• No results found

De PvdA en de NAVO: de eerste vijftien jaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De PvdA en de NAVO: de eerste vijftien jaar "

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Politieke partijen

In maart van dit jaar organiseerde het ministerie van Binnenlandse Zaken, in het kader van zijn 175-jarig bestaan, een aantal ronde-tafelgesprekken in de Amsterdamse 'Balie' over het thema 'de toekomst van de politieke partijen'. In een notitie ten behoeve van de discussie stand onder meer: 'Sommige commenta- toren zien het einde van het partijensysteem steeds dichterbij komen. Anderen verwachten dat de profes- sionalisering van de politiek naar Amerikaans model zal toenemen. ( . . . ) Allerwegen is men echter wei van mening dat de politiek en de politieke partijen uit het maatschappelijk centrum wegschuiven.'

Wie voor die laatste stelling bewijzen zoekt, werd in dezelfde maand op z'n wenken bediend door WVC- minister Brinkman en CDA-voorzitter Van Velzen.

Als je je positie zwakker ziet worden, zoek je financi- ele steun, en het liefst natuurlijk permanente steun van de overheid. Daarvoor pleitten de twee christen-de- mocraten dan ook. Brinkman suggereerde om de par- tijpers in Nederland te subsidieren, terwijl Van Velzen voor financiele hulp in meer algemene zin pleitte.

Daarmee zou recht gedaan worden aan de 'maat- schappelijke functie' van partijen en zouden 'meer mogelijkheden tot participatie' van burgers gecreeerd kunnen worden.

Subsidiering van politieke partijen is op zichzelf geen onzinnige gedachte. Het gebeurt in vee! andere Ian- den, en in Nederland zelf ontvangen 'neveninstellin- gen' van partijen (de wetenschappelijke en de vor- mingsinstituten, de jongerenorganisaties) overheids- steun. Maar er is meer nodig dan een algemene verwij- zing naar de 'maatschappelijke functie' van partijen om uitbreiding van die steun, laat staan algemene sub- sidiering, te rechtvaardigen. Zeker waar politieke par- tijen hier onder de verden king staan, vooral uit eigen- belang te handelen.

In dat verband kan gewezen worden op de recente bot- te afwijzing door hetzelfde CDA, en door de VVD, van de voorstellen van de staatscommissie-Biesheuvel met betrekking tot het referendum. Zander vee! argu- mentatie, en tot woede van 'eigen' commissieleden, werd de paging van Biesheuvel c.s. om de parlemen- taire democratie een nieuwe impuls te geven, en wei door een 'correctie' op het gedrag van politieke partij- en in te bouwen, van de hand gewezen.

Overheidsgeld voor partijen, om zo de parlementaire democratie beter te Iaten functioneren? Als men het daartoe beperkt, heeft eigenlijk niet de voorzitter van een grate politieke partij in Nederland gesproken maar de penningmeester.

153

Paul Kalma

Medewerker van de Wiardi Beckman Stich ling; redacteur van SenD

socialisme en democratie nummerS

(2)

socialisme en democratie nummerS

mei 1989 154

N

In kwe tege pen teit. Akt daa geh aft sch: gest dra ster logi gerr er iJ

rna~

Eri geb: zen I vari ik h voo I. I tes' difl bed terr one die

WOI

nig me1 nab doe die ver< blij mot spo 2. 1 sie; terr

cia~

wer niet dat nat dei gep a an op2

Hi~

(3)

Nederland als deelstaat

In 1985 ontspon zich een levendig debat over de kwestie in hoeverre een plaatsing van kruisraketten, in tegenstelling tot die van Amerikaanse bommenwer- pers inbreuk zou maken op de Nederlandse soevereini- teit. In datzelfde jaar nam vrij geruisloos de Europese Akte vaste vorm aan. Regering en parlement hebben daaraan weldra zonder vee! omhaal hun goedkeuring gehecht. Nog steeds tekent zich voor niemand helder af hoeveel soevereiniteit de lidstaten van de Gemeen- schap juist hiermee, direct of indirect, hebben af- gestaan. Vervalt Nederland, bij afwerking van het draaiboek voor een vrij verkeer van goederen, dien- sten, kapitaal en personen, tot iets wat zich naar ana- logie laat aanduiden als een deelstaat? Die vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden, al was het maar omdat er in verschillende federaties en confederaties nu een- maal deelstaten in allerlei soorten bestaan.

Er is een school die de opvatting huld igt dater op deze gebieden in het proces naar Europa 1992 weinig we- zenlijks verloren hoeft te gaan. Uit die hoek klinken, varierend naar persoon, de volgende argumenten, die ik hier en daar a! van een voorlopige kanttekening zal voorzien.

I. In Amerika en de Bondsrepubliek hebben de 'Sta- tes' en 'Lander' nog ruime marges voor onderlinge differentiatie en eigen autonomie. Voorbeelden van beduidende verschillen treft men onder andere aan op terreinen als belastingheffing, sociale voorzieningen, onderwijs, strafstelsel en opsporing. Wei is het zo dat die deelstaten, voorzover ze niet gezamenlijk onder- worpen zijn aan dezelfde centrale regelgeving, in me- nig opzicht rekening moeten houden met elkaars nor- men en handelwijze, en dit sterker naar de mate van nabuurschap. Dat spontane afstemming niet altijd af- doende is bewijst wei het geval van de staat Delaware, die allerhande bedrijvigheid aanzoog op grond van de veronderstelde soepelheid van zijn normen. De vraag blijft dan of Nederland straks genoegen zou willen en moeten nemen met de marges die na verplichte of spontane harmonisatie overblijven.

2. Tot de traditionele staatsfuncties behoren: a) defen- sie; b) heffing en besteding van belastinggelden; c) in- terne verdeling van publieke zeggenschap; en d) so- ciaal-economische protectie van onderdanen. Dit werkt men dan aldus uit: ad a) dat de landsverdediging niet door de Europese integratie wordt beknot; ad b) dat meer dan 96 procent van de belastinggelden nog nationaal zullen worden geheven en besteed; ad c) dat de interne gezagsverdeling niet behoeft te worden aan- gepast; en ad d) dat overdracht van de protectietaak aan de Europese bestuurslaag niets nieuws bevat ten opzichte van wat nu al met de landbouw gebeurt.

Hiertegen valt dan weer in te brengen ad a) dat de de-

fensie wei a! in ander internationaal kader verregaand is gei'ntegreerd; ad b) dat een groot dee! van de aan- wending van nationale begrotingsgelden vastligt en er voor de rest, onder invloed van het wegvallen van de grenzen, wei degelijk extra beperkingen aan de beste- dingswijzen worden gesteld, hetzij indirect hetzij rechtstreeks krachtens Europese richtlijnen; ad c) dat er intern toch minstens machtsverschuivingen optre- den, a! was het slechts omdat het ene overheidsorgaan meer bevoegdheid overdraagt aan Europa dan het an- dere; en ad d) dat een vrij geslaagde bescherming van Nederlandse agrarische belangen niet vanzelf betekent dat andere sectoren er even gunstig uit zouden komen.

3. Ook a! krijgen diegenen gelijk die voorspellen dat eerlang driekwart van de sociaal-economische regelge- ving van het Europese niveau zal stammen, dan gaat het daarbij toch vooral om de laatst aan het staatspak- ket toegevoegde taken, terwijl toch niemand aan het Nederland van voordat de verzorgingsstaat tot ont- wikkeling kwam het etiket van deelstaat wilde opplak- ken. Dit mag waar zijn - en een recent boek De een- wording van Nederland' doet ons nog eens beseffen hoe jong de nationale unificatie in menig sociaal, cul- tureel en economisch opzicht is - , dit neemt niet weg dat weliswaar niet aileen sociaal-democraten, maar zij toch wei in de eerste plaats het merendeel van die laatst aan de staat toegevallen taken nauw aan het hart dra- gen en in hoge mate kenmerkend voor onze samenle- ving achten.

4. De Raad van de Gemeenschap beslist doorgaans bij unanimiteit en kan - wanneer hij op wetgevend ge- bied de beide andere betrokken organen, Commissie en Parlement, tegenover zich vindt - zelfs uitsluitend bij eenstemmigheid van hun gezamenlijke voorstellen afwijken, hetgeen dus in de regel niet meer dan een vertrouwde manier van volkenrechtelijk afspraken treffen behelst. Ook dit mag dan waar zijn, het laat onverlet dat soms wei bij meerderheid van stemmen wordt beslist. Dit gebeurt overigens ook in de Verenig- de Naties waar in theorie een meerderheid via de Vei- ligheidsraad zelfs door een minderheid kan worden gebonden. Belangrijker is dan ook dat de lidstaten bij de omstreden interpretatie van hun afspraken onder- worpen zijn aan het oordeel van de Commissie en uit- eindelijk aan de rechtsmacht van een Hof van Justitie, dat zich een heel stuk verder begeeft in de duiding van verdragen en besluiten dan het Haagse Gerechtshof in zijn geschillenbeslechting pleegt te doen.

5. De inperking van de autonomie der lidstaten op sociaal-economisch en ander gebied vloeit niet zozeer voort uit de Gemeenschapsverdragen en de Europese Akte als wei uit een internationalisering en marktinte- gratie die zich ook zonder 1992 door toenemende com-

S. Rozemond

Adjunct-directeur van he/

Nederlands lnslituut voor lnternationale Betrekkingen 'Ciingendael'; voorziller van de redactie van SenD

socialisme en democratie nummerS

155

(4)

socialisme en democratic nummerS

mei 1989

municatie in wijder verband voltrekt. Ook dit valt niet te ontkennen, maar de opheffing van de grenzen is toch bedoeld om iets nieuws toe te voegen aan de inter- nationale vervlechting zoals die zich a! voordoet in de kring van de OESO of zelfs daarbuiten.

6. De interne markt zal leiden tot extra economische groei, die aan de lidstaten de kans biedt tot meer fisca- le afroming met aile bestedingsmogelijkheden van dien. Anderen menen echter dat die impuls wordt overschat (de interne markt begunstigt ook de Ameri- kaanse en Japanse concurrentie; nieuwe groei roept ook nieuwe milieukosten op; het wegnemen van han- delsbelemmeringen en het openstellen van publieke aanbestedingen brengt zelfs in nationaal kader geen eenvormige consumptiepatronen en evenredige sprei- ding van provinciale orders, laat staan dat dit in een rijk geschakeerd mozalek als het Westeuropese overal zou optreden; schaalvergroting boven een bepaalde omvang voert niet altijd tot grotere efficientie.2 Bo- vendien even we! dringt de tijdgeest meer in de richting van lastenverlaging dan van extra fiscale afroming.

7. Het politieke particularisme behoudt nog tal van speelvelden om zich uit te Ieven, namelijk enerzijds a.

volkshuisvesting, infrastructuur, cultuur en welzijn, ordehandhaving, distributie en anderzijds b. voorkeu- ren in het vlak van diplomatie en ontwikkelingssamen- werking. Voor een dee! (a.) echter kennen b.v. de 'Lander' deze autonomie ook, zodat hier nog geen re- den ligt om het begrip deelstaat van de hand te wijzen.

Voor een ander dee! (b.) bevestigt dit argument de tot voor kort ongebruikelijke these dat Nederland in zijn buitenlandse betrekkingen wellicht nog meer armslag kan overhouden dan op hoofdpunten van intern be- leid.3

8. De Gemeenschap bezit wei al voldoende legitimiteit om her en der een liberalisatie af te kondigen, maar is nog minder dan nationale staten bij machte daaraan de door grondleggers als Jean Monnet en Nederhorst beoogde sturing toe te voegen. Hier valt opnieuw bij aan te tekenen dat dit in sociaal-democratische oren niet bij voorbaat geruststellend klin kt en dat de secto- ren waar de Gemeenschap wei tot een zekere ordening is gekomen - landbouw en staal - nu niet bepaald een onverdeeld succes hebben opgeleverd.

Niettemin bevatten bovenstaande acht argumenten wei zoveel behartigenswaards dat het idee als zou er van ons land weinig eigens kunnen overblijven zonder nadere adstructie voorbarig zou zijn. Intussen mogen weal wei veilig aannemen dat een middelkleine en eco- nomisch op de buitenwereld aangewezen mogendheid als Nederland eerder moeite zal hebben dit eigene, voorzover het daaraan blijft hechten, te behoeden dan grotere partners. Ook speelt het taalbereik hier een rol, evenals het geringe culturele zelfbewustzijn, maar daarnaast toch ook de betrekkelijk perifere positie waarin ons land geopolitiek binnen de Gemeenschap dreigt te geraken, nu de eenzijdige uitbreiding van de EG (en de WEU) naar de zuidelijke flank nog accent verleent aan de verschuiving van economische bedrij- vigheid van de havencentra in Noordwest-Europa naar Beieren, het Rhonegebied, de Povlakte en Cata- lonie.

156

Geleerden als Gee/hoed roepen a! sinds jaar en dag om een theorie voor de verhoudingen binnen het prefede- rale bestel waarheen we in hoog tempo op weg zijn. Zo'n theorie is in elk geval niet te vernemen van pre- mier Lubbers, die in november vorig jaar bij de start voor de campagne rond Europa 1992 zijn verwachting stelde in een 'gemengd model van supranationaliteit waar nuttig en nodig, en nationale identiteit waar zin- vol en noodzakelijk' .4 Die formule roept meer vragen op dan ze wegneemt.

In hoeverre voltrekt zich de Europese eenmaking niet juist in de schemer zone tussen de supranationale en de nationale bestuurslagen? Wat zoal behoort tot de te beschermen Nederlandse identiteit? En ten slotte: wat is nuttig, nodig en zinvol, en wie maakt dat uit? Zelfs het woord 'model' lijkt al rijkelijk pretentieus, wan- neer men ziet hoe een grote schare politici en ambtena- ren nu, jaren na het beklinken van de Europese Akte, koortsachtig en vaak de wanhoop nabij tracht te in- ventariseren wat de vier vrijheden (verkeer van goede- ren, diensten, kapitaal en personen) niet al aan juridi- sche en andere effecten meebrengen.

ldentiteit

Laten we beginnen bij de identiteit. Zolang we daarbij in hoofdzaak denken aan een vorstin, een volkslied, een vlag, een taal (zelfs twee op ons grondgebied) en resten van folklore dan rijst er geen probleem. Die zul- len door geen penneveeg worden afgedankt. Wei is het nog maar de vraag of het Nederlands niet onder zwaarder druk zal komen. Op linguistisch terrein zijn we trouwens al gebonden aan de supranationale Taal- unie, die overigens - althans in potentie - eerder een versterking dan een verwatering van identiteit kan be- tekenen. Dit is dan geen overbodige luxe, in aanmer- king genomen dat men te Parijs zelfs het Frans al in een benarde positie waant. Het jongste PvdA-congres heeft in het Europese verkiezingsprogram opgenomen dat door de hele Gemeenschap heen een zelfde taal verplicht moet worden onderwezen. Welke dit zou worden vertelde de indiener van het voorstel er niet bij. Het kon wei eens zijn dat de meest binnen de EG gesproken moedertaal het Duits is en dat van de hier vertegenwoordigde talen nu of binnenkort het Spaans wereldwijd aan kop gaat. Schrale troost is te halen bij staatssecretaris van binnenlandse zaken De Graaff- Nauta, die als haar mening gaf dat voortaan het regio- nalisme zal kunnen voorzien in de natuurlijke behoef- te aan culturele identiteit, getuige het feit dat de aan- dacht voor minderheidstalen groei vertoont. 5 Dit laat- ste is, ondanks haar persoonlijke inzet voor het Fries, in het algemeen nog niet zo opgevallen, zeker niet in een land als Frankrijk, dat het weinig op zulke minder- heden heeft begrepen.

Wei is het wederom zo dat cultureel identiteitsverlies volgt uit een algehele schaalvergroting, deels door de uitbreiding van de communicatienetten, deels door een bewuste keuze, vooral bij de jeugd van de jaren zestig en nadien. Zelfs in Parijs, zo meldt de krant, werd een film die eerst voor lege zalen draaide onder de naam Metro alsnog tot een kassucces toen de titel werd veranderd in Subway. Popmuziek, televisie en

kle€ tern voe' ken Voc spa1 a an zoa: arg' heb zon1 op <

eind nen1 waa voo peli besl van voo did rect ove· Die drul mer genl dat rev a vert doo nen ben dra; tief por sch( de I

SCh(

dat star wan pa I ren min gror tiev1 ten, van ind< lane een

tro~

en o last' ket lane waa gog waa toe I a an

(5)

kleedgewoonten geven blijk van een steeds snellere in- ternationalisering, waaraan de woningbouw en het voedingspakket nog het !angst, maar slechts tot op ze- kere hoogte ontsnappen.

Voor het begrip identiteit moeten we echter nog een spade dieper steken. Hier kan men, al naar believen, aansluiten bij veronderstelde historische constanten, zoals een open handelsgeest, legalis me en een gezonde argwaan tegen machtsconcentratie. Nederlanders hebben in de eerste fase van Europese eenwording niet zonder succes gepoogd het een en ander uit dit erfgoed op de Gemeenschap te projecteren. Vooral sinds het eind van de jaren zestig is evenwel een andere compo- nent van Nederlandse identiteit naar voren gekomen, waarin aandacht voor de kwaliteit van het bestaan, voor persoonlijke normbeleving en voor maatschap- pelijke saamhorigheid leidde tot nieuwe politieke en bestuurlijke omgangsvormen, waarbij de grote steden van Nederland vaak als proefterrein gingen dienen voor sociaal-culturele experimenten, aanvankelijk lu- diek, maar weldra in een serieus pogen de kern van rechtsorde en gemeenschapsbelang te scheiden van overgeleverde bemoeizucht, sleur en franje.

Die post-1966-waarden kwamen weliswaar in de ver- drukking voorzover de experimenteerzucht ging zwe- men naar anarchie en naarmate het economische te- gentij behoefte aan meer vastigheid schiep, zodanig dat rechtse krachten hun kans schoon zagen voor een revanche. Maar met dat a! bleef Nederland toch, in verhouding tot de meeste andere staten in de omtrek, doorbraken in oude waardenpatronen meer ontspan- nen dan krampachtig tegemoet treden. lnmiddels heb- ben degenen die in allerlei opzicht de klok willen terug- draaien een machtig wapen gevonden in het perspec- tief op Europa 1992. Het spreekt vanzelf dat een ex- porterend land als het onze in zijn sociaal-economi- sche beleid het voorzieningenpeil, de geldpolitiek en de lastendruk elders, vooral in zijn naaste omgeving, scherp in de gaten moet houden. Wellicht zal blijken dat ons volk op bepaalde pun ten nog steeds hoven zijn stand leeft. Maar ten eerste is het nogal vergezocht wanneer bv. de minister van justitie keer op keer Euro- pa 1992 inroept voor zijn verzet tegen adoptie door pa- ren van dezelfde kunne. Ten tweede mag de afstem- ming op het buitenland niet selectief geschieden op grond van ideologische verwantschap met conserva- tiever of autoritairder zeden buiten onze grenzen. En ten derde dient, als het gaat om de concurrentiepositie van het Nederlands bedrijfsleven en bijvoorbeeld het indammen van een stroom vreemdelingen die hier te Iande niets constructiefs hebben te zoeken, eerst wei een vergelijking met andere lidstaten te worden ge- trokken waarin aile relevante factoren van afstoting en aanzuiging zijn verwerkt. De collectieve sector, de lastendruk, de arbeidsvoorwaarden, het sociale pak- ket voor non-actieven of asielzoekers is van land tot land zo verschillend samengesteld, dat voortdurend waakzaamheid is geboden tegen eenzijdige en dema- gogische verwijzigingen, een nuchtere benadering waartoe gelukkig ook iemand als Bert de Vries af en toe het zijne bijdraagt. Er zijn nog genoeg onderdelen aan te wijzen waar Nederland ongunstig bij deze of ge-

ne buurstaat afsteekt: we hoeven maar te denken aan belasting op uitkeringen, gelijke behandeling van man en vrouw, kinderopvang, gehandicaptenzorg of het voorzieningenpeil bij bedrijfsongevallen. Als een pluspunt in de Nederlandse concurrentiepositie voor export en vestigingsklimaat geldt, naast het scho- lingspeil en andere elementen, ook de hoge arbeids- produktiviteit: !age loonkosten per eenheid produkt kunnen echter ook een gevolg zijn van arbeidsuitstoot ten gunste van machines en automatisering, in welk geval de ruimte voor een sociaal hogere standaard ten dele berust op gezichtbedrog.

Het ontbreken van een deugdelijke vergelijkingsbasis verhindert de huidige regering niet al herhaaldelijk af te dingen op sociale verworvenheden bij wijze van stappen tot harmonisatie met het oog op Europa 1992.

Dit is ook nog daarom voorbarig, omdat zo'n vergelij- king van het Nederlandse peil met het Europese ge- middelde geen zin heeft, indien reeds aile lidstaten op eigen gelegenheid elkaar gaan onderbieden en dat ge- middelde zodoende in een neerwaartse spiraal bren- gen. Allereerst is nodig dat een bodem in de Europese sociale normering wordt gelegd, want wat we nu zien is niet dat het arm ere Zuiden zich langzaam optrekt en aileen het rijkere Noorden inbindt, maar dat zelfs in Spanje het aantal dagloners toeneemt, de discrimina- tie van jongeren om zich heen grijpt, het ploegenstelsel wordt uitgebreid en werktijden worden verlengd. 6 Al- dus komen het sociale niveau en het vestigingsklimaat in de Bondsrepubliek en zijn buurstaten nog sterker onder druk te staan.

Onder de post-1966-waarden valt ook een sterk ver- hoogde aandacht voor het leefmilieu en voor gezond- heidsnormen. Wat dit aangaat is het enerzijds niet moeilijk te erkennen dat voor vee! problemen een in- ternationale bewustwording en aanpak onontbeerlijk zijn en dat de Europese Gemeenschap hier, niet aileen uit een oogpunt van dreigende concurrentieverval- sing, een taak voor zich ziet weggelegd. Anderzijds is het wei verontrustend dat de vraag onder welke om- standigheden lidstaten het recht hebben met strengere normen dan de Europese tegen vervuilende en onge- zonde produktiewijzen en produkten binnen eigen grondgebied op te treden nog grotendeels openstaat.

De opstellers van de Europese Akte Iaten het Hof straks uitmaken of een land, door een Europese norm te steunen, zijn recht verwerkt om naderhand, bij ver- andering van inzicht of van coalitie, nog een eigen scherpere norm te stellen en zelfs of, indien het tegen die Europese norm als zijnde te vrijblijvend heeft gestemd, voor het vervolg zijn vrijheid kwijt raakt om alsnog strengere, niet door concurrentievervalsing in- gegeven regels uit te vaardigen. Wei moeten we erop bedacht zijn dat niet elke milieuregel uit ecologische zorg is geboren: wanneer Denemarken bier in blik weert, al is het daarvan de grootste exporteur, dan ligt de verdenking van commerciele motieven uiteraard voor de hand. Maar zo'n voorbeeld mag de aandacht niet afleiden van werkelijke vrees om de leefomgeving op internationale schaal. Wei staat in de Europese Ak- te te lezen dat de Commissie met haar voorstellen moet 'uitgaan van' een hoge norm, maar belangrijker is

socialisme en democratie nummerS

157

(6)

' -- - - - - - - - -

socialisme en democratie nummerS

mei 1989

waar ze, na een confrontatie met de Raad, in haar eindbod uitkomt. Voorts is nog onduidelijk in hoever- re agrarische levensmiddelen, vallend onder de land- bouwparagraaf, ontsnappen aan de clausule over na- tionale produktnormen. Bovendien is voorzien dat in gevallen waar een enkele Europese norm niet tijdig binnen bereik ligt de lidstaten kunnen besluiten weder- zijds elkaars nationale regels en de controle op nale- ving daarvan als afdoende te erkennen. In dit verband rijst wei eens twijfel aan de normvastheid in zuidelijke lidstaten, waar optimisten echter tegenover stellen dat miljoenen Nederlandse vakantiegangers zich blijk- baar 's zomers niet door die !age standaarden Iaten weerhouden en dat het toezicht op de hygiene in war- me Ianden dikwijls meer aandacht eist en ook krijgt dan verder naar het Noorden nodig en gebruikelijk is.

Tot de post-1966-waarden, maar deels evenzeer tot een vee! oudere Nederlandse traditie, is ook de opvat- ting te rekenen dat strafrechtspleging en opsporing geen blinde automaten mogen zijn, maar dienen te lei- den tot maatschappelijke herintreding van de meeste wetsovertreders en tot decriminalisering van uit het oogpunt van de samenleving niet onduldbaar gedrag.

De vrijheid van personenverkeer werpt de vraag op in hoeverre hier aanpassing aan justitiele gewoonten el- ders nodig zal zijn. Ervaringen met een Europeanise- ring van de strafrechtscultuur worden al opgedaan in het kader van een in het Luxemburgse Schengen tus- sen de Bondsrepubliek, Frankrijk en de Benelux-Ian- den getroffen afspraak, hun douane-controle reeds in 1990 aan de gemeenschappelijke binnengrenzen op te heffen. Die streefdatum zal niet worden gehaald, maar er wordt wei intensief onderhandeld. In dit geval gebeurt dit uiteraard buiten het Europese Parlement om, aangezien het hier nog niet om een Gemeen- schapsinspanning gaat. Zo heeft Nederland, om zijn aantrekkingskracht op Duitse drugstoeristen te ver- minderen, intussen toegezegd inwoners van de Bonds- republiek met dossier en a! over te dragen aan de West- duitse justitie, ook in gevallen waar een Nederlander terzake van dezelfde feiten niet zou worden vervolgd.

De Bondsrepubliek behoudt zich overigens, in tegen- stelling tot Nederland waar het territorialiteitsbeginsel geldt, het recht voor een hier gewezen doch te mild be- vonden vonnis zelf nog eens dunnetjes over te doen.

Voorts verlangt West-Duitsland meer vrijheid voor haar opsporingsambtenaren om op het grondgebied van buurstaten op te treden, hetgeen vooral ergerlijk zou zijn ten aanzien van daders die hier niet als straf- waardig worden beschouwd. Tot Beierse invallen in onze abortusklinieken zal het wei niet zo snel komen, maar van vee! terughoudendheid is geen sprake: de Zwitsers kunnen era! van meepraten. Verder wordt er pressie op onze overheid uitgeoefend zijn beleid jegens drugsgebruik te verscherpen, ook al wijzen de cijfers voor verslaafden herolnedoden en aidsbesmetting uit dat onze aanpak naar verhouding betere resultaten af- werpt.

Bovendien betekent opheffing van de controle aan de onderlinge grenzen dat de toelatingsvoorwaarden en de bewaking aan de buitengrenzen dienen te worden

158

- - -

geharmoniseerd. Aileen al omdat afgrendeling van de Duits-Oostenrijkse grens en van de toegang tot Deense en Griekse eilanden fysiek of politiek niet hermetisch te krijgen zal zijn, moet ook de controle binnenslands worden opgevoerd, waartoe weer in Nederland de be- hoefte ontstaat aan een legitimatieplicht, die oor- spronkelijk was gedacht als opsporingsmiddel bij constatering van strafbare feiten, maar nu ongetwij- feld ter her kenning van illegale vreemdelingen tot dis- criminerende praktijken aanleiding zal geven. Ook de voorwaarden voor politiek asiel en voor vestigingsver- gunningen moeten worden afgestemd en de staat van eerste binnenkomst in het Gemeenschapsgebied zal mede namens de elf partners beslissen over al dan niet toelating. Dit betekent dan weer dat men het eens zal moeten worden over definities zoals voor 'land van eerste opvang', over de ernst van vervolgingsrisico's in staten van herkomst (Belgie wijst nu zogeheten Assy- riers niet uit, Nederland wei), maar ook over de aan- tallen vreemdelingen die men in Europa denkt te kun- nen herbergen en over de peri ode die voor werknemers van verre het recht opent op naturalisatie en dus op Europees burgerschap met aile aanspraken van dien.

De houding jegens politieke vluchtelingen en werk- krachten van buiten de Gemeenschap behoort - ook alligt die, anders dan in de Bondsrepubliek, niet in on- ze grondwet verankerd - wei degelijk ook tot de rechtscultuur. Laten we overigens niet vergeten dat heel wat landgenoten en overige Europeanen die gere- kend worden tot de grondleggers en dragers van de Europese gedachte, ooit in hun Ieven de status van vluchteling droegen. De PvdA-er Alfred Mozer was een van hen en trouwens ook drie opeenvolgende vorstinnen van ons koninkrijk hebben als balling ge- leefd. Intussen zet de Westduitse grondwet een sluis open voor de binnenkomst en vestiging van Oostduit- se economische vluchtelingen en heeft deze en gene lidstaat een gedoogbeleid tegenover illegaal verblij- vende vreemdelingen, zoals Nederland ten aanzien van Surinamers. Voor wie bij behoud van Nederland- se identiteit wil denken aan een etnisch zoveel moge- lijk homogene samenstelling van de bevolking ver- schaft Europese afstemming wellicht onvermoede kansen. Maar wie prijs stelt op een maximum aan hu- maniteit en diversiteit bij de verdere vormgeving van een reeds in de Gouden Eeuw in belangrijke mate door immigranten meegebouwde open samenleving zal meer twijfels kennen.

Tot de eigen identiteit behoort ook een zo vee! moge- lijk bij de belevingswereld van de burger aansluitende bestuurscultuur. Zolang het ministerie van binnenland- se zaken nog niet is gekomen met de beloofde nota over de publiekrechtelijke consequenties van Europa 1992, moeten we het do en met de uitlating van een daar met bestuurlijke organisatie belaste topambtenaar. Deze zag de op zijn gebied noodzakelijke ingrepen 'hoog- stens als afgeleide van het hoofddoel: economische groei door het wegnemen van belemmeringen voor verkeer en goederen, diensten en werknemers'. 7 Dit klinkt weinig visionair. Wanneer commissaris van de koningin Patijn slechts beperkte bestuurlijke gevolgen

voo dat wei mee de r. te s stra

- '

de I or do mer Res· staa op 1

elke cult wer Op< ond het hev dit I

teru bed Hie kru. Ma; mee Sm1 in r bee!

den die dat bee ke ~

die gen De• nati wat se SJ is v ME Ove sma welt en t pak me1 gro•

Mel dan wa< vol te \1

rie 1

niet ide1 ren een

WOI

(7)

voorziet, dan bedoelt hij waarschijnlijk, en terecht, dat de provincies en huns gelijken in andere lidstaten wei zullen voortleven. Burgemeester Havermans, die meer verandering verwacht, denkt vermoedelijk aan de noodzaak tot versterking van de positie van de gro- te stedelijke agglomeraties. 8 Maar er is bestuurlijk straks wei meer aan de hand. In elk geval is het zo dat - zoals staatssecretaris De Graaff-Nauta aangaf - de Europese Gemeenschap wei vee! richtlijnen en ver- ordeningen uitvaardigt, maar zich in hoofdzaak ken- merkt als een bestuurslaag zonder eigen toezicht. 9 Rest de vraag wie dan wei de naleving controleert. De staatssecretaris acht het een groot voordeel indien dit op nationaal of subnationaal niveau gebeurt, omdat elke staat dan kan aansluiten bij zijn eigen bestuurs- cultuur. Dit is in zoverre al een vertekening van de werkelijkheid dat bv. met betrekking tot de veiligheid op de werkvloer Nederland juist, in het kader van een onder Ieiding van Geelhoed aanbevolen deregulering, het toezicht op naleving van voorschriften had overge- heveld naar de sociale partners in de bedrijven, terwijl dit nu krachtens Europese besluitvorming weer wordt teruggedraaid en de controle op zo'n kwart miljoen bedrijven opnieuw centraal zal moe ten geschieden.1 0 Hier wordt een zonet nationaal uitgezette weg door- kruist.

Maar over de diversiteit in bestuurscultuur valt wei meer op te mer ken. Het mag waar zijn, zoals Mak en Smeets betogen 11, dat de Nederlandse bestuurscultuur in ras tempo verzuidelijkt (met als een uit vele voor- beelden het politiek ongemoeid Iaten van bewindslie- den die een oogje dichtknijpen tegenover visfraude), die verzuidelijking is toch niet zo ver voortgeschreden dat elke Nederlander durft vertrouwen op bij voor- beeld de Italiaanse controlegewoonten voor een gelij- ke pakkans in het hele Gemeenschapsgebied. Aileen al die verden king jegens andere lidstaten roept spannin- gen en een escalatie van slechte navolgingsdrang op.

De enige oplossing zal wei te vinden zijn in een supra- nationale controle door ambtenaren uit Brussel, maar wat de weerslag zal zijn van het verschijnen van Griek- se speurders op onze kotters en in onze veehouderijen is vooralsnog moeilijk te overzien, ook al draagt de ME op de achterhand nog het Nederlandse uniform.

Overigens weten bewindslieden uit vroeger jaren nog smakelijk te vertellen hoe hun, bij regelgeving van weleer, werd voorgehouden dat een en ander 'ben eden en boven de Moerdijk', wei heel verschillend zou uit- pakken. Europa ontmoet op zijn weg dezelfde preble- men als voorheen a! Nederland, maar dan wei uitver- groot.

Met het voorgaande wil dan ook niet meer gezegd zijn dan dat de vuistregel van Lubbers: 'supranationaliteit waar nuttig en no dig, en nationale identiteit waar zin- vol en noodzakelijk', ondanks zijn Iakonieke charme, te weinig houvast verschaft voor een prefederale theo- rie en voor een harmonische praktijk. In Nederland is niet alles beter dan elders en wat men tot de nationale identiteit wil rekenen hangt van persoonlijke voorkeu- ren op cultureel en sociaal-politiek gebied af. Maar een flink aantal maatschappelijke gewoonten en ver- worvenheden die het progressieve dee! van onze bevol-

king in het bijzonder ter harte gaan staat toch wei op de tocht en men zou hierover meer publiek debat mo- gen verwachten. En de hierboven aangedragen voor- beelden hebben bepaald niet de pretentie de lijst van punten waar waakzaamheid is geboden uit te putten.

Supranationalitei t

Doch ook met die supranationaliteit is het, zoals a!

eerder opgemerkt, niet zo probleemloos gesteld. Op papier lijkt het misschien nog vrij aardig: een Raad waar bewindslieden niet als vertegenwoordigers van hun land opereren, maar als besluitvormers van een Gemeenschapsorgaan; een Commissie waarvan de !e- den worden verondersteld onthecht te zijn van hun na- tionale herkomst; een Hof dat recht spreekt zonder aanzien des lands en dat zich bepaalt tot vragen van rechtmatigheid; en bovenal een Parlement dat niet tussentijds mag worden ontbonden, dat de Commissie naar huis kan sturen, dat de begroting desgewenst ver- werpt en dat in wetgevend opzicht, mits gesteund door de Commissie, voor een belangrijk dee! van de regel- geving aileen door een unanieme Raad kan worden overstemd. De werkelijkheid van de democratische supranationaliteit ziet er evenwel minder rooskleurig uit. Laten we eerst het democratisch gehalte nader be- zien, omdat dit bovenal aansluit bij een erfgoed dat nauw met de Nederlandse identiteit is verbonden. We achten ons verknocht aan het parlementaire stelsel, hoezeer ook gevoed met buitenparlementaire signa- len.

Oat er in Europa een groot democratisch gat is geval- Ien weet zo langzamerhand iedereen. Hoe gapend ech- ter de kloof wei is beseften tot voor kort slechts de wei- nige ingewijden. Rond de afgelopen jaarwisseling heb ik het voorrecht gehad de nodige ruchtbaarheid in Den Haag en daarbuiten te mogen geven aan statistieken waaruit bleek dat de bovengenoemde eis van unanimi- teit in de Raad, wil deze de wetgevende amendementen in definitieve Iezing van het Europese Parlement voor- zover deze worden gesteund door de Commissie naar de prullenmand verwijzen, allerminst een schier on- neembare drempel is, zoals pleitbezorgers van de Europese Akte steevast hadden beweerd. De praktijk wijst namelijk uit dat die drempel ten aanzien van zestig procent van zulke amendementen van het parle- ment moeiteloos door de Raad wordt genomen. Vee!

verbazing en zelfs ongeloof was mijn dee!. Dit bete- kende immers dat de Nederlandse regering, die steeds beweert pal te staan voor uitbreiding van de bevoegd- heden van het Europese Parlement, actief meewerkt om het merendeel van de definitieve amendementen van die volksvertegenwoordiging te torpederen. De staatssecretaris voor Europese zaken erkende zelfs volmondig dat, wanneer Nederlandse bewindslieden in de Raad stemmen over een voorstel voor de eind- tekst van een wetgevende richtlijn, zij daarbij zelden de standpunten van het Europese Parlement voor ogen of in hun dossier hebben. Dit bevestigt wat men van ambtelijke zijde a! regelmatig kon vernemen, met wellicht WVC als gunstigste uitzondering. Geen won- der dat een CDA-woordvoerder in de Tweede Kamer, na deze goevernementele ontboezeming, uitriep dat

159

socialisme en democratie nummerS

(8)

socialisme en democratie nummerS

mei 1989

- - - - -

het democratische gat nog vee! groter was dan hij een uur tevoren nog had gemeend.'2 Dit slaat dan nog ai- leen maar op amendementen die eerst de steun hebben mogen verwerven van de Commissie. Bij dat orgaan sneuvelt evenwel al in een eerder stadium een aanzien- lijk dee! van de toevoegingen van het Parlement. Eind vorig jaar deed zich hiervan een zo kras geval voor dat de Vergadering in Straatsburg besloot dan maar de he- le richtlijn te blokkeren. Aangezien het hier urgente regelgeving met betrekking tot de omgang van werk- nemers - en in het bijzonder om zwangere en zogende werkneemsters - met kankerverwekkend benzeen be- trof, wijst het gebruikte paardemiddel wei uit dat de chicanes van de betreffende Commissaris het EP tot de lippen waren gestegen. Had het Parlement de be- voegdheid bezeten niet aileen de hele Commissie, maar ook individuele !eden daarvan naar huis te stu- ren, dan was toepassing van dit instrument die keer stellig op haar plaats geweest. Maar dat recht missen de Europese volksvertegenwoordigers nu eenmaal.

Vrijwel iedereen hier te Iande zegt uitbreiding van de bevoegdheden van het Parlement van de Gemeen- schap voor te staan en erkent ook dat hiertoe een nieu- we verdragswijziging nodig zou zijn. Om die te berei- ken is echter niet aileen de medestand van elf andere hoofdsteden vereist, ook de Nederlandse regering zal eerst moeten afstappen van haar absolute prioriteit aan voltooiing van de marktintegratie (officieel in 1992, maar vermoedelijk een paar jaar later) en ver- volgens nog eens van de voorrang die zij wil geven aan onderhandelingen over toetreding van nieuwe lidsta- ten uit de kring van de Europese Vrijhandelsassocia- tie, zoals Noorwegen en Oostenrijk. Niemand zal ont- kennen dat dit tijdschema betekent dat, zonder barse machtswoorden van het Europese Parlement of van deze of gene hoofdstad, de verkiezingen van 1994 en wellicht nog die van 1999, bezien vanuit onze vader- landse opvatting van democratie, trekken zullen blij- ven vertonen van een beschamende schijnvertoning.

Nu kan men natuurlijk alsnog zijn toevlucht zoeken tot een relativering van het belang van de parlementai- re democratie als zodanig. Zo maken politicologen als Van Schendelen13 een optelsom van beperkingen aan de macht van de volksvertegenwoordigingen van on- der andere Frankrijk en Groot-Brittannie en conclu- deren dan dat het Europese Parlement er in sommige opzichten niet het slechtst voorstaat. Daargelaten of die vergelijkingen wei de kern van de zaak raken, ligt voor Nederland een parallel met de eigen Staten-Gene- raal meer voor de hand dan de observatie dat de Fran- se wetgever voor Kerstmis met reces gaat en daarvan pas na Pasen terugkeert. De Vijfde Republiek is im- mers niet de maat aller dingen. Door de hier bedoelde benadering speelt evenwel heen dat veelal dezelfde po- liticologen, in het voetspoor van hun Amerikaanse vakgenoot Dahl, voor ware democratie hun hoop eer- der vestigen op een zo pluralistisch mogelijke inbreng vanuit aile geledingen van overheid en samenleving dan op een parlement waar de meerderheid zich veelal ten doe! stelt een regering in het zadel te houden of de zwevende kiezer in het zicht van de stembus naar de mond te praten. Laat er geen misverstand rijzen: niets

160

~--- - - - - -

pleit tegen een debat over voors en tegens van diverse parlementaire of buitenparlementaire stelsels. Ten eerste echter staat zo'n debat onder ongunstige voor- tekenen wanneer het wordt opgedrongen door een eerst zelf geschapen vacuum. En ten tweede is het goed dan ook het pluralistische alternatief scherp op zijn merites te bekijken en met name te toetsen aan de vraag of het gang bare lobbystelsel in Brussel niet meer een afspiegeling vormt van de kapitaalkrachtigheid dan van de eerbiedwaardigheid of representativiteit van de verschillende belangengroepen en normatieve bewegingen. In deze context tot slot nog dit: voor zo- ver !eden van het Europese Parlement invloed hebben te Brussel komt die veelal achter de schermen tot gel- ding, hetgeen onvoldoende waarborgen schept voor een evenredige afweging, laat staan voor de onmisbare publieke betrokkenheid. Oat het overleg over de justi- tiele consequenties van open grenzen tussen vijfvan de twaalf lidstaten in het kader van het Schengen-ak- koord zelfs geheel buiten Straatsburg omgaat, maar niettemin al wei de toon zet voor een latere invulling van Europa '92 op het niveau van de Gemeenschap is hierboven al aangestipt.

Hoezeer de Raad doorgaans meer op intergoeverne- mentele dan op supranationale basis functioneert en hoezeer de Commissarissen, anders dan destijds met de verdragen was beoogd, vaak het oor Iaten hangen naar de heersende sfeer in de Raad, zoal niet naar de wensen van de hoofdstad die hen heeft aangewezen, behoeft weinig betoog.

Wei is nog een korte beschouwing op haar plaats over de positie van het Hof van Justitie, volgens menigeen de zuiverste belichaming van de supranationale ge- dachte. Het Hof heeft zich inderdaad in de loop van de jaren een legitimatie verworven, die slechts bij hoge uitzondering openlijk door een lidstaat wordt getart.

Maar biedt dit ook een garantie voor de toekomst?

Eerder is al aan de orde gekomen dat op bepaalde pun- ten de Europese Akte vee! ruimte heeft gelaten om te worden opgevuld door jurisprudentie. Heel aanwijs- baar is dit waar het de vraag betreft onder welke om- standigheden lidstaten met hun normstelling voor produkten uit een oogpunt van milieubeheer of volks- gezondheid een Europees compromis te hoven mogen gaan. Nu komt het op nationale schaal ook wei voor dat de rechter wordt geroepen om al dan niet opzette- lijk door de wetgever opengelaten kwesties met eigen rechtsvinding tot oplossing te brengen. Onderscheid is echter niet aileen dat een uitspraak van de nationale rechter ook door nationale gezagsmiddelen wordt ge- ruggesteund, maar bovendien dat een wetgever in het betreffende land aile gelegenheid krijgt op korte ter- mijn nieuwe regels te stellen, wanneer hij vindt dat de rechter in zijn opvulling van het wettelijk hiaat ont- spoort. Zo'n reparatiewetgeving vergt in de Gemeen- schap, indien al mogelijk, een tijdrovend proces, waaraan vee! instanties en hoofdsteden te pas komen.

Dit wil zeggen dat het Europese Hof, aldan niet onge- wild de nek verder moet uitsteken met waardeoorde- len en beleidsafwegingen dan de nationale rechter.

Naargelang de Gemeenschap ook nog verder zou wor- den opgetuigd met macro-economische bevoegdheden

op' van van ker hoc gro wac han lust Eer de I nod van vra; kon Sta: ves1 a an me1 met sel: stee kor tinE om' con vest mie bed het vin1 Oat ling rei a zelf

we~

zict zull niet voo rinE stell lenc wil. bep toe

ZOrj

regi dan opl Toe and zeg1 rna; sfee de r a an ten. een VOl! haa gun

(9)

op de weg naar een monetaire unie, zal de legitimiteit van het Hof, die berust op zijn onpartijdige toetsing van rechtmatigheidsvragen, onvermijdelijk steeds va- ker worden aangezien voor een vermomming van een hoogst politieke interventie, die het wei en wee van grote bevolkingsgroepen tot in het diepst van hun ver- wachtingen raakt, dit zonder dat ook een kader voor- handen is dat de stabiliserende rol van verdeling van Justen en las ten kan overnemen van de nationale staat.

Een laatste probleem met de reeds tweemaal geciteer- de formule van Lubbers is dat woorden als 'zinvol en nodig' wei bitter weinig houvast geven bij toepassing van het subsidiariteitsbeginsel als het aankomt op de vraag welke bestu urslaag als eerste aan bod hoort te komen. Uitzonderingen zoals art. 5 van het Kolen en Staal Verdrag en art. 130 R van de Europese Akte be- vestigen de regel dat geen duidelijke grens is gesteld aan wat de Gemeenschap primair ter hand dient te ne- men. Alles was in aldan niet verwijderd verband staat met de gevaren van concurrentievervalsing mag Brus- sel zich aantrekken. Wei is het zo dat dit werkt als een steen in een vijver, die steeds wijdere kringen trekt. Zo komt men, via accijnzen, btw en vennootschapsbelas- ting, al gauw uit bij de personele lastendruk, zoal niet omdat de verschillende bronnen van staatsinkomsten communicerende vaten zijn, dan toch wei omdat het vestigingsklimaat met aile directe belastingen en pre- mieheffingen is gemoeid. Een daarbij dient men dante bedenken dat ten aanzien van belastingharmonisatie het Europese Parlement nauwelijks stem in de regelge- ving heeft.

Dat tal van arbeidsvoorwaarden niet aileen in onder- linge wisselwerking maar ook formeel met elkaar in relatie moeten worden gebracht spreekt eveneens van- zelf: als voorbeeld kunnen de rijtijden dienen in het wegvervoer. Ook de arbeidsomstandigheden uit de ge- zichtspunten van veiligheid, gezondheid en welzijn zullen naar vermogen worden geharmoniseerd, al dan niet met ruimte voor differentiatie in de premieheffing voor de sociale zekerheid bij wijze van extra aanspo- ring om het belang van werknemers met een vaste aan- stelling in acht te nemen. Maar het 300 richtlijnen tel- lende Wetboek dat de Commissie gei'mplementeerd wil zien op de weg naar een voltooide interne markt is bepaald nog niet uitputtend. Voegt men daar nog aan toe al die zaken van nieuw flankerend beleid (milieu- zorg buiten het produktieproces, technologiebeleid, regionale spreiding van werkgelegenheid en zo meer) dan zou men denken dat de Gemeenschap al genoeg op haar bord aantreft.

Toch is dagelijks waar te nemen dat zij ook nog allerlei andere onderwerpen naar zich toehaalt. Zo is er vee! te zeggen voor een rookverbod in openbare ruimten, maar - tenzij dit zou worden doorgetrokken in de sfeer van bescherming van werknemers ook of juist in de marktsector - is er meer reden hier de eer te Iaten aan lagere bestuursniveau's, wellicht zelfs de gemeen- ten. Zo ook maakt de Gemeenschap zich druk over een verbod op stierengevechten tot de dood er op volgt. Alweer heel sympathiek, maar zolang zij met haar regelgeving de Europese kip slechts een Ieven gunt op een oppervlak ter grootte van nog geen pagina

van SenD, is er voor haar weinig aanleiding al te tre- den in de waardigheid van de dood in het slachthuis boven die in de arena. En dan trek ik nog niet eens een vergelijking met de effecten van de Europese handels- politiek en agrarische dumpingpraktijken op verte- genwoordigers van de menselijke soort in Afrika, waarmee de EG pretendeert een gepriviligieerde ont- wikkelingsband te onderhouden. Voor echte legitimi- teit moet de Gemeenschap het niet hebben van popu- listische thema's die geen enkel internationaal belang dienen en even min iets met concurrentieverhoudingen uitstaande hebben.

Wat zijn de conclusies

Ten eerste dat de Europese Akte op ongewoon licht- vaardige wijze tot stand is gekomen door gebrek aan belangstelling in de meeste nationale parlementen, die dit verzuim aileen kunnen herstellen door ofwel terug te keren naar het dubbelmandaat met het lidmaat- schap van het Europees parlement ofwel het stemge- drag van de eigen bewindslieden in de Raad beter te controleren. Hiermee is gelukkig zeer onlangs een be- gin gemaakt door de Vaste Commissie voor EG-zaken van de Tweede Kamer. In elk geval moeten de ministe- ries worden aangespoord in hoger tempo en met meer opening van zaken nota's uit te brengen over wat ons nog aan consequenties van het eenmaal in gang gezette liberalisatieproces verder boven het hoofd hangt.

Zelfs een aanstichter van de hele interne-markt-opera- tie als Wisse Dekker overzag jaren nadien nog niet de gevolgen ervan voor zijn adviezen met betrekking tot de gezondheidszorg. Eerder al heb ik in dit blad opge- merkt dat een toch verre van oppervlakkig rapport als Schuivende Pane/en bewijs aflegt van een schromelij- ke onderschatting van wat Europea 1992 voor beper- kingen aan de nationale beleidsruimte oplegt.14 Tweede conclusie is dat snel en diep moet worden na- gedacht over de klemmende vraag wie straks de legiti- matie kan belichamen om te zorgen voor maatschap- pelijke stabiliteit wanneer het erop aankomt de schok- ken en verschuivingen ten gevolge van de vier vrijhe- den op te vangen. 'Cohesie' en 'sociale dimensie' blij- ven lege woorden en zelfs een verdubbeling van overhevelingsfondsen is een bot instrument, zolang de Gemeenschap niet als zodanig de handen durft te branden aan evenredige verdeling naar behoeften en zolang per saldo nog steeds de stroom vloeit van arm naar rijk.15

We stevenen snel af op een situatie die wat betreft par- lementaire zeggenschap en verdelende mechanismen de vergelijking met de Nederlandse staatsinrichting bij lange na niet kan doorstaan.

En hier voegt zich nog de complicerende factor bij dat de voorrang die de Nederlandse overheid schijnt te willen geven aan veiligstelling van traditionele econo- mische belangen (bv. nog meer Iucht- en wegvervoer) past in een achterhaalde denkwereld, waarin de imma- teriele en materiele kosten van het milieubederf vol- strekt onvoldoende zijn verwerkt. Nederland blinkt helaas uit, met zijn veehouderij en chemische in- dustrie, in takken van bedrijvigheid waar de vee! ge- roemde groei uit de interne markt op gespannen voet

Vervolg op biz. 169

socialisme en democratie nummerS

(10)

~---- - -~---

Koen Koch

Politicoloog, werkzaam aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

socialisme en democratie nummer5

mei 1989

---~~- - - - - -

De PvdA en de NAVO: de eerste vijftien jaar

De veertigste verjaardag van de NA VO, 4 april 1949 opgericht, is een wat oubollige, maar niettemin goede aanleiding om eens na te gaan hoe door de jaren heen in Socialisme en Democratie over deze hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid en over nauw ver- wante onderwerpen zoals de verhouding tussen Euro- pese en Atlantische samenwerking, de houding ten op- zichte van de Sovjetunie en het probleem van de kern- bewapening geschreven is.

Uitgangspunt van deze historische ontdekkingsreis door de naoorlogse jaargangen van SenD - wat kan dat oude papier toch lekker ruiken - moet dan van- zelfsprekend de beschrijving van de positie zijn, die de PvdA na de Tweede Wereldoorlog op het gebied van de buitenlandse politiek ging innemen. Daaruit moet immers begrepen kunnen worden, dat toetreding tot het Atlantisch Pact voor de PvdA in 1949, zoals J.A. W. Burger het op het betreffende partijcongres formuleerde, 'rationeel en resoluut' was en getuigde van 'vanzelfsprekende logica en moedige nuchterheid' (SenD 1949, biz. 328). Vervolgens zal dan onderzocht worden hoe over de NA VO geschreven is tot aan het midden van de jar en zestig. De periode, die volgens ve- len gekenmerkt werd door een wat verkrampt Atlanti- cisme, Koude Oorlog mentaliteit en door kritiekloze aanvaarding van de NAVO en de nucleaire afschrik- king. 1 De resterende periode komt aan de orde in het tweede dee! van dit artikel, dat in de zomer gepubli- ceerd zal worden.

Een brug tussen de supermachten

Direct na de oorlog nam de PvdA, hoewel rege- ringspartij, op buitenlands politiek gebied een positie in, die nogal afweek van het regeringsbeleid. Dat voor Nederland de politiek van neutraliteit voorgoed voor- bij was, daar twijfelde niemand meer aan. Maar water voor in de plaats moest komen, was nog lang niet dui- delijk. De roomsrode coalitie, die in 1946 aantrad, hield het op vage 'internationale samenwerking' en collectieve veiligheid in het kader van de Verenigde Naties. Zij wees op het gevaar van 'blokvorming' vreesde in een machtstrijd tussen Oost en West terecht te komen en meende dat een bevredigende oplossing van het Duitse vraagstuk, zo essentieel voor het econo- misch herstel van Nederland, slechts mogelijk was in goede samenwerking met de Sovjetunie. Bovendien had buitenlandse politiek ook niet de allerhoogste prioriteit: andere zaken zoals economisch herstel en Indonesie (heel karakteristiek werd de koloniale kwestie in SenD aanvankelijk in de Binnenlandse Kro- niek behandeld) hadden voorrang boven veiligheids- vraagstukken. Afwachten en geen overhaaste stappen doen, dat was het parool.

162

Tegen zoveel lauwheid verzette PvdA fractievoorzit- ter Vander Goes van Naters zich heftig tijdens het eer- ste Kamerdebat over buitenlandse politiek in decem- ber 1946. Hij hief resoluut het vaandel van de toe- komst en bepleitte supranationale samenwerking (met in begrip van zekere opgave van de nationale souverei- niteit) in Westeuropees verband: een federatie van Be- nelux en Frankrijk, welke verdragen zou sluiten met Engeland en de Scandinavische Ianden, met het oog op de stichting van een onafhankelijk Europa.

In SenD had A.B. Cohen Stuart al op Vander Goes' ideeen gepreludeerd door te pleiten voor een samen- werking van 'vastelands Westeuropeanen' om aldus een brug te slaan tussen Angelsaksische kapitalisten en Russische communisten. Achterliggende gedachte was de erkenning 'dat het Westen niet het monopolie heeft van zonnigheid en ook dat het niet aangaat de mentaliteit der Sovjetunie af te schilderen als de primi- tiviteit van woudbewoners, in duisternis geboren en getogen' (SenD 1946, biz. 205). De kloof tussen Oost- en West-Europa was niet geheel aan de schuld van het Oosten toe te schrijven. En en passant voorspelt en le- gitimeert Cohen Stuart de Russische verwerping van het Amerikaanse Baruch-plan ter internationale con- trole van atoomenergie, omdat daardoor de Russische belangen onvoldoende gewaarborgd zouden worden (SenD 1946, biz. 204).

J.G. Renierzet deze lijn nog eens extra aan: 'wij als so- cialisten staan dus oneindig minder ver af van de Rus- sen dan van de Amerikanen ... Tussen het anarchisme van de uitsluitend politieke democratie van Amerika, en de tirannie van de zuiver economische democratie van Rusland will en wij de personalistische, 'geplande' samenleving, waarin de democratie tegelijk politiek en sociaa/ is' (SenD 1946, biz. 308-9). Maar tegenover een 'vastelandse' (dus Franse) orientatie bepleit hij tussen de Verenigde Staten en Rusland een Westeuro- pees blok, waarvan Engeland de Ieiding neemt. Of En- geland daartoe bereid is, weet Renier eigenlijk niet, Bevin gedraagt zich in ieder geval vee! te anti-commu- nistisch. Maar Nederland zou de Engelse Labour rege- ring gunstig kunnen stemmen door het anti-militaris- me afte zweren, sam en te gaan met Belgie, een geweld- loze democratische oplossing van het probleem van Indonesie te realiseren en ons niet te Iaten inschakelen bij de Amerikaanse verdediging van het ultra-kapita- listische stelsel (SenD 1946, biz. 316). In een kort arti- kel windt J. Tinbergen er met de overduidelijke titel 'De derde weg' er geen doekjes om. Het gaat er om 'ons zelf te zijn en een eigen weg te volgen' tussen 'de ongebondenheid van den Amerikaanschen pionier en de gebondenheid van den Russischen staatsambte- naar' (SenD 1946, biz. 371).

In 1 op Tru tot' wei tin~ doc dee van wa; rna: zou (Se, We zijr

WOI

list1 rna wil gro sen een 133 De

ka~

nor hoc sch zeit roe nu dat der en

ga~

Oo gee Pat tra; en Ve; Ma kar del der ter Vo dit een In Bn

YO< WO

wa te' in· gel Zo va1 sar lisf

(11)

In 1947 leiden de twee grote Amerikaanse initiatieven op het gebied van de buitenJandse politiek, de Truman-doctrine en hetMarsha/1-pian, nog niet direct tot een bijstelling van deze 'Europese' orientatie, hoe- wei zij wei met instemming begroet worden. De opvat- ting van Walter Lippman, dat door de Truman- doctrine de geheie aarde in twee invioedsferen ver- deeid dreigt te gaan worden, wordt door Vander Goes van Naters bestreden: een dergelij ke opdeling ' . . . waarin wij met Engeiand en verder West-Europa dan maar blijvend kapitalistisch jachtgebied van Amerika zouden worden - zou bij ons op fel verzet stuiten!' (SenD 1947, biz. 133). De oplossing is een verenigd West-Europa: 'Wij sterken elkaar - en met elkaar zijn wij sterk. Een gebied van meer dan 100 miljoen in- woners, dat in meerderheid noch Amerikaans-kapita- listisch, noch Russisch-communistisch wil zijn - maar zijn eigen sociaie en democratische ontwikkeiing wil volgen! Ieder lid van deze Westeuropese volken- groep kan er toe bijdragen, dat de tegenstellingen tus- sen Amerika en Rusland zich niet toespitsen en dater een redelijker verhouding ontstaat (SenD 1947, biz.

133).'

De royale omhelzing door de PvdA van het Ameri- kaanse Marshall-plan tot herstei van de Europese eco- nomie in 1947 schijnt vooral gebaseerd te zijn op de hoop dat het uitgeteerde en door sociaie onrust ver- scheurde Europa aldus zijn politieke en economische zelfstandigheid zou kunnen herwinnen. Cohen Stuart roept dan ook enthousiast uit dat de Europese motor nu kan gaan draaien: 'Moeilijk kan ontkend worden dat een zo sterk mogelijk West-Europa ook de sterkst denkbare stuwkracht zou leveren om de Amerikaanse en de Sowjet-combinaties tot een vreedzaam samen- gaan te bewegen (SenD 1948, biz. 108).'

Ook de coup in Praag injanuari 1948 is voor velen nog geen aanJeiding voor een meer Atiantische koers. Het Pact van Brussel, waarbij ais reactie op de Tsjechische tragedie de Westerse Unie tussen Engeiand, Frankrijk en de Benelux Ianden werd opgericht, wordt door W.

Verkade begroet ais 'versterking van de "derde Macht" tussen het communisme der Sovjetunie en het kapitalisme der USA'. Europa kan weer meetellen 'in de bepaling van het lot van de wereld. Met de verbon- den gebieden overzee is deze Western Union reeds gro- ter in bevolkingsgetal dan een der twee Groten . . . Voor de socialisten biedt dit bovendien de kans om in dit kader aan het internationalisme hunner beginseien een concrete vorm te geven' (SenD 1948, biz. 151).

In het Kamerdebat naar aanleiding van het Pact van Brussel staat de PvdA tegen links en rechts op de bres voor Westeuropese samenwerking. In een motie wordt gevraagd om een blijvende aaneensiuiting, waarbij voorzover mogelijk en wenselijk gezag dient te worden opgedragen aan boven-nationale organen, in het bijzonder op monetair, economisch en sociaal gebied en op dat der defensie.

Zo vormt zich een beeid van de buiteniandse politiek van de PvdA in SenD: bovenstatelijke Westeuropese samenwerking als voorwaarde enerzijds voor het rea- Iiseren van sociaai-democratische beginseien en an-

derzijds voor het zeker stellen van vrede en veiiigheid door een brug te slaan tussen de twee antagonistische supermachten. Drie motieven spelen een beiangrijke rol. Twee ervan zijn al aan de orde geweest: het ideolo- gische (een socialistisch Europa tussen het kapitalisme en het communisme in als voorbeeld voor de rest van de wereld) en het veiligheidspolitieke (Europa ais ver- zoenende brug en bemiddelaar tussen de supermach- ten). Het derde motief is het internationalistische, de gedachte dat aile belangrijke politieke vraagstukken niet Ianger op het niveau van de nationale staat opge- lost kunnen worden, dat internationaie samenwerking met inbegrip van de beperking van nationale souverei- niteit Ievensvoorwaarde is geworden. De lessen van de jaren dertig en veertig (depressie, fascisme, Tweede Wereldoorlog) hebben tot dit pragmatische interna- tionalisme geleid, dat het emotioneie internationa- lisme van internationale solidariteit van de arbeiders- klasse gaat vervangen: ' ... de wereld groeit naar gro- tere verbanden . . . economie, verkeer en strategie (hebben) het bestaan en de verdedigbaarheid van klei- ne, afzonderlijke staten achterhaald . . . een nieuw Europa (kan) binnen de oude nationale kaders niet worden opgebouwd ... De geschiedenis van Europa is gegaan van stadstaat naar de nationale staat en is op het ogenblik op weg naar de eenheid van een grotere, bovenstatelijke ordening. Het is geen vraag of deze eenheid er komt, want die is gelncorporeerd in de in- nerlijke gang der geschiedenis. Maar de mens heeft de opgave, om hetgeen wordende is zodanig gestalte te geven, dat het overeenstemt met de zin en de waardig- heid des Ievens' (SenD 1948, biz. 570-1).

Naast deze personalistische ontboezeming van Geert Ruygers, zo karakteristiek voor de vroege PvdA, fun- deert Vander Goes van Naters zijn pleidooi voor poli- tieke integra tie op de analyse van de socialistische the- oreticus Karl Renner. Er bestaat een economische in- ternationale, een complex geheel van grensoverschrij- dende afhankelijkheden. 'Maar die economische In- ternationale bestaat politiek gezien uit een groot aantal souvereine staten, die op deze wijze de interna- tionale economie verdelen in een aantal nationale en aan elkaar tegenstrijdige volkshuishoudingen.' Met aile nadelige gevolgen van dien: onvermogen om zo- wel internationaal als nationaal fundamentele proble- men van economische en sociaie aard op te lossen. In- ternationale economische 'integratie' vereist interna- tionale politieke 'integratie' (SenD 1951, biz. 493-5).

Met de nadruk op internationalisering in Schuivende Panelen wordt aidus een draad opgepakt, die reeds lang geleden gesponnen was.

Atlantisch verband

Vanaf 1947 verschrompeit het nalef-optimistische beeld van de sociaal-democratische Verenigde Staten van Europa in steeds boger tempo onder de druk van deal maar onheilspellender internationale omstandig- heden. In SenD vindt men de weerslag van dit proces.

C.D.J. Brandt recenseert in positieve zin de brochure van J. de Kadt Rusland en wij, waarin gewaarschuwd wordt tegen 'De knoeiers en verzoeners, die menen dat men het reeie Russische gevaar kan wegnemen door

socialisme en democratie nummerS

163

(12)

socialisme en democratie nummerS

mei 1989

- - - - - - - - - - - - - - - -

lief te zijn tegen de Russen' (SenD 1947, biz. 177). In het volgende nummer van SenD citeert Brandt de link- se Labour rebel Crossman, die toegeeft dat 'de ge- beurtenissen het onmogelijk maken onze juiste poli- tiek (van de Derde weg, Europa als brug tussen Oost en West) te volgen' (SenD 1947, biz. 217).

In een somber nieuwjaarsartikel wijst W. Banning er op, dat de conservatieve krachten zich versterken en bet twee-blokkensysteem gaat overheersen. Van deze versimpeling zijn psychologische krampen de bijver- schijnselen: hysterie tegen Amerika in Rusland, hyste- rische communistenvervolging in bet Westen: 'bet is in deze situatie vrijwel onmogelijk om creatieve politiek te voeren, om aan de concrete daden te illustreren dat in deze derde macht ... de bevrijdende perspectieven gelegen zijn. En hoe zal men de angstpsychosen in het volk en de reele sociale en financiele problemen de baas worden zonder bevrijdende perspectieven?' (SenD 1948, biz. 32). De afkeer van bet blokdenken heeft in de PvdA een lange geschiedenis. Maar Ban- ning is meer realist dan sommigen van zijn latere na- volgers: hoe tragisch ook, bet ontredderde Europa heeft geen andere keus dan de steun van bet Ameri- kaanse kapitalisme, ook al zal dat een structuurveran- dering in socialistische zin tegenhouden waar het kan, te aanvaarden, 'omdat bet Sowjetsysteem niet in staat is het levenspeil van West-Europa te handhaven en bo- vendien onze geestelijke vrijheid vermoordt' (SenD 1948, biz. 37).

In mei 1948, een maand na Verkade's eulogie van de Westerse Unie, maakt J. Barents korte metten met bet misverstand van Europa als 'derde macht'. 'Een der- gelijke conceptie strijdt met de economische en strate- gische afhankelijkheid, waarin wij van Amerika ver- keren .. . Iedereen weet ook, dat West-Europa zijn vrijheid geniet onder de paraplu van de militaire macht der Verenigde Staten, die verdergaande Russi- sche agressie moet tegenhouden. Men behoeft waar- lijk niet verzot te zijn op bet Amerikaanse imperia- lisme, om dat als een eenvoudig feit te aanvaarden.' Tegenover de Europese orientatie stelt Barents de idee van de Atlantische Gemeenschap, zoals ontwikkeld door Walter Lippmann, een samengaan van Canada en de Verenigde Staten aan de ene kant en Engeland, Frankrijk, de Benelux en de Scandinavische Ianden aan de andere kant van de oceaan. In dit verband wijst Barents op bet merkwaardige gerucht, dat reeds over- wogen zou zijn de Westerse Unie met Canada en de Verenigde Staten samen te brengen in een breder ver- band: 'Inderdaad dus een soort Atlantische Gemeen- schap' (SenD 1948, biz. 205). Hetgeen bijna een jaar later gebeurde. De SenD 1ezer werd wei zeer goed inge- licht.

Zo verschoof in 1948 onder de druk van de omstandig- heden bet zwaartepunt van een Europese naar een At- lantische orientatie. Daarmee werd niet de noodzaak van Europese integratie opgegeven. Integendeel, met toenemende ergernis en teleurstelling zagen mensen als Ruygers en Vander Goes van Naters het Europese gestuntel aan. Wei werd erkend, dat Europese samen- werking geplaatst diende te worden in het grotere At-

164

- - - - - - -

lantische verband en daaraan dienstbaar moest zijn.

Barents wijst er op dat een krachtige Westeuropese be- wapeningsinspanning 'een van de weinige feitelijke ar- gumenten is, waarmede de Amerikaanse regering de hulp aan Europa aan het eigen volk kan 'verkopen' (SenD 1951, biz. 492). De thematiek van burden- sharing is a! heel oud. Tijdens het debat over de Euro- pese Defensie Gemeenschap, welke de Duitse herbe- wapening in het kader van een Europees Ieger moge- lijk moest maken, merkt Ruygers op, dat Europese sa- menwerking voorwaarde is voor voortzetting van Amerikaanse steun: 'Bespiegelingen over de voorrang van Europese of Atlantische federatie hebben weinig praktische betekenis, nu gebleken is dat de Verenigde Staten niet gei'nteresseerd is in een unie met een ver- deeld en machteloos Europa' (SenD 1952, biz. 61).

Aileen Verkade ziet de EDG als 'een instrument dat op den duur ook een eigen defensiepolitiek tegenover bet Pentagon kan doorzetten (die) zal kunnen breken met een aantal Amerikaanse tradities in de Westerse de- fensie en een werkelijke Europees systeem kan opzet- ten' (SenD 1954, biz. 300). Aan zoiets dergelijks heeft Verkade wei behoefte, omdat hij nu eenmaal niet zeer te spreken is over de bestaande NATO-strategie: 'een langzaam terugtrekken op de Pyreneeen en een latere herovering is voor de Amerikaanse Ieiding ook niet zo'n schrikbeeld als voor de Europeanen zelf' (SenD 1954, biz. 301). Impliciete twijfel over de vraag of de NA VO strategie wei voldoet aan de Europese of Ne- derlandse veiligheidsbehoefte als argument voor reor- ganisatie van deNA VO en weer meer Europese Selbst- behauptung - het thema zal niet voor bet laatst in SenD aan de orde worden gesteld.

Duidelijk is in ieder gevaJ geworden, waarom de Iei- ding van de PvdA in 1949 weinig moeite heeft met het aanvaarden van het lidmaatschap van de NAVO. Te- genover een wellicht toch wat aarzelende achterban rechtvaardigt Burger de toetreding tot het bondge- nootschap. Hij wijst op de ramp van de Tweede We- reldoorlog, waarbij de slachtoffers van agressie zich afzonderlijk lieten afslachten. Hij wijst op het feit, dat de staat niet Ianger bet machtsapparaat der heersende klasse is, maar onder de impulsen van de sociaal-de- mocraten een waarborg voor gelijke kansen en de hoe- der van een rechtvaardiger toekomst is geworden:

'Daarmede is dan de bereidheid gegeven die Staat te beschermen'. Maar let op, wanneer de staat weer een onderdrukkingsapparaat wordt, dan vervalt die be- reidheid weer. Hetzelfde geldt voor de gemeenschap- pelijke verdedigingsorganisatie. Wanneer het niet Ian- ger zou gaan om de verdediging van de democratische vrijheid en men terug zou vallen op landsverdediging in traditionele zin, wanneer wij zouden moeten strij- den voor de instandhouding van Franco-Spanje, dan 'zou dat voor ons ondragelijk zijn '.

Het voorwaardelijk lidmaatschap (zij - Spanje, Por- tugal - erin, wij eruit) is dus van eerbiedwaardige ouderdom. Helaas is de indrukwekkende en uitzicht- biedende constructie van Europa, niet als brugge- hoojd maar als brug in de rol van bemiddelaar tussen Oost en West, als flexibele sociale democratie tussen

com Sovj tote Buq spar wei para spar vraa stan een 1

de k krac drei;

pita:

Zon wen lijks ders mag heef ging me, lisd van Oos Zot drul COn!

aan1 schr het. die • zich (tot a an gen waa ten!:

prac het biz. Dec Ma<

vag(

schi.

tel ' 421) dev mer oorl 'wij I age mee risic De con.

geh•

vee!

mur te VI

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

adres waar activiteiten verricht kunnen worden die ruimte en een milieu 52 nodig hebben. Daarnaast noemt hij allereerst de sociale dimensie omdat de woning de permanente plaats is

Er was geen urgentie om de bestaande speeltoestellen te verwijderen, de communicatie met omwonenden lijkt beneden niveau te zijn geweest en bovendien breek je niet eerst

Lefier heeft daarom besloten om één binnenterrein voor twee jaar in eigendom te houden en hier tijdelijk voor de duur van twee jaar een speeltoestel te plaatsen. Na twee jaar zal

Formaties duren langer naarmate de raad meer versplinterd is, gemeenten groter zijn, er na verkiezingen meer nieuwe raadsleden aantreden en anti-elitaire partijen meer

Deze ambitieniveaus bieden een terugvaloptie Het verdient aanbeveling om het ambitieniveau naar beneden bij te stellen als onvoldoende voldaan kan worden aan de voorwaarden voor

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie

Als hij/zij een ernstige fout heeft gemaakt Als hij/zij niet integer is geweest Als inwoners gemeente geen vertrouwen meer hebben Als gemeenteraad geen vertrouwen meer heeft

Original title: Behold the beauty of the Lord Lowell Alexander, Robert