• No results found

dupe. Een machine die niet gestopt kan worden. Een machine die mij wel kan missen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "dupe. Een machine die niet gestopt kan worden. Een machine die mij wel kan missen."

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De eenzame jongen die er ‘wel goed’

uitziet zit weer alleen in een klaslokaal. Hij verteld zichzelf dat hij er goed uitziet, wanneer hij ’s ochtends te lang in de spiegel kijkt omdat hij verder niks beters te doen heeft. Hij wil dood, denkt hij soms.

Mensen die zelfmoord plegen zijn zwak, hoort hij soms van mensen in zijn omgeving of op tv. Niks is minder waar, want mensen die zelfmoord plegen zijn sterk. Ik bedoel, hoe moedig moet je zijn om jezelf te vermoorden.

Er zijn toch al te veel mensen op deze aarde, waar wij met zijn allen op rond lopen, rijden, rennen, kruipen, zwemmen, fietsen of vliegen, zonder enig idee te hebben wat onze bestemming eigenlijk is.

Soms fiets ik door de stad en dan besef ik opeens dat ik in een machine leef, een machine die steeds complexer wordt, maar niet beter gaat werken. Bij elke verbetering of reparatie zijn andere onderdelen de

(2)

dupe. Een machine die niet gestopt kan worden. Een machine die mij wel kan missen.

Toch is het niet zo dat ik totaal tegen de mensheid ben, de mensheid gaat tenslotte ook de mensheid uitroeien. Dat vind ik een hilarisch vooruitzicht,

over 600 jaar zit een klein wezen ergens iets te lezen(als het schrift dan nog bestaat) over de mensheid en haar egocentrisme dat haar haar leven heeft gekost. Dat wordt een primeur, denk ik, een species dat zichzelf heeft uitgeroeid. Wat een triestigheid.

Wat een pessimist, zult u nu denken. Ik vind realist een leukere benaming, omdat je eigenlijk geen realist kunt zijn, want er zijn ontelbaar veel realiteiten. Je kunt niet eens een ‘realistische’ kijk op je eigen leven hebben, je eigen realiteit verandert continu.

Kijk eens om je heen, observeer en schrijf de dingen die je ziet op. Je zult zien dat

(3)

iedereen hetzelfde is en dat de mens niet bijzonder is. Dat wij kunnen lezen, maakt niet veel indruk op een aap. Dat een aap handen heeft zo als een mens die heeft, geeft de mens een hoogwaardig gevoel.

“Kijk die aap eens, die lijkt echt net op een mens.”

De eenzame jongen doet zijn tas open en pakt zijn lunch, die hij vanochtend heeft staan maken in zijn doodstille keuken. Hij eet de lunch zo stil mogelijk op, want hij wil niet dat iemand ontdekt dat hij als één of andere engerd zijn lunch helemaal alleen in een klaslokaal zit op te eten.

De rest van de school zit beneden in de kantine gezellig te kletsen met elkaar over domme, nietszeggende onderwerpen waar niemand iets aan heeft, denkt de jongen.

Ik ben te ‘slim’ om daarbij te gaan zitten, verteld hij zichzelf. De bel gaat.

(4)

Als iedereen zijn plaats heeft genomen, kijkt de jongen eens goed naar al zijn medeleerlingen, zonder dat zij het merken.

Wat een stel onnozele, onwetende, verwende kutkinderen, denkt hij als één van hen het meest belachelijke antwoord ooit op de simpelste vraag ooit gesteld geeft.

Hoe kun je census nou met censuur verwarren? Wat een domme verwende trut! Dat kind heeft nog nooit een boek gelezen, wilde hij keihard door het lokaal schreeuwen. Dat leek hem toch niet zo’n goed idee, dus ging hij verder met zijn opdrachten. Na veertien minuten was hij klaar en deed hij zijn geschiedenisboeken dicht en pakte uit zijn tas de roman die hij las. Vijftien bladzijden verder vroeg de leraar of iedereen klaar was. Bijna iedereen was nog maar op de helft. Hij las verder in zijn roman. Wat een leuk boek dacht de jongen. Misschien word ik later ook wel schrijver, het enige nadeel is dat je dan je boek moet verkopen aan van die domme,

(5)

arrogante, hebberige, commerciële uitgevers. Toch bleef de jongen erover nadenken om zelf schrijver te worden. Wat een droom, verhalen bedenken, die verhalen sierlijk opschrijven en daar geld mee verdienen. Zo makkelijk wil ik het mezelf natuurlijk niet maken, dacht de jongen.

Ik word niet zo’n simpele schrijver als Kluun die alleen maar zielig wordt gevonden en daarom veel boeken verkoopt. Nee, dacht de jongen, als ik een verhaal schrijf mag niemand weten dat het gebaseerd is op mijn eigen leven.

Weer twintig bladzijden verder was iedereen eindelijk klaar met hun opdrachten. Eindelijk, dacht de jongen, weer wat leven in de brouwerij. Totdat de docent een DVD uit zijn tas haalde en die in het grote scherm deed. Wat een flut- onderwijs, wilde hij roepen, maar er zaten maar zeven andere leerlingen in de klas,

(6)

dus hij zou meteen betrapt worden. In plaats daarvan keek de jongen naar het gezicht van de docent en de jongen bleef kijken tot ze eindelijk oogcontact hadden.

Toen ze eenmaal oogcontact hadden gaf de jongen de docent de meest afkeurende blik aller-tijden en ging hij verder met lezen.

De jongen hoopte dat de docent boos zou worden en hem eruit zou sturen, zodat hij ergens anders in deze saaie school kon lezen. Hij wilde niet gestoord worden door die schijt-film. Maar helaas was de leraar te dom of te slechtziend om de afkeurende blik te kunnen opmerken en ging hij gewoon verder met zijn domme kruiswoordpuzzel.

Kruiswoordpuzzels zijn stom. Eén van die dingen die mens bedacht heeft om haar ego te strelen. Een puzzel die door een ander mens gemaakt is, hoe moeilijk kan het zijn? Ga je bezighouden met

wetenschappelijke vraagstukken, als je die kunt oplossen mag je trots op jezelf zijn.

(7)

Wat een leeghoofd, dacht de jongen. Naast de jongen zat een loser die op zijn

tweeëntwintigste pas zijn havo diploma ging halen. Die sukkel vond de film nog fascinerend ook! Bij elke uitspraak die werd gedaan maakte hij gek een geluid dat moest suggereren dat hij geboeid was. Bij elk geluid dat die gek maakte zakte de jongen verder in zijn stoel. Ik wil weg, ik moet weg, ik moet hier nu weg, dacht hij.

De bladeren draaiden als een soort tornado in een rondje. Ze vlogen zelfs omhoog! Wat is de herfst toch prachtig, dacht de jongen.

Hij maakte een kleine omweg door het park om nog even van de mooie natuur te genieten, tot hij een mooi plekje had

(8)

gevonden. Een klein bankje op een bultje dat bedekt werd door reusachtige bomen.

Hij ging zitten en staarde voor zich uit.

Aan de overkant van de vijver waar de bult aan grensde, zat iemand. Het was een man, of jongen, hooguit tweeëntwintig dacht hij. Zijn fantasie sloeg op hol. Is dit mijn romantische-film moment waar ik al zolang op wacht, dacht hij. Hij raakte opgewonden van de gedachten die hij kreeg en begon onrustig te ademen. Om kalm te lijken pakte hij een boek en hield het half voor zijn gezicht, zodat hij de jongen aan de overkant nog kon

observeren. Helemaal mijn type, dacht hij.

Zo’n jongen die ongetwijfeld rijke ouders heeft, maar in tegenstelling tot zijn andere rijke vrienden, zich niet bezighoudt met geld. Hij is waarschijnlijk ook nog creatief of muzikaal. Ik ben verliefd, zei de jongen tegen zichzelf.

(9)

De jongen aan de overkant keek me aan en ik heb me nog nooit zo kwetsbaar en veilig gevoeld. Hij zag dat ik verlegen wegkeek en hij glimlachte. Voor het eerst in een lange tijd heb ik behoefte aan menselijk contact. Waarom is hij niet verlegen? Of is hij dat heel lang geweest en nu, eindelijk, niet meer? Dit doe ik dus altijd, als er iets leuks of positiefs gebeurd ga ik het betwijfelen en analyseren. Ik kijk naar de tijd en zie dat ik over tien minuten weer op school moet zijn. De jongen stond op en ik dacht dat mijn enige kans op liefde weg zou lopen, maar hij liep richting het bruggetje en naderde mijn bankje. Mijn hart ging sneller kloppen, ik begon te trillen, mijn wangen werden rood en ik voelde een rilling over mijn rug. Hij ging naast me zitten, begroette me en vroeg hoe het me ging. Goed, ik heb nu pauze van school, zei ik. Pauze van school? Is dat wel correct Nederlands, vroeg ik me meteen af.

En jij, wat doe jij hier? Ik kom hier soms

(10)

voor wat afleiding. Afleiding? Wat kan dat nou betekenen? Ik deed mijn boek dicht en legde het naast mij neer (ik wilde niet pretentieus overkomen). Waarom heb je dan afleiding nodig, vroeg ik. Dat is een goede vraag, zei hij. De wind blies zijn bruine krullen in de lucht en ik kon zijn groene ogen nu pas goed zien. Ik bleef maar naar ze kijken, tot hij antwoord gaf.

Hij zei dat hij geen afleiding nodig had, maar dat hij afleiding zocht. Ik glimlachte spottend en hij had meteen door wat ik bedoelde.

Waarom zit jij hier dan zo alleen je pauze te houden, vroeg hij. Ik aarzelde, zoals ik dat normaal wel deed, niet en ik gaf meteen antwoord.

Boomtoppen zijn het enige deel van bomen waar ik naar kijk. Terwijl ik uit het raam naar de kale takken zit te staren, worden er aan de overkant in het kantoorgebouw belangrijke besluiten genomen. De kinderen rennen lachend en gillend over

(11)

het grasveld. De juffen en meesters glimlachen naar elkaar, maar eigenlijk zijn ze niet tevreden met hun leven. Eigenlijk wilden ze een betere positie in de

maatschappij, het werken daarvoor zagen ze echter minder zitten. Luie mensen die extreem veel invloed hebben op de levens van kinderen.

Ik ben, sinds ik mij kan herinneren, heel erg makkelijk af te leiden. Ik antwoorde op een vage en mysterieuze manier, waarvan ikzelf bijna moest kokhalzen. Ik zei: ik zit hier zo alleen omdat ik van de natuur wil genieten en wil nadenken over het leven.

Wat ik zei was wel waar, maar toch, zoiets zeg je gewoon niet. Tot mijn grote

verbazing keek hij me niet verontwaardigd aan, maar glimlachte hij juist. Niet op zo’n neerbuigende en spottende manier, maar op een geïnteresseerde en lieve manier. Hij stelde me op mijn gemak. Het moet jaren geleden zijn geweest dat ik me op mijn gemak heb gevoeld bij een volstrekte vreemdeling. Zijn wijze, nuchtere en

(12)

vriendelijke uitstraling doen me aan een vakantie denken. Een vakantie waar je zo van geniet dat je na afloop verdrietig bent om naar huis te gaan. Terug naar je echte leven. Terug naar die eentonige en saaie dagen in die saaie stad waar je in woont.

Een vakantie waarop je je helemaal vrij hebt gevoeld. In mijn woonplaats voel ik me altijd bekeken. Alsof iedereen mij kent en staat te wachten tot ik iets gênants doe.

Mijn gedachten zijn zo zelfverzekerd, ik denk na over moeilijke dilemma’s en maatschappelijke problemen. Als ik echter in gesprek ben met iemand of in de klas zit, verdwijnen die intelligente-en extroverte gedachten en neemt mijn, zogenaamde primitieve, onzekerheid mijn lichaam en gedachtegang over. Mijn wangen worden rood, mijn vingers trillen, van het kalm proberen te lijken word ik zo gespannen dat mijn hoofd begint te trillen.

Het meest beschamende verschijnsel is de trilling die je kunt horen in mijn stem.

Omdat ik weet dat mensen het horen, vermijd ik bijna elke ‘onnodige’

(13)

conversatie en leef ik in mijn eigen kleine, stille wereld.

We keken elkaar een paar seconden aan zonder iets te zeggen. Toch kreeg ik het idee dat hij mij goed kende en ik hem ook.

Ik wil niet te wanhopig overkomen.

Vroeger deed ik zo mijn best om met iedereen vrienden te zijn. Door iedereen je vriend te maken eindig je zonder één echte vriend. De jaloezie die ik voelde voor de populaire kinderen was enorm. Ik ging spijbelen om de confrontatie, letterlijk zover mogelijk, te vermijden. Tientallen kilometers heb ik gefietst, alleen. Alleen ik, Rachmaninoff in mijn oren, de wind in mijn gezicht en het passerende leven. De angst om stil te staan in het leven heeft me altijd al lastig gevallen. Bij thuiskomst na een lange fietstocht waren al die vreugde, al die vrijheid, al die hoop, al die dromen, al dat zelfvertrouwen weer verdwenen.

Dit kon niet echt zijn, dacht de jongen. Een situatie als deze speelt zich alleen af in B-

(14)

films of in flutboeken. Hij keek even weg en de andere jongen legde zijn hand op zijn knie. De jongen voelde rillingen door zijn hele lichaam naar zijn hoofd trekken, die een bal van energie vormden en ervoor zorgden dat zijn hoofd weer zo’n spastische tik kreeg. Hij schaamde zich diep. Ik zit hier, dacht hij, in een park naast een vreemdeling die zijn hand op mijn knie heeft gelegd mijn hoofd heen en weer te schudden. Het dieptepunt is bereikt, vertelde hij zichzelf.

Een golf van hopeloosheid die hem had overspoeld werd meteen gevolgd door een soort natuurlijke spontaniteit-boost, die hem overviel. Hij stond op, keek de jongen aan en wachtte een paar seconden, ging vervolgens op zijn schoot zitten en begon hem te zoenen. De andere jongen protesteerde niet en deed meteen volop mee. Daar zaten ze dan; twee jongens die elkaar niet kenden, zoenend in een openbaar park. Best wel romantisch

(15)

eigenlijk. Het gevoel dat je betrapt kunt worden maakt alles alleen maar beter.

Er klonk een soort gebonk op de achtergrond. Het leek net of het ons naderde, want het gebonk werd steeds luider. Ik schrok wakker en hoorde onze huishoudster, aan de andere kant van de deur, vloeken in het Russisch. Ik deed een lichtje aan en keek op de klok. Het was al half twaalf! Voor de zoveelste keer heb ik me verslapen dit jaar. De lange

schooldagen beginnen hun nachtrust op te eisen. Om half twee naar bed gaan terwijl je de volgende dag van negen tot vijf naar school moet is ook niet heel logisch, natuurlijk. Ik riep dat ik me verslapen had en ze vroeg, op een nauwelijks

verstaanbare toon (ze is Russisch), of ik nog wilde ontbijten voordat ik naar school ging. Dat hoefde niet, zei ik. Ze liep weg.

Toen ik mijn tanden aan poetsen was bedacht ik me dat het best wel ongehoord is om als huishoudster zo hard op iemands slaapkamerdeur te kloppen. Misschien

(16)

heeft ze daar wel een kwartier staan kloppen. Of erger nog, ze is door mijn ouders gebeld. Nou ja, ouders, ouders lijkt me sterk. Hooguit heeft alleen mijn moeder gebeld. Mijn vader zit namelijk ergens in een hotel of in een vliegtuig op weg naar een hotel. Wat een eenzaam bestaan, denk ik elke keer als hij een foto of video stuurt via Whatsapp. Zijn foto’s wekken altijd een combinatie van jaloezie, medelijden en schuldgevoel bij mij op. Hij werkt vijf of zes dagen in de week, ziet elke week drie verschillende continenten, maar is wel altijd alleen. Hij werkt zodat ik en mijn broers alles kunnen krijgen wat we willen, omdat ik alles al heb weet ik niet wat er mist en heb ik niks om naar te verlangen.

Ik rende de trap af, schoot door de hal, trok de deur open en sprong op mijn fiets. En ja hoor, een lekke band. Ik belde Charles, onze chauffeur, om mij op te halen en naar school te brengen. Hij zat ergens te eten, maar zei dat hij er zo snel mogelijk aan zou komen. Ik voelde enorm schuldig. Eerst laat ik leraren op me wachten op school,

(17)

dan verstoor ik mijn moeders werk omdat ze naar huis moest bellen, vervolgens laat ik Nadia minutenlang op mijn deur kloppen zonder open te doen en nu laat ik iemand tien kilometer rijden om mij een ritje van twee kilometer te geven. Hier hoeft mijn vader, wat mij betreft, helemaal niets over te weten. Ik zag de poort opengaan en een auto de oprijlaan

betreden. Het was Charles. Eindelijk, dacht ik. Ik vond dit meteen een belachelijke gedachte. Hij zette de auto pal voor mij neer en deed het portier voor mij open alsof er niks aan de hand was. Ik stapte in, hield me even stil, maar begon uiteindelijk wel te vertellen wat er gebeurd was.

Charles luisterde naar mijn domme verhaal en begon veel harder te rijden. Ik ging gewoon door met praten. Met Charles kon ik over alles praten, ik vertelde van alles en hij zei ja, inderdaad, groot gelijk of het zal wel meevallen. Ik kon hem alles vertellen omdat hij niet de discussie aan kon gaan, want dat zou hem zijn baan kosten. Hoe arrogant hij mij ook vond, zag ik soms een

(18)

glimp van begrip, of sterker nog medelijden. We arriveerden bij mijn school. De poorten stonden open en Charles scheurde het terrein op. De kiezels op de oprijlaan vlogen alle kanten op. Ik zag wat leerlingen uit het raam kijken. Ze zullen wel weten dat ik het ben, dit is al de derde keer in twee weken dat ik me verslapen heb. Mijn school was gevestigd in een monumentale stadsvilla, dus de ingang was gewoon de voordeur en om naar binnen te komen moest je aanbellen.

Ik belde aan en zoals altijd moest ik zes keer aanbellen voordat iemand opendeed.

Ik zei Charles gedag en liep naar binnen.

Eenmaal binnen liep ik meteen naar de garderobe zonder me eerst te melden. Ik hing mijn jas helemaal aan de rechter kant van de kapstok, omdat die kant het dichtst bij de uitgang was.

Toen ik me melde bij de administratie kon ik meteen merken dat mijn moeder heel boos moet zijn geweest toen ze haar opbelden, want zij waren boos op mij. Zo

(19)

werkt het nou eenmaal, je wordt nergens boos om tenzij je zelf ergens last van hebt, dan pas wordt je boos. Ik gaf korte antwoorden, nam het briefje aan en liep naar mijn lokaal toe. Voorheen was het de voorkamer van de villa, maar nu is het helemaal wit geschilderd en is de parketvloer zwaar beschadigd.

Monumentenzorg eersteklas, dacht ik altijd als ik de ruimte binnenliep. Eenmaal in het lokaal keek

iedereen op om te zien of ik het was. Na de docent gegroet te hebben ging ik zonder iets te zeggen achterin naast een meisje zitten. Het meisje vond ik vanaf dag één al vreemd. Ze had een soort strenge blik waaraan je meteen kon zien dat haar ouders te veel van haar verwachten. Om te controleren of ze ook echt zo intelligent was als zij zich voordeed, heb ik een keer haar profielwerkstuk gelezen. Wat een tegenvaller, voor haar. Ik had het geluk dat ik bij een raam zat. Zoals gewoonlijk keek ik de hele les naar buiten. De bel ging en ik

(20)

liep, anders dan de rest, naar buiten om daar te lezen op het gras. De rest bleef binnen om te kletsen. Ik ging naar buiten om te zwijgen. Ik wilde even op mijn telefoon kijken om te zien hoe laat het was (aan horloges heb ik altijd al een hekel gehad). Tot mijn verbazing was mijn broekzak leeg. Na een minuut of twee in paniek gezocht te hebben, realiseerde ik me dat hij nog in de auto lag. Ik liep om de school heen om aan de voorkant van het gebouw te zien of Charles er nog stond.

Chauffeurs moeten soms de hele dag in een auto zitten wachten om weer iemand terug te brengen. Charles was weg. Ik mag Charles wel, bedacht ik me nog een keer. Ik vroeg me af wat hij, naast het rondrijden van mijn broers en ik, verder te doen had.

Wat het ook mag zijn, het idee van de verontwaardigde blikken van mensen die hem aan zien komen in die wanstaltige Bentley amuseert mij enorm. Terwijl ik terug wandel naar mijn plekje op het gazon hoor ik de bel binnen gaan. Ik begin te rennen, pak mijn spullen en ren de school

(21)

in. De tweede bel is nog niet gegaan, dus ik ben nog op tijd. Ik ren de trap, met grote passen, op en terwijl ik plaats neem op mijn stoel gaat de tweede bel. Precies op tijd, zeg ik tegen mezelf. De theorie die behandeld wordt ken ik allang dus ik doe niet mee en ga weer uit het raam staren. De andere leerlingen zullen het waarschijnlijk heel irritant vinden dat ik zonder iets te doen negens haal en dat zij, na dagen geleerd te hebben, zessen halen. Ik vind het best wel grappig. Toen de bel de grote pauze aankondigde, besloot ik om een keer, voor de verandering, mee te praten met de anderen in de kantine. Ik ging bij een groepje jongens zitten, waar later ook meisjes bij aan schoven en praatte mee over de meest oninteressante

onderwerpen, alsof het de normaalste zaak van de wereld voor mij was. We hebben van alles ‘gediscussieerd’. We begonnen eerst over auto’s, specifieker; over de auto’s die onze ouders en familieleden dan wel niet hadden. Kortom: opschepperij.

Vervolgens ging het over vakanties die we

(22)

hebben beleefd en nog gaan meemaken.

Veel jongens gingen elke zomer naar een van de vakantiehuizen van hun ouders, meestal aan de Côte d’ Azur. Een enkeling werd op zomerkamp gestuurd in

Zwitserland en de achttienplussers huurden vaak zelf ergens een grote villa aan het strand, waar zij hun vakantie doorbrachten met hun vrienden.

Griekenland wordt de laatste jaren blijkbaar steeds populairder. Ikzelf was soms ook aan het woord. Als ik dat was, vertelde ik steeds de waarheid, iets wat ik vroeger niet deed. Mijn zomers breng ik door in de Loire-vallei, zei ik. Ook zei ik, dat mijn ouders daar een huis hebben.

Eigenlijk is het een chateau, maar dat wilde ik pas vertellen als ze er zelf naar vroegen.

Ik ga niet een heel verhaal aan iemand vertellen die eigenlijk niet luistert. Zoals ik al voorspelde werd er wel doorgevraagd en ik vertelde heel nuchter dat mijn ouders een chateau in de Loire-vallei bezitten dat al meer dan driehonderdvijftigjaar in de

(23)

familie zit. Een paar meisjes leken

geïnteresseerd, maar die interesse was niet wederzijds. Als telg van een welvarende familie die meer dan elf generaties teruggaat kijk ik zo door de façade van de nouveaux-riches heen. Het klinkt erg ouderwets en elitair, dat vond ik vroeger zelf ook, maar ik begin nu te begrijpen waarom het beter is voor de wereld, wanneer de welvaart sterk verdeeld is.

Ondertussen was ik alweer uitgekeken op deze sociale poppenkast en realiseerde ik weer waarom ik dit soort overbodige gesprekken vermijd. Gelukkig ging de bel al snel en moesten we naar de volgende les. Ondanks dat er maar tweeëntwintig leerlingen op de school zaten, had toch iedereen een uniek rooster. Ik had drie uur achterelkaar beeldende kunst, samen met twee verwende trutten, één stupide jongen en een boerse meid. Helemaal mijn ding.

Het viel mij op de eerste schooldag al op dat grotendeels van de leerlingen en de docenten niet op de hoogte was van de

(24)

juiste etiquette, wat betreft het

kennismaken met vreemdelingen. We, alle leerlingen, moesten bijvoorbeeld als kennismaking een gezamenlijke sportdag doorstaan. Ik was vrij verontwaardigt toen de brief met de betreffende informatie op mijn bureau lag. Iedere ochtend kwam, bij mij thuis, een huishoudster alle

slaapkamers (waar iemand sliep) binnen om de gordijnen open te doen, de persoonlijke post op een tafel of bureau te leggen en een glas water in te schenken.

We moesten, een paar dagen voor de aanvang van het schooljaar, verzamelen voor een grote sporthal, waarin we allerlei dingen moesten doen; we moesten wanden beklimmen planken doorslaan en

trampolinespringen. Nogal kinderachtig als je het mij vraagt en naar mijn mening leer je elkaar op deze manier, door te sporten, niet super goed kennen. Een week na deze ordinaire introductiedag begon het schooljaar. De sportdag had, zoals ik al vermoedde, niet bijgedragen aan mijn proces van socialisatie. Ik distantieerde me

(25)

vrijwel meteen en ik ging tijdens elke pauze buiten, op het gras lezen. Toen het eind van de schooldag naderde werd ik verrast door welke auto mij stond op te wachten, voor de school. Het was mijn vader, hij kwam mij hoogstpersoonlijk ophalen, in zijn veel-te-aanwezige Aston Martin cabriolet. Hij had zelfs de moeite gedaan om uit de auto te stappen en me een hand te geven.

Omhelzingen, knuffels, zijn in mijn familie sinds ik me kan herinneren al taboe. We stapten in en reden het schoolterrein af.

Zoals ik verwachtte reed mijn vader asociaal hard de openbare weg op. Ik heb zijn gedrag nooit echt kunnen peilen; was het machogedrag of gaf hij gewoon echt geen ene moer om de regels? Hij begon me allerlei vragen te stellen over dingen die we normaal nooit bespraken. Ik antwoorde met ja, nee of niet dat ik weet. Ik kreeg de neiging om hem dood te schieten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met maandelijks een open gebedsavond, geregeld een con- templatief leerhuis (Wachters bij de Bron) en voor wie wil ook daar- buiten af en toe een ontmoeting, wil deze

Krijgen de leerlingen beter inhoudelijk begrip door het gebruik van ICT applicaties die in de studiewijzer zijn

Daarnaast fungeert het Opdrachtgeverscollectief als een raad van toezicht voor het Programma naar een Rijke Waddenzee en is verantwoordelijk voor de totstandkoming van het

In de genoemde programma’s heeft het PRW de werkzaamheden overgedragen aan andere partners. De aanjagende en faciliterende rol van het PRW is daarin niet meer noodzakelijk. In

En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot.24 En hij riep en zeide: Vader Abraham, heb medelijden

De in de natte en droge delen van de lange poelen aangetroffen wiersoorten en hun gemiddelde abundantie over de gehele monitoringsperiode.. Omdat het gemiddelde is genomen,

Anders dan van Curaçao zijn de namen van de eerste Joodse kolonisten van Sint Eustatius niet bekend.. De eerst bekende namen waren Daniel en Aron Cohen Henri- quez die in

De boom blijft in alles wat kleiner dan de soort, maar heeft vooral veel voordelen, zoals een goede uniforme kroonvorm, goede groei en gezondheid, is weinig gevoelig voor