• No results found

Willem Oltmans, USSR 1976-1990 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Willem Oltmans, USSR 1976-1990 · dbnl"

Copied!
189
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Willem Oltmans

bron

Willem Oltmans, USSR 1976-1990. In den Toren, Baarn 1976

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/oltm003ussr01_01/colofon.php

© 2015 dbnl / Willem Oltmans Stichting

(2)

[USSR 1976-1990]

Dit zijn een aantal van mijn aantekeningen over tien reizen naar de Sovjet-Unie in de periode 1971-1976.

Het is geen analyse van het socialisme of een oordeel over de Sovjet-staat.

Dit zijn een reeks willekeurige indrukken van een niet-communist, die in het westen opgroeide en zich sedert 1958 in de rijkste, welvarendste samenleving van de moderne wereld, de Verenigde Staten van Amerika, vestigde.

Het zijn persoonlijke impressies voornamelijk gebaseerd op gesprekken, die met behulp van de journalisten Tamara Sachnazarova en Vladimir Molchanov van het persbureau Novosti (APN) en de tolke Eugenia Makarova werden gevoerd.

Dit verhaal is niet in de laatste plaats bedoeld als voer voor anti-communisten. Er gebeurt namelijk veel meer in de USSR dan dat mensen met een afwijkend gedrag of meningen, tegengesteld aan de regering, naar kampen in Siberië worden verbannen.

Er zijn ook andere communisten dan Alexander Solzhenitsyn of Andrei Sacharov.

Deze reportage beoogt plaats in te ruimen voor die inwoners in de Sovjet-Unie die het wèl of misschien ten dele eens zijn met de huidige uitvoering van het

Marxisme-Leninisme.

Bij mijn vertrek uit Moskou eind 1975 vroeg mij een journalist van het

regeringsblad ‘Izwestia’ welke de onmiddellijke gedachte was, die bij me opkwam.

Ik antwoordde: ‘Nu ik iets van uw land heb gezien en leren kennen ben ik nog nooit zo bezorgd geweest om onze westerse democratie.’

Dit boekje beoogt de bron van die bezorgdheid nader te illustreren.

Op een zomerdag in augustus ontmoette ik ergens langs de Finse Golf een

zeventig-jarige dame. Zij las een roman. Ik schreef in mijn dagboek. Zij droeg een lichtblauwe zomerjurk, had donkerbruine ogen, rood geverfd haar en een coquet hoedje op. In perfect Engels vroeg zij mij of ik gedichten schreef. Er ontspon zich een gesprek. Zij doceerde Engels aan de Universiteit van Leningrad en was met vacantie. Wij spraken over de achterdocht over en weer in Oost- en West-Europa en de pas gesloten Conferentie voor Europese samenwerking en veiligheid in Helsinki.

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(3)

Zij: ‘Er zijn natuurlijk bij ons, als overal elders, zoveel meningen als er mensen zijn.

Ons volk is in wezen openhartig, maar wij hebben veel vijanden in de wereld. Wij moeten op onze hoede zijn. Onze regering heeft in Helsinki duidelijk te kennen gegeven met alle mensen vrienden te willen zijn. Ik ben zelf geen communist, maar ik ben het met de regering eens. Wij willen leven, studeren, werken en lezen. Wij willen niet opnieuw een oorlog. Wij hebben genoeg geleden.’

Ik: ‘Maar ondanks de zogenaamde détente gaat de ideologische strijd tegen het westerse kapitalisme gewoon door.’

Zij: ‘Dàt is het leven. De geschiedenis zal uitwijzen welk systeem op den duur voor alle mensen het meest aanvaardbaar zal zijn.’

Ik: ‘Ik zal over uw gevoelens schrijven.’

Zij: ‘Ik houd best van een grapje, maar u moet mij geen beentje lichten.’

Ik: ‘Ik meen het.’

Zij: ‘Maar ik heb mij niet op dit gesprek geprepareerd. Mijn haar zit niet goed en ik ben niet naar de kapper geweest.’

Ik: ‘Mijn moeder is haar hele leven niet naar de kapper gegaan. Zij deed haar coiffure zelf, net als Nina Khrushchev.’

Zij: ‘Maar misschien had uw lieve moeder net zulk mooi haar als u...’

Gedurende mijn verblijf in de USSR werd ik voortdurend geconfronteerd met gevoelens, zoals deze onder woorden werden gebracht door deze docente Engels.

Achterdocht en twijfel omtrent de buitenwereld staan om begrijpelijke redenen centraal in de gedachten van de Sovjet-mens. De geschiedenis heeft hem geleerd op zijn hoede te zijn. Wat weten wij ook eigenlijk van het ware levensverhaal van het Sovjet-volk? Kennen wij de ideologie waarop de moderne Sovjet-staat werd gefundeerd? Begrijpen wij, dat wij in 1976 in de USSR met een gigantisch sociaal-economisch experiment worden geconfronteerd?

In het algemeen was men dan ook gereserveerd. Dit bemoeilijkte dikwijls het leggen van werkelijke contacten. Onmogelijk was dit echter niet. Na een gesprek met vijf studenten in het ouderlijk huis van één van hen kreeg ik de volgende dag een aandenken aan onze ontmoeting. Karen had in het Sovjet-leger in de DDR gediend. Hij gaf mij, namens hen allen, de leren riem

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(4)

met het koperen koppelstuk en het hamer-en-sikkel embleem, die hij tijdens zijn diensttijd had gedragen. Later zei mij een lid van het Europese Comité voor veiligheid en samenwerking in Moskou: ‘Bij ons betekent dit dat jullie bloedbroeders zijn geworden.’

Het waren niet de taalproblemen, die ik als handicap heb ervaren, maar eerder mijn eigen diep verankerde wantrouwen jegens alles en iedereen.

Ergens in het zuiden kwam ik uit een kerk.

Tientallen mensen waren daar in gebed verzonken en brandden er kaarsen.

Ik zag een jonge man fotograferen. Ik hield hem voor een Zweed met lang blond haar in een blazer met jeans. Hij bleek echter een Sovjet-student te zijn, die redelijk goed Engels sprak. Ik nodigde hem uit naar mijn hotel te komen voor een gesprek, maar hij kwam niet.

De volgende dag, tijdens een diskussie met de dekaan van de journalistieke faculteit van de Universiteit van Yerevan (Armenië) en een dertigtal studenten, bracht ik dit voorval ter sprake en vroeg of hij bang was geweest om mij te bezoeken in verband met politie-controle.

Meisje: ‘Veel van onze studenten zouden wel met u willen spreken. Zij vragen zich echter af, wat u later zult schrijven. Wij hebben onplezierige ervaringen met buitenlanders.’

Ik: ‘Wat bedoel je?’

Meisje: ‘Dat er helemaal niet geschreven wordt wat wij hebben gezegd.’

Jongeman: ‘Onze studenten zijn niet bang voor de militia. Maar zij twijfelen aan de ware bedoelingen van buitenlanders. Soms worden de wetten overtreden.’

Ik: ‘Bijvoorbeeld?’

Jongeman: ‘Dit gebeurt via seksuele handelingen en soms worden voorstellen tot illegale valutahandel gedaan.’

Ergens aan de grens met Mongolië werd ik in een kantoor van de luchtvaartmaatschappij ‘Aeroflot’ aangesproken door een

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(5)

twintig-jarige jongen. Ik zat notities te maken. Hij informeerde in welke taal ik schreef. Mijn begeleidster, Eugenia Makarova, die de passage aan het regelen was, kwam prompt aangestoven en gaf de zich van geen kwaad bewuste jongen een stevige uitbrander. Hij was onbeleefd geweest om mij te storen. Ik kwam tussenbeide en zei het juist prettig te vinden met de jeugd van de autochtone bevolking in Burrijat contact te hebben. Ik nodigde hem uit om 21.00 uur naar het hotel te komen en vroeg hem enige van zijn vrienden mee te brengen.

Het was een koele zomeravond. Het was druk in de stad en de trottoirs vol wandelaars en groepen pratende mensen. Eugenia en ik wachtten buiten op de jongelui. Het werd 21.30 en 21.45. Ik gaf de hoop op. Ik beschuldigde mijn APN-begeleidster ervan, dat zij opzettelijk het geplande gesprek onmogelijk had gemaakt, waarschijnlijk door iets in het Russisch te zeggen, wat de jongen verder had afgeschrikt. Ik voelde mij op dat ogenblik aan de heidenen overgeleverd zonder kennis van de taal. Midden in ons verhit debat, om ruim 22.00, het was allang donker geworden, verschenen zes jongens. Zij hadden gesport en verontschuldigden zich te laat te zijn gekomen. Eugenia straalde.

Het ging hier dus om een willekeurige groep jongelui van 17 tot 24 in de plaats Ulan Ude, niet ver van de grens van Mongolië. Met verbazing constateerde ik een zeer ontwikkeld politiek bewustzijn bij deze jongens, die op iedere vraag ogenblikkelijk een antwoord formuleerden.

‘Wat denken jullie van de toestand in Portugal?’

Giena (19): ‘Niet zolang geleden heeft daar een staatsgreep plaats gehad. Een botsing was onvermijdelijk, want het leger bestaat uit verdedigers van het volk. Alle vredelievende krachten in de wereld steunen de strijd van het Portugese volk.’

Ik: ‘Denk je dat het land communistisch zal worden?’

Giena: ‘In de toekomst zeer zeker. Wat er nu plaats heeft kan geen communisme worden genoemd. Maar het komt.’

Ik bracht naar voren, dat een meerderheid van het Portugese volk voorlopig op niet-communistische partijen had gestemd, maar dat scheen voor de jongelui geen verschil te maken.

Ik: ‘Komt er oorlog?’

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(6)

Dugar (24): ‘De wereld begint eigenlijk in te zien, dat niemand van de oorlog zal profiteren. Wie zou er nog een oorlog kunnen winnen? Leonid Brezhnev heeft in Helsinki onderstreept, dat ons hele volk die overeenkomst steunt. Dat is waar. Wij hebben het initiatief genomen om de reële mogelijkheid van een nieuw gewapend conflict uit te bannen. Er zijn nog wel incidenten geweest, zoals om Cuba,

Tsjecho-Slowakije en Vietnam. Maar het zijn locale botsingen gebleven. Zij hadden immers ook nieuwe oorlogen kunnen veroorzaken?’

Ik: ‘Jullie leggen anders wel een fiks arsenaal raketten aan.’

Yuri (23): ‘We worden wel gedwongen dergelijke wapens te produceren. Toch is de tijd rijp voor toenadering tussen socialistische en kapitalistische landen. Het zal een moeilijke weg zijn, maar we hadden er al jaren geleden aan moeten beginnen.’

Ik: ‘Fidel Castro slaagde er alléén in een rechtvaardiger maatschappij te stichten via een felle guerillastrijd.’

Dugar: ‘Lenin heeft de weg gewezen. Er zijn twee manieren: met gebruik van wapens en langs vreedzame weg. In Chili is het socialistische experiment mislukt, omdat er in sommige omstandigheden strijd moet worden geleverd om de revolutie te verdedigen. Salvador Allende heeft dit verzuimd. Trouwens, het zou mij niet verwonderen wanneer eens het volk van de V.S. tegen zijn machthebbers in opstand zou komen en de militaire en politieke leiders in Washington de atoombom zouden gebruiken om de revolutie neer te slaan. Maar of zij dergelijke wapens gebruiken of niet, wanneer het getij eenmaal zal zijn gekeerd, is er niets meer wat de politieke veranderingen kan tegenhouden.’

Yuri (20): ‘Nederland heeft een koningin, maar wat voor regering hebt u?’

Ik: ‘Wij hebben naar westerse maatstaven gerekend een progressieve regering.

Dat kan bij een constitutionele monarchie.’

Yuri: ‘Omdat uw koningin absoluut geen macht heeft kan dat misschien. Uw koningshuis is een traditie. Het Nederlandse volk zou een einde aan die toestand moeten maken. Koningshuizen zijn uit de mode. Ieder volk heeft haar eigen tradities.

Maar die koninginne-traditie leeft te lang door.’

Wij spraken tot lang nà middernacht. Wat met een incident tussen Eugenia en mij was begonnen, omdat ik KGB schimmen zag, eindigde met een zicht in de opvattingen van de Sovjetjeugd.

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(7)

Hier moet ik volledigheidshalve bij aantekenen, dat men zich van de zijde van APN en de Sovjet-ambassade in Den Haag nogal ernstig verontrust toonde over de uitspraak van deze jongeman in Burrijat: ‘Gesteld dat men in Den Haag zou denken, dat wij van onze zijde deze ontmoeting opzettelijk in elkaar zouden hebben gezet?’ Hier heb ik op geantwoord: ‘Het is voor mij voldoende, dat ik weet dat dit niet het geval is geweest.’

Sommige gesprekken liepen om andere oorzaken dan taal- of achterdochtproblemen uit de hand. Tijdens een bezoek aan een Pedagogische Akademie voor drieduizend jonge vrouwen in Alma-Ata, Kazakhstan, had ik reeds enige tijd met de directrice en een viertal docenten zitten praten, toen onverwachts een oudere (mannelijke) hoogleraar in de filologie mij de vraag stelde: ‘Hoe durft u eigenlijk onze samenleving met die in de V.S. te vergelijken?’

Ik voelde mij overrompeld en antwoordde half in scherts: ‘Ik durf alles.’

Professor: ‘U vergeet, dat in de V.S. thans 7 miljoen werklozen zijn.’

Ik: ‘Sorry. Het zijn er ruim acht miljoen.’

Professor: ‘En u wilt die situatie met de Sovjet-Unie vergelijken?’

Ik: ‘Maar hoe komt het, dat niemand van die 8 miljoen werklozen in Amerika zou willen ruilen met het leven in uw maatschappij?’

De professor werd woedend, zei iets in het Russisch, stond op, liep de kamer uit en smeet de deur dicht.

Dan is er het 's lands wijs 's lands eer.

Lenin is nu eenmaal de Willem van Oranje of de George Washington van zijn land. Zijn portret of buste vindt men in iedere school, kantoor, bedrijf of gebouw.

Bij het roodmarmeren mausoleum voor Lenin langs de muur van het Kremlin staan dagelijks duizenden en duizenden burgers uit alle hoeken van de staat geduldig in de rij, soms bij 10, 15 of 20 graden

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(8)

onder nul, om de bedevaart naar het symbool van de revolutie te vervullen. In totale onbeweeglijkheid bewaken twee jonge militairen dag en nacht de ingang tot het gedenkteken, de zwarte laarzen glimmend gepoetst, de bajonet op het geweer, dat aan de voet staat, de zware bontmuts op het kort geknipte haar. Men onderschatte het levende patriotisme van het moderne volk van de USSR niet. Ik geloof, dat de bittere ervaringen van de tweede wereldoorlog met dit diep beleefde eenheids- en natiegevoel van de Sovjet-mens veel te maken hebben.

Buitenlandse gasten laten zich dikwijls verleiden tot het maken van ironische opmerkingen over deze Leninverering. Het is een factor die schijnt mee te spelen bij de gereserveerdheid en het wantrouwen, dat vele mensen in de USSR jegens buitenlanders koesteren. Ik heb hier begrip voor en toch heb ik eraan mee gedaan.

Tijdens een bezoek aan de rector van een conservatorium in het zuiden van de Sovjet-Unie viel mij in diens werkkamer onmiddellijk op dat niet Lenin boven zijn bureau hing maar een geschilderd portret van de jonge Mozart. Ik maakte er een opmerking over, wat hem kennelijk in verlegenheid bracht.

De Amerikaanse psycholoog Gordon W. Allport waarschuwde dat het gemakkelijker was een atoom te splijten dan een vooroordeel.

1.

Terugblikkend naar het jaar 1971 is het voor mij verbazingwekkend met hoeveel misvattingen en vooroordelen ik überhaupt naar de USSR ben afgereisd. Dat is dan het eindproduct van de ravage, die jarenlange anti-propaganda en aperte onwaarheden over het socialisme en haar doelstellingen in het brein van de westerse mens aanrichtten. De Amerikaanse expert en oud-ambassadeur in Moskou, Llewellyn Thompson, sprak over de ‘verschillende niveaus van ongeïnformeerdheid in het westen ten aanzien van de USSR.’

In diens laatste uitvoerige rapport aan Den Haag beklaagde onze eigen vertrekkende ambassadeur, G. Beelaerts van Blokland, zich in 1971 over gebrek aan communicatie tussen hemzelf en het ministerie. ‘Wat ik hier in Moskou werkelijk doe komt vrijwel alléén neer op het rechttrekken van misvattingen thuis.’ De heer Beelaerts vervolgde:

‘Verder dan een enge ambtelijke kring dringen deze rechtzettingen nauwelijks door.

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(9)

Wensdromen blijven vele regeringen parten spelen. Het resultaat is, dat de meningen van de NAVO en de EEG in Brussel over de Sovjet-politiek de resultante zijn van nationale misvattingen.’

2.

Wanneer Harer Majesteits ambassadeur van mening is, dat op regerings- en militair niveau onjuist over de USSR en haar doelstellingen wordt gedacht of gefilosofeerd, kan men zich afvragen hoe onnauwkeurig het grote publiek in westerse landen over de Sovjet-Unie is geïnformeerd.

Zelf behoor ik tot die personen, die nà de oorlog ernstig rekening hielden met een mogelijke Sovjet-invasie van West-Europa. Om die reden ook ben ik in 1948 politieke wetenschappen gaan studeren aan de Yale Universiteit in de Verenigde Staten. Mijn twee broers vertrokken om dezelfde reden naar Zuid-Afrika, later daarheen gevolgd door mijn ouders.

In tal van gesprekken heb ik dit collectieve gevoel van angst voor de USSR besproken. Voor iedereen in de Sovjet-Unie is het een volmaakt onbegrijpelijke affaire. Ook personen, die ik onder vier ogen sprak, bleken het spoor over de oorsprong van dit vraagstuk bijster.

Ik vroeg eens aan een Sovjet-diplomaat in Moskou, die ik in het buitenland een aantal jaren geleden had leren kennen, of de vrees in Europa voor communistische legerscharen was terug te leiden tot de indertijd circulerende berichten over

Stalinistische zuiveringen van tegenstanders van het regime.

Diplomaat: ‘Gesteld, iemand heeft een misdaad begaan. Hij wordt gearresteerd, veroordeeld en zit zijn straf uit. Moet men hem teruggekeerd in de maatschappij dan met de vinger blijven nawijzen? Wij zien naar de toekomst. De Amerikaanse pers is erover verbaasd, dat wij niet meer over Vietnam spreken. Voor ons is dit normaal.

Wij hebben de Amerikaanse oorlog in Azië veroordeeld. Voor ons is dit chapiter afgesloten. Dat betreft ook aspecten van het beleid van Stalin. Ook dat hebben wij afgewezen. Solzhenitsyn schijnt over dit onderwerp echter niet uitgepraat te raken.’

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(10)

Alléén sobere en objectieve informatie over de USSR zou aan de heersende

misvattingen of wensdromen ten aanzien van het socialisme een einde kunnen maken.

Chekov noemde schrijven ‘borduren op papier’. ‘Het is zaak om zich, als men gaat zitten om gedachten op papier uit te drukken, zo koud als ijs te voelen,’ zo meende hij.

Ik moet zeggen, dat ik met reizen, ontmoeten en notities maken in de USSR, inderdaad uiterst koel ben begonnen. Ik begreep er ook absoluut niets van wat er in de Sovjet-Unie aan de hand was. Bijna niemand bericht over alledaagse dingen uit dat land. Weinigen schijnen bereid te zijn weer te geven wat anderen dan de dissidenten over het bewind in Moskou te zeggen hebben. Voor mij is komen vast te staan, dat de publiciteit in het Westen bijna steeds is samen te vatten als één gigantische georchestreerde verlakkerij. Een ander beduvelen is slecht. Je zelf beduvelen kan rampzalige gevolgen hebben. De kennismaking met de USSR heeft mij in ieder geval verwarmd.

Hoe bereikt ons het merendeel van de informatie over de Sovjet-Unie? Via de Britse, Franse of Amerikaanse persbureaus of de nieuwsdiensten van de ‘Le Monde’, de

‘New York Times’ of de ‘Los Angeles Times’.

De meeste buitenlandse waarnemers, diplomaten en journalisten zijn het er roerend over eens dat het buitengewoon moeilijk is om betrouwbare en zakelijke inlichtingen te verzamelen in Moskou, laat staan rond het Kremlin. De diverse buitenlanders diepen dan ook veel gegevens op uit de aan stringente censuur en regels onderworpen Sovjet-pers. Wanneer bijvoorbeeld de directeur van het USA-Instituut van de Sovjet-Akademie van Wetenschappen in de ‘Izwestia’ een boeiende beschouwing publiceert over de laatste stand van de ontspanningspolitiek, zal de buitenlandse kolonie zijn artikel minutieus analyseren. Terecht want Georgi A. Arbatov voert lange gesprekken met Henry Kissinger of hij zal partijleider Brezhnev begeleiden naar besprekingen op het buitenverblijf van de Amerikaanse president op Camp David.

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(11)

Moskou functioneert als één monsterachtige geruchtenfabriek. Ik ken collega's, die reeds vele jaren in de Sovjet-Unie wonen. Hun werkkamers barsten van de lijvige boekwerken over Marxisme en Leninisme, veelal in het buitenland geschreven. Zij spreken Russisch. Zij lezen de taal vlot. Zij hebben contacten, waarbij het er vooral om schijnt te gaan een zo gevarieerd mogelijk gezelschap zogenaamde dissidenten te kennen en tot nieuwe uitspraken te brengen. Wat men van deze opponenten van het regime te horen krijgt wordt collegiaal aan elkaar doorgespeeld. Tegen de tijd dat de aldus verkregen informatie de westerse lezer of televisiekijker bereikt zit men midden in Baron von Münchhausen.

‘De journalist of schrijver,’ merkte Marx reeds in 1860 op,’ die de journalistiek verkracht door er meer aan te willen verdienen moet als straf voor deze innerlijke slavernij censuur, dus slavernij van buitenaf opgelegd krijgen.’

De USSR is het grootste land ter wereld, nl. 22,4 miljoen vierkante kilometer. De staat is even groot als de helft van Europa en één-derde van Europa samen. De afstanden in dit imperium met 253 miljoen mensen zijn onmetelijk. De vlucht van Amsterdam, via New York en San Francisco naar Honolulu op Hawai is ongeveer gelijk aan de lengte van het grondgebied van de USSR.

Nederland heeft één journalist in de Sovjet-Unie gestationeerd, een correspondent van de AVRO-radio en het ‘Algemeen Dagblad.’ Dit bijvoorbeeld in tegenstelling tot een klein fascistisch land als Spanje, waar een batterij Nederlandse verslaggevers opereert.

Nog verbazingwekkender zijn de Sovjet-specialisten, die zich van ver buitenaf uitspreken over wat er binnen de muren van het Kremlin wordt gedacht, gezegd, gepland of gedaan. Bijvoorbeeld: Victor Zorza, die vanuit Washington D.C. zijn parels van wijsheid en kennis als Sovjet-expert over de westelijke media ook in de Nederlandse pers uitstrooit.

3.

Al jarenlang speculeert Zorza over ‘de slag’ in Moskou inzake

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(12)

de opvolging van partijleider Leonid Brezhnev. Volgens hem draait alles wat er in de USSR gebeurt rond de persoon van Brezhnev, die ‘zijn’ conferentie van Helsinki nodig had om ‘zijn’ prestige overeind te kunnen houden of die ‘zijn’ politiek van détente op leven en dood jegens het Politbureau en het partijcomité moet verdedigen.

Zorza interpreteert het Sovjet-gebeuren in een volmaakt westerse denktrant en gaat steeds weer voorbij aan de uitgesproken collectieve beleidsvorming in de Sovjet-Unie.

Moskou is beslist geen Washington, waar twee heren, Nixon en Kissinger, in geheim conclave besluiten of Hanoi al dan niet met kerstmis gebombardeerd zal worden.

De Britse USSR-deskundige, Edward Crankshaw, schreef daarentegen: ‘Wanneer men zegt, dat Brezhnev staat of valt met het slagen of falen van “zijn”

ontspanningspolitiek, dan waardeert men dit volgens mij fout. Afgezien van de vraag wat deze politiek feitelijk inhoudt en tot hoeverre men van slagen kan spreken, betwijfel ik de juistheid van de mening, dat dit een persoonlijke politiek is.’

4.

Natuurlijk voert Brezhnev geen privé-politiek zoals sommige Amerikaanse presidenten, die met een uiterst kleine kring van persoonlijk gekozen medewerkers en in flagrante strijd met de grondwet of de democratische rechten van het Congres, militaire of para-militaire maatregelen hebben doorgedreven, die reeds miljoenen mensenlevens hebben geëist.

Anderzijds heb ik moeten constateren, dat de Sovjet-leiding twee linker handen lijkt te hebben ten aanzien van hun informatie- en voorlichtingsapparaat. Ik kreeg dikwijls de indruk, dat men geen zin en geen tijd had in het gezeur van westerse

correspondenten, die in Sovjet-ogen meestal al anti zijn vóór zij voet op de bodem van de USSR hebben gezet. Toch geloof ik, dat modernisering en coördinatie op dit terrein in Moskou dringend is gewenst. De huidige primitieve situatie heeft nadelige gevolgen naar alle kanten. Collega Yuri Sbitnev, directeurgeneraal van het weekblad

‘Ogonok’ (oplage 2.250.000 exemplaren) zei mij: ‘Er is al zoveel onwaars over ons land geschreven, er kan best nog wat bij. Alléén zij, die hieraan meedoen, misleiden zichzelf, niet ons.’

Ik heb begrepen, dat een wekelijkse pers-conferentie of een

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(13)

praatje voor de televisie van premier Aleksei N. Kosygin ook de komende jaren niet in een vrijwel gesloten regeringssysteem zal passen. In 1917 woonden in het oude Rusland 163 miljoen mensen. Hiervan konden 123 miljoen noch lezen noch schrijven.

Er waren nog geen 10 miljoen kinderen op school, terwijl slechts 127.000 scholieren middelbaar onderwijs genoten. Over de problemen waar de revolutionaire regering zich voor geplaatst zag kan men zich thans geen voorstelling meer maken. Yuri Gagarin zou de eerste ruimtereiziger worden zonder dat de wereld zich nog afvroeg of diens ouders misschien tot de vergeten klasse van het oude tsaristische Rusland hadden behoord.

Misschien is het grote publiek in de USSR ook nog niet rijp voor uitingen van westerse politieke democratie. Maar men zou wellicht in Moskou kunnen beginnen te denken over het aanstellen van een officiële regeringswoordvoerder, die de buitenlandse pers zowel on-the-record als off-the-record informatie kan verstrekken.

Op die wijze zou men de thans nog steeds bloeiende geruchtenindustrie een geplande recessie bezorgen.

Alvorens mijn Sovjet-reizen aan te vangen had ik een uitvoerig gesprek met een leidende functionaris van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Zijn voornaamste suggestie was erop te letten hoe progressief men in de USSR wel was.

Wat de media betreft ontdekte ik het volgende.

Tijdens de Conferentie in Helsinki

5.

ontmoette het lid van de Opperste Sovjet en de politieke commentator van het partijblad ‘Pravda’, Yuri Zukov, de Oostenrijkse Bondskanselier, dr. Bruno Kreisky, en de commentator van de New York Times, C.L. Sulzberger.

Kreisky: ‘Ik ben zojuist opgebeld uit Wenen, door iemand die van mening was, dat de socialistische landen het slotdocument van Helsinki voor de volkeren van Oost-Europa zouden willen verbergen. Ik heb gezegd voorzichtig te zijn met prognoses, omdat ik constateer, dat de socialistische landen deze conferentie juist zeer ernstig benaderen.’

Zukov: ‘U kunt er van overtuigd zijn, dat de “Pravda” en “Izwestia” morgen het slotdocument zullen publiceren.’

Sulzberger: ‘Dat kan niet, daar is het veel te lang voor.’

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(14)

Zukov: ‘Wij zullen de middelen vinden om het te publiceren. Ik hoopte dat de New York Times ons voorbeeld zou volgen. Het is hun zaak, maar zij deden het niet,’ zei hij mij later.

De New York Times, met nog geen miljoen exemplaren, drukte slechts bescheiden verslagen over de inhoud van het slotdocument van Helsinki af. De ‘Pravda’ met ruim 9 miljoen exemplaren en de ‘Izwestia’ met 11 miljoen exemplaren drukten de gehele tekst af. Zelf nam ik kennis van dit historische Europese tractaat uit de

‘Moscow News’ van 9 augustus 1975 aan de hand van dertien volle krantenpagina's tekst. Ik besefte, dat men met recht kon spreken van een progressieve ontwikkeling in de Sovjet-mediapolitiek.

In Den Haag zei mij een functionaris van Buitenlandse Zaken: ‘Dit document is immers in de Staatscourant verschenen?’ Maar wie in Nederland leest in godsnaam de Staatscourant?

De Polen organiseren op het kasteel Jablonna nabij Warschau ontmoetingen tussen journalisten uit Oost- en West-Europa. Bob Groen herinnerde aan een opmerking aldaar in dit verband geplaatst door de hoofdredacteur van het Oostduitse ‘Neues Deutschland.’ Deze zei terecht, dat het hem was opgevallen, dat het toonaangevende Westduitse blad ‘Frankfurter Allgemeine’ in de periode nà Helsinki wèl ruimte had gevonden om tien paginagrote afleveringen uit de mémoires van ex-Naziminister Albert Speer te publiceren, maar in vergelijking daarmee slechts zeer bescheiden aandacht had besteed aan de Helsinkiverklaring.’

6.

In Leningrad ontmoette ik Genadi Seleznov (28), hoofdredacteur van het dagblad

‘Smena’, een krant voor werkende jongeren (Komsomol-jeugd) met een oplage van 275.000 exemparen. Hij stond aan het hoofd van een staf van 53 man, van wie 28 redacteuren als verslaggevers werkten.

Seleznov was zijn carrière als bankwerker begonnen. Na het

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(15)

vervullen van de militaire dienst doceerde hij aan een technische school. Tegelijkertijd volgde hij een schriftelijke cursus journalistiek. Hij trad toe tot de

Komsomol-organisatie en klom op tot het districtsbestuur. In 1974 werd hij tot plaatsvervangend hoofdredacteur van ‘Smena’ benoemd. In 1975 kreeg hij de algehele leiding van de krant.

Het gesprek belandde bij de vraag hoe men in de USSR de criminaliteit in de pers benaderde.

Seleznov bladerde door de klapper van augustus 1975. Hij vond niets. In juli bleek tweemaal op pagina 2 van een misdrijf melding te zijn gemaakt.

Seleznov: ‘Wij geven de lezers een analyse van het gebeurde en brengen het artikel pas rechtstreeks gekoppeld aan de uitspraak. Ons verslag moet steeds een uitgesproken opvoedende waarde hebben. Wij gaan na hoe de eerste stap in de richting van de overtreding der wetten werd gezet. Wij raadplegen sociologen en pedagogen. Wij willen in onze publiciteit de weg aangeven, hoe dergelijke drama's in de toekomst zouden kunnen worden vermeden door bijvoorbeeld eerder in te grijpen of door bepaalde moeilijkheden in de samenleving eerder te signaleren en te proberen deze op te vangen.’

Hoofdredacteur Seleznov stelde ook een aantal vragen over mijn indrukken van de Sovjet-Unie. Hij raakte geïnteresseerd en stelde voor, dat hij mij door redacteur S.

Gratsjev (26) zou laten interviewen. Eugenia Makarova vertaalde. Het gesprek, waarin ik voornamelijk benadrukte hoe eenzijdig en onvolledig het publiek in het westen over de USSR is geïnformeerd, werd later opgenomen in het Bulletin van de Sovjet-ambassade in Den Haag.

George Orwell heeft eens gewaarschuwd, dat ontelbare controversiële boeken,

‘boeken vóór of tègen Rusland, vóór of tègen 't Zionisme, of vóór of tegen de katholieke kerk, beoordeeld worden vóórdat ze zijn gelezen en feitelijk vóórdat ze zijn geschreven. Men weet bij voorbaat welke ontvangst ze zullen krijgen en in welke kranten. Desondanks wordt, met een oneerlijkheid waarvan men zich nog voor geen kwart bewust is, maar net gedaan, alsof er echt literaire maatstaven worden

aangelegd.’

7.

Het was voor mij dan ook teleurstellend en een teken aan de

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(16)

wand voor de stand van onze journalistiek, dat notabene in het Cultureel Supplement van het NRC-Handelsblad

8.

nog vóór ik aan het schrijven van deze tekst was begonnen, een stuk vol verdachtmakingen zou verschijnen van de hand van professor Karel van het Reve uit Leiden. Hij deed dit overigens onder de naam Henk Broekhuis.

Hoofdredacteur drs. A. Spoor schreef mij in antwoord op mijn protest, dat het hier om een ironisch artikeltje zou zijn gegaan. De lezer oordele zelf,

9.

temeer daar deze Van het Reve grote bekendheid geniet als promotor van Sovjet-dissidenten, waarmee zogenaamde ironie van hem afkomstig bepaald een ander karakter krijgt.

Een bijzonder levendige rubriek in de Sovjet-pers zijn brieven van lezers.

Seleznov: ‘Wij ontvangen ruim 20.000 brieven per jaar. We hebben hiervoor een kaartsysteem ontworpen. (Hij nam de telefoon op en liet enkele voorbeelden van die kaarten halen). We stoppen ze in computers. Een aantal van onze medewerkers houden zich met de bestudering van deze brieven bezig en prepareren studies voor de redactie.’

In Moskou sprak ik hierover met Valeri Kisselov (36), plaatsvervangend hoofdredacteur van de ‘Komsomolskaja Pravda’, het partijblad voor de werkende jeugd daar. Een 15-jarig meisje had in zijn krant een brief geschreven waarin zij zei:

‘Waarom leert men ons niet wat liefde is? U, ouderen, bent ervaren en wijs. Wanneer u mijn vragen niet wilt beantwoorden, zullen er anderen zijn, die even ongeduldig op een antwoord wachten. Zij zullen niet verlegen zijn. Heeft u dan geen van allen ooit graffiti op muren of in toiletten gelezen? Hebt u nooit vieze moppen gehoord, of onbetamelijke woorden en vloeken? Zij, die deze dingen doen zullen maar al te graag jongeren hun versie over de liefde vertellen.’

Een ander meisje had zich in een brief in de ‘Komsomolskaja Pravda’ beklaagd, dat haar moeder toen zij haar een vraag over seksualiteit had gesteld haar breiwerk uit de handen had laten vallen.

Kisselov erkende, dat steeds meer jonge mensen openlijk over sexuele zaken spraken en dat zijn krant ook enige aandacht aan deze problemen wijdt.

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(17)

‘Maar u publiceerde tot dusverre geen hoofdartikelen over deze materie?’

Kisselov: ‘Wij vinden dit soort onderwerpen niet belangrijk genoeg om er al teveel ophef over te maken.’

Ik: ‘Sigmund Freud zou het niet met u eens zijn.’

Kisselov: ‘Misschien. Maar ik zou Freud antwoorden, dat wij een algemene politieke krant zijn. Dit soort onderwerpen hoort in gespecialiseerde tijdschriften thuis waar men met deskundigheid publiceert over zaken die specialisatie vergen.

Desalniettemin schrijven wij over deze kwesties. Onlangs namen wij een gesprek op

10.

met de pedagoge Helma Kurm uit Estonia. Zij vertelde over de oprichting van een speciaal instituut in de stad Tartu. Hier worden 500 jonge echtparen geholpen bij het vinden van een basis voor een harmonieus huwelijksleven.

Er worden in Tartu vijf cursussen onderwezen: (1) algemene oriëntatie voor het gezin (financierings- en huishoudproblemen); (2) gelukkige samenleving

(psychologische vraagstukken): (3) rechten van het gezin ten opzichte van de staat (adoptie, echtscheidingsprocedures); (4) waardering van maatschappelijke waarden (eerlijkheid jegens elkaar en anderen); (5) psychische hygiëne in het algemeen.’

Ik wist, dat de ‘Komsomolskaja Pravda’ in 1974 twee verslaggevers naar de Verenigde Staten had gezonden. Zij huurden een auto in New York en reden dwars door het continent naar Californië. Hun reeks positieve beschouwingen over Amerika trokken sterk de aandacht van de jeugdige lezers van deze Sovjet-krant. Ik stelde redacteur Kisselov daarom voor een medewerker aan te wijzen, die enige weken in Nederland mijn gast zou zijn om een soortgelijke reeks over ons land te schrijven. De journalist is inmiddels aangewezen. Het is Anatoli Agaresjev (26), die onder meer drie jaar correspondent voor zijn blad in Cairo is geweest. Hij komt medio april 1976 in Amsterdam aan.

In Irkutsk, Siberië, ontmoette ik een veelbelovende jongen, Sacha Potdubni (21), zoon van een luitenant-kolonel, student

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(18)

journalistiek. De Universiteit van Irkutsk heeft 5.300 dag-studenten, 1.800 avond-studenten en 4.000 schriftelijke cursisten. Miljoenen burgers in de USSR werken en volgen via deze schriftelijke cursussen een universitaire opleiding. Er zijn 750 professoren en docenten, 300 wetenschappelijke medewerkers en er werd aan toegevoegd ‘onze bibliotheek telt 3 miljoen boeken’. Ik ontmoette de rector, professor Nikolai E. Lossev. Wij spraken enkele uren.

11.

Tenslotte vroeg ik hem of ik een discussie met een groep studenten kon hebben. De rector stak beide handen in de lucht. ‘Daar ben ik helemaal voor. Gaat uw gang.’

Ook dàt rendez-vous ging met enige wrijving tussen Eugenia Makarova en mij gepaard. Op weg naar onze afspraak met de studenten zei zij mij namelijk, dat ik er rekening mee moest houden dat er misschien maar 4 of 5 studenten aanwezig zouden zijn, omdat het tenslotte vacantietijd was. Geïrriteerd antwoordde ik: ‘Gezellig als jullie een paar studenten uitzoeken, die in de pas lopen met de partij.’ Het pakte enigszins anders uit. Er zaten vier meisjes en elf jongens rond een lange tafel in een leslokaal. Eugenia begon met onze ruzie uit de doeken te doen. Sommige studenten vonden dit vreemd, anderen lachten er om. ‘De aankondiging van uw bezoek hing in de gang op het mededelingenbord,’ aldus een student. ‘Wij zijn hier omdat wij er belang in stellen u te ontmoeten en uw mening over ons land te leren kennen. Het is erg eenvoudig.’

Sacha was de enige journalist in de groep. Wij hadden onmiddellijk contact. Hij zou later een dag meegaan op een tocht naar het Baikalmeer. Hij schreef enige artikelen over onze gesprekken in de ‘Komsomolskaya Pravda’ van Irkutsk. Ik deed hetzelfde in de bladen van de Gemeenschappelijke Persdienst.

Ik: ‘Wil je schrijver worden of journalist?’

Sacha:’ Schrijvers en journalisten hebben veel gemeenschappelijk. Een goed schrijver zal in de eerste plaats een goed psycholoog moeten zijn. Daarna pas komt zijn techniek van schrijven. Hetzelfde geldt voor de journalist. Wanneer je over de mens wilt schrijven moet je de kunst verstaan diep in zijn ziel te kunnen zien. Was het Ernest Hemingway, die heeft gezegd, dat een slechte journalist nooit een boeiend boek zal schrijven?’

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(19)

Ik: ‘Tot het lezen van romans voel ik mij niet aangetrokken. Men vervalst de werkelijkheid.’

Sacha: ‘Daar ben ik het niet mee eens. Grote romanciers hebben belangrijke invloed gehad op de zielen van de mensen. Wanneer ik een roman lees kom ik situaties tegen die op mijn eigen leven slaan. Het helpt mij mijn problemen oplossen. Je schrijft nu zelf memoires over je reis door ons land. Dat is immers ook een vorm van romantiek?

Het beroemdste werk in de literatuur betreft het “ik”. In het “ik” ligt immers alles verborgen? Wanneer ik in een bos loop en een man, weggedoken in een regenjas met een hoed op tegenkom, kàn er onder die hoed een belangrijke persoonlijkheid zitten. Zelfs zou daar een groot mens kunnen lopen. Misschien heeft hij zelf nooit iets geschreven. Iemand anders kan zijn “ik” beschreven hebben. Zijn levensverhaal zou interessant kunnen zijn voor andere mensen. Een schrijver, een echte schrijver, moet voldoende psycholoog zijn om te kunnen “zien”. Leo Tolstoy heeft immers prachtig Natasha Rostova beschreven? Hij woonde bij haar in de buurt en observeerde haar lange tijd.’

Ik: ‘En ligt hier niet het gevaar, dat het object van observatie aan verzinsels, verfraaiingen blootstaat. Hoe de tekortkomingen van haar ziel te peilen?’

Sacha: ‘De schrijver stipt ook eigenlijk alleen maar bepaalde karakteristieke trekken van de romanfiguur aan, niet meer, niet minder.’

Ik: ‘Maar je sprak over diep in de ziel kijken.’

Sacha: ‘Wanneer je zelf voor de spiegel staat zie je immers ook niet precies wie je bent?’

Ik: ‘Maak je wel eens dagboekaantekeningen?’

Sacha: ‘Dat doet mij aan het aforisme denken, dat dagboekschrijvers ongelukkige mensen zijn. Zij herinneren zich namelijk alles, zelfs hun dromen.’

Ik: ‘Bewaar je brieven?’

Sacha: ‘Alléén die van mijn vriendin. Zij schrijft zo mooi. Misschien zal de liefde voorbijgaan, maar de schoonheid van haar brieven zal blijven. Alleen in de liefde kan de mens immers de grote tovenaar ontmoeten. Misschien dat ik over een aantal jaren hier iets zal publiceren om de mensen te vertellen hoe groot liefde kan zijn.

Liefhebben is wat de mensen opnieuw zouden moeten leren. Zoals het nu is, is onze taal verarmd aan mooie, liefderijke woorden. Wij kennen een gezegde: “Je

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(20)

zult ieder voedsel vervelend vinden, behalve brood.” Brood eet je elke dag en het is te vergelijken met de dagelijkse ontmoetingen met mensen.’

Sovjet-kranten kosten 12 centen en beslaan meestal vier, soms zes bladen. Een aantal kranten werd dagelijks voor mij vertaald. Zij maken een sombere indruk. De berichtgeving is weloverwogen, zakelijk, kort, schaars opgepept met foto's en natuurlijk zijn er nooit opnamen van misdrijven of naakt. Op de voorpagina van de

‘Pravda’ kan men een commentaar vinden van bijvoorbeeld de directeur van een ambachtsschool, die problemen over de leerstof of van de leerlingen bespreekt. Ik heb de indruk overgehouden, dat de Sovjet-lezer murw wordt gemaakt met economisch of financieel nieuws - naast uiteraard een stroom van politieke communistische partijpropaganda. Alle publiciteit schijnt gericht te zijn op het opvoeren van de productie en het behalen van nieuwe successen in alle takken van de economie. Naast krantestalletjes zijn bijvoorbeeld in ondergrondse

spoorwegstations talrijke krantenautomaten te vinden, waarvan door iedereen gretig gebruik wordt gemaakt. Het Sovjet-publiek is ogenschijnlijk verslaafd aan lezen.

De weekbladen zijn al even serieus in hun presentatie als de dagbladpers.

Naar mijn smaak zijn de media in de USSR te pragmatisch, te saai en te droog.

Er speelt te weinig humor mee en men vermijdt zelfspot. Hier is men trouwens in het algemeen nog niet aan toe. In Leningrad woonde ik de opera ‘Niet alleen liefde’

van Ridon Chedrin bij. Het was modern experimenteel theater, dat op een coöperatief bedrijf speelde. Het was zelfs voor mij, die het Russisch niet verstond en af moest gaan op de vertaling van de tolk, duidelijk dat hier ruimschoots de draak werd gestoken met tal van toestanden op een doorsnee Sovjet-boerenbedrijf. Bij het vallen van het doek was er slechts een zeer mager applaus. Er ontstond zelfs een vreemde ongewone stilte. De theaterbezoekers zaten nog lange tijd in de zaal nà te praten.

Eugenia Makarova gaf toe: ‘Ik ben waarschijnlijk te ouderwets

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(21)

voor dit moderne gedoe. Ik ga liever naar het Zwanenmeer of de Notenkraker.’

Men slaagt er nog niet in of men eigen tekortkomen niet publiekelijk beridiculiseren of relativeren. Men neemt de staat en haar heilige instellingen nog steeds zéér ernstig.

Voor mij komt deze fase van ontwikkeling in de mogelijkheden de publieke opinie te bespelen evenals in het theater sterk tot uiting in de Sovjet-pers. De publiciteit is dikwijls weinig sprankelend en stimuleert niet. De burgers worden gesmoord met slogans en cijfers. Een urenlange, tot in den treure uitgesponnen televisiereportage over een staatsbezoek aan de USSR van Erich Honecker, de eerste secretaris van het centrale comité van de socialistische Duitse eenheidspartij (DDR), moet zelfs overtuigde communisten de moed in de schoenen doen zinken. Deze reportage met haar pompeuse paradepassen en in den treure herhaalde loze kreten en banaliteiten was eenvoudig niet om aan te zien. Ook al zijn de Sowjet-media in hun huidige toon en vormgeving dikwijls kwalitatief superieur aan de meeste publicaties in andere landen, ze zijn tezelfdertijd zó sober, zó zakelijk, en zó eenzijdig dat zij niet het nodige enthousiasme bij het publiek zullen opwekken, dat zij schijnen te beogen. De Sovjet-pers inspireert niet.

Een toonaangevende, progressieve uitschieter, is de ‘Literaturnaja Gazetta’, met een oplage van 2.500.000 exemplaren. Ik ontmoette op de redactie verscheidene

redacteuren en wil er voor een diepgaander studie naar terugkeren. Met het hoofd van de wetenschappelijke redactie, dr. Vladimir Michailov, lid van het Moskouse Instituut voor Psychiatrie, heb ik een project ontworpen om een interview-boek met Sovjet-geleerden samen te stellen.

Het weekblad ‘Ogonok’

12.

is een Sovjet-versie van een weekblad als ‘Nieuwe Revu’.

Bladerend door no. 40, 1975, constateerde ik met een uitgave van uitzonderlijk hoog peil te doen hebben. Ik stelde directeur-generaal Yuri Sbitnev de overigens overbodige vraag: ‘Waarom geen bloot op de omslag?’

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(22)

Yuri: ‘Wij kennen die traditie niet. Of,’ voegde hij er met opgetrokken wenkbrauwen aan toe, ‘misschien is het ook wel een verschil in beschaving.’

Hij vertelde over een curieuze ervaring met een andere coverfoto. In 1974 besloten de redacteuren een kleurenopname van een stoere jager in een bos, in met bont gevoerde laarzen en een geweer in de hand op de omslag te plaatsen. Over zijn schouders lag een geschoten Siberische tijger.

Yuri: ‘Het was een zelfbewust plaatje. Het zag er goed uit. Wij ontvingen echter uit alle delen van het land een stroom protestbrieven. De strekking luidde: “Wat is er met Ogonok aan de hand? Uw voorpagina's moet u voor goede daden bewaren.

Waarom een foto van een moordenaar geplaatst? In uw artikel schrijft u, dat dit dier geschoten moest worden omdat het ziek was. Wij geloven dit niet. De man, die u op de voorpagina zet, schiet met zijn volgevreten gezicht op levende wezens!” Dat was de teneur van de brieven. Mensen, die anders nooit protesteerden, luchtten deze keer hun hart. Natuurlijk dragen de meeste van die briefschrijvers zelf bontmutsen.

Niemand maakte een opmerking over de prachtige natuur op die foto. Wij werden er eenvoudig van beschuldigd verantwoordelijk te zijn geweest voor het doden van dit dier. “Maak geen held van die man,” dat was de boodschap van de kritiek.’

Yuri nodigde mij uit naar zijn ‘dacha’ - buitenhuis - nabij Zagorsk, ongeveer zeventig kilometer buiten Moskou. Het was een ruime gerieflijke houten woning. Er was centrale verwarming, maar deze brandde op houtblokken. Er stond een vleugel. Zijn vrouw Anna speelde Liszt en Chopin. Er was een tuin, omringd door bossen. De herfstkleuren zetten door en er lag zelfs een eerste laag sneeuw.

Yuri: ‘In de kapitalistische maatschappij kent men het systeem van onze buitenhuizen niet. Socialisten willen dat een mens goed leeft. Wij, communisten, willen dat de mens zeer goed leeft. Het communisme doet op de eerste plaats alles voor de mens.’

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(23)

Inderdaad is de traditie van het bezit van buitenhuisjes vrij algemeen in de USSR.

Een taxichauffeur in Moskou zei mij samen met zijn zwager en diens gezin een

‘dacha’ te delen in de bossen in de omgeving van de hoofdstad.

De stad Bratsk in Siberië werd pas twintig jaar geleden gesticht. Er is een uitgestrekt kunstmatig stuwmeer aangelegd van vele kilometers lengte. Een 1,4 kilometer lange dam, 125 meter hoog, levert hydro-electriciteit. Het was volop zomer. Ik maakte een autotocht en kwam langs kilometers van deze ‘dacha's, dikwijls huisjes van twee verdiepingen, in charmante kleuren geverfd, met kleurrijke luikjes voor de ramen.

Iedereen genoot er van de zon, werkte in de tuin of beoefende watersport op het meer. Dikwijls kweekt men in de tuinen groenten. Men heeft ook wel broeikassen.

Er stonden duizenden van deze ‘dacha's’ langs het stuwmeer nabij Bratsk, ongeveer 500 kilometer ten noorden van de hoofdstad Novosibirsk midden in de Siberische wildernis.

Ik: ‘Denk je niet, dat het idealisme bij de voortdurende steiging van het welvaartspeil zal verwateren?’

Yuri: ‘In principe zijn de mensen in de westerse landen of bij ons natuurlijk gelijk.

Een mens is maar een mens. Maar wil men de verschillen bestuderen dan moet men het hele systeem onder de loupe namen. Ook wij willen dus de levensstandaard verhogen. De produktie van ons land is echter niet in handen van bepaalde personen of groepen, maar van de staat. Wij zijn gezamenlijk eigenaar van ons nationaal bezit.

Onze regering richt zich dus op het scheppen van betere levensvoorwaarden voor iedereen. Er wordt aan de materiële en geestelijke evolutie van ons hele volk gedacht.

Onze scholen en ons leger voeden de jeugd op in een geest van collectivisme en patriotisme. Er heeft een geestelijke omwenteling plaats over de hele linie. Natuurlijk zijn er ook bij ons afzonderlijke mensen, die als individu achter blijven en weigeren mee te doen. Wij zullen echter ons best doen om vertragende elementen uit te schakelen.’ Wij spraken tot diep in de nacht. Ik sliep in een bed in Yuri's werkkamer op de tweede étage, waar hij zich terugtrekt om romans over het leven in Siberië - zijn vaderland - te schrijven.

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(24)

De volgende ochtend aan het ontbijt.

Yuri: ‘Vertel mij eens, waarom wordt ons land toch zo gehaat in het westen?’

Ik: ‘Eén aspect hiervan is de huiveringwekkende idee, dat de wereld waarin men leeft eigendom van de staat zou zijn. Men vreest zijn persoonlijk bezit kwijt te raken en dat de armslag die men door de eeuwen heen in persoonlijke vrijheid in het westen heeft opgebouwd zou worden teruggedraaid, beknot of zelfs zou verdwijnen.’

Yuri: ‘Ik begrijp je. Ik ken je tenslotte als een verstandig man. Maar ik zou het nog beter begrijpen als een onverstandig mens aan het woord was geweest. Hoe stelt men zich in het westen voor, dat een communistische maatschappij wordt opgebouwd?

Dat men 's nachts naar bed gaat om 's ochtends in een communistische samenleving wakker te worden. Zelfs bij ons doet de revolutie, die in 1917 heeft plaats gehad, zich pas geleidelijk aan gelden. Socialisme zal elders niet arriveren met de sprong waarmee het hier landde. Wij zeggen: kijk naar ons. Wanneer u het met ons systeem eens bent, neemt u het over. Wij zeggen niet, zoals Mao, dat wij gelijk hebben en jullie niet. Of, zoals Mao, dat wij bereid zijn de helft van onze bevolking op te offeren aan een oorlog om ons systeem te doen zegevieren. Onze buitenlandse politiek ligt nu absoluut vast in Helsinki.’

13.

Ik: ‘Toch bestaat bij velen in het westen de reële angst voor een Sovjet-invasie vroeg of laat.’

Yuri: ‘Waarom willen jullie niet begrijpen, dat wij ons midden in een stadium van opbouw bevinden? Wij moeten onze eigen samenleving nog bepalen. Wij bouwen aan een nieuwe mens. Wij moeten de invloeden van het verleden nog bestrijden. Er is nog veel, dat wij bij de constructie van deze nieuwe maatschappij zelf nog niet begrijpen en doorgronden. Onze regering zal werkelijk alles in het werk stellen om een nieuwe oorlog te voorkomen, dat weten wij zeker. In Duitsland vielen in de tweede wereldoorlog 5 miljoen doden. Engeland verloor 375.000 burgers en soldaten.

De V.S. leden 405.000 man verliezen aan militairen. Wij, in de USSR, verloren 20 miljoen mensen! Wij zijn beslist met heel ons hart tègen een nieuwe oorlog. Voor ons zijn de overeenkomsten van Helsinki een kwestie van leven of dood.

In het westen spreekt men over diep ademhalen of niet diep ademhalen. Wat voor verschil maakt het hoe men ademhaalt,

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(25)

door zijn neus of door zijn mond? Eerst moet concreet worden bepaald: zullen wij allemaal leven of zullen wij allemaal sterven. Het westen insisteert erbij dat wij elkaar vrij zouden moeten kunnen bezoeken. Of, men eist dat eerst alle Sovjet-Joden zouden kunnen vertrekken. Dat zijn toch geen prioriteiten? Alhoewel ik graag eens bij je kom logeren. Voor ons moet eerst internationaal worden geregeld en vastgelegd, dat de mogelijkheid van een nieuw wereldconflict permanent wordt uitgebannen.’

Tijdens een vlucht van Moskou naar Kiev gaf een stewardess mij het weekblad

‘Ukraine’. Totaal 25 pagina's. De omslag in kleur: een pirouette-draaiende ballerina in een bos. De pagina's een en twee handelden over nieuwe woonwijken in steden, voorzien van foto's van maquettes. Pagina drie en vier waren gewijd aan internationale politiek. Pagina vijf en zes aan archeologische vondsten in Siberië en Kazakhstan.

Pagina tien, elf en twaalf beschreven een metallurgische industrie. Er waren ook gesprekken met arbeiders in opgenomen. Pagina dertien, veertien en vijftien bevatten kleurenreproducties van beroemde schilderijen. Enzovoorts.

Maxim Gorki waarschuwde reeds in 1932, dat het niet overdreven was te stellen,

‘dat de pers in West-Europa en Amerika zich specialiseerde met een bijna exclusieve voorkeur voor het verlagen van het culturele peil van haar lezers, een peil dat op zichzelf genomen al laag genoeg is.’

In Leningrad ontmoette ik de hoofdredacteur, Vladimir V. Toropygin, en enkele leden van de redactie van het literaire maandblad ‘Aurora’ (oplage 130.000 exemplaren.)

14.

Tijdens ons gesprek citeerde ik uit een artikel van Hedrick Smith in de New York Times, die onlangs schreef: ‘Een jaar geleden was Alexander Solzhenitsyn nog een cause célèbre in de USSR, een constante irritatie en een verzamelpunt van dissidenten.

Nu is hij nog slechts een verre stem in Zürich.’ Smith meende dat hij niet was vergeten, maar wel aanzienlijk minder belangrijk was geworden.

Toropygin: ‘Wanneer wij buitenlandse bezoekers ontvangen

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(26)

brengt men dikwijls Solzhenitsyn ter sprake. Soms wordt ons gevraagd of wij zijn werk zouden publiceren. Ik antwoord dan, dat hij ons nimmer artikelen heeft aangeboden. Zou hij dit alsnog doen, dan zouden wij deze zeker niet plaatsen. Wij publiceren geen werk van schrijvers die zich buiten ons volk plaatsen.’

Ik: ‘Wat is uw indruk van de luidruchtige bemoeienissen rond deze schrijver?’

Toropygin: ‘Het spijt mij dit te moeten zeggen, maar het roept herinneringen aan de koude oorlog op.’

Ik: ‘Henry Kissinger heeft gezegd, dat indien Washington de adviezen van Solzhenitsyn zou opvolgen, de wereld opnieuw in een conflict gewikkeld zou raken.’

Toropygin: ‘Dat hebben wij gelezen.’

Ik: ‘En Bukovsky, Amalrik, Brodsky, Maramzin en anderen?’

Toropygin: ‘Wie zijn dat, Bukovsky en Amalrik?’

Ik: ‘Over hen vindt men voortdurend berichten in westerse bladen. Zij zijn zeer bekend.’

15.

Toropygin: ‘Laten wij liever spreken over literatuur, die wel waarde heeft.’

Ludmila:

16.

‘Ons land is literair zeer ontwikkeld. Onze literatuur weerspiegelt alle aspecten van ons leven. Wanneer een bepaalde auteur alleen één ongunstig aspect van onze samenleving eruit licht en als kernpunt voor zijn beschrijving van de hele maatschappij neemt, dan beschouwen wij dit als een weergave van idealen, die tegen de essentie van ons leven ingaan. Wij zullen in “Aurora” geen meningen opnemen, die eenzijdige standpunten vertegenwoordigen. In ons blad gaat het er om de lezer onze nieuwe mens en diens veelzijdigheid te laten ontdekken. Wij willen onze helden aan het woord laten en zullen die trachten te vereenzelvigen met ons eigen leven.’

Ik: ‘U spreekt over veelzijdigheid, maar laat uw systeem niet juist slechts ruimte voor een nogal eenzijdige benadering van het leven?’

Ludmila: ‘Dat is juist niet waar. Wij stimuleren de mens om eigen wegen te zoeken.

Maar bij alles wat wij schrijven of publiceren vragen wij ons eerst af: hoe zal de lezer reageren wanneer hij dit artikel leest?’

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(27)

Ik: ‘Hoe hebt u zich deze benadering bij het schrijven eigen gemaakt?’

Ludmila: ‘Ik studeerde filologie. Maar vergelijkt u onze berichtgeving over de misdaad met die van het westen. Wanneer wij uw methode zouden volgen door uitvoerig publiciteit te verlenen aan het standpunt of het handelen van de moordenaar of de dief, wanneer wij eveneens wijd en zijd de mentaliteit van misdadige elementen in onze publicaties zouden weergeven, dan beschouwen wij dit als een misdaad onzerzijds jegens onze lezers. Zoals de westerse media ruchtbaarheid geven aan de misdaad lijkt het alsof de mens, die zich negatief en vernietigend gedraagt, juist wordt geïdealiseerd. Schrijvers als Solzhenitsyn en mensen die u noemde,

concentreren zich bij voorbaat op wat zij zien als de nadelen van onze samenleving.

Wat zij te zeggen hebben is allerminst representatief voor ons landen ons volk.’

Ik: ‘Geeft men bij de behandeling van de misdaad ook aandacht aan sociale en psychologische achtergronden?’

Ludmila: ‘Een schrijver behoort zijn materie niet uitsluitend objectivistisch te benaderen. Wij proberen de eerste stap in de richting van de begane misstap te achterhalen. Wij gaan er vanuit, dat de samenleving geen sociale basis voor een wanhoopsdaad behoort te bieden. In een reeks persoonlijke gesprekken gaan wij na welke moeilijkheden er in het leven van de misdadiger waren, hoe de

gezinsverhoudingen lagen, of de maatschappij deze persoon misschien onrecht heeft aangedaan.’

Toropygin: ‘De Sovjet-schrijver bepaalt in de grond van de zaak zijn eigen

begrenzingen en mogelijkheden. Elk verhaal, artikel of gedicht, dat hij schrijft, wordt uiteraard individueel geboren. Er bestaat toch geen vast recept volgens welk de auteur zou moeten schrijven? Een ieder volgt zijn eigen methode. Was dit niet het geval, dan zou er immers geen literatuur bestaan?’

Ik: ‘Maar uw schrijvers publiceren wel sterk sociaal gericht.’

Toropygin: ‘Inderdaad. Maar dat sociale bewustzijn is tegelijkertijd nauw gelieerd aan wat er in ons land aan de hand is, dus met de geschiedenis van de USSR. Onze literatuur beoogt de bevolking, dus onze lezers, te assisteren bij het vormen van hun leven en het bouwen van de samenleving waarin zij existe-

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(28)

ren. Vóór de revolutie hadden wij schrijvers die sterk waren gekant tegen de maatschappij waarin zij leefden, omdat die maatschappij tegen de belangen van het volk opereerde. Nu leven wij in een samenleving, die het volk als uitgangspunt heeft.

Wat nu ook weer niet betekent, dat er in onze literatuur geen plaats zou zijn voor critiek op die maatschappij.’

Ik: ‘Hebt u zich wel eens in een positie bevonden, dat u een afwijkende mening had, maar dat u die niet kon publiceren, omdat zij in strijd was met de opvattingen van de partij of de overheid?’

Ludmila: ‘Zeker. In zulke gevallen stel ik mij de ernstige vraag of het in het belang van de lezers zou zijn dat ik mijn mening geef. Ik vraag mij daarbij in alle eerlijkheid af: wil ik dit publiceren, omdat het een primeur is, of om de sensatie of aandacht die dit onderwerp zou krijgen, of gaat het hier om de waarheid en de feiten? Is het noodzakelijk, dat deze mening wordt gepu-bliceerd? Wanneer ik tot de conclusie zou komen, dat ik invloed zou kunnen uitoefenen met het verkondigen van mijn mening, bijvoorbeeld om de samenleving te helpen verbeteren, dan zal ik zeker mijn plicht doen als journalist.’

Toropygin: ‘Bij de verhalen, romans of artikelen die wij in “Aurora” publiceren, gaat het niet in de allereerste plaats over waarheid of onwaarheid, want deze werken geven slechts bepaalde ervaringen of gedachten van schrijvers weer. In die zin is alles wat geschreven wordt immers waar? Anderzijds is waarheid wel ons voornaamste criterium.’

Ik: ‘Nietzsche meende dat er geen eeuwige waarheden noch eeuwige feiten bestonden.’

Ludmila: ‘Waarheid is wanneer uw woorden niet in strijd zijn met uw daden.’

Bij een ander bezoek aan Leningrad ontmoette ik op het redactiebureau van ‘Aurora’

een zestal jonge Leningradse dichters. Eén van hen, Grigory Kaluzny, was gekleed in het uniform van ‘Aeroflot’. Hij was regelrecht van de luchthaven naar onze afspraak gekomen.

Grigory: ‘Al op jeugdige leeftijd voelde ik mij geïsoleerd. Ik schreef dus uitsluitend voor mezelf. Vrienden wisten dit en moedigden mij aan te publiceren. Eerlijk gezegd was ik verbaasd,

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(29)

dat men mijn poëzie begreep. Ik heb juist hierdoor een andere kijk op mijn omgeving gekregen. Nu laat ik alles wat ik schrijf eerst aan mijn vrienden lezen.’

Ik: ‘Waarom? Wat win je erbij?’

Grigory: ‘Omdat zij werkelijk hun mening geven. Ik wil niet alleen schrijven wat voor mijzelf begrijpelijk zou zijn. Wat ik schrijf moet voor alle mensen zin hebben.

Bijvoorbeeld: laatst schreef ik over een piloot van “Aeroflot”. Hij is overleden, maar ik herinnerde mij hoeveel wijsheid ik van hem had meegekregen. De betrekkingen tussen bemanningsleden in vliegtuigen zijn gecompliceerd. Men leeft als één groot gezin samen. Ik liet mijn gedicht aan collega's lezen. Zij waren er blij mee. Dus was ik ervan overtuigd dat ik juist had weergegeven wat wij allemaal voelden.’

Ik: ‘En als je geïnspireerd door de natuur schrijft, laat je dat ook eerst lezen?’

Grigory: ‘Zeker, want ik wil weten of ik mijn indrukken en gevoelens begrijpelijk heb weergeven.’

Ik: ‘Beïnvloeden anderen dan jouw gevoelens niet?’

Grigory: ‘Uiteindelijk schrijf ik wat ik voel. Maar ik wil zo duidelijk en

verstaanbaar mogelijk voor iedereen zijn. Het is immers niet mogelijk om altijd op je eigen houtje interessant te zijn? Tenslotte is overleg één van de normen van het maatschappelijk gedrag in de Sovjet-Unie.’

In de Burrijat Republiek ontmoette ik de romancier Konstantin M. Malanov. Hij zette uiteen welke weg zijn manuscripten bewandelden.

Malanov: ‘Onze plaatselijke schrijversbond

17.

bestudeert het manuscript. Allereerst gaat het om stilistische kwesties. Wanneer men van mening zou zijn, dat bepaalde passages gewijzigd. zouden moeten worden, wordt dit met de auteur besproken. Het is natuurlijk mogelijk dat ik het met de suggesties van mijn collega's niet eens ben.

In dat geval zou ik veranderingen in mijn manuscript beslist niet accepteren.’

Ik: ‘Wat gebeurt er dan?’

Malanov: ‘Dan wordt er een voltallige vergadering van de schrijversunie in Burrijat uitgeschreven. Gezamenlijk wordt dan besloten of het werk zal worden gewijzigd.

In sommige geval-

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(30)

len zal de bond van schrijvers advies vragen aan verschillende vooraanstaande auteurs in ons land. Zou het allemaal mislopen, dan kan men zich natuurlijk elders tot een uitgever wenden. Maar deze situatie is nooit voorgekomen. Onze schrijvers helpen dus elkaar hun boeken verbeteren.’

Ik: ‘U bedoelt “beter” in sociaal-verantwoorde zin?’

Malanov: ‘Da, da, da. Zowel in literair als in sociaal opzicht.’

Yuri Zukov, de voornaamste politieke commentator in de USSR, ontving mij in zijn werkkamer in het ‘Pravda’-gebouw in Moskou. Hij is geen gemakkelijke man. Hij keek mij tijdens ons anderhalf uur durend gesprek, met als tolk de journalist Vladimir Molchanov,

18.

nagenoeg geen enkele keer werkelijk aan. Desondanks was hij mij zeer sympathiek. Wat vooral imponeerde was de nauwkeurigheid, die deze journalist par excellence aan de dag legde. De grote ernst waarmee ons gesprek werd gevoerd maakte eveneens indruk op mij.

Ik citeerde uit een rede van partijleider Leonid Brezhnev aan de hand van een publicatie in de New York Times. Zukov liet, alvorens hij commentaar gaf, door een assistente de originele tekst van de betreffende speech uit het archief halen, las die door en gaf toen zijn mening. Overigens zaten er inderdaad onnauwkeurigheden in mijn vraag, tengevolge van de vertalingen van het Russisch in het Engels, in het Nederlands en terug in het Russisch.

19.

Niet alleen Sovjet-journalisten, die ik ontmoette, gingen met ernst en nauwgezetheid te werk. Men kan stellen dat nagenoeg alle interviews, die ik tijdens mijn lange reizen door de Sovjet-Unie heb gehouden zich kenmerkten door een voor ons opvallend verantwoordelijkheidsgevoel, ook ten aanzien van de juistheid van cijfers of informaties die werden doorgegeven.

Literatuur en kunst, zo meent men in de USSR, zullen pas dàn volledig tot hun recht komen, wanneer zij voortkomen uit de wortels van de werkelijke conflicten in het menselijk drama. Zij moeten de gedachten, de hoop en de verlangens van de massa weergeven.

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(31)

Joseph Stalin heeft eens schrijvers ‘de ingenieurs van de menselijke ziel’ genoemd.

Kunstenaars behoorden socialistischrealistisch te denken en te voelen. ‘Ieder afwijking van deze functionele vormen,’ meende Stalin, ‘reflecteert slechts de decadente burgerlijke waarheid van het westen. Experimenten in de kunst of de literatuur zijn culturele misdaden.’

Ook in 1976 stelt men zich in Moskou op het standpunt, dat de kunst en de literatuur tegen de nukken, kuren en uitspattingen van het publiek dienen te worden beschermd.

Ik vrees dan ook, dat een boekje handelend over Jan Cremers denkbeelden over billen de Sovjet-censuur niet zou passeren.

De kunstenaar moet in de USSR de werkelijkheid in al haar contradicties en heel haar totaliteit proberen te begrijpen en doorgronden. De doelstellingen van de kunst zullen in harmonie moeten zijn met de historische doelstellingen en belangen van het volk en de partij, dat wil zeggen, met het revolutionaire proletariaat van de arbeidende klasse.

Bovendien is het de bedoeling dat de Sovjet-kunstenaar zich laat leiden door historisch optimisme, het rotsvaste vertrouwen, dat het goede zal triomferen over het kwade en dat de waarheid zal overwinnen.

20.

Waarom kent bijna niemand in het westen de revolutionaire schrijver Vladimir Mayakovsky van wiens werken 150 miljoen exemplaren werden gedrukt? Waarom kennen zeer weinigen de namen van Fyodor Gladkov, Yuri Krymov, Alexander Malyshkin, Leonid Leonov, Lidia Seifullina, Marietta Shaginyan, Nikolai Pogodin, Mikhail Sholokhov, Nikolai Ostrovsky, Valentin Katayev, Ilya Ehrenburg?

Dertien miljoen jongeren leren in 1976 Engels in de Sovjet-Unie en lezen dus Engels-Amerikaanse literatuur.

In 1975 werden 35 Amerikaanse toneelstukken in het Russisch vertaald en gepubliceerd.

21.

Maar wie kent in het westen Vasily Shukskin, de op 45-jarige leeftijd aan een hartaanval overleden populaire schrijver en filmacteur? Hij schreef over moderne mensen op het Sovjet-platteland. Hij speelde een hoofdrol in de film ‘Kalina Krasnaya’. Posthuum verscheen een roman van zijn hand over een Kozakkenheld uit de 17e eeuw. In enkele dagen waren de eerste

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(32)

250.000 exemplaren uitverkocht. Bij zijn plotselinge dood schreven honderdduizenden mensen naar de kranten om hun medeleven te betuigen.

Vasily Belov, Fyodor Abramov en Valentin Rasputin zijn moderne Sovjet-schrijvers die over het boerenleven schrijven.

Chingiz Aimatov, uit de centrale Aziatische Kirgiz Republiek, schreef een beroemd geworden toneelstuk, ‘De bestijging van de Mount Fuji’. Het is in 1975 ook in Washington D.C. in première gegaan.

Konstantin Simonov werd bekend om zijn oorlogsverhalen. Zo ook Vasil Bykov uit Beylorussia, Vasily Aksyonov, Yuri Trifonov, Andrei Bitov en Victor Astafev.

In Siberië ontmoette ik de beeldhouwer Yuri Rusinov. Kort baardje, grijze alpino, fletse ogen, schouderlang haar.

Ik: ‘Hoe oud ben je?’

Yuri: ‘Even tellen... 38.’

Ik: ‘Waar studeerde je?’

Yuri: ‘Aan de universiteit van Irkutsk.’

Ik: ‘Wie betaalde je studie?’

Yuri (verbaasd): ‘De staat natuurlijk. Niemand betaalt bij ons zijn eigen studie.’

Ik: ‘In de V.S. is de schuld van studenten aan de regering opgelopen tot 32 miljard gulden. Hoe is dat hier?’

Yuri: ‘Bij ons is het niet de gewoonte, dat de regering studenten geld leent. Het is niet nodig.’

In de Sovjet-Unie leveren kunstenaars dezelfde gevechten met zichzelf als bij ons.

Ook Yuri zocht naar een eigen stijl.

Yuri: ‘Ik wilde mij anders uitdrukken dan op de manier die ik om mij heen zag.

Ik ben lange tijd innerlijk heen en weer geslingerd. Soms voelde ik mij als een blinde.

Het vergde allemaal teveel van mijn krachten. Ik werd een ontevreden mens. Soms vernielde ik mijn werk en gooide alles weg. Ik wilde voor mezelf voor eens en voor al uitmaken voor wie ik werkte en waarom. Het ging dus om de uiteindelijke zin van mijn werk. Ik bestudeerde opnieuw de geschiedenis van de kunst. Ik zocht

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

(33)

naar verbindingen met de sociologie en de psychologie. Ik zocht naar concrete situaties, elk in eigen historisch verband. Tenslotte slaagde ik er in mij niet langer op louter vormen blind te staren.’

Yuri bladerde door een fotoboek van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright.

22.

Hij was van mening, dat Wright teveel naar vormen had gekeken en te weinig op inhoud had gelet.

Yuri: ‘In onze architectuur kun je duidelijk zien, dat er intensief wordt gezocht naar het werkelijke leven van de mens.’ Hij liet mij een platenboek over

Sovjet-bouwkunst zien.

Yuri had mij in het hotel in Bratsk afgehaald. Wij waren in twintig minuten naar een flatgebouw gewandeld. Op de bovenste verdieping lag een zeer ruim atelier, met grote schuine ramen en een parketvloer.

Ik: ‘Bestaan er richtlijnen waar je je aan moet houden?’

Yuri: ‘Helemaal niet. Mijn werk is van mij. Ik volg mijn eigen methode. Ik probeer tegelijkertijd met zoveel mogelijk factoren van het menselijk leven rekening te houden. Maar het zou inderdaad kunnen gebeuren, dat een bepaald werkstuk wordt afgewezen. Dan wordt de opdracht opnieuw aan een andere collega gegeven.’

Er wordt in het westen dikwijls gedacht, dat de kunstenaar in de USSR in constante angst voor de klop op de deur zijn scheppend werk verricht. Wie geen

socialistisch-realisme zou bedrijven bij het beeldhouwen zou linea recta naar een werkkamp of een psychiatrische inrichting gaan om te worden omgeschoold of geïndoctrineerd. Dit is onzin. In werkelijkheid houden jonge mensen in de USSR zich even intens als de jeugd elders met dit soort levensvragen van onze tijd bezig.

Yuri: ‘Voor mij is het belangrijk te proberen de menselijke geest te doorgronden.’

Ik: ‘Maar wij weten nog bijna niets van de werking van onze computer, ons brein.’

Yuri: ‘Het is inderdaad niet meer mogelijk om alléén met gevoel te leven. We worden in de moderne samenleving gedwongen om alles te begrijpen wat er om ons heen gebeurt.’

Yuri: ‘Voel jij je ondanks je journalistieke contacten op je reizen door de wereld niet eenzaam?’

Willem Oltmans, USSR 1976-1990

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Terwijl ernaar wordt gestreefd de democratische structuur van de westerse wereld steeds meer op de individuele prestaties van burgers te enten, waarbij gelijke kansen en rechten

Binnen de kortste keren begonnen de raderen van de machinerie van Buitenlandse Zaken in New York en Washington opnieuw op volle toeren te draaien. Ambassadeur dr J.H. van Roijen

Kunnen Lurvink, Enkelaar en jij garanderen, dat er geen onaangename incidenten zullen komen?’ Ik moest toen meedelen, dat Enkelaar zich reeds had teruggetrokken en helemaal niet

When reading the report by Yossef Bodansky, director of the Congressional Task Force on Terrorism and Unconventional Warfare in Washington (The Man who declared War on America,

Vice-president George Bush, net zo'n kletskous als zijn zoon, vloog naar Libanon en verklaarde op de plek des onheils, dat president Reagan zich niet zou laten verjagen door ‘a bunch

Het is toch op zijn minst opmerkelijk dat de Indonesische minister van Buitenlandse Zaken, Ali Alatas, tijdens een vertrouwelijk gesprek met minister Van Mierlo op 22 januari 1996

Toen het arme kind door allerlei idioten onder haar neus werd gewreven dat zij afstand diende te nemen van het parcours van haar vader, heb ik wel eens op het punt gestaan haar op

Mejuffrouw Boekhoudt, zelf dikwijls op het paleis om beschikbaar te zijn voor haar uitverkoren pupil, distantieerde zich volgens haar extreem bescheiden natuur van alle perikelen