden aangemeld maar dat er een duidelijke relatie is tussen het terrestrische

Door de komst van Snappet delen we leerlingen met spelling en rekenen niet meer standaard in op bepaald niveau, maar wordt per lesdoel bekeken welk aanbod de groep/uw kind

Het plan heeft tot doel watergevoelige openruimtegebieden aan te duiden voor behoud of versterking van het open of groene karakter in functie van waterbeheersing (meer informatie

Verder zal er onder meer logistieke medewerking gegeven worden aan de organisatie van Carnaval Brakel op 3 en 4 februari 2018 en aan het Theaterkamp, een organisatie van