• No results found

peuteropvang De Zonnestraal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "peuteropvang De Zonnestraal"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE

EDUCATIE

peuteropvang De Zonnestraal

Plaats : Schijndel

LRKP nummer : 113506910

Onderzoeksnummer : 290116

Datum onderzoek : 12 december 2016 Datum vaststelling : 19 januari 2017

(2)
(3)

1 INLEIDING . . . 5

2 BEVINDINGEN . . . 7

3 CONCLUSIE. . . 15

4 REACTIE VAN DE HOUDER . . . 17

BIJLAGE 1 OORDELEN . . . 19

INHOUDSOPGAVE

(4)
(5)

Op 12 december 2016 heeft de inspectie peuteropvang De Zonnestraal

onderzocht. Het onderzoek is uitgevoerd vanwege het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs op de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (vve). Peuteropvang De Plu is opgenomen in een steekproef waarbij we gegevens verzamelen over de kwaliteit van de voorschoolse educatie ten behoeve van de jaarlijkse rapportage "De staat van het onderwijs".

Tijdens het onderzoek heeft de inspectie de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie beoordeeld met een set indicatoren, waarmee zij overeenkomstig de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT) kan beoordelen of de vve-locaties op belangrijke onderdelen vve van voldoende kwaliteit biedt. Deze indicatoren hebben betrekking op:

De voorwaarden voor vve

• De ouders

• De kwaliteit van de educatie

◦ Het vve-programma, zoals dat wordt aangeboden

◦ Het pedagogisch klimaat

◦ Het educatief handelen

• De ontwikkeling, zorg en begeleiding

• De kwaliteitszorg

• De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool

• De resultaten van vve

Het onderzoek bestond uit een vve-locatiebezoek, waarbij:

• Documenten over planning, begeleiding en zorg zijn bestudeerd;

• een groepsobservatie is uitgevoerd. Dit vve-bezoek vond plaats in de peuteropvanggroep;

• gesprekken met de locatieleiding, ouders, pedagogisch medewerkers en de intern begeleider/zorgcoördinator en een vertegenwoordiging van de houder zijn gevoerd.

De inspectie heeft zich bij haar onderzoek onder andere gebaseerd op het Toezichtkader vve 2010 en de werkinstructie toezichtkader voor- en vroegschoolse educatie, maart 2014. Dit document is te vinden op www.onderwijsinspectie.nl.

INLEIDING 1

Onderzoeksopzet

Toezichtkader

(6)

In hoofdstuk 2 van dit rapport beschrijft de inspectie de bevindingen die uit haar onderzoek naar voren zijn gekomen. Bij de geconstateerde verbeterpunten is tevens een onderbouwing opgenomen. In hoofdstuk 3 volgt de conclusie. In hoofdstuk 4 wordt de houder van de kinderopvanglocatie uitgenodigd om kort te reflecteren op de bevindingen van de inspectie en zo mogelijk aan te geven welke kwaliteitsontwikkelingen hieraan verbonden worden. Bijlage 1 van dit rapport bevat een overzicht van de bij dit onderzoek gebruikte indicatoren en de bevindingen van de inspectie daarover.

Opbouw rapport

(7)

Uit het overzicht in bijlage 1 bij dit rapport valt op te maken dat de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie op de meeste aspecten op orde is. Dit geldt vooral voor de volgende onderdelen: de condities (A), ouders (B), het

aangeboden programma (C1) en het pedagogisch klimaat (C2). Bij een enkele indicator binnen deze aspecten is nog wel ontwikkeling mogelijk.

Daarnaast constateert de inspectie dat er ook nog verbeteringen nodig zijn om de kwaliteit van vve verder te versterken. Deze verbeterpunten hebben vooral betrekking op de aspecten: educatief handelen (C3), zorg binnen de groep (D1), interne kwaliteitszorg (E) en de doorgaande lijn (F).

Totaalbeeld

Peuteropvang De Zonnestraal (voorheen Paultje) is gehuisvest in het gebouw van basisschool De Regenboog. Samen met de basisschool vormt zij het educatief basiscentrum Hoevenbraak. De Zonnestraal verzorgt op deze locatie ook de buitenschoolse opvang (bso). De peuteropvang bestaat uit één groep waarvan voor ongeveer 15 procent van de kinderen geldt dat zij

doelgroepkinderen zijn. In het kader van harmonisatie vonden in de gemeente Schijndel in 2015 fusies plaats tussen de kinderopvang en de peuterspeelzalen.

Peuteropvang De Zonnestraal maakt net als de andere peuterspeelzalen in de gemeente sinds die tijd deel uit van Stichting De Plu, die in Schijndel teven bso en kinderopvang biedt.

Bij het huidige bezoek door de Onderwijsinspectie blijkt dat de activiteiten met betrekking tot de fusie en harmonisatie belemmerend hebben gewerkt op de inhoudelijke ontwikkeling. Het samengaan van de kinderopvang met de peuteropvang biedt enerzijds extra kansen omdat ook de bezetting van de locaties gemixt zijn samengesteld. Het vraagt echter ook veel onderlinge afstemming over onder andere de verschillen in aanpak of over de voorschoolse educatie. Soms is het moeilijk hiervoor de tijd te vinden, ook omdat

medewerkers zowel werkzaam kunnen zijn bij de peuteropvang, bij de bso als bij een kinderdagverblijf van De Plu. Een belangrijk besluit is om alle

medewerkers van De Plu te scholen in het op gemeentelijk niveau gekozen programma voor de voorschoolse educatie. De medewerkers die deze scholing al eerder hadden, krijgen een aanbod op maat. Met deze inhoudelijke investering in de medewerkers is De Plu, zoals ook tijdens het bezoek is benoemd, na een intensieve periode ‘weer aan het bouwen’. Bij het bezoek blijkt er een goede onderlinge verstandhouding tussen de medewerkers te zijn, die een gunstig perspectief biedt voor de verdere ontwikkeling. Een tweede gunstige factor is dat de adjunct-directeur die op De Regenboog verantwoordelijk is voor de

BEVINDINGEN

2

(8)

inhoudelijke schoolontwikkeling en met wie tijdens het bezoek kort is gesproken, uit is op herstel van de goede samenwerking van weleer. Dit maakt de huidige context van de peuteropvang positief, zeker in vergelijking met anderhalf jaar geleden.

De basiskwaliteit op het terrein van de uitvoering van vve is, mede door de ruime ervaring van bijvoorbeeld een van de medewerkers van De Zonnestraal, op orde. Er is sprake van een goed pedagogisch klimaat en een merkbaar warm hart voor de kinderen, van wie sommigen de extra stimulans voor een goede start op de basisschool goed kunnen gebruiken. De ouders met wie is

gesproken, zijn tevreden over hoe de pedagogisch medewerkers zich voor hun kinderen inzetten.

Er zijn nog wel een aantal ontwikkelpunten. Dit geldt allereerst voor het, liefst samen met de school, goed in kaart brengen van de ouderpopulatie. Extra aandacht voor taalbeleid is gewenst, ook omdat de thuistaal bij sommige kinderen een goede taalontwikkeling in de weg staat.

Een tweede cluster van ontwikkelpunten ligt op het vlak van het educatief handelen. Dit cluster raakt tevens het aanbod en de planning. Het bewustzijn van het belang om veel met taal bezig te zijn, is er. Toch kan dit soms nog gerichter en met een duidelijke bedoeling voor de taalzwakkere peuters. Door hierbij meer te differentiëren en dit ook te plannen, kan beter tegemoet worden gekomen aan de spreiding in de groep. Verder kunnen kinderen door een andere vraagstelling meer uitgedaagd worden om zelf te denken.

Een derde ontwikkelpunt is de planmatige zorg en begeleiding van de

(doelgroep)kinderen. Ondanks een signalering, is de geboden zorg nog teveel volgend in plaats van plannend. Bovendien is de zorg nog te impliciet. Hier liggen op basis van de zorgstructuur van de school mogelijkheden om dit te verbeteren.

Een vierde ontwikkelpunt ligt op het terrein van de kwaliteitszorg. Na de harmonisatie is er nu tijd voor de inhoud. Uit de gesprekken blijkt bij de pedagogisch medewerkers een duidelijke motivatie zich inhoudelijk verder te verdiepen. De scholing en uitwisseling wordt planmatig aangepakt. Daarna zijn er kansen voor het evalueren van de feitelijke kwaliteit door coaching en door observaties in de groep. Ook de borging van deze investering in de kwaliteit, is dan beter mogelijk.

Het vijfde ontwikkelpunt, de doorgaande lijn, ligt niet alleen op het bordje van de peuteropvang maar ook op dat van de basisschool. De Regenboog geeft aan dat hierin veel verloren is gegaan en dat de fusie haar tol heeft geëist, omdat het centrum voorheen zelfs een goed voorbeeld was voor anderen. Die tijd komt, als het aan de gesprekspartners ligt, weer terug. Het feit dat bij de

(9)

gesprekken veel vergelijkbare opvattingen leven over de kansen die er liggen, maakt dat de inspectie spreekt van goede condities voor de doorgaande lijn binnen het educatief basiscentrum Hoevenbraak.

Toelichting Condities

De peuteropvang is in 2016 geïnspecteerd door de GGD Hart van Brabant.

Hierbij is geconstateerd dat aan alle voorwaarden betreffende de voorschoolse educatie is voldaan, met uitzondering van de toereikende scholing voorschoolse educatie voor alle beroepskrachten (A5.4). Deze scholing is echter wel volop in gang. De onderwijsinspectie neemt deze GGD-oordelen over.

Ouders

Ouderbetrokkenheid is één van de belangrijke pijlers van de voor- en

vroegschoolse educatie. Uit het gesprek met de ouders blijkt dat zij tevreden zijn over de peuteropvang. Zij waarderen de korte lijnen, de terugkoppeling bij het halen en brengen en het feit dat zij goed en altijd terecht kunnen bij de pedagogisch medewerkers. In de ouderbrief is informatie te vinden over de thema’s en zijn ook de bijbehorende woorden opgenomen.

Wel gelden twee verbeterpunten. Het eerste punt betreft het gerichte

ouderbeleid (B1). Ondanks de intake dient men zeker bij de doelgroepkinderen een extra accent te leggen op een gerichte analyse van de

(gezins)achtergronden en andere belangrijke kenmerken van de ouders. Dit gebeurt nu nog te impliciet. De adjunct-directeur van de basisschool ziet mogelijkheden om samen met De Zonnestraal een meer diepgaande analyse uit te voeren, die ook het begin kan zijn van beter anticiperen op de achterstanden en van concrete hierop gerichte beleidskeuzes. De inspectie heeft aangegeven de gemeente Schijndel te betrekken bij het voorwerk voor deze analyse.

Het tweede verbeterpunt geldt voor de frequentie waarmee ouders geïnformeerd worden over de ontwikkeling van de kinderen (B6). Alleen voor de overgang van de peuter naar groep 1 is er een formeel bespreekmoment gepland. Ondanks de dagelijkse informatie-uitwisseling bij de breng- en haalmomenten is dit te weinig. Een bespreekmoment kort na de wenperiode én rond het moment dat de peuter 3 jaar wordt, doet beter recht aan de begeleiding van de peuter

gedurende de voorschoolse periode. Bovendien kan de dan verstrekte gerichte informatie over de ontwikkeling van hun kind, ouders stimuleren hier in hun handelen thuis op aan te sluiten.

Kwaliteit van de uitvoering van vve

De peuteropvang hanteert een integraal vve-programma en vult dit aan met eigen thema’s en themavrije weken. De kleutergroepen van de school hanteren

(10)

eigen leerlijnen, die onder andere zijn getoetst aan de SLO-doelen. De scholing van de medewerkers voor wie het vve- programma nieuw is, is in gang gezet.

De week- en dagplanning is als onderdeel van deze scholing volop in

ontwikkeling en extra tijd om hierover uit te wisselen zal de diepgang verder verbeteren. Een aandachtspunt is om voor de doelgroepkinderen ook een dagplanning op te nemen. Door vanuit (deel)doelen aan te geven wat voor deze kinderen de komende week een extra accent krijgt, neemt de planmatigheid toe.

De peuteropvang begrijpt het belang van een gedegen aanbod voor de

taalontwikkeling en is door de vorige manager, die ook bij het bezoek aanwezig was, geattendeerd op extra accenten. Daardoor beoordeelt de inspectie dit onderdeel als volop in ontwikkeling en voldoende.

Dit geldt nog niet voor een ander onderdeel van het aangeboden programma.

Het opklimmen in moeilijkheidsgraad en de mogelijkheden om te differentiëren, kunnen nog beter(C1.4). De pedagogisch medewerkers weten wel voor welke peuters (extra) zorg geldt en welke peuters meer aankunnen dan het reguliere aanbod. Naarmate men het programma beter in de vingers krijgt, kan men ook meer van de inhoud in de planning opnemen en wordt het aanbod beter op maat dan nu het geval is.

De inspectie heeft verder aangegeven dat de SLO-doelen ook voor De Zonnestraal een belangrijke richtinggever kunnen zijn om na te gaan wat de peuters zouden moeten kennen en kunnen voor een goede start in groep 1.

Binnen de basisschool is expertise voorhanden om dit verder vorm te geven en om zo samen de nu nog ontbrekende doorgaande leerlijnen op te zetten.

Het pedagogisch klimaat is bij alle beoordeelde indicatoren ten minste van een voldoende niveau. Het respectvol omgaan (C2.1) is een goed voorbeeld voor anderen. De pedagogisch medewerkers zijn open in gedrag en taalgebruik en bieden de kinderen positieve ondersteuning. Verder stimuleren zij hun sociale competenties en waarderen zij hun autonomie. De inspectie beoordeelt ook de inrichting van het lokaal als voldoende aantrekkelijk. Besproken is alert te blijven op een uitdagende inrichting, waardoor de speel-leeromgeving nog meer uitnodigt tot exploratie. Zo kan de aanwezigheid van echte materialen zoals potten en pannen, oude dozen met kosteloos materiaal om mee te manipuleren etc. een impuls geven aan het spelgedrag van de kinderen. Ook materialen als zand en water, echte klei, natuurlijke materialen als schelpen etc., zorgen voor senso-motorische stimulering en het opdoen van veel nieuwe ervaringen. Ze nodigen tevens uit tot (talige) interactie tussen kinderen. Afbeeldingen op de wanden uit het huidige thema zijn niet voorhanden, maar het bezoekmoment viel samen met de dagstart van het nieuwe thema. Toch kunnen extra

voorbeelden van taligheid en gecijferdheid nog een meer prominente plek in het lokaal krijgen dan nu het geval is.

(11)

Bij het educatief handelen is bij enkele indicatoren nog een ontwikkeling mogelijk. De pedagogisch medewerkers stemmen hun handelen onderling af en zij zijn uit op interactie met de kinderen. Situaties waarin er interactie is tussen de kinderen onderling, zijn echter schaars. De wijze waarop de pedagogisch medewerkers ingaan op wat kinderen zeggen en op de initiatieven die zij nemen, is wel een goed voorbeeld voor anderen (C3.6). De pedagogisch medewerkers geven aan bij de observatie door de inspectie in hun groep wel wat negatief te zijn beïnvloed in hun handelen. Met hen is daarom gesproken over hoe zij dagelijks werken om gerichte taalactiviteiten te creëren. Zij

herkennen het belang om bij de onderlinge interactie tussen hen en de kinderen veel te verwoorden. Door steevast veel te benoemen, slijpen woorden en begrippen beter in. Bovendien kunnen deze woorden en begrippen beter worden verpakt in een verhaaltje of een vertelling, waardoor ze een diepere betekenis krijgen. Verder is besproken om voor sommige peuters bij te houden welke woorden uit de thema’s actief en passief worden beheerst, om zo nog beter in te kunnen spelen op de ontwikkeling van hun woordenschat. Dit maakt het

educatief handelen als geheel planmatiger, meer beredeneerd en uitdagender.

Twee verbeterpunten zijn hierbij van belang. Het eerste punt betreft het bevorderen van de ontwikkeling van het aanpakgedrag (3.5). Het is de moeite waard om na te gaan wat kinderen al weten, wat hen opvalt en hoe zij te werk zouden willen gaan, om daar vervolgens met de eigen programmalijn bij aan te sluiten. Het toepassen van deze ‘hoe’ vraag door te problematiseren, zet de kinderen aan tot nadenken en tot gericht formuleren. De pedagogisch medewerkers van De Zonnestraal laten hierbij nu nog kansen onbenut.

Een tweede verbeterpunt betreft het afstemmen op verschillen in ontwikkeling tussen de kinderen en sluit aan bij de hiervoor genoemde planning (C3.7).

Omdat er binnen de peutergroep een behoorlijke spreiding te herkennen is, is afstemming op de doelgroepkinderen ingewikkeld maar wel noodzakelijk. In de bevraging en vooral in het doorvragen door de pedagogisch medewerkers, is van het inspelen op deze individuele verschillen te weinig te merken. Dit hangt samen met het volgende aspect.

Ontwikkeling, begeleiding en zorg

De pedagogisch medewerkers van peuteropvang De Zonnestraal werken al geruime tijd met een observatie-instrument dat op gemeentelijk niveau is vastgesteld. Men overweegt het invoeren van een nieuw instrument, omdat de feitelijk toegevoegde waarde van het huidige instrument beperkt blijkt.

Daarnaast hanteren zij voor de doelgroepkinderen de systemantiek van hun vve-methode.

(12)

Het vervolg op deze observaties is nog een verbeterpunt. Als blijkt dat op basis van deze gegevens de ontwikkeling bij de peuter stagneert, is niet duidelijk welke aanvullende analyses zicht geven op de problematiek van een kind. De medewerkers vertalen de dagelijkse observaties nog onvoldoende naar plannen en doelen voor de individuele peuter die in aanmerking komt voor extra zorg.

Meer informeel geven zij wel hulp, maar een systematische aanpak ontbreekt.

Het is te begrijpen dat de pedagogisch medewerkers vooral uit zijn op handelen, maar zeker als de ontwikkeling al langer stagneert, is gerichte diagnostiek noodzakelijk om te achterhalen wat onderliggende oorzaken zijn.

Ook hier is te overwegen om aan te sluiten bij de systematiek van zorgniveaus zoals op de basisschool wordt gebruikt. Zo kan beter onderscheid worden gemaakt tussen kinderen die zich wel of die zich niet ontwikkelen zoals mag worden verwacht. Door bij die laatste groep duidelijker dan nu de oorzaken te duiden én een plannend aanbod op te nemen, kan de zorg voor hen worden verbeterd. Dit zal ook zorgen voor een betere evaluatie, die weer de opmaat is voor de volgende periode (D1.2, D1.3).

De inspectie beoordeelt de externe zorg als voldoende. De aanpak voorziet in een route als de peuter aangewezen is op zorg die niet door de pedagogisch medewerkers kan worden geleverd. Uit de documenten blijkt dat deze peuters periodiek besproken worden met een medewerker van de GGD. Bovendien neemt de peuteropvang deel aan een zorgteam met medewerkers van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Ook dit overleg zorgt voor het stroomlijnen van de extra hulp, als deze dat wat intern kan worden geboden, overstijgt en doorgeleiding noodzakelijk is.

Kwaliteitszorg

De interne kwaliteitszorg vraagt bij peuteropvang De Zonnestraal nog om een impuls. De harmonisatie heeft er toe geleid dat er heel veel tijd is gaan zitten in de organisatorische, maar minder in de inhoudelijke aspecten van de fusies. De gerichte aansturing van de vorige manager zorgde er na de fusie wel voor dat er vve-coördinatie plaatsvond, waar de huidige nieuwe manager op kan

voortbouwen. Ook wordt er nu planmatig gewerkt aan de kwaliteitsverbetering.

De vve-scholing, het plan van aanpak voor de harmonisatie en de geplande analyse door externen van de doorgaande lijn binnen alle locaties, getuigen hiervan.

De inspectie beoordeelt de overige indicatoren van dit aspect echter nog als een verbeterpunt.

Gerichte coaching en groepsobservaties, al dan niet met het gebruik van de video, biedt kansen de door de scholing aangereikte kennis te verdiepen. Er is bereidheid om er gezamenlijk de schouders onder te zetten en het inhoudelijk

(13)

ontwikkelen is ingezet. Het evalueren van de kwaliteit en de resultaten van vve, komt evenals de borging daarna (E2, E3, E5).

Doorgaande lijn

De warme overdracht en het doorstroombeleid naar basisschool De Regenboog is voldoende (F2, F3). Ook hebben de adjunct-directeur en de manager overleg, waardoor er ook weer sprake is van vve-coördinatie tussen de voor- en

vroegschool (F1).

Bij de overige indicatoren speelt iets soortgelijks als bij de kwaliteitszorg. De Plu kreeg te maken met een ‘pittig intern proces’ waarbij zaken een rol speelden als eisen van de GGD, een terugloop van aanmeldingen in de kinderopvang en personeel dat niet altijd een voorstander was van het voorgenomen samengaan van peuterspeelzalen en kinderopvang. Een onbedoelde neveneffect van de fusie en de harmonisatie was dan ook dat de eerdere verworvenheden van de

samenwerking tussen (toen nog) peuterspeelzaal Paultje en De Regenboog op de achtergrond raakten. Bij de gesprekken blijkt nu echter een duidelijke intentie tot samenwerking.

Voor vier onderdelen van de doorgaande lijn geldt dat deze nog een

verbeterpunt zijn. Hiervoor is de afstemming van het aanbod al genoemd (F4).

Ook biedt het recent afgeronde pedagogisch beleidsplan van kinderopvang De Plu veel aanknopingspunten voor het noodzakelijke overleg met De Regenboog over de afstemming van het pedagogisch klimaat en het educatief handelen (F5). Verder blijkt er vanuit het schoolplan bij De Regenboog ook behoefte aan een analyse en beleid over hoe om te gaan met de variëteit aan ouders, waar De Zonnestraal goed bij aan kan sluiten (F6). De interne begeleider blijkt voorheen te zijn betrokken bij de peuterspeelzaal en er is wederzijdse bereidheid dit weer op te pakken. Nu ontbreekt nog de meer formele

doorgaande lijn in de interne begeleiding en de zorg (F7). In dit verband zijn, zoals hiervoor gezegd, de zorgniveaus van belang om te duiden voor welke kinderen welke vorm van extra zorg en begeleiding nodig is. Zeker als de peuters naar de kleutergroepen gaan en zorg noodzakelijk blijft, is deze indeling relevant.

Bijeen blijkt uit de gesprekken grote bereidheid tot het creëren van een stevige doorgaande lijn. De condities zijn gunstig, de opvattingen goed in lijn en de onderlinge relaties positief en professioneel. Er is sprake van ‘losse eindjes’, die weer aan elkaar geknoopt kunnen worden. Kortom, goede richtinggevers voor het weer op orde krijgen ervan.

Opbrengsten

De inspectie kan niet beoordelen of de resultaten van vve gemeten worden conform de afspraken. In de gemeentelijke bevraging geeft de gemeente

(14)

Schijndel aan (nog) geen afspraken te hebben gemaakt over de te bereiken resultaten van de voorschoolse educatie (G1, G2).

(15)

De Inspectie van het Onderwijs constateert dat de kwaliteit van de voorschoolse educatie op peuteropvang De Zonnestraal grotendeels op orde is. Uit het onderzoek is gebleken dat de vve-locatie bij een aantal aspecten nog wel tekortkomingen kent.

CONCLUSIE

3

(16)
(17)

Dit rapport beschrijft de oordelen van de inspectie over de kwaliteit van de educatie op peuteropvang De Zonnestraal Daarnaast heeft de

inspectie peuteropvang De Zonnestraal gevraagd te reflecteren op de uitkomsten van het onderzoek en zo mogelijk aan te geven welke kwaliteitsontwikkelingen hieraan verbonden worden.

Hieronder geeft de houder haar reactie:

We onderschrijven de bevindingen uit het rapport en nemen deze mee bij de verdere ontwikkeling van de voorschoolse educatie in onze organisatie.

Hieronder geven we per onderdeel aan op welke wijze we dit willen oppakken.

Een aantal van de verbeterpunten kunnen we relatief eenvoudig in de praktijk brengen. Een aantal vraagt meer tijd. In het MT zullen we afspraken maken hoe we de verbeterpunten in de organisatie zorgvuldig en duurzaam kunnen

doorvoeren.

Duidelijk is in ieder geval dat voor ons kernpunt is dat we doelbewust,

intentioneel willen werken, dat taal altijd een doel is, dat we ouders mee moeten nemen in wat we doen en dat we dit alles ook planmatig goed moeten doen.

Ouderbeleid:

• We gaan in overleg met GGD/consultatiebureau en de gemeente om inzicht te krijgen in en een analyse te maken van (gezins)achtergronden bij doelgroepkinderen. Wij hebben daartoe onvoldoende informatie van ouders.

• We gaan bestuderen op welke wijze we belangrijke bespreekmomenten met ouders (einde wenperiode, 3 jaar, einde/voor naar school gaan) invulling kunnen geven binnen de huidige bedrijfsvoering.

De kwaliteit van de educatie

• Op dit moment worden alle pedagogisch medewerkers VVE opgeleid. De module ‘doelen stellen en observeren (cyclisch werken)’ komt hierin nog aan bod. De input uit deze module zullen we gebruiken om het doel- en planmatig handelen op de groep ten behoeve van VVE doelgroep kinderen verder te verbeteren. Ook het planmatig werken gericht op differentiatie nemen we hierin mee.

De ontwikkeling, zorg en begeleiding

• Wij zijn van mening dat we een goede basis hebben om de ontwikkeling, zorg en begeleiding meer planmatige inhoud te geven. Hiervoor biedt het

REACTIE VAN DE HOUDER

4

(18)

vaste overleg van een pedagogisch medewerker met

jeugdverpleegkundigen van de GGD een goed uitgangspunt. De

introductie van het nieuwe volgsysteem (KIJK!) in onze organisatie draagt bij aan een beter inzicht in de ontwikkeling van de peuters. Op basis van de gesprekken en het volgsysteem zullen we onderzoeken hoe we dit onderdeel planmatig in onze organisatie kunnen verbeteren.

De kwaliteitszorg

• Een eerste verbeterpunt is het uitvoeren van een evaluatie na uitvoering van elk thema. Dit gebeurt nu niet. Eind januari start het eerste thema van dit kalenderjaar. Bij de eerste evaluatie, reflectie hebben we waarschijnlijk nog onvoldoende overzicht over de punten die belangrijk zijn om in de evaluatie mee te nemen. We willen op termijn een praktisch formulier hebben waarmee medewerkers zelf kunnen terugkijken op de positieve punten en alert zijn op verbeterpunten.

• De borging van de evaluatie en reflectie vindt plaats door het formulier evaluatie een vaste plek te geven in de voorbereidingsdocumenten voor elk thema, door coaching van de managers en door de reflectie mee te nemen als vast bespreekpunt tijdens het locatieoverleg.

De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool

• In de komende periode vindt voor al onze locaties een analyse plaats van de wijze waarop de doorgaande lijn is vormgegeven. Dit initiatief is in overleg met de basisscholen tot stand gekomen. De uitkomsten van de analyse zijn uitgangspunt om per locatie afspraken te maken over de doorgaande lijn.

• Er is sprake van een warme overdracht tussen de peuteropvang en school.

Wellicht kan bovengenoemde informatie en de informatie uit het nieuwe volgsysteem de overdracht nog verder verbeteren.

(19)

In de onderstaande tabellen vermeldt de inspectie welke indicatoren in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke bevindingen het onderzoek heeft geleid.

De bevindingen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is.

Legenda:

1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig. Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden.

2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk. Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.

3. Voldoende.

4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen. Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren.

BIJLAGE 1 OORDELEN

Condities 1 2 3 4

Voldoende vve-tijd

Kwaliteit pedagogisch medewerkers

• A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar

A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool) A3 Beroepskracht - kind ratio ("dubbele bezetting")

A4.1 De peuters volgen gedurende voldoende tijd (per week) een vve-programma op de voorschool

A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding)

A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend vve-geschoold A5.5 Er is een jaarlijks vve-opleidingsplan

Ouders 1 2 3 4

• B1 Gericht vve-ouderbeleid

B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd

B3 Intake

B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen

B5 Participatie in vve-activiteiten in de voorschool/vroegschool B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind

(20)

Kwaliteit van de uitvoering van vve 1 2 3 4 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma

Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat

Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen

• C1.1 Een integraal vve-programma

C1.2 Werken met een doelgerichte planning

C1.3 Het activiteitenaanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend en geconcretiseerd

C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd

C2.1 Het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers/

leerkrachten is respectvol

C2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten structureren en hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen

C2.3 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke competenties van de kinderen

C2.4 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten bevorderen de zelfstandigheid van de kinderen en tonen respect voor de autonomie van het kind

C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-uitlokkend

C3.1 Het educatief handelen van beide pedagogisch medewerkers/

leerkrachten is goed op elkaar afgestemd

C3.2 Er worden structureel effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd

C3.3 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen

C3.4 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en werken

C3.5 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen C3.6 Het gedrag van de pedagogisch medewerkers/leerkrachten

met de kinderen is responsief

C3.7 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen

Ontwikkeling, begeleiding en zorg 1 2 3 4

Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep

(21)

Ontwikkeling, begeleiding en zorg 1 2 3 4

Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen

• D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen

D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind

D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg

D2.1 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg

D2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren D2.3 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten blijven de

ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden

Kwaliteitszorg binnen de voor- en de vroegschool 1 2 3 4

• E1 Er is vve-coördinatie op de voor- resp. vroegschool

E2 De voor- resp. vroegschool evalueert de kwaliteit van vve regelmatig

E3 De voor- resp. vroegschool evalueren de resultaten van vve E4 De voor- resp. vroegschool werkt planmatig aan vve-

verbetermaatregelen

E5 De voor- resp. vroegschool borgt de kwaliteit van haar vve- educatie

Doorgaande lijn 1 2 3 4

• F1 Er is vve-coördinatie tussen de voor- en vroegschool

F2 Er is concreet beleid om zoveel mogelijk kinderen te laten doorstromen naar een vroegschool

F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar

afgestemd

F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd

F6 De manier om met de ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar afgestemd

F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

konsentrasie op die met J fisiese kom die mistikus in 'n toestand van vervoering, b tte wel, sielsverrukking.. die aanwesigheid van God in en agter Sy

Er zijn echter geen concrete afspraken over de doorstroming en de doorgaande lijn met betrekking tot het programma, het pedagogisch klimaat, het educatief handelen en de zorg

Ook heeft de gemeente in 2013 (naar aanleiding van de bestandsopname) aanvullend beleid geformuleerd over de toeleiding, het ouderbeleid, de interne kwaliteitszorg, de doorgaande

voldoende zijn, constateert de inspectie dat de doorgaande lijn tussen voor- en vroegschool op het gebied van het pedagogisch klimaat, educatief handelen, het ouderbeleid en de

Wiskundig betekent dit dat het probleem van de propagatie van interne gol- ven zich niet simpel laat scheiden in een vergelijking voor de horizontale en verticale

werken, zoveel mogelijk objectief zijn (zoeken naar feiten en niet naar meningen), moet de eisen die aan de audit gesteld worden kennen en die eisen uit kun- nen leggen aan

Of is het juist goed dat CAE’s niet te mobiel zijn en zo juist kunnen blijven zorgdragen voor historie en continuïteit en nieuwe bestuurders kunnen uitdagen vanuit een

Welke voorwaarden voor de implementatie van e-learning zijn binnen Achmea Zorg aanwezig en welke moeten op welke wijze worden gecreëerd om e-learning in de opleiding voor de