Wadlopen in een oneindige vlakte
De ontwikkeling van het wadlopen
Inhoud
Inleiding
3
Start onderzoek
4
Wat is wadlopen en wat ik wil onderzoeken
7
Materiaalvergaring
10
- Interviews
10
- Overtochten
11
- Veiligheid en milieu
12
Bewerking en uitwerking van verkregen informatie
15
Conclusie
17
Bronnenmateriaal
18
Bijlage 1. Traktaat van Oostmahorn
21
Inleiding
Wat wil ik voor een eindscriptie: een uitgewerkt schriftelijke weerslag van een
onderzoek of iets anders? Dit was de vraag die mij bezig hield toen ik over de vorm
van mijn scriptie aan het nadenken was. Ik had mijn zinnen gezet op ‘iets anders’.
Waarom? In dit geval was het antwoord toch betrekkelijk simpel. Het
methodencollege ‘Documentaire en Tentoonstelling’ van Homme Wedman en Rolf
ter Sluis was hiervoor de inspiratiebron. Nog specifieker was de radiodocumentaire
van Floortje Smit ‘Een heilig beroep’ aanleiding tot mijn keus om als
afstudeerwerkstuk een radiodocumentaire te willen gaan maken. Wat tevens
meespeelde bij het kiezen voor deze vorm is het feit dat ik als toekomstig leraar
Geschiedenis tijdens lessen gebruik wil maken van allerlei (multi)mediavormen,
waaronder radio.
De keus voor een onderwerp moest echter nog gemaakt worden. Tijdens een
gesprek was ik mijn keus voor een radiodocumentaire aan Homme Wedman aan het
toelichten. Het komen tot een geschikt (regionaal) onderwerp bezorgde mij meer
hoofdbrekens. Tijdens het onderhoud met Homme kwamen wij op het onderwerp
wadlopen terecht, waarop ik me afvroeg of dat eventueel een geschikt onderwerp zou
zijn. Dat bleek het geval.
Start onderzoek
Degene die ik als eerste heb geraadpleegd voor mijn onderwerp is Sjoerd Bouwman.
Hij is al jaren lid van en gids bij Arenicola, de Groninger wadloopvereniging die als
subvereniging van studentenvereniging Vindicat
1het leven zag in 1968. Ik ging bij
hem te rade om meer te weten te komen over het ontstaan van het wadlopen in de
loop van de 20
eeeuw, bijvoorbeeld over wie de wadlooppioniers zijn en hoe ik met ze
in contact kon komen. Sjoerd leende mij enkele boeken over het wadlopen en wist mij
ook enkele bekende namen uit de wadloopwereld door te spelen. Het bleek bovendien
dat ik nog een wadloper en tevens wadloopgids bij mij in de buurt had wonen,
namelijk Martin van der Wijk. Op dit moment is hij iets minder actief aan het
wadlopen, maar hij heeft ook enkele zeer boeiende tochten gemaakt. Bij hem kon ik
eveneens terecht voor boeken en namen. Ik had zelf recentelijk nog een artikel over
het wadlopen gelezen waarin melding werd gemaakt van een dalende belangstelling
voor het wadlopen, met name onder de jeugd.
‘De animo voor het eens zo populaire wadlopen neemt af. Vooral jongeren laten het
afweten, zegt Mark de Waard van het Wadloopcentrum Pieterburen. Om de natuur
niet te veel uit het evenwicht te brengen, mag het centrum jaarlijks met maximaal
17.500 deelnemers oversteken. ,,Maar wij komen niet boven de 7000 uit. De mensen
van tegenwoordig willen niet meer drie en een half uur achterelkaar lopen. En
helemaal niet als ze ook nog een uurtje door het slik moeten zwoegen.’’ De Waard
noemt het ‘een ellende’ om jongeren van 16, 17 jaar het Wad over te krijgen. ,,We
zijn moei, is het dan.’’ Het Wadloopcentrum brengt de wandelaars daarom een
eind op weg met een boot. De tocht duurt dan twee uur korter.’
Dit alarmerende bericht was afgelopen mei nog in de Leeuwarder Courant
2te lezen.
Nu zullen leden van de Waddenvereniging blij zijn met deze ontwikkeling aangezien
zo de flora en de fauna van het Waddengebied weer enigszins ontlast wordt.
De ontstaansgeschiedenis van het wadlopen is tot op heden niet duidelijk,
maar hoe er vroeger tegenaan werd gekeken blijkt wel uit het onderstaande citaat.
1
Vindicat atque Polit is een studentenvereniging in Groningen. Het is de oudste studentenvereniging van Nederland (1815) en de grootste studentenvereniging van Groningen.
2
‘Een van de winkeliers op Ameland keek zaterdag een paar klanten, die langs hun
neus weg vroegen of de baas lust had met hen het Wad over te lopen naar de vaste
wal, uit de hoogte aan. Dat viel hem makkelijk want hij was een lange man. Stellig
vond hij het zo’n krankzinnige opmerking dat hij zijn vechtpetje achter op het hoofd
schoof en de handen in de zij zette „Zo”, zei hij met een bedenkelijk gezicht, „zo, dus
jullie willen, dat wij jullie straks op het Wad moeten zoeken en uit het water moeten
vissen?” Het gezicht van de kruidenier werd nog ietwat zwarter toen er nog meer van
die klanten bleken te zijn, kinderen zelfs, die mee zouden lopen . . . Maar hij begon te
begrijpen dat de mensen, die hij voor had, geen grapjes maakten doch dat het volledig
ernst was. Zijn vrouw loste het raadsel op. „Kijk”, fluisterde ze terwijl, ze in de
richting van een der klanten knikte „is dat niet dominee Van Dijk?”
„Nou, nou zie ik het. Warempel. O, maar dan verkeren jullie in goed
gezelschap. Dominee Van Dijk. Maar die kent het Wad.” De kruidenier was zichtbaar
opgelucht. En hij had gelijk. Waddenlopen is gevaarlijk werk. Gekkenwerk zelfs,
behalve wanneer iemand de leiding heeft die alle facetten van deze “sport” kent en
zich tussen de geulen, slenken en prielen even thuis voelt, als in de plaats, waar hij
woont in de straten.’
3Het was overigens niet zo dat er daarvoor nooit iemand van Ameland naar de vaste
wal was gelopen. De al eerder genoemde dominee Van Dijk bijvoorbeeld, maar ook
vele anderen, maakten de tocht meerdere malen over ijs. Tijdens strenge winters vroor
de Waddenzee geregeld dicht. Daarnaast liep de Amelander Theunis Kievied in 1919
al eens van Ameland naar de vaste wal. De wind waaide al wekenlang uit oostelijke
richting, waardoor de Waddenzee vrijwel droog lag. De veerboten waren zelfs niet
meer in staat uit te varen via de vaargeulen. Twee jonge mannen moesten naar de
vaste wal, waarop Kievied besloot hen over het nagenoeg droge wantijgedeelte naar
de vaste wal te begeleiden.
4Het wantij is het laatste (zand)deel dat onder water komt
te staan als de vloed weer opkomt.
Volgens een oud verhaal was de eerste wadloper een boerenknecht op
Rottumeroog in het begin van de 18e eeuw. Deze kreeg zo'n vreselijke ruzie met z’n
3
‘Met vier kinderen lopend over het Wad van Ameland naar Friese kust’, Leeuwarder Courant 21 juli (1958).
4
baas, graaf Canteclaer, dat hij moest vluchten voor de galg. Hij rende over het
drooggevallen wad en wist tot z'n eigen verbazing heelhuids het vaste land te
bereiken.
5Wadlopen zoals we nu gewend zijn is van een veel later datum. De
oud-Groninger Derk Schortinghuis uit Den Haag liep in 1939 al naar Rottumeroog. Na de
oorlog bleef Schortinghuis plus aanhang wadlopen. Dat het ook niet altijd pais en vree
was tussen de wadlooppioniers bleek wel uit de zogenaamde ‘scholenstrijd’. Deze
‘scholenstrijd’ speelde zich af tussen de groep Schortinghuis en de groep
Buwalda/Abrahamse. Men verschilde voornamelijk van mening over welke
hulpmiddelen waren toegestaan als men niet in één keer een oversteek kon voltooien.
Het tweetal Buwalda/Abrahamse had namelijk in 1962 tijdens een gewaagde,
allereerste wadlooptocht van Texel naar Vlieland een rubberboot gebruikt om te
overvloeden, d.w.z. ze hadden overnacht in een rubberboot tijdens vloed. Zelf
gebruikte Schortinghuis zogenaamde overvloedingsstoelen (drie stokken in de bodem
met een zitplaats) om de vloed te overbruggen. Jaap Buwalda en Jan Abrahamse
hadden in hun rubberboot geen contact meer met de bodem volgens Schortinghuis en
in zo'n situatie was je ‘af’.
6Buwalda, destijds geografiestudent, had in 1957
op Schiermonnikoog furore
gemaakt met een onverwachte premièreoversteek. Bij hotel Van der Werff brak
tumult los toen Buwalda met zijn maat Felix Sutorius zich daar meldde. Hoe ze het in
hun hoofd hadden gehaald om dit levensgevaarlijke werk te doen, want dat kon dus
absoluut niet. Dat mensen die het Wad kenden als hun broekzak, waren verzopen. Ze
wilden met z’n tweeën weer teruglopen, maar dit werd ze door de burgemeester
verboden. Abrahamse nam uiteindelijk de plaats van Sutorius in, waarna nog vele
gezamenlijke tochten en oversteken zouden volgen.
75
D.H Schortinghuis, ‘De wadloperij in de eerste jaren’, in: Jan A. Niemeijer ed., Wadlopen (Haren 1973) 9-35, aldaar 13; G. Groustra, Wandelen over het wad (Buitenpost en Leeuwarden 1974) 18.
6
‘Hoog water getrotseerd in overvloedingsstoelen’, Leeuwarder Courant 1 juli (1963).
7
Wat is wadlopen en wat ik wil onderzoeken
Wat is wadlopen nu eigenlijk? Is het een toeristisch vermaak of een sport? Wadlopen
wordt wel eens vergeleken met bergbeklimmen. Woeste natuur is in Nederland niet
echt aanwezig en het enige gebied dat enigszins aan deze omschrijving voldoet ligt
buitengaats, namelijk de Waddenzee. Het water in de Waddenzee kan zowel kalm en
sprookjesachtig als woest en onherbergzaam zijn, maar het is nog niet ingekapseld
zoals bijvoorbeeld het IJsselmeer. Net zoals bij het bergbeklimmen ligt er een gebied
voor vrije geesten om te ‘veroveren’. ‘Voor mij is wadlopen toch echt het puur van
begin tot eind lopend bereiken van een plaat of eiland of andersom.’
8Sinds 1963 worden er officieel wadlooptochten georganiseerd. Eerst gebeurde
dit vanuit de stichting Dorpsbelangen Pieterburen en later werden ook tochten vanuit
Friesland georganiseerd. Daarvoor waren onder anderen studenten al bezig met het
wadlopen en beoefenden dit als sport. Er waren verschillende wadlooppioniers. Je had
onder meer de eerder genoemde groep Schortinghuis en het tweetal
Buwalda/Abrahamse. Zij ‘veroverden’ steeds meer gebieden in de Waddenzee met
wadlopen. In de jaren vijftig had je verder dominee Van Dijk die te boek staat als
wadlooppionier van de Amelandroute en was Roelof IJbema, destijds directeur
gemeentewerken uit Kollum, degene die zich met de Engelsmanplaat bezighield.
9Wadlopen is het te voet oversteken naar eiland of zandplaat. Daarbij is het niet
toegestaan om een geul zwemmend te nemen. Dat is een van de spelregels van het
wadlopen. Bovendien moet je de nodige kennis hebben van het Waddengebied. Kaart
en kompas zijn onmisbaar en je moet precies weten wanneer het laagwater is en
wanneer je kunt vertrekken.
In 1972 zijn er door de toenmalige wadlooporganisaties afspraken gemaakt
over de verdeling van groepen en de aantallen wadlopers. Deze afspraken zijn
vastgelegd in het zogenaamde ‘Traktaat van Oostmahorn’
10. De redenen voor een
dergelijke overeenkomst waren vooral gelegen in de veiligheid, het behoud van de
aantrekkelijkheid van het wadlopen en de bescherming van het wad in relatie tot het te
massale wadlopen.
118
Citaat uit interview met Wim Sikken, 4 augustus 2008
9
Jan A. Niemeijer ed., Wadlopen (Haren 1973) 8, 84-86.
10
Zie bijlage 1.
11
Was er in het begin van het wadlopen nog geen sprake van beperkingen, nu
zijn er overheidsregels waaraan wadlopers zich dienen te houden. Zo is het Wad niet
meer vrij toegankelijk voor iedereen. Er zijn nu drie typen wadloopvergunningen: de
A-vergunning (uitsluitend voor wadlooporganisaties), de B-vergunning (voor
individuele personen die met een groep tot max. 12 personen willen lopen) en de
C-vergunning (als je alleen wilt lopen). Aan elke type C-vergunning zijn voorschriften
verbonden. Over het al dan niet verlenen van een vergunning of ontheffingen wordt
advies gevraagd aan de Wadloopadviescommissie.
12In 1981/1983 is er een
provinciale wadloopverordening door Friesland, Groningen en Noord-Holland
ingesteld. Het doel van de verordening was regels te stellen ten behoeve van de
veiligheid. Zowel organisaties als individuele lopers zijn sindsdien verplicht een
wadloopvergunning aan te vragen. Daarbij worden eisen gesteld aan de ervaring en de
uitrusting van de gidsen.
13Het wadlopen vanaf drooggevallen schepen valt
bijvoorbeeld nog niet binnen deze verordening, maar men is daar nu wel mee bezig.
In mijn radiodocumentaire zal ik een drietal items behandelen. Ten eerste zal
ik ingaan op het ontstaan van het wadlopen, overgaand in een recreatieve sport.
Wadlooppioniers en wadlopers ontdekten en ontdekken dat men ook te voet deze
bijzondere wereld kon en kan betreden. De pioniers moesten voldoende kennis nemen
van de getijden, van de bodemgesteldheid, van de weersomstandigheden, maar
moesten ook zeker leren omgaan met kaart en kompas. Huidige wadlopers laten zich
door een gids meevoeren in dit fantastische gebied. Eerst ploeterend door een flinke
laag slib langs de rijsdammen, daarna het genieten op stevige zandbodem. De tocht
voert daarna over het zogenaamde wantij. Dat is het hoger gelegen gebied tussen de
kust en een eiland of plaat. De twee vloedstromen die vanaf de Noordzee van
weerskanten om een eiland heen de Waddenzee binnenstromen ontmoeten elkaar op
deze plek.
Ten tweede zal ik een aantal tochten verslaan (spannende en/of interessante
tochten) om zo een beter beeld te geven van de moeilijkheden, de problemen of juist
de schoonheid die de wadlopers eventueel onderweg tegenkwamen en tegenkomen.
Tot slot zal ik ingaan op de veiligheidsmaatregelen die worden getroffen voor
het wadlopen, waarbij ook de invloed van de verenigingen en overheden hierin aan
bod zal komen. Bij dit laatste onderwerp zal ik tevens kort stilstaan bij de
12
http://www.waddenzee.nl/Informatiepagina_voor_wadlopers.1439.0.html (19 augustus 2008).
13
Materiaalvergaring
Interviews
Doordat ik al bekend was met het wadlopen en ‘mijn’ waddengids Sjoerd Bouwman
mij graag van informatie voorzag kon ik al snel enige mensen benaderen voor een
eventueel interview. De vraag wie nu een wadlooppionier was en wie niet kon echter
niet zo eenvoudig worden beantwoord.
De naam Wim Sikken kwam al snel bovendrijven als zijnde een goede bron en
hij werd tevens geduid als zijnde een wadlooppionier. Hijzelf ontkrachtte dit in het
afgenomen interview en ik zou in de loop van het onderzoek ervaren dat hij inderdaad
geen pionier was, maar een zeer groot liefhebber van het wadlopen. In diverse boeken
werd zijn naam vermeld en ik heb dan ook als eerste Wim Sikken (één van de eerste
generatie wadlopers en nog steeds actief als lid van wadloopvereniging Arenicola uit
Groningen) benaderd met het verzoek hem te mogen interviewen. Hij stemde hierin
toe. Samen met Martin van der Wijk ben ik naar Haren gegaan om een interview af te
nemen op 4 augustus. Ik heb het gesprek als zeer prettig ervaren, maar voor mij was
het wel de eerste keer dat ik een tweegesprek afnam.
Lammert Kwant heb ik als tweede geprobeerd te strikken voor het afnemen
van een interview. Hij is nog zeer actief als wadloopgids en heeft zijn eigen
wadloopbedrijf en weet ook veel over de natuur en besluitvorming rondom het
wadlopen. Hij wist al dat iemand een radiodocumentaire aan het maken was over het
wadlopen. Hij klonk dan ook niet verbaasd toen ik hem opbelde met het verzoek hem
te mogen interviewen. In eerste instantie leek het erop dat hij erin toe zou stemmen.
Mijn verzoek om hem in augustus op te zoeken voor een vraaggesprek werd echter
resoluut van de hand gewezen. In oktober of november had hij wel tijd, maar hij had
bovendien al eens een ‘nare’ ervaring gehad met iemand van Radio 1. Deze ervaring
bracht hij naar voren om toch nee te zeggen, want hij had destijds het gevoel gekregen
een ochtend ‘verkwist’ te hebben.
van het zogenaamde 'Traktaat van Oostmahorn' in 1972. Hij is tevens
oud-wadloopgids, maar gezien zijn leeftijd (70-plus) acht hij zichzelf niet meer in staat om
nog wad te lopen.
Via Joop Hooiring ben ik op het spoor gekomen van de oudst nog levende
wadlooppionier, namelijk Roelof IJbema. Deze 86-jarige voormalige directeur
gemeentewerken uit Kollum is de pionier van de Engelsmanplaat en kwam pas later
met de groep Schortinghuis in aanraking. Ik ben op 28 augustus langs geweest in
Kollum om een interview af te nemen.
Jan Rijkmans is voorzitter van de Wadloopvereniging Arenicola en al jaren
wadloper. Telefonisch hadden we een datum geprikt voor een vraaggesprek, maar
door ziekte werd het uiteindelijk 29 augustus dat ik hem kon spreken. Het interview
dat ik afnam heb ik uiteindelijk niet gebruikt. Dat ik het interview niet gebruikt heb
komt voornamelijk door een technisch mankement dat zich had aangediend tijdens het
opnemen van ons gesprek. Zijn antwoorden vond ik in mijn andere gesprekken ook
terug waardoor ik een nieuw tweegesprek met Jan Rijkmans niet noodzakelijk achtte.
In diverse kranten werd vroeger bericht over spectaculaire tochten van Jaap
Buwalda en Jan Abrahamse. Buwalda is echter op vrij jonge leeftijd al overleden,
maar Abrahamse heb ik nog kunnen benaderen voor het afnemen van een interview.
Het kostte mij wel enige moeite om het juiste telefoonnummer te achterhalen, maar
toen ik hem uiteindelijk aan de lijn kreeg reageerde hij zeer enthousiast op mijn
verzoek. Ik heb zelfs op twee dagen een afspraak moeten maken met deze
spraakwaterval, te weten 5 en 10 september.
Overtochten
Voor het inwinnen van informatie betreffende enkele tochten heb ik gebruik kunnen
maken van enkele boeken, maar vooral krantenartikelen leenden zich voor om
impressies van tochten te geven en natuurlijk enkele van de geïnterviewden zelf
konden mij hierover verslag doen. Het ijswadlopen stond Jan Abrahamse nog helder
voor de geest en ik heb dan ook prachtige dia’s hiervan kunnen zien op zijn laptop.
en scheuren overdekt met sneeuw. Het ontbreken van een egale ijsvloer kwam
doordat er meerdere malen dooi was ingetreden, waardoor ijsschotsen overbleven die
vervolgens weer aan elkaar vastgroeiden of gingen kruien door de wind.
14Jaap
Buwalda en Jan Abrahamse waren in die tijd geografiestudenten uit Groningen en ze
hadden al ettelijke malen in de zomer wadgelopen. Ze gingen toen wat ze noemden
bergbeklimmen in twee dimensies. In de winter van 1963 zouden ze uiteindelijk
tweemaal oversteken naar Schiermonnikoog en drie pogingen doen om Terschelling
te bereiken. Dat laatste lukte niet vanwege een vaargeul die maar niet wilde
dichtvriezen.
15Abrahamse herinnert zich vooral het prachtige zicht op het kruiende ijs
voor Terschelling dat wel hoogten kon bereiken van 8 meter.
16Bij hun tocht naar
Terschelling werden ze onder anderen vergezeld door enkele mensen van de
Leeuwarder Courant.
‘Hemelsbreed waren we twaalf tot dertien kilometer van de Friese kust maar hoeveel
kilometer hadden wij gelopen om daar te komen? Terschelling was vlakbij en toch ver
af. Uitdagend dreven er de ijsbergen rond in het koude water, dat van zilvergrijs tot
diepblauw varieerde. Van zeelui hadden we gehoord dat wie daar twee tot drie
minuten, pak weg, vijf in verbleef bij de opgeschreven personen ging behoren: de
snelle dood in ijskoud water. Het zware besluit viel: terug!’
17Bij de tochten naar Schiermonnikoog logeerden Abrahamse en Buwalda steeds in het
bekende hotel Van der Werff. De legendarische juffrouw Dien zorgde voor de
hartelijke ontvangst en een warm bad. ‘Voor die tochten smeerden we ons steeds
helemaal in met uierzalf. Je kreeg het dan absoluut niet koud’, vertelt Abrahamse.
18Veiligheid en milieu
Gedurende de jaren zestig van de twintigste eeuw werd het wadlopen steeds
populairder bij grote delen van de Nederlandse bevolking. Er werden al snel
schoolreisjes georganiseerd naar het Wad. Leerlingen konden onder leiding van
14
Buwalda, J.D., ‘Winter- en ijswadlopen’, Waddenbulletin 8 (1973) 2-7, aldaar 5-7
15
Wio Joustra, ‘Rechts houden op het Wad’, Volkskrant 16 maart (1996).
16
Interview met Jan Abrahamse, 10 september 2008.
17
‘Blootschouw tussen ijs en sneeuw’, Leeuwarder Courant 25 februari (1963).
18
gidsen kennismaken met de natuur in het Waddengebied en tegelijkertijd een
sportieve prestatie leveren. Het wadlopen raakte weliswaar steeds meer ingeburgerd,
maar qua regelgeving was er nog weinig geregeld betreffende deze. De enkele
wadloper die zich in het begin slechts hoefde te bekommeren om zijn eigen veiligheid
maakte plaats voor een veelvoud aan wadlopers die begeleidt moesten worden en wier
veiligheid door de aanwezigheid van gidsen gegarandeerd moest worden.
‘Alle 54 zijn gered en zaterdag zal er wel weer naar Schiermonnikoog gelopen
worden, tenzij er tevoren maatregelen genomen worden wat op dit moment nog niet
zo erg waarschijnlijk lijkt. Toch vraagt men zich af of dit zo kan doorgaan en daarbij
mag gerust gesteld worden dat de onderlinge ruzies in Pieterburen bij dit alles een
grote rol spelen. Beide clubs verwijten elkaar onzorgvuldigheid gesol met de
veiligheid en het schieten onder andermans duiven. Het is moeilijk uit te vinden wat
er precies waar is van de Indianenverhalen verhalen die men in beide kampen kan
beluisteren maar één ding moet toch wel voorop staan van al dit geruzie en
geconcurreer mag de argeloze klant niet de dupe worden.’
19Het wadlopen werd uiteindelijk in 1981 aan een provinciale wadloopverordening
onderworpen. De sport mocht alleen nog bedreven mogen worden onder leiding van
een gids met een door het provinciaal bestuur verleende vergunning. De verordening
werd door de Gedeputeerde Staten van zowel Friesland als Groningen ingesteld en
later ook in Noord-Holland. Deze verordening was bedoeld om de veiligheid van het
wadlopen te vergroten. Deze regels werden vooral ingesteld naar aanleiding van
enkele gevaarlijke situaties die zich tijdens het wadlopen hadden voorgedaan aan het
eind van de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig. In 1980 nam een gids een
groep het Wad op, ondanks een stormachtige wind en een halve meter verhoging,
waarbij uiteindelijk twee dodelijk slachtoffers vielen te betreuren.
20De colleges van
Gedeputeerde Staten lieten daarna een onderzoek instellen naar de mogelijkheden om
de wadloopsport te beveiligen . Zowel particulieren als wadlooporganisaties moesten
voortaan een vergunning aanvragen. De beoordeling voor de toekenning kwam te
liggen bij een commissie van deskundigen
21. Deze wadloopverordening is, met enige
19
Durk Reitsma, ‘Niet over één kam’, Leeuwarder Courant 2 juni (1978).
20
‘“Plotselinge weersomslag werd ons noodlottig”’, Leeuwarder Courant 24 juni (1981).
21
aanpassingen, nog steeds van kracht. De verordening is bedoeld om de veiligheid van
het wadlopen te vergroten.
22Om de veiligheid van gidsen en deelnemers tijdens een wadlooptocht te
waarborgen en om de natuurwaarden te beschermen, is de provinciale
Wadloopverordening
1996 in werking getreden. Deze wadloopverordening wordt
voor de drie waddenprovincies Groningen, Friesland en Noord-Holland uitgevoerd
door de provincie Friesland. Zowel de gidsen van wadlooporganisaties als individuele
lopers zijn verplicht een wadloopvergunning aan te vragen. Daarbij worden eisen
gesteld aan de ervaring en de uitrusting van de gidsen.
23De provincies Groningen, Friesland en Noord-Holland begonnen aan het begin
van de jaren zeventig een samenwerkingsverband in het kader van de Waddenzee.
Hiervoor werd de Stuurgroep Waddenprovincies ingesteld. Deze instelling geeft nog
steeds op provinciaal niveau inhoud aan een gemeenschappelijk beleid ten aanzien
van het Waddenzeegebied. In 1976 werd door de Colleges van Gedeputeerde Staten
van de provincies Friesland, Groningen en Noord-Holland hiertoe een
samenwerkingsafspraak overeengekomen. Beslissingen over het te voeren beleid
worden slechts na overleg met de Stuurgroep vastgesteld.
Het voornaamste doel was en is het instandhouden van het Waddenzeegebied
als een samenhangend natuurgebied. Hiermee namen de waddenprovincies een
voorschot op de door het rijk aangekondigde provinciale indeling van het gebied, die
uiteindelijk in 1981 plaatsvond. In datzelfde jaar stelden de drie provincies de
Interprovinciale Structuurschets voor het Waddenzeegebied vast. Deze schets gaf aan
welk beleid zij gezamenlijk voor de Waddenzee wilden voeren.
2422
‘Wadlopen wordt aan vergunning gebonden’, Leeuwarder Courant 14 mei (1981).
23
http://www.waddenzee.nl/Wadlopen.1431.0.html (15augustus 2008).
24
Bewerking en uitwerking van verkregen informatie
Het op papier uitwerken van de interviews nam veel tijd in beslag, maar juist door
deze schriftelijke weergave ervan is het scenario gemakkelijker in elkaar te zetten. Bij
het opzetten van het draaiboek is het ook hier weer de kunst om zinnen te schrappen
of om bepaalde steekwoorden weg te laten doordat deze hinderlijk zijn voor het
volgen van de radioweergave als luisteraar. Ik ben wel zeer behoedzaam geweest bij
het weglaten van onduidelijke zinnen, steekwoorden, of hinderlijke geluiden. Het mag
niet zo zijn dat er door het weglaten van een woord een totaal andere betekenis aan
een zin wordt gegeven.
De opzet van het draaiboek is verdeeld in drie items, te weten: a. het ontstaan
van het wadlopen, overgaand in een recreatieve sport, b. wadlooptochtbeleving, en c.
de risico's van het wadlopen en de manier waarop in de loop der jaren broodnodige
regelgeving werd opgesteld betreffende de veiligheid. Aan de hand van deze
drievoudige kapstok kun je de interviews opdelen. Het is nog wel lastig om zoveel
informatie in een ‘juist’ scenario te plaatsen. Dat ook het gebruik van het juiste
materiaal voor het maken van buitenopnamen zeer belangrijk is, bleek wel tijdens
mijn eigen wadlooptocht. Er stond teveel wind, waardoor grote delen van de
buitenopnames niet goed beluisterbaar en bruikbaar bleken.
Tijdens het monteren heb ik ondervonden dat mijn scenario slechts voorlopig
was. Sommige stukken tekst sluiten namelijk niet goed aan op elkaar of moeten juist
een andere plaats krijgen om een eerder verteld verhaal te versterken. Helaas bleek
ook dat sommige zinnen niet helemaal te filteren waren van fouten.
voor 1 oktober. Tijdens het opnemen van haar teksten bleek toch wel dat het voor mij
geen dagelijkse kost is om achter een mengpaneel te zitten. Ik had ’s middags nog
uitleg gekregen, maar ’s avonds liep het toch nog even stroef aan het begin bij het
opnemen. Ik moest überhaupt wennen aan het monteren. Na de opnames zei Ellen
Bourgonje dat als er nog meer moest worden opgenomen of als er foutjes in de
teksten waren geslopen, ik niet moest schromen om contact met haar op te nemen.
Uiteindelijk heb ik nog één keer haar stem moeten ‘lenen’ voor een nieuwe
inspreeksessie en wel op 16 oktober.
Conclusie
Het oorspronkelijke verhaal dat ik wilde vertellen in mijn radiodocumentaire heb ik
kunnen aanhouden. De grote verhaallijnen die ik voor het drieluik had bedacht bleken
bij mijn scriptiebegeleiders gehoor en ondersteuning te vinden. Het scenario was
echter wel onderhevig aan veranderingen. Sommige delen van de uitgeschreven
gesprekken die ik voor het script gebruikt had, bleken soms niet te ‘passen’ of waren
zo lastig om te plaatsen dat enig ‘sleutelen’ aan het draaiboek niet kon uitblijven.
Het afnemen van interviews is een vak apart, maar ik kan zeggen dat degenen
die ik heb kunnen interviewen dit met plezier deden. Als een onderwerp dicht bij
iemand staat kun je alleen maar hopen dat de geïnterviewde zijn enthousiasme ook
tijdens de opnames kan overbrengen op de luisteraar.
Het in elkaar zetten van de radiodocumentaire was een leerzaam proces. Het
leren monteren vergde veel tijd en geduld, waardoor mijn respect voor de
professionals alleen maar is gegroeid. Ik kan nu echter wel zeggen dat ik blij ben met
het resultaat van mijn arbeid. De opgedane ervaring wil ik ook in mijn toekomstige
carrière als leraar benutten, zodat leerlingen leren luisteren naar geluidsfragmenten of
zelf een leuk item kunnen bedenken.
Bronnenmateriaal
Arenicola. 25 jaar wadlopen (z.p. 1993).
Buwalda, J.D., ‘Winter- en ijswadlopen’, Waddenbulletin 8 (1973) 2-7.
Dijkstra, Hijlke, Hijlke Dijkstra vertelt. Het levensverhaal van de organisator en
animator van het wadlopen in Pieterburen (Groningen 1994).
Cock, Paul de, en Kees Siderius, ‘Wadlopen met Kalverstraat-aantallen. Brabanders
en Belgen betalen voor avontuur en vieze voeten’, Waddenbulletin 30 (1995)
202-204.
Dijkema-Krijger, Lia, Wadlopen naar Borkum. De monstertocht door de Oostereems
(Groningen 1978).
Groustra, G., Wandelen over het wad (Buitenpost en Leeuwarden 1974).
Jonkheid, Eddy, ‘Nieuwe wadloopverordening. Veiligheid en natuur centraal’,
Waddenbulletin 30 (1995) 198-201.
Niemeijer, Jan A. ed., Wadlopen (Haren 1973).
Oele, C. ed., Wadgidsen-boek. Verzameling theorie en wetenswaardigheden over het
wad en wadlopen (Haren 1977).
Schortinghuis, D.H, ‘De wadloperij in de eerste jaren’, in: Jan A. Niemeijer ed.,
Wadlopen (Haren 1973) 9-35.
-Krantenartikelen
‘Jongeren te lui en moei om door wadslik te zwoegen’, Leeuwarder Courant 17 mei
(2008).
Buwalda, J.D., ‘Het wantij van Schiermonnikoog en het Wadlopen’, Leeuwarder
Courant 24 juli (1965).
Dussel, Marius, ‘Een halve eeuw wadlopen’, Leeuwarder Courant 26 mei (2007).
Reitsma, Durk, ‘Niet over één kam’, Leeuwarder Courant 2 juni (1978).
‘Blootschouw tussen ijs en sneeuw’, Leeuwarder Courant 25 februari (1963).
‘Hoog water getrotseerd in overvloedingsstoelen’, Leeuwarder Courant 1 juli (1963).
‘Met vier kinderen lopend over het Wad van Ameland naar Friese kust’, Leeuwarder
Courant 21 juli (1958).
‘“Plotselinge weersomslag werd ons noodlottig”’, Leeuwarder Courant 24 juni
(1981).
‘Wadlopen wordt aan vergunning gebonden’, Leeuwarder Courant 14 mei (1981).
Ruyter, Martin, ‘De laatste wadloperstocht. Expeditie naar Griend op één na de
zwaarste, Volkskrant 6 juni (1964).
Joustra, Wio, ‘Rechts houden op het Wad’, Volkskrant 16 maart (1996).
-Film
-Websites
http://home.wxs.nl/~kwant017/overheid/verordening/uitgangspunten2.htm.
http://www.waddenzee.nl/Informatiepagina_voor_wadlopers.1439.0.html.
http://www.waddenzee.nl/Stuurgroep_Waddenprovincies.2156.0.html.
Bijlage 1. Traktaat van Oostmahorn
WADLOOPCENTRUM FRIESLAND
( V.V.V. Westdongeradeel )
Herweystraat 11
T E R N A A R D
STICHTING WADLOOPSPORT
PIETERBUREN
Hoofdstraat 118
P I E T E R B U R E N
Oostmahorn, 13 december 1972
PERSBERICHT
De Stichting Wadloopsport Pieterburen en het
Wadloopcentrum 'Friesland' (V.V.V. Westdongeradeel) op 13
december 1972 in vergadering bijeen, maken het volgende
bekend:
Gelet op de stormachtige ontwikkeling van het massale
wadlopen hebben voornoemde organisaties zich beraden op
de volgende hieraan verbonden problemen.
1. De veiligheid van de te organiseren wadlooptochten;
2. Het behoud van de aantrekkelijkheid van het wadlopen;
3. De bescherming van het Wad in relatie tot het te
massale wadlopen.
Overeengekomen werd:
a. De veiligheid van de wadlopers is er het meest mee
gediend door zich bij goed bekend staande
wadlooporganisaties aan te melden;
b. Er zal een gebiedsverdeling op de zaterdagen zijn,
waarbij het Wadloopcentrum 'Friesland' zich tot
Ameland en de Engelsmanplaat beperkt en de Stichting
Wadloopsport Pieterburen tot Schiermonnikoog,
Simonszand en Rottumeroog.
Hiermede is duidelijkheid gebracht zowel voor de
deelnemers aan de wadlooptochten als voor de
wadlooporganisaties in de betreffende gebieden.
Voor het seizoen 1973 zal voor een zeer beperkt
aantal tochten met een gelimiteerd aantal deelnemers
de mogelijkheid aanwezig blijven zowel voor de
Stichting Wadloopsport Pieterburen om naar Ameland
en Engelsmanplaat als voor het Wadloopcentrum
'Friesland' naar Schiermonnikoog, Simonszand en
Rottumeroog te lopen.
c. Het Wadloopcentrum 'Friesland' zal zich beperken tot
maximaal 150 per personen per tocht zowel naar
Ameland als naar de Engelsmanplaat.
d. De Stichting Wadloopsport Pieterburen heeft maxima
voor Schiermonnikoog tot 500 personen, Simonszand en
Rottumeroog elk 100 personen.
Namens het Wadloopcentrum 'Friesland'
( V.V.V. Westdongeradeel )
w.g. J.G. Hooiring, delegatie-voorzitter
w.g. J.G. Miedema, secr.
Namens de Stichting Wadloopsport
Pieterburen,
w.g. A. Dijkstra, voorzitter
w.g. C.W.M. v.d. Arend
Laatst bijgewerkt: 23 maart 2007
De Wadloopadviescommissie is in 1981 ingesteld bij het van kracht worden
van de provinciale Wadloopverordening. Op basis van art. 8 van deze
verordening is er een commissie van deskundigen in het leven geroepen die
Gedeputeerde Staten van Groningen, Fryslân en Noord Holland adviseert
over alle belangrijke zaken die met het wadlopen te maken hebben, bv.
vergunningverlening, vergunningvoorschriften, sanctiebeleid e.d. Iedereen
die een wadloop B-vergunning (individuele wadloopvergunning) aanvraagt,
wordt door de adviescommissie mondeling getoetst op kennis en ervaring.
Ook heeft de commissie een taak in het beoordelen van de interne
opleidingen tot wadloopgids bij de zeven wadlooporganisaties.
Van 1981 tot 1996 was de Wadloopadviescommissie een
'veiligheidscommissie'. Er werd in brede zin geadviseerd over alleen de
zaken die met de veiligheid van het wadlopen te maken hadden. Uitsluitend
wadlopers waren lid van de commissie (plus een voorzitter met juridische
deskundigheid).
De Wadloopverordening die eind 1996 van kracht werd geeft de provinciale
overheid ook mogelijkheden maatregelen te treffen met betrekking tot het
wadlopen als dat van belang wordt geacht voor de natuur en het landschap
van de Waddenzee, bv. om verstoring van vogels zo veel mogelijk tegen te
gaan. Verder werd het wadlopen vanaf drooggevallen schepen onder de
verordening gebracht, evenals de natuureducatieve excursies die vanaf de
Waddeneilanden en vanaf de vaste wal worden georganiseerd.
In verband hiermee is de samenstelling van de adviescommissie veranderd.
Behalve wadlopers zitten er nu eveneens deskundigen in de commissie die
verstand hebben van natuur en landschap in de Waddenzee, van het
wadlopen vanaf drooggevallen schepen en van de natuureducatieve
excursies.
Ieder lid zit op persoonlijke titel in de commissie en dus niet namens de een
of andere wadlooporganisatie. Men wordt gevraagd en benoemd door
Gedeputeerde Staten. De zittingstermijn is 4 jaar en kan een onbepaald
aantal keren worden verlengd. De commissie komt twee tot drie keer per
jaar in besloten zitting te Leeuwarden bijeen.
Maart 2007 bestaat de commissie uit 8 leden en een ambtelijk secretaris. De
leden zijn:
•
Bert Swart, voorzitter en juridisch deskundige
•Ypke Bouma, deskundigheid wadlopen
•
Gerard Mast, deskundige op gebied van natuur en landschap in de
Waddenzee
•
Wiepke Toxopeus, deskundige op gebied van educatieve
wadexcursies
•
Hennie de Boer: deskundige op het gebied van wadlopen vanaf
drooggevallen schepen in de Waddenzee.
•
vacature: 2e deskundige op gebied van natuur en landschap in de
Waddenzee
Fokke Wagenaar, medewerker afd. Landelijk Gebied provinsje Fryslân, doet
het secretariaat van de commissie. Hij is geen lid.
Zie voor nadere informatie over de wadloopadviescommissie ook de
toelichting bij de Wadloopverordening 1996.
Scenario
Tot. tijd
Sec. tijd Spreker(s)/vorm/waar/wanneer opgenomen/inhoud tekst
fade-out tussen en onder de scènes gezet )
Aflevering 1
0.16 0.16 Voice-over: ‘Deze week de eerste aflevering van een
drieluik over het wadlopen. In deze eerste aflevering aandacht voor het begin van het wadlopen dat langzaam uitgroeide tot een echte volkssport. We zullen zowel kennismaken met enkele
wadlooppioniers, als met wadlopers van een later tijdstip.’
0.56 0.40 Aan het einde van de
voice-over komt een stukje uit de film De
Wadlopers (1960) op 1.17 0.37 Voice-over: ‘De ontstaansgeschiedenis van het
wadlopen is tot op heden niet duidelijk. Volgens de overlevering was de eerste wadloper een boerenknecht op Rottumeroog in het begin van de 18e eeuw. Hij kreeg zo'n vreselijke ruzie met z'n baas dat hij moest vluchten voor de galg. Hij rende over het
drooggevallen wad en wist tot z'n eigen verbazing heelhuids het vaste land te bereiken.
1.21 0.04 Slikgeluiden van mijn
wadlooptocht naar Engelsmanplaat 1.34 0.13 Voice-over: ‘Roelof IJbema, geboren en getogen in
Friesland, is één van de laatst overgebleven
wadlooppioniers die Nederland nog rijk is: hoe kwam hij eigenlijk in aanraking met het Wad en met het wadlopen?’
3.55 2.21 Roelof IJbema: ‘De oorsprong is eigenlijk te vinden in
het feit dat ik geboren ben in Workum en de landerijen van de boerderij waar ik woonde die grensden aan de Zuiderzeedijk, toen nog geen IJsselmeer en toen ik later werk kreeg en kwam wonen in Ternaard, woonde ik precies dezelfde afstand van de zee dan voorheen en….’
André Haasdijk: ‘Hoever was dat, de afstand tot…?’ Roelof IJbema: ‘Vijfhonderd meter ongeveer, dus
vanzelfsprekend was ik nieuwsgierig, hoe ziet het land eruit, daarachter die zeedijk in Ternaard? En toen kwam ik in aanraking met de vissersbevolking in Paesens-Moddergat. En toen werd mij ook duidelijk, als ik daar iets wilde in dat Wad dan moest ik met die mensen contact hebben. En dat is heel goed gelukt, dat is vriendschap geworden.’
André Haasdijk: ‘Over welke periode hebben we het,
als u het eerste contact legt?’
Roelof IJbema: ‘Dat is omstreeks 1953. Toen hebben
ze mij een beetje ingewijd in de geheimen van het Wad. Hoe kom je d’r en hoe kom je d’r weer vandaan, veilig en wel.’
André Haasdijk: ‘Kunt u nog iets vertellen over de
eerste, voorzichtige schreden die u deed op het Wad?’
Roelof IJbema: ‘Nou, dat was in gezelschap met Piet
dan wel mee met een bootje naar Ameland. Dan bleven we daar een hele dag, d’r werd wat vis gevangen in een geultje, wat bot gevangen. Het was gewoon een uitje. Ik werd ingewijd in de gevaren en in de mogelijkheden en de heerlijkheden van het Wad. Dat leer je nooit beter kennen dan als je samen met iemand en je bènt op dat Wad, dan is dat Wad hèt onderwerp waarover je spreekt, waarvan je geniet.’
André Haasdijk: ‘Dus u had beiden een uitgesproken
liefde voor het Wad?’
Roelof IJbema: ‘Uitgesproken liefde voor het Wad.
Piet Visser was in Indië geweest na de oorlogsjaren, dan was zo’n hernieuwde kennismaking met het Wad natuurlijk ook uitzonderlijk en ik hervond iets uit mijn jeugd, van de Workumer Zuiderzee. Dat was eigenlijk het begin van mijn wadloperij. Zonder dat ik mij er bewust van was dat er ook nog andere mensen bezig waren met wadlopen qua ontspanning, enzovoort.’
4.00 0.05 Krijsende meeuwen
5.40 1.40 André Haasdijk: Ik ben hier te gast bij de heer Jan
Abrahamse, wadlooppionier. Een heleboel mensen, ook wadlopers, omschrijven u als wadlooppionier van het moderne wadlopen, samen met uw compagnon Buwalda. Ziet u zichzelf ook zo of ….?
Jan Abrahamse: ‘Nou, in zekere zin wel. Ik ben met
wadlopen begonnen in 1958. En 1 of 2 jaar daarvoor was Jaap Buwalda begonnen. Jaap Buwalda en ik studeerden hier in Groningen beide geografie en we kwamen mekaar tegen in het café, café De Roemer. Dat was min of meer onze stamkroeg. Jaap die had toen al 1 à 11/2 jaar gelopen, samen met zijn vriend Felix Sutorius. Die waren dus voor de eerste keer naar Schiermonnikoog gelopen. Ze hadden wel eens bergbeklommen tussen aanhalingstekens. Ik bedoel, ze hadden wel eens in de Alpen, in de Ardennen wat steile wandjes beklommen, daar was ik ook bij geweest. We waren ook een keer in de spelonken in Frankrijk geweest. En toen op een gegeven moment hadden zij geen geld meer en toen zijn zij dus op een gegeven moment begonnen met de Bosatlas open te slaan en zeggen ze: hé daar heb je de Wadden, bij laagwater droogvallende gebieden dus daar kun je overheen lopen. Zonder dat ze dus wisten dat dat ook ooit gebeurd was.’
André Haasdijk: ‘Het kan, het is mogelijk.’
Jan Abrahamse: ‘Dus als dat bij laagwater droogvalt
dan moet je daar dus overheen. Dus toen hebben zij zich dus geïnformeerd, hebben zeekaarten gekocht, geïnformeerd aan de kust en toen kwamen ze dus heel snel erachter hoe dat Wad in elkaar zat en dat het alleen over de wantijen kunt doen. Ze moesten dat dus allemaal leren. D’r is veel gesproken met
kustbewoners, met vissers en op een gegeven moment hebben ze dat gedaan.’
5.44 0.04 Waden door het water
5.58 0.14 Voice-over:‘Nu is het wadlopen helemaal
Felix Sutorius naar Schiermonnikoog.’
6.35 1.37 Jan Abrahamse: ‘En toen belanden ze in hotel Van
der Werff en daar brak ongeveer de pleuris uit. Hoe ze ’t in hun stomme hersens hadden gehaald om dit levensgevaarlijke werk te doen, want dat kan dus absoluut niet. Dat mensen die het Wad kenden, als hun broekzak, die waren verzopen, nou enfin. Ze wilden met z’n tweeën dus weer teruglopen, daar kwam de burgemeester bij, daar kwam Mees Toxopeus bij, de oude reddingbootschipper, en de politie kwam erbij. Toen zijn ze dus teruggegaan. En de derde tocht ben ik toen meegeweest naar Schiermonnikoog.
6.55 0.20 Voice-over:‘Opmerkelijk genoeg werd er al in de eerste helft van de twintigste eeuw geadverteerd voor wadlopen over het ijs. In die periode zijn er diverse keren ijswadlooptochten georganiseerd . Als tijdens een strenge winter de Waddenzee dichtvroor dan speelde Sake van der Werff van hotel Van der Werff op Schiermonnikoog hier handig op in.’
7.04 0.09 Snijdende wind
8.23 1.19 Jan Abrahamse: ‘Oude Van der Werff, Sake van der
Werff, die was dus een sterke bevorderaar van het wadlopen over ijs. Die zette in het Nieuwsblad van het
Noorden, zette die ’s winters als het bevroren was, zette die een advertentie “Kom lopen naar
Schiermonnikoog over de gemarkeerde route”, met stokjes had ie dat aangegeven, “en de eerste kop soep is gratis in hotel Van der Werff”.En die kop soep was heel erg zout.’
André Haasdijk: ‘Maar hoe lang deed ie dat al?’ Jan Abrahamse: Dat was dus voor de oorlog al, ver
voor de oorlog. Dat was dan alleen over het ijs. Over het ijs is er dus vaak veel meer gelopen. Dan was er soms een mooie vlakke ijsvloer waarop geschaatst kon worden of met sleetjes of met fietsen, zelfs met auto’s is er dus overgevaren naar Schiermonnikoog en Ameland en Terschelling. De enige keer dat ik het gedaan heb, in `63, dus de beruchte winter van Reinier Paping, toen was er geen sprake van schaatsen of sleetjes. Het was één brokkelige toestand. Toen was ‘t juffrouw Dien, de eigenaar van hotel Van der Werff, die zei van dan mogen jullie ook voor 5 gulden, inclusief ontbijt, slapen in hotel Van der Werff en sinds die tijd hebben we dat dus ook altijd gedaan.’
8.32 0.09 Opkomend water
8.41 0.09 Voice-over: ‘Eén van de eerste generatie wadlopers is
Wim Sikken. Hij is nog steeds actief als lid van wadloopvereniging Arenicola in Groningen.’ 10.35 1.54 Wim Sikken: Voor mij is cruciaal geweest het jaar
Ik had net een tocht gemaakt over het IJsselmeer van Enkhuizen, overgestoken naar Stavoren en had zo daar de smaak van te pakken gekregen dat ik dacht dit moeten we nog een keer weer doen en toen ben ik van Urk naar Volendam gelopen, een hele dag.’
André Haasdijk: Van wie heeft u het (wadlopen)
geleerd? Was dat echt een jonge lichting of waren er ook een paar ouderen die het voortouw hadden genomen en die nog graag bereid waren om het wadlopen door te ‘geven’?
Wim Sikken: ‘Ik heb toen contact gezocht met, met
name dus met Jaap Buwalda, die d’r aan het eind van de vijftiger jaren er al mee bezig was, en Jan
Abrahamse, beide sociaal geograaf student in Groningen en die waren dus daar al duidelijk mee bezig en die hadden daar al een heel stuk ervaring mee opgebouwd.’
André Haasdijk: ‘Maar hoe kwam u in contact met
ze?’
Wim Sikken: ‘Ik heb gewoon ze opgezocht. Ik las het
in de krant, dat zij weer een oversteek hadden gemaakt. Ik denk, dat is wat ik zoek eigenlijk. Dat was in 1963 eigenlijk begonnen en kort daarna is Pieterburen geïnteresseerd geworden in het wadlopen.’ 10.39 0.04 Voice-over: ‘Op een gegeven moment kwam het
toeristische wadlopen op.’
10.43 0.04 ‘Toeristische’ geluiden
10.45 0.02 Voice-over: ‘Jan Abrahamse.’
12.26 1.41 Jan Abrahamse: ‘Dat is dus begonnen met de strenge
winter van 1963. Toen was het zo dat de VVV in Pieterburen, die organiseerde dus op het Wad, aan de kust, een korte rondleiding op het Wad over de bevroren schotsen en opgestapelde ijsbergen. Jaap en ik die gaven dus veel lezingen voor allerlei organisaties in de winter. Het was een avondvullend programma over het wadlopen. Toen hebben we dus een aantal tochten gemaakt, één naar Schiermonnikoog, één naar Ameland en we hebben drie keer geprobeerd
Terschelling te bereiken. Da’s drie keer mislukt omdat dat niet helemaal bevroren was. Daar hebben we dus prachtige dia’s van gemaakt. Toen kwamen we op een gegeven moment in 1963 ook in Eenrum en daar gaven we dus ook een lezing. Daar zat dus een hele grote afvaardiging van die mensen die ’s winters dus met die ijstocht hadden gedaan vanuit het VVV. En die waren dus uitermate geïnteresseerd, want die wilden eigenlijk ook ’s zomers oversteken maken naar de eilanden, naar Schiermonnikoog, Simonszand, Rottumeroog,
Engelsmanplaat en Ameland. En toen heeft Jaap Buwalda zich daar heel veel mee beziggehouden om die mensen daar dus een goede voorlichting over te geven. Hylke en Abel Dijkstra waren daar dus de voormannen van en een hele hoop gidsen. Maar Jaap heeft daar dus heel veel tijd aan besteed en die heeft dus daar alle informatie over gegeven. Ze hebben toen zelf ook allerlei andere over het weer moesten ze het tuurlijk het nodige weten, EHBO hebben ze dus ook voorlichting in gekregen.’
12.27 0.01 Voice-over: ‘Wim Sikken.’
regio Pieterburen die ook het vak wilden leren zal ik maar zeggen en die zijn dus ook veel met ons meegeweest. Wij hebben daar allerlei tochtjes georganiseerd en daar kwam daar dus de beroemde meneer Hylke Dijkstra naar boven drijven. Die zag daar wel wat in als toeristisch evenement.’
André Haasdijk: ‘Die heeft als eerste eigenlijk ….? Wim Sikken: ‘Die heeft dat als toeristisch evenement
gepushed. In 1963, toen heeft ie al een wadlooptocht georganiseerd vanuit Pieterburen een eindje het Wad op. Niet ver, maar gewoon, daar kon je aan meedoen en dan moest je een paar gulden betalen. Dan had je onder leiding van gidsen een wadlooptochtje, het Wad op en weer terug.’
André Haasdijk: ‘Maar was iedereen het daarmee
eens, dat het die kant een beetje op leek te gaan?
Wim Sikken: ‘Dat was toen natuurlijk nog niet zo
duidelijk, het was natuurlijk ook afwachten of er genoeg animo voor bestond. Dat bleek wel het geval. Hij was ook correspondent van, toen, het Nieuwsblad
van het Noorden. Dus hij bracht al het nieuws uit zijn dorp en de regio voor de krant, want dat is dé krant van het Noorden. Dus dat heeft ie slim opgepakt en is toen zelf een organisatie begonnen om wadlooptochten te organiseren.’
André Haasdijk: ‘Hij was zelf ook wadloopgids?’ Wim Sikken: ‘Ja, hij was zelf meer de organisator, de
leider van het geheel, de reclameman. Zijn broer die was op het Wad meer gids. Ik geloof dat ik daar niks verkeerds mee zeg.’
13.55 0.02 Voice-over: ‘Jan Abrahamse.’
16.13 2.18 Jan Abrahamse: ‘Zij zijn toen dus begonnen met
toeristische wadlooptochten. Later gevolgd door in Friesland twee organisaties en nog één in Uithuizen en dan had je nog Arenicola, begonnen als een
studentenwadloopvereniging. Die bestaan allemaal nog, die zijn nog steeds bezig. Het was over het algemeen zo dat, kijk Uithuizen liep alleen naar Rottumeroog. Die twee Friezen die liepen
hoofdzakelijk naar Engelmansplaat en Ameland en misschien ook wel naar Schiermonnikoog, maar dat weet ik niet helemaal zeker. Maar Pieterburen die liep dus alles. Dat is dus wel ‘ns in elkaars vaarwater gekomen, maar daar ben ik dus nooit bij geweest. Later is er wel een scheuring geweest bij de club in
Pieterburen, want toen is Dijkstra apart gegaan van de rest. Toen had je dus plotseling twee wadloopclubs in Pieterburen.’
André Haasdijk: ‘De aantallen werden te groot?’ Jan Abrahamse: ‘Dat werden gigantische aantallen.
en de windrichting speelt dus een rol, de
bodemgesteldheid. Dat is A een uitdaging maar in de tweede plaats het is natuurlijk ook prachtig als je daar met twee, drie, vier, vijf, zes mensen zijn en je bent daar dan in een wereld met een straal van 10 kilometer waar je hélemaal niemand ziet. Dat is wel heel erg boeiend. In het westelijke Wad, dus in de buurt van Texel en Vlieland is die straal nog veel groter, wel 20 of 30 kilometer dat je helemaal…’
André Haasdijk: ‘Meer water, meer zand en meer…’ Jan Abrahamse: ‘…. en op jezelf bent aangewezen en
een geweldige ervaring.’
16.19 0.06 Voice-over: ‘Oud-wadloopgids Joop Hooiring kwam
eind jaren zestig voor het eerst in aanraking met het wadlopen.’
17.36 1.17 Joop Hooiring: ‘Wij zijn vanuit de jeugd altijd al
gewend geweest erop uit te trekken in de natuur. Toen ik een keer met collega’s, die iets hadden
georganiseerd en dat was in dit geval dan wadlopen, ben ik een keer meegeweest en toen vond ik dit van dien aard dat ik vlot daarna op het idee kwam van dat wil ik zelf kunnen, want toen liepen we natuurlijk onder leiding van een gids van het Wadloopcentrum Friesland. Ik heb daarna, ben ik vaker gaan lopen, ook met vrienden en hebben we ons eerst daarbij
aangesloten en toen zijn we ook zelf gaan lopen. Vlot daarna in 1970 omtrent, daar wordt ik ook gevraagd om te gaan gidsen voor Wadloopcentrum Friesland.’
André Haasdijk: ‘Werd er een cursus gegeven toen of
moest u gewoon meelopen met andere wadloopgidsen?’
Joop Hooiring: ‘In die tijd was het zo dat je gewoon
meeliep en altijd daarover sprak en interesses uitwisselde en de één wist dit en de andere dat. En de mensen die al wat langer liepen die hadden zich altijd gedegen voorbereid en die vertelden ook op grond waarvan zij hun voorbereidingen troffen,
weerberichten, kennis van Wad en kaart en wat dies meer zij.’
18.00 0.24 Voice-over: ‘Dat het ook niet altijd pais en vree was
tussen de wadlooppioniers bleek wel uit de zogenaamde ‘scholenstrijd’. Deze ‘scholenstrijd’ speelde zich af tussen de groep Schortinghuis en de groep Buwalda/Abrahamse. Men verschilde voornamelijk van mening over de manier welke hulpmiddelen waren toegestaan als men niet in één keer een oversteek kon voltooien.’
18.10 0.10 Golfslag
18.12 0.02 Voice-over: ‘Jan Abrahamse.’
21.22 3.10 Jan Abrahamse: ‘Het had ook iets te maken, in onze
optie, met jaloezie. Jaap, op een gegeven moment, die sprak af en toe, telefoneerde die wel eens met
inderdaad.” Dat was dus op een gegeven moment een reden dat we zeiden wij vinden dat wij daar recht op hebben en dat gaan we ook doen. Vandaar dat we dat in oktober ’62 gedaan hebben. Als het nou een prachtzomer was geweest dan hadden we dat veel eerder gedaan, anders hadden we ’t ook uitgesteld. Toen heeft Schortinghuis dus bedacht van dit is niet echt wadlopen, dit is nepwadlopen. Want je verliest het contact met de grond.
André Haasdijk: ‘En dat kwam doordat….?
Jan Abrahamse: ‘En dat komt omdat we in een bootje
zitten, maar zij hadden dus een stellage, een driepoot en daar hingen dus een soort net in en dan hield je voeling met de bodem. Wij zeiden, nou ja wij hebben ook voeling met de bodem met die stokken, we hebben ’n touwtje eraan. Maar goed. “Nee, dat was allemaal, dat was niet goed.” En dat heeft ie ook zo
uitgesproken, want een jaar later hebben zij dat gedaan met Achter het nieuws met Koos Postema. Die hebben dat ook gefilmd en daarin vertelt ie ook dat dit de eerste keer is dat dus zo is overgestoken, waarop Koos Postema zei van ja, maar verleden jaar is. “Ja, maar dat stelt niks voor, want dat was niet echt, dat was met een bootje.” Nou en dat vonden wij dus eigenlijke wel heel erg lullig, dat ie dat dus zo zei. Schortinghuis had meer van dit soort kronkels. Hij zat bij het Landbouwschap en hij wou dus ook wel de Waddenzee inpolderen. Daar was ie groot voorstander van. Wij waren dus oprichters van de Waddenvereniging die dat dus niet wilden, alhoewel Jaap Buwalda was een stuk
genuanceerder daarin. Maar Schortinghuis die zei dus op een gegeven moment: “Kijk, dat inpolderen dat moet je net zo zien als wadlopen. Met wadlopen verras je het tij in één keer, om dan van kust naar eiland te lopen en met het inpolderen verras je het Wad voorgoed.” Dit soort kromme redeneringen waren dus door de voorstanders van Schortinghuis van die prachtige filosofische benaderingen en die vond het ook maar niks dat wij dus daar lezingen over geven. Dat moest dus voorbehouden worden aan een klein clubje. Mààr uiteindelijk hebben we in 1964 hebben we gezamenlijk, met de club van Schortinghuis, zijn we naar Griend gelopen.’
21.32 0.10 Voice-over: ‘Dit was het eerste deel over het
wadlopen. Volgende week in aflevering twee zullen we enkele tochten nader bekijken.’
21.32
Einde
Aflevering 2
over het wadlopen. In deze tweede aflevering aandacht voor enkele belangwekkende tochten uit de begintijd om zo een beeld te kunnen vormen van het pionieren van het wadlopen. Maar nu eerst een impressie van een recent gemaakte tocht naar Engelsmanplaat.’
5.31 5.13 André Haasdijk: ‘We zijn nu onderweg naar
Engelsmanplaat dus. Op weg naar de vogelwachterhut die daar staat. Zonet toen daalden we van de
waddendijk af, naar de kust of de kustlijn. Je ziet dan ook hele mooie grillige vormen van de kust, ’n soort kleine klifjes lijken het haast. We lopen nu langs een gedeeltelijk verweerde rijsdam. Je ziet overal nog zeewier, schelpjes in het begin. We zijn nog niet zover uit de kust. Ik schat een, nou, kleine kilometer. In de verte zie je inderdaad schepen die zijn drooggevallen op hun kiel. Zeilschepen. Vuurtorens zie je ook. Je ziet de vuurtoren van Schiermonnikoog in de verte. Bos. Je hoort de meeuwen, als enige vogels of sternen hoor je trouwens ook. Je ziet nog het prachtige kerkje met zadeldak van Wierum op de achtergrond. Nou Dirk, wat zijn de bevindingen tot nu toe?’
Dirk Rijckborst: ‘Nou, tot nu toe valt het wel mee.
Erg mooi. Heel erg mooi, maar we hebben ook schitterend weer.’
André Haasdijk: ‘Was je goed voorbereid?’
Dirk Rijckborst: ‘Nou, niet echt. Geleende schoenen.’ André Haasdijk: ‘Martine, dit is voor jou niet de
eerste keer dat je aan het wadlopen bent. Wat is het verschil tussen de tocht die je nu doet, naar
Engelsmanplaat, en de tochten naar Ameland. Is er een heel erg opvallend verschil? Ja, wat vind je eigenlijk leuker?
Martine de Vries: ‘Deze tocht naar Engelsmanplaat
die vind ik misschien dan toch wel mooier. Ik denk omdat het komt omdat het hier gewoon veel rustiger is, want als je naar Ameland loopt dan loop je eigenlijk met honderden tegelijk. Zo ziet het er in ieder geval uit, want je ziet dan een hele stoet met mensen die zie je voor je uit lopen. Als ik hier nu voor me kijk dan zie ik eigenlijk maar twee groepjes heel in de verte. Er heerst nu een bepaalde rust. Ik ben eigenlijk deze keer meer aan het genieten van de rust en de natuur.’
André Haasdijk: ‘Voorzichtig de trap op. Prachtige
omgeving. Ik bevind mij nu op de vogelwachtershut. Er zijn hier twee mensen, die doen op dit moment aan tellingen, vogeltellingen. Gedurende drie maanden per jaar bevinden zich hier vrijwilligers tegenwoordig. Vroeger had je echt vaste mensen die zich hier bevonden. Maar tegenwoordig wordt er geteld door vrijwilligers, deze verblijven hier dan maximaal twee weken. Ze hebben dan een bootje bij zich en proviand.’
Vrijwilliger één: ‘Willen jullie nog een foldertje?’ André Haasdijk: ‘Nou ja, graag.’
Vrijwilliger één: ‘Overal waar je komt in Nederland
krijg je een foldertje.’
André Haasdijk: ‘Zelfs midden op het Wad. Maar zijn
er nog veel vogels te zien?’
Vrijwilliger één: ‘Heel veel. Het is natuurlijk nu
laagwater en met hoogwater zitten hier echt duizenden vogels. Het is ook eind augustus dus dan wordt ….’
André Haasdijk: ‘De trek begint weer wat. Je kunt
hier heel mooi zien, in de verte op een zandbank, daar liggen echt honderden zeehonden.’
Vrijwilliger twee: ‘Woensdag telde ik er 340, nee 324,
sorry, niet overdrijven.’
André Haasdijk: ‘324 zeehonden, zo.’ Vrijwilliger twee: ‘Het gaat goed hoor met de
zeehonden.’
Sjoerd Bouwman: ‘Je hebt tegenwoordig
arrangementen: eten, drinken, wadlopen. Ga je met een bootje vanuit Lauwersoog een eindje wadlopen, borrelen, happen. Nee, we moeten door!’
6.46 1.15 Voice-over: ‘ “De animo voor het eens zo populaire
wadlopen neemt af. Vooral jongeren laten het
afweten.” Deze uitspraak doet Mark de Waard van het Wadloopcentrum Pieterburen. Om de natuur niet te veel uit het evenwicht te brengen, mag het centrum jaarlijks met maximaal 17.500 deelnemers oversteken. Maar het Wadloopcentrum komt tegenwoordig zelden boven de 7000 uit. De mensen willen tegenwoordig niet meer drie en een half uur achter elkaar lopen. En helemaal niet als ze ook nog een uurtje door het slik moeten zwoegen. De Waard noemt het “een ellende” om jongeren van 16, 17 jaar het Wad over te krijgen. ,,We zijn te moe, is het standaard commentaar.” Het Wadloopcentrum brengt de wandelaars daarom een eind op weg met een boot. De tocht is dan twee uur korter. Dit alarmerende bericht stond afgelopen mei nog in de Leeuwarder Courant. Tegenwoordig wordt men dus met alle luxe omringd, terwijl het er vroeger toch heel anders aan toe ging. Zo liep Jan Abrahamse samen met Jaap Buwalda in 1962 de tocht Texel-Vlieland, de langste en zwaarste tocht in het Nederlandse Waddengebied.’
10.24 3.38 Jan Abrahamse: Texel-Vlieland en Texel-Vlieland
hebben we gedaan in het najaar, in oktober 1962. En dat had alles te maken met het feit dat de zomer heel bijzonder slecht was. Bij zo’n tocht waarbij je zulke einden moet lopen en ook totaal onbekend zijn moet je dus eigenlijk een week lang oostenwind hebben. Die oostenwind houdt de vloed meer tegen en het eb gaat meer weg. Dat was dus pas begin eerste week van oktober. Daarbij was het zo dat ik een stuk verkend had vanaf Texel en Jaap die had dus die zomer op Vlieland gezeten en die heeft dus daar de zaak verkend, maar het middenstuk, het grote onbekende stuk, dat hadden we dus niet verkend. We hadden toen contact met Harry de Graaf, die was toen hoofdredacteur van de Texelse
Courant en die wou het dus graag verslaan en die had dus een vriend, die werkte bij het AD, Algemeen
we dus ook een radio meegenomen, de eerste draagbare radio, al heel, heel, heel revolutionair in die tijd. Bij de tweede moeilijkheid lag die boot. Daar hebben we mensen gesproken, kopje koffie gedronken en vervolgens zouden zij zo weer varen naar ons derde moeilijke punt toe en wij zouden zo d’r naar toe lopen. Vervolgens toen we die geul door waren werd het allengs dieper, in het gedeelte dat we dus niet verkend hadden.’
André Haasdijk: ‘Maar had u daar nog informatie
over ingewonnen?’
Jan Abrahamse: ‘Bij vissers, bij mensen van
Waterstaat, enzovoorts. Dat was allemaal wel te doen en ook hoe de bodemgesteldheid was, of het slikkig was of hard zand. Dat was over het algemeen zanderig en er waren weinig mosselbanken daar dus dat was ook wel een voordeel, althans in dat gedeelte. Maar het was diep en het was dus heel erg diep en dat betekende dat, dus omdat we die boot achter ons aan trokken dus toch vertraging kregen. Op een gegeven moment moesten we bij een keerpunt moesten we noordwaarts. We gingen dus eerst helemaal oostwaarts en toen dus noordwaarts en toen werd het allengs droger.Toen werd het zo droog dat dit boot niet meer te trekken was door het water, maar, d’r zaten dus in het midden ringen in en daar staken we zo’n stok door en toen moesten we ‘m dus meenemen, rugzak op de schouders en tegen de wind in, dat betekende dat de boot steeds naar achteren klapperde. Dus dat betekende wederom een vertraging. Dus we waren dus erg laat bij ons derde moeilijke punt. En dat moeilijke punt daar konden we nog wel doorheen, maar er was geen boot te bekennen. Toen zijn we dus doorgelopen om te proberen naar het volgende moeilijke punt te bekijken. Daar kwamen wij aan en ook daar was het dus weer hoofdzakelijk lopen met die boot, maar allengs kwam de vloed opzetten. Maar daar konden we niet meer overheen.’
10.30 0.06 Opkomende vloed
13.33 3.03 Jan Abrahamse: ‘Toen hebben we dus op het hoogste
punt daar, dat was op een gegeven punt makkelijk te herkennen, want dat was het laatste wat onder water kwam hebben we twee stokken in de grond gestoken en toen zijn we in de rubberboot gaan zitten. Ook op dat vierde punt was die boot niet te bekennen en die was ook nergens te zien. Inmiddels werd het donker, het was oktober en toen kwam die radio van nut. We luisterden naar het weerbericht en in dat weerbericht bleek namelijk dat de wind zou draaien van oost via het noorden naar het noordwesten. Dat maakte een beetje de beslissing moeilijk: wanneer gaan we door? Gaan we tijdens het volgende laagwater door dat zou vallen om een uur of drie ’s nachts of het daaropvolgende laagwater wat zo’n half vier ’s middags zou. We hebben dus niet of nauwelijks geslapen eigenlijk, maar goed. We kwamen dus weer droog te vallen en toen hebben we dus toch besloten om dus door te gaan en het begon een beetje te regenen en te miezeren. We konden dus makkelijk over die drie uitlopers van dat geultje en toen kwamen we dus aan op Vlieland, op de Vliehors. Toen moesten we dus nog lopen naar het
Posthuis, dat is de eerste bewoning, de eerste boerderij die daar is. Een restaurant, kampeerboerderij-achtig iets. Maar het was zondagmorgen om half zes of zo, half zeven dat wij daar dus aankwamen, er was nog niemand….tijdje gewacht.
Ondertussen hebben we dus ook niks van die boot dus ook iets gezien. Tot we om een uur of acht gestommel horen en toen hebben we dus gebeld met Texel met degene die daar wist van de hoed en de rand. En toen zeiden we: waar zijn jullie gebleven , waar zijn zij gebleven? Toen bleek namelijk dat dat bootje
motorpech had gekregen, de motor was uitgevallen, en die was met de vloedstroom meegedreven richting Cocksdorp. Die hadden ook wel aanwijzingen gegeven aan de vuurtorenwachter, maar de vuurtorenwachter was die middag naar Den Burg of ergens anders, die was er niet. Die had dus een hulpje daar neergezet en die dacht dat het dronken sportvissers waren. Dus die heeft er geen aandacht aan besteed, totdat ze s.o.s begonnen te seinen. Toen heeft ie de reddingboot gewaarschuwd, die daar ligt, en die voer uit en die kwam daar en die zei wat doe je daar? We zijn dus wadlopers aan het begeleiden, maar goed dat is op die manier misgegaan. Ze wisten van ons dat als wij het in één keer zouden halen, die tocht, dan zouden we ongeveer om half elf op het Posthuis zijn. Dus daar moesten ze dus op wachten en ze wisten ook waar we zouden overnachten. Dus ze moesten dus even wachten en wij zouden dan onmiddellijk bellen. Ze hebben dus wel naar het Posthuis gebeld, maar ja…tot elf uur gewacht. Toen zijn ze dus uitgevaren en toen wisten ze dus die twee punten waar we dus zouden zitten, dus daar is de reddingboot naartoe gevaren. Maar die reddingboot die is dus vast komen lopen en die zat op het moment dat wij op Vlieland aankwamen, zat ie dus nog steeds vast.’
13.40 0.07 Branding
13.48 0.08 Voice-over: ‘Soms kwam men ook wel eens iets tegen
op het Wad, dat helemaal niet paste in het plaatje van rust en weidsheid. Wim Sikken.’
15.10 1.22 Wim Sikken: ‘Wat ook een leuke anekdote is, vind ik
zelf, is de tocht naar Terschelling, ook een vrij lange tocht, vrij moeilijke tocht, 1965. Het was heel mooi weer en we waren met vier mannen. Het ging allemaal perfect, we hadden een rubberbootje bij ons, voor het geval. Sleepten we achter ons aan. En toen kwamen we op Terschelling aan en daar stond een familie, die was met een Volkswagen kever helemaal het Wad
opgereden tot zover ze konden. Op een gegeven moment kon het niet meer en toen zakte het ding tot de assen in de modder weg. Dus die stonden daar met dat autootje en die konden dus niet weer terug naar huis. Maar ze zagen ons aankomen. Ja, wij waren niet gekomen om een Volkswagen uit de modder te trekken, maar dat hebben we toch maar wel gedaan. Allemaal planken aangesleept en onder die wielen gedaan, met duw en trekwerk.
André Haasdijk: ‘Maar ze zagen het aan voor vaste
wal, of….?’