Over Haagse bedriegers
Willem Oltmans
bron
Willem Oltmans, Over Haagse bedriegers. Papieren Tijger, Breda 1996
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/oltm003over01_01/colofon.php
© 2016 dbnl / Willem Oltmans Stichting
1
Over • Haagse • bedriegers en de strijd om de waarheid van een journalist
Willem Oltmans Extra editie
Voorlichter anno 1996
• l u n s g e n a a i d . . .
‘Jouw gedonder in Den Haag is eenvoudig te verklaren’, aldus Hans van Benthem, functionaris van de Rijksvoorlichtingsdienst in oktober 1996 tijdens het staatsbezoek van koningin Beatrix aan Zuid-Afrika. ‘Jij hebt veertig jaar geleden minister Luns genaaid over Indonesie, Sukarno en Nieuw-Guinea. Daarop heeft Buitenlandse Zaken je de oorlog verklaard en daar pluk je nu de zure vruchten van.’
‘Ik deed in 1956 normaal mijn journalistieke werk’, antwoordde ik op het terras van de Holiday Inn te Pretoria. ‘Ik ging naar Jakarta, keek rond en luisterde. Ik sprak met Sukarno. Ik wilde in Nederland doorgeven wat ik te weten was gekomen. Het hele gewicht van het Haagse overheidsapparaat werd in werking gesteld om dit te voorkomen. Luns zond de
BVDnaar mijn kranten met de waarschuwing dat ik staatsgevaarlijk was. Ik werd onmiddellijk als landverrader gebrandmerkt. Ik werd ontslagen en week in 1958 naar de VS uit. De Lunsterreur vervolgde me ook in Amerika, zoals honderden tot voor kort geheim gebleven stukken uitwijzen.’
Veertig jaar later weet ook een voorlichter van de overheid niet beter, dan dat ik de bonje met de Nederlandse Staat aan mezelf te danken zou hebben. Ons gesprek in Pretoria zou aldus een vervolg kunnen hebben gekregen. Van Benthem: ‘Maar je bent in Amerika politiek tegen Nederland gaan bedrijven.’
Ik: ‘Neen mijnheer. Ik zag naoorlogse hoge heren als Schermerhorn, Beel, Romme, Drees en Luns als oorlogsmisdadigers. Zij deden op Madurodamse schaal in Zuidoost-Azië wat John Kennedy, Lyndon Johnson, Richard Nixon en Henry Kissinger grootschalig hebben gedaan in Laos, Cambodja en Vietnam. Er werden miljoenen Aziaten over de kling gejaagd, omdat men in Washington en Den Haag grotendeels onbekend was met nieuwe realiteiten in dit gebied. Mij werd met harde hand verboden te berichten dat de werkelijkheid anders was. Dit convenieerde de miskleuners en bedriegers aan het Binnenhof immers niet. Uiteindelijk kreeg ik ook nog gelijk, waarvoor ik door Luns voor het leven tot persona non grata ben verklaard.
Daar gaat mijn gedonder met Den Haag over.’
Van Benthem: ‘Maar je bent naar het Witte Huis gegaan waar je de positie inzake de Nederlandse soevereiniteit over Nieuw-Guinea hebt ondermijnd.’
Ik: ‘Dat klopt. Het was in 1961 een zaak van oorlog of vrede. Iemand moest Luns tegenhouden of er zou een derde oorlog met Sukarno zijn ontbrand. Ook het
toenmalige Soestdijk, de Koningin en prins Bernhard, deelde deze mening. Gewapend met deze informatie ben ik naar de veiligheidsadviseur van JFK, Walt Rostow gegaan.
Ik legde mijn advies schriftelijk vast, om voordat Luns op 16 april 1961 op het Witte
Huis zou zijn, eerst prins Bernhard te raadplegen. Dat is gewoon gebeurd. Momenteel
wordt er de nodige stennis gemaakt dat Beatrix een overspelige ambassadeur zou hebben laten vervangen. Koningin Juliana tapte uit een heel ander vaatje. Zij stemde ermee in dat prins Bernhard de Amerikaanse president haar mening overbracht, namelijk dat de oorlogspolitiek van Luns en de zijnen zo snel mogelijk de nek om moest worden gedraaid. President Kennedy heeft vervolgens de heer Luns
onomstotelijk te kennen gegeven, dat hij uit Biak diende op te lazeren, wat op 15 augustus is gebeurd.’
• j u l i a n a g r i j p t i n . . .
Van Benthem: ‘Dan hebben jullie Luns toch een onvergeeflijke hak gezet? Geen wonder dat hij jou deze veertigjarige oorlog verklaarde.’
Ik: ‘Jij bent een typisch Haagse overheidsambtenaar. Jullie denken en handelen alsof het koninkrijk van jullie is, of van Luns, of dat buitenlandse politiek bedrijven om het persoonlijke prestige van een bewindsman zou gaan. Jullie worden er door de burger mee belast en ervoor betaald om de belangen van het koninkrijk te dienen.
Een van die belangen is te voorkomen dat er aan het andere einde van de wereld een oorlog zou komen met als inzet de koppensnellers van Papoea-land. Luns en het ambtenarenapparaat hadden zich ten derden male in de nesten gewerkt met Indonesië.
Juliana en Bernhard grepen in.’
Van Benthem: ‘Nu betrek je het toenmalige staatshoofd bij een ondermijnende actie op het Witte Huis jegens de regeringspolitiek van destijds.’
Ik: ‘Wat dacht je, dat toen prins Bernhard in het geheim naar Washington reisde om Luns voor te zijn, Hare Majesteit van èn deze missie èn het doel niet op de hoogte was? Ik weet pertinent zeker dat Juliana en Bernhard ten aanzien van Indonesië en Sukarno de heer Luns voor geschift verklaarden en Nieuw-Guinea terecht geen oorlog met Sukarno waard achtten. Ik heb de deur voor die missie van Bernhard opengezet.
Bernhard heeft deze uitgevoerd, dus indien je correct was ingelicht zou je hebben gezegd, dat Bernhard en ik samen Luns een oor hebben aangenaaid. Dat is waar. Je zou echter ook kunnen zeggen dat we samen met president Kennedy een nieuwe bloedige botsing in Zuidoost-Azië hebben weten te voorkoment. Denk eens in wat dit het land zou hebben gekost. Er zijn toch nog een kleine honderd Nederlandse militairen vergeefs op Nieuw-Guinea gesneuveld. Wat denk je dat een reisje van het vliegdekschip Karel Doorman naar Biak kostte?’
• o o r l o g v o o r k o m e n . . .
Van Benthem: ‘Maar dan was jij in 1961 in de VS toch niet als journalist maar als diplomaat bezig?’ Ik: ‘Inderdaad. Maar alleen nadat Luns al in 1957 de Nederlandse pers via de inlichtingendiensten en de meest kwalijke roddels voor mij had
dichtgetimmerd.’
• 1 9 6 1 s u p e r g e h e i m B e r n h a r d o n t m o e t S u k a r n o . . . . Van Benthem: ‘Geen wonder dat hij niet van jullie interventie was gediend en jullie de oorlog verklaarde.’
Ik: ‘Misschien heeft Luns inderdaad nooit begrepen dat JFK samen met Juliana
en Bernhard (en mij) hem feitelijk hebben gered. Prins Bernhard maakte bovendien
in 1961 in Washington van de gelegenheid gebruik in het diepste geheim president
Sukarno te ontmoeten. Ik heb dit eerder wel eens geschreven, wat vooralsnog
onopgemerkt bleef. Op 19 september laatstleden heeft Bob Tapiheru, de rechterhand van de toenmalige Indonesische ambassadeur in de VS (dr. Zairin Zain), als getuige in mijn proces tegen de Staat deze supergeheime ontmoeting bevestigd. Jullie bij de RVD hebben natuurlijk meteen bekendgemaakt dat Z.K.H, zich niet kon herinneren ooit met Sukarno te hebben gesproken. De prins heeft zich wel meer niet kunnen herinneren, zoals het aannemen van smeergelden door Lockheed of het feit dat hij ooit iets met de NSDAP in nazi-Duitsland had te maken. Waarom lijdt men, zelfs als men onder ede staat, toch steeds weer aan geheugenverlies tot in de hoogste kringen? Trouwens, prins Bernhard heeft president Sukamo in Wenen een tweede maal gesproken. Ook die sporen zijn tot dusverre zorgvuldig uitgewist.’
Bedrieger Hans van den Broek
Na Tapiheru getuigde op 19 September j.l. eurocommissaris Hans van den Broek in de Haagse rechtszaal. In de tien jaar dat hij minister was heb ik de nodige botsingen met hem gehad. In 1981 werd mij opnieuw door Buitenlandse Zaken verhinderd, dat ik in India voor de
GPDeen reportage over een bezoek van prins Claus kon maken.
Ik begon met steun van de
NVJeen procedure tegen de Staat. Door druk van de overheid op mijn vakorganisatie en wankelmoedigheid van de die dagen pas aangetreden algemeen secretaris Hans Verploeg, die de financiële steun van de
NVJintrok, werd de procesgang vroegtijdig afgebroken. De juristen die me op dit moment bijstaan achten het onbegrijpelijk dat de procedure door toedoen van de
NVJin 1982 werd stopgezet. Ook mr. H.M. Voetelink van het kantoor Nauta van Haersholte wilde doorzetten, maar de
NVJhaakte af.
Ik werd hierdoor zelfs veroordeeld duizenden guldens proceskosten aan het ministerie van Buitenlandse Zaken terug te betalen. Dus na door het apparaat van de regering - tegen al mijn rechten als journalist in - opnieuw te zijn gesaboteerd, en privé tienduizend gulden met de reis naar India te hebben verloren, moest ik Den Haag op de koop toe schade betalen. Dat heb ik verdomd. Op 19 september 1996 kwam dit in de rechtszaal ter sprake. Alleen een roomse hypocriet van het kaliber-Van den Broek is in staat vijftien jaar later onder ede te verklaren dat hij aanvankelijk erop stond dat ik de proceskosten zou terugbetalen ‘want het ging hier om gelden die de belastingbetaler toebehoren’.
Wat heeft de oorlog van Luns tegen mij de afgelopen veertig jaar aan belastinggeld gekost? Hans van Mierlo liet onlangs Elsevier officieel meedelen dat de Staat de afgelopen vijf jaar 600 duizend gulden aan belastinggeld had uitgegeven om mij tegen te houden. Over veertig jaar zou dit dus 4,8 miljoen zijn geweest. Afgezien van het feit dat er over de hoogte van die zes ton wordt gelogen vraagt niemand zich af hoe ik er als gevolg van veertig jaar overheidsterreur financieel aan toe ben, met momenteel een armenuitkering van 1.238 gulden per maand.
In 1991 was de bodem van het door mij van mijn ouders geërfde vermogen bereikt.
Mijn huis in Amsterdam was verkocht. Ik richtte me tot de voorzitster van de Raad
van State, koningin Beatrix, om hulp. Hoe zou ik via de Wet Openbaarheid van
Bestuur de dossiers kunnen bemachtigen die het onrechtmatig handelen van de Staat
zouden kunnen bewijzen? Inderdaad ontving ik enkele honderden voorheen geheime
stukken. Ik schreef vanuit Zuid-Afrika naar Van den Broek, of er een schaderegeling
kon worden getroffen. Hij antwoordde, wetende dat ik de bewijzen van het tegendeel
in bezit had, dat men nooit onrechtmatig jegens mij had gehandeld. Ik moest maar
procederen. Op 19 september l.l. met zijn eigen brief geconfronteerd verklaarde Van den Broek voor de rechter-commissaris het stuk voor het eerst van zijn leven te zien.
Het was door T.P. Hofstee namens Van den Broek getekend, dus verscheen ook Hofstee die dag voor de rechter. Deze mijnheer verklaarde het stuk, dat tot het huidige proces zou leiden, slechts voor de minister te hebben getekend op uitdrukkelijk advies van mr. P.G.L. van Velzen, de ambtenaar op Buitenlandse Zaken die bepaalt welke stukken ik uit mijn dossier te zien krijg.
• . . . a m b t e n a a r h a n d e l t i n s t i j d m e t d e w e t . . .
Dit incident leidde voor het eerst in de 5 jaar dat ik nu tegen de Staat procedeer tot de conclusie dat ik een proces voer tegen één van Buitenlandse Zaken, die categorisch in strijd met de wet handelt. Aanvankelijk liet hij mij zes jaar geleden een aantal stukken geven - het topje van de ijsberg - waaruit het bedrieglijke en misdadige optreden van de overheid ampel bleek. Van Velzen verkeerde namelijk in de
veronderstelling dat de documenten uit de jaren vijftig en zestig verjaard waren. De rechter-commissaris kende ze echter rechtsgeldigheid toe vanwege het voor de Staat compromitterende karakter ervan. Onmiddellijk schreef ik het boekje Vogelvrij (Uitgeverij Jan Mets) en drukte er enkele tientallen stukken in af. Prompt kon de
WOB
-ambtenaar van Kooijmans en van Van Mierlo niets meer van enig belang in de dossiers vinden. Het absurde van deze wet is dat de Staat bepaalt welke stukken je van je eigen dossiers mag inzien. De juristen van de Staat zorgen er dus voor dat je vooral geen document in bezit krijgt waardoor ze zouden kunnen komen te hangen.
De Wet Openbaarheid van Bestuur is, zoals door Den Haag toegepast, een onthutsend
paskwil.
2
Gesjeesd: dus naar Brussel
Op 15 december 1992 vertrok Hans van den Broek op stel en sprong naar Brussel.
Waarom? ‘Als donderslag bij heldere hemel’, aldus Rob Meines in
NRCHandelsblad, die er als politiek redacteur in Den Haag ook geen touw aan vast kon knopen. Dat komt omdat de Haagse horde journalisten, wat de Amerikanen junk journalism (rommeljournalistiek) noemen bedrijven.
De heibel over het vertrek van ambassadeur Eduard Roëll uit Pretoria ligt nog vers in het geheugen. Er werd van binnenuit het ministerie van Buitenlandse Zaken, door een controverse tussen Van Mierlo en diens secretaris-generaal Van den Berg, naar
NRC
Handelsblad gelekt. Onder Hans van den Broek en secretaris-generaal Bot ging dit anders. Waarom lazerde de minister in 1992 op stel en sprong naar Brussel op?
Was de verdwijning van deze minister - wat nog iets anders is dan overplaatsing van een ambassadeur - eveneens de uitkomst van directe bemoeienissen van Beatrix?
Dat bleef wèl geheim.
• h a n s m i s b r u i k t k o n i n g i n . . .
De Koningin had een spoeddecreet moeten tekenen om de door Den Haag gesponsorde terrorist Klaas de Jonge, die zijn Nederlanderschap had verloren door in vreemde overheidsdienst te treden, weer tot haar onderdaan te bombarderen. Hiermee kon een proces in Pretoria voorkomen worden, waarbij zou zijn aangetoond dat De Jonge vier Nederlandse paspoorten had om door Moskou geleverde kleefmijnen en ander wapentuig Zuid-Afrika binnen te brengen, teneinde blanke boeren op te blazen. Een koninklijke handtekening voor een wapensmokkelaar? Waarom werden vervolgens miljoenen gespendeerd om Klaas de Jonge moederziel alleen in een afgedankt ambassadegebouw in Pretoria voor de Zuidafrikaanse Justitie afgeschermd te houden?
De Majesteit was door Van den Broek misbruikt om een internationaal incident rond een Nederlandse regering betrokken bij terreuracties in Zuid-Afrika, tijdig te voorkomen. De Koninklijke Marechaussee zond twee dienders als bewaking van De Jonge naar Pretoria, die spoedig constateerden dat wat op de Nederlandse ambassade gebeurde onder ambassadeur Hugo Carsten en diens tweede man Hendrik Baron Bentinck van Schoonheten, niet door de beugel kon. De Koninklijke Marechaussee stelde hierover een voor Buitenlandse Zaken in hoge mate bezwarend rapport op.
Op 19 september l.l. heeft mijn advocate Ellen Pasman de oud-bewindsman over deze affaire vragen gesteld. Van den Broek herinnerde zich geen gesprek van een uur te hebben gehad met een van de bewakers van Klaas de Jonge, de marechaussee Harry de Jong. Ook herinnerde Van den Broek zich elf jaar later niet meer dat er een rapport van de Koninklijke Marechaussee over de gang van zaken was geweest. ‘Het is mogelijk dat ik het onder ogen heb gehad’, wilde hij slechts kwijt. Jos Slats, toen bij de Volkskrant, heeft het rapport formeel bij Buitenlandse Zaken opgevraagd, maar stuitte net als ik op mr. P.G.L. van Velzen, de beroepsvervalser en verdonkeremaner van het ministerie, die weigerde dit document ter inzage te geven. Geen wonder dat de Nationale Ombudsman, mr. M. Oosting, in dit verband, bij zoveel
overheids-geheugenverlies en bedrog met een geheel onwaar ‘rapport’ over de affaire
is gekomen. Dat document - vooral de landsadvocaat heeft er een handje van er in
de procedure mee te zwaaien, waarmee hij zich alleen nog maar belachelijker maakt - raakt kant noch wal.
In 1992 hoepelde Van den Broek om niet verder uitgezochte redenen - noch door het parlement, noch door de vermaledijde media - op naar Brussel, zoals wel meer
‘overbodig geworden’ heren in de hoofdstad van Europa worden gedumpt (Luns, Van Eekelen, Andriessen, Mansholt, bijna Lubbers, etcetera.) Is Brussel onverhoopt vol, dan verhuizen deze types naar de Raad van State en worden daar bijgezet tot de laatste ademzucht.
• u i t z e t t i n g . . .
De afgelopen tien jaar zijn er twee Nederlanders uitgewezen uit Zuid-Afrika: Klaas de Jonge, die voor Moskou en het
ANCwerkte, en ik. Beiden tijdens het
regime-Lubbers-Van den Broek. Voor De Jonge had de Staat miljoenen over om hem uit handen van de Zuidafrikaanse Justitie te houden. Over mijn uitzetting in 1992 stelden de Kamerleden Jurgens, Stoffelen (beiden PvdA) en Wolffensperger (
D66) vragen aan Van den Broek. Op 28 september 1992 antwoordde premier Lubbers, namens de minister, niet te weten om welke redenen ik uit Zuid-Afrika was gezet.
Is hij er na verloop van tijd achter gekomen? In 1994 nam Lubbers mij mee terug naar Pretoria, samen met Kok en Kooijmans. Wat had hij ontdekt omtrent die uitzetting? In 1996 reisde ik in de persgroep met koningin Beatrix terug naar Pretoria.
Lubbers en Beatrix namen niet Klaas de Jonge mee, maar mij. Om dit verder uit te diepen zal Lubbers naar de rechtszaal teruggevraagd worden, en desnoods ook Van den Broek, om achter de feiten en de waarheid te komen.
Tot dusverre zigzagde Lubbers, onder ede, tussen mij helpen en pogingen zijn oude kameraden in de politiek en op de ministeries niet te veel af te vallen. Van den Broek gedroeg zich - onder ede - als een ordinaire bedrieger. Het ministerie zou mij onder zijn leiding nooit een strobreed in de weg hebben gelegd. Daarom was er volgens Van den Broek geen enkele reden voor een proces van mij tegen Buitenlandse Zaken. Van den Broek noemde mijn gevecht een ‘non-affaire’. ‘Als de naam van Oltmans op het ministerie ter sprake kwam,’ aldus zijn leugenachtige verklaring,
‘was de reactie daarop meestal van ach en wee en schouderophalen.’ Hij zal gaan betreuren zo grof in de rechtszaal gelogen te hebben.
Rechter Punt vat samen
Op 15 oktober 1996 ben ik het gestuntel van rechter-commissaris B.C. Punt eindelijk beu geworden. Ik riep hem in de rechtszaal toe, dat hij sinds vijf jaar bezig was continu getuigenverklaringen te vervalsen. ‘Dat neemt u terug!’ riep hij me toe. Waar ik dus niet over piekerde. Strafrechtelijk had ik ‘vervalsen’ niet mogen gebruiken, omdat dit opzet zou suggereren welke ik noch kan bewijzen noch direct vermoed.
Het mag bij de Belgische Justitie een rotzooitje zijn, maar breek me de bek niet open over de gang van zaken bij de Haagse arrondissementsrechtbank. Miereneukers die we zijn is anno 1996 de aanschaf van geluidsapparatuur blijkbaar nog altijd te duur voor de vaderlandse Justitie. Het gevolg is, dat rechter-commissaris Punt, die kennelijk zelfs van stenografie nog nooit heeft gehoord, van de meest vitale getuigenissen aantekeningen maakt op de achterkant van afgedankte
documentenbakkaarten. Alle nuance van dikwijls kleurrijke verklaringen gaat bij
deze archaïsche methode van rechtspreken compleet verloren. De heer Punt vat dan
na afloop het gesproken woord samen en dicteert aan een griffier, die deze bij elkaar
geflanste rijstebrij-berg van hoe het ongeveer was, in een computer tikt. Ook al vraagt Punt herhaaldelijk aan de getuige of hij woorden juist weergeeft, en ook al proberen mijn advocaten als bokken op een haverkist bepaalde puntjes op de i te zetten, het uiteindelijke resultaat van deze verhoormethode is, dat nog geen honderdste van wat werkelijk werd gezegd in de dossiers komt om mee te worden gewogen.
• . . . j u n k j u s t i c e . . .
Bijvoorbeeld: oud-minister Kooijmans getuigde een lijvig dossier van mij te hebben bestudeerd. ‘Hoe lijvig?’ riepen mijn advocaten, want mr. P.G.L. van Velzen kan niets meer vinden. ‘Het was een vrij hoge stapel geweest’, aldus Kooijmans. A.
Docters van Leeuwen dito. Na tegen het Kamerlid Piet Stoffelen te hebben gezegd dat er geen dossiers over mij bij de BVD waren verklaarde hij onder ede, dat het behoorlijk hoog was. Haagse journalisten bedrijven junk journalism zoals Haagse rechters junk justice bedrijven. Niets van deze saillante details is in de verslagen van de rechter-commissaris terug te vinden zoals zij in de rechtszaal werden uitgesproken.
Niemand in het koninkrijk schijnt zich over deze deplorabele gang van zaken in de moderne vaderlandse rechtspraak te bekommeren.
Mijnenveld in Jakarta
Veertig jaar is het regeringsapparaat aantoonbaar ingezet voor het buiten gevecht stellen van één journalist. Overheidsgedrag wordt tot een misdaad wanneer
beweegredenen en motieven in strijd met de rechtsorde zijn. Ik was niet te manipuleren en dus een gevaar. Ik had het volste recht in 1956 een andere mening over het dekolonisatieproces in Indonesië te hebben dan Luns. Afgezien van het feit dat ik bovendien nog gelijk kreeg. Hetzelfde gedonder herhaalde zich 40 jaar later in Jakarta.
Ruimschoots voor vertrek van de koninklijke stoet naar de grote Oost adviseerde ik om de Majesteit geen visite te laten afleggen bij Suharto, na Pol Pot de grootste massamoordenaar uit de geschiedenis van Zuidoost-Azië. Maar net als Drees en Luns in de jaren vijftig, dachten Kok en Van Mierlo het in de jaren negentig beter te weten.
Een brochure waarin bovenstaand advies werd bepleit, werd door premier Kok tijdens een persconferentie door de zaal gesmeten. Hij verordonneerde dan ook, teneinde een wit voetje te halen bij de fascistische dictator, dat ik thuis diende te blijven. Hij wilde met mijn aanwezigheid in de majesteitelijke delegatie de corrupte misdadiger die Indonesië terroriseert vooral niet voor het hoofd stoten.
• . . . k o k v a r i a n t l u n s . . .
Kok ontpopte zich als een variant op Luns. Desalniettemin kwamen Beatrix, Kok en
Van Mierlo van een koude Indonesische kermis thuis. Volgens Van Mierlo was de
Koningin in Jakarta ‘in een mijnenveld terecht gekomen’.
NRCHandelsblad schreef
dar de Vorstin door Suharto ‘verpletterend was vernederd’. De geschiedenis herhaalde
zich. Opnieuw kreeg ik wat Indonesië betrof gelijk. Om die reden windt Kok zich
precies zo onnodig op als hij mijn naam hoort als Luns deed in 1956. Van Mierlo
wordt met Koks driftbuien meegezogen. Hem werd in Jakarta door Kees Versteegh
van
NRCHandelsblad gevraagd of hij in zijn gesprek met zijn Indonesische collega
Ali Alatas had geprotesteerd dat Indonesië geen visum had verleend aan Willem
Oltmans, zoals op verzoek van Den Haag was geschied. Van Mierlo toonde zich
geïrriteerd en wilde op de vraag geen antwoord geven. Na het persgesprek in Jakarta
kwam hij boos op Versteegh afgestapt met de reprimande dat de
NRC-medewerker die vraag niet had mogen stellen.
• v a n m i e r l o e n z i j n e r e c o d e . . .
Op 20 oktober 1996 verscheen de minister in het televisieprogramma Buitenhof.
Brave Maartje van Weegen herinnerde de bewindsman eraan, dat hij zelf journalist was geweest. Henk Hofland stelde hem indertijd als redacteur aan bij het Algemeen Handelsblad. Waarom lanceerde hij nu dan zoveel kritiek op oud-collega's? Wanneer je vervolgens Hans van Mierlo hoort zedepreken over de erecode van journalisten die de waarheid moeten schrijven, dan bekruipt mij een gevoel van medelijden. Weet hij dan werkelijk niet dat het gevecht dat ik momenteel tegen zijn ministerie voer exact om diezelfde waarden gaat die iedere integere journalist hoog in het vaandel zou moeten dragen? De waarheid over Indonesië, Sukarno en Nieuw-Guinea mocht van zijn voorganger Luns en de zijnen onder geen beding naar buiten komen. Van Mierlo zet het détournement de pouvoir dat Luns in 1956 begon, in strijd met de grondbeginselen van de journalistiek in een democratie - om over mijn rechten als burger maar niet te spreken - onverminderd voort. Hij wordt door mr. P.G.L. van Velzen van zijn departement met open ogen besodemieterd en schijnt dit niet in de smiezen te hebben.
Max verkoopt ingestudeerde leugens
Minister van Staat en oud-bewindsman op Buitenlandse Zaken Van der Stoel deed zijn Gladioclub- reputatie van gladjanus eer aan in de Haagse rechtszaal. Ook over hem ben ik over de jaren de nodige boevenstreken aan de weet gekomen. Een ervan voltrok zich in 1974 in Moskou, toen hij opdracht gaf mij als medewerker van een NOS-televisieteam niet de ambassade binnen te laten. Ik trok me van het ministeriële verbod natuurlijk geen mieter aan en wandelde, tot consternatie van zijn medewerkers, de ambassade in.
Ter voorbereiding van de Haagse zitting had Max zich door voormalige medewerkers het geheugen laten opfrissen. Ongeveer hetzelfde als om kardinaal Simonis te laten bevestigen dat Jezus waarlijk uit de maagd Maria is voortgekomen.
Van der Stoel debiteerde dus bij mr. B.C. Punt de door ambtenaren gesouffleerde onwaarheden, opdat hij door de advocaten van Van Mierlo veilig door deze woeste baren heen geloodsd zou kunnen worden. Ik vond het aperte gelieg van de
oud-minister niet om te pruimen en riep hem op een gegeven moment toe, dat hij ingestudeerde leugens zat te verkopen. De man raakte buiten zichzelf van woede.
Zo'n razernij was niet eerder in de residentie vertoond. Sommige ministeriële tirades werden ook op televisie vertoond. Hij eiste dat ik mijn woorden terugnam of hij zou procederen. ‘Ach, mijnheer Van der Stoel,’ zei ik, ‘wie de schoen past trekt hem aan.’
Intussen eisten voorzitter Ron Abram van de
NVJ- mijn journalistenvereniging,
waar ik sinds 1960 lid van ben - en Hans Verploeg, algemeen secretaris, dat ik Van
der Stoel mijn verontschuldigingen zou aanbieden. ‘Weet je wel,’ aldus abram, ‘dat
Max
3
een alom in den lande gerespecteerd staatsman is?’ Hoe iemand die lange tijd hoofdredacteur van het Algemeen Dagblad is geweest zo'n opmerking kan maken is voor mij onbegrijpelijk. Ik antwoordde: ‘Ja, dat weet ik, maar een leugenaar is een leugenaar, ook als hij Max van der Stoel heet.’ Abram en Verploeg lieten
doorschemeren dat zij ernstig overwogen de geldelijke steun van de
NVJin mijn procedure tegen de Staat in te trekken als ik door zou gaan als lid van de
NVJ‘de hoogsten in den lande’ voor schut te zetten. Het standpunt van de
NVJdeed me denken aan: C'est pire qu'un crime: c'est une bêtise.
Keurige Kooijmans liegt bewust
De volgende alom gerespecteerde oud-minister van Buitenlandse Zaken en strijder voor de rechten van de mens (behalve de mijne) Peter Kooijmans, thans hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Leiden, voerde in de Haagse rechtszaal een uniek staaltje van geheugenverlies op. Met gemak was hij in 1995 onder ede vergeten wat in 1994 was gebeurd. Terwijl ik per schriftelijke invitatie was uitgenodigd voor een diner op de ambassade, werd ik letterlijk door Hare Majesteits ambassadeur J.H.R.D. van Roijen aangevlogen om te worden weggejaagd. Ik heb daarop voor een regelrecht schandaal gezorgd en ten overstaan van reeds honderd gearriveerde Indonesische gasten minister Kooijmans recht in zijn gezicht toegeroepen, wijzend op Van Roijen:
‘Kunt u die idioot nu eens eindelijk stoppen, is veertig jaar treiteren nu niet genoeg geweest?’
• i n c i d e n t ? w e l k i n c i d e n t ? . . .
Door mijn advocaat, mr. H.W.E. Vermeer, gevraagd naar dit incident antwoordde de heer Kooijmans glashard onder ede zich niet te kunnen herinneren dat er überhaupt een incident was geweest. Daarmee voldeed hij aan wat de adviseurs van de heer Van Mierlo hem blijkbaar hadden gevraagd te doen. Hij loog tegen de klippen op.
• i n t e r n a t i o n a l e r e c h t e r i n s p é p l e e g t m e i n e e d . . .
Ria Lubbers, die op dat moment naast minister Kooijmans had gestaan, herinnerde zich onder ede dat Van Roijen voor haar langs was afgestoven op ‘de witte duif’ (ik dus) die arriveerde. Zij had zich kapot gegeneerd. Ook Emile Bode van De Telegraaf, die tijdens de rel toevallig naast mij had gestaan, vertelde de rechter-commissaris dat ik geen vlieg kwaad had gedaan en dat Van Roijen het schandaal had uitgelokt.
Maar de nationale Ombudsman, mr. Oosting, kwam natuurlijk als enige tot eenzelfde conclusie als de landsadvocaat en minister Kooijmans, namelijk dat ik ‘het incident’
aan mezelf te wijten had. Het laatste woord in deze zaak is nog niet gesproken.
Intussen is de heer Kooijmans voorgedragen voor het rechterschap van het
Internationale Hof van Justitie, terwijl ik weet, en de lezer nu weet, dat hij in mijn proces meineed pleegde. Ambassadeur Van Roijen werd zelf ook nog op de valreep gehoord. Ook hij loog tegen de klippen op en keerde na de vertoning keurig terug naar zijn post van Hare Majesteits ambassadeur in Londen.
• . . . j u s t i t i e , e e n r o t t e n d k a d a v e r. . .
Intussen vatte rechter-commissaris Punt alle verzinsels om eigen straatjes schoon te vegen op diens gebruikelijke wijze - met de Franse slag - samen. Aan de hand van deze brouwsels zullen dan later Punt en twee van zijn confrères moeten gaan beoordelen of de Staat mij veertig jaar lang schofterig heeft behandeld of niet. Zo functioneert de vaderlandse Justitie aan het einde van de twintigste eeuw. Alvorens het klootjesvolk hier net als het volk in Brussel massaal de straat op gaat moeten journalisten het lef hebben overheidsbedrog en een falende Justitie nog duidelijker aan de kaak stellen. Jan Hoedeman somde in de Volkskrant de ‘wij zijn de baas’
-mentaliteit van Haagse topambtenaren op, en stelde dat ‘liegen en bedriegen’ schering en inslag waren in de residentie. Hoedeman zou zijn stelling verder moeten uitbouwen met onderzoeksjournalistiek zoals Woodward en Bernstein in Washington de val van Richard Nixon voorbereidden en het land een onvoorstelbare dienst bewezen.
Journalisten behoren te functioneren als aasgieren en hyena's in een jungle, door de Schepper erop uitgezonden om rottende kadavers op te ruimen.
Meineed van Docters van Leeuwen
Welk politiek genie het heeft bedacht om een exspionagebaas als
super-procureur-generaal naast een zwakke minister als Winnie Sorgdrager neer te zetten mag Joost weten. De boys of the band van
D66 wellicht. Bazen van
inlichtingendiensten zijn qualitate qua matador in liegen en bedriegen. Procureur- generaals worden geacht tot in de toppen van hun vingers integere juristen te zijn.
Docters is een waar koekoeksei in het apparaat van Justitie en de gevolgen zijn er dan ook naar.
Ik heb hem gedagvaard omdat ik wilde weten waarom hij tegen parlementariër Piet Stoffelen (PvdA) had gelogen dat er bij de
BVDgeen Oltmans-dossiers waren.
Eerst speelde hij rovertje en reizigertje met de Haagse rechter en ons, maar onder dreiging dat hij, na twee maal niet op een dagvaarding te zijn verschenen, door de marechaussee zou worden opgehaald, dook hij met lange tanden in zaal O van de Haagse rechtbank op. Het was niet verwonderlijk maar haast vanzelfsprekend, dat Docters verklaarde dat er wel degelijk een lijvig dossier- Oltmans was. Hij wees wel een halve meter hoog aan. Intussen verdomt een andere Haagse schuinsmarcheerder - de minister van Binnenlandse Zaken Hans Dijkstal - om het af te geven. Op de vraag van mr. Vermeer waarom hij tegen Stoffelen eerder had gelogen antwoordde de super- procureur-generaal glashard dat het Kamerlid hem verkeerd had begrepen.
Stoffelen reageerde woedend en verklaarde tegenover de pers dat Docters onder ede onwaarheid had gesproken. Parlement en media slapen echter grotendeels door dit genre onthutsende Haagse gebeurtenissen heen, inbegrepen Jan Marijnissen van de
SP